Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie O...OS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993).
Daniëlle De Vooght Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. Academiejaar: 2000-2001 Vrije Universiteit Brussel
Promotor: Prof. Dr. De Metsenaere home
lijst scripties
inhoud
volgende
Voorwoord Algemene Inleiding 1. Probleemstelling 2. Vraagstelling 3. Context en structuur 4. Bronnen 5. Begripsstudie
DEEL 1 : DE CONTEXT Hoofdstuk 1 : De vrouwenbeweging In Vlaanderen 1. De eerste feministische golf en de 'interim-fase' Recht op onderwijs 2. De tweede feministische golf: een woelige periode. 3. Een derde feministische golf? Hoofdstuk 2: De Nationale Vrouwenraad van België 1. Ontstaan van de Vrouwenraad: Ligue BeIge du droit des femmes 2. Le Conseil National des femmes Belges 3. Het interbellum en de jaren na de Tweede Wereldoorlog 4. De jaren vijftig en zestig 5. De tweede feministische golf in België Hoofdstuk 3: Vrouwen en ontwikkelingssamenwerking 1 .Ontstaan en evolutie van een nieuwe idee binnen hetontwikkelingsbeleid 2. Waarom deze nieuwe benaderingen? Hoofdstuk 4: Een genderbeleid voeren 1. Gendergevoelige ontwikkelingssamenwerking 2. Een invloedrijk beleid? 3. Hoe kan een sociale beweging overleven? Hoofdstuk 5: De ontwikkelingssamenwerking In België 1. De idee achter ontwikkelingssamenwerking 2. Een kort theoretisch overzicht http://www.ethesis.net/cos2/cos_inhoud.htm (1 van 2)3/9/2006 11:40:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie O...OS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
3. Ontwikkelingssamenwerking in België Tussentijds besluit eerste deel DEEL 2: DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN DE NATIONALE VROUWENRAAD Hoofdstuk 6: Ontstaan van de COS en haar organisatiestructuur 1 .De interesse voor ontwikkelingskwesties binnen de Nationale Vrouwenraad 2. De COS van de Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling 3. De positie van de COS binnen de Nationale Vrouwenraad 4. Besluit Hoofdstuk 7: De werkingsmogelijkheden van de commissie 1. De financiële (schaduw)zijde van het verenigingswerk 2. De erkenning als niet-gouvernementele organisatie 3. Het personeel 4. De samenwerking met andere verenigingen 5. Besluit Hoofdstuk 8: De concrete werking van de COS 1. Sensibilisering van de Belgische bevolking 2. Steun aan projecten in de Derde Wereld 3. Invloed op het ontwikkelingsbeleid en België Uitoefenen van politieke druk Partijgebondenheid? Hoofdstuk 9: De werking van de COS geanalyseerd 1 .De COS: deel van een vrouwenorganisatie 2. 3. 4. 5.
De COS: eerder een derdewereldorganisatie Women in Development of Gender and Development? De COS als projectorganisatie De COS als beleidsbeïnvloedende factor in de Belgische ontwikkelingssamenwerking
6. De COS: overleven als sociale beweging 7. Is er sprake van evolutie? Algemeen Besluit Bibliografie
home
lijst scripties
inhoud
volgende
http://www.ethesis.net/cos2/cos_inhoud.htm (2 van 2)3/9/2006 11:40:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
Woord van dank... ......... aan mijn promotor prof. dr. Machteld De Metsenaere, voor haar hulp en steun en voor het vele leeswerk. ......... aan Els Flour. de archivaris van het Archief voor Vrouwengeschiedenis. Dankzij haar werd mijn tocht doorheen het archief een stuk makkelijker. ......... aan het personeel van het documentatiecentrum van Amazone en het personeel van het documentatiecentrum van 11.11.11.. omdat zij mij in hun werkomgeving opzoekingswerk lieten doen. ......... aan Chris Quirijnen en Marleen Sannen voor het interview. ......... aan Lily Boeykens. Sopbie Pereira, Yvon Bartelinck en het NVR-secretariaat, voor de korte, maar nuttige gesprekken......... aan mijn zus, voor het verbeterwerk ......... en aan iedereen die met mij heeft moeten samenleven gedurende dit laatste jaar, zij weten zelf wel waarvoor. home
lijst scripties
inhoud
http://www.ethesis.net/cos2/cos_voorwoord.htm3/9/2006 11:40:15 AM
vorige
volgende
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
Algemene inleiding 1. Probleemstelling De jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw waren jaren van dekolonisatie en, daarmee samenhangend, zelfbewustwording. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de Conferentie van Bandoeng die in 1955[1] werd gehouden. Hierin besloten enkele pas onafhankelijk geworden staten, zoals Egypte, om een eigen koers te varen, ‘niet-gebonden’ aan één van de twee grote machtsblokken uit het westen (kapitalisme of communisme). De zelfbewustwording kwam echter ook op een ander vlak tot uiting. De vrouwen in het westen wilden een verandering in de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen ijverden reeds enkele decennia voor gelijke rechten op gebied van bijvoorbeeld arbeid en onderwijs. Vanaf de jaren zestig wilde men echter een volledige mentaliteitsverandering. Mannen en vrouwen moesten gelijke rechten, en plichten, hebben. Ook de zogenaamde rollenpatronen werden vanaf dat moment in vraag gesteld. Dit kan de aanzet tot de tweede feministische golf genoemd worden, die pas goed losbrak met de opkomst van militante groepen als Dolle Mina. Deze feministische groep kwam volop in de media dankzij acties als ‘Baas in eigen buik’ en ‘Recht op roken’. De Dolle Mina’s waren echter geen lang leven beschoren. Pas bij het begin van het volgende decennium besefte men dat vrouwen ook niet ‘allemaal gelijk’ zijn. Zwarte vrouwen, lesbische vrouwen, … hekelden het ‘blanke-hetero-middenklasse-vrouw’feminisme en dit zorgde voor hevige discussies binnen feministische kringen. De jaren tachtig kunnen zelfs jaren van crisis genoemd worden voor de feministische beweging. De dekolonisatie zette de westerse ‘rijke’ landen ertoe aan hun industriële en technologische kennis te exporteren naar de zogenaamde ontwikkelingslanden. Reeds in 1949 lanceerde president Truman van de Verenigde Staten de idee van ‘hulp aan de achtergebleven gebieden’. Vanaf dat moment werden twee miljard http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (1 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
mensen getekend voor het leven. Zij werden ‘onderontwikkeld’ genoemd en zij werden als ‘achterblijvers’ behandeld door de ‘ontwikkelde’ gebieden. In deze periode ontstaat ook de idee van ontwikkelingssamenwerking, aanvankelijk ontwikkelingshulp genoemd. Het ‘rijke noorden’ moest ervoor zorgen dat het ‘arme zuiden’ zo snel mogelijk dezelfde fasen zou doorlopen als de geïndustrialiseerde gebieden, opdat zij tot eenzelfde niveau zouden komen. De ontwikkelingshulp bestond onder andere uit giften, leningen en de overdracht van nieuwe technologische hulpmiddelen. Men veronderstelde dat de gehele bevolking geholpen werd door de ontwikkelingssamenwerking. Ook hier werd er dus van uitgegaan dat er een homogeniteit bestond in de doelgroep. Ongeveer op hetzelfde moment als de crisis binnen het feminisme kwamen bepaalde onderzoekers tot het inzicht dat binnen de ontwikkelingssamenwerking aandacht moest besteed worden aan het genderaspect. De Deense economiste Ester Boserup[2] plaatste in 1970 voor de eerste maal de rol van de vrouw in de productieve arbeid, vooral de landbouw, in de schijnwerpers. Zij wees hierbij op het gebrek aan erkenning van de rol van de vrouw in een nationale economie, door de hulporganisaties. Deze benadering was een volledig nieuwe denkwijze binnen het ontwikkelingsbeleid. Er was nog nooit eerder aparte aandacht besteed aan de precieze rol van de vrouw in een nationale economie. Vaak ging men ervan uit dat die rol onbelangrijk was, aangezien de vrouw voornamelijk in het huishouden werkte en dus vooral aan reproductieve arbeid deed, welke niet wordt opgenomen in de arbeidsstatistieken. Door de actieve inbreng van vrouwen te belichten, wilde men de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in het ontwikkelingsproces wegwerken. Het besef groeide dat de doelgroep van ontwikkelingshulp helemaal niet homogeen was. Het werk van Boserup was de inspiratiebron voor het VN-decennium voor de Vrouw, tussen 1975 en 1985. Dit decennium zorgde ervoor dat vele hulporganisaties onderzoek gingen doen naar de positie van de vrouw in de ‘ontwikkelingslanden’en dat er aandacht werd besteed aan de vrouw bij het opstellen van een ontwikkelingsbeleid. Men was echter nog niet bereid aan de bestaande machtsdelingen te tornen. Vrouwen werden wel toegelaten tot het productieproces, maar kregen nog geen toegang tot de productiemiddelen. Einde jaren tachtig begreep men dat niet enkel biologische verschillen de oorzaak waren van de ongelijkheid, maar eveneens de sociale en culturele rolpatronen die doorheen de geschiedenis werden geconstrueerd: “The exclusion of women from decision-making forums has been justified by stereotyped notions of the roles of men and women in the home and in the economy[3]”. Vanaf dat moment wordt binnen de ontwikkelingssamenwerking niet enkel aandacht besteed aan ‘de vrouw’, maar ook aan de genderpatronen en welke invloed deze hebben op het dagelijks leven en op ‘de ontwikkeling’.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (2 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Ook in België werd tijdens de eerste decennia van ontwikkelingshulp uitgegaan van een homogeniteit binnen de doelgroepen. Pas tijdens het VN-decennium kwam hierin verandering. In 1981 behandelde toenmalig Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Coens, de promotie van de vrouw in zijn ‘maiden speech’[4]. Hij richtte eveneens een werkgroep op binnen het Algemeen Bestuur voor OntwikkelingsSamenwerking die zich moest bezighouden met onderzoek en met het formuleren van advies in verband met de positie van de vrouw in de ontwikkelingslanden. Deze werkgroep had echter veel werkingsmoeilijkheden. Vanaf 1988 functioneerde de groep redelijk goed, toch bestond hij niet meer begin jaren negentig. In 1994 werd deze groep terug opgericht en sindsdien hebben de bevoegde staatssecretarissen oog voor gender binnen hun beleidsverklaringen. In 1999 werd de Kaderwet Internationale Samenwerking opgesteld, waarin één van de drie grensoverschrijdende thema’s gender bleek te zijn. Deze wet zou moeten zorgen voor meer continuïteit en beginselvastheid, aangezien er sprake is van internationale, geconcentreerde samenwerking. De verschillende landen moeten op die manier niet langer alleen trachten het verschil te maken. Deze aandacht voor het genderthema kwam er echter bijna dertig jaar na de publicatie van het werk van Boserup. Binnen de NGO-wereld bestond tijdens de jaren tachtig eveneens een vrouwenwerkgroep, namelijk de NCOSVrouwengroep en aan Franstalige kant Le Monde Selon les Femmes. Het Nationaal Centrum voor OntwikkelingsSamenwerking is een koepelorganisatie van NGO’s in Vlaanderen. De Vrouwengroep bestond uit de vrouwelijke leden van de ledenorganisaties van het NCOS. Deze Vrouwengroep wilde vooral de aandacht vestigen op het gebrek aan vrouwen binnen de NGO-werking en op het gebrek aan aandacht voor de gevolgen voor de vrouw van de ontwikkelingsprojecten. Zij stelden echter zelf geen hulpprojecten op voor de vrouwen in de Derde Wereld. De Vrouwengroep heeft even opgehouden te bestaan, omwille van financiële redenen, maar momenteel is er opnieuw een gendergroep actief binnen het huidige 11.11.11. Er kan dus gesteld worden dat er in Vlaanderen erg weinig aandacht bestond voor de ‘vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking’. Uiteraard waren er enkele vrouwenorganisaties die af en toe het thema behandelden en ook de derdewereldbewegingen die lid waren van de NCOS-Vrouwengroep namen de kwestie af en toe onder handen. Er was echter één organisatie die zich voltijds bezighield met de problematiek, namelijk de Commissie OntwikkelingsSamenwerking (COS) van de Nederlandstalige Vrouwenraad. In 1974 werden de Franstalige en Nederlandstalige afdelingen van de Nationale Vrouwenraad opgesplitst. Binnen de Nederlandstalige afdeling werd gewerkt met commissies. Deze commissies hielden zich bezig met het informeren en sensibiliseren van de bevolking in eigen land en zij zetten kleinschalige projecten op poten. Zo ook voor de http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (3 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
COS. Deze commissie steunde kleinschalige projecten in de Derde Wereld, met de bedoeling de positie van de vrouwen aldaar te verbeteren. Bovendien richtte deze organisatie verschillende activiteiten in Vlaanderen in om de vrouwen in eigen land bewust te maken van deze problematiek. De commissie was vertegenwoordigd het NCOS en kon via deze niet-gouvernementele koepelorganisatie ook een invloed hebben op het nationale beleid. Er kan dus gesteld worden dat de COS een werking had die voorliep op het federale beleid, aangezien pas in de jaren negentig de aandacht voor gender verschijnt in de beleidsverklaringen van de bevoegde ministers of staatssecretarissen. Deze ‘pioniersrol’ van de COS was een eerste reden om verder onderzoek te doen naar de werking van deze commissie. Daarenboven bouwde de COS gedurende haar bestaansjaren (1979-1993) een rijkelijk archief op. Dit archief werd echter nog nooit gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek, wat een tweede motivatie was voor dit onderzoek. De literatuur betreffende de aandacht voor de vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking is bovendien vrij beperkt, waaruit blijkt dat hierrond nog veel onderzoek kan gebeuren. Tenslotte zouden verschillende leden van de commissie geïnterviewd kunnen worden om te peilen naar hun doelstellingen, motivaties, … .
2. Vraagstelling Omwille van bovenstaande redenen werd beslist verder onderzoek te verrichten naar de vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking en meer bepaald naar alle aspecten betreffende deze Commissie Ontwikkelingssamenwerking. Dit zal gebeuren aan de hand van volgende vraagstelling:
●
● ●
Hoe is de commissie ontstaan? Had zij voorlopers in de Vrouwenraad voor de splitsing? Waarom werd zij opgericht? Door wie werd het initiatief genomen? Wat waren de doelstellingen van de commissie? Hoe werkte de commissie: had zij een speciaal statuut, was zij onafhankelijk of hingen de beslissingen af van het groter geheel van de Vrouwenraad, had zij een eigen raad van bestuur, had zij een eigen
http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (4 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
●
budget, werd er dikwijls vergaderd, bestond het personeel uit vaste of tijdelijke krachten? Kan er een profiel opgesteld worden van de medewerkers: waren het vrouwen of mannen, welk sociaal,
●
politiek-ideologisch, demografisch profiel, waren zij lid van een andere organisatie, welke? Zorgde het financiële aspect voor problemen bij de werking?
●
●
● ● ● ● ● ●
Wat was de relatie met het officiële Belgische beleid: kon er via ABOS en NCOS invloed uitgeoefend worden, hing eventuele steun af van partijgebonden zaken, werd de commissie geduld? Op basis waarvan werden projecten aangevat: kregen bepaalde landen de voorkeur, hielp men enkel vrouwen of ook mannen, gehuwde vrouwen of niet, met kinderen of niet? Welke soorten hulp werden verleend: geldelijke hulp, praktische hulp, onderwijs? Hoe werden projecten georganiseerd? Hoe werd de Belgische bevolking gemobiliseerd? Hoe kwam men aan (financiële) steun voor de projecten? Werden er concrete resultaten bereikt? Is er sprake van een evolutie in dit alles: werden altijd dezelfde regio’s geholpen, veranderde de aard van de projecten, veranderden de uitgangspunten van de commissie, veranderde de organisatie van de commissie?
Het is de bedoeling een antwoord trachten te formuleren op deze vragen en aan de hand daarvan een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de COS, het beleid, de doelstellingen, de leden en de problemen. Op deze manier wordt misschien een deeltje van het Belgische ontwikkelingsbeleid, namelijk dat wat vrouwen betreft, uit de duisternis gelicht.
3. Context en structuur De studie werd opgedeeld in twee delen. Een eerste deel behandelt de verschillende aspecten die de ruimere context bepaalden van de situatie waarin de COS kon ontstaan en functioneren. Een eerste aspect van die context is de vrouwenbeweging in Vlaanderen (België). Dit historisch overzicht is vooral belangrijk om het ontstaan en de werking van de Nationale Vrouwenraad te kunnen situeren, aangezien zij toch de http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (5 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
‘moederorganisatie’ van de COS was. Wanneer kwam de feministische idee op in België, bestonden hierin verschillende denkrichtingen en hoe is deze beweging geëvolueerd doorheen de tijd? Aansluitend hierop wordt een hoofdstuk gewijd aan de historiek van de Nationale Vrouwenraad zelf. Naar aanleiding waarvan werd deze raad opgericht, wie maakte er deel van uit, wat waren de standpunten van de raad, hoe werkte de Vrouwenraad, hoe is de werkingsmethode van de Nationale Vrouwenraad gedurende de tijd gewijzigd? Dit hoofdstuk moet duidelijk maken binnen welke ‘koepelorganisatie’ de COS bestond en of de structuur van de Nationale Vrouwenraad eventueel voor beperkingen zou kunnen zorgen in de werking van de COS. Deze laatste vraag zal echter niet beantwoord worden binnen dit overzichtshoofdstuk, maar zal wel de leidraad bieden voor het latere antwoord. Een derde hoofdstuk bekijkt de theorieën die over de kwestie ‘vrouwen en ontwikkeling’ bestaan. Naar aanleiding waarvan ontstonden deze theorieën, wat waren de belangrijkste ideeën omtrent de problematiek en wat zijn eventuele kritieken die hierop geuit werden? Vervolgens zal een hoofdstuk gewijd worden aan het voeren van een genderbeleid. Hierin zal nagegaan worden hoe een ontwikkelingsproject genderbewust kan zijn, hoe kan bekeken worden of een organisatie een invloed heeft op het officiële beleid en welke factoren de overlevingskansen van een sociale beweging beïnvloeden. Tenslotte zal binnen dit eerste deel aandacht besteed worden aan de ontwikkelingssamenwerking in België. Er zal een historisch overzicht gegeven worden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, zowel voor wat betreft het gouvernementele als het nietgouvernementele beleid. Binnen dit overzicht zal telkens op zoek gegaan worden naar de achterliggende ideeën en naar de aandacht voor de vrouw binnen het beleid. In het tweede deel komt het onderzoek omtrent de Commissie OntwikkelingsSamenwerking aan bod. Er zal getracht worden een antwoord te geven op de vraagstelling zoals die hierboven geformuleerd werd. Bovendien zal telkens de link gelegd worden met de inleidende hoofdstukken. Zo zal de werking van de COS bekeken worden in het licht van de algemene vrouwenbeweging en van de ideologie en de werking van de Nationale Vrouwenraad. Er zal getracht worden uit te zoeken of de COS een bepaalde ontwikkelingstheorie aanhing en of de projecten op een ‘genderbewuste’ manier werden uitgewerkt. Verder is het de bedoeling te onderzoeken of de COS een invloed had op het Belgische ontwikkelingsbeleid en waar de COS stond ten opzichte van andere ontwikkelingsorganisaties in Vlaanderen. Uiteraard moesten voor deze studie enkele afbakeningen gebeuren. Aangezien de basis van dit onderzoek de COS is, zal alles bekeken worden in relatie tot deze commissie. Het is niet de bedoeling een volledig beeld te scheppen http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (6 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
van de vrouwenbeweging in Vlaanderen of van het Belgische ontwikkelingsbeleid. Deze aspecten zullen enkel bekeken worden om een context te kunnen scheppen voor het verdere onderzoek. Aangezien de COS een deel was van de Nederlandstalige afdeling van de Nationale Vrouwenraad en haar binnenlandse acties meestal afstemde op de Vlaamse bevolking, zal de aandacht toegespitst worden op Vlaanderen. Uiteraard worden bepaalde zaken bekeken met betrekking tot België in haar geheel, aangezien ontwikkelingssamenwerking een federale bevoegdheid is (was). Deze ‘beperking’ is te verantwoorden, omdat een volledig nieuw archief zal bestudeerd worden. Het is in de eerste plaats belangrijk een beeld te krijgen van de werking van de COS. Deze studie kan dan een eventuele aanzet zijn tot verder onderzoek, waarin wel uitwijdingen en misschien zelfs vergelijkingen met het buitenland kunnen gebeuren. Een volgende afbakening gebeurde bij het bepalen van de te onderzoeken periode. Aangezien de COS bestaan heeft van circa 1979 tot circa 1993, zal de studie zich baseren op deze periode. Toch zal er verder teruggegaan worden in de tijd. Bedoeling is na te gaan of er een zekere continuïteit bestond tussen de werking van de Vrouwenraad met betrekking tot ontwikkeling voor 1979, en de werking van de commissie zelf. Ook de inleidende hoofdstukken in verband met de vrouwenbeweging en de ontwikkelingssamenwerking in België gaan verder terug in de tijd om op zoek te gaan naar een eventuele continuïteit of naar opvallende veranderingen. Deze studie zal dus de problematiek van vrouwen en ontwikkelingssamenwerking behandelen aan de hand van de Commissie OntwikkelingsSamenwerking van de Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad, in de periode 19791993.
4. Bronnen Voor het eerste deel wordt vooral gesteund op literatuuronderzoek. Het hoofdstuk in verband met de vrouwenbeweging wordt gebaseerd op klassieke feministische werken, zoals die van Renee Van Mechelen en Rita Mulier, terwijl de thesis van Sofie Cromboom een enorme hulp is voor het hoofdstuk over de Vrouwenraad. Voor wat betreft ‘vrouwen en ontwikkelingssamenwerking’ wordt onder andere gesteund op auteurs als Moser en Nussbaum. Het voeren van een genderbeleid in de praktijk wordt erg goed uitgewerkt in een uitgave van de NCOS-Vrouwengroep en voor het overzicht van de Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt een beroep gedaan op ABOS-jaarverslagen en het NCOS-tijdschrift, die terug te vinden zijn in het documentatiecentrum van het NCOS. Bovendien werd in verband met de NCOS-Vrouwengroep een interview gedaan met de oprichtster van http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (7 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
deze groep, Chris Quirijnen en werd er een kort gesprek gehouden met de huidige genderverantwoordelijke van het DGIS (het vroegere ABOS). Ook Yvon Bartelinck, de UCOS-medewerkster van de VUB, kon hierover iets vertellen. Het tweede deel steunt uiteraard bijna volledig op het archief van de COS, dat zich bevindt in het Archief voor Vrouwengeschiedenis (AVG) in Amazone. Het archiefmateriaal bestaat uit de volgende soorten documenten:
●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Briefwisseling in verband met ‘sponsors’, uitnodigingen voor activiteiten, aankondigingen van vergaderingen Verslagen van vergaderingen, zowel van de COS als van het NCOS en Coprogram Stukken in verband met subsidies Stukken betreffende lopende of voorgestelde projecten Facturen, belastingaangiften, rekeninguittreksels Lijsten in verband met documentatiecentra Curriculae vitae van de sollicitanten bij de COS Contacten met politieke partijen Adressenlijsten Catalogi en audiovisueel materiaal voor bepaalde projecten Stukken in verband met deelname aan projecten van onder andere de Raad van Europa
Bedoeling is in dit archief een antwoord te vinden op de vraagstelling. Een beperking is echter wel het verbod de personeelsdossiers te openen, waardoor het opmaken van een profiel van de medewerkers veel moeilijker werd. Bovendien was het de bedoeling enkele leden van de commissie te interviewen om eventuele hiaten te kunnen opvullen. Er werd echter slechts één persoon bereid gevonden mee te werken, namelijk Marleen Sannen. Zij was gedurende zes jaar actief medewerkster bij de commissie. Anderen konden wegens familiale omstandigheden of tijdsgebrek niet meewerken. Lily Boeykens, het boegbeeld van de Vrouwenraad en tevens lid van de COS, stond wel een kort telefonisch gesprek toe, waarvan iets zal worden opgenomen in de verdere verwerking van het materiaal. Tenslotte werd het huidige NVR-secretariaat geraadpleegd voor enkele kleine inlichtingen. Toch kan dit gebrek aan interviews ervoor zorgen dat bepaalde zaken niet opgehelderd worden, terwijl dit eventueel wel mogelijk zou geweest zijn bij meer orale bronnen. http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (8 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Verder bleek het tijdschrift van de Nationale Vrouwenraad een interessante bron, aangezien de COS hierin telkens een dossier publiceerde onder de hoofding ‘Wat weten wij over vrouwen in de Derde Wereld?’. Via deze dossiers kan een duidelijker beeld gevormd worden van de binnenlandse acties van de COS. Het NCOS heeft niet systematisch archief verzameld, maar toch konden er twee archiefdozen met documenten betreffende de NCOS-Vrouwengroep ingekeken worden en deze kunnen een beter beeld scheppen van de relatie NCOS-COS. Tenslotte werd het archief van de Vrouwenraad, dat zich in het Algemeen Rijksarchief bevindt, bekeken om op zoek te gaan naar een eventuele (dis)continuïteit tussen het beleid van de Vrouwenraad voor en tijdens het bestaan van de COS. Bedoeling is al deze bronnen te combineren om tot een zo volledig mogelijk beeld te komen van de COS en om een beter zicht te krijgen op de problematiek van vrouwen en ontwikkeling. In wat volgt zal echter eerst nog de aandacht gevestigd worden op de noodzaak tot contemplatie bij het gebruik van bepaalde termen.
5. Begripsstudie Het is belangrijk een begripsstudie te doen, omdat het gevaar bestaat dat een begrip in een verkeerde context begrepen wordt of dat men vergeet dat er verschillende contextmogelijkheden bestaan[5]. Voor deze verhandeling zijn bijvoorbeeld het begrip ‘ontwikkeling’ en ‘Derde Wereld’ erg geladen. Bovendien is de betekenis van deze woorden erg geëvolueerd vanaf het moment dat ze in gebruik genomen werden tot nu. Hetzelfde geldt voor de ‘vrouwenbegrippen’ zoals feminisme, vrouwenbeweging en emancipatie. Bedoeling van dit deel is dan ook te wijzen op deze evoluties en op de noodzaak deze in het achterhoofd te houden bij al wat volgt. Het is immers onmogelijk te wijzen op de verschillende contexten en betekenissen telkens een bepaald begrip gebruikt wordt. Daarom wordt hierop gewezen in de inleiding. Voor deze begripsstudie werd eigenlijk een beroep gedaan op een recente tak van de historiografie, namelijk de begripsgeschiedenis[6]. De begripsgeschiedenis houdt zich bezig met de sociaal-politieke evolutie van een bepaald begrip. Via bronnenonderzoek (onder andere vakwoordenboeken en encyclopedieën) wordt nagegaan hoe een bepaald begrip geëvolueerd is en tracht men hiervoor een verklaring te vinden. De belangrijkste http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (9 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
historicus die moet genoemd worden in verband met Begriffsgeschichte is Reinhart Koselleck. De belangrijkste kenmerken van de begripsgeschiedenis zijn het zich toeleggen op grondbegrippen (die echter subjectief gekozen worden) en de bedoeling bepaalde evoluties van die grondbegrippen eventueel te verklaren. Voor deze studie werd een vingeroefening[7] gedaan in de begripsgeschiedenis. Er werden namelijk enkele vakwoordenboeken bestudeerd omtrent het begrip ‘ontwikkeling’. Voor wat betreft de begrippen in verband met het vrouwenvraagstuk zal gesteund worden op de literatuur en op de begripsstudie die door Sofie Cromboom[8] gemaakt werd in het licht van haar licentiaatsverhandeling. Het begrip ‘Derde Wereld’ zal eveneens kort behandeld worden aan de hand van de literatuur en gebruikmakend van de inleidingen van de vakwoordenboeken. Bedoeling is niet een volledige studie van de begrippen te maken, maar te wijzen op de noodzaak voorzichtig met bepaalde begrippen om te springen. Ontwikkeling (development – développement) Zoals reeds aangehaald, werden voor deze begripsstudie enkele vakwoordenboeken met elkaar vergeleken. Er werden drie werken gebruikt die zich specifiek concentreren op zogenaamde ‘Derde Wereld-termen’ en die uitgegeven werden in de jaren negentig. Een synchrone vergelijking tussen deze drie uitgaves werd gecombineerd met een diachrone vergelijking met een vakwoordenboek voor de sociale wetenschappen, gepubliceerd in de jaren zestig. Uit deze vergelijkingen bleek dat het begrip ‘ontwikkeling’ niet zozeer geëvolueerd was, maar vooral de omgang met dit begrip. Hierover verder meer. De gebruikte vakwoordenboeken zijn de volgende: ● ●
●
●
KOFI BUENOR HADJOR, Dictionary of Third World Terms, London en New York, 1992. SACHS, W. ed., The development dictionary. A guide to knowledge as power, London en New Jersey, 1992. WELSH, B.W.W. en BUTORIN, P. ed., Dictionary of development. Third World economy, environment, society, New York en London, 1990. BIROU, A., Vocabulaire pratique des sciences sociales, Paris, 1966.
Binnen deze woordenboeken werd het begrip ‘development’ of ‘développement’ bestudeerd en eveneens de http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (10 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
begrippen waarnaar binnen deze artikels verwezen werd. Zo verwees bijvoorbeeld Hadjor naar de lemma’s over stages of economic growth en dependency theory. Eerst werd echter de historische kritiek toegepast op de gebruikte bronnen. Er werd nagegaan of de auteurs de bedoeling hadden een exhaustief werk te schrijven, of zij erop wezen dat de keuze van de bestudeerde begrippen altijd subjectief was, of de auteurs specialisten ter zake waren, hoe het werk was opgevat, hoeveel plaats aan een bepaald begrip gewijd werd en of er verbanden met andere begrippen werden aangeduid. Het is niet de bedoeling deze kritische studie hier over te doen, omdat dit weinig belang heeft voor de ontwikkeling van het bestudeerde begrip. Er moet enkel rekening gehouden worden met het feit dat zulk een historisch kritische studie een begripsstudie telkens moet voorafgaan. De bevindingen waren overigens positief. De auteurs wezen er allen op dat de keuze van de begrippen subjectief, maar beredeneerd was geweest en dat het niet de bedoeling was een exhaustief naslagwerk aan te bieden. Bedoeling was een werk te publiceren dat dienst kon doen bij onderzoek in verband met ontwikkeling en Derde Wereld (Welsh en Butorin) of met de sociale wetenschappen (Birou). Verder hadden twee woordenboeken eveneens de ambitie de lezer bewust te maken van het feit dat de begrippen in verband met de Derde Wereld erg complex zijn (Sachs en Hadjor). Deze laatste twee behandelden dan ook minder begrippen in aantal, maar deden dit wel meer uitgebreid. De vergelijking tussen de woordenboeken gebeurde aan de hand van een aantal basisvragen. Zo werd nagegaan of er een definitie van het begrip gegeven wordt, of het ontstaan van het begrip van naderbij bekeken wordt, of de evolutie van de inhoud van het begrip weergegeven wordt, of er verschillende visies aangehaald worden, of er aandacht wordt besteed aan de gevolgen van het gebruik van de term en of er ‘oplossingen of alternatieven’ geboden worden voor de ‘ontwikkelingshulp’. De antwoorden op deze vragen werden vergeleken en er werd getracht een verklaring te vinden voor eventuele gelijkenissen en verschillen. Zoals reeds eerder vermeld hadden twee[9] van de gehanteerde bronnen de bedoeling de lezers te wijzen op de complexiteit van het begrip ‘ontwikkeling’, terwijl de andere twee een bruikbaar naslagwerk wilden aanbieden aan de geïnteresseerde lezer. Dit is een eerste, en belangrijke, verklaring voor de verschillen die kunnen aangeduid worden tussen de bronnen. Zo ging bijvoorbeeld Esteva[10] terug tot in het jaar 1759 toen het begrip ontwikkeling gebruikt werd in de biologie, namelijk om het proces aan te duiden waardoor een organisme al zijn mogelijkheden ontplooit om tot de natuurlijke vorm te komen. Dit teruggaan in de tijd bleek minder interessant voor de ‘snelle naslagwerken’ van Welsh en Butorin en van Birou, zij besteedden hieraan dan ook geen aandacht. http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (11 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Uit de synchrone vergelijking bleken wel enkele kleine verschillen, maar deze hadden eerder te maken met een verschil in aanpak dan met een verschil in opvattingen. In de jaren negentig was men er immers reeds van overtuigd dat er voorzichtig moet omgesprongen worden met het begrip ‘ontwikkeling’, dat dit begrip immers altijd -bewust of onbewust- bepaalde zaken impliceert. De belangrijkste bevindingen kwamen echter uit de diachrone vergelijking met het werk uit de jaren zestig. Belangrijke opmerking hierbij is trouwens de ontdekking dat het begrip ‘development’ in de woordenboeken van de jaren zestig en zeventig zelden gerelateerd wordt aan de zogenaamde ‘Derde Wereld’, maar altijd te maken heeft met de economische ontwikkeling van Europa na de Tweede Wereldoorlog. Dit was dan ook de reden waarom beslist werd drie woordenboeken uit de jaren negentig naderbij te bekijken, aangezien deze licentiaatsverhandeling de ‘ontwikkelingssamenwerking’ met de Derde Wereld behandelt. De diachrone vergelijking leidde tot de vaststelling dat het begrip ‘ontwikkeling’ betreffende de Derde Wereld, behandeld werd onder de hoofding ‘onderontwikkeling’ in het woordenboek van Birou. Dit is het gevaar waarop reeds gewezen werd bij aanvang van deze paragraaf. Er moet immers rekening gehouden worden met de maatschappelijke context waarbinnen bepaalde artikels of boeken geschreven werden. Birou publiceerde zijn naslagwerk in 1966, een periode waarin de zogenaamde ontwikkeling van de ‘Derde Wereld’ nog niet in twijfel werd getrokken. Sinds 1949[11] was het geïndustrialiseerde westen er immers van overtuigd dat alle technologische en industriële kennis moest aangewend worden om de ‘onderontwikkelde gebieden’ te verbeteren en om voor groei te zorgen in deze gebieden: “Since then, development has connoted at least one thing: to escape from the undignified condition called underdevelopment[12]”. Door deze uitspraak werden echter miljoenen mensen samengebracht onder een zogenaamde ‘probleemterm’, terwijl deze mensen zich hiervan waarschijnlijk niet bewust waren. De ‘onderontwikkelde’ gebieden moesten zich ‘ontwikkelen’, moesten ‘vooruitgang’ boeken, maar wie bepaalt wat ontwikkeling en vooruitgang zijn? Waarom moet het voorbeeld van het westen gevolgd worden? Omwille van deze connotaties is het erg moeilijk het begrip ‘ontwikkeling’ te gebruiken zonder ‘politiek incorrect’ te zijn. Het is immers zo dat momenteel lang niet meer iedereen overtuigd is van de noodzaak van ontwikkeling naar het voorbeeld van de geïndustrialiseerde wereld. Bovendien zijn er ook strekkingen die gewezen hebben op de wederzijdse afhankelijkheid van het westen en de Derde Wereld. Volgens dit gedachtegoed is het voor het westen noodzakelijk dat de Derde Wereld onderontwikkeld blijft, opdat de rijkdom van dat westen niet zou aangetast worden. Deze zogenaamde dependencia-school kwam op in de tweede helft van de jaren zestig en kon dus nog niet door Birou in zijn artikel opgenomen worden. De http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (12 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
woordenboeken uit de jaren negentig hielden hier echter wel rekening mee en staan dan ook veel kritischer tegenover het gebruik van begrippen als ‘ontwikkeling’, ‘vooruitgang’ en ‘Derde Wereld’. Toch is het erg moeilijk een neutrale term te vinden. Daarom werd geopteerd de termen ‘ontwikkeling’, ‘onderontwikkeling’ en ‘Derde Wereld’ in wat volgt wel te gebruiken, maar uiteraard met in het achterhoofd wat hier gezegd werd, namelijk dat deze termen telkens het ‘westers perspectief’ omvatten en dus niet noodzakelijk zo zouden gebruikt worden door de landen en volkeren waarop ze zogenaamd van toepassing zijn. Derde Wereld In 1952 publiceerde de Franse economist en demograaf Sauvy[13] een artikel, waarin voor de eerste maal de term Derde Wereld werd gehanteerd. Het was de reflectie van hoe bepaalde personen delen van Afrika, Azië, Latijns-Amerika en het Midden Oosten toen zagen, namelijk afgesloten van de andere delen van de wereld. Toch was deze term in vele opzichten een verbetering, aangezien de bevolking van deze gebieden bijvoorbeeld niet langer als ‘barbaren’ werden geduid. Sauvy maakte eigenlijk de vergelijking met de ‘Tiers Etat’ uit de Franse Revolutie, namelijk de klasse die onder de clerus en de aristocratie stonden, de klasse die in de schaduw stonden van de eerste en de tweede. Zo werd de Derde Wereld uitgesloten door het oosten en het westen, door de Eerste en de Tweede Wereld. Uiteraard moet men zich eveneens vragen stellen bij deze geografische verdeling. Kan men de wereld werkelijk indelen in Noord-Zuid en Oost-West? Zijn werkelijk alle landen in het noorden ‘rijk’ en de landen in het zuiden ‘arm’? Een eerste uitzondering is bijvoorbeeld Australië dat op het zuidelijk halfrond ligt, maar helemaal niet tot de zogenaamde arme landen wordt gerekend. Bovendien kan men stellen dat de Eerste en de Tweede Wereld niet meer bestaan, aangezien de indeling in een kapitalistische en een communistische wereld verleden tijd is. Is het dan nog nuttig over een Derde Wereld te spreken? Is het verder geoorloofd een eenvormige term te gebruiken voor zo een gedifferentieerd gebied? Hebben Afrika en Latijns-Amerika voldoende gemeenschappelijke kenmerken om ze onder één en dezelfde noemer te plaatsen? Volgens Kofi Buenor Hadjor, de uitgever van één van de bestudeerde vakwoordenboeken, is de term Derde Wereld het meeste aangewezen, aangezien de alternatieven nog slechter zijn en omdat deze term wijst op een bepaalde manier van analyse, die bewijst dat deze gebieden inderdaad een eigen karakter hebben: “... to speak of the Third World, which, for all its ambiguities and problems, suggests that the countries included have something in common; this arises particularly out of historical analysis stressing their colonial experience and their separation from power in the modern world, which is in widespread use among peoples of those countries http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (13 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
themselves, and which contains the positive ideas that they are a ‘world’, a vast and living social organism[14]”. Ook hier dezelfde conclusie: een werkelijk neutraal begrip bestaat niet, daarom mogen de betekenisgeladen begrippen gebruikt worden, maar met de nodige voorzichtigheid en met het besef dat andere onderzoekers, lezers of geïnteresseerden, vroeger en nu, iets volledig anders kunnen interpreteren of geïnterpreteerd kunnen hebben. Feminisme, vrouwenbeweging, emancipatie Ria Christens wijst in haar artikel[15] op de terminologische verwarring die bestaat binnen de vrouwengeschiedschrijving. Belangrijke oorzaak hiervan is volgens haar het gebrek aan werkelijke definities binnen wetenschappelijke werken. Zelden blijkt uit de onderzoeksvragen wat de vorsers als persoonlijke interpretatie geven aan een bepaald begrip[16]. Zij pleit bijvoorbeeld voor een terugkeer naar de oorsprong van het woord ‘emancipatie’, namelijk het zich bevrijden uit een toestand van afhankelijkheid. “Bij de toepassing van het woord emancipatie op de situatie van de Belgische vrouwen deed zich immers een opvallende betekenisverschuiving voor” : Henri La Fontaine, één van de medestichters van de Conseil National des Femmes Belges, streefde immers niet de emancipatie van vrouwen na, wel de gelijkwaardige behandeling van mannen en vrouwen. Hij wilde niet in een sekseloze maatschappij vervallen, vrouwen moesten vrouwen blijven[17]. De raad noemde zichzelf echter wel feministisch. Vanaf de jaren zestig werd het begrip emancipatie geassocieerd met de maatschappelijke integratie van de vrouw, wat in de jaren zeventig dan weer leidde tot een afkeer van het begrip, omdat het te voorzichtig zou zijn. De vrouwenorganisaties uit deze radicale periode noemden zich nadrukkelijk feministen, een woord dat voor de eerste maal gebruikt werd in Frankrijk in 1890[18]. Aanvankelijk was in België de tegenstand ten opzichte van het begrip enorm groot, vooral in katholieke kringen. Het is pas in 1902 bij de oprichting van Le Féminisme Chrétien de Belgique dat het tij begon te keren. Na de Eerste Wereldoorlog gaat men de term vrouwenbeweging gebruiken, vanwege het vermeende verschil in werking met de vooroologse studieorganisaties. De nieuwe vrouwenbeweging werkt bijvoorbeeld met ledenwerving. Momenteel worden de beide termen, feminisme en vrouwenbeweging, als synoniemen gebruikt, hoewel feminisme toch een grotere radicaliteit impliceert[19]. Christens wijst op de problemen die deze verstrengeling met zich mee kan brengen. Wanneer men immers doelt op het streven naar de bevrijding van de vrouwen, kan men beter de term feminisme hanteren. Wanneer echter de organisatorische aspecten onder de http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (14 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
loep genomen worden, moet men spreken over vrouwenbeweging. Maar heeft het wel zin om over één vrouwenbeweging te spreken wanneer men bijvoorbeeld de situatie in België bekijkt? Er kan beter over vrouwenbewegingen of vrouwenorganisaties gesproken worden. Wanneer deze termen door elkaar gebruikt worden, zorgt dat voor verwarring, zeker wanneer deze begrippen niet duidelijk gedefinieerd worden. Daarom is deze inleidende paragraaf belangrijk voor het verdere verloop van de studie. Het moet duidelijk zijn dat niet alle begrippen synoniemen van elkaar zijn, hoewel ze eventueel wel zo gebruikt kunnen worden. Binnen het feminisme, en dan vooral binnen de tweede feministische golf, zijn verschillende stromingen traceerbaar. Ook met deze begrippen moet erg voorzichtig omgesprongen worden. Zo is er het debat tussen de gelijkheidsdenkers en de verschildenkers waarbij het belangrijkste verschil ligt in de idee die men heeft van de ‘noodzakelijke strijd’: zijn vrouwen gewoon hetzelfde of nu eenmaal anders? Moeten de gelijkenissen beklemtoond worden of moet de eigenheid van de geslachten onderstreept worden[20]? Alsof deze discussie nog niet voldoende is, zijn er binnen deze stromingen eveneens verschillen te vinden. Zo pleit het liberaal gelijkheidsfeminisme voor maatschappelijke en politieke gelijkheid van man en vrouw. Volgens hen is de ongelijkheid gebaseerd op de socialisatie, de scholing en dergelijke. Dit maatschappelijk rollenpatroon moest volgens hen doorbroken worden[21]. Sofie Cromboom deed voor haar licentiaatsverhandeling eveneens een begripsstudie. Zij bestudeerde enkele feministische woordenboeken om na te gaan hoe de begrippen feminisme en vrouwenbeweging beschreven werden in de nasleep van de tweede feministische golf[22]. Uit deze begripsstudie bleek bijvoorbeeld dat het begrip feminisme reeds in de eerste feministische golf gehanteerd werd, maar eveneens reeds in die periode uitgehold werd, omdat de verschillende zuilgebonden organisaties er hun eigen betekenis aan gaven. Andere auteurs wijzen echter op de levendigheid van het begrip, daar het oproept tot concrete actie, wat uiteraard een denkpiste is die ontleend werd aan de tweede feministische golf. Cromboom besloot haar studie eveneens met de oproep dat er erg voorzichtig moet omgesprongen worden met bepaalde begrippen, er moeten nuances aangebracht worden met betrekking tot het gebruik ervan[23]. Sekse en gender Twee belangrijke begrippen bij onderzoek in verband met het vrouwenvraagstuk, zijn sekse en gender. In de http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (15 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
zogenaamde ‘gevestigde’ wetenschappen wordt sekse als een neutrale term, als een neutrale variabele, zoals leeftijd of opleiding benaderd. Sekse hangt dan vast aan het biologische verschil. Daarom vindt het feminisme de biologie nogal verdacht: biologische verschillen werden (en worden) te vaak ingeroepen om verschillen tussen mannen en vrouwen te verklaren en om de ondergeschikte positie van vrouwen goed te praten.Daarom werd door de feministen van de tweede golf gewezen op het gevaar zulke grote gevolgen toe te kennen aan zulk een klein verschil. Volgens hen worden vrouwen tot vrouw gemaakt door de samenleving. Dit verschil tussen biologie en cultuur werd in 1972 duidelijk gemaakt door de begrippen sekse en gender[24]. Sekse duidt hierbij op het natuurlijke verschil tussen de geslachten, terwijl gender wijst op de cultureel bepaalde verschillen tussen de geslachten. Gender bepaalt de sociale verhoudingen en ten gevolge daarvan ook de machtsverhoudingen binnen de samenleving. Probleem is echter dat de scheiding tussen deze twee begrippen moeilijk te houden is, aangezien bijvoorbeeld het biologische moeilijk kenbaar is zonder het culturele, zoals bijvoorbeeld medische instrumenten. Ook bij het gebruik van deze termen is dus voorzichtigheid geboden. home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
[1] J. VAN CRIEKINGE ed., De wereld van de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1996, blz. 11. [2] E. BOSERUP, Woman’s role in economic development, London, 1970 (1989). [3] S. MITTER, Introduction, in: BOSERUP, E., Woman’s role in economic development, London, 1970 (1989), blz.
1. [4] Dit is de eerste toespraak die iemand houdt in een bepaalde functie. [5] G. VANTHEMSCHE, Historische wortels van de derde wereld-problematiek, Brussel, 1999, blz. 1.
“Over de betekenis van de begrippen die men in de menswetenschappen (en in de dagelijkse omgangstaal) gebruikt, wordt vaak te weinig nagedacht. Welk is de precieze definitie van een welbepaald, veelgebruikt begrip? Welke realiteit wil men ermee dekken? Heeft men altijd oog voor de (bewuste of onbewuste) gevolgen die voortvloeien uit het hanteren van dat begrip? Ziet men wel altijd goed in dat het gebruik van een schijnbaar ‘ongevaarlijk’ en/of ‘evident’ begrip onze perceptiemogelijkheden van de realiteit kan beïnvloeden en, meer nog, onze interpretatie van die realiteit op impliciete, subtiele maar vaak zeer dwingende wijze in een welbepaalde richting duwt, zonder dat we daar goed bewust van zijn?” [6] Enkele interessante artikels over begripsgeschiedenis: http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (16 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
W.R.E. VELEMA, Nederlandse begripsgeschiedenis. Ten geleide, in: VAN SAS, N.C.F. ed., Vaderland. Een geschiedenis van de vijftiende eeuw tot 1940, Amsterdam, 1999, blz. IX-XVII. P. DEN BOER, Duitse begripsgeschiedenis en onderzoek naar Nederlandse woorden: een kritiek en een project, in: Theoretische geschiedenis, 23 (1996), blz. 290-310. M. RICHTER, Conceptual history (Begriffsgeschichte) and political theory, in: Political theory, 14 (1986), blz. 604637. [7] Oefening gemaakt in het kader van het vak ‘Toepassingen van de historische kritiek. Hedendaagse periode’,
gedoceerd door prof.dr. E. Witte, VUB, 2000-2001. [8] S. CROMBOOM, De Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad (NVR): ontstaan, programma, organigram,
doelstellingen, voorzitterschap van Lily Boeykens, in relatie tot haar feministische strategie als geïnstitutionaliseerde vrouwenorganisatie (1973-1988), blz. 17-24. [9] Namelijk Sachs en Hadjor. [10] De auteur van het artikel over development in het woordenboek uitgegeven onder redactie van Sachs. [11] De president van de Verenigde Staten, Truman, wees hierop tijdens een speech en deze gedachtegang werd
onmiddellijk overgenomen door de rest van de geïndustrialiseerde wereld. [12] W. SACHS ed., The development dictionary. A guide to knowledge as power, London en New Jersey, 1992,
blz.7. [13] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 11. [14] KOFI BUENOR HADJOR, Dictionary of Third World Terms, London en New York, 1992, blz. 11. [15] R. CHRISTENS, Een kritisch overzicht van de vrouwengeschiedenis 19de-20ste eeuw in België, in: Belgisch
Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVII (1997), blz. 5-37. [16] R. CHRISTENS, art. cit., blz. 6. [17] Ibidem, blz. 7. [18] C. BEASLEY, What is feminism? An introduction to feminist theory, London, 1999, blz. XIII. [19] R. CHRISTENS, art. cit., blz. 8-9. [20] M. BROUNS, Kernconcepten en debatten, in: BROUNS, M. e.a. ed., Vrouwenstudies in de jaren negentig. Een
kennismaking vanuit verschillende disciplines, Bussum, 1995, blz. 44-45. [21] J. EVANS, Feminist theory today: an introduction to second-wave feminism, London, 1995, blz. 13-16. [22] S. CROMBOOM, o.c., blz. 19 e.v. http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (17 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[23] S. CROMBOOM, o.c., blz. 24. [24] De Britse socioloog Ann Oakley introduceerde deze termen.
M. BROUNS, art. cit., blz. 31.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_inleiding.htm (18 van 18)3/9/2006 11:40:28 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
DEEL 1: DE CONTEXT Hoofdstuk 1: De vrouwenbeweging in Vlaanderen Bedoeling van dit hoofdstuk is een ruwe schets te maken van de vrouwenbeweging en het feminisme in Vlaanderen (België), om naderhand het onstaan van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad te kunnen kaderen binnen een groter maatschappelijk geheel. Het is erg moeilijk scheidingslijnen aan te brengen binnen deze evolutie. Toch zullen er cesuren getrokken worden. Zo zal de periode van de negentiende eeuw tot de Eerste Wereldoorlog de eerste feministische golf genoemd worden, waarin vooral geijverd werd voor veranderingen in het Burgerlijk Wetboek[25] en betere arbeidsomstandigheden en voor het recht op onderwijs. Ook het stemrecht voor vrouwen kwam stilaan in de eisenpakketten. Na de Eerste Wereldoorlog gaat de strijd wel verder, maar men had niet echt nieuwe denkbeelden, men operationaliseerde eerder de vroegere ideeën. Dit noemt men de interimfase[26]. De tweede golf loopt vanaf het einde van de jaren zestig tot het begin van de jaren tachtig. In deze periode ijverden de feministen voor een mentaliteitswijziging bij de bevolking en de beleidsmensen. Tenslotte zou men kunnen stellen dat einde jaren tachtig, begin jaren negentig de derde feministische golf van start is gegaan, waarin men, naast de oude strijdpunten, vooral aandacht heeft voor gender en voor de samenwerking (het delen van de macht) met de mannen. Deze drie perioden zullen van naderbij bekeken worden en er zal getracht worden de belangrijkste stellingnamen en verwezenlijkingen aan bod te laten komen.
1. De eerste feministische golf en de ‘interimfase’ http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (1 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Er kan gesteld worden dat de eerste ‘oprispingen’ van feminisme bovenkwamen in het Frankrijk en Engeland van het einde van de achttiende eeuw. Zo publiceerde Mary Wollstonecraft in 1793 haar werk A vindication of the rights of women en Olympe de Gouges liet zich opmerken door haar pamflet Déclaration des droits de la femme et de la citoyenne uit 1791. Ook de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten en de afschaffing van de slavernij waren een inspiratiebron voor hen die wilden opkomen voor de rechten van de vrouw. De belangrijkste eisen van deze vrouwen waren het recht op arbeid en het recht op onderwijs, in sommige groepen streefde men eveneens reeds voor politieke rechten, onder andere de eis voor het vrouwenstemrecht werd geformuleerd[27]. In 1793 werd in Frankrijk beslist dat alle kinderen , gelijk van welk geslacht, van hun vijf tot hun twaalf jaar naar school mochten gaan[28]. Voor wat betreft de burgerlijke rechten van de vrouw was het vooral de echtscheiding die snel werd toegelaten, echter met een verschil voor mannen en vrouwen. Mannen mochten immers onmiddellijk hertrouwen, vrouwen moesten tien maanden wachten. Er mag evenwel niet vergeten worden dat voorvechtsters als Olympe de Gouges op het schavot zijn geëindigd, omdat zij ‘te hevig’ waren volgens de republikeinse mannen. De opstanden werden verboden en de vrouwen werden ‘terug naar huis’ gestuurd. Hun ideeën bleven echter bestaan en zouden later geherformuleerd worden. In het begin van de negentiende eeuw is de kapitalistische industriële maatschappij ontstaan. Dit had gevolgen voor de emancipatie van de vrouw. Door deze vorm van samenleving was het gezin als productie-eenheid minder belangrijk geworden. Er werd een ‘ideale taakverdeling’ ontwikkeld: de mannen werkten buitenshuis ‘om de kost te verdienen’, terwijl de vrouwen thuis bleven om er voor te zorgen dat hun mannen in perfecte omstandigheden konden werken. Deze ondergeschiktheid van de vrouw aan de man werd bovendien vastgelegd in de wetgeving. Zo werden de enkele burgerlijke rechten, die de vrouw verworven had in het Burgerlijk Wetboek van Napoleon, terug ingetrokken. Dit wetboek werd ook in België van kracht, de vrouw was in alles onderworpen aan haar man. Bovendien was de intellectuele vorming van vrouwen erg beperkt, wat vooruitgang nog moeilijker maakte[29].
Recht op onderwijs Isabelle Gatti de Gamond[30] brengt hierin een eerste verandering in 1864 wanneer zij in Brussel de eerste wetenschappelijke middelbare school voor meisjes opent, met het volledige leerprogramma van het lagere middelbaar[31]. In 1862 was zij reeds begonnen met de publicatie van een tijdschrift Education de la femme [32], waarin zij de idee verdedigde het lot van vrouwen te verbeteren via onderwijs. Rond die school groeit een http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (2 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
eerste vorm van vrouwennetwerken. Het is deze strijd voor onderwijs voor meisjes die in België de weg naar het feminisme geopend heeft,[33] want ondanks tegenstand tegen de school groeide het aantal leerlingen gestaag en kwamen er ook meisjesscholen in andere steden. Tusen 1880 en 1882 openden bovendien de universiteiten van Brussel, Luik en Gent hun deuren voor vrouwelijke studenten (de Katholieke Universiteit van Leuven liet pas in 1920 vrouwen toe!). In 1890 werden vrouwen toegelaten tot alle academische graden en tot het artsen- en apothekersberoep, in 1891 werden ‘voorbereidende’ jaren op de universitaire studies aangeboden in Brussel. Isala van Diest werd de eerste vrouwelijke arts, Marie Popelin de eerste vrouwelijke doctor in de rechten. Het is deze Marie Popelin die voor een belangrijk keerpunt in de Belgische vrouwenbeweging heeft gezorgd. Zij werd immers geweigerd tot de advocatuur, omdat ‘vrouwen lichamelijk ongeschikt zijn’ voor het advocatenberoep (aldus het Hof van Cassatie in 1889). Popelin heeft het beroep nooit mogen uitoefenen, maar bereikte wel andere belangrijke zaken voor de vrouwenbeweging. In 1892 stichtte zij samen met Isala van Diest en Louis Frank[34] de Ligue Belge du Droit des femmes[35]. De Ligue streefde vooral naar politieke, economische en morele veranderingen en naar onderwijshervormingen en wilde een herziening van de bestaande discriminerende wetten. Hoewel deze Bond vrij invloedrijk was, bleef die invloed wel beperkt tot de francophone en liberale bourgeoisie in Brussel. Belangrijker was echter het feit dat de Bond navolging kreeg van de Société belge pour l’amélioration du Sort de la femme en van de Union des femmes belges contre l’alcoolisme. Deze verenigingen werden door Marie Popelin in 1905 samengebracht in de Nationale Vrouwenraad[36]. De Nationale Vrouwenraad is nu nog steeds een belangrijke organisatie binnen de Belgische vrouwenbeweging en kan beschouwd worden als de koepelvereniging voor de vrouwenbeweging uit de ‘eerste golf’. Uiteraard zal hierop nog verder ingegaan worden, aangezien de Commissie Ontwikkelingssamenwerking die in deze studie behandeld wordt, een deel uitmaakte van de Nationale Vrouwenraad, Nederlandstalige afdeling. In een volgend hoofdstuk zal daarom de verdere werking van de Vrouwenraad van naderbij bekeken worden[37]. Henri la Fontaine[38] was een lid van de Ligue. Hij stelde dat het niet de bedoeling was tot één sekse te komen. De vrouwen moesten kunnen deelnemen aan het intellectuele leven van de mannen, opdat zij bekwaam zouden zijn hun zoons op te voeden. Hieruit blijkt dat het onderwijs voor vrouwen op zich wel een succes was, maar op korte termijn[39] niet werkelijk bijgedragen heeft aan de emancpatie van de vrouw. Vrouwen mochten zich ‘intellectueel tot een hoger niveau tillen’, opdat de verstandhouding met hun echtgenoten zou verbeteren en ze hun kinderen beter zouden kunnen opvoeden. Toch was haar plaats nog steeds ‘aan de haard’. Dit bleek ook uit http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (3 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
de reeds aangehaalde ‘zaak Marie Popelin’. Popelin had wel een diploma op zak, maar kreeg het verbod haar beroep uit te oefenen. Blijkbaar was er meer nodig dan onderwijs om op korte termijn uit de rollenpatronen te kunnen ontsnappen[40].
Politieke eisen[41] a) 1830-1914 De grondwet van de nieuwe natie België voorzag in 1831 in een cijnskiesrecht, het stemrecht was dus een privilege van een klein deel van de mannelijke bevolking. Op deze manier gebeurde er een dubbele uitsluiting, namelijk op gebied van sociale ‘welvaart’ en op gebied van sekse. Hierover stelde het gros van de bevolking zich echter geen vragen, aangezien de gehele maatschappij een strenge rangorde kende. De eerste reactie kwam in de periode 1830-1840 vanwege aanhangers van het utopisch socialisme van Saint Simon, die gelijkheid tussen mannen en vrouwen predikte. Een van de bekendste feministen uit die tijd was Zoe Gatti de Gamond, de moeder van de reeds vermelde Isabelle. Zij wees reeds op de nood aan een mentaliteitswijziging alvorens vrouwen tot de politiek ‘toegelaten’ zouden worden[42]. Een van de belangrijkste middelen hiervoor zag zij in een goed gestructureerd onderwijs.[43] Zoals reeds aangehaald was het de affaire Popelin die wees op de noodzaak verder te gaan dan onderwijs voor vrouwen. Vrouwen zouden het beleid mee moeten kunnen bepalen, er was nood aan een politieke emancipatie van de vrouw. Toch neemt de Ligue, opgericht door Marie Popelin, niet meteen het vrouwenstemrecht op in haar eisenpakket. Ze stelt dat de burgerlijke rechten belangrijker zijn dan de werkelijke gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Hoewel ze reeds voor 1914 enkele belangrijke wetswijzigingen in het Burgerlijk Wetboek bekwamen, werd het vrouwenstemrecht pas een prioriteit in 1912. De Ligue had ook reeds in 1895 geargumenteerd dat gemeenten samengesteld waren uit gezinnen en dat vrouwen hierin toch een belangrijke rol speelden. Om deze reden vond de Ligue dat men toch aandacht moest besteden aan het vrouwenstemrecht. Dit kwam echter op een erg slecht moment voor België. Er waren bloedige sociale conflicten aan de gang en de man-vrouw-verhoudingen waren hierbij niet aan de orde. Op dat moment propageerden zowel de katholieke als de liberale partij de terugkeer van de vrouw aan de haard, om de socialistische dreiging tegen te gaan. In 1894 had de Belgische Werkliedenpartij een onverwacht succes bij de verkiezingen. Deze partij steunde de eis voor vrouwenstemrecht tot 1902. Vanaf dat jaar sluiten zij een akkoord met de liberalen tegen de katholieke meerderheid. De liberalen waren echter tegen het vrouwenstemrecht, omdat dit volgens hen de katholieken aan de macht zou houden[44]. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (4 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De socialistische vrouwen aanvaardden dit met erg veel discussie. Zij gingen echter geen ‘coalitie’ aan met de liberale en katholieke vrouwen, want de arbeidersstrijd bleef het belangrijkst. Aangezien vanaf 1902 zowel de liberalen als de socialisten het vrouwenstemrecht uit hun programma weglieten, deden de katholieken het tegenovergestelde: zij begonnen het vrouwenstemrecht te promoten. Uiteraard gingen enkele conservatieve elementen (bijvoorbeeld Woeste) binnen de partij hier enkel en alleen mee akkoord om een buffer op te trekken tegen het socialisme, anderen waren werkelijk voor de idee gewonnen (bijvoorbeeld Cyrille Van Overbergh). Op deze manier raakte het feminisme verzuild en het gelijkheidsdenken van de utopische socialisten verdween naar de achtergrond. Vrouwen moesten inderdaad in het politieke leven opgenomen worden, maar niet omwille van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, wel omwille van de ‘andere bijdrage’ die vrouwen zouden kunnen bieden. Rond de eeuwwisseling ontstonden nog verschillende organisaties die allen de strijd om het vrouwenstemrecht hoog in het vaandel (probeerden te) voeren[45]. De eis voor vrouwenstemrecht was dus bij het aanbreken van de Eerste Wereldoorlog wijdverspreid, maar deze oorlog bracht een abrupt einde aan deze strijd, men had op dat moment andere zaken aan het hoofd. “La première partie de l’histoire du féminisme est close: l’époque des pionnières est terminée.[46]” b) 1914-1940 Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren vrouwen uit alle lagen van de bevolking actief in hospitalen, liefdadigheid of het verzet. Diegenen die in ballingschap waren, werkten in de oorlogsindustrie. Er werd een Union Patriotique opgericht, die zich bezighield met het aan het werk houden van de meest behoeftige vrouwen. Tijdens de oorlog werd dit als een werkelijke heldendaad bestempeld. Na de uitputtingsslag bleek dit echter reeds vergeten. In 1919 werd het algemeen enkelvoudig mannenkiesrecht vanaf 21 jaar ingevoerd. Enkel vrouwen die in de verzetsstrijd waren gevangengenomen door de bezetter of weduwen van oorlogsslachtoffers kregen eveneens stemrecht. Er werd wel een mogelijkheid voorzien om het vrouwenstemrecht later toe te voegen [47]. Probleem in België, in tegenstelling tot andere Europese landen waar het vrouwenstemrecht wel in 1919 werd verleend, was de strijd die woedde onder de verschillende politieke partijen. Zij bekeken het vrouwenstemrecht als een methode om elkaar een hak te zetten, niet als een werkelijk noodzakelijk recht voor de helft van de bevolking. In 1920 werden vrouwen toegelaten tot de gemeentepolitiek en vanaf 1921 mochten zij ook hun stem uitbrengen op gemeentelijk niveau. Tenslotte mochten zij eveneens verkozen worden op provinciaal en nationaal niveau. Zo kwam bijvoorbeeld Isabelle Blume in de Kamer terecht en Marie SpaakJanson in de Senaat[48]. Toch kan men helemaal niet spreken over een vervrouwelijking van de politiek, http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (5 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
vrouwen bleken niet op vrouwen te stemmen. Slechts één procent van de verkozen gemeenteraadsleden was vrouw. Politiek bleef voor de gehele maatschappij een ‘mannenzaak’. De vrouwelijke parlementariërs die wel verkozen werden, hielden zich niet lang bezig met het vrouwenstemrecht. Dit had alles te maken met de crisis waarin Europa verkeerde in de jaren dertig. Tijdens de oorlog hadden veel vrouwen werk gevonden in fabrieken. Deze arbeidskrachten waren door de crisis echter niet meer nodig en men ging terug het principe van de vrouw aan de haard promoten om op deze manier de crisis ‘op te lossen’. Hierdoor verdrong de eis van het recht op arbeid de strijd om het vrouwenstemrecht. Bovendien onderbrak opnieuw een oorlog de stelselmatige vooruitgang. c) 1945-1960 Na de oorlog geloofde men opnieuw sterk in de democratie en de eis voor vrouwenstemrecht werd opnieuw kracht bijgezet. Na enkele jaren discussie omtrent de inwerkingstelling van het vrouwenstemrecht – men stelde het vrouwenkiesrecht ondertussen niet meer in vraag, de vrouwen hadden zich bewezen tijdens de oorlogen – kreeg het vrouwelijke deel van de bevolking stemrecht op 27 maart 1948. Toch bleven de partijen erg ongerust over de electorale weerslag die het stemgedrag van vrouwen zou kunnen hebben. De verkiezingen van 26 juni 1949 zorgden echter niet voor verrassingen. Opnieuw hadden de vrouwen ‘goed’ gestemd, dit wil zeggen dat zij hun mannen gehoorzaamd hadden, waardoor er geen differentiaties opgetreden waren in de verkiezingsuitslag. Bovendien waren er erg weinig vrouwelijke verkozenen en werd dit als volkomen normaal beschouwd. Politiek was immers nog steeds ‘niets voor vrouwen’. In de jaren vijftig werd een aanloop genomen naar de ‘woelige jaren zestig’. Er werden voorzichtige eisen gesteld en er werden studies gedaan naar de behoeften van vrouwen. Men ging onderzoeken waarom vrouwen zo weinig politieke interesse vertoonden en deze resultaten werden vergeleken met andere Europese landen. Toch is de kiem voor de politieke bewustwording te vinden in de jaren vijftig, onder andere door de geëngageerdheid van de vrouwen in de Schoolstrijd en de Koningskwestie. In de jaren zestig verandert de houding van de vrouwen. Dit zal echter in het volgende deel besproken worden, aangezien deze periode kan gezien worden als de aanzet tot de tweede feministische golf.
Recht op arbeid Op het einde van de negentiende eeuw deden vele vrouwen aan onbetaalde on onderbetaalde thuisarbeid. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (6 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Sommigen werkten in fabrieken of mijnen, eveneens te weinig betaald. Bovendien bleef men bepaalde verwachtingen hebben in verband met de gezinsverantwoordelijkheid en geloofde men niet dat vrouwen hetzelfde werk konden uitvoeren als mannen. Vrouwen uit de meer welgestelde milieus mochten eventueel lesgeven of een zelfstandige handel uitbaten, mits de toestemming van hun echtgenoot. Ondanks het feit dat sinds 1880 enkele universiteiten de deuren hadden geopend voor vrouwen, werden vanaf 1885 opnieuw huishoudelijke opleidingen gepromoot, wat de intellectuele inhaalbeweging afremde en veel vrouwen deed afzien van het uitoefenen van een beroep[49]. Eveneens in 1885 ontstond de Socialistische Propagandaclub voor Werkvrouwen die ijverde voor de gelijkberechtiging in het gezin, de politiek en op gebied van arbeid en loon. Er bestonden dus verschillende ‘tegenstrijdige bewegingen’ naast elkaar. Rond de eeuwwisseling wilden ook de sociaal-katholieken en de christen-democraten een lotsverbetering voor de werkende vrouw, hoewel deze nog steeds als uitgangspunt ‘de vrouw in het gezin’ hanteerden. Vrouwen moesten echter goed behandeld worden, opdat zij hun gezin konden verzorgen. Zoals ook het geval was bij de strijd om het vrouwenstemrecht, zorgde de Eerste Wereldoorlog voor een abrupte scheuring. Vrouwen zetten zich tijdens de oorlog in in de hulpverlening: de verpleging en het maatschappelijk werk, de ‘typische vrouwenberoepen’. Na de oorlog werden de ‘heldendaden’ van de vrouwen echter snel vergeten. Bovendien brak in de jaren dertig de economische crisis uit. Deze had vooral voor de vrouwen desastreuze gevolgen. Zij hadden als eerste te lijden onder weddeverlagingen en ontslagen. In 1935 werd de Commissie voor Vrouwenarbeid opgericht. De eis die bij alle politieke strekkingen torenhoog boven de rest uitstak, was het recht op arbeid voor de vrouwen. Zo streefde Isabelle Blume-Grégoire, een van de eerste vrouwelijke Kamerleden, reeds (pas?) in 1936 voor ‘gelijk loon voor gelijk werk’, wat ook een eis zou zijn in de tweede feministische golf, ongeveer dertig jaar later. Ook Maria Baers, gecoöpteerd senator in die periode, ijverde met het Nationaal Verbond der Katholieke Arbeidersvrouwen voor betere werkomstandigheden voor de arbeidsters. Er werden inderdaad enkele maatregelen getroffen, maar Wereldoorlog II betekende opnieuw een abrupt einde voor de onderhandelingen. Na de oorlog bleven de vrouwen de typische beroepen uitoefenen, tegen lager loon en met weinig kans op promotie. Vrouwen bleven eveneens de drijvende kracht achter het huishouden. In 1966 was er een grote staking van de arbeidsters van een wapenfabriek in Herstal. Deze vrouwen eisten gelijk loon voor gelijk werk. Het was zelfs zo dat vrouwen in sleutelposities minder verdienden dan mannelijke schoonmakers. Bovendien kregen vrouwen niet de kans tot de ondernemingsraad of de vakbondsdelegaties door http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (7 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
te dringen. De staking duurde 12 weken en leverde een kleine loonsverhoging op. Dit bleek niet voldoende en er kwam een nieuwe staking in 1974. In dat jaar werd officieel de lijn ‘gelijk loon voor gelijk werk’ nagevolgd, hoewel deze regel op allerlei manieren omzeild werd. Hoewel er voor de vrouwen dus niet veel veranderde, brachten deze arbeidsters wel de media op de been, tot buiten de landsgrenzen. Op deze manier hebben zij de strijd voor de emancipatie van de vrouw opnieuw aangewakkerd en was de ‘tweede feministische golf’ een feit. Er kan gesteld worden dat de zogenaamde eerste feministische golf in België gezorgd heeft voor een zekere ‘naambekendheid’, maar nog niet voor een echte bewustwording bij de bevolking. Waarschijnlijk is de grootste verdienste het vrouwenstemrecht in 1948 geweest, hoewel deze verwezenlijking niet voor onverwachte electorale resultaten heeft gezorgd. Eigenlijk kan men nu, in het jaar 2001, nog steeds stellen dat politiek een ‘mannenzaak’ is, dat vrouwen nog steeds minder kans hebben op promotie en dat er nog altijd zoiets bestaat als typisch vrouwelijke (en mannelijke) studierichtingen. Dit stemt tot nadenken, honderd jaar strijd voeren blijkt nog niet voldoende.
2. De tweede feministische golf: een woelige periode De jaren vijftig en zestig waren jaren van dekolonisatie, de strijd tegen racisme en studenten-en jongerenrevoltes. Periodes van eisen tot ‘zelfbeschikking’. Het is in deze periode dat ook de machtsverhouding tussen mannen en vrouwen opnieuw in vraag gesteld wordt[50]. Bovendien hadden wetenschappers een revolutionaire uitvinding gedaan, namelijk de pil. Moederschap hoefde niet langer de levensloop van vrouwen te bepalen, aangezien vrouwen nu zelf konden beslissen of ze zwanger wilden worden of niet. Het is erg moeilijk deze periode in te delen zoals gebeurde met de vorige periode[51]. Daarom zal getracht worden een overzicht te geven van de verschillende organisaties die een sleutelrol speelden in de jaren zestig en zeventig. Er zal bekeken worden welke strijdpunten zij belangrijk achtten en op welke manier zij hieromtrent actie voerden. Op deze manier wordt hopelijk een beeld geschetst van de tweede feministische golf en wordt ook het verschil met de eerste periode duidelijk. Zoals reeds aangehaald werd in de jaren zeventig de Comissie Ontwikkelingssamenwerking opgericht. Een studie van deze periode is dus belangrijk voor het schetsen van een context. Die context zal vervolledigd worden in het volgende hoofdstuk waarin het onstaan en de evolutie van de Nationale Vrouwenraad onder de loep genomen wordt. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (8 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De bekendste organisaties De traditionele vrouwenorganisaties Tijdens de zogenaamde interimfase waren er verzuilde vrouwenverenigingen onstaan. Hiermee worden die (koepel)organisaties bedoeld die de vrouwen binnen een bepaalde politieke strekking hadden opgericht. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Katholiek Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen, Katholieke ArbeidersVrouwen, Socialistische Vooruitziende Vrouwen en Christelijke Middenstands- en BurgersVrouwen. Probleem bij deze organisaties was echter dat zij zich moesten houden aan de partijstandpunten. Zo werd reeds aangehaald dat de socialistische vrouwen in 1902, toen hun partij het vrouwenstemrecht uit haar programma schrapte omwille van een akkoord met de liberale partij, niet de banden aanhaalde met de vrouwen uit de andere strekkingen omdat de arbeidersstrijd nog steeds het belangrijkste was. Dit was het voornaamste verwijt dat de nieuwe groeperingen hadden aan het adres van deze oude groeperingen[52]. Zij bereikten enorm veel vrouwen, maar bevestigden hen eigenlijk telkens weer in hun klassieke gezinsrol, omdat de vrouwenstrijd naar de achtergrond verwezen werd. Toch veranderden ook deze verenigingen stilaan door de feministische ideeën die zich onder de menigte verspreidden. De belangrijkste verdienste van de verzuilde vrouwenorganisaties is de bijdrage aan de wettelijke emancipatie en aan de vrouwenvertegenwoordiging. Bovendien mag niet vergeten worden dat zij vele leden hadden. Deze vrouwen wilden zij overtuigen van hun eigenwaarde, wat erg belangrijk is voor de emancipatie. Reeds in 1911 richtte de Boerenbond een sociaal-culturele vrouwenvereniging, de latere KVLV, op. Deze bond had in 1911 reeds 13000 leden en richtte zich voornamelijk op gezins-en bejaardenhulp en op het belang van het kind[53]. De KVLV had een eigen tijdschrift, Bij de haard. Hoewel deze titel erg ‘huishoudelijk’ klinkt, steunde de KVLV toch enkele feministische ideeën. Zo werden er bijvoorbeeld artikels gewijd aan de studie-en beroepsoriëntering voor vrouwen. Op het einde van de twintigste eeuw is de KVLV een professionele emancipatiegerichte vormingsorganisatie, die actief meewerkt aan de vrouwendagen[54]. In 1920 werd de KAV opgericht. Deze was aanvankelijk gericht op de arbeidersvrouwen, niet op de vrouweljke arbeiders. Ook deze vereniging is sterk geëvolueerd. Aanvankelijk concentreerde men zich op sociale belangenverdediging en op praktische huishoudelijke initiatieven voor kind en gezin. In 1968 werd echter het ‘oranje boekje’ van de KAV uitgegeven waarin gepleit werd voor een nieuw statuut voor de vrouw. Verder werkte http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (9 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
de KAV mee aan een project in verband met verantwoord ouderschap en voorlichting bij meisjes. In 1996 bracht de KAV een gids voor samenwoners uit. De SVV ontstond in 1922. Ook deze vereniging pleitte aanvankelijk niet voor beroepsarbeid bij vrouwen. De socialistische vrouwen konden makkelijker praten over abortus en anticonceptie, omdat zij niet ‘door de kerk gebonden’ waren, toch namen zij eigenlijk dezelfde standpunten in als de andere verzuilde organisaties. De liberale vrouwen kregen pas een koepelvereniging in de jaren zeventig, namelijk de Sociaal-culturele Vereniging van Vlaamse Liberale Vrouwen. Hierin werd vooral liberaal vormingswerk van vrouwen binnen het verenigingsleven vooropgesteld[55]. Op het einde van de jaren zeventig werden al deze organisaties opgenomen in de koepelvereniging van de Nationale Vrouwenraad. Aangezien deze ‘traditionele vrouwenorganisaties’ hun oorsprong kenden tijdens het Interbellum, is de uitspraak van Boeykens, namelijk dat het Interbellum de komkommertijd[56] was voor de emancipatie van de vrouw, misschien toch een beetje te sterk. Bovendien stelt Christens dat binnen de literatuur betreffende de vrouwengeschiedenis, de scheidingslijnen te strak vastgelegd werden. Binnen de ‘vooraanstaande bronnen’ lijkt het telkens alsof de vrouwen tussen 1914 en 1970 massaal terug “naar keuken en kinderen werden gestuurd”[57]. Dit was niet het geval en de tweede feministische golf mag dan ‘radicaal vernieuwend’ zijn geweest, hij kwam niet volledig uit de lucht gevallen. Dolle Mina Waarschijnlijk zal iedereen die het heeft over feminisme in Nederland en België wel de associatie maken met de Dolle Mina’s. Deze vereniging spreekt bij velen nog steeds tot de verbeelding, omwille van openbare behaverbrandingen en acties als ‘Baas in eigen buik’. “ Dolle Mina groeide hier uit de contestatiebewegingen die vooral de tweede helft van de zestiger jaren kenmerkten en die een algemeen ongenoegen omtrent het maatschappelijk systeem uitdrukten. Men werd zich niet alleen bewust van de internationale politieke situatie, maar ook van de overheersing van economische en sociale verhoudingen op het dagelijkse leven. Dit gaf aanleiding tot het onstaan van werkgroepen en bewegingen die nieuwe problemen als milieu, seksualiteit, positie van jongeren en vrouwen aanpakten”[58]. Toch hadden de Dolle Mina’s ook erg ‘brave’ eisen zoals de vraag naar meer kinderopvang en de eis voor gelijke http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (10 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
opleidingskansen voor jongens en meisjes. De Dolle Mina’s[59] werden opgericht in Nederland, maar algauw ontstonden ook in België Dolle Mina-kernen. De eerste groeide in linkse Antwerpse studentenkringen. De studentes waren verontwaardigd dat zij tijdens hun studententijd als gelijken van de mannen behandeld werden, maar dat ze een huisvrouw moesten worden, zodra ze in het huwelijk traden[60]. De Dolle Mina’s gingen er hard tegenaan. Zo was er de reeds aangehaalde ‘Baas in eigen buik’ campagne, waarin de eis van het recht op abortus werd vermeld. Verder hielden deze vrouwen een ‘Recht op longkanker’-actie in een verzekeringskantoor dat vrouwen verbood binnen te roken terwijl mannen hiervoor wel de toelating hadden. Uiteraard waren de Dolle Mina’s ook bezig met de pil, die ondertussen wel ontwikkeld was, maar eigenlijk niet geduld werd. Vandaar de slogan ‘Lust zonder last, kinderen als ’t ons past’. In 1971 werd de verkiezing van Miss België verstoord, omdat dit een ‘veekeuring’ was en een belediging voor de vrouw. De Dolle Mina-kern uit Gent was eigenlijk de taaiste. Zij publiceerden in 1972 het ‘Rode Boekje voor de vrouw’ en organiseerden in 1973 een abortusbetoging. De Dolle Mina’s hebben niet lang bestaan, omwille van verschillende redenen: er werd telkens hals over kop tot actie overgegaan zonder een echte strategie uit te dokteren, bovendien waren er te veel politieke meningsverschillen en hitste de pers hen op om nog meer acties te voeren. Door hun opvallende acties was het onderwerp vrouwenemancipatie wel opnieuw op de voorgrond getreden. De Dolle Mina’s kenden geen echte comeback, maar er werden wel enkele werkgroepen opgericht. De medische werkgroep hield zich bezig met voorbehoedsmiddelen, abortus en seksualiteit. Er was een werkgroep die zich bezighield met de eis van gelijk loon voor gelijk werk, een andere groep bestudeerde de mogelijkheden tot meer kinderopvang. Verder werd aandacht besteed aan echtscheiding en huwelijksvermogen en de plaats van de vrouw daarin en een laatste werkgroep bekeek de stereotiepe weergave van mannen en vrouwen in reclame [61]. Pluralistische ActieGroepen voor de gelijke rechten van man en vrouw (PAG) De Pluralistische ActieGroepen ontstonden gelijktijdig met de Dolle Mina’s. Deze organisatie was echter veel ‘rustiger’ in haar projecten, waardoor de pers minder geïnteresseerd was. PAG hield zich bezig met meer concrete zaken dan Dolle Mina. De groepen hielden lezingen, er werden artikelen geschreven, pamfletten uitgedeeld, voorlichtingsfolders rondgedragen, … . Een concreet resultaat van PAG-actievoering was de stijging van twee naar zeven vrouwen in de Brugse gemeenteraad. (‘Heb vertrouwen, stem op vrouwen’). Door de rustige, maar toch succesvolle aanpak van de PAG was op het einde van 1970 een PAG-vereniging aanwezig in http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (11 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
bijna elke stad. Het was vooral de Mechelse afdeling die zich liet opvallen. Zo betraden zij bij gemeenteraadsverkiezingen de tribune in rouwkleding, omdat zij nog steeds de zwijgzame meerderheid moesten zijn. Bij PAG lag de nadruk op het pluralisme. Zowel politiek ‘daklozen’ als partijvrouwen werkten samen aan een meer egalitaire maatschappij. Om deze reden lag de klemtoon in de verschillende steden ook op andere punten. Enkele strijdpunten waren: gelijk loon voor gelijk werk, meer en betere crèches, gemengd onderwijs. Later werden deze eisen een beetje ‘stouter’[62]. Op het einde van de jaren zeventig werden de meeste groepen opgedoekt, maar de leden bleven wel actief in bewustmakingsgroepen, vrouwenhuizen, … . Vrouwen Overleg Komitee (VOK) Renee Van Mechelen beschouwt het VOK als de meest invloedrijke vrouwengroep uit de tweede golf[63]. Het VOK is een pluralistische, feministische frontvorming, waardoor veel radicalere standpunten kunnen ingenomen worden dan bijvoorbeeld door de Nationale Vrouwenraad, aangezien deze laatste gebonden is door haar ledenorganisaties. Gevolg was echter dat een vaste organisatiestructuur[64] ontbrak. Lily Boeykens was één van de eerste leidersfiguren. Als voorzitter werd zij opgevolgd door Rita Mulier[65]. Het VOK houdt zich bezig met de organisatie van vrouwendagen, het is een broedplaats voor vele feministische initiatieven, het is een forum voor iedereen die hieraan behoefte heeft en het speelt een belangrijke rol bij het emancipatiebeleid van regering en gemeenten. Toch is er geen enkele organisatie met zoveel zelfkritiek. Dit heeft alles te maken met het feit dat het VOK strikt genomen niet opgericht werd, maar gegroeid is. In mei 1972 trokken enkele vrouwen, die sinds een maand geregeld samenkwamen, naar de Parijse vrouwentweedaagse. Tijdens deze happening kwamen vrouwen getuigen over hun ervaringen in verband met discriminatie op het werk, stereotiepe opvoeding, … . De ‘belangrijkste’ spreker was Simone de Beauvoir die wees op de noodzaak van zelfbeschikkingsrecht over het lichaam, alvorens aan de geestelijke emancipatie te kunnen beginnen. De Belgische vrouwen waren laaiend enthousiast over deze gebeurtenis en vatten het plan op zoiets ook in België te organiseren. Meteen werd gevraagd of Simone de Beauvoir ook in Brussel wilde langskomen. Dit kon op 11 november en daarmee werd V-day vastgelegd op wapenstilstand: V stond voor vrouwen, maar ook voor vrede, vrijheid, verzet en victorie[66]. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (12 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De eerste vrouwendag werd georganiseerd en werd een enorm succes. Bijna alle Nederlandstalige en Franstalige vrouwenorganisaties namen deel, waardoor men bijna kan spreken van een ‘Nationale Vrouwendag’. Er waren thematische stands, debatten en uiteraard werd er eveneens voor ontspanning gezorgd en werd kinderopvang traditie vanaf de eerste uitvoering. Onderwerpen als seksualiteit, onderwijs, reclame, vrouw en politiek, vrouwenarbeid,… kwamen allemaal aan bod. Uiteindelijk bleken er meer dan 10000 bezoeksters geweest te zijn en al deze vrouwen waren enthousiast. Blijkbaar was er nood aan een ‘uitlaatklep’. De voorstellen en eisen waren zo veelvuldig dat alles nogal chaotisch leek. Toch zal voor de organisatoren van toen de sfeer van die eerste vrouwendag niet meer geëvenaard kunnen worden. Sindsdien werd elk jaar (ook nu nog) een vrouwendag georganiseerd rond welbepaalde thema’s en discussiepunten. In een centraal debat worden de beleidspunten getoetst aan de eisen van de vrouwenbeweging. Verder krijgen alle vrouwenorganisaties de kans informatie aan te bieden aan de bezoeksters in verband met hun eigen specifieke werking. Enkele voorbeelden van hoofdthema’s van de vrouwendagen gedurende de jaren: seksuele opvoeding en abortus (1972), verdraagzaamheid voor lesbiennes (1974), emancipatiebeleid eisen (1984) en vrouwen in de Derde Wereld (1990). Na die eerste overweldigende vrouwendag werd echter getwijfeld of men er wel mee moest doorgaan, misschien was dit een te riskante onderneming. De tweede vrouwendag kwam er en vanaf toen was de toon gezet, ondanks verschillende hervormingen en herbronningen. De vrouwendagen trachtten uiteraard in te spelen op de maatschappelijke actualiteit. Zo kwam in de jaren zeventig de economische crisis aan bod en zette men de vrouwen aan zich niet te laten afschepen, omdat zij meestal de eerste slachtoffers waren. In het begin van de jaren negentig werd de vrouwendag gewijd aan de ‘Zwarte Zondag’ en de verrechtsing, die per definitie een gevaar voor de emanciperende vrouw betekende[67]. Zoals reeds gezegd had het VOK een bepalende invloed op het emancipatiebeleid van de regering. Zo werd in 1974 de ‘Stem vrouw’-campagne op poten gezet, waardoor vrouwen op onverkiesbare plaatsen toch verkozen werden. Men mag het succes echter niet overschatten, want het percentage van het aantal zetels voor vrouwen ging slechts van drie procent naar zes procent. Men eiste niet alleen meer vrouwen in het beleid, maar ook meer aandacht voor ‘vrouwenzaken’. Rika de Backer werd wel Minister van Nederlandse cultuur en Vlaamse aangelegenheden. Verder werkte het VOK ook actief mee aan de sociale verkiezingen. Op het einde van de jaren zeventig werd het tijdschrift Lilith in het leven geroepen. Dit werd de spreekbuis van het VOK. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (13 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Een belangrijk project dat door het VOK gestart werd was ‘Omschakelen’. Via dit project wilde men vrouwen helpen bij de herintrede op de arbeidsmarkt. Na een tijdje werd dit buiten het VOK verdergezet[68]. Ondertussen, in het jaar 2001, bestaat het Vrouwen Overleg Komitee nog steeds en wordt elk jaar een vrouwendag georganiseerd. Het VOK is er immers van overtuigd dat de vrouwendag nog steeds een belangrijke rol kan spelen. Het is een dag die ieder jaar duizenden vrouwen bijeenbrengt. Het is de ontmoetingsplaats bij uitstek binnen de vrouwenbeweging, een moment waarop de vrouweneisen telkens opnieuw in de kijker worden geplaatst, zolang dit nodig zal zijn[69].
En dan dit nog De vrouwenhuizen Tijdens de tweede helft van de jaren zeventig namen vele vrouwen het heft zelf in handen. Het Internationale Vrouwenjaar van de Verenigde Naties had hen zodanig teleurgesteld dat zij het beter vonden zelf iets aan de situatie te veranderen. Uit deze idee zijn de vrouwenhuizen ontstaan. In 1974 ontstond het eerste vrouwencentrum in Antwerpen. Aanvankelijk waren hier ook mannen welkom. Dit werkte echter remmend op bepaalde vrouwen, met als gevolg dat de mannen werden geweigerd en dat het centrum werd omgedoopt in een vrouwenhuis. Vrouwenhuizen waren pluralistisch van aard, maar zij boden wel onderdak aan bepaalde groeperingen. Bovendien hingen zij de leuze ‘het persoonlijke is politiek’ aan die sinds enkele jaren overgewaaid was vanuit de Verenigde Staten en die een geheel nieuwe kijk bood op de maatschappelijke structuren[70]. Er werd een vrouwenhuizenoverleg georganiseerd en op deze manier zorgden de vrouwenhuizen soms voor het ontstaan van een feministische stroming binnen een bepaalde regio. Belangrijk is dat deze huizen ook oudere vrouwen aanspreken, omdat zij in deze huizen gezelschap vinden wanneer hun kinderen het huis uit zijn. Er werden allerlei vormingscursussen georganiseerd, bijvoorbeeld elektriciteit of gezondheidzorg. Deze gebeurden in samenwerking met sociaal-culturele vormingsinitiatieven[71]. De voornaamste doelstellingen waren dus: zorgen voor opvang en onthaal en door discussies en vormingswerk komen tot het verwoorden van de ontevredenheid in verband met de maatschappelijke structuren en de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (14 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
discriminerende mentaliteit. Rol en samenleving (RoSa) Er werd reeds aangehaald dat in 1974 Rika de Backer Minister van Culturele aangelegenheden werd. In november 1976 zocht Renee Van Mechelen contact met haar. Van Mechelen had de idee opgevat een vrouwendocumentatiecentrum op te richten, om te vermijden dat alle informatie uit de tweede feministische golf eveneens zou verloren gaan. Er is immers erg weinig geschreven informatie overgebleven van de eerste golf. Van Mechelen werd doorverwezen naar kabinetsmedewerker Jules Albrechts en deze bleek de juiste man, op het juiste moment, op de juiste plaats te zijn. Er werd een onderzoek ingesteld bij alle vrouwenbewegingen om te peilen naar hun interesse en eventuele medewerking. Er kwam tenslotte ook een subsidie van overheidswege en op 26 oktober 1978 werd het eerste vrouwendocumentatiecentrum van België opgericht. RoSa is vooralsnog de meest uitgebreide ‘vrouwenbibliotheek’ van dit land. Alle documentatie en informatie over de meest uiteenlopende aspecten van de vrouwen in de samenleving is er te vinden. Bovendien hebben zij literatuur over het emancipatiebeleid en de vrouwenbeweging in binnen-en buitenland. Ondertussen is RoSa meer geworden dan enkel een ‘bibliotheek’. Er worden verschillende publicaties uitgegeven, zowel met betrekking tot de inventaris van de RoSa bibliotheek, als met betrekking tot de stand van zaken voor de emancipatie van de vrouw. Deze laatste publicaties behandelen telkens een apart thema waarover specialisten aan het woord worden gelaten en geven een uitgebreid literatuuroverzicht met betrekking tot het bestudeerde onderwerp. Verder verzorgt RoSa twee pagina’s op de VRT-teletekst pagina’s en heeft het documentatiecentrum een uitgebreide website. Ondertussen maakt RoSa deel uit van het ‘Gelijke Kansen Huis’ van de Vlaamse Gemeenschap, naar analogie met Amazone[72]. RoSa is onmisbaar geworden voor het feministisch onderzoek in België. Fem-Soc-groepen Halverwege de jaren zeventig, toen Dolle Mina al vergeten was, waren er verschillende Fem-Soc-groepen (feministisch-socialistisch). Deze waren minder radicaal in aanpak, zij kwamen minder op straat en filosofeerden liever. Ze organiseerden congressen, debatten en brachten manifesten uit. Toch werd een radicaal links feminisme aangehangen. Op het einde van de jaren zeventig kwamen deze groepen duidelijk in actie, omdat door de economische crisis vele vrouwen als eerste uit de boot dreigden te vallen. Er werd gewerkt aan een kritische http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (15 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
theorievorming en politiek protest. Begin jaren tachtig ging deze actie verder, bovendien kwam daar de eis voor het recht op abortus bij (de oude ‘Baas in eigen buik’-actie)[73]. Er waren massale betogingen voor de legalisering van abortus en de acties kregen ruime aandacht van de media. Probleem was echter dat de katholieke vakbondsvrouwen en vrouwenorganisaties niet deelnamen. Abortus zat bij hen niet in het eisenpakket. Zij voerden wel mee actie voor het recht op arbeid voor vrouwen en voor het behoud van de koopkracht en de economische onafhanklijkheid. Tijdschriften Er ontstonden tijdens de tweede golf verschillende feministische tijdschriften, maar de meesten waren geen lang leven beschoren. Vrouwenbladen als Flair stelden zich niet feministisch op, maar hielpen (en doen dat nog steeds?) wel bij de emancipatie van de vrouw[74]. In 1972 werd het feministische zusterblad van Humo opgericht, Mimo. Dit blad was redelijk radicaal in haar standpunten. Waarschijnlijk daardoor werd het opgedoekt in 1978. Tussen 1972 en 1977 gaven de Pluralistische ActieGroepen een nieuwsbrief uit en ook Dolle Mina had een tijdschrift tot 1981, namelijk De grote kuis. LeF (Links en Feministisch) ging van start met de bedoeling themadossiers te beschrijven. Deze zouden thema’s als de thuisblijvende versus de beroepsactieve vrouwen, kinderopvang en vrouwenarbeid behandelen. Ook dit tijdschrift is reeds ter ziele gegaan. Schoppenvrouw is de uitgave die tijdens de tweede golf ontstaan is en het langst bestaan heeft. In 2000 is echter ook aan deze publicatie een einde gekomen. Aanvankelijk was dit tijdschrift nogal dogmatisch, gericht op de Fem-Soc beweging. Deze bijklank verdween echter uiteindelijk. Verder was er nog een uitgave van het vrouwencomité van de PvdA, namelijk Marianne. Progressief blad van en voor vrouwen. En zoals reeds gezegd had ook het VOK een tijdschrift dat als spreekbuis fungeerde, namelijk Lilith. De politieke partijen en vrouwengroepen De CVP was in 1973[75] de eerste politieke partij die een vrouwenwerkgroep in het leven riep. Deze groep werd bedacht met de naam ‘Vrouw en Maatschappij’ en stond onder de leiding van Miet Smet. Aanvankelijk was deze groep ontstaan met de bedoeling een open partijdag in verband met ‘Vrouw en Maatschappij’ voor te bereiden. De werkgroep bleef echter onder dezelfde naam actief. De Christelijke Volkspartij werd op de voet gevolgd door http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (16 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
de Volksunie. In 1974 ontstond de ‘Federatie Vlaamse Vrouwen’ die aanleunde bij de Volksunie, maar er niet formeel deel van uitmaakte[76]. Dan was het enkele jaren wachten tot in 1978 toen de PVV-vrouwen zich organiseerden. De vrouwengroep was voor de stichtsters geen doel op zich, maar een voorlopige manier om de inbreng van de vrouwen binnen de partijen te verzekeren[77]. Eveneens in 1978 gaf de Belgische Socialistische Partij aan een ‘Stuurgroep van BSP-Vrouwen’ de opdracht een voorstel voor een politieke vrouwenwerkgroep uit te werken; in 1980 erkende de SP de Socialistische Vrouwen als vrouwenwerkgroep. In feite waren deze vrouwengroepen een verjonging en vernieuwing[78] van de traditionele vrouwenorganisaties die reeds besproken werden in het voorgaande. Al het bovenstaande toont dat er inderdaad een continuïteit, maar eveneens een breuk met de eerste feministische golf te bespeuren is. Nog steeds werd de eis voor recht op arbeid en voor niet-gediscrimineerd onderwijs geuit, maar ook de strijd voor het recht op abortus en voor het gebruik van anticonceptiva waren belangrijke kenmerken van de tweede golf. Bovendien was de manier waarop men zich organiseerde geheel verschillend. In de jaren zeventig durfden de vrouwen werkelijk op straat komen, ze durfden shockeren. Toch bleken ook deze harde middelen niet voldoende en raakte de ‘vrouwenkwestie’ opnieuw op het achterplan. Een tijdje waren de feministen werkelijk ingedommeld. Het duurde eigenlijk tot het einde van de jaren tachtig vooraleer de vrouwen terug op het voorplan traden.
3. Een derde feministische golf? “De jaren tachtig vormden het dieptepunt van de terugslag na de tweede feministische golf, maar in de herfst van 1991 begon een nieuw tijdperk, het tijdperk van de ‘aardbeving der geslachten’, waarin het vrouw-zijn definitief een nieuwe betekenis kreeg[79]”. Naomi Wolf ziet de toekomst voor de vrouwen erg rooskleurig in. Naar haar mening is er een keerpunt aangebroken. Het is aan de vrouwen om er voor te zorgen dat dit geconsolideerd wordt en om te verhinderen dat de wereld opnieuw in slaap gewiegd wordt[80]. Eigenlijk deelt het Belgische boegbeeld van het tweede golf-feminisme, Lily Boeykens, deze mening met haar. Zij beweert immers dat in deze derde golf het moment is aangebroken dat de vrouwen de macht aanvaarden en dat mannen leren deze te delen [81]. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (17 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De jaren negentig zijn volgens de specialisten in de vrouwengeschiedenis een ‘open moment’. De politieke infrastructuur is immers voldoende ontwikkeld, opdat vrouwen actief en passief kunnen deelnemen Er zijn voldoende vrouwen met genoeg geld en invloed en de meeste vrouwen zijn ervan overtuigd dat zij iets kunnen veranderen aan de ongelijkheid der seksen[82]. Toch blijken deze ‘gunstige omstandigheden’ niet noodzakelijk tot daden te leiden. Vele vrouwen zijn vervreemd geraakt van de feministische beweging, anderen hangen een soort van slachtofferfeminisme aan dat niet echt ten goede komt aan de ‘vrouwenzaak’. Tenslotte stellen sommigen dat vrouwen nog niet geleerd hebben hoe de vrouwelijke krachten te gebruiken. “Als je alleen al ziet hoe het feminisme onze samenleving heeft veranderd, hoe de meeste vrouwen en mannen en in toenemende mate instanties, feministische principes hebben omarmd, dan moet je concluderen dat de vrouwenbeweging heeft gewonnen. Zij heeft met succes de minst bloedige revolutie in de geschiedenis van de mensheid tot stand gebracht. Maar nu steeds meer feministische idealen worden opgenomen in de heersende cultuur, nemen steeds meer vrouwen afstand van het woord ‘feministe’ [83]“. Hoe kon de beweging echter zoveel vrouwen verliezen[84]? Hoe komt het dat feminisme een ‘vies woord’ geworden is[85]? Blijkbaar onderschrijven de meeste vrouwen de doeleinden wel, maar raakten ze toch vervreemd van de beweging (hoewel er ook vrouwen zijn die geloven dat de nog eventueel resterende discriminerende omstandigheden wel vanzelf zullen verdwijnen.[86]). Al het goede ligt blijkbaar vervat in het woord ‘emancipatie’, terwijl al de negatieve bijklanken verzameld worden in ‘feminisme’. Noodzakelijke ‘levenswijzen’ uit de jaren zestig en zeventig, zoals antikapitalistisch, tegen het systeem en radicaal links zijn, werden doorheen de jaren barrières. Daarbij komt het feit dat feminisme geassocieerd wordt met lesbianisme, met ‘mannen haten’ en met bourgeoisie. Bovendien hebben vele vrouwen afstand genomen van het feminisme om carrière te kunnen maken en hebben de media gedurende al de voorbije jaren vrouwenzaken (bewust) genegeerd, waardoor velen de moed hebben laten zakken. Hierdoor raakten vrouwen vervreemd van de beweging. Anderen bleven wel achter de beweging staan, maar eigenlijk op een ‘foute’ manier. Zij hingen het slachtofferfeminisme aan. Dit wil zeggen dat deze vrouwen een identiteit wilden ontlenen aan het slachtofferschap. Zij stellen de vrouwen voor als pure en mystieke wezens en het kwade dat aan deze goede vrouwen wordt gedaan, moet gebruikt worden om op te komen voor hun rechten. Dit gedachtegoed kan echter in de huidige samenleving niet meer van pas komen, omdat de samenleving veranderd is. Mannen willen niet meer alles en iedereen op een agressieve manier domineren, zo stelt Wolf[87]. Er moet dus getracht worden deze negatieve bijklanken te doen verdwijnen. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (18 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Hiertegenover staat het krachtfeminisme dat uitgaat van het recht op gelijkheid voor vrouwen, omwille van het mens-zijn. Volgens deze benadering heeft iedereen de mogelijkheid in zich de macht in handen te nemen. Zoals reeds aangehaald is dit de opdracht voor de vrouwen in de derde feministische golf: het durven in handen nemen van de macht, om deze te delen met de mannen. Feminisme moet daarom ingeburgerd geraken in het dagelijks leven van mannen en vrouwen, vrouwen mogen immers geen subcultuur worden. Tenslotte wijst Wolf erop dat vrouwen een psychologische verandering moeten ondergaan, opdat het krachtfeminisme ‘in werking kan treden’. Zo stelt zij bijvoorbeeld dat er moet vermeden worden te stellen dat het man-zijn van mannen de onvermijdelijke oorzaak van het probleem is en dat mannen nooit onnadenkend mogen veroordeeld worden op een manier die vrouwen seksistisch zouden vinden als het omgekeerde zou gebeuren. Mannelijkheid is immers eveneens een sociale constructie en ook mannen kunnen hinder ondervinden van hun sekse. Reeds in 1957 schreef Helen Hacker het volgende: “As a man, men are now expected to demonstrate the manipulative skill in interpersonal relations formerly reserved for women under the headings of intuition, charm, tact, coquetry, womanly wiles, et cetera. They are asked to bring patience, understanding, gentleness to their human dealings. Yet with regard to women they must still be sturdy oaks[88]”. Bovendien is ook deze groep helemaal niet homogeen. Dit zijn de opdrachten voor de derde golf. Deze werden even aangehaald om het overzicht van de vrouwenbeweging te vervolledigen. Bovendien zal blijken dat ook de Nationale Vrouwenraad tijdens de jaren tachtig voorstander was van samenwerking met mannen. Bedoeling van dit hoofdstuk was een zicht te krijgen op de verschillende (vrouwen)strijden die gedurende de laatste 150 jaar werden gevoerd en op de evoluties daarbinnen. Het vrouwenstemrecht werd goedgekeurd, maar er zijn nog steeds vrouwen die minder kans op promotie hebben dan vrouwen. Verder werd duidelijk dat de tweede feministische golf radicaler te werk ging dan de eerste golf, hoewel dit niet altijd een succes bleek. “Je kan met evenveel recht en gelijk, twee balansen opmaken. Enerzijds: het feminisme van de voorbije jaren heeft helemaal niets uitgehaald, de ganse zaak is gerecupereerd en de wetgeving is een papieren tijger. Anderzijds: de feministen hebben heel wat bereikt, ze hebben een nieuwe, niet-discriminerende wetgeving gerealiseerd, ze hebben hun problemen zichtbaar gemaakt, het recht op inspraak van vrouwen nam toe en vrouwen hebben een netwerk van huizen en zelfhulpgroepen opgezet om zelf wat aan hun problemen te doen[89]”. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (19 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Tenslotte werd gewezen op het feit dat vrouwen in de jaren negentig en het begin van de eenentwintigste eeuw hun verkregen macht moeten durven te consolideren, maar er moet op een eerlijke manier samengewerkt worden met mannen. Ook zij moeten uit hun sociaal geconstrueerde rol bevrijd worden. Dit kan de ‘opdracht’ voor de derde feministische golf genoemd worden. Het volgende deel zal de oorsprong, de evolutie en de verwezenlijkingen van de Nationale Vrouwenraad van België onder de loep nemen. Bedoeling is na te gaan op welke manier deze vereniging actie voerde en welke doelstellingen vooropgesteld werden. Dit deel zal vooral gebaseerd worden op de licentiaatsverhandeling van Sofie Cromboom, aangevuld met het overzichtswerk van Boel en Duchène en het tijdschrift van de Vrouwenraad zelf. Een inzicht in de werking en het ontstaan van de Vrouwenraad is nodig om te begrijpen hoe en waarom de Commissie Ontwikkelingssamenwerking ontstond en tewerkging, wat een deel van de vraagstelling van deze licentiaatsverhandeling inhoudt.
Hoofdstuk 2: De Nationale Vrouwenraad van België 1. Ontstaan van de Vrouwenraad van België: Ligue belge du Droit des Femmes Er werd reeds geponeerd dat de weigering van de Brusselse Balie in 1888 om Marie Popelin (1846-1913) toe te laten tot de advocatuur, een belangrijk keerpunt betekende voor de vrouwenbeweging in België[90]. Volgens de procureur-generaal hield de Orde der Advocaten beter op te bestaan wanneer een vrouw zou toegelaten worden [91]. Popelin en haar verdedigers hielden het hier echter niet bij. De debatten vonden gehoor in het hele land, maar er bleek nog een grote onverschilligheid te bestaan ten opzichte van de vrouwenkwestie. Het verlangen om alle opkomende initiatieven te coördineren was groot en Popelin hield samen met Louis Frank[92] en Carl Devos enkele constituerende vergaderingen. In mei 1892 werd de Ligue belge du Droit des Femmes opgericht. Dit was de eerste feministische organisatie in België. Na enkele maanden telde de Ligue reeds driehonderd leden, waaronder vele mannen (bijvoorbeeld Henri La Fontaine en Hector Denis, de rector van de Université Libre de Bruxelles). Doelstellingen van de Ligue waren: de gelijkheid van man en vrouw binnen het gezin, het recht voor de vrouw alles te doen wat in haar mogelijkheden lag voor wat betreft werk en studies en de erkenning van de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (20 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
vrouwen in het beleid. Henri La Fontaine vatte dit als volgt samen: “Nous ne poursuivons pas, je le dis très nettement, l’émancipation des femmes: …, nous ne voulons pas qu’elles sortent de leur sexe… . Nous voulons, au contraire, que les femmes restent femmes… . Mais nous voulons qu’elles soient des femmes réelles, et non plus des servantes, des ménagères ou des mondaines. … Nous voulons leur donner la plénitude de leurs droits pour qu’elles deviennent pleinement conscientes de leurs devoirs[93]”. Blijkbaar was emancipatie toen net zulk een vies woord als feminisme nu[94]. Op dat moment was het differentiedenken[95] nog het heersende denkkader: er mocht niet aan de ongelijkheid van de seksen geraakt worden, anders verviel men in een sekseloze maatschappij. Men besefte dat er voorzichtig moest gehandeld worden, aangezien de Belgische bevolking niet zo radicaaldenkend was als bijvoorbeeld de Engelse suffragettenbeweging[96]. Daarom werden allereerst enkele praktische zaken aangekaart, zodat de publieke opinie minder negatief tegenover de Ligue stond. Zo werd bijvoorbeeld geijverd voor het recht op een eigen spaarboekje voor vrouwen en voor de toegang tot de familieraden. Bovendien had de Ligue nog niet voldoende politieke ervaring om meteen het vrouwenstemrecht te eisen[97]. De Ligue haalde echter haar sterkte uit de samenhang tussen de sterke personaliteiten binnen de organisatie. Deze sterke figuren waren nodig, aangezien het feminisme als een sociale revolutie werd gezien en dit klonk erg pejoratief. Het waren vooral de vrouwen die geen veranderingen wilden: “cela a toujours été, donc cela doit être [98]”. De Liga trok door heel het land om lezingen te houden. Bovendien werd het tijdschrift La Ligue uitgegeven tot Wereldoorlog I. Hierin werden alle activiteiten en strijdpunten van naderbij bekeken. Vanaf 1895 was er een permanent secretariaat en een feministische bibliotheek. Er werd bovendien erg goed samengewerkt met de vrouwenraden uit het buitenland en verschillende kranten, vooral liberale, besteedden aandacht aan de feministische propaganda. De Ligue du droit des femmes bestond uit vijf commissies waarin het eigenlijke ‘werk’ gebeurde: een wetgevende commissie, een commissie voor onderwijs, één voor welzijn, één voor arbeid en dan nog een commissie voor propaganda. Binnen elke commissie zetelden zogenaamde specialisten. in de wetgevende commissie zaten bijvoorbeeld advocaten en de commissie welzijn had Isala van Diest (de eerste vrouwelijke arts van België) als spilfiguur. Enkele verdiensten van deze organisatie: ●
Tussen 1869 en 1884 namen de Post en de Spoorwegen vrouwen in dienst, wel in ondergeschikte
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (21 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
●
posities. In diezelfde periode verzamelde de Ligue achthonderd handtekeningen om het lot van winkelmeisjes te verbeteren. Zij kregen bijvoorbeeld meer de kans om even te gaan zitten, aangezien zij hier maar een halfuurtje voor kregen voor de actie van de Ligue.
●
●
In 1894 richtte Isabelle Gatti de Gamond een mutualiteit voor vrouwen en jonge meisjes op. Zij hadden echter wel de toestemming van hun man of vader nodig om te mogen toetreden. In 1896 werd de wet voor vruchtgebruik van de bezittingen van de overledene door de weduwe, goedgekeurd.
In 1897 vierde de Ligue haar vijfjarig bestaan met een groot internationaal feministisch congres, met de steun van de regering. Er werden debatten georganiseerd omtrent burgerrechten, economische rechten en gezondheidszorg. Er was enorm veel belangstelling van vrouwen uit het buitenland, maar de grote afwezige was ‘de Belgische vrouw’. Men was hierin erg teleurgesteld: “Nous sommes douloureusement frappées dans notre amour-propre en constatant combien est encore restreint en Belgique le nombre de celles qui osent affirmer publiquement leur sympathie pour la cause féministe[99]”. Na deze domper ging de Ligue toch door met juridische en sociale studies en met haar propagandataak. Ondertussen ontstonden nieuwe groeperingen die de feministische idee stilaan wilden laten doordringen in de verschillende lagen van de maatschappij. Zo werd in 1897 de Société belge pour l’Amélioration du Sort de la femme opgericht. Deze vereniging was radicaler dan de Ligue en hield zich vooral bezig met de vrouwenarbeid. Voorheen was de economische onafhankelijkheid het begin van de bevrijding. Zij brachten ook het onderwijs voor vrouwen in de belangstelling en kaartten de gezondheidsomstandigheden in fabrieken aan. In 1899 zag l’Union des Femmes belges contre l’Alcoolisme het levenslicht. Deze vrouwen wezen op de ravage die alcoholmisbruik kon aanrichten bij de arbeidersbevolking en zij trachtten een regelgeving te bekomen in verband met de verkoop en consumptie van alcoholische dranken. Zo waren er vanaf 1901 café’s en restaurants die ‘alcoholvrij’ konden genoemd worden. Tenslotte werd in 1899 l’Union des femmes belges pour la Paix opgericht. Deze organisatie pleitte voor internationale ontwapening. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (22 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
1900 was een jaar waarin verschillende omwentelingen plaatsvonden. In dat jaar mochten vrouwen een eigen spaarboekje openen en beheren en hun loon zelf ontvangen en gebruiken voor het huishouden. Er kwam zelfs een voorstel om vrouwen op te nemen in het electoraat. Probleem was echter de angst van de verschillende partijen om kiezers te verliezen[100] en het gebrek aan overtuiging bij de vrouwen zelf: “Même Marguerite Van de Wiele, femme de lettres de talent et membre de la Ligue du Droit des Femmes, ne rougissait pas d’écrire, le 30 janvier 1902, dans le Petit Bleu: ‘ordinairement, les états où règne et domne l’élément féminin sont mal gouvernés et cela provient de ce que les femmes ne possèdent jamais de vues d’ensemble,…[101]’”. Ondertussen was bij de leden van de Ligue de idee gegroeid een gecoördineerde vrouwenwerking op poten te zetten, waarin de verschillende politieke partijen zouden vertegenwoordigd zijn en die verder de neutrale groepen zou omvatten. Deze representatieve federatie van groeperingen zou eveneens mogen toetreden tot de Internationale Vrouwenraad, wat uiteindelijk de bedoeling was. In 1902 werd de Union féministe belge opgericht. Deze was echter geen lang leven beschoren, aangezien de katholieke partij nog niet achter de vrouwenwerking stond en omdat de neutrale groepen meenden dat zij geen overkoepeling nodig hadden[102]. 1902 betekende eveneens het tienjarig bestaan van de Ligue. Opnieuw werd een internationaal congres georganiseerd en opnieuw waren het de Belgische vrouwen die uitblonken door afwezigheid. Verder keerden de socialistische vrouwen zich af van de bourgeoisie-eisen van de Ligue en hadden de katholieke vrouwen alle moeite van de wereld om hun partij achter zich te krijgen. Ondanks al deze moeilijkheden werd de idee van een overkoepelende vereniging niet opgeborgen. In 1904 ontstond er een constitutieproject. De afgevaardigden van de verschillende organisaties kwamen regelmatig samen en op 30 januari 1905 werd de Conseil National des Femmes Belges onder de doopvont gehouden. Deze koepelvereniging omvatte aanvankelijk de Ligue du Droit des Femmes, de Société belge pour l’Amélioration du Sort de la Femme en l’Union des Femmes belges contre l’Alcoolisme. Féminisme Chrétien de la Belgique haakte op het laatste moment af.
2. Le Conseil National des Femmes Belges (CNFB)
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (23 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
In 1905 onstond dus de Nationale Vrouwenraad van België, met als drijvende kracht alweer Marie Popelin[103]. Vanaf 1906 traden nog verschillende groeperingen toe[104]. De Vrouwenraad hield zich bezig met het geheel van het vrouwenvraagstuk. De noodzakelijke wettelijke maatregelen werden bestudeerd, de initiatieven van de aangesloten verenigingen werden ondersteund en de activiteiten van de Internationale Vrouwenraad werden opgevolgd. “De ideologische profilering van de CNFB (volledig Franstalig) bestond erin ‘dat ze boven de grenzen van de Belgische politieke partijen’ wilde staan, dat ze het zenuwcentrum wilde worden van de belangrijkste Belgische vrouwenverenigingen, en dat ze de individuele vrijheid van haar aangesloten verenigingen respecteerde[105]”. De Vrouwenraad behield de organisatie in commissies zoals dit het geval was bij de Ligue du droit des Femmes. De eerste gezamelijke manifestatie werd georganiseerd door de Commissie Onderwijs. Zestigduizend deelnemers gingen de straat op om de invoer van de leerplicht te eisen. Dit was in 1906. Voor de eerste maal durfden vrouwen hun nieuwe opvattingen over hun maatschappelijke rol publiek te uiten[106]. De goede wisselwerking met de buitenlandse vrouwenraden bleef behouden, de leden bezochten geregeld congressen in het buitenland. Ook het tijdschrift La Ligue bleef de spreekbuis van de Vrouwenraad. Vanaf 1910 verscheen l’International féminin op initiatief van de Société belge pour l’Amélioration du Sort de la Femme. Deze twee tijdschriften bestonden naast elkaar. Tijdens het eerste lustrum werden enkele successen geboekt: vrouwen mochten getuige zijn bij burgerlijke akten en zij konden het hoederecht over kinderen krijgen. Bovendien werd een wet opgesteld waarin werd vastgelegd dat er een onderzoek naar vaderschap mocht gebeuren, opdat vrouwen een vergoeding zouden krijgen voor de opvoeding van het kind. Ondanks de ideologische verschillen binnen de Vrouwenraad, slaagde men er toch in goed samen te werken. Zo namen in 1909 de verschillende groeperingen deel aan de oprichting van l’Office central de Documentation pour les questions intéressant la femme. Op deze manier werd alle relevante informatie betreffende de vrouwenzaak samengebracht. In 1898 was er reeds een voorloper van dit initiatief. Toen werd namelijk een bibliografie opgesteld met meer dan duizend titels in verband met vrouwen, feminisme en vrouwenbeweging. Voor de Eerste Wereldoorlog werd het verbod op nachtwerk voor vrouwen bekrachtigd. Uiteraard was het positief dat er aan de gezondheid van de arbeidsters gedacht werd, maar op deze manier ontnam men de vrouwen wel de kans om de bestbetaalde jobs te doen, terwijl de situatie voor de mannen even ongezond was. Er http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (24 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
heerste dus twijfel over deze maatregel, die eigenlijk mensvriendelijk was, maar eveneens discriminerend. Verder beperkte men de vaderlijke macht over het kind en liet de Katholieke Universiteit van Leuven vrouwen toe in bepaalde vakken. Bovendien verschenen voor het eerst vrouwen op de syndicale lijsten. In 1912 werd het twintigjarig bestaan van de Ligue gevierd. Marie Popelin besliste plaats te maken voor de jongere krachten. Léonie La Fontaine volgde haar op als voorzitter. Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verloor de Vrouwenraad deze bezielende kracht, net als een lid van het eerste uur, Hector Denis. “Le 4 août 1914, la première guerre mondiale éclate, mettant fin à l’activité féministe proprement dite, tendant toutes les volontés masculines et féminines vers la défense du pays et vers l’assistance aux effroyables misères qui en découlent[107]”. Vanaf acht augustus verenigden alle feministische groeperingen zich in l’Union patriotique des Femmes belges, onder leiding van onder andere Louise Van den Plas. Op dit moment eindigde de pioniersperiode van de Belgische vrouwenbeweging.
3. Het Interbellum en de jaren na de Tweede Wereldoorlog Zoals reeds werd gesteld, is de scheiding tussen de zogenaamde twee feministische golven erg artificieel. Er kan onmogelijk geponeerd worden dat in België bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, een periode eindigde die totaal verschillend was van de periode tussen de twee wereldoorlogen in. Tijdens het Interbellum werden inderdaad weinig vernieuwende denkbeelden ontwikkeld, maar men kwam wel tot het in voege brengen van vroegere ideeën. Bovendien vergrootten de verzuilde vrouwenverenigingen tijdens deze periode hun ledenbestand. De uitdrukkingen ‘stilte voor de storm[108]’ en ‘komkommertijd[109]’ als synoniemen voor het Interbellum, zijn daarom een beetje overdreven. Als belangrijkste feministische verwezenlijkingen wijzen Boel en Duchène op de ontwikkeling van het hoger technisch meisjesonderwijs en het ontstaan van de eerste vrouwelijke beroepsverenigingen. Deze organisaties sloten zich tijdens de jaren veertig en vijftig aan bij de Nationale Vrouwenraad[110]. Tijdens het Interbellum werden echter ook maatregelen genomen die negatief waren voor de vrouwen, vooral omwille van de economische crisis. De gehuwde werkende vrouwen werden met de vinger gewezen en er werden http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (25 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
arbeidsontmoedigende maatregelen genomen zoals bijvoorbeeld de Premie voor Moeders aan de Haard[111]. Toch zetten de traditionele vrouwenverenigingen, zoals de Vrouwenraad, hun strijd voor het vrouwenstemrecht en het recht op arbeid verder tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Boel en Duchène wijzen aan het einde van hun overzicht op het feit dat de vrouwenorganisaties nog veel werk voor de boeg hebben: “ Mais nous nous sommes efforcées de montrer combien-malgré l’évolution des esprits- la vigilance reste de rigueur pour défendre les positions acquises, combien la lutte est encore et toujours indispensable pour que le droit des femmes au travail ne soit pas discuté et qu’elles aient enfin accès aux postes de direction[112]”. Dit werd geschreven in 1955. Toch werd, zoals reeds aangehaald in het vorige hoofdstuk, in 1948 het vrouwenstemrecht goedgekeurd. Uiteraard mag niet vergeten worden dat dit het resultaat was van een politieke strijd en dat er niet volledig gestemd werd uit rechtvaardigheidsgevoel[113]. De eerste vrouwenorganisaties speelden hierbij wel een rol[114], er werd dus tijdens de interimfase toch een belangrijke ‘overwinning’ behaald.
4. De jaren vijftig en zestig In 1950 hield Marthe Boel een toespraak ter ere van de ‘dertigste verjaardag van de ingang van de vrouw in het politieke leven’; waarschijnlijk werd hiermee de invoering van het gemeentelijk vrouwelijk stemrecht bedoeld. Tegelijkertijd werd Boel geëerd voor haar voorzitterschap van de CNFB(1934-1952)[115]. Uit deze toespraak bleek erg goed de houding die de Nationale Vrouwenraad aannam ten opzichte van de Belgische politieke elites. Boel verwijst naar de ‘vurige verdedigers’ van het vrouwenstemrecht, die er volgens haar in elke partij waren. Toch heeft de strijd om het vrouwenstemrecht vijftig jaar geduurd! De CNFB volgde duidelijk een behoudsgezinde strategie. Ook uit de toekomstvisie van Boel bleek een burgerlijk conservatisme: vrouwen mochten vechten voor hun rechten, maar moesten tegelijkertijd hun plichten als burgers opnemen[116]. Van Molle en Gubin menen dat deze houding de aanloop naar de tweede feministische golf betekende. De Vrouwenraad werkte immers toekomstgericht en bovendien verrichtten de commissies erg grondig studiewerk. Er kan onmogelijk gesproken worden van een ‘dode periode’[117]. Binnen de CNFB gebeurden enkele veranderingen tijdens de jaren vijftig en zestig. Allereerst kwamen er veel leden bij, bovendien sloten verschillende verenigingen van allerlei politieke en filosofische strekkingen zich aan. De katholieke en socialistische verzuilde vrouwenorganisaties zetten de stap echter nog niet. In 1953 werd Lily http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (26 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Wigny voorzitter. Zij was de echtgenote van de christendemocraat Pierre Wigny en haar voorzitterschap zorgde eveneens voor een politieke verbreding van deze traditionele vrouwenvereniging[118]. De jaren zestig waren jaren van communautaire strubbelingen, waardoor het vrouwenvraagstuk naar de achtergrond werd verdrongen. Toch kan een erg grote sociale staking als een erg belangrijk moment voor de vrouwenbeweging aanzien worden, namelijk de staking van de arbeidsters van de wapenfabriek van Herstal in 1966. Zoals reeds eerder aangehaald werd hier gestreden met de slogan ‘gelijk loon, voor gelijk werk’, wat een strijdpunt werd voor de groeperingen van de tweede feministische golf. De start van de tweede feministische golf wordt meestal verklaard aan de hand van verschillende maatschappelijke factoren - zoals bijvoorbeeld de bevrijdingsbewegingen van mei ’68 die inspirerend werkten, democratiseringstendensen in het onderwijs, …- die voor een nieuwe generatie feministen[119] zorgden. Bovendien was het aandeel van de vrouwen in de politiek tot een historisch dieptepunt gedaald. De traditionele vrouwenorganisaties, zoals de CNFB, pleitten voor samenwerking met de mannen, terwijl de nieuwe generatie vond dat dit belemmerend werkte. De tweede golf had alleszins een invloed op organisaties zoals de CNFB, want: “de nieuwe feministen hebben de voorzichtige emancipatiedenkers van de jaren vijftig en zestig meegesleept of doen terugdeinzen, maar in ieder geval uitgedaagd[120]”.
5. De tweede feministische golf in België De woelige beginjaren Sofie Cromboom trachtte in haar licentiaatsverhandeling na te gaan hoe de relatie tussen de traditionele vrouwenorganisaties en de nieuwe feministische drukkingsgroepen was: “Er zijn genoeg aanwijzingen om te stellen dat de tweede feministische golf een kloof tussen nieuwe en oude feministen bracht[121]”. Tijdens de aanvangsfase van de jaren zeventig bestonden er twee ‘soorten’ vrouwengroeperingen[122] naast (tegenover?) elkaar. De oudere beweging, die zich meer gematigd opstelde en waarvan de leden dikwijls zuilgebonden waren. Deze verenigingen behoorden meestal tot de overkoepeling van de Nationale Vrouwenraad. Daarnaast was er een nieuwe generatie opgekomen die meer radicaal te werk ging, bijvoorbeeld Dolle Mina en PAG. De tweede http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (27 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
feministische golf werd in België gedragen door jonge intellectuele vrouwen die geen enkele band hadden met de burgerlijke, ‘voorzichtige’ traditionele vrouwenbewegingen. Daarom zetten zij zich meestal af tegen deze organisaties, volgens hen hadden deze de vrouwen enkel bevestigd in hun huishoudelijke rollen. Toch was er een eventuele tegemoetkoming mogelijk geweest door de staking van Herstal. Recht op arbeid was immers eveneens en strijdpunt geweest tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw en zelfs nog vroeger. Het waren echter thema’s als abortus, anticonceptiva,… die de bovenhand kregen tijdens de jaren volgend op de grote staking [123]. Door deze ‘woeste storm’ die doorheen het feministisch landschap raasde, waaide er wel een frisse wind door de traditionele vrouwenorganisaties. Zij zetten hun druk op de Belgische politiek verder, terwijl zij ‘mee profiteerden’ van het feit dat de vrouwenkwestie terug in het daglicht werd geplaatst. Dit gold eveneens voor de Nationale Vrouwenraad. Deze koepelvereniging heeft zich niet beziggehouden met straatacties, maar is blijven druk uit oefenen op het Belgische politieke apparaat via lobbying. Dit gebeurt in het jaar 2001 nog steeds[124]. De komst van Lily Boeykens in 1973 had een erg grote invloed op de verdere werking en het ‘imago’ van de Vrouwenraad. Daarenboven werd in 1974 een splitsing tussen de Nederlandstalige en de Franstalige Vrouwenraad doorgevoerd en was er duidelijke verjonging van het ledenbestand merkbaar. Hierbij kwam nog een grondige herstructurering van de Vrouwenraad en op deze manier kon een nieuwe efficiënte werking uitgebouwd worden[125]. Een eerste belangrijke campagne waaraan de vernieuwde Nederlandstalige (Nationale) Vrouwenraad (NVR) deelnam, was de Stem Vrouw-campagne in 1974. Na deze verkiezingen werd Rika De Backer-Van Oken aangesteld als Minister voor Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden. Tijdens deze legislatuur kreeg de NVR haar eerste subsidies[126]. Hoewel de splitsing van de Conseil National des Femmes Belges samenviel met de ‘start’ van de tweede feministische golf in België, bleek er toch geen sprake te zijn van een causaal verband tussen deze twee gebeurtenissen[127]. Tijdens de beginfase van de jaren zeventig waren er een aantal nieuwe individuele- en verenigingsleden toegetreden tot de CNFB. Deze leden wilden meer aandacht besteden aan de vrouwenkwestie in Vlaanderen, aangezien - zoals reeds aangehaald - de CNFB voornamelijk Franstalig was. Deze ‘Vlamingen’ binnen de CNFB probeerden hun eigen netwerk uit te bouwen. Door deze werkzaamheden en door de goede samenwerking met de Franstalige leden, waren gesprekken over een splitsing mogelijk. Aanvankelijk organiseerden de Nederlandstalige vrouwen eigen activiteiten, bijvoorbeeld debatten met Nederlandstalige politici[128]. Het aantal Vlaamse leden groeide gestaag, onder andere door het succes van de eerste http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (28 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwendag in 1972. De CNFB was hierop niet aanwezig, maar blijkbaar werden vele vrouwen zich toch bewust van de noodzaak zich in te zetten voor de vrouwenbelangen. Ondanks deze groei van het aantal Vlaamse vrouwen in het ledenbestand van de Vrouwenraad en ondanks de vernieuwde impuls die uitging van initiatieven als de Vrouwenraad, was het eigenlijk uit financiële noodzaak dat de CNFB opgesplitst werd in een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling. Door de federalisering werden subsidies aan tweetalige niet-gouvernementele organisaties opgeschort. De splitsing was noodzakelijk om te kunnen overleven[129] en werd goedgekeurd op 18 december 1973. Er ontstond een verdrag tussen een overkoepelend Uitvoerend Comité en de Nederlandstalige en Franstalige afdeling. Er was een Nationaal Bureau dat paritair was samengesteld uit Franstalige en Nederlandstalige leden. Iedere afdeling had een eigen bureauafdeling met ieder een eigen voorzitter en bestuursleden. De drie voorzitters functioneerden naast elkaar. Lily Boeykens was de eerste voorzitter van het Nederlandstalig Bureau en zij was één van de drijvende krachten achter de verdere uitbouw van de Nederlandstalige Vrouwenraad[130]. Die uitbouw kwam echter niet makkelijk van de grond, aangezien het Nationaal Bureau nog steeds het laatste woord had. De roep om onafhankelijk en autonoom te worden, liet dan ook niet lang op zich wachten. Hierbij kwamen dan nog de moeilijkheden om gesubsidieerd te worden, aangezien de Nederlandstalige raad zich in Brussel bevond. De activiteiten moesten volledig gesplitst worden. Het maandblad werd ééntalig en de werking werd uitgebouwd in commissies. Vanaf 1976 kreeg de Nederlandstalige afdeling startsubsidies. In 1979 werd het tijdschrift NVR Nederlandstalige afdeling. Driemaandelijks Tijdschrift uitgebracht. De twee afdelingen gingen bijna volledig los van elkaar werken en volgden een andere koers[131]. Vanaf 1977 werd het huishoudelijk reglement aangepast, waardoor de werking eindelijk efficiënt kon worden uitgebouwd. Er bleef een overkoepeling bestaan, maar deze was vooral noodzakelijk voor de internationale vertegenwoordiging van de vrouwenraad, aangezien elk land maar één vertegenwoordiger kon hebben. Belangrijk was echter dat er geen overkoepelende voorzitter meer zou zijn. Het Nationaal Bureau werd van dan af samengesteld uit de leden van de bureaus van de twee linguïstieke raden. De Nationale Raad was enkel nog een trefpunt voor een uitwisseling van informatie en coördinatie van de verschillende werkzaamheden. De leden van de twee aparte v.z.w.’s werden automatisch lid van het overkoepelende orgaan, zowel de individuele leden als de verenigingen. In 1978 kondigde Lily Boeykens opnieuw mogelijke veranderingen aan. Er bleken immers veel verenigingen lid te worden van de Nederlandstalige Vrouwenraad, waardoor waarschijnlijk het aandeel van de individuele leden zou moeten herzien worden[132]. Achterliggende oorzaak hiervan was dat politiek georiënteerde http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (29 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
vrouwenorganisaties, zoals de grote katholieke verenigingen KAV, CMBV en KVLV, interesse hadden om toe te treden tot de Vrouwenraad op voorwaarde dat de statuten veranderd werden. Zij vonden dat de individueel aangesloten leden te veel macht hadden binnen de raad. De NVR wilde bovendien eindelijk haar platformfunctie wat de oorspronkelijke doestelling was geweest[133]- van de belangrijkste Vlaamse vrouwenorganisaties waarmaken. Op 11 juni 1979 werden opnieuw statuutveranderingen doorgevoerd, waardoor enkel verenigingen lid konden worden van de NVR. Elke vereniging had een afgevaardigde binnen de raad. De individuele leden werden samengebracht in Plura en ook deze vereniging was vertegenwoordigd binnen de raad. De nationale raad bleef enkel bestaan voor de internationale vertegenwoordiging. Van dan af ging de Nederlandstalige afdeling een totaal andere koers varen dan de Franstalige. De Franstalige afdeling overkoepelt nog steeds individuele leden en ledenorganisaties. Cromboom zag deze statutenwijziging als het startschot voor een succesvolle Vlaamse Vrouwenraad, die tijdens de jaren tachtig zou uitgroeien boven haar Franstalige zusterorganisatie[134]. Aangezien elke beslissing genomen wordt door het Bureau waarin alle leden vertegnwoordigd zijn, treedt de NVR telkens naar buiten met een eengemaakt standpunt. Er moet telkens een consensus bereikt worden, hoewel de andere standpunten eventueel ook bekend kunnen gemaakt worden. Het Bureau richt commissies op die elk hun eigen werk en studies hebben, bijvoorbeeld de commissie arbeid, cultuur en ontwikkelingssamenwerking. Deze commissies zijn eigenlijk een verderzetting van de commissies uit de jaren veertig. De leden van die commissies zijn aangesloten bij één van de ledenorganisaties van de NVR of werden aangezocht omwille van hun expertise. De commissies kunnen eventueel samenwerken met de Franstalige afdeling van de Vrouwenraad. De geplande werking moet voorgelegd worden aan het Bureau, er mag niet gehandeld worden zonder haar toestemming. Elke commissie heeft een voorzitter, de voorzitters brengen jaarlijks verslag uit en eventueel op andere momenten, wanneer noodzakelijk geacht door het Bureau. De commissies hebben vertegenwoordigers binnen de corresponderende commissies van de Internationale Vrouwenraad.
Einde jaren zeventig - begin jaren tachtig Vele auteurs wijzen erop dat het einde van de jaren zeventig een verbreding van de kloof tussen de traditionele vrouwenorganisaties en de nieuwe radicale(re) feministen, betekende. Onder andere het UNO-Jaar van de Vrouw had voor veel verbittering gezorgd bij hen die niet geloofden in verandering via toenadering tot de politiek[135]. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (30 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Bovendien werd door de economische crisis duidelijk dat vrouwen enkel mochten werken wanneer de economische situatie dat toeliet. Dit bleek uit de poging de Sociaal Pedagogische Toelage in te voeren voor ‘vrouwen aan de haard’. De NVR bleef verderwerken op haar eigen manier. Toch namen zij ook onderwerpen als abortus en anticonceptiva op in hun eisenpakket[136]. De NVR had echter grote problemen met de subsidiëring van haar werking. Deze pluralistische platformorganisatie viel immers onder geen enkele hoofding met betrekking tot subsidieregelingen. Bovendien werd einde jaren zeventig helemaal geen rekening gehouden met de enorme groei van de NVR, waardoor de subsidie amper de werkingskosten drukte, laat staan de personeelskosten[137]. Tijdens de jaren tachtig heeft de Vrouwenraad vooral moeten werken via sponsoring, verkregen dankzij de bekendheid van Lily Boeykens, die op dat moment bekend werd in internationale kringen. Momenteel wordt de werking gesteund door de Vlaamse minister voor Gelijke Kansen. Ook op de concrete werking van de NVR drukte Lily Boeykens haar stempel. Na de tweede feministische golf begon men zich immers af te vragen of het niet beter was zich te integreren in de ‘mannenwereld’ en van daaruit veranderingen door te voeren, in plaats van zich te isoleren en van buitenuit strijd te voeren. Zoals reeds werd aangehaald was ook Lily Boeykens voor deze idee gewonnen[138]. Men ging zich meer en meer bezighouden met lobbying en het vrouwenvraagstuk werd geïnternationaliseerd. Aangezien Boeykens voorzitter is geweest van de Internationale Vrouwenraad, mag duidelijk zijn dat zij hieraan actief heeft meegewerkt. De NVR nam de taak op zich de feministische beweging levend te houden toen het enthousiasme dat de Dolle Mina’s en andere – meer radicale - groepen hadden veroorzaakt, wat geluwd was. De vergaderingen van de NVR werden een ontmoetingsplaats van vrouwen uit die tweede golf die wilden meewerken aan de manifestaties georganiseerd door de NVR. Via voorlichtingssessies, vormingscursussen, spreekbeurten, een maandblad, de internationale werking en de commissies trachtte de organisatie de vrouwenbelangen te verdedigen en de vrouw bewust te maken, zowel van haar rechten als van haar plichten. Belangrijke strijdpunten waren: de toegang van vrouwen tot het politieke leven en openbare ambten, de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de vrouw, de afschaffing van onderscheid inzake loon, … [139]. Er werd een duidelijk gelijke-rechten-feminisme aangehangen dat tegenover de radicale bevrijdingsbewegingen van de tweede golf stond. De belangrijkste troef van de NVR was het feit dat zij naar buiten trad met een standpunt dat bereikt werd door discussies en werkgroepen tussen verschillende (soorten) vrouwenbewegingen. “Haar gematigdheid was haar belangrijkste http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (31 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
wapen ook al werd dat vaak niet in dank afgenomen door meer radicale feministische verenigingen, zo stelt Boeykens in het interview[140]”. Op deze manier verzette de NVR zich tegen de leegloop van de vrouwenorganisaties op het einde van de jaren zeventig en tijdens het begin van de jaren tachtig. Vele vrouwen haakten immers af, omdat voor hen de veranderingen te traag gingen en omdat zij niet geloofden in wijzigingen via het politieke beleid. Vanaf de jaren tachtig ging de NVR de dialoog met ‘de mannen’ aan. “Gesterkt door haar invloedrijke positie in de Vlaamse vrouwenbeweging, en door de strategische motivatie die Lily Boeykens naar voren brengt, heeft ze nieuwe impulsen gegeven aan het ‘doodlopend straatje’ waarin het feminisme aan het einde van de jaren zeventig beland was[141]”.
De jaren tachtig Begin jaren tachtig moest de werking van de NVR dus opnieuw aangepast worden, omdat het feminisme teveel aanhang kwijtspeelde. Belangrijke vaststelling hierbij was het feit dat het nog steeds de vrouwen zelf waren die te passief hun ‘lot’ ondergingen. Bovendien moesten vrouwen zich niet langer alleen met het man-vrouwonderscheid bezighouden, maar met algemene politieke, sociale en economische kwesties. In plaats van gelijke behandeling te eisen op basis van de gelijkheid tussen de geslachten, moesten de ledenorganisaties van de NVR zich meer gaan richten op ‘gelijke behandeling in verscheidenheid[142]’. Belangrijk thema in de werking van de Vrouwenraad was de roldoorbreking, waarbij de bewustmaking van (jonge) vrouwen de belangrijkste strategie was. Vrouwen moesten de aandacht eisen van de mannen, opdat de rechten verkregen in het verleden ook werkelijk vruchten zouden afwerpen. Belangrijk hulpmiddel hierbij was het documentatiecentrum dat in 1985 werd opgericht[143]. Verder wilde men actuele aandachtspunten toevoegen aan de vrouwenwerking. Zo werd in 1985 een colloquium georganiseerd met betrekking tot ‘Vrouwen en nieuwe technologieën’. In datzelfde jaar werd beslist dat het lobbywerk moest uitgebreid worden, omdat de NVR steeds meer gehoor vond bij de overheid. Bovendien moest de werking van de NVR buiten de specifieke vrouwenwerking uitgebreid worden, bijvoorbeeld naar mensenrechten. Eigenlijk kon tijdens de jaren tachtig niet meer van een eendrachtige vrouwenbeweging gesproken worden, enkel de NVR bracht nog een breed standpunt van verschillende verenigingen naar voren[144]. Een nieuw concept, dat volgens Boeykens de toekomst van het feminisme zou bepalen, was mainstreaming[145]. Dit is een idee van vrouwenwerking die tegenover de werking van de vrouwenbevrijding[146] staat. Deze http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (32 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
vrouwenwerking staat immers niet tegenover de staat, zij wil er mee samenwerken. Die samenwerking kan eveneens op verschillende manieren gebeuren. De NVR wilde vooral een onafhankelijke structuur uitbouwen waarmee de regering rekening zou houden bij de uitbouw van een emancipatiebeleid. Daarom kantte de NVR zich tegen een afgebakend emancipatiebeleid. Hierdoor zou de emancipatie immers geïsoleerd worden van die gebieden waar de meeste maatregelen nodig waren. Dit gedachtegoed bleef de NVR ook tijdens de jaren negentig verdedigen. Voor Cromboom[147] was deze idee het bewijs dat de strategieën van de Nederlandstalige Vrouwenraad tijdens het einde van de zeventiger jaren en het begin van de jaren tachtig de zogenaamde derde feministische golf aankondigden. Bedoeling van dit hoofdstuk was een ruwe schets te maken van de ontstaansgeschiedenis van de Nationale Vrouwenraad van België en een beeld te krijgen van de achterliggende ideeën. In het licht hiervan moet immers het ontstaan en de werking van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad, Nederlandstalige afdeling begrepen worden. De Nationale Vrouwenraad blijkt haar kracht te halen uit de gematigdheid waarmee standpunten naar buiten worden gebracht. Die gematigdheid is immers het resultaat van de samenwerking tussen vele verschillende vrouwenorganisaties. De Vrouwenraad wees het radicale feminisme van de tweede golf niet af, want op die manier kwam het vrouwenvraagstuk terug onder de aandacht. Zij hield zich wel bij haar voorzichtige overlegpolitiek om vrouwen te integreren in de ‘mannenwereld’. Misschien was dit de reden waarom de Vrouwenraad nog steeds bestaat en groepen als Dolle Mina niet?
Hoofdstuk 3 : Vrouwen en ontwikkelingssamenwerking 1. Ontstaan en evolutie van een nieuwe idee binnen het ontwikkelingsbeleid “After a millenium for Men, we got a decade for Women.” (deelneemster Women’s Studies Conference, London, 1991)[148] Na de Tweede Wereldoorlog begon in vele zogenaamde kolonies de strijd om de ontvoogding, men wilde zich bevrijden van het juk van de westerse onderdrukkers. Na de voltooiing van deze ‘bevrijding’ bleven er echter http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (33 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
contacten bestaan tussen de vroegere moederlanden en hun afhankelijke gebieden. Deze laatsten kregen hulp bij hun economische ontwikkeling, in ruil voor enkele voordelen voor de westerse landen. Dit kan de oorsprong van de ontwikkelingssamenwerking genoemd worden, hoewel dit begrip een hele evolutie ondergaan heeft tot op de dag van vandaag[149]. Het is echter niet de bedoeling een geschiedenis te schrijven van de ontwikkelingshulp die ‘het westen’ geboden heeft aan de landen van de zogenaamde Derde Wereld.[150] Opzet van deze scriptie is een beeld te krijgen van de positie van de vrouw binnen die ontwikkelingssamenwerking. Daarom is het aangewezen na te gaan wanneer deze invalshoek voor het eerst zijn opwachting maakte en hoe deze geëvolueerd is gedurende de jaren.
De start van de ‘hulpverlening’ Na de dekolonisatie trachtte het westen een oplossing te zoeken voor ‘het achterblijven’ van de ontwikkelingslanden. Economische stagnatie en armoede konden niet langer aanvaard worden als een ‘natuurlijke’ gang van zaken. Het westen was hiervoor gevoelig, omdat de ‘stabiliteit’, bekomen na de Tweede Wereldoorlog, moest behouden worden. De dreiging van de Koude Oorlog speelde hierin uiteraard ook een rol. Er moesten zoveel mogelijk ‘aanhangers’ verkregen worden. Door het succes van het Marshall-plan[151] waren de beleidsmakers ervan overtuigd dat de oplossing voor het wegwerken van de ‘achterstand’ in het westerse economische groeimodel[152] lag. Als gevolg hiervan werd alle hulp gericht op het verbeteren van de infrastructuur, het onderwijs en op de toename van de agrarische productie. Elk land moest het model van de westerse moderne industriële consumptiemaatschappij nastreven. Probleem was echter dat de exportgerichte industrie en landbouw zorgden voor een toenemende afhankelijkheid, waardoor landen die altijd zelfvoorzienend waren geweest, nu hun voedsel moesten importeren[153]. Zo werd de kloof tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’ eigenlijk nog groter. Bovendien mag niet vergeten worden dat deze kloof vooral geproblematiseerd werd door de geïndustrialiseerde wereld. President Truman legde in een toespraak in 1949 de nadruk op de noodzaak de wetenschappelijke en technologische vooruitgang ook beschikbaar te stellen voor de ‘onderontwikkelde’ gebieden. Op deze manier werden twee miljard mensen door de rest van de wereld bekeken als ‘onderontwikkeld’, als tegengesteld aan de ‘normale’ toestand, zoals die er wel was in de geïndustrialiseerde wereld. Zoals reeds aangehaald trachtten door de Koude Oorlog de twee machtsblokken, USA en USSR, zoveel mogelijk http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (34 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
aanhangers achter zich te krijgen. Een middel hiervoor was hulp bieden aan ‘landen in nood’, in ruil voor ‘een belofte van trouw’[154]. Op deze manier werden eveneens bepaalde waarden mee doorgegeven, waaronder de ideeën over de ‘man-vrouw-relatie’, het kerngezin en de arbeid buitenshuis. Een ideaal huishouden bestond immers uit man, vrouw en twee kinderen. Binnen dit gezin moest het werk buitenshuis - de publieke, betaalde arbeid - volbracht worden door de ‘man des huizes’ , terwijl de vrouw zich moest bezighouden met de taken binnen de muren van het huis. Een methode om de plaats van vrouwen binnen dit hulpbeleid na te gaan, is in kaart brengen hoe het belang van deze ‘subcategorie’ verandert in de beleidsverklaringen van belangrijke organisaties. Zo blijkt uit de documenten van de Verenigde Naties dat er in de jaren zestig nog helemaal geen ‘aparte’ aandacht werd besteed aan vrouwen binnen de ontwikkelingssamenwerking. Nochtans werd er in het Handvest van de VN in 1945 expliciet vermeld dat er gelijke rechten moesten zijn voor mannen en vrouwen. Bovendien werd in 1946 de ‘Commissie voor de Rechtsgelijkheid van de Vrouw’ opgericht. Deze hield zich echter voornamelijk bezig met het bevorderen van de politieke rechten en de burgerrechten van vrouwen. In de jaren zestig had men enkel aandacht voor de positie van de vrouw in het ontwikkelingsproces door het belang dat men was gaan hechten aan de armoedebestrijding. Hierdoor groeide de aandacht voor vrouwen echter wel gestaag en 1975 werd dan ook uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Vrouw. Eindelijk hadden vrouwen een platform om ‘internationaal te gaan’. Vrouwenzaken werden immers voor het eerst op de internationale diplomatieke agenda geplaatst en vrouwen sijpelden stilletjesaan binnen in een mannelijk beleidsclubje. Men ging zelfs nog verder: de periode 1975-1985 werd het ‘Decennium van de Vrouw’. Deze ‘UN-decade’ werd ingericht rond drie pijlers, namelijk: gelijkheid op alle mogelijke vlakken (juridisch, administratief,…), de deelname van vrouwen aan ontwikkeling en de vrede. Een verdere onderverdeling kwam tot de categorieën werkgelegenheid, gezondheid en onderwijs[155]. Bij de drie basispijlers kan wel een kanttekening gemaakt worden. Deze waren namelijk een weerspiegeling van de machtsblokken binnen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Zo werd de pijler ‘gelijkheid’ geëist door de Commissie voor de Rechtsgelijkheid van de Vrouw, omdat zij daar reeds lang voor ijverde. De zuidelijke landen aanwezig in de Algemene Vergadering wilden een werking rond ontwikkeling en de Oostbloklanden tenslotte ijverden voor de vrede. De basis voor het VN-decennium bestond dus niet uit belangeloze thema’s [156].
Women in development: een eerste theorievorming http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (35 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
In de jaren ’70 werd duidelijk dat de effecten van de economische groei in de rijke industrielanden niet noodzakelijk doorsijpelden naar de rest van de wereld. Bij het begin van de grootschalige, kapitaalintensieve hulpverlening, werd dit nochtans vooropgesteld. Stilaan groeide het besef dat het verbeteren van de levensomstandigheden moest samengaan met een bestrijden van de sociale ongelijkheden. Op die manier zouden alle lagen van de bevolking kunnen genieten van de geboden hulp[157]. Hierdoor groeide ook het besef dat er niet alleen verschillen waren tussen de klassen, maar dat vrouwen eveneens ‘vergeten’ werden bij de ontwikkelingshulp. Het was bijvoorbeeld zo dat vrouwen niet konden genieten van nieuwe technologieën, omdat zij niet de middelen hadden om machines te kopen en omdat zij niet de tijd en de mogelijkheden hadden om te leren hoe ermee om te gaan. Op deze manier namen de mannen dikwijls de plaats in van de vrouwen in het productieproces, waardoor de vrouwen volledig teruggedrongen werden in de huiselijke sfeer. Voor de koloniale periode werkten mannen en vrouwen samen op het veld. Mannen stonden in voor het ontbossen en hun echtgenotes bewerkten de grond. Reeds met de opkomst van het trekvee werd het ploegwerk een mannelijke bezigheid, alweer omdat vrouwen geen bezit konden hebben. De komst van de kolonisatoren zorgde ervoor dat de handelsgewassen de voorkeur kregen op voedingsgewassen. Bovendien werd grond een verhandelbaar goed, maar niet voor de vrouwen. Hierdoor hadden de vrouwen enkel toegang tot de slechte gronden, waardoor de voedselproductie daalde. De taak van de vrouwen werd bovendien nog zwaarder, omdat van hen verwacht werd dat zij hun mannen hielpen bij het verbouwen van de handelsgewassen. Milieuproblemen zorgen eveneens voor een verzwaring van de dagtaak van vrouwen. Zo wordt bijvoorbeeld de afstand naar waterreserves steeds groter door de verwoestijning, waardoor de vrouwen langer en verder moeten lopen om hun gezin van water te kunnen voorzien[158]. Pas in de zeventiger jaren kwamen de beleidsmakers in de westerse wereld tot het besef dat er meer aandacht moest besteed worden aan de voedselproductie in de armere landen. Hierdoor kwam eindelijk ook de vrouw in beeld[159]. Er kan gesteld worden dat er vanaf de jaren zeventig interesse getoond werd voor de positie van de vrouw binnen het ontwikkelingsbeleid. Dit kan verschillende ‘oorzaken’ hebben. Zo waren de jaren zestig net achter de rug, wat toch een periode van opstand en groeiend bewustzijn kan genoemd worden. Het is tevens de periode waarin in het westen de zogenaamde tweede feministische golf van start ging. Hierdoor stond de ‘vrouwenproblematiek’ weer in de schijnwerpers. Het was zelfs al in de jaren ’60 dat er in de Verenigde Staten sprake was van een massale beweging waarin er een verband gelegd werd tussen vrouwen en ontwikkeling. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (36 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Deze beweging groeide uit het protest tegen de oorlog in Viëtnam en tegen de onderdrukking van ‘zwarten’[160]. Verder werd in 1975 het VN-decennium van de Vrouw uitgeroepen, waardoor er erg veel onderzoek gedaan werd in verband met vrouwenkwesties, ook door vrouwen zelf, met als gevolg dat vrouwen eindelijk als actoren bekeken werden binnen het ontwikkelingsproces. In de voorgaande jaren waren de meeste onderzoekers immers mannen, die erg moeilijk contact hadden met de vrouwen in de ontwikkelingslanden[161]. Maar wat misschien het meeste stof heeft doen opwaaien in deze toch al woelige periode, is de publicatie van het werk Women’s role in economic development van Ester Boserup[162]. Deze Deense economiste trachtte weer te geven hoe de arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen wijzigde door de evolutie naar een gespecialiseerde productie. Voor de koloniale periode werd de status van de vrouw bepaald door de deelname aan de landbouwproductie. Door de ingebruikname van nieuwe technologische hulpmiddelen kwam de vrouw, zoals reeds eerder vermeld, meer en meer in de verdrukking terecht. Deze seksuele verdeling van arbeid houdt niet enkel in dat vrouwen en mannen verschillende taken hebben. Uit deze verdeling volgt eveneens de opdeling in natuurlijke en menselijke taken. Vrouwen doen wat de natuur hen voorschrijft, namelijk baren en verzorgen. Mannen daarentegen verrichten een sociale en publieke taak. Het begrip’familie’ verbergt elke ongelijkheid, alles gebeurt immers ten gunste van die familie[163]. Op deze manier werden vrouwen telkens voorgesteld als passieve begunstigden van de ontwikkelingshulp. Er moest een raamwerk opgericht worden waarin bepaalde instrumenten en technieken geïnstitutionaliseerd konden worden. ‘Vrouwen en ontwikkeling’ moest een eigen identiteit krijgen binnen de plantraditie van de bestaande organisaties. Dit was niet echt evident. Beleidsmakers waren er immers van overtuigd dat vrouwen altijd voordelen genoten bij de ontwikkelingsplannen. Bij de ecologische kwestie ging het integreren in die traditie veel sneller, omdat iedereen besefte dat het vijf voor twaalf was[164]. Bovendien werden de ontwikkelingsprojecten uitgetekend door naties die helemaal geen traditie kenden van vrouwelijke landbouwers, waardoor de vrouwen volledig genegeerd werden[165]. Uit deze bedenkingen ontstond de eerste theoretische benadering van het ‘vrouwen en ontwikkeling’-probleem: Women in development (WID). WID werd niet in het leven geroepen omdat er voorheen totaal geen aandacht was voor vrouwen, maar omdat beleidsmakers vrouwen uitsluitend zagen als huismoeders. Hierdoor kregen zij enkel hulp van bepaalde welvaartsprogramma’s en niet van de officiële hulpinstanties. Gevolg hiervan is dat zij veel afhankelijker werden, deze programma’s hielden immers geen structurele veranderingen in waardoor vrouwen voor zichzelf zouden kunnen zorgen[166]. In het algemeen gesteld was de bedoeling van de WID-theoretici de bijdrage van vrouwen aan ontwikkeling aan http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (37 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
het licht te brengen en op deze manier te verantwoorden waarom er specifieke aandacht moest besteed worden aan deze helft van de wereldbevolking binnen het ontwikkelingsbeleid[167]. Bepaalde feiten mochten immers niet uit het oog verloren worden: ● ●
● ●
Minstens de helft van de wereldbevolking bestaat uit vrouwen en meisjes. Meestal dragen de vrouwen zorg voor het gezin (kinderen, zieken, bejaarden); de productieve rol van de vrouw is dan ook van groot belang voor gezin en samenleving. Vrouwen hebben een erg groot aandeel in de voedselproductie. Vrouwenarbeid in de landbouw wordt dikwijls gezien als een verlengstuk van het huishoudelijk werk, waardoor de gegevens niet opgenomen worden in de statistieken; hierdoor wordt het werk van vrouwen
●
voor een groot deel niet erkend. Multinationals zorgen voor onderbetaald werk voor vrouwen; vele vrouwen trachten zich te behelpen met werk in de informele sector, wat een erg onzeker bestaan met zich meebrengt.
●
In gemiddeld één derde van de huishoudens in de wereld is de vrouw de kostwinner.
● ●
Vrouwen worden nog steeds gediscrimineerd:minder inkomen, minder bezit, meer werken. Vooral vrouwen dragen de grootste schulden, omdat zij minder verdienen en in de kosten van het huishouden moeten voorzien, zij zullen dus sneller last hebben van de voedseltekorten en van gezondheidsproblemen (man en zonen gaan altijd voor bij de voedselbedeling)[168].
WID wilde dus vooral de actieve productieve bijdrage van vrouwen aan de economie benadrukken. De meeste aandacht werd besteed aan ‘wat vrouwen doen voor ontwikkeling’ in plaats van aan ‘wat ontwikkeling doet voor vrouwen’.[169] Probleem is echter dat, zelfs wanneer men zich bewust is van een bestaande man-vrouw-ongelijkheid, WID dikwijls een toevoegsel wordt in de bestaande plannen. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken aangehaald worden: ●
●
De personen die verantwoordelijk zijn voor ontwikkelingsbeleid hebben te weinig aandacht voor vrouwen en gender. De ontwikkelingswerkers hebben te weinig ‘gender-training’ gekregen.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (38 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) ●
●
De feministische academische onderzoekers kunnen wel de complexiteit aanduiden, maar zij kunnen geen methodologische instrumenten aanreiken om deze op te lossen; evenmin kunnen zij de theorie in praktijk omzetten. Het is erg moeilijk om gender in te passen in planningsdisciplines, omdat er enorm veel verscheidenheid heerst[170].
Er moet echter aandacht zijn voor gender, omdat de beleidsmakers dikwijls bepaalde gendergevoelige zaken veronderstellen, die eigenlijk niet altijd blijken te kloppen. Zo gaat men er meestal vanuit dat een huishouden bestaat uit een kerngezin (man, vrouw, twee of drie kinderen). Verder wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat er binnen dat gezin een gelijke controle heerst over de bestaansbronnen en dat er een gelijke macht tot besluitvorming gehanteerd wordt. Binnen het huishouden zou een duidelijke verdeling van arbeid heersen, namelijk de man werkt als kostwinner buitenshuis, waar hij zich bezighoudt met productieve arbeid. De vrouw daarentegen doet reproductieve en huishoudelijke taken binnenshuis. De westerse maatschappij ziet deze verdeling als de natuurlijke orde, men ziet hierin geen onderdrukking van de vrouw. Dit is al een eerste bemerking. Hierbij komt echter nog dat deze situatie dikwijls niet opgaat in derdewereldgezinnen[171]. In vele huishoudens is de vrouw de enige kostwinner. Dit kan door tijdelijke omstandigheden het geval zijn (bijvoorbeeld arbeidsmigratie of oorlog), het kan echter ook de definitieve situatie zijn[172]. Nadat de stap naar een meer gendergevoelig beleid gezet is, zou men moeten inzien dat vrouwen verschillende soorten behoeften kunnen hebben. Zo zijn er de strategische[173] genderbehoeften, die ontstaan vanuit de aan mannen ondergeschikte positie. Deze eisen en de hulp die daaraan geboden wordt, kunnen feministisch genoemd worden. Er bestaan ook praktische genderbehoeften. Dit zijn noden die vrouwen hebben vanuit hun maatschappelijke positie. Zo hebben bijvoorbeeld vele vrouwen nood aan een betere watervoorziening, omdat zij degenen zijn die aan de waterbehoeften van het gezin moeten voldoen. De hulp die hiervoor geboden wordt, komt wel ten goede aan de vrouwen, maar helpt hen niet vooruit bij het verbeteren van hun positie ten opzichte van mannen. Dit is dikwijls de kritiek die men op WID heeft, maar hierover later meer. Er bestaan verschillende vormen van de WID-benadering. Deze zijn min of meer chronologisch ontstaan, de ene als reactie op de andere, maar dikwijls overlappen zij elkaar. Ook nu nog zijn er meerdere vormen in omloop http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (39 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[174]. The welfare approach Deze aanpak is gebaseerd op drie veronderstellingen: 1) vrouwen zijn passieve begunstigden van ontwikkelingshulp 2) moederschap is de belangrijkste rol van vrouwen in de maatschappij 3) kinderen opvoeden is het beste wat vrouwen kunnen doen binnen de economie. De benadering werd eerst in Europa getest na de Tweede Wereldoorlog, later werd ze overgebracht naar de ontwikkelingslanden. Een belangrijke vaststelling is dat deze aanpak geen tegenkanting kreeg van de beleidsmensen. Dit kan te verklaren zijn door het feit dat deze benadering geen bedreiging vormde voor de bestaande structuren. Bovendien mochten deze hulpprogramma’s slechts in werking gesteld worden wanneer de normale voorzieningsstructuren, zijnde de markt en de familie, niet meer voldoende opleverden. De hulp die via deze theorie geleverd werd, bestond dan ook voornamelijk uit voedselhulp, voedselleer en hulp bij de familieplanning. Die aandacht voor de familieplanning kwam er omdat men van mening was dat vooral vrouwen een rol speelden bij de familiegrootte. Aanvankelijk dacht men dit vooral te ‘behandelen’ door de leer van de contraceptieve middelen, later groeide het besef dat ook onderwijs, werk, … hier een belangrijke rol in speelden. Rond deze vaststelling werd echter niet verder gewerkt. The equity approach Deze benadering kan de originele WID-aanpak genoemd worden, geïntroduceerd tijdens het VN-decennium 19751986. Bedoeling is gelijkheid te bekomen voor alle vrouwen binnen het ontwikkelingsproces. Men wil tegemoet komen aan de strategische genderbehoeften via politieke interventie, politieke en economische economie en het reduceren van de ongelijkheid. Hierdoor is deze benadering erg onpopulair bij de beleidsinstanties. Deze interventies veronderstelden immers mentaliteitsveranderingen die de status quo zouden kunnen bedreigen. Reeds in 1970 wees men op het ontbreken van vrouwen in de statistieken en op de ‘neergang’ die het neokolonialisme voor vrouwen betekende. Bij de ontwikkelingsplannen werden immers drie fouten gemaakt: men verzuimde de productieve rol van vrouwen te erkennen en te gebruiken, men ‘herschikte’ bepaalde waarden waardoor vrouwen opnieuw tot huisvrouw gedegradeerd werden en men paste de westerse waarden, voor wat betreft het werk van vrouwen, op een foute manier toe. Nog belangrijk was de interesse van deze benadering voor de sociaal-economische omstandigheden in het http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (40 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
algemeen en niet enkel binnen de familie. Het grootste probleem waardoor deze benadering terug naar de achtergrond werd verwezen, was echter de tegenkanting die er kwam van de vrouwen in de Derde Wereld zelf. Zij wilden liever eerst ontwikkeling en de gelijkheid zou dan wel volgen. Het ‘First World[175] Feminism’ was in hun ogen erg bourgeois en imperialistisch. Feminisme werd bekeken als iets dat uit het ‘Coca-Cola-westen’ kwam[176]. The anti-poverty approach Deze aanpak was een beetje minder ‘drastisch’ omwille van de kritiek die geleverd werd op de gelijkheidsbenadering. Men wil verzekeren dat arme vrouwen hun productiviteit verhogen. Armoede wordt hier gezien als een gevolg van onderontwikkeling, niet van onderdrukking; men wil hiermee voldoen aan praktische genderbehoeften in plaats van aan strategische genderbehoeften. Vooral de basisbehoeften als kleding, voedsel, onderwijs zijn hierbij belangrijk. Vrouwen worden dan ook als een aparte groep bekeken, ten eerste omdat zij in de vroegere plannen genegeerd werden en ten tweede omdat zij het belangrijkste zijn bij de voorziening in de basisbehoeften. Hindernis bij deze benadering zijn de regeringen van de derdewereldlanden zelf. Zij vrezen dat er niet voldoende geld zal overblijven voor de algemene projecten en geven daarom extra hulp aan de mannelijke gezinshoofden, waardoor alle inspanningen teniet gedaan kunnen worden. Bovendien houden de traditionele hulporganisaties zich vooral bezig met de traditionele beroepen, in plaats van vrouwen in nieuwe omgevingen te introduceren. Op deze manier wordt de arbeid van mannen nog altijd hoger geacht, terwijl meer werkgelegenheid voor vrouwen zou kunnen leiden tot meer autonomie, waardoor aan strategische genderbehoeften zou kunnen voldaan worden. The efficiency approach Dit is de momenteel overheersende WID-benadering. Via deze benadering wil men ervoor zorgen dat de ontwikkeling efficiënter wordt door de aandacht voor de economische bijdrage die vrouwen leveren. Hierbij wordt verondersteld dat de mogelijkheid tot deelname aan het economische leven hetzelfde is als gelijkheid tussen man en vrouw. Deze idee vond vooral ingang tijdens de economische crisis in de jaren tachtig, waardoor men besefte dat men bepaalde bronnen gewoon onaangeroerd liet, namelijk de arbeid die vrouwen verrichten. Men gaat hiervoor gebruik maken van de onbetaalde tijd van vrouwen, maar men beseft niet dat dit gevolgen http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (41 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
heeft voor het reproductieve- en het gemeenschapswerk. Men veronderstelt immers dat het huishoudelijke werk zomaar zal verder gaan, terwijl vrouwen hun tijd volledig anders zullen moeten indelen en hun kinderen zullen moeten inschakelen. Verder wordt er bij de relocatie van arbeid geen rekening gehouden met de genderproblematiek. Wanneer men zich immers op export zal richten, zal dit nog meer werk met zich meebrengen. Bovendien gaat men er nog steeds vanuit dat alle gezinsleden evenveel van alle bronnen kunnen genieten, terwijl meisjes minder onderwijs genieten, minder geld hebben, meer te maken krijgen met geweld en minder kunnen consumeren. Door het feit dat er geen echte structurele veranderingen verwacht worden, enkel aanpassingen van de vrouwen zelf, is deze aanpak erg populair bij de regeringen en bij bepaalde organisaties. The empowerment approach Dit is de meest recente aanpak, die bovendien door de vrouwen uit de Derde Wereld zelf geïntroduceerd werd. Zij vinden immers dat er niet enkel sprake is van onderdrukking door de mannen, maar eveneens door het koloniale en het neokoloniale systeem. Hun bedoeling is tot de bevrediging van de strategische genderbehoeften te komen door de mobilisatie van de lagere klassen en door gebruik te maken van de realisatie van praktische genderbehoeften. Deze niet-westerse, uitdagende visie vindt vooral gehoor bij de Derde Wereld NGO’s[177]. De bekendste uiting van deze benadering is DAWN (Development Alternatives with Women for a New era). Dit is een ongebonden groep van vrouwen en vrouwenverenigingen, opgestart naar aanleiding van de Vrouwenconferentie van Nairobi in 1985. Hun doelstelling was niet enkel de levensomstandigheden van vrouwen over de wereld te analyseren, maar eveneens een mogelijkheid tot een alternatieve toekomst te bieden[178]. Empowermentaanhangers kunnen een conservatieve of radicale visie hebben op deze benadering. De conservatieven hanteren een volledig economische en individualistische versie van dit concept. Empowerment wordt gedefinieerd als de capaciteit die vrouwen hebben om het beste te maken van hun eigen leven. Vanuit dit standpunt kunnen vrouwen ‘verderop’ geraken, wanneer zij geletterd, getalenteerd, … zijn. De radicale zijde vindt deze visie te gelimiteerd. Er wordt te weinig aandacht besteed aan de samenleving waarbinnen deze vrouwen moeten overleven. Bovendien wordt de vraag niet gesteld of mannen met dezelfde empowerment-mogelijkheden voordelen hebben ten opzichte van vrouwen of op hetzelfde niveau beginnen, er wordt dus te weinig aandacht besteed aan genderpatronen[179]. Bedoeling is dat vrouwen meer macht (‘power’) krijgen. Dit betekent echter niet dat zij nu de onderdrukkers http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (42 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
moeten worden, zij moeten enkel meer zelfvertrouwen kweken waardoor ze kunnen opkomen voor hun rechten. Deze aanpak vraagt zich af of ontwikkeling inderdaad iedereen helpt en of vrouwen eigenlijk wel willen geïntegreerd worden in het ‘mainstream designed western’ ontwikkelingsbeleid[180]. Er wordt dan ook minder nadruk gelegd op de verbetering van de status van de vrouwen ten opzichte van de mannen, maar men houdt zich vooral bezig met het in vraag stellen van de voorgaande WID-benaderingen. Er wordt gebruik gemaakt van strategieën op lange termijn om de structuren van ongelijkheid op het gebied van gender, klasse, naties te doorbreken, maar bovendien moet er aandacht zijn voor strategieën op korte termijn om tijdig te kunnen reageren bij een crisissituatie. Belangrijk bij deze aanpak is dat er sprake is van een ‘bottom up’ benadering, waarbij de plaatselijke vrouwenorganisaties een erg belangrijke rol spelen. Dit tegengesteld aan de ‘welfare approach’ waarbij er sprake was van een ‘bottom down’ aanpak en de regering dus veel meer bepalend was. De meeste van die vrouwenbewegingen organiseren zichzelf aanvankelijk rond één thema, bijvoorbeeld gezondheidszorg, om dan daarna hun organisatie verder uit te bouwen en te trachten strategische genderbehoeften te bevredigen. Omwille van deze aanpak, namelijk het doorbreken van bepaalde structuren, krijgt deze benadering niet veel steun van regeringen of bilaterale hulpprogramma’s. Men is immers bang van een doorbreken van de status quo, omdat op die manier de eigen machtspositie in gevaar zou kunnen komen. Er bestaan duidelijk verschillende variaties binnen de WID-theorie. Deze theorie en strategie moet geïntegreerd worden in de officiële ontwikkelingshulp. Dit vereist op verschillende vlakken een aanpassing. Zo moet er interdisciplinair samengewerkt worden, waardoor ook de verantwoordelijkheden gedeeld kunnen worden. Het speciale WID-personeel binnen bepaalde ontwikkelingsorganisaties moet in contact staan met andere sectoren. Zo moeten bijvoorbeeld de ontwikkelingsinstanties in dialoog treden met financieringsorganen. Verder moet ervoor gezorgd worden dat het officiële ontwikkelingspersoneel op regelmatige basis geïnformeerd wordt. De WID-theorie moet geïnstitutionaliseerd worden binnen de verschillende ingerichte projecten. Er moet een adviesraad opgericht worden en er moeten blijvende contacten zijn tussen het officiële beleid, de NGO’s en de onderzoeksteams[181]. Belangrijk is dat de zogenaamde donorlanden[182] het project volledig doorlopen, namelijk vanaf de identificatie ervan tot en met de evaluatie. Hierbij moet men ervoor zorgen dat het vrouwenthema geïntegreerd wordt, niet geïsoleerd. Het gebruik van checklists kan hierbij handig zijn, net als het bekijken van achtergrondstudies. De ‘problemen’ moeten voorgelegd worden aan die groepen die aandacht hebben voor het vrouwenonderwerp. NGO’s moeten meer steun krijgen voor hun vrouwenprojecten. Bovendien zou er een beleidsdocument moeten http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (43 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
bestaan waarop ontwikkelingswerkers kunnen terugvallen[183]. Enkel op deze manier kunnen vrouwen voordeel halen uit de ontwikkelingshulp, aldus de WID-aanpak. De belangrijkste verdienste van deze eerste benadering is het leggen van een verband tussen het ontwikkelingsdebat en de vrouwenkwestie[184].
Mindere resultaten en de evolutie naar een nieuwe benadering: via WAD naar GAD Verschillende onderzoekers uitten kritiek op de WID-benadering. Volgens hen was er binnen deze benadering te weinig aandacht voor hoe genderrelaties een impact hebben op de maatschappij in zijn geheel en op het huishouden, de bestaande sociale verhoudingen worden niet in vraag gesteld. De WID-onderzoekers leggen te veel de nadruk exclusief op vrouwen, bovendien hechten zij te veel belang aan de publieke omgeving, de staat, de economie en bepaalde strategieën die ertoe leiden dat vrouwen zich gaan gedragen als mannen[185]. Women and development (WAD) wijst erop dat vrouwen wel degelijk ingepast zijn in het ontwikkelingsproces, maar op een andere manier. Bovendien stelt deze benadering de modernisatie als ontwikkelingsmodel in vraag. Eigenlijk is deze aanpak een neo-marxistische feministische kritiek op het moderniseringsdenken. Volgens deze denkwijze zijn vrouwen, net zo goed als mannen, de slachtoffers van de internationale afhankelijkheidsrelaties en de klassetegenstellingen[186]. Het is immers niet zo dat vrouwen benadeeld worden in ontwikkeling, omdat zij minder toegang hebben tot technieken en dergelijke. Het productieproces vervreemdt echter de arbeiders van de productiemiddelen, met alle gevolgen vandien (werkloosheid, migraties, …)[187]. De WAD-aanpak is ontstaan in de periode 1970-1980 en kan eigenlijk vergeleken worden met de ‘equity-approach’ die eerder bestudeerd werd [188], omdat ook hierin aandacht werd geschonken aan de ruimere sociaal-economische kennis. Een belangrijke oorzaak van de teleurstelling in de WID-benadering was het uitblijven van de verwachte veranderingen na de getroffen maatregelen. Zo bleek onder andere dat een verhoogde deelname aan de arbeidsmarkt voor vele vrouwen eigenlijk het begin van een dubbele dagtaak inhield, zij moesten immers nog steeds alle huishoudelijke taken op zich nemen. Bovendien betekende het verdienen van een loon niet dat de vrouwen meer zeggenschap kregen over het gezinsinkomen. Voor de WID-theoretici stond de ‘modernisatie’ op zich niet ter discussie, wel het feit dat vrouwen hiervan niet profiteerden door allerlei vooroordelen. Deze moesten ontkracht worden en zo zouden de vrouwen kunnen geïntegreerd worden in het mainstreambeleid. Volgens het liberale wereldbeeld van WID hebben alle menselijke wezens immers de mogelijkheid hun doel te bereiken[189]. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (44 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Een nieuwe benadering, die haar opwachting maakte begin jaren tachtig, zag andere dan biologische verschillen tussen de seksen. Deze verschillen zijn vastgeroest in de samenleving en hierdoor kunnen niet alle menselijke wezens hun objectieven verwezenlijken. Bij deze invalshoek is het begrip ‘gender’ van erg groot belang. Dit begrip wijst op de sociale en culturele constructies binnen de samenleving die de identiteit en het daarbijhorende gedrag van mannen en vrouwen definiëren en in zekere zin ook opleggen[190]. In dit opzicht veroorzaakt gender structurele beperkingen, men gaat zich gedragen zoals dit verwacht wordt vanuit genderopzicht[191]. Het Gender and development (GAD)-perspectief werd opgebouwd rond een aantal basisideeën die de ideeën van de WAD-benadering opvolgen en vervolledigen, bijvoorbeeld: 1) vrouwen zijn wel degelijk ingepast in het ontwikkelingsproces, maar op totaal andere manieren dan mannen 2) vrouwen vormen geen ‘homogene massa’ 3) het leven van mannen en vrouwen zou in zijn geheel moeten bekeken worden en niet enkel vanuit het aandachtspunt van de (re)productiviteit[192] (de WAD-benadering was te eenzijdig op de productieve arbeid gericht) 4) bovendien zijn vrouwen actieve factoren binnen een maatschappelijk proces[193]. Nog een belangrijke bemerking van deze nieuwe benadering was dat men niet mocht vergeten aandacht te besteden aan de algemene welvaart, in plaats van zich enkel te concentreren op de vrouwen[194]. Wanneer je enkel naar de vrouwen kijkt, bevestig je bovendien hun ondergeschiktheid[195]. De GAD-benadering beschouwde de vrouwen als volwaardige dragers van verandering, in plaats van als passieve begunstigden. De vooronderstellingen die verscholen gingen onder de huidige sociale, politieke en economische structuren werden in vraag gesteld, zodat de vrouwen niet enkel een geïntegreerd deel zouden worden van de ontwikkelingshulp, maar zodat de problemen bij de bron aangepakt konden worden. Wanneer deze benadering werkelijk in de praktijk omgezet wordt, zullen er verregaande aanpassingen gebeurd zijn binnen het ontwikkelingsbeleid[196], deze aanpak is immers een erg holistische benadering. Men zou kunnen stellen dat de GAD-benadering eigenlijk hetzelfde voor ogen heeft als de ‘empowermentapproach’, de meest recente WID-aanpak. Toch is dit een erg gevaarlijke veronderstelling. Het is immers zo dat gender eigenlijk een theoretisch-analyse-concept is. De bedoeling van zulk een concept is te trachten een situatie te verklaren. Empowerment daarentegen is gericht op de strategie van een beleid of een actie en wil een situatie veranderen. Er is dus wel degelijk sprake van een verschil[197] en hiermee moet rekening gehouden worden. Een goede definiëring van de concepten is daarom steeds noodzakelijk binnen een beleid.
Een verdere uitdieping van de GAD-benadering: the capabilities-approach http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (45 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Binnen de GAD-publicaties wordt het begrip ‘economische ontwikkeling’ dikwijls uitgebreid tot ‘menselijke ontwikkeling’. Een belangrijke auteur in dit verband is M. Nussbaum. Zij stelt de ‘human capabilities’ centraal. Hiermee bedoelt zij de menselijke capaciteiten in termen van levensverwachting, onderwijs, tewerkstelling, politieke participatie[198]. De basis van de ‘capabilities approach’ is de idee dat de preferenties die de nutsmaximalisatie bepalen, eigenlijk het product zijn van gender. Hierdoor zal de nutsmaximalisatie leiden tot de bestendiging van gender. Nussbaum (samen met onder andere Sen) hanteert de objectieve maatstaf van capaciteiten. Op deze manier wordt het subjectieve ‘nut’ opzijgeschoven, waardoor er een andere invulling kan gegeven worden aan ontwikkeling. Bedoeling is een universele aanpak aan te bieden, waardoor vrouwen niet kunnen genegeerd worden bij het ontwikkelingsbeleid[199]. De centrale vraag die gesteld wordt bij deze aanpak is niet ‘hoe tevreden is iemand met wat hij/zij doet?’, maar wel ‘tot wat is iemand in staat te doen of te zijn?’. Bepaalde zaken zijn cruciaal om te kunnen spreken van een ‘menselijk leven’, de vraag is dan: “is the person capable of this or not?”[200]. Nadat er enkele mogelijke antwoorden gevonden werden op deze vraag gaat men de levenskwaliteit ‘meten’ en vergelijken met andere gebieden en personen. Bedoeling is werkelijk te komen tot een waardig leven voor ieder individu, niet voor een groep of een familie. Elke persoon wordt bekeken ‘as an end’[201], men gaat op zoek naar de capaciteiten van ieder persoon en men tracht te weten te komen hoe die kunnen verhoogd worden. Op deze manier wil men komen tot een lijst van centrale elementen die het werkelijke ‘menselijke functioneren’ bepalen en die universeel kunnen toegepast worden[202]. Uiteraard kunnen bepaalde punten verschillend ingevuld worden naargelang de lokale gewoonten en omstandigheden. Dit wordt ‘multiple realizability’ genoemd[203]. Momenteel[204] ziet deze lijst er als volgt uit: Central Human Functional Capabilities[205]
●
●
Leven: in staat zijn een menselijk leven van normale lengte te leven; niet sterven op onvolwassen leeftijd of op een moment dat een leven nog niet de moeite waard was. Lichamelijke gezondheid: in staat zijn een goede gezondheid te hebben, inclusief reproductie; voldoende gevoed worden; voldoende onderdak hebben.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (46 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) ●
●
Lichamelijke integriteit: vrije mobiliteit; soevereine lichamelijke grenzen, dit wil zeggen bescherming tegen misbruik en mishandeling (seksueel, van kinderen, geweld binnen het huwelijk); mogelijkheid tot seksuele bevrediging en keuze bij de voortplanting. Zintuigen, verbeelding en denken: in de mogelijkheid verkeren de zintuigen te gebruiken, zich dingen te verbeelden, na te denken, te redeneren en deze dingen te doen op een ‘menselijke manier’, namelijk een manier geïnformeerd en opgebouwd via een opleiding, die onder andere alfabetisering en een wiskundig en wetenschappelijke basis inhoudt; verbeelding en denkvermogen moeten gebruikt kunnen worden om een eigen keuze te maken voor wat betreft religie,…; mogelijkheid tot vrije meningsuiting op alle vlakken, tot het zelf zoeken naar de zin van het leven en tot het hebben van plezier en het vermijden van pijn.
●
●
●
Emoties: de mogelijkheid hebben banden te creëren met dingen en mensen buiten onszelf; in het algemeen de kans hebben mensen graag te zien, te missen, naar iets te verlangen, dankbaar te zijn,… . Praktische rede: in staat zijn een beeld te vormen van ‘het goede’ en zich te engageren in een kritische reflectie over de planning van een leven. Verwantschap: a) in staat zijn met anderen samen te leven, interesse te vertonen in anderen, geëngageerd te zijn, medelevend te kunnen zijn, oog te hebben voor rechtvaardigheid en vriendschap b) zelfrespect hebben zodat je kan behandeld worden als een gelijkwaardig menselijk wezen (hiervoor is er bescherming tegen discriminatie nodig op alle vlakken).
● ● ●
Andere soorten: leven met aandacht voor en in relatie tot dieren, planten, de natuur. Spel: in staat zijn te lachen, spelen, te genieten van ontspannende activiteiten. Controle over de omgeving: a) politiek: werkelijk kunnen deelnemen aan het politieke leven, politieke participatie, vrije meningsuiting en recht op organisaties b) materieel: recht op bezit en de mogelijkheid daartoe verkrijgen op dezelfde manier als anderen; recht op werkgelegenheid.
Deze lijst bestaat uit afzonderlijke componenten, het is immers niet zo dat de behoefte aan een van de onderdelen kan bevredigd worden door een grotere hoeveelheid van een andere component aan te bieden. Alle componenten hebben belang op zich en hun kwaliteiten kunnen niet vergeleken worden en dus ook niet vervangen worden. Toch staan alle items in verband met elkaar op verschillende manieren. Zo zal een vrouw die een opleiding genoten heeft sneller haar rechten op politieke participatie opeisen en verkrijgen. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (47 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Verder mag niet uit het oog verloren worden dat bepaalde componenten ook te maken hebben met toeval. Er mag bijvoorbeeld niet van een regering verwacht worden dat zij er voor zorgt dat alle mensen gezond zijn. Waarin zij wel moet voorzien is de sociale basis voor deze capaciteiten[206], dit betekent dat zij een goede gezondheidszorg moet uitbouwen. Verder deelt Nussbaum de capaciteiten in in drie verschillende types, namelijk[207]:
●
●
●
Basic capabilities: de basis voor verdere, meer uitgebreide capaciteiten en de grond voor het morele bewustzijn; soms zijn deze capaciteiten klaar om onmiddellijk te kunnen functioneren (zoals bijvoorbeeld zien en horen), meestal echter zijn ze in rudimentaire vorm aanwezig (zoals de mogelijkheid tot spreken in de meeste pasgeborenen aanwezig is, maar niet direct functioneert). Internal capabilities: ontwikkelde stadia van de persoon zelf, ofwel met de tijd en de lichamelijke maturiteit gegroeid, ofwel geïnternaliseerd in een leerproces waardoor -onder zekere voorwaardenbepaalde functies kunnen uitgevoerd worden. De meeste lichamelijk volwassen mensen zijn in staat tot seksueel functioneren, hierbij is niet echt een ‘leerproces’ noodzakelijk, terwijl samenleven met anderen wel een zekere ontwikkeling behoeft. Toch zijn deze capaciteiten op een bepaald ogenblik aanwezig en kunnen ze ook gebruikt worden. Combined capabilities: de internal capabilities gecombineerd met de geschikte externe voorwaarden. Mensen kunnen immers een bepaalde kracht ontwikkeld hebben, maar niet in de mogelijkheid verkeren deze te laten functioneren omwille van externe omstandigheden. Zo hebben burgers van een ondemocratisch regime wel de interne capaciteit om hun meningen te verwoorden, maar de levensomstandigheden laten dit niet toe. Zij hebben niet de combined capability om dingen te verwoorden waaruit hun werkelijk gedachtegoed blijkt.
Wanneer dit onderscheid gemaakt wordt, kan eigenlijk gesteld worden dat alle ‘capabilities’ opgenomen in de lijst ‘combined capabilities’ zijn. Om één van de items te realiseren moeten immers de interne capaciteiten ontwikkeld worden, maar tevens moet de omgeving zo aangepakt worden dat de items kunnen functioneren. Het onderscheid tussen interne en gecombineerde capaciteiten is niet erg scherp, toch is het een werkzaam onderscheid. Het is vooral duidelijk wanneer een abrupte verandering gebeurt in de materiële of sociale http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (48 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
omgeving. Iemand die lang in een democratie geleefd heeft en dan plots in een ondemocratisch regime terechtkomt, heeft naar alle waarschijnlijkheid wel de interne capaciteiten tot vrije meningsuiting, maar de gecombineerde capaciteiten zijn niet meer aanwezig. Wanneer men deze situatie gewoon is, zal de interne capaciteit voor vrije meningsuiting minder ontwikkeld zijn, waardoor het onderscheid minder duidelijk zal zijn. Toch mag verondersteld worden dat ook hier een grens te trekken valt tussen ‘internal capabilities’ en ‘combined capabilities’. Belangrijk bij deze ‘capabilities approach’ is het feit dat de politieke doelstelling de capaciteit is en niet het functioneren zelf. Iedere burger moet vrij zijn te kunnen beslissen welke capaciteiten functioneren en welke niet [208]. Zoals reeds aangehaald is één van de capaciteiten van een lichamelijk volwassen persoon de seksuele behoeftebevrediging. Iedereen mag echter zelf beslissen deze behoefte werkelijk te bevredigen of niet. Daarom mogen katholieke kloosterzusters monogaam leven, maar zou verplichte vrouwenbesnijdenis verboden moeten worden. Ook deze vrouwen kunnen dan beslissen zonder seksuele bevrediging te leven, maar zij hebben dan tenminste de keuze. Nussbaum legitimeert het universele karakter van de lijst via vijf samenvattende punten: 1. Multiple realizability: de capaciteiten kunnen geconcretiseerd worden op verschillende manieren, in overeenstemming met smaak, tradities,… . 2. Capability as a goal: mensen moeten de mogelijkheid hebben bepaalde functies uit te oefenen, maar ze mogen hiertoe niet verplicht worden; de benadering legt geen verplichtingen op. 3. Liberties and practical reason: de inhoud van de lijst bezorgt een centrale rol aan de mogelijkheid van burgers een keuze te kunnen maken en aan de ‘traditionele’ politieke en burgerlijke vrijheden (vrije meningsuiting,…). 4. Political liberalism: de benadering tracht de morele kern te zijn van verschillende politieke concepten. 5. Constraints on implementation: de benadering kan de basis vormen van een meer filosofische opvatting; het in de praktijk omzetten van deze principes moet echter overgelaten worden aan de binnenlandse politieke leiders van een natie, hoewel internationale instanties bepaalde hervormingen kunnen aanmoedigen. De ‘capabilities approach’ is een raamwerk dat de mogelijkheid biedt toegepast te worden bij het verbeteren van de positie van vrouwen binnen ontwikkeling, omdat deze aanpak universeel is en dus vrouwen niet negeert. De verschillende items in de lijst zijn voor ieder menselijk leven belangrijk. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (49 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
“… like many women in India and in the rest of the world, have lacked support for many of the most central human functions, and that lack of support is at least to some extent caused by their being women. But women, unlike rocks and trees and horses, have the potential to become capable of the human functions, given sufficient nutrition, education, and other support. That is why their unequal failure in capability is a problem of justice. It is up to all human beings to solve this problem. I claim that a universal conception of human capability gives us excellent guidance as we pursue this difficult task”[209].
Implicaties voor het ontwikkelingsbeleid Zoals uit het voorgaande blijkt, is er nog geen consensus bereikt over de invloed van het ‘genderbewustzijn’ op het ontwikkelingsbeleid. Eigenlijk is er sprake van twee strategieën, waartussen het voornaamste verschil het einddoel is. Zo is er een eerste vorm van ontwikkelingsbeleid waarbij men zich bewust is van het feit dat iedere interventie gevolgen kan hebben op het gebied van gender. Men beseft dat er niet kan gewerkt worden in een genderneutrale situatie. Toch is het niet echt de bedoeling de bestaande situatie te veranderen, hoewel bepaalde gendergevoelige veranderingen wel een herverdeling van de macht kunnen inhouden. Deze werkwijze wordt tegenwoordig vooral toegepast door de internationale hulporganisaties. Een tweede aanpak kan werkelijk genderbenadering genoemd worden. Deze strategie heeft emancipatorische veranderingen op het oog en wordt daarom vooral aangehangen door de meer feministische organisaties en minder door het ‘mainstreambeleid’[210].
2. Waarom deze nieuwe benaderingen?
“Nog te vaak zijn de ontwikkelingsprojecten en het –beleid ‘genderneutraal’ en wordt er met andere woorden geen rekening gehouden met de verschillende verantwoordelijkheden en taken die vrouwen en mannen hebben, noch met de ongelijke positie waarin vrouwen en mannen zich nu bevinden”[211].
Kritieken leiden tot nieuwe benaderingen http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (50 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Er werd reeds aandacht besteed aan het feit dat vrouwen geen toegang hebben tot het huishoudelijk inkomen of tot kredietverlening, waardoor hun kansen op ontwikkeling erg beperkt worden. Zonder financiële middelen hebben zij immers niet de mogelijkheid nieuwe technologieën aan te wenden, waardoor de opbrengst van hun teelten kleiner zal zijn dan die van de mannelijke boeren. Het is nochtans een kwestie van rechtvaardigheid dat mannen en vrouwen dezelfde kansen moeten kunnen benutten[212]. Verder wordt van de echtgenotes verwacht dat zij hun mannen helpen bij het telen van exportgewassen, dit terwijl eveneens als vanzelfsprekend wordt geacht dat vrouwen de opvoeding van de kinderen en de huishoudelijke taken op zich nemen. Dit wordt in de literatuur de ‘dubbele dagtaak’ van vrouwen genoemd. Zo is er in Bolivia een ‘Food for work’ project opgezet door bepaalde gemeenten. De vrouwen van het dorp moeten zorgen voor de infrastructuur die nodig is voor het produceren van voedsel. Dit is erg zwaar, onbetaald werk. Aangezien het onbetaald is, krijgen zij geen hulp van de mannen, deze taak wordt eigenlijk bij het huishoudelijk werk van vrouwen gerekend. De opbrengst mogen zij verkopen, maar moet gebruikt worden om kosten te kunnen aflossen. Bovendien profiteren de leiders van goedkope (gratis) arbeidskrachten[213]. De zogenaamde donorlanden uit het ‘rijke noorden’ kennen hiervan echter de ware toedracht niet, omdat de onbetaalde en informele arbeid nog steeds niet opgenomen worden in de arbeidsstatistieken. Het is immers ‘te moeilijk’ om huishoudelijke taken te meten op dezelfde manier als men loonarbeid kan meten. Men kan op huishoudelijke taken geen cijfer plakken en daarom negeert men ze[214]. Dit is ook een gevolg van het kapitalisme: wat niet in geld kan worden uitgedrukt, wordt onmiddellijk minder gewaardeerd[215].Volgens de bestaande gegevens zijn vrouwen inderdaad enkel passieve begunstigden van de ontwikkelingshulp, zoals lange tijd door beleidsmakers beweerd werd. Verder werd ook reeds gewezen op de veronderstellingen die westerlingen maken bij het opstellen van ontwikkelingsplannen, bijvoorbeeld de idee van het kerngezin dat zelden van toepassing is in de Derde Wereld en de idee van het mannelijke hoofd van het gezin, dat tevens de grootste kostwinner zou zijn. Vooral de WIDbenadering hield zich hiermee bezig. Deze theoretici stelden immers dat men een belangrijke bron van inkomsten onaangeroerd liet, indien men vrouwen enkel bekeek als passieve begunstigden van ontwikkeling. Hierbij werden de bestaande structuren eigenlijk niet in vraag gesteld. Die invraagstelling kwam er wel bij de opkomst van WAD. Deze benadering stelde dat vrouwen (en mannen) slachtoffer waren van het kapitalistisch systeem, waardoor de arbeiders vervreemd werden van de productiemiddelen. Deze idee vond vooral gehoor in de jaren zeventig. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (51 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vanaf de jaren tachtig werd de visie uitgebreid: niet enkel de productieve taken werden bestudeerd en men had ook niet langer enkel aandacht voor de vrouwen. Dit werd eveneens als nodig aangevoeld door de vrouwen in de Derde Wereld zelf, vandaar het ontstaan van de ‘empowerment-approach’: “Ik zag hoe goedbedoelde vrouwenprojecten op een bepaald ogenblik strop raakten en hun doel niet bereikten. … Ik merkte dat je niet verder komt als je je alleen tot vrouwen richt. Op een of andere manier moesten mannen erbij betrokken worden”[216]. De structuren en de mentaliteit moeten veranderen en dat betekent dat ook mannen hierin betrokken moeten worden. “If women alone work for greater equality in gender relations they will face an uphill struggle”[217]. Mannen behoren immers ook tot de maatschappij. Vandaar de evolutie naar de GAD-benadering: de aandacht voor de sociale, politieke, culturele structuren van de samenleving en het belang van de genderpatronen daarin. Zoals reeds vermeld, lijken de ‘empowerment-approach’ en de GAD-benadering op elkaar, maar het gebruik van de concepten is niet helemaal hetzelfde. Empowerment wil werkelijk de situatie veranderen, terwijl GAD de omstandigheden eerst wil verklaren. Wanneer men eveneens de mannen gaat incalculeren bij het opstellen van raamwerken voor ontwikkeling, gaat duidelijk worden dat er ook tussen de vrouwen onderling verschillen zijn, dat niet enkel genderverschillen de problemen van vrouwen veroorzaken. Op deze manier wordt de dynamische relatie tussen gender, status, klasse, ras en leeftijd onder de aandacht gebracht. “Making an issue of masculinity therefore means not only focusing on men, but on the institutions, cultures, and practices that sustain gender inequality along with other forms of domination, such as race and class”[218]. Men tracht nu aandacht te hebben voor de samenleving in al haar componenten, vrouwen mochten niet genegeerd worden, maar mannen mogen uiteraard ook niet vergeten worden. Dit was een begrijpelijke kritiek die velen hadden op de eerste theorieën die ‘vrouwen en ontwikkeling’ bestudeerden. Het is ook één van de redenen waarom M.C. Nussbaum trachtte een lijst van universele waarden op te stellen. Deze lijst kan voor iedereen, waar dan ook, toegepast worden, mits enkele aanpassingen aan de lokale situatie. In haar werk, dat reeds uitvoerig besproken werd in het voorgaande deel, tracht zij ook enkele algemene kritieken op ontwikkelingssamenwerking (vooral met betrekking tot vrouwen) te weerleggen. In de literatuur worden dikwijls argumenten gegeven waarom men niet aan ontwikkelingshulp zou mogen doen. Deze kunnen ruw samengebracht worden onder drie noemers: het cultuurargument, het diversiteitsargument en het paternalisme-argument. Wat wordt hiermee bedoeld en hoe tracht Nussbaum deze te verwerpen[219]? An argument from culture http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (52 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Eigenlijk is dit een meer verfijnde versie van het ‘anti-verwestering’ argument. Misschien heerst in bepaalde culturen een traditie van vrouwelijke onderdanigheid, gehoorzaamheid, zelfopoffering. Er mag niet meteen verondersteld worden dat dit slechte normen en waarden zijn, dat vrouwen op deze manier onmogelijk gelukkig kunnen zijn (zijn westerse vrouwen dan wel gelukkig met hun hoge echtscheidingscijfers en hun uitputtende carrière?). ●
●
●
●
Vrouwen mogen uiteraard een ‘traditioneel’ leven leiden, zolang de economische en politieke omstandigheden de mogelijkheid bieden een keuze te maken. Er kan ook sprake zijn van ‘tegentradities’, namelijk vrouwen die zich al gedurende generaties verzetten tegen bepaalde levensomstandigheden; deze mogen niet over het hoofd gezien worden. Men moet eveneens aan de vrouwen zelf vragen wat zij van bepaalde normen denken; gehoorzaamheid betekent niet altijd gelijkgezindheid, soms hebben vrouwen de macht en kracht niet om zich te verzetten. Er mag niet vergeten worden dat sommige vrouwen geen ander leven kennen, omdat zij ongeschoold zijn, omdat de wet hen een bepaald leven voorschrijft, omdat ze geslagen worden wanneer zij ongehoorzaam zijn; hierdoor willen vele vrouwen geen veranderingen, zij zijn bang dat alles nog erger zal worden; dit betekent echter niet dat zij gelukkig zijn.
●
●
●
Er kan in geen enkel land sprake zijn van een ‘vrouwencultuur’, nergens vormen vrouwen één homogene massa; er kan dan ook niet gesteld worden dat ‘de cultuur van een bepaald land deze positie van vrouwen vereist’. Culturen zijn dynamisch en dus veranderlijk, er kan onmogelijk gesproken worden van een traditionele cultuur. Wanneer men stelt dat normatieve criteria gepuurd moeten worden uit de omgeving waarin ze toegepast worden (cultureel relativisme) gaat men voorbij aan enkele belangrijke problemen die deze these met zich meebrengt: 1) elke cultuur is doordrongen van de buitenwereld via allerlei kanalen, 2) waarom moet verondersteld worden dat de lokale norm de beste is en 3) normatief relativisme heft zichzelf op, omdat lokale normen dikwijls als de absolute waarheid worden beschouwd en dus niet relatief (in relatie tot een andere norm) kunnen genoemd worden.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (53 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Argument from the good of diversity Dit argument haalt de verschillende waarden en normen, die gehanteerd worden door alle lagen van de bevolking, aan als de ‘rijkdom van de wereld’, net als de verschillende talen in de wereld een bron van rijkdom zijn. Ieder cultureel systeem heeft immers een eigen onderscheiden schoonheid die niet mag verdwijnen door iederen dezelfde normen op te leggen als de Verenigde Staten[220]. Hieruit kunnen twee claims afgeleid worden: 1) onderscheid is goed 2) het waardesysteem van de Verenigde Staten is te slecht om over de gehele wereld te verspreiden. ●
●
●
●
Wanneer gesteld wordt dat het waardesysteem van de Verenigde Staten slecht is, hoeft dit nog niet te betekenen dat universele waarden in se te verwerpen zijn. Een belangrijke vraag is of culturele diversiteit werkelijk te vergelijken is met linguïstische diversiteit. Het probleem met deze analogie is dat talen op zich geen gevaar inhouden, terwijl culturele praktijken mensen kunnen kwetsen. Er zit bijvoorbeeld geen gevaar in het bewaren van de Bretoense taal, terwijl iets als geweld binnen het huwelijk niet iets is dat absoluut moet blijven bestaan. Bedoeling is een kritisch raamwerk uit te denken waarin de meeste diversiteit bewaard wordt, maar waarin eveneens enkele algemene kentekens aanduiden welke praktijken beter niet behouden worden. Indien bepaalde diversiteiten inderdaad de moeite waard zijn om te bewaren, is het nog niet vanzelfsprekend dat er diversiteit te vinden is binnen de sexuele hiërarchie. In verschillende zogenaamde culturen worden vrouwen geslagen, hebben zij minder inspraak op politiek gebied en zijn zij de eersten die ontslagen worden bij hervormingen, niet de mannen.
Argument from paternalism Hiermee wordt bedoeld dat, bij het verwoorden van universele normen als standaard voor de verschillende bestaande samenlevingen, er te weinig respect getoond wordt voor de vrijheid van handelen. Mensen kunnen zelf het beste oordelen over wat goed is voor hen. ●
Uiteraard moet hiermee rekening gehouden worden bij elke benadering die cross-cultureel wil werken.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (54 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Toch hoeft deze bemerking niet in strijd te zijn met het in voege brengen van universele waarden. Het ●
respecteren van gemaakte keuzes is immers een universele waarde ‘an sich’. Bepaalde paternalistische beslissingen kunnen echter toegejuicht worden, omdat zij net de mogelijkheid bieden tot het kunnen nemen van eigen beslissingen. Een natie kan bijvoorbeeld beslissen vrouwenbesnijdenis te verbieden. Dit kan geïnterpreteerd worden als een paternalistische wet. Toch kan, dankzij deze wet, een vrouw de vrije keuze hebben of zij een seksueel actief (en bevredigend) leven wil leiden of niet. Zolang bepaalde staatsinterventies geen negatieve gevolgen hebben, hoeven zij niet meteen afgekeurd te worden. Misschien zijn in sommige omstandigheden bepaalde instituties noodzakelijk. Vrijheid
●
komt er niet enkel door bepaalde rechten op papier te zetten, er moeten ook omstandigheden gecreëerd worden waarbinnen deze vrijheden uitgeoefend kunnen worden. Er is behoefte aan een universeel waardesysteem waarbinnen ieder individu voldoende vrijheid heeft om persoonlijke waarden na te streven op een manier dat de vrijheid van anderen om keuzes te maken niet in het gedrang komt.
Op deze manier weerlegt Nussbaum eigenlijk alle kritiek die auteurs kunnen hebben op ontwikkelingsprojecten die het leven van mensen (vrouwen) willen ‘emanciperen’, in de zin van het veranderen van de relatie tussen mannen en vrouwen. Zij beseft dat er inderdaad veranderingen zullen gebeuren die niet vanzelfsprekend zijn, maar zij benadrukt dat deze enkel zullen verwezenlijkt worden wanneer de betrokken personen hiermee akkoord gaan. Het belangrijkste is dat zij ook werkelijk een keuze kunnen maken.
‘Vrouwenprojecten’: enkele voorbeelden De gaarkeukens in Lima[221] Peru heeft te weinig bebouwbaar land, gronden raken uitgeput waardoor vele landbouwers naar de stad trekken. Deze mensen komen dikwijls in krottenwijken terecht, maar zij organiseren zich erg snel. De vrouwen spelen hierbij een erg belangrijke rol. Vrouwen uit de arme stadswijken richten samen buurtkeukens op. Doel van deze keukens is in de eerste plaats de ondervoeding tegengaan. Toch houdt men zich ook met andere http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (55 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
zaken bezig. Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over de gezondheidstoestand van de leden van de gemeenschap, over de maatschappelijke positie van de gemeenschap, … . De kracht van de keukens ligt onder andere in het economische aspect: bij het inkopen van grotere hoeveelheden bespaart men geld. Men bespaart tijd omdat er een taakverdeling is, zodat niet elke vrouw elke dag inkopen moet doen, vervolgens moet koken, om daarna ook nog te moeten opruimen. Door die tijdwinst kan men zich bezighouden met eventuele meer winstgevende zaken, waardoor men meer geld heeft om levensnoodzakelijke producten te kopen. Gezamelijk koken betekent eveneens brandstofbesparing en dus geldbesparing. Bovendien hebben deze gaarkeukens een sociale functie. Op deze manier komen de vrouwen immers in contact met de buitenwereld en leren zij zich te organiseren. Vrouwen krijgen meer zelfvertrouwen en er heerst een solidariteitsgevoel binnen de gemeenschap. Toch hebben deze organisaties ook met moeilijkheden te kampen: op verschillende plaatsen is de infrastructuur erg gebrekkig waardoor men een tekort heeft aan water; bij de mannen heerst dikwijls een negatieve houding ten opzichte van de keukens; er is een gebrek aan familieplanning en zwangere vrouwen kunnen een tijdje niet werken; vele vrouwen zijn alleenstaand en kunnen daarom niet zo dikwijls het huis verlaten; de regering van Peru richtte ook volkskeukens op die concurrentie betekenen voor de vrouwenkeukens. De vrouwenkeukens vragen echter meer middelen van de ontwikkelingshulp, omdat zij voor zichzelf koken en daarom meer aandacht besteden aan kwaliteit dan gebeurt in de staatskeukens. “Les besoins sont réels, les possibilités d’assistance sont tout aussi réelles, mais les voies et les mécanismes pour les canaliser doivent être reconsidéres. Nous aimerions proposer que les critères des évaluations soient, ou tout au moins pourraient être, l’expérience des populations concernées”. Kredietmogelijkheden voor vrouwen[222] Tijdens de jaren tachtig werden kredieten enkel verleend om investeringen te doen in landbouwondernemingen, coöperatieven en arbeidsintensieve industrie. Vrouwen kwamen hierbij nauwelijks ter sprake. Hierin kwam verandering sinds men erkend heeft dat kredietverlening voor vrouwen een goede invloed heeft op de levenssituatie van het gezin, terwijl mannen meestal hun geld besteden aan persoonlijke behoeften[223]. Dit inzicht kwam er vooral dankzij de globaal groeiende idee dat zelfvoorziening noodzakelijk was voor ontwikkeling. Bovendien kunnen vrouwen op deze manier zelf hun job kiezen. Kredietverlening gebeurt meestal voor de volgende doeleinden: 1) de groei van zelfvoorzienende kleine ondernemingen steunen 2) de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (56 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
mogelijkheden van vrouwen verbeteren en hen steunen in hun ondernemersrol 3) alternatieven bieden voor de leningen tegen woekerinteresten om de armoede tegen te gaan[224]. Vrouwen kunnen hun krediet bijvoorbeeld gebruiken om nieuwe landbouwtechnologie aan te schaffen. Hierdoor moeten zij minder tijd besteden aan bijvoorbeeld water halen en kan men eventueel die tijd gebruiken om werk te verrichten waardoor hun financiële positie verbetert. 1. SEWA (Self Employed Women’s Association) De Indiase vrouwen van het dorp Ahmedabad waren in 1972 de eerste vrouwen die zich groepeerden om een lening te kunnen aangaan. Momenteel zijn 50 000 vrouwen bij deze organisatie aangesloten. Ze richten verkoopen productiecoöperatieven op voor vrouwen, zij helpen vrouwen uit de landelijke sector over te schakelen naar artisanaat, zij zoeken nieuwe afzetgebieden. Zij geven de vrouwen eveneens een opleiding in kredietverlening en ondernemerschap. Bovendien heeft de organisatie een eigen bank opgericht die gemakkelijk kredieten verleent aan haar leden. Deze bank werd gesticht in 1974 en is reeds vele malen nagevolgd. 2. De Grameen bank in Bangladesh In 1976 werd Grameen Bank opgestart als een actief onderzoeksproject van de Chittagong University en enkele banken[225]. Vanaf 1983 werd het een bank gespecialiseerd in leningen voor de landlozen. Er worden verschillende groepen gevormd op basis van gemeeschappelijke activiteiten of op basis van sociale verbondenheid. Deze groepen starten samen kleinschalige kredietprojecten op. Bedoeling van Grameen Bank is de participatie van vrouwen op te drijven, zodat ook zij een zelfstandige activiteit kunnen uitbouwen, zoals rijst pellen of kalveren vetmesten. 3. De Wereldvrouwenbank Deze bank werd opgericht in 1979 en is eigenlijk een tussenschakel tussen vrouwen, communautaire organisaties en kredietinstellingen. De Wereldvrouwenbank staat borg voor de leningen die een lokale bank aan vrouwen doet, zij geeft zelf geen leningen. Het succes wordt verzekerd door aan een lening een opleiding te koppelen die verplicht moet doorlopen worden. Op deze manier vermijdt men dat het geleende bedrag niet rendabel zou zijn omwille van gebrek aan vorming. Wanneer men vrouwen eerst aanleert hoe men op een goede manier investeert, is de kans uiteraard groter dat de terugbetalingen inderdaad zullen kunnen gebeuren. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (57 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Deze voorbeelden werden even aangehaald om duidelijk te maken dat de behandelde benaderingen van ontwikkelingssamenwerking ook in de praktijk kunnen toegepast worden. Uiteraard zal hierop verder ingegaan worden wanneer het eigenlijke corpus, de Commissie ontwikkelingssamenwerking van de Nederlandstalige Vrouwenraad, bestudeerd wordt.
Hoofdstuk 4: Een genderbeleid voeren Ontwikkelingssamenwerking is nooit genderneutraal: elk project, elke ingreep heeft een andere invloed op mannen dan op vrouwen. Het is niet vanzelfsprekend dat ontwikkelingsorganisaties hiermee rekening houden. Vaak pretenderen deze organisaties immers neutraal te zijn, waardoor zij meestal de bestaande toestand bevestigen. Er kan verondersteld worden dat de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad wel gendergevoelig is, aangezien zij een vrouwenorganisatie is. Toch moet nagegaan worden wat dit soort van beleid en van projecten juist inhoudt, zodat de werking van de Commissie hiermee kan vergeleken worden in een later stadium. Zoals reeds in de algemene inleiding werd aangehaald, wordt met het begrip gender de socio-culturele invulling van het man-zijn en het vrouw-zijn bedoeld. Deze invulling leidt tot rollen die niet gelijk gewaardeerd worden, er ontstaan dus ongelijke machtsverhoudingen. “Gender is a political issue, because it is about power. It is a political issue also because it seeks to bring the private sphere into the public arena of debate and action[226]”. Wanneer men een gendergevoelig beleid wil voeren, moet men ervan uitgaan dat die machtsverhouding moet veranderen en wel degelijk kan veranderd worden. Belangrijk hierbij is oog hebben voor de strategische genderbelangen[227], voor de gelijkwaardige participatie van mannen en vrouwen aan alle aspecten van het leven. Daarom is het noodzakelijk dat een genderbeleid steunt op participatieve methodieken. Dit houdt in dat mannen en vrouwen van alle betrokken partijen, op alle niveaus van de projecten geraadpleegd worden[228]. Het is echter niet enkel belangrijk een ontwikkelingorganisatie te zijn die rekening houdt met gender. Voor de Commissie Ontwikkelingssamenwerking is ook van belang een invloed te hebben op het politieke ontwikkelingsbeleid in eigen land. McBride Stetson en Mazur[229] hanteren in verband hiermee het begrip Women’s Policy Machinery (WPM) . Hiermee wijst men op gelijk welke structuur opgericht door de regering, met als voornaamste doel de status van de vrouw te verbeteren. De effectiviteit van WPM wordt gemeten aan de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (58 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
hand van twee variabelen, namelijk de policy influence en de policy acces, of anders gezegd: de invloed op het politieke beleid of de mogelijheid deel te nemen aan het politieke beleid[230]. Het zou nuttig kunnen zijn in een later stadium na te gaan wat de effectiviteit van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking is geweest aan de hand van deze begrippen. Uiteraard mag hierbij niet uit het oog worden verloren dat de Commissie geen overheidsorgaan was en dat de hierboven vermelde begrippen oorspronkelijk niet voor zulke organisaties bedoeld waren. Tenslotte moet nog nagegaan worden hoe een sociale beweging zich moet organiseren om te kunnen overleven. Hierbij zal gesteund worden op een artikel van Hooghe[231].
1. Gendergevoelige ontwikkelingssamenwerking Gebrek aan aandacht voor vrouwen in ontwikkelingshulp heeft te maken met een gebrek aan genderbewustzijn. Men denkt al te vaak dat men te maken heeft met een ongedifferentieerde groep mensen die allen dezelfde behoeften en mogelijkheden hebben. Bovendien gebruikt men dikwijls het woord ‘mannen’ waar dit niet van toepassing is. Zo worden boeren steevast verondersteld mannen te zijn, hoewel enorm veel vrouwen in de landbouw werken. Belangrijk is te beseffen dat ontwikkeling niet enkel draait om een verhoging van de productie en de welvaart, maar eveneens over meer participatie en gelijkheid voor de meest behoeftigen[232]. Genderbewustzijn veronderstelt te erkennen dat vrouwen andere behoeften hebben en dat zij benadeeld zijn ten opzichte van mannen voor wat betreft welvaart en toegang tot en controle over productiefactoren. Ontwikkeling van vrouwen betekent meer gelijkheid en ‘empowerment’ ten opzichte van mannen. Er rijst echter dikwijls verzet tegenover pogingen om genderongelijkheid te veranderen. Men ontwijkt dan het probleem door genderneutraliteit te claimen of men beschuldigt de hulporganisaties van ‘cultuurschennis’. Hiermee wordt het opdringen van een westers of feministisch imperialisme geïnsinueerd: “To what extent do Northern NGDO’s have the right to change gender relations in Southern countries? Where, when, and by what means are they justified in trying to do so[233]?” Het is echter onvermijdelijk dat hulporganisaties een invloed hebben, volledige objectiviteit en neutraliteit is onmogelijk. De keuze van een project is al de eerste subjectieve keuze en deze is noodzakelijk, anders zal geen enkel project kunnen ontwikkeld worden. Belangrijk is echter de manier waarop men met deze subjectiviteit omgaat. Bovendien mag men niet vergeten dat vrouwen geen homogeen blok http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (59 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
vormen en dat er dus wel degelijk vrouwen zijn die veranderingen in hun leefsituatie willen, zij zijn immers in staat zelf een analyse van hun leefsituatie te maken. Deze ‘cultuurschennis’ mag niet overdreven worden. Culturen en tradities zijn immers geen statische elementen, zij zijn verwikkeld in een constant veranderingsproces[234]. “Aid agencies, who have until recently been unaware of the specific problems and possibilities facing women, have now accepted the crucial role women play and the many real needs they have. But in order to work with women effectively it is essential to have appropriate tools. It is not possible to simply take tools and methods which have been developed in the past for men and use them with women[235]”. Uit dit citaat blijkt dat een genderbewuste ontwikkelingssamenwerking niet voldoende is, de methoden om aan samenwerking te doen moeten eveneens aangepast worden. Dit impliceert verschillende zaken. Er moet een adequate methode uitgedacht worden om projecten te plannen en te evalueren. Wanneer de impact van een project gekend is, kan immers de kwaliteit van een project verbeterd worden. Verder moet het personeel van een organisatie zich ten alle tijde bewust zijn van de gendergevoeligheid van hun projecten. Tenslotte moeten vrouwen altijd bezig zijn met vrouwen, niet enkel in het licht van vrouwenprojecten[236]. Er moet een mainstream-genderbeleid komen, waarin vrouwen geïntegreerd worden in alle aspecten van een organisatie [237]. In wat volgt zal bestudeerd worden hoe de ‘projectmiddelen’ genderbewust kunnen gemaakt worden, opdat in een volgend hoofdstuk de projectwerking van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking hieraan kan getoetst worden.
Hoe komen projecten tot stand? Een eerste fase kan de identificatiefase genoemd worden. In deze eerste periode wordt een grondige voorstudie gedaan door specialisten via interviews, plaatselijke informanten en observatie ter plekke. Bedoeling is regio, doelgroep en problemen vast te leggen en trachten na te gaan wat de oorzaken van deze problemen zouden kunnen zijn. Belangrijk hierbij is dat er een akkoord bereikt wordt met de plaatselijke bevolking in verband met de doelen en waarden van het komende project. Hierom moeten er onderhandelingen gebeuren in verband met de participatie van de plaatselijke bevolking. Dit is eveneens noodzakelijk om het genderbewustzijn bij de plaatselijke bevolking te vergroten. Mannen en vrouwen moeten beseffen dat zij niet dezelfde posities innemen http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (60 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
in de samenleving[238]. Na deze grondige voorstudie gaat men het interventiemodel vastleggen. Dit model ligt dikwijls op voorhand vast door de financiële situatie van de hulporganisatie. Wanneer vastgesteld is welke soort van hulpverlening men gaat bieden, worden de verschillende activiteiten uitgetekend en tracht men een beeeld te krijgen van de impact die de projecten zouden kunnen hebben. Tijdens de eigenlijke uitvoeringsfase wordt het project in de praktijk omgezet. Gedurende de hele fase wordt er gewerkt met de eigenlijke bedoeling in het achterhoofd, namelijk: worden vrouwen als doelgroep benaderd, is er een evenwicht tussen het aantal mannen en vrouwen binnen het interventieteam en werd er voldoende aandacht besteed aan de vorming van de ontwikkelingswerk(st)ers. Na het eigenlijke project volgt de evaluatiefase die ontzettend belangrijk is. Men gaat bij de evaluatie zowel de lange als de korte termijn verwezenlijkingen van naderbij bekijken en zowel de directe als de indirecte verwezenlijkingen. Een indirect gevolg van een bepaald project zou bijvoorbeeld de versterking van de groepssolidariteit binnen een dorp kunnen zijn[239]. Een belangrijke vraag bij de planning van een project is: “wie moet gesteund worden? wordt het een gemengd project of een ‘women only’ project[240]?”. Deze keuze kan bepaald worden door de context, door de klasse van de bevolking,... . Men moet deze keuze erg zorgvuldig maken, want bepaalde ‘women only’ projecten leiden enkel tot een status quo. ‘Women only’ betekent dat men ruimte geeft aan vrouwen, opdat zij leren wat het betekent autonome beslissingen te nemen. Wanneer de resultaten invloed hebben op zowel mannen als vrouwen is een gemengd project waarschijnlijk aan te raden. Belangrijk is dan dat er een apart forum voor vrouwen blijft bestaan [241]. Vooral de plaatselijke vrouwenorganisaties zijn belangrijk voor het genderbewustzijn, hoewel men moet beseffen dat niet alle vrouwenorganisaties gendergevoelig zijn. Dit is het verschil tussen de praktische genderbehoeften en de strategische genderbehoeften. Sommige vrouwen streven naar betere voorzieningen van bijvoorbeeld drinkwater, omdat zij instaan voor de aanvoer van water binnen hun huishouden. Toch kunnen deze eisen moeilijk feministisch genoemd worden, aangezien zij niet noodzakelijk veranderingen willen in de relatie met hun echtgenoten. Strategische genderbehoeften hebben wel iets te maken met structurele veranderingen binnen de man-vrouw-relaties. Zo is bijvoorbeeld de eis voor recht op kredietverlening een strategische genderbehoefte. Wanneer vrouwen zelf leningen zouden kunnen aangaan, zouden zij bijvoorbeeld een eigen onderneming kunnen oprichten, wat uiteraard gevolgen zou hebben vooor de zelfstandigheid van de vrouwen. Binnen de projecten moet absoluut aandacht besteed worden aan de lokale vrouwen. Dit is moeilijk, omdat zij dikwijls kampen met een gebrek aan ervaring en zelfvertrouwen. Bovendien hebben zij een erg druk werkschema, aangezien zij instaan voor het huishouden, maar ook werken, op het platteland bijvoorbeeld. Men http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (61 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
moet deze vrouwen apart nemen, zodat zij zich niet geremd voelen door de aanwezigheid van anderen. Ook de mannen moeten goed geïnformeerd worden, opdat zij zich niet bedreigd voelden door de projecten. In wat volgt zullen de verschillende aspecten van projectplanning van naderbij bekeken worden[242].
De voorbereiding van programma’s en activiteiten De kwaliteit van de voorbereiding bepaalt in grote mate het succes van een ontwikkelingsproject. Men komt immers terecht in een maatschappelijke context die verschilt van de westerse maatschappij, maar daarom niet minder complex is. Belangrijk is te weten hoe de politieke, economische, sociaal-culturele realiteit eruitziet. Deze analyse op macroniveau moet het mogelijk maken beslissingen te nemen over het land en de regio waarmee gaat gewerkt worden. Wanneer dit gebeurd is, is een analyse op microniveau noodzakelijk om een beeld te krijgen van de situatie en de problemen van de specifieke doelgroep. De algemene context houdt verschillende niveaus in. Zo is er de landenanalyse, die de grenzen aangeeft waarbinnen een project mogelijk is. Hieruit worden bijvoorbeeld de demografische en socio-culturele kenmerken duidelijk waarmee zal moeten worden omgegaan. Ook de meer gedetailleerde studie van de regio of het domein kan aanwijzingen van bepaalde beperkingen aangeven, bijvoorbeeld in verband met het klimaat. Tenslotte is er behoefte aan een analyse van de organisaties en instituten, zowel de officiële instellingen als bepaalde drukkingsgroepen. Van elke organisatie is het nuttig te weten welke rol vrouwen spelen en of er een genderbeleid gevoerd wordt. Voor al deze informatie is het erg belangrijk te weten te komen welke informatie betrekking heeft op welk deel van de bevolking, pas dan kan de werkelijke impact van een project ingeschat worden. Daarom moeten alle elementen van de voorstudie genderspecifiek benaderd worden en moet men zowel mannen als vrouwen bij de studie betrekken. Uiteraard moet dit personeel gendergevoelig zijn en het nut van deze benadering inzien. De analyse op microniveau geeft een beschrijving van de context van de doelgroep: in welke economische, sociale, ... situatie leven deze mensen. Vervolgens wordt getracht na te gaan hoe de bevolking deze leefsituatie beleeft. Ook hier moet ervoor gezorgd worden dat er genderspecifieke informatie verzameld wordt, omdat de situatie anders kan zijn voor mannen dan voor vrouwen en omdat niet iedereen een bepaalde situatie op dezelfde manier ervaart. “Bijvoorbeeld: mannen en vrouwen hebben soms een heel verschillend beeld over elkaars tijdsbesteding. Een vrouw kan van mening zijn dat zij heel wat uren presteert op het veld, terwijl dat voor haar man maar heel miniem lijkt. Het antwoord op de vraag ‘hoeveel tijd besteden vrouwen aan het werk op het veld’ http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (62 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
hangt dan in grote mate af van aan wie je het vraagt...[243]”. Belangrijk is zowel mannen als vrouwen bij deze analyse te betrekken, dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een participatieve benadering. Alle groepen moeten bij het project betrokken worden, van bij het begin.
Planning van programma’s en activiteiten Projecten worden op verschillende niveaus en door verschillende groepen en individuen gepland. Een eerste bepalende groep zijn de financierders of ondersteuners. Voor werkelijk de doelgroep van een project besproken wordt, wordt de reikwijdte van een project bepaald door de financiële mogelijkheden die een hulporganisatie ter beschikking heeft. De mate van gendergevoeligheid kan hier al voor een groot deel duidelijk worden. Wanneer de verantwoordelijken weinig genderbewust zijn, zal de aandacht voor gender binnen de projectinzending klein zijn en zal er waarschijnlijk niet bewust naar vrouwelijke werknemers gezocht worden. De doelgroep maakt ook deel uit van de planningbepalende groepen. Mannen en vrouwen moeten evenwaardig kunnen participeren. Hierbij moet bijvoorbeeld rekening gehouden worden met de tijdsbesteding van de deelnemers en wordt er best in kleine groepen gewerkt om iedereen aan het woord te laten. Tenslotte moet men aandacht besteden aan de andere betrokkenen die niet noodzakelijk tot de doelgroep behoren, maar wel een bepalende invloed kunnen hebben bij bepaalde projecten, bijvoorbeeld de plaatselijke autoriteiten die bepalen wat kan en niet kan binnen een bepaalde gemeenschap. Ook de begeleiders van de projecten maken geen deel uit van de doelgroep, maar kunnen wel beslissingen nemen, waardoor gender meer of minder aandacht krijgt. De planning van activiteiten en programma’s gebeurt in verschillende fasen en omvat verschillende elementen. Ten eerste moet het actiedomein afgebakend worden. Dit betekent: doelstellingen bepalen, middelen vastleggen, de regio waarin moet gewerkt worden afbakenen en de duur van het project vaststellen. Bepaalde elementen zijn reeds vastgesteld bij de beleidsplanning en zijn, zoals reeds aangehaald, afhankelijk van de financiële mogelijkheden. Andere elementen worden bepaald na een identificatiefase. Vervolgens worden de prioriteiten en de objectieven van het programma vastgelegd. Dit is de eigenlijke inhoud van het programma, die wordt bepaald in samenspraak met de doelgroep. Er worden globale en specifieke doelstellingen bepaald en de te verwachten resultaten worden vastgelegd. Een doelstelling zou kunnen zijn het verbeteren van genderverhoudingen. Dit is helemaal geen makkelijk onderwerp. Toch kan het aan bod komen wanneer mannen en vrouwen evenwaardig http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (63 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
participeren in de planning. Wanneer men stuit op ongelijkheden tussen vrouwen en mannen, moet men voldoende tijd en ruimte bieden om hieraan te werken. Hulpmiddel hierbij zouden gedeeltelijk aparte sessies voor mannen en vrouwen kunnen zijn. De begeleiders spelen hierbij een belangrijke rol. Zij moeten zo gevormd zijn dat zij bij bepaalde problemen de onderliggende genderongelijkheid ontwaren en kunnen expliciteren. Bij de planning van een project worden de parameters en de indicatoren voor de latere evaluatie en monitoring vastgelegd. De groep bepaalt de kwalitatieve en kwantitatieve maatstaven waaraan gaandeweg de resultaten van het programma worden getoetst. Ook hier is het van het grootste belang dat alle deelnemers aan bod komen. Tenslotte moeten de doelstellingen en de te verwachten resultaten geconcretiseerd worden in de keuze van de activiteiten. Een eerste vraag die men zich hierbij moet stellen, is of men gaat opteren voor aparte activiteiten voor mannen en vrouwen of voor gemengde activiteiten. Activiteiten voor vrouwen alleen kunnen zinvol zijn bij specifieke ‘vrouwenthema’s’ zoals reproductieve gezondheidszorg. Een mogelijkheid voor vrouwen om eens onderling over hun problemen te kunnen praten, moet in ieder geval aangeboden worden, ook wanneer men opteert voor gemengde activiteiten. Deze laatste kunnen eveneens nuttig zijn, aangezien mannen en vrouwen op veel domeinen samenwerken en samenleven. De concretisering van activiteiten hangt natuurlijk ook af van de middelen die ter beschikking worden gesteld. ‘Goede bedoelingen’ alleen helpen de mensen niet verder.
Verschillende methodes Wanneer men ‘de methodes van onderzoek en planning om genderkwesties te introduceren en te promoten in instituties[244]’ wil benoemen, gebruikt men dikwijls de term ‘raamwerk’ (frameworks). De keuze van een raamwerk hangt af van de opdracht, de context en van de beschikbare bronnen. Tussen de verschillende raamwerken bestaan verschillende gelijkenissen, zoals de erkenning van het belang van reproductieve arbeid, maar er zijn ook veel verschillen te detecteren. Zulk een raamwerk bepaalt enkele belangrijke factoren, nodig bij een gendergevoelig beleid. Deze factoren moeten echter gecombineerd worden met de waarden en ideeën van de projectwerkers zelf. Om een ‘framework’ te selecteren, moeten enkele vragen[245] gesteld worden: ●
●
In welke mate wordt rekening gehouden met sociale factoren, behalve gender? Er moet bijvoorbeeld rekening gehouden worden met de economische situatie. Genderrelaties kunnen verschillend zijn naargelang de financiële mogelijkheden van een familie of gezin. Hoe flexibel is het model? Een maatschappij en haar inwoners zijn in constante transitie. Dit kan erg traag
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (64 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
●
verlopen, maar er kunnen ook versnellende factoren optreden, zoals bijvoorbeeld een economische crisis. Concentreert men zich op sociale rollen of op sociale relaties? Wanneer men uitgaat van sociale rollen, vertrekt men van bestaande vooroordelen, zoals de genderverdeling van arbeid. Hierbij bestaat het gevaar dat genderkwesties geïsoleerd worden. Wanneer echter uitgegaan wordt van sociale relaties, bekijkt men
●
hoe de leden van een samenleving met elkaar interageren. In welke mate wordt rekening gehouden met tastbare of niet-tastbare overlevingsmiddelen? Wanneer iemand een laag inkomen heeft, zullen status en respect binnen een samenleving van groot belang zijn om
●
te kunnen overleven. Wat is het ultieme doel: efficiëntie of empowerment? Wil men de hulpverlening veranderen, omdat men in vrouwen een belangrijke factor voor een grotere efficiëntie ziet of wil men de bestaande
●
machtsverhoudingen wijzigen? Wat is de rol van de projectplanner binnen het raamwerk? Welk raamwerk kan eveneens gebruikt worden om de mannelijke genderidentiteit te bestuderen?
● ●
●
●
Doet het raamwerk wat ik zou willen? Stemt het raamwerk overeen met de eigen doelstellingen en bronnen? Wat zullen de reacties van de gebruikers zijn? Is het raamwerk niet te sterk gericht op de eigen cultuur in plaats van op de cultuur van het gebied waar de methode zal toegepast worden? Wat zijn de eventuele beperkingen van het raamwerk en hoe kunnen deze in rekening gebracht worden en eventueel gecompenseerd worden?
Partnerkeuze Uit het voorgaande werd duidelijk hoe een project moet worden voorbereid en welke aspecten belangrijk zijn bij de eigenlijke planning van een interventiemodel. Er moet echter ook aandacht besteed worden aan de partnerkeuze. Dit is noodzakelijk omdat de strategieën van de beide partners moeten overeenstemmen en moeten kunnen vastgelegd worden in beleidsdocumenten en dergelijke. De keuze van een partner moet voldoen aan verschillende criteria. Bovendien is een partnerrelatie geen statisch gegeven, waardoor het noodzakelijk is volledig op de hoogte te zijn van elkaars doelstellingen, waarden,... . Een belangrijk uitgangspunt is dat gender niet zomaar een optie is, maar deel uitmaakt van de visie van een http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (65 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
bepaalde organisatie. Dit wil zeggen dat er constant aandacht is voor gender en niet enkel wanneer de financiële middelen voorhanden zijn of wanneer toevallig één personeelslid met gender bezig is. De interesse voor gender binnen de eigen organisatie moet daarom erg duidelijk zijn, alvorens naar een partner op zoek te gaan. Van die partner mag niets verlangd worden wat in de eigen organisatie niet verwezenlijkt wordt. Waarschijnlijk is het aangewezen gender niet op te dringen aan de partnerorganisatie, omdat hiertegenover dikwijls reserves bestaan, om redenen die reeds vroeger werden aangehaald, zoals de ‘cultuurschennis’ en de tegenstand tegen het opdringen van ‘westers feministisch imperialisme’. Hierom is het interessant samen te werken met vrouwenorganisaties uit het ‘Zuiden’. Deze organisaties zijn immers meer gendergevoelig dan andere (hoewel er niet mag van uitgegaan worden dat vrouwenorganisaties ook strategische genderbehoeften willen bevredigen) en kunnen nuttig zijn bij de sensibilisering van de plaatselijke bevolking. Enkele manieren om gender bespreekbaar te maken in een partnerrelatie zijn: ‘Zuid-Zuid’ uitwisselingsprogramma’s die kunnen bijdragen tot de sensibilisatie en vorming rond het thema, gendergekwalificeerd buitenlands personeel en een actief, dynamisch netwerk tussen genderbewuste organisaties in ‘Noord’ en ‘Zuid’[246].
De eigen organisatie “A development agnecy’s gender policy forms the link between internal issues and external programme issues [247]”. Met andere woorden, de manier waarop de agenda en het beleid bepaald worden, hebben een grote invloed op het resultaat van een project. Het probleem bij de meeste organisaties om aan genderbewuste ontwikkelingssamenwerking te doen is dat er een bijna totaal gebrek aan een uitgewerkt genderbeleid is. Er wordt geen genderspecifieke strategie uitgewerkt en het personeel is niet genderbewust genoeg. Bovendien heerst nogal dikwijls de idee dat gender de laatste kwestie is die moet opgelost worden. Meestal zijn het slechts enkelingen die zich met gender bezighouden, maar op die manier raakt gender uiteraard niet geïntegreerd in het beleid. Het is dus noodzakelijk de institutionele structuren te veranderen, opdat gender ‘gemainstreamd’ kan worden. Er moet bewust gezocht worden naar vrouwelijk personeel en er moet een genderbewustzijn gecreëerd worden op alle hiërarchische echelons. Het belang van gendertraining moet erkend worden en eveneens actief uitgevoerd worden. Die gendertraining moet voorbereid worden volgens een raamwerk, net als de uitwerking van een project moest gebeuren via zulk een raamwerk. Er moet een constante opvolging van de gendertraining voorzien zijn en de gendertrainers zouden een doorlopende vorming moeten krijgen. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (66 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Zich enkel bezighouden met enkele vrouwenprojecten in zogenaamde ontwikkelingslanden blijkt niet voldoende te zijn om een werkelijk genderbewust beleid te voeren. Het is van het allergrootste belang eerst de eigen organisatie onder de loep te nemen en de nodige aanpassingen door te voeren.
De verdere uitwerking van een project Nadat een ontwikkelingsprogramma op poten werd gezet, is het uiteraard niet aangewezen om de plaatselijke bevolking aan haar lot over te laten. Hiernaar verwijzen de termen ‘monitoring’ en ‘evaluatie’. “Monitoring is de opvolging van de uitvoering en de impact van een programma en van de evoluties van de externe parameters[248]”. Op geregelde tijdstippen wordt informatie over het programma verzameld, geanalyseerd een verspreid. Bedoeling is een duidelijk beeld te krijgen van de gebruikte methodes en strategieën, van de aangewende middelen en van de effecten op de doelgroep. Op deze manier wordt duidelijk waar de resultaten afwijken van de vooropgestelde planning en kan getracht worden de oorzaken hiervan te achterhalen. Na verloop van tijd kan de monitoring een duidelijk beeld geven van de hinderpalen bij de uitvoering van een programma. Belangrijke opmerking hierbij is dat de doelstellingen van het programma hierbij niet in vraag worden gesteld. Gendergevoelige monitoring houdt in dat er een opvolging gebeurt van de doelstellingen met betrekking tot de man-vrouw-relaties en dat er aandacht wordt besteed aan de impact van ongeacht welk programma, op de man-vrouw-relaties. Bij monitoring zijn alle medewerkers betrokken: de begeleidende organisaties, de doelgroep, de financierders en eventueel andere betrokkenen. Iedereen moet de nodige gegevens verstrekken, opdat de opvolging op een degelijke manier kan gebeuren. Bij het naar buiten brengen van de resultaten worden eveneens alle groepen betrokken en wordt er rekening gehouden met de diversificaties binnen de groep. “Terwijl monitoring eerder de bijsturing van de uitvoering van een programma beoogt, hebben evaluaties als doelstelling om een programma ten gronde te analyseren[249]”. Bij de evaluatie wordt de pertinentie van het programma zelf in vraag gesteld. Meestal evalueert men een programma aan het einde van een project, maar er kunnen ook tussentijdse evaluaties ingelast worden bij langlopende projecten. Evaluaties zijn erg nuttige werkinstrumenten, omdat zij de mogelijkheid bieden de kennis uit te breiden aan de hand van concrete ervaringen. Ook hier verwijst gendergevoelige evaluatie naar de specifieke aandacht voor man-vrouw-relaties en worden alle partijen bij de evaluatie geraadpleegd. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (67 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Verschillende elementen komen in aanmerking voor de monitoring en de evaluatie van een programma. Zo kan bijvoorbeeld de efficiëntie geanalyseerd worden. Hierbij wordt bijvoorbeeld nagegaan of de juiste activiteiten of deelactiviteiten gekozen werden en of deze activiteiten relevant zijn ten aanzien van de vooropgestelde doelstellingen. Er kan ook gecontroleerd worden of de aangewende middelen op de meest efficiënte manier gebruikt werden en of de timing van het project gerespecteerd wordt. Een andere mogelijkheid tot analyse is de impact van een interventiemodel. Hierbij wordt in vraag gesteld wat er verandert ten gevolge van een project en of dit overeenkomt met wat vooropgesteld was. Uiteraard is de manier waarop een programma wordt uitgevoerd minstens even belangrijk dan de resultaten, maar opvolging van de veranderingen zou wel eventuele spanningsvelden kunnen blootleggen (en eventueel kunnen aanpakken). Tenslotte kan de pertinentie of de rechtvaardiging van een ontwikkelingsproject van naderbij bekeken worden. Bedoeling van deze fase is zich de vraag stellen of de vooropgestelde doelstellingen een verrijking zouden kunnen bieden voor de doelgroep of dat de prioriteiten eigenlijk elders liggen. Men mag zich zeker niet enkel op het kwantitatieve aspect concentreren, de kwalitatieve elementen zijn even belangrijk als de kosten-baten-analyse. De analyses zelf gebeuren op verschillende niveaus. Zo is bijvoorbeeld een analyse van de globale context onontbeerlijk om te kunnen bepalen welke invloed een bepaald programma kan hebben. Wanneer een project bijvoorbeeld enkel kan functioneren in een democratie, is het belangrijk op de hoogte zijn van de politieke context van een bepaald gebied. Vervolgens is de opvolging van de partnerorganisaties belangrijk om de strategieën van de organisaties op elkaar te kunnen afstemmen. Het hoofdbestanddeel van de monitoring en de evaluatie is het programma zelf. Deze gebeurt zowel bij de begeleidende groepering als bij de doelgroep en wordt georganiseerd zoals reeds werd beschreven, namelijk aan de hand van termen als efficiëntie, impact en pertinentie. Tenslotte concentreert men zich op de genderrelaties, dit wil zeggen op de eventuele veranderingen die hebben plaatsgevonden in de man-vrouw-relaties. Een noodzakelijke vraag bij al het voorgaande is: ‘wie bepaalt de criteria’? Net zoals het belangrijk is dat alle groepen betrokken worden bij de planning, bij de monitoring en bij de evaluatie, is het belangrijk dat alle groepen geraadpleegd worden bij het vastleggen van de criteria voor alle verschillende fasen. De communicatie tussen alle betrokkenen moet optimaal zijn[250]. Wanneer rekening wordt gehouden met gender in alle beschreven fasen, kan een organisatie een genderbewust http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (68 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
ontwikkelingsproject opstarten en (meestal) tot een goed einde brengen. Het is echter eveneens aan te raden dat een organisatie over de mogelijkheden beschikt om een invloed te hebben op het beleid dat in het eigen land gevoerd wordt. Dit aspect wordt in wat volgt even van naderbij bekeken.
2. Een invloedrijk beleid? Een invloedrijk werk in verband met genderbeleid voeren, is de monografie van Dorothy McBride Stetson en Amy G. Mazur[251]. Dit werk onderzoekt echter het genderbewuste beleid van overheidsinstellingen. Bedoeling is na te gaan of deze instellingen werkelijk een invloed kunnen uitoefenen of eigenlijk zoethoudertjes zijn voor de feministische activisten: “Social movements provoke official action, especially by democratic governments. Whereas movement activists seek real change and permanent access to arenas of power, government actions may be symbolic or even cosmetic, a way of damping the fires of reform[252]”. De term state feminism verwijst naar de activiteiten van regeringen die betrekking hebben op de verbetering van de status en de rechten van de vrouw in hun land. De auteurs stellen zich echter de vraag of er werkelijk zoiets bestaat als state feminism en hoeveel invloed deze instellingen werkelijk hebben. Om de verschillende opgerichte instellingen aan te duiden, gebruiken zij de term Women’s Policy Machinery (WPM), in navolging van de Verenigde Naties, die een belangrijke rol hebben gespeeld om staten ertoe aan te zetten meer aandacht te besteden aan instituties die zich bezighouden met het vrouwenvraagstuk. Onder andere door het VN-decennium van de Vrouw in 1975, kwam de implementatie van een nationaal beleid in verband met het vrouwenvraagstuk centraal te staan. Twee begrippen zijn erg belangrijk bij het onderzoek van de auteurs, namelijk: ●
●
Policy influence: de deelname van het ‘vrouwenbureau’ aan het opstellen van feministische beleidsdocumenten of aan projecten die de status van de vrouw promoten en eventueel genderhiërarchieën ondermijnen. Policy access: de mate waarin de mogelijkheid ontstaat voor vrouwenorganisaties om een werkelijke invloed uit te oefenen op het officiële beleid.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (69 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Wanneer men de policy influence bestudeert, kan men bijvoorbeeld nagaan welke invloed een bepaalde organisatie gehad heeft op de werkgelegenheid voor vrouwen. Er wordt gekeken naar de voorbereiding van de formulering van het beleid, naar de beleidsformulering zelf, naar de uitvoering en tenslotte naar de evaluatie van het beleid[253]. De policy access heeft werkelijk betrekking op het toelaten van vrouwenorganisaties tot de beleidsmakende instellingen. Voor deze studie is het niet de bedoeling alle Belgische instellingen in verband met de vrouwenkwestie te bestuderen en te evalueren[254]. Het leek echter interessant om de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad op een gelijkaardige manier trachten door te lichten. Daarom was het belangrijk de begrippen policy influence en policy acces even aan te halen. Uiteraard gaat deze vergelijking niet echt op, aangezien de Commissie geen overheidsinstelling is. Toch lijkt het nuttig na te gaan hoeveel invloed de Commissie werkelijk gehad heeft op het officiële ontwikkelingsbeleid, als die invloed bestond. De termen policy influence en policy acces kunnen daarvoor gebruikt worden.
3. Hoe kan een sociale beweging overleven? “Een van de belangrijkste uitdagingen voor een sociale bewegingsorganisatie is het verwerven van voldoende hulpbronnen om te kunnen overleven[255]”. Die hulpbronnen kunnen bestaan uit leden, geld en morele steun. In de meeste gevallen krijgen de organisaties hulpbronnen van de achterban en soms ook van de overheid of de maatschappelijke elite (in de vorm van subsidies of faciliteiten). Gevolg hiervan is dat verschillende organisaties hierdoor geïntegreerd raken in een grotere organisatievorm. Hierdoor kan echter de autonomie aangetast worden. Zo bestonden in Vlaanderen tijdens de jaren zeventig verschillende kleine, lokale autonome vrouwengroepen, terwijl deze in de jaren tachtig afdelingen geworden zijn binnen door mannen gedomineerde instellingen. Meestal is deze verandering in werkingsstructuur een gevolg van een gebrek aan werkingsmiddelen. Bovendien heeft men in België te maken met een erg specifieke politieke cultuur, waarin de delicate politieke evenwichtspositie niet mag verstoord worden. Hooghe ziet in België twee stromingen binnen de vrouwenbeweging. De oudere beweging is meer gematigd, heeft meer leden en is over het algemeen zuilgebonden. Zij werken samen via de Nationale Vrouwenraad, maar http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (70 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
aangezien de coherentie beperkt is, hebben deze organisaties niet erg veel politieke invloed. De nieuwe beweging, zoals Dolle Mina, is veel radicaler. Het is erg moeilijk na te gaan of er een teloorgang van de vrouwenbeweging aan de gang is. Er bestaan bijna geen lidmaatschapscijfers en het groeiende aantal actieve groepen hoeft niet noodzakelijk op nieuwe mensen te wijzen, aangezien er sprake zou kunnen zijn van versplintering. De groepen binnen de vrouwenbeweging worden ingedeeld in autonoom en geïntegreerd. Integratie is een criterium om na te gaan of een sociale bewegingsorganisatie in staat is cognitieve en culturele innovatie binnen te brengen in het politieke systeem[256]. Het overlevingspatroon van sociale bewegingen gebeurt volgens vier variabelen. Een eerste aspect is de organisatiegraad. De Vlaamse vrouwenbeweging wordt gekenmerkt door een lage organisatiegraad. Dit heeft te maken met de traditie van geringe politieke participatie van vrouwen en met het gebrek aan voorafbestaande bruikbare netwerken, die bovendien vaak verzuild zijn en bijgevolg niet altijd beantwoorden aan de doelen. Ook de verregaande versnippering en het gebrek aan materiële hulpbronnen zijn niet bevorderlijk voor de efficiëntie van de organisatie. De beperkte politieke mogelijkheden in België kunnen als tweede hinderlijke factor aangehaald worden. De eisen van een vrouwenbeweging zijn vaak ‘zuiloverschrijdend’ en het is moeilijk een compromis te vinden. Ook hier zijn de beperkte financiële middelen een hinderpaal, omdat deze de onderhandelingsmogelijkheden beknotten. De oudere bewegingen hebben wel een voordeel door deze politieke situatie, omdat zij dikwijls nog banden hebben met de politieke elite. Ten derde zijn er de feministische ideologieën die geen gehoor vinden bij het grote publiek. Het liberaal-feminisme, dat erg gematigd en burgerlijk kan genoemd worden, kan eventueel op aanhangers rekenen, maar het radicaal en het sociaal feminisme vinden weinig steun. Tenslotte is er selectieve uitsluiting van bepaalde organisaties door de autoriteiten. Enkel zij die een consensus willen onderschrijven, worden gehoord door de officiële beleidsmakers. De overlevingskansen van een sociale beweging hangen in België dus voornamelijk samen met de kansen die aangeboden worden door de autoriteiten. “De opkomst en het succes van een sociale beweging wordt grotendeels bepaald door de mogelijkheden die het politieke systeem de betrokken beweging biedt[257]”. Wanneer men de politieke consensus onderschrijft, wordt men gehoord en heeft men waarschijnlijk meer kans op financiële ondersteuning door de maatschappelijke elite. Bovendien worden de standpunten dan wat gematigder en blijkbaar kan men dan op meer steun van de publieke opinie rekenen. Dit overzicht in verband met beleidsvoering was noodzakelijk om in een later stadium te kunnen nagaan of de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (71 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Commissie Ontwikkelingssamenwerking een werkelijk genderbewuste ontwikkelingssamenwerking heeft beoogd. Bovendien zal, zoals reeds verduidelijkt werd, getracht worden na te gaan of de Commissie invloed heeft gehad op het officiële ontwikkelingsbeleid en of er bepaalde oorzaken kunnen gevonden worden voor de teloorgang van de Commissie volgens de variabelen van Hooghe.
Hoofdstuk 5: De ontwikkelingssamenwerking in België Om de werking van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad te kunnen bekijken in het licht van de ontwikkelingssamenwerking in België, zal nu een historisch overzicht van die Belgische ontwikkelingssamenwerking gegeven worden. Bovendien zal op zoek gegaan worden naar de plaats van de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking. Hiervoor zal zowel de gouvernementele als de nietgouvernementele werking van naderbij bekeken worden. Uiteraard is het niet de bedoeling een volledig overzicht van de Belgische ontwikkelingssamenwerking te geven, maar eerder een ruwe schets van de evoluties en ideeën binnen het beleid. Op deze manier kan nagegaan worden of de Commissie Ontwikkelingssamenwerking misschien een unieke werking had binnen het land. Eerst zal echter de idee achter het ontstaan van het begrip ontwikkelingssamenwerking onder de loep genomen worden en zullen de verschillende ontwikkelingstheorieën even belicht worden.
1. De idee achter ontwikkelingssamenwerking Op 20 januari 1949 opende president Truman van de Verenigde Staten de deuren voor een nieuw tijdperk, het tijdperk van ontwikkeling. Tijdens een speech die dag riep hij immers de rest van de geïndustrialiseerde wereld op om de voordelen van de wetenschappelijke en industriële kennis ‘ten dienste te stellen’ van de groei van de ‘onderontwikkelde’ gebieden. In de inleiding werd reeds duidelijk gemaakt dat het gebruik van deze termen enorme gevolgen gehad heeft. Plots werden twee miljard mensen ‘onderontwikkeld’ genoemd en ook zo behandeld door de rest van de wereld. Het begrip ‘onderontwikkeling’ werd immers onmiddellijk overgenomen http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (72 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
door de politieke wereld: “Never before had a word been universally accepted on the very day of its political coinage. A new perception of one’s own self, and of the other, was suddenly created. Two hundred years of social construction of the historical-political meaning of the term, development, were succesfully usurped and transmogrified[258]”. De Amerikaanse weg naar ontwikkeling was voortaan de norm[259]. Men was er overigens sterk van overtuigd dat dit zou lukken, want Europa werd na de Tweede Wereldoorlog ook op enkele jaren heropgebouwd met behulp van het Marshall-plan[260]. Belangrijk detail hierbij is het feit dat in Europa reeds een productieapparaat en andere noodzakelijke elementen voor de heropbouw aanwezig waren, terwijl in de Derde Wereld de hele ‘welvaart’ nog moest opgebouwd worden[261]. Een deel van de hulp die de Verenigde Staten bood aan Europa ging via de metropool naar de koloniën. Europa besefte dat het zelf de koloniale gebieden moest helpen, zoniet zouden de Verenigde Staten rechtstreekse hulp kunnen bieden, wat nadelig zou zijn voor haar positie. Ondertussen was de dekolonisatie volop aan de gang. Koloniale hulp werd ontwikkelingshulp vanaf de late jaren veertig. Vooral de economische factor bleek belangrijk voor de hulpverlenende gebieden. Einde jaren veertig, begin jaren vijftig hadden de ontwikkelingsplannen voor het eerst een sociale dimensie. Bedoeling was de grootmacht USA gunstig te stemmen, omdat deze voorstander was van een antikoloniale politiek, en de antikoloniale strekkingen in de kolonies de wind uit de zeilen te halen. Op het einde van de jaren vijftig spreekt men van ontwikkelingssamenwerking. Door de dekolonisatie hadden meerdere partijen medezeggenschap gekregen en moest er samengewerkt worden op basis van gelijkheid, met aandacht voor het menselijke aspect[262]. Vooral de Beweging van Niet-Gebonden landen wilde een gelijkwaardige samenwerking en onafhankelijkheid ten opzichte van de bestaande grootmachten[263].
2. Een kort theoretisch overzicht Uit de bovenstaande inleiding blijkt dat het begrip ontwikkeling in de loop der jaren al vaak van betekenis is veranderd en momenteel is de invulling nog niet volledig duidelijk. De voorbije vijftig jaren hebben verschillende stromingen het ontwikkelingsdenken sterk beïnvloed. In wat volgt zal een kort overzicht gegeven worden van deze tendensen, opdat verder de evoluties in de Belgische ontwikkelingssamenwerking beter kunnen geplaatst worden.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (73 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Het moderniseringsdenken In het midden van de jaren vijftig[264] vertoonde de Amerikaanse buitenlandse politiek steeds meer interesse voor het groeiend aantal pas onafhankelijke staten. Bovendien was er de vrees dat de Sovjetunie haar samenlevingsmodel zou opleggen aan deze nieuwe staten. In 1955 lanceerden de Verenigde Staten daarom hun eerste officiële programma voor ontwikkelingshulp, aanvankelijk aan Aziatische landen, later kwamen LatijnsAmerika en Afrika ook aan de beurt[265]. Men ging ‘onderontwikkelde’ landen steunen, financieel en strategisch. De onderontwikkelingsgraad werd gemeten aan de hand van de verschillen met de kapitalistische wereld. Deze landen hadden, omwille van een gebrek aan capaciteiten of inspanningen, een achterstand opgelopen, maar het overnemen van het Noord-Amerikaanse model zou zorgen voor de uiteindelijke modernisering. De modernisering werd echter een ‘natuurlijk proces’ genoemd, dat vanzelf op gang zou komen nadat de nodige middelen werden overgebracht. Het contact tussen de kapitalistische gebieden en de niet-kapitalistische gebieden leidde dan ook helemaal niet tot een ‘schuldprobleem’ bij de kapitalistische wereld[266]. De infrastructuurbouw en dergelijke werden veel belangrijker geacht dan de verregaande veranderingen in de samenlevingsopbouw[267]. Een belangrijke figuur bij de opbouw van deze moderniseringstheorie, was Walt W. Rostow, een Amerikaans econoom. Deze theoreticus verdeelde de wereld in ‘moderne’ westerse industrielanden en ‘traditionele’ samenlevingen. “Het kwam erop aan zo snel mogelijk de traditionele, agrarische maatschappijstructuren om te bouwen tot het ideaal: de moderne consumptiemaatschappij[268]”. Om dit laatste, wenselijke, stadium te bereiken, moesten de ‘achtergebleven’ landen een aantal verschillende fasen doorlopen. De traditionele leefgewoonten moesten verdwijnen en er moest een ondernemersklasse komen waardoor de productiviteit zou stijgen. Dan zou niets de take-off nog in de weg staan en de industriële kern zou uitgroeien tot het ideaal van de consumptiemaatschappij. Uit het voorgaande blijkt de sterke economische oriëntering van de theorie van Rostow. Er waren ook moderniseringsdenkers die aandacht hadden voor de culturele, politieke en sociale veranderingen om tot een ‘moderne’ maatschappij te komen. Zo moest men komen tot democratisering, moest het rationele denken de bovenhand halen op tradities en men moest zich aanpassen aan het westerse samenlevingsmodel. Een voorbeeld van de nadruk op de nood aan een mentaliteitswijziging, blijkt uit de theorie van McClelland. Volgens deze theorie is “van essentieel belang de aanwezigheid in de geest van het individu van een ‘prestatiedrang’, een wil om de zaken beter en efficiënter te doen[269]”. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (74 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De Sovjetunie trachtte een socialistisch alternatief te bieden voor de moderniseringstheorie van de Verenigde Staten, omdat ook deze grootmacht invloed wilde bij de ‘nieuwe’ staten. De Verenigde Staten vreesden deze grootmacht, omdat het kapitalistisch model kon geassocieerd worden met de vroegere koloniale uitbuiting en omdat in 1949 Mao Zedong aan de macht was gekomen in China en op die manier het grootste ontwikkelingsland in de sovjetsfeer was terechtgekomen. ‘Socialistische’ ontwikkeling had een aantal kenmerken die in de verschillende opvattingen terugkwamen. De staat had een sleutelrol, in de ontwikkeling en in de economische planning. Er werd niets overgelaten aan de mechanismen van de vrije markt. Daarom werd privébezit drastisch ingeperkt en had de staat de belangrijkste productieve bedrijven en de import en de export in handen. Over het algemeen was de socialistische ontwikkeling niet echt een succes. Er was veel tegenwerking van de kapitalistische wereld en er was een gebrek aan expertise. Bovendien ging alle aandacht naar de uitbouw van de staat, niet naar de ontwikkeling van het land en de bevolking. Tenslotte kan gesteld worden dat “de tegenstelling tussen het westerse kapitalistische groeimodel en de communistische staatsgeleide planeconomie vooral bleek te berusten op de geopolitieke rivaliteit tussen de twee blokken ten tijde van de Koude Oorlog. Uiteindelijk zijn beide modellen maar varianten op eenzelfde (westers) thema: het geloof in de vooruitgang[270]”. De moderniseringstheorie bleek niet zo succesvol toen ze werd toegepast. Hoge economische groeicijfers bleken niet noodzakelijk tot sociale ontwikkeling te leiden. Het ‘Noorden’ legde hiervoor de schuld bij het onervaren ‘Zuiden’. Er rees echter verzet tegen deze stelling, vooral bij Latijns-Amerikaanse ontwikkelingsdenkers, die in de jaren zestig hun kritieken verwoordden in onderbouwde analyses.
De dependenciadenkers Volgens de dependenciaschool was de ‘onderontwikkelde’ situatie van het ‘Zuiden’ niet de natuurlijke beginsituatie, maar het gevolg van de uitbuiting door het kapitalistische ‘Noorden’. Een eerste stroming binnen deze kritische school was de imperialismetheorie van Galtung. Deze wetenschapper verdeelde de wereld in centrum-en periferielanden. De centrumlanden (‘het Noorden’) hebben de macht, de periferielanden (‘het Zuiden’) moeten zich schikken naar de wil van de centrumlanden. Bovendien is er binnen elk land ook sprake van centrum-en periferiegebieden. “Wanneer een centrumland zijn macht laat gelden over http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (75 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
een periferieland, is er sprake van imperialisme[271]”. Om zich te ‘ontwikkelen’, moesten de periferielanden uit dit systeem van afhankelijkheid zien te geraken. Opvallend was echter dat vele van de dependenciadenkers geloofden dat dit via economische groei en industrialisering moest gebeuren. Ook zij stelden ontwikkeling gelijk aan economische groei. De belangrijkste figuur uit de dependenciaschool was André Gunder Frank. Hij stelde dat ontwikkeling en onderontwikkeling niet los van elkaar mochten bekeken worden. De onderontwikkelde landen waren voor hem eveneens kapitalistisch en maakten deel uit van de kapitalistische wereldeconomie. Economische mechanismen, zoals nadelige handelsrelaties en eenzijdige economische oriëntatie, zorgden ervoor dat de onderontwikkeling van een staat bleef bestaan. “Voor de uitgebuite periferielanden kan ontwikkeling dus niet plaatsgrijpen in het kader van de kapitalistische wereldeconomie[272]”. Tijdens de jaren zeventig ontstond binnen de dependenciaschool een meer radicale richting, die niet de economische groei centraal stelde, maar het voldoen aan de basisnoden. Er moest een strategie uitgedokterd worden die de bestrijding van de absolute armoede vooropstelde, want er hadden te weinig mensen geprofiteerd van de ontwikkelingsprojecten uit de vorige jaren. Men ging meer aandacht besteden aan de uitbouw van een basisinfrastructuur.
Interdependentie en neoliberalisme Tijdens de jaren zeventig was er tevens een oproep gelanceerd voor een Noord-Zuiddialoog met betrekking tot een rechtvaardiger economische wereldorde. Deze dialoog leverde echter niet de gewenste resultaten op, omdat niet iedereen dezelfde ideeën had over deze nieuwe wereldorde. Het ‘Zuiden’ wilde vooral een eigen industrie kunnen opbouwen, terwijl het ‘Noorden’ wilde profiteren van de goedkope grondstoffen en arbeidskrachten uit het ‘Zuiden’. Multinationale ondernemingen brachten niet de werkgelegenheid en de technologische kennis met zich mee en verschillende ontwikkelingslanden gingen zich erg autoritair en conservatief opstellen. In volle Koude Oorlog beslisten de Verenigde Staten dan ook de prowesterse autoritaire regimes te steunen. De nieuwe wereldorde was dus een politiek van inmenging en economische voordelen voor het westen in ruil voor zogenaamde bescherming. Ondertussen besefte men dat ‘de Derde Wereld’ niet bestond en werd het ontwikkelingsdenken aangepast. Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig spreekt men van de interdependentietheorie. Volgens deze theorie moest er geen nationale economie uitgebouwd worden. Ieder land moest zijn eigen troeven uitspelen op de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (76 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
internationale markt en het comparatieve voordeel gebruiken door een exportgericht beleid[273]. Deze theorie vond vooral gehoor bij voorstanders van de absolute vrijhandel, zoals de Britse premier Thatcher. Ondanks de grote schuldenlast van de ontwikkelingslanden, ontstaan door de vele leningen aangegaan door die landen om de ‘vooruitgang’ een handje te helpen, bleef het geloof in de werking van de vrije markt overeind en overheerste het neoliberalisme in de jaren tachtig. De idee van eerlijke internationale relaties die op het einde van de jaren zeventig gelanceerd werd door de Brandt-commissie, kreeg veel positieve commentaren, maar werd niet in de praktijk omgezet. De overwinning van het neoliberaal model werd nog duidelijker door de beëindiging van de Koude Oorlog en het verdwijnen van het staatsgeleide ontwikkelingsmodel. Economische groei werd naar voren geschoven als de factor voor ontwikkeling en de staat moest investeringen doen, opdat de privésector zou kunnen bloeien. Hoe een verarmde overheid moest investeren in mensen, armoedebestrijding en dergelijke, werd in het midden gelaten.
Alternatieven In 1954 vond de eerste Noord-Zuidconferentie[274] van de UNESCO plaats, Tijdens deze conferentie werd reeds gewezen op de noodzaak niet enkel westerse ideeën over te planten om tot mensgerichte ontwikkeling te komen. De culturele eigenheid mocht niet opgeofferd worden voor economische belangen. Men moest streven naar een economisch systeem dat volledig in harmonie was met de lokale natuur. De plaatselijke bevolking moest de controle behouden over de eigen toekomst. Een andere belangrijke stroming pleitte voor een milieuvriendelijke ontwikkeling. Deze idee kwam reeds op in het begin van de jaren zeventig, maar door de economische crisis van 1973, werd leefmilieu naar de achtergrond verdrongen. Pas in 1987 kwam het milieuthema terug bovenaan de internationale politieke agenda te staan. “Er moet gezocht worden naar een oplossing voor het conflict tussen het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen om de menselijke samenlevingen te verbeteren en het behoud van de ecologisch meest waardevolle stukken natuur [275]”. De laatste jaren is duidelijk geworden dat de bestaande ontwikkelingsmodellen niet bruikbaar zijn om de toekomst tegemoet te gaan. De kloof tussen arm en rijk is vergroot, ondanks vijftig jaar ontwikkelingsdenken. “Ontwikkeling voor alle landen kan slechts in een wereldeconomie die meer op samenwerking dan op http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (77 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
concurrentie is gericht. Dat de kloof tussen arm en rijk de voorbije vijftig jaar alleen is toegenomen, is het duidelijkste bewijs voor het failliet van de ontwikkelingsidee[276]”.
3. Ontwikkelingssamenwerking in België Het begin van de twintigste eeuw en de eerste jaren na de dekolonisatie Reeds voor de dekolonisatie was er sprake van Belgische hulp aan de zogenaamde ontwikkelingslanden. Zo hielp het land bijvoorbeeld in 1920 bij de reorganisatie van de overheidsfinanciën in Perzië[277]. Dit was een initiatief van het Belgisch industrieel kapitaal. Het Belgisch financieel kapitaal, de bedrijfswereld, stuurde technici uit om hulp te bieden, terwijl de Kerkfabriek aan ontwikkelingshulp deed zonder de bedoeling bedrijven op te richten. De achterliggende bedoelingen waren echter terug te brengen tot belangenbevordering of tot de poging toegang te krijgen tot natuurlijke rijkdommen. De idee de menselijke ellende te overwinnen was toen nog niet aan de orde. Pas vanaf de tweede helft van de jaren veertig gaan enkele groepen wijzen op de factor ‘mens’. Hierna gaat men soms voorrang verlenen aan de inheemse belangen en gaat men aandacht besteden aan de basisontwikkeling door toelagen van het moederland. Tijdens de jaren vijftig doet men aan ontwikkelingshulp om drie redenen: ethische kwesties (‘gewetensproblemen’), politieke redenen (tegengaan van het communisme) en economische (het openstellen van afzetmarkten en de lagere lonen)[278]. Aangezien er in die periode nog geen sprake was van ontwikkelingssamenwerking, was er in België nog geen Minister van Ontwikkelingssamenwerking. De voorloper van dit ministerie was het Ministerie van Koloniën, dat in 1958-1959 het Ministerie voor Belgisch Kongo en Ruanda en Urundi werd genoemd. In 1959 liet koning Boudewijn voor de eerste maal de term onafhankelijkheid vallen in verband met Kongo en op 30 juni 1960 werd Kongo definitief onafhankelijk. Op dat moment besliste de regering technische bijstand te leveren aan enkele regio’s. Dit wil zeggen dat men kennis ging overdragen aan deze gebieden. Die technische hulp werd echter gekoppeld aan de bescherming van de Belgische economische en politieke belangen in Congo. Het ging dan ook vooral over bilaterale hulp, waartegen de Verenigde Naties bezwaren hadden, omdat zij tegen de vroegere koloniale machtswerving waren. Die banden mochten niet zo sterk blijven na de dekolonisatie, bovendien diende deze hulp voor een groot deel om de Belgische slachtoffers van de dekolonisatie te vergoeden. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (78 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
In 1961 kwam een nieuwe coalitie aan de macht en op alle ‘buitenlandse’ posten kwamen nieuwe mensen terecht. Zo was er bijvoorbeeld Paul-Henri Spaak, die de contacten met de Verenigde Naties wel zou kunnen verbeteren. In een Koninklijk Besluit[279] van 15 januari 1962 werden nieuwe theorieën over onderontwikkeling en multilaterale hulp bepaald. Dit KB vormde als het ware het wettelijke kader voor de verdere Belgische ontwikkelingssamenwerking[280]. Ook in 1962 werd er een Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking opgericht. Deze dienst stond in voor conceptie, studie en uitvoering van bepaalde projecten, terwijl de Raad voor Ontwikkelingssamenwerking instond voor de uitwerking van een algemeen programma voor samenwerking met de ontwikkelingslanden. In 1965 publiceerde deze Raad een jaarverslag waarin opgeroepen werd tot samenwerking van alle mensen om “de economische en culturele onderontwikkeling van een belangrijk deel van het mensdom” trachten op te lossen[281]. Uit deze oproep blijkt de overheersende idee van die periode heel duidelijk, namelijk: een groot deel van de wereldbevolking loopt achterop en het is de taak van de industrielanden hiervoor een oplossing te zoeken. In het jaarverslag werd echter ook even melding gemaakt van de economische en politieke belangen die een geïndustrialiseerd land zou kunnen hebben in die ontwikkelingslanden, “want deze redenen te willen loochenen zou een blijk zijn van verblinding en hypokrisie [282]”. Verder vroeg men de steun van de publieke opinie om op lange termijn de bestedingen voor ontwikkelingssamenwerking te kunnen verdubbelen, namelijk van 0,5% tot 1% van het Bruto Nationaal Product, een bedrag[283] dat door de internationale gemeenschap werd vastgelegd tijdens de Wereldconferentie voor Handel en Ontwikkeling. Uit het verslag van 1966 kwam nagenoeg dezelfde oproep naar voren. Volgens de Raad bestond onderontwikkeling al sinds eeuwen. “Nieuw is het groeiend besef bij de regeringen en de volkeren van de achtergebleven landen omtrent hun achterlijkheid en afhankelijkheid vooral dan op technisch en economisch gebied, en de hoop die gaandeweg overal ontstaan is op lotsverbetering en het geloof in betere tijden, in onmiddellijke verandering[284]”. Ook hier bleek opnieuw het geloof in de suprematie van de geïndustrialiseerde wereld en het medelijden om de ‘achterlijkheid’ van de zogenaamde achtergebleven gebieden. Er moet waarschijnlijk niet vermeld worden dat van een genderbewuste ontwikkelingssamenwerking nog geen sprake was. Aangezien men nog geen aandacht had voor de verscheidenheid binnen de zogenaamde achtergebleven landen, ging men zeker nog geen aparte aandacht aan de vrouwen schenken. Honger was het symptoom bij uitstek van ‘onderontwikkeling’ en het liet zich over de hele Derde Wereld zien. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (79 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Het wekte medelijden op in het ‘rijke Noorden’, maar ook en vooral paternalistische zelfvoldoening. Het was de schuld van de achterlijkheid en de luiheid van de ontwikkelingslanden zelf, alsof de jarenlange periode van kolonisatie en de bruuske dekolonisatie geen invloed hadden gehad op de situatie[285]. Toch ontstond er ook in België een Komitee voor de Bestrijding van de Honger, SOS-Honger, in 1964. De echte aanzet tot de NGObeweging kwam echter uit kerkelijke kringen, namelijk van Broederlijk Delen. Deze vastenactie ging verder dan de traditionele caritatieve hulpverlening. Men wilde werken aan de toekomst. Men stuurde vrijwilligers uit en er kwam een dialoog op gang tussen de regering en de ‘uitzendorganisaties’, waarna de werkomstandigheden voor de organisaties beter werden onder andere qua vergoeding. Vanaf 1964 werden alle NGO’s (NietGouvernementele Organisaties) samengebracht in het BKVO (Belgisch Komitee voor het Voluntariaat Overzee), het huidige Intercodev. Dit was de eerste stap naar een zenuwcentrum voor NGO-acties en initiatieven. Ondertussen was ook de 11.11.11-actie bekend geraakt bij de publieke opinie en de politici. Dit was een grootse geldinzamelactie tegen de honger in de wereld. In 1966 beslisten verschillende organisaties die aan deze actie meewerkten om de krachten te bundelen. Zo werd het NCOS opgericht, het Nationaal Centrum voor OntwikkelingsSamenwerking[286]. Momenteel is het NCOS het overkoepelingsorgaan van bijna alle Vlaamse derdewereldorganisaties. Bij de oprichting van deze koepelorganisatie in 1966 werden er drie doeleinden vooropgesteld: 1) zoeken naar oplossingen voor het hongerprobleem 2) bewustmaken van de bevolking over de aard van het vraagstuk en 3) het creëren van een politieke wil om als natie mee te werken aan een nodige herschikking van de wereldorde [287]. Zoals reeds gezegd, was (en is) het hoogtepunt van de gezamelijke NGO’s de 11.11.11-actie, die ervoor heeft gezorgd dat het NCOS een gesprekspartner werd van de overheid, reeds van bij het begin[288]. Het unieke aan het NCOS is het feit dat deze koepelorganisatie eveneens zelf een NGO is, met een eigen werking en achterban. Deze situatie heeft reeds tot spanningen geleid en staat momenteel opnieuw ter discussie.
De jaren zeventig Het NCOS is om ethische redenen bekommerd om het ontwikkelingsprobleem. Voor deze koepelorganisatie staat ‘ontwikkeling’ in de eerste plaats voor ‘menselijke ontwikkeling’. Elke mens moet tot zijn maximale ontplooiing kunnen komen, zonder onderscheid van taal, cultuur, huidskleur,... . Het is de taak van ‘de anderen’ om iedereen, de maximale vrijheid te bieden en te helpen bij het ontsnappen uit bepaalde beperkingen opgedrongen door commerciële, economische, militaire en sociale structuren[289]. Dit ontwikkelingsvraagstuk stelt zich zowel in http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (80 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
het ‘Noorden’ als in het ‘Zuiden’. Het zou dan ook iedereen ten goede komen wanneer men zou samenwerken. Het NCOS heeft niet echt het superioriteitsgevoel ten opzichte van het ‘Zuiden’, zoals het geval was in de jaarverslagen van de Raad voor advies voor ontwikkelingssamenwerking in de jaren zestig. Volgens het NCOS kan het ‘Noorden’ zelfs iets leren van het ‘Zuiden’. Ontwikkelingsbeleid zonder aandacht voor wederkerigheid is immers imperialisme. Wanneer men een volk een ontwikkelingsstrategie opdringt, schendt men het zelfbeschikkingsrecht van deze mensen. Het NCOS pleit dan ook voor een Nieuwe Economische Orde, waardoor het ‘Zuiden’ zich zou kunnen bevrijden uit de dubbele afhankelijkheid, namelijk van het ‘Noorden’ en van plaatselijke elites, want de belangen van het ‘Noorden’ en van de plaatselijke elites vallen volgens het NCOS samen[290]. Tenslotte vraagt het NCOS aan de Belgische overheid bepaalde handelsmaatregelen te treffen, bijvoorbeeld een rechtvaardige prijs betalen voor de grondstoffen uit de Derde Wereld. Bovendien moet er duidelijk gemaakt worden welke investeringen bij de zogenaamde 1%-investeringen horen. 250 miljoen BEF voor de militaire adviseurs van Zaïre hoort hier niet thuis volgens het NCOS[291]. Verder zou men meer moeten werken met giften in plaats van met leningen die terugbetaald worden met intrest. Voor de NGO’s ziet het NCOS drie taken weggelegd, namelijk 1) informatieverspreiding in verband met het ontwikkelingsvraagstuk, 2) politieke actie om de publieke opinie en de overheid wakker te schudden en onder druk te zetten en 3) actieve solidariteit via projectwerking, waarmee zij openbare hulp kunnen aanvullen of corrigeren. De visie van het NCOS in die eerste periode past blijkbaar voornamelijk binnen het dependenciadenken en ook de eerste theorieën van interdependentiedenken komen stilaan boven. Het is niet zo dat het NCOS nieuwe inzichten formuleert, maar de bestaande ideeën worden wel verspreid. Het NCOS gelooft in veranderingen, maar het is noodzakelijk dat ook de ‘ontwikkelingslanden’ in verandering en verbetering geloven[292]. De openbare hulp bedroeg op het einde van de jaren zeventig 0,55% van het Bruto Nationaal Product[293]. Uit de grote lijnen van het vooropgestelde beleid, blijkt eveneens een pleiten voor een nieuwe economische wereldorde. Toch moet dit onmiddellijk genuanceerd worden, aangezien ook de directe tussenkomst op het terrein gepromoot wordt en omdat de hulpverlening geconcentreerd wordt in de gebieden Zaïre, Ruanda en Burundi. De structuur van de hulp bestaat uit bilaterale[294] giften, zoals bijstand met personeel en beurzen, bilaterale leningen, zoals voor de aankoop van uitrustingsgoederen en uit multilaterale hulp. Vooral opvoeding, landbouw- en plattelandsontwikkeling en volksgezondheid krijgen aandacht. Verder moeten de openbare http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (81 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
diensten en de industrie ontwikkeld worden en ten derde wil men het begunstigde land ontwikkelen voor de eventuele weerslag op België. Ook hier worden de eigenbelangen dus even vermeld[295]. De Belgische overheid volgt de theorie van de interdependentie: “Wij zijn gewikkeld in een proces op lange termijn, gericht op het organiseren van de interdependentie en de samenwerking tussen de landen die meer belang hechten aan de solidariteit dan aan de bestaande verschillen... In het streven naar deze duurzame solidariteit speelt onze openbare samenleving door haar technische, wetenschappelijke en financiële komposanten een beslissende rol[296]”. Toch lijkt er een verandering opgetreden tijdens de jaren zeventig, er is reeds sprake van een ‘alternatief’ gedachtegoed binnen het Belgische beleid: “Het belangrijkste dat moet worden bewaard is de nationaliteit in de verheven betekenis van het woord, met name de kulturele identiteit van de volkeren[297]”. Het was wel de eerste maal dat het beleid vanuit een duidelijk filosofisch (theoretisch) standpunt werd verdedigd[298]. Noch in de openbare hulpprogramma’s, noch in de programma’s van het NCOS wordt aparte aandacht besteed aan de rol van de vrouw. Tijdens de jaren zeventig heerste immers een economische crisis en die oplossen ging voor alles. Toch was in 1975 het VN-decennium voor de Vrouw van start gegaan, onder andere geïnspireerd door het werk van Ester Boserup[299]. Deze economiste had voor het eerst gewezen op het ‘verlies’ dat men leed door geen aparte aandacht te besteden aan vrouwen in ontwikkelingsprojecten. Langzaam sijpelde deze idee door in de beleidsprogramma’s van de ‘rijke landen’.
De jaren tachtig In het jaarlijks onderzoek van het ABOS[300] van het jaar 1981 wordt, naast dezelfde uiteenzettingen als in de vorige jaren over bilaterale en multilaterale hulp en over giften en leningen, een paragraaf gewijd aan ‘de promotie van de vrouw’. Samen met ‘relatie met de organismen voor geldelijke hulp’, ‘samenwerking op het vlak van energie’ en ‘internationale arbeidsverdeling’, behoort ‘de promotie van de vrouw’ tot de andere belangrijke aandachtspunten van het beleid. In 1980 werd er bijzondere aandacht besteed aan de integratie van de vrouw in ontwikkeling, onder meer dankzij de VN-Conferentie voor de Vrouw in Kopenhagen in 1980. De acties gingen vooral uit van de niet-gouvernementele organisaties, maar ook de overheid is, volgens dit onderzoek, op zoek http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (82 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
naar projecten om de rol van de vrouwen in de samenleving te bevorderen[301]. Wanneer echter het actieprogramma voor de jaren tachtig[302], opgesteld door toenmalig Minister van Ontwikkelingssamenwerking Mark Eyskens, bekeken wordt, verdwijnt de promotie van vrouw uit de ‘top-18’. Blijkbaar heeft men wel weet van het specifieke vrouwenvraagstuk, maar is het nog te vroeg om er al veel aandacht aan te besteden bij het opstellen van een beleid. Eyskens ziet vooral de “coöperatie” als hoofdthema voor de ontwikkelingsstrategie van de jaren tachtig, zoals “hulp” het thema was van de jaren zestig en “handel” van de jaren zeventig. In de jaren tachtig zal de nadruk gelegd worden op de interdependentie tussen de rijke en de arme landen, de levensstandaard van de armste groepen moet verhoogd worden[303]. In 1981 had minister Coens[304] het departement ontwikkelingssamenwerking onder zijn hoede, en hij vatte het plan op een eigen Belgisch Ontwikkelingsbeleid en actieprogramma ter promotie van de vrouw te starten. Hiervoor richtte hij een pluralistische werkgroep ‘De vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking’ op, met de opdracht een aantal adviezen met betrekking tot de promotie van de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking uit te werken. Bovendien zou er een adviesraad moeten opgericht worden waarin zowel NGO’s als vrouwenorganisaties vertegenwoordigd zouden zijn. Er moesten vrouwen opgenomen worden in de technische voorbereidingscommissies van de projecten en vrouwen moesten geïntegreerd worden in de ontwikkelingsprojecten. Zo zou bijvoorbeeld de rol van de vrouw in de plattelandsontwikkeling[305] van bepaalde gemeenschappen naar waarde geschat kunnen worden. Deze ad hoc-werkgroep leidde in 1981 tot de oprichting van een cel ‘Promotie van de vrouw’ binnen het ABOS. Deze cel heeft bestaan tot het einde van de jaren tachtig[306], maar heeft nooit goed gefunctioneerd, omwille van bestaande remmingen. Het contact tussen de kabinetten[307] verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking was bijvoorbeeld te weinig gestructureerd. Er was een gebrek aan een pluralistische structuur, onafhankelijk van het ABOS; het statuut van de werknemers was erg broos, waardoor eigen initiatieven uitbleven; de bevoegdheden en taken van de cel werden onvoldoende gedefinieerd; er waren te weinig deelnemers bij de uitwerking van de projecten; logistieke en documentaire informatie ontbraken volledig [308]. De structuren voor de ‘promotie van de vrouw’ waren dus wel reeds aanwezig in het officiële Belgische ontwikkelingsbeleid van de jaren tachtig, maar ze konden nog niet optimaal gebruikt worden. In 1985 publiceerde het ABOS wel een activiteitenverslag[309] over de vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking, naar aanleiding van het einde van het VN-decennium voor de Vrouw. In de inleiding van deze publicatie tracht men te verduidelijken waarom aandacht voor de vrouw in de Derde Wereld noodzakelijk is: “Voortaan kan niemand nog de belangrijke bijdragen van de vrouwen in de ontwikkeling van hun http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (83 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
land ontkennen. De talrijke gegevens, studies en nationale, regionale en internationale opzoekingen waarover we nu beschikken, wijzen precies op die bijdragen op de verschillende gebieden van het familiale, sociale en economische leven. Het is dan ook noodzakelijk het idee op te geven als zou de vrouw uitsluitend door sociale of specifieke projecten geholpen moeten worden[310]”. Vervolgens worden de verschillende VN-conferenties voor de Vrouw van naderbij bekeken, om de voorgeschiedenis van de ‘Promotie van de vrouw in de ontwikkelingslanden’ te situeren. Op nationaal vlak worden de eerder vermelde toespraak van de heer Coens en de oprichting van de ad hoc-werkgroep aangehaald. De vermelding van enkele informatiedagen van het ABOS moet duidelijk maken hoe alles in zijn werk gaat, hoewel de verstrekte informatie erg beperkt is. In een volgend deel van het verslag worden de recente gegevens over de ondernomen acties voor vrouwen in de Belgische ontwikkelingssamenwerking van naderbij bekeken. Eerst wordt er duidelijk gemaakt hoe de hulpverlening van België meestal gebeurt: bilateraal en multilateraal, via het aanbieden van studiebeurzen en stageplaatsen en via het uitzenden van experts. Enkele projecten in verband met de promotie van de vrouw worden als voorbeeld aangehaald. Zo steunt België in Marokko een school die technische opleidingen aanbiedt aan meisjes[311]. Het besluit van dit activiteitenverslag is echter niet echt optimistisch: “De balans van de door de Belgische officiële ontwikkelingssamenwerking ondernomen acties ten gunste van de “promotie van de vrouw” is, over het algemeen, niet altijd positief[312]”. Toch kan de schuld hiervoor niet volledig bij het Belgische beleid gelegd worden. De administratieve procedures nemen inderdaad te veel tijd in beslag, maar dit geldt ook voor de ontvangende landen. Bovendien bestaat er een zekere verzettende houding bij de ontwikkelingslanden ten opzichte van de Belgische voorstellen. Er moet echter doorgegaan worden met de acties ter bevordering van de positie van de vrouw, ook na het einde van het VN-decennium voor de Vrouw. Er moet gewerkt worden aan de sensibilisering in het eigen land en aan concrete verwezenlijkingen in de ontwikkelingslanden. Op het einde van de jaren tachtig zijn de werkzaamheden van het ABOS ingedeeld in verschillende sectoren, waaronder de sociale sector. Binnen die sociale sector wordt de vrouwenwerking gerekend, hoewel “het aspect vrouw in de verschillende interventiezones van het ABOS tot uiting komt[313]”. De Belgische bilaterale samenwerking ten gunste van de vrouw, legde zich tijdens het einde van de tachtiger jaren toe op de basisgezondheidszorg, op de alfabetisering en op de plattelandsontwikkeling. Deze activiteiten moeten economisch rendabel zijn en vrouwen en jongeren viseren. Die nood aan economische rendabiliteit wijst op een erg belangrijk kenmerk van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. In het hoofdstuk over ‘vrouwen en ontwikkelingssamenwerking’ kwamen zowel de WID en de GAD-theorie uitgebreid aan bod. Blijkbaar is het ABOS http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (84 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
het stadium van WID nog niet voorbij. Deze benadering wilde immers geen structurele veranderingen binnen de machtsverhoudingen, er moest enkel voor gezorgd worden dat de ontwikkelingssamenwerking efficiënt was (en dus economisch rendabel). De WID-theoretici wezen op het economische nut van de vrouw in de samenleving en, als gevolg daarvan, op de noodzaak meer aandacht te hebben voor de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking. Tijdens de jaren tachtig groeit duidelijk de aandacht voor de vrouw binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Toch moeten hierbij nog enkele bedenkingen gemaakt worden, zoals uit het bovenstaande bleek. Ook binnen de NGO-sector komt stelselmatig meer aandacht voor de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking. In 1980 publiceerde het NCOS een artikel met als titel ‘Worden vrouwen vergeten?’. Hierin werd aandacht besteed aan de vrouw als boer, aan onderwijs voor meisjes, aan de alfabetiseringsgraad van vrouwen en aan aangepaste technologie voor vrouwen. Het NCOS stelde in dit artikel dat de kloof tussen mannen en vrouwen vergroot werd door de ontwikkelingssamenwerking. Wanneer bijvoorbeeld een nieuwe landbouwtechnologie in een bepaald gebied wordt ingevoerd, hebben enkel de mannen de financiële mogelijkheden om hiermee te werken waardoor vrouwen uitgesloten worden van vernieuwingen [314]. Vanaf dat moment besteedt het NCOS geregeld een artikel[315] aan het ‘vrouwenvraagstuk’. Bovendien gebeurden verschillende NGO-projecten in cofinanciering met het ABOS[316]. Vanaf 1985 startte het NCOS ook een concrete vrouwenwerking. In dat jaar richtten Betsy Pichal en Chris Quirijnen[317] immers de NCOS-Vrouwengroep op. Deze groep bestond uit de vrouwelijke leden van de ledenorganisaties van de NCOS-koepel. Zo was er bijvoorbeeld iemand van Broederlijk Delen, van het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking en van de Nationale Vrouwenraad. De leden van deze vrouwengroep waren dus reeds werkzaam binnen een andere organisatie. De Vrouwengroep was een deel van de projectenwerking binnen het NCOS, waarvan Chris Quirijnen deel uitmaakte. Deze Vrouwengroep werd opgericht om een tweevoudige reden: 1) binnen de NGO’s waren te weinig vrouwen werkzaam; er waren zelfs maar twee vrouwelijke personeelsleden die niet tot de administratie behoorden 2) de ontwikkelingsprojecten moesten gescreend worden, omdat de aandacht voor vrouwen meestal ontbrak en omdat vele projecten de vrouwen zelfs benadeelden. Deze aanpak had dus niet direct oog voor de economische rendabiliteit, zoals het geval was bij het ABOS. De NCOS-Vrouwengroep wilde de positie van de vrouw binnen de ontwikkelingsprojecten verbeteren. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (85 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De NCOS-Vrouwengroep kon autonoom werken, maar toch heeft er altijd een discussie bestaan omtrent volledige integratie of niet. Volgens Chris Quirijnen was het noodzakelijk dat de vrouwenwerking een aparte cel was, omdat er te veel werk was en deze kwesties echt niet langer opzij konden geschoven worden. Toch is ook zij van mening dat de integratie van het vrouwenvraagstuk in de rest van het ontwikkelingsbeleid te weinig gebeurde. Dit blijkt ook uit het feit dat sinds de oprichting van de Vrouwengroep, het voortbestaan ervan telkens heeft afgehangen van de financiële mogelijkheden binnen het NCOS. Bij de start werd medefinanciering voor drie jaar door de Europese Unie toegezegd. Het NCOS zorgde voor de vergoeding van de werkingsonkosten, zoals het drukken van brochures en dergelijke. In 1988 liep de financiering door de Europese Unie ten einde. In 1989 werd nog wel een vaste medewerker aangeworven voor de vrouwendienst, maar een tijdje later hield de NCOSVrouwengroep op te bestaan. Enkele jaren geleden werd een nieuwe vrouwendienst opgericht binnen het NCOS. Belangrijk verschil met de ABOS-werking is dat de NCOS-Vrouwengroep zelf geen projecten uitwerkte, omdat alle leden reeds in andere projectorganisaties werkten. Bedoeling was vooral via deze mensen de vrouwvriendelijkheid binnen deze andere projectorganisaties te verhogen en een soort van ‘forum’ te bieden voor de medewerkers. Daarom werden vooral brochures uitgegeven en studiedagen ingericht, die gericht waren op medewerkers van projectorganisaties. De NCOS-Vrouwengroep had echter wel een invloed op het ABOS, via hun werkplan en hun informatiecampagnes (aldus Chris Quirijnen). De NCOS-Vrouwengroep was dus vooral een studie-en informatiedienst die beoogde meer vrouwvriendelijkheid te bekomen bij andere projectorganisaties, zowel binnen de organisatie, als bij het verwoorden van de doelstellingen voor de projecten.
Het einde van de twintigste eeuw Tussen 1991 en 1995 daalde het Belgische aandeel voor ontwikkelingssamenwerking van 0,42% van het BNP naar 0,38%. Bovendien worden nog steeds militaire uitgaven bij de ontwikkelinssamenwerking gerekend en ook de subsidies voor scholen met Belgische leerlingen in Afrika worden meegeteld. Een gedeelte van de Belgische officiële ontwikkelingshulp wordt beheerd door het ABOS, dat ondertussen werd omgedoopt tot het DGIS[318]. Verder hebben de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Defensie, Onderwijs en Landbouw een deel onder hun hoede en ook de Gemeenschappen, Gewesten en gemeenten en provincies beheren een deel. In 1995 werd nog steeds ongeveer een derde van het ABOS-budget aan directe bilaterale samenwerking besteed, dus van http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (86 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
regering naar regering. De indirecte bilaterale samenwerking verloopt via universiteiten, NGO’s en andere instanties en omvatte in 1995 ongeveer 41% van het ABOS-budget. Tenslotte was, en is, er nog een deel bestemd voor multilaterale samenwerking. Tot 1989 kregen Zaïre, Ruanda en Burundi ruim de helft van het bilaterale budget toegewezen, de rest werd sterk versnipperd over een veertigtal landen. Vanaf de jaren negentig werd echter een evenwichtiger concentratie van de samenwerking in het beleid ingeschreven. Men mag hierbij uiteraard niet vergeten dat sinds 1990 de samenwerking met Zaïre werd stopgezet, omwille van bepaalde conflicten en dat sinds 1993-1994 eveneens een crisissituatie heerst in Ruanda en Burundi. In 1995 stelde Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, Moreels, een lijst samen met tien programmalanden en regio’s, waaronder de Filipijnen, Ecuador en Ruanda. Zijn voorganger Derycke sprak over concentratielanden en regio’s. Verder zijn er ook wisselende projecten of beurzen met verschillende landen[319]. De samenwerkingsrelaties kunnen op verschillende manieren tot stand komen. Er kan bijvoorbeeld een band bestaan door het koloniale verleden of het land in kwestie kan specifiek om hulp vragen. Traditionele thema’s in de ABOS-ontwikkelingssamenwerking zijn onderwijs, gezondheidszorg, landbouw en plattelandsontwikkeling en in beperkte mate educatie en beeldvorming in België zelf. Sinds 1994 heeft het ABOS opnieuw een Commissie voor Vrouw en Ontwikkeling. Deze commissie bestaat uit universiteiten, vrouwenbewegingen en NGO’s en is opgestart met de bedoeling een adviesorgaan te worden voor kabinet en ABOS. De commissie heeft een specifiek politieke werking[320]. Deze specifiek politieke werking verschilt van de werking van de heropgerichte gendergroep van het NCOS[321]. Deze gendergroep houdt zich immers ook bezig met politieke werking, maar eveneens met educatie in eigen land en met dienstverlening voor andere organisaties. Binnen de gendergroep van het huidige 11.11.11 houden twee personen zich permanent met het vrouwenvraagstuk bezig. De gendergroep is ook vertegenwoordigd in de Commissie voor Vrouw en Ontwikkeling. Via deze weg kunnen de NGO’s dus nog steeds een invloed uitoefenen op het officiële beleid. De commissie kwam er onder impuls van Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, Erik Derycke, “de eerste bewindsman die oog en oor heeft voor de rol van vrouwen in ontwikkeling[322]”. Vanaf dat moment werd aandacht besteed aan het aspect vrouw, zowel in de beleidsnota’s, als in de herstructureringen. Toch was er nog niet echt een visie ontwikkeld om vrouwen te integreren in het geheel van het Belgische ontwikkelingsbeleid [323], vrouwen waren een ‘apart hoofdstuk’. Dit werd, en is nog steeds, de uitdaging voor de volgende jaren: vrouwen niet als een apart aandachtspunt naar voren schuiven, maar opnemen als een integraal onderdeel van de ontwikkelingssamenwerking. Het is niet de bedoeling de rol van de vrouw in te bedden[324] in de projecten, http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (87 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
de vrouw moet aanwezig zijn in deze projecten, zonder dat daar een apart deel aan gewijd moet worden. Eigenlijk kan ook hier, net als in de vrouwenbeweging, gesproken worden van ‘mainstreaming[325]’. Dit is echter niet gemakkelijk. Het is niet vanzelfsprekend een nieuw thema te integreren, alvorens het eerst te isoleren om er de aandacht op te vestigen. Dit is de uitdaging voor het officiële ontwikkelingsbeleid en voor de NGO-werking in België voor de volgende jaren. Een stap in de goede richting werd gezet in 1999. In dat jaar werd een Kaderwet voor Internationale Samenwerking opgesteld. Deze wet geeft de krijtlijnen aan waarbinnen de ontwikkelingssamenwerking zal moeten plaatsvinden. Het centrale thema is duurzame menselijke ontwikkeling door middel van armoedebestrijding. Men concentreert zich op vijf sectoren: basisgezondheidszorg, onderwijs en vorming, landbouw en voedselzekerheid, basisinfrastructuur en conflictpreventie. Bovendien zijn er drie sectoroverschrijdende concentratiepunten vastgelegd, namelijk gender, leefmilieu en sociale economie [326]. Belangrijk aan deze wet is de concentratie op 25 partnerlanden die meer continuïteit in het beleid zou moeten brengen en die ontwikkelingssamenwerking zou moeten onttrekken aan de grillen van de beleidsmakers. “Un indéniable progrès sur le plan législatif donc, auquel il faut cependant apporter un bémol, car si l’avis du Conseil fédéral du développement durable est expressément requis dans le cadre de la procédure d’élaboration des notes stratégiques géographiques, sectorielles ou thématiques, il n’est nulle part fait mention de la fonction consultative de la Commission Femmes et Développement[327]”. De structuur is er, het wettelijk kader is aanwezig, er moet blijkbaar enkel nog meer werk gemaakt worden van de actieve integratie van het genderthema in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Na dit historisch overzicht van de ontwikkelingssamenwerking in België kan in een volgend deel de studie van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking aangevat worden. Hoe stond deze commissie in het Belgische ontwikkelingsland? Kon deze commissie een invloed uitoefenen of was zij in hetzelfde bedje ziek: veel op papier regelen, maar weinig concrete verwezenlijkingen?
Tussentijds besluit eerste deel In dit eerste deel werden de verschillende aspecten apart bekeken, opdat de werking van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking in een bredere context kan bestudeerd worden in een volgende deel. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (88 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Zo werd een historisch overzicht van de vrouwenbeweging in Vlaanderen gegeven, om de situatie waarin de Nationale Vrouwenraad ontstond beter te kunnen plaatsen. Uiteraard is het noodzakelijk te weten in welke omstandigheden de Vrouwenraad ontstond, om te kunnen begrijpen hoe, waarom en in welke situatie de Commissie Ontwikkelingssamenwerking werd opgericht binnen deze Vrouwenraad. De Nationale Vrouwenraad bestond uit een samenwerking tussen enkele vrouwenbewegingen die het levenslicht hadden gezien op het einde van de negentiende eeuw. Aanvankelijk was deze raad nogal bugerlijk en vrij gematigd. Wanneer in de jaren zeventig een splitsing tussen de Nederlandstalige en de Franstalige afdeling werd doorgevoerd, werd vooral de Nederlandstalige afdeling groot. De werking bleef vrij gematigd, vooral in vergelijking met groepen als Dolle Mina, maar er werden toch zaken bereikt dankzij de strijd voor de integratie in de ‘mannenwereld’. Bovendien bestaat de Vrouwenraad nog steeds, wat uiteraard in haar voordeel pleit. Een volgend luik bestudeerde de verschillende theorieën die bestaan omtrent vrouwen en ontwikkelingssamenwerking. Zo werden voornamelijk de WID en GAD-theorie van naderbij bekeken en de studie van Nussbaum werd onder de loep genomen. Een belangrijke vraag binnen deze theorieën was de vraag of vrouwen moesten geïntegreerd worden of geïsoleerd in ontwikkelingsprojecten. Bedoeling is in het volgende deel na te gaan of de Commissie een bepaalde theorie aanhing en op welke manier zij vrouwen wilden helpen door hun projecten. Er werd eveneens onderzocht op welke manier aan genderbewuste ontwikkelingssamenwerking kan gedaan worden, eveneens met de intentie de werking van de commissie met deze bevindingen te vergelijken. Verder werden de begrippen policy influence en policy acces gelanceerd en werd nagegaan hoe een sociale beweging kan overleven. Tenslotte werd een overzicht gegeven van de ontwikkelingssamenwerking in België waarin werd nagegaan welke plaats de vrouw had binnen die ontwikkelingssamenwerking, zowel de officiële als de NGO-werking. Uit dit overzicht bleek dat in de jaren tachtig de eerste roep om aandacht voor de vrouw werd gehoord. Toch duurde het tot begin jaren negentig vooraleer men in alle beleidspunten aandacht begon te krijgen voor de vrouw. Men kan evenwel nog steeds niet spreken van een echt genderbewust ontwikkelingsbeleid, omdat de aanwezige structuren niet optimaal gebruikt worden. In het volgende deel zal onderzocht worden of de Commissie Ontwikkelingssamenwerking ook zoveel moeilijkheden had om haar woorden in daden om te zetten en welke de relatie was met het Belgische ontwikkelingsbeleid. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (89 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
[25] Bijvoorbeeld met betrekking tot echtscheiding. [26] R. CHRISTENS, Verkend verleden. Een kritisch overzicht van de vrouwengeschiedenis, 19de-20ste eeuw in
België, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVII (1997), blz. 15. [27] In wat volgt zal de eerste golf bestudeerd worden aan de hand van drie ‘bekende’ thema’s, namelijk het
recht op onderwijs, op arbeid en op stemrecht. Uiteraard werden er meer zaken verwezenlijkt in die eerste periode, maar zoals reeds gesteld, zal vooral de tweede golf van naderbij bekeken worden. Bovendien bestaan er reeds verschillende overzichtswerken over het feminisme in België, terwijl dat niet het onderwerp van deze studie is. [28] D. DEWEERDT, De historische aanloop tot de vrouwenemancipatie, in: Nationale vrouwenraad van België.
Nederlandstalige afdeling, 1 (1978), blz. 8. [29] D. KEYMOLEN en M.T. COENEN, Stap voor stap. Geschiedenis van de vrouwenemancipatie in België, Brussel,
1991. [30] Zij was de dochter van Zoe Gatti de Gamond die reeds in 1832 artikels wijdde aan de situatie van de vrouw
in de negentiende eeuw, geïnspireerd door onder andere de geschriften van Saint-Simon. [31] S. HELLEMANS en M. HOOGHE ed., Van “Mei ‘68” tot “Hand in Hand”. Nieuwe sociale bewegingen in België
1965-1995, Leuven en Apeldoorn, 1995, blz. 89. [32] M. BOEL en C. DUCHENE, Le féminisme en Belgique 1892-1914, Bruxelles, 1955, blz. 32. [33] M. BOEL en C. DUCHENE, o.c., blz. 29. [34] Louis Frank was een liberaal politicus en was de advocaat van Popelin tijdens haar zaak voor het Hof van
Cassatie. S. HELLEMANS en M. HOOGHE, o.c., blz. 90. [35] M. DENIS en S. VAN ROKEGHEM, Le féminisme est dans la rue (Belgique 1970-1975), Bruxelles, 1992, blz.
26. [36] S. HELLEMANS en M. HOOGHE, o.c., blz. 90. [37] Dit zal vooral gebeuren aan de hand van de licentiaatsverhandeling van Sofie Cromboom, die in 2000
geschreven werd en een uitgebreid overzicht geeft van het onstaan en de verdere werking van de Nationale Vrouwenraad van België. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (90 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[38] R. VAN MECHELEN, De meerderheid. Een minderheid. De vrouwenbeweging in Vlaanderen: feiten,
herinneringen en bedenkingen omtrent de tweede golf, Leuven, 1996, blz. 11. [39] Op lange termijn draagt het onderwijs echter wel bij tot emancipatie. Zo wordt binnen ontwikkelingssamenwerking gehamerd op onderwijs en vorming van de plaatselijke bevolking (mannen en vrouwen), opdat de bevolking zelfvoorzienend kan worden. Enabling conditions for change, in: STROMQUIST, N.P. ed., Women in the Third World. An encyclopedia of contemporary issues, New York en London, 1998, blz. 381-443. [40] L. VAN MOLLE en E. GUBIN, Vrouw en politiek in België, Tielt, 1998, blz. 31. [41] Dit deel zal vooral aangepakt worden aan de hand van het boek van Van Molle en Gubin dat een overzicht
biedt van vrouwen in de politiek in België. [42] De aanhangers van Saint Simon hadden op een ommezwaai gehoopt tijdens de golf van revoluties in 1848.
Deze waren in België echter bijna onopgemerkt voorbijgegaan, waardoor men zich eerst op het onderwijs ging richten. [43] Een vrouw, een stem. Een tentoonstelling over vrouw en stemrecht in België 1789-1948, Brussel, 1996, blz.
14. [44] Men ging er immers van uit dat vrouwen vooral katholiek zouden stemmen. [45] Een vrouw, een stem. …, blz. 30-31. Voorbeelden: 1902 Le féminisme chrétien de Belgique, 1906 Gentse
vrouwenbond, 1910 Antwerpse vrouwenvereeniging. [46] M. BOEL en C. DUCHENE, o.c., blz. 136. [47] D. KEYMOLEN en M.T. COENEN, o.c., blz. 52. [48] L. VAN MOLLE en E. GUBIN, o.c., blz. 36. [49] D. KEYMOLEN en M.T. COENEN, o.c., blz. 21. [50] D. KEYMOLEN en M.T. COENEN, o.c., blz. 91. [51] Uiteraard is de indeling die gebruikt werd om de eerste golf te bestuderen eveneens artificieel. Toch kon
deze daar gehanteerd worden, omdat er in die eerste periode een vrij grote consensus heerste omtrent de strijdpunten. [52] R. VAN MECHELEN, De meerderheid. Een minderheid. …, blz. 25. [53] S. CROMBOOM, De Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad (NVR): ontstaan, programma, organigram,
doelstellingen, voorzitterschap van Lily Boeykens, in relatie tot haar feministische strategie als http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (91 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
geînstitutionaliseerde vrouwenorganisaties (1973-1988), blz. 33. [54] Waarover verder meer. [55] S. CROMBOOM, o.c., blz. 34. [56] L. BOEYKENS, Emancipatie van de vrouw als beweging en als feministische golf, in: BOEYKENS, L. en
CAMMAER, M. ed., Man-Vrouw-Mens. Fysiek, psychisch en cultureel mens zijn als man en vrouw, Leuven en Amersfoort, 1993, blz. 81. [57] R. CHRISTENS, art.cit., blz. 23. [58] K. NUYTS, Falende feministen? Evolutieschets van de tweede emancipatorische vrouwenbeweging in
Vlaanderen 1970-1985, Gent, 1987 (RUG, Politieke Wetenschappen), blz. 71. [59] Genoemd naar de NederlandseWilhelmina Drücker, een kind uit een arm arbeidersgezin; zij plaatste de vrouwenbevrijding in een socialistisch kader. In 1889 richtte zij de Vrije Vrouwen Vereeniging op. Het oprichtingsmanifest sprak ondubbelzinnig over gelijke rechten op het gebied van onderwijs en arbeid. M. BROUNS, Feminisme en wetenschap, in: BROUNS, M. e.a. ed., Vrouwenstudies in de jaren negentig. Een kennismaking vanuit verschillende disciplines, Bussum, 1995, blz. 15. [60] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 14. [61] K. NUYTS, o.c., blz. 73. [62] K. NUYTS, o.c., blz. 67. [63] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 33. “Als het VOK niet zou bestaan moest het dringend worden uitgevonden.” [64] R. MULIER, De vrouwenbeweging in Vlaanderen, in: Ons erfdeel, 29/2 (1986), blz. 232.
“Binnen het VOK, dat het eerste jaar erg anarchistisch werkt – feministen zijn tegen structuren die onderdrukken – wordt al snel overgegaan tot een steviger aanpak. Dit is nodig om efficiënter in de aanval te gaan.” [65] S. CROMBOOM, o.c., blz. 47. [66] 25 vrouwendagen in beelden en woorden. VOK-feestboek, Brussel, 1997, blz. 21. [67] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 55. [68] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 48. [69] 25 vrouwendagen in beelden en woorden …, blz. 107. [70] M. BROUNS, Feminisme en wetenschap, in: BROUNS, M. e.a. ed., Vrouwenstudies in de jaren negentig. Een
kennismaking vanuit verschillende disciplines, Bussum, 1995, blz.12. “Rond 1970 kwamen namelijk ideeën uit de Verenigde Staten overwaaien die onder het motto ‘het persoonlijke is http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (92 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
politiek’ een geheel nieuwe visie op de relatie tussen individu en maatschappij poneerden in samenhang met een nieuwe methode van bewustwording en nieuwe organisatievormen. … de scheiding tussen het openbare en het private, tussen het politieke en het persoonlijke, ter discussie werd gesteld. De verhouding tussen mannen en vrouwen in het gezin was niet slechts individueel of persoonlijk, maar onderhevig aan politieke structuren.” [71] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 85. [72] Amazone is een vrouwenhuis waarin een Archief voor Vrouwengeschiedenis en een documentatiecentrum
gevestigd zijn. Verder biedt het onderdak aan verschillende vrouwenorganisaties en kunnen er lezingen, ontmoetingsdagen en dergelijke georganiseerd worden. Amazone is een federaal initiatief en werd opgericht in 1995 door Miet Smet, toenmalig Minister van Tewerkstelling, Arbeid en Gelijke Kansen. [73] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 18-20. [74] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 89. [75] D. KEYMOLEN en M.T. COENEN, o.c., blz. 103-105. [76] L. VAN MOLLE en E. GUBIN, o.c., blz. 85. [77] L. VAN MOLLE en E. GUBIN, o.c., blz. 200. [78] S. CROMBOOM, o.c., blz. 45. [79] N. WOLF, Aan de slag! Een aanzet tot de derde feministische golf, Amsterdam, 1995, blz. 11. [80] N. WOLF, o.c., blz. 12.
“Zullen vrouwen hun winst echter weten te consolideren? Er is een periode aangebroken van bewustwording en een razendsnel leerproces nu de visie van vrouwen haar plaats in het openbare leven begint in te nemen naast die van mannen. … Wij zelf zijn er verantwoordelijk voor dat de vaart erin blijft.” [81] L. BOEYKENS, art. cit., blz. 84. [82] N. WOLF, o.c., blz. 13. Hier moet wel de kanttekening bij geplaatst worden dat dit vooral (enkel) betrekking
heeft op de rijke westerse landen. [83] N. WOLF, o.c., blz. 77. [84] R. MULIER, De vrouwenbeweging in Vlaanderen …, blz. 236-237.
Mulier stelt dat verschillende vrouwen een belangrijke invloed kunnen uitoefenen omwille van hun doorstroming in bepaalde beroepen. Zij zijn dus niet verloren voor de vrouwenzaak, maar er heeft een maatschappelijke verschuiving plaatsgevonden, waardoor deze vrouwen hun strijd niet meer op de barricades voeren. [85] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 10. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (93 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[86] R. VAN MECHELEN, o.c., blz. 9. [87] N. WOLF, o.c., blz. 14. [88] T. CARRIGAN e.a., Toward a new sociology of masculinity, in: Theory and society, 14/5 (1985), blz. 560. [89] R. MULIER, Tien jaar feministisch mollenwerk, in: De Nieuwe Maand, 24/8 (1981), blz. 587. [90] Louise van de Plas wees echter in 1922 op de nuances die gemaakt moeten worden bij deze zaak. De
feministen streden immers niet alleen voor de verovering van de vrije beroepen, wat echter wel zo lijkt wanneer men de zaak Popelin als het uithangbord van de Belgische vrouwenbeweging bekijkt. Boel en Duchène legden echter het accent op de burgerrechterlijke positie van vrouwen, omdat dit overeenstemde met de belangstelling van de Nationale Vrouwenraad, waarvan zij op dat ogenblik deel uitmaakten. R. CHRISTENS, Verkend verleden. Een kritisch overzicht van de vrouwengeschiedenis, 19de en 20ste eeuw in België, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVII (1997), blz.11-12. [91] M. BOEL en CH. DUCHENE, Le féminisme en Belgique 1892-1914, Bruxelles, 1955, blz. 37-38.
“Le jour où la femme entrera dans l’Ordre, l’Ordre des avocats aura cessé d’exister.” [92] Louis Frank had reeds vroeg interesse voor de feministische zaak en publiceerde hierover verschillende
zaken. F. DE BUEGER-VAN LIERDE, Louis Frank, pionnier du mouvement feministe belge, in: Revue belge d’Histoire Contemporaine, IV (1973), blz. 377-392. [93] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 42-43. [94] R. VAN MECHELEN, De meerderheid. Een minderheid. De vrouwenbeweging in Vlaanderen: feiten,
herinneringen en bedenkingen omtrent de tweede golf, Leuven, 1996, blz. 10. Van Mechelen wijst er op dat feminisme een vies woord geworden is, net zoals emancipatie een afschrikwekkende bijklank had in de eerste golf. [95] De begrippen werden nader bepaald in de algemene inleiding van deze studie. [96] D. DE WEERDT, En de vrouwen? Vrouw, vrouwenbeweging en feminisme in België 1830-1960, Gent, 1980. [97] L. VAN MOLLE en E. GUBIN, Vrouw en politiek in België, Tielt, 1998, blz. 32. [98] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 48. [99] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 69. [100] Dit werd in het hoofdstuk over het feminisme in België reeds van naderbij bekeken. [101] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 81. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (94 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[102] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 85. [103] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 98. [104] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 100-104.
Bijvoorbeeld: La Croix Verte, l’Union des Mères de Famille, La Vrouwenvereeniging d’Anvers. [105] S. CROMBOOM, De Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad (NVR): ontstaan, programma, organigram,
doelstellingen, voorzitterschap van Lily Boeykens, in relatie tot haar feministische strategie als geînstitutionaliseerde vrouwenorganisatie (1973-1988), blz. 29. [106] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 105. [107] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 135. [108] R. VAN MECHELEN, Uit eigen beweging. Balans van de vrowenbeweging in Vlaanderen, 1970-1980, Leuven,
1979. [109] L. BOEYKENS, Emancipatie van de vrouw als beweging en als feministische golf, in: BOEYKENS, L. en
CAMMAER, M. ed., Man-vrouw-mens. Fysiek, psychisch en cultureel mens zijn als man en vrouw, Leuven en Amersfoort, 1993, blz. 81. [110] S. CROMBOOM, o.c., blz. 35. [111] R. CHRISTENS, art.cit., blz. 23. [112] M. BOEL en CH. DUCHENE, o.c., blz. 156. [113] Ook dit werd in het vorige hoofdstuk behandeld. [114] S. CROMBOOM, o.c., blz. 37-38. [115] S. CROMBOOM, o.c., blz. 38. [116] S. CROMBOOM, o.c., blz. 39. [117] L. VAN MOLLE en E. GUBIN, o.c., blz. 45. [118] S. CROMBOOM, o.c., blz. 40. [119] S. CROMBOOM, o.c., blz. 41. [120] D. DE WEERDT, En de vrouwen? …, blz. 167. [121] S. CROMBOOM, o.c., blz. 42. [122] M. HOOGHE, De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging. Autonomie en integratie in een
gesloten politieke cultuur, in: De Sociologische Gids, XLI (1994), blz. 145. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (95 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[123] M. DE METSENAERE e.a., Gewapend met het gewicht van het verleden: enige resultaten van
vrouwengeschiedenis in België, in: DUBY, G. en PERROT, M. ed., Geschiedenis van de vrouw. De twintigste eeuw, Brussel, 1993, blz. 530-531. [124] S. CROMBOOM, o.c., blz. 46. [125] S. CROMBOOM, o.c., blz. 49.
In wat volgt zal vooral ingegaan worden op de werking van de Nederlandstalige afdeling, omdat deze afdeling het meest relevant is voor het bestudeerde onderwerp. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking behoorde immers tot de Nederlandstalige afdeling van de Nationale Vrouwenraad. [126] S. CROMBOOM, o.c., blz. 50. [127] S. CROMBOOM, o.c., blz. 62. [128] S. CROMBOOM, o.c., blz. 62-63. [129] S. CROMBOOM, o.c., blz. 64. [130] S. CROMBOOM, o.c., blz. 66. [131] S. CROMBOOM, o.c., blz. 69. [132] S. CROMBOOM, o.c., blz. 72. [133] Twintig jaar Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad, in: Vrouwenraad, 3 (1994), blz. 8. [134] S. CROMBOOM, o.c., blz. 64. [135] R. MULIER, De vrouwenbeweging in Vlaanderen, in: Ons erfdeel, 2 (1986), blz. 233. [136] S. CROMBOOM, o.c., blz. 54. [137] S. CROMBOOM, o.c., blz. 82. [138] L. BOEYKENS, art. cit., blz. 84. [139] S. CROMBOOM, o.c., blz. 144. [140] S. CROMBOOM, o.c., blz. 144. [141] S. CROMBOOM, o.c., blz. 146. [142] S. CROMBOOM, o.c., blz. 148. [143] Twintig jaar…, blz. 9. [144] R. MULIER, De vrouwenbeweging…, blz. 231-234. [145] S. CROMBOOM, o.c., blz. 153. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (96 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[146] G. KAPLAN, Contemporary Western European Feminism, London, 1992. [147] S. CROMBOOM, o.c., blz. 165. [148] N. KABEER, Reversed realities. Gender hierarchies in development thought, London en New York, 1994,
blz.1. [149] Dit bleek reeds uit de begripsstudie in de inleiding. [150] In de inleiding werd reeds duidelijk gemaakt dat er voorzichtig moet worden omgesprongen met termen
als ‘Derde Wereld’ en dat men zich terdege bewust moet zijn van de ontstaanscontext van bepaalde begrippen. Zie ook: S.E. CHARLTON, Development as history and process, in: VISVANATHAN, N., The women, gender and development reader, London en New York, 1997, blz. 7-13. [151] Waarbij de Verenigde Staten financiële en technische hulp boden aan West-Europa om hun landen te kunnen heropbouwen. J. VAN CRIEKINGE ed., De wereld van de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1996, blz. 15. [152] J. DE GROOT, Conceptions and misconceptions: the historical and cultural context of discussion on women and development, in: AFSHAR, H., Women, development and survival in the Third World, London en New York, 1991, blz. 107-135. “Nineteenth-century European experience of subsantial and rapid changes in their own societies, where new social, political and technological developments apparently increasingly differentiated them from non-western societies, provided the basis for new views of those societies. European successes in economic penetration, territorial acquisation, and political or military intervention, based on effective organisation of business, diplomatic or financial institutions and new technologies, appeared to give empirical proof of European superiority.” [153] R. LENTEN, Vrouwen en ontwikkelingsbeleid. Onzichtbaarheid, integratie en autonomie(Antropologische
papers VU Amsterdam-6), Amsterdam, 1986. [154] N. VISVANATHAN, General Introduction, in: VISVANATHAN, N. e.a.ed., The women, gender and
development reader, London en New York, 1997, blz. 1-6. [155] P. BOUVIER, Le rôle des femmes dans les stratégies de développement, in: DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J. ed., Promotie van de vrouw in de Derde Wereld. De Belgische bijdrage. Symposium, Brussel 27-29 september 1988, Brussel, 1990, blz. 13-22. [156] R. BROUWERS, Met het oog op Beijing-vier wereldvrouwenconferenties beschouwd, in: Derde Wereld. Gender en ontwikkeling, 14/1 (1995), blz. 5-11. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (97 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[157] J. KRAEMER, Emancipatie van vrouwen,’n voorwaarde voor ontwikkeling, Zeist, 1989, blz. 6-7. [158] P. BOUVIER, art.cit., blz. 15. [159] R. LENTEN, Vrouwen en ontwikkelingsbeleid. Onzichtbaarheid, integratie en autonomie(Antropologische
papers VU Amsterdam-6), Amsterdam, 1986, blz. 9-11. [160] F. DEGAVRE, Les différents courants de pensée intégrant ‘femmes’ et ‘développement’, in: Chronique
Féministe, nr. 71-72 (2000), blz. 80. [161]R. LENTEN, o.c., blz. 1-2. [162] E. BOSERUP, Women’s role in economic development, London, 1970.
N. HOLVOET, Naar een toenemende mainstreaming van gender in het ontwikkelingsdenken en –beleid, in: Sophia Nieuwsbrief, 20(1999), blz. 15-20. [163] M. MIES, The dynamics of the sexual division of labor and integration of rural women into the world market, in: BENERIA, L. ed., Women and development. The sexual division of labor in rural societies, New York, 1982, blz. 1-28. [164] C.O.N. MOSER, Gender planning and development. Theory, practice and training, London en New York, 1993, blz. 1. [165] R.L. BLUMBERG, Fairy tales and facts: economy, family, fertility and the family, in: TINKER, I. en BRAMSEN,
M.B. ed., Women and world development, Washington, 1976, blz. 12-21. [166] N. KABEER, Reversed realities. Gender hierarchies in development thought, London en New York, 1994, blz. 5. [167] N. HOLVOET, art.cit., blz. 15. [168] J. KRAEMER, o.c. blz. 9-11. [169] Ch. HEWARD, Introduction: the new discourses of gender, education and development, in: HEWARD, Ch. en
BUNWAREE, S. ed., Gender, education and development: beyond acces to empowerment, London en New York, 1999, blz. 1-14. [170] C.O.N. MOSER, o.c., blz. 5. [171] Deze situatie is ook al niet meer vanzelfsprekend voor de geïndustrialiseerde wereld. Uit de volkstelling
van België van 1991 blijkt namelijk dat het percentage alleenstaande moeders, enkel in de categorie van 20 tot 24 jaar, gestegen is van 1,12% in 1981 tot 1,69% in 1991. Deze vrouwen en hun kinderen behoren tot de socioeconomisch zwakste groepen van het land. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (98 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
B. MERENNE e.a. ed., België ruimtelijk doorgelicht, in: Het tijdschrift van het Gemeentekrediet, 202 (1997/4), blz. 46. [172] C.O.N. MOSER, o.c., blz. 15-16. [173] Maxine Molyneux was de eerste die deze termen gebruikte. Zij had het echter over strategische
genderinteresses en praktische genderinteresses. Ook hiermee werd verwezen naar de behoeften die mannen en vrouwen zouden hebben vanuit hun sociale positie of vanuit een concrete situatie. Later werden deze termen door C.O.N. Moser vervangen door ‘strategic gender needs’ en ‘practical gender needs’. Deze termen zullen verderop nog aan bod komen. M. MOLYNEUX, Mobilization without emancipation? Women’s interests, the state, and revolution in Nicaragua, in: Feminist Studies, 11/2 (1985), blz. 232-233. [174] Deze verdeling werd voor het eerst gebruikt door C.O.N. MOSER. Ook hiervoor werd haar eerder vermelde
werk gebruikt. [175] Hiermee wordt het kapitalistische West-Europa en de Verenigde Staten bedoeld. De Tweede Wereld is dan
de communistische wereld. Dit werd reeds behandeld in de inleiding. [176] R. RENARD, Proposals for a future policy, in: DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J., o.c., blz. 215-220. [177] Niet-gouvernementele organisaties. [178] C.O.N. MOSER, o.c., blz. 74-75. [179] S.H. LONGWE, Education for women’s empowerment or schooling for women’s subordination?, in: Gender
and development, 6/2 (1998), blz. 19-26. [180] R. LENTEN, o.c., blz. 53: “Integrating into what? What kind of a world do women want? That is the
question to be asking, not how can women be integrated into development. Women have only recently been asking what they want, because they have been so busy adopting to what men want.” [181] C. ANDERSEN, The contribution of development co-operation to progress for women in developing
countries, in: DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J., o.c., blz. 23-37. [182] De landen die de hulp verlenen. [183] R. RENARD, art.cit., blz. 219-220. [184] F. DEGAVRE, art. cit., blz. 81. [185] J. MARTINUSSEN, Society, state and market. A guide to competing theories of development, London en
New York, 1997, blz. 307. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (99 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[186] F. VAN DRIEL, Gender, vrouwen en/in ontwikkeling: simplificaties en irritaties, in: Derde Wereld. Gender
en ontwikkeling, 14/1 (1995), blz. 81-104. [187] N. KABEER, o.c., blz. 63. [188] F. VAN DRIEL, art. cit. , blz. 86. [189] N. KABEER, o.c., blz. 19-27. [190] N. HOLVOET, art.cit., blz. 16. [191] N. HOLVOET, art.cit., blz. 17. [192] A. BRETT, Introduction. Why gender is a development issue, in: WALLACE, T. en MARCH, C. ed., Changing
perceptions. Writings on gender and development, Oxford, 1991, blz. 1-7. “It is of vital importance in development work not to use imported notions of gender, nor regard ‘the community’ and ‘the household’ as the basic units. One must go beyond the household and break it down into its component parts. By assessing and understanding the gender roles in a given society the specific needs of women (and men) can be ascertained and addressed within projects.” [193] J. MARTINUSSEN, o.c., blz. 308. [194] Ch. HEWARD en S. BUNWAREE ed., Gender, education and development: beyond acces to empowerment,
London en New York, 1999, blz. 1. [195] C.O.N. MOSER, o.c., blz. 3. [196] R. BRAIDOTTI e.a. ed., Women, the environment and sustainable development: toward a theoretical
synthesis, London, 1994, blz. 82. [197] F. VAN DRIEL, art. cit., blz. 87. [198] N. HOLVOET, art. cit., blz. 17. [199] M.C. NUSSBAUM, Women and human development. The capabilities approach, Cambridge, 2000, blz. 71.
De verdere uiteenzetting van deze benadering zal zich eveneens op dit werk baseren, daar Nussbaum één van de grondleggers is en een erg duidelijk overzicht van de aanpak geeft. [200] M.C. NUSSBAUM, o.c., blz. 71. [201] Daarom wijst Nussbaum ook de welvaartsbenadering af. Programma’s die de algemene welvaart verhogen
hoeven daarom geen invloed te hebben op het inkomen van de allerarmsten. Men moet ieder individu bekijken als een doel op zich, wat uiteraard niet betekent dat de samenleving geen belang heeft. [202] M.C. NUSSBAUM, o.c., blz. 74. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (100 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[203] Ibidem, blz. 77. [204] Nussbaum wijst er immers op dat deze lijst niet ‘eeuwig’ kan genoemd worden, er zullen aanpassingen
moeten gebeuren naargelang de periode die men bekijkt. M.C. NUSSBAUM, o.c., blz. 77. [205] M.C. NUSSBAUM, o.c., blz. 78-80. [206] M.C. NUSSBAUM, o.c., blz. 81. [207] Ibidem, blz. 84-85. [208] M. C. NUSSBAUM, o.c., blz. 87. [209] M.C. NUSSBAUM, o.c., blz. 110. [210] N. HOLVOET, art.cit., blz. 18. [211] Zusterlijk samenwerken. Solidariteitsactie met de vrouwen in ontwikkelingslanden, Brussel, 1997, blz.3. [212] Ibidem, blz. 4. [213] Bolivia. Vrouwenorganisaties als afvalemmer voor Europese landbouwoverschotten, in: Schoppenvrouw, 79
(1994), blz. 20-21. [214] K. YOUNG, Why don’t planners and policy makers listen?, in: DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J. ed., Promotie
van de vrouw in de Derde Wereld. De Belgische bijdrage. Symposium, Brussel, 27-29 september 1988, Brussel, 1990, blz. 187-207. [215] A. DE WALSCHE, Het patriarchale denken als fundament van het westerse ontwikkelingsmodel, in: Noord-
Zuid Cahier, 20/2 (1995), blz. 7-18. [216] L. VAN DAMME, Vrouwen uit het zuiden zien het anders. Interview met M.G. Nyirarukundo en Mwavita, in: Noord-Zuid cahier, 20/2 (1995), blz. 69-75. Een voorbeeld van het nut van het betrekken van mannen bij de projecten: “Ik geef een voorbeeld uit Ruanda. Het is de gewoonte dat wanneer de oogst binnengehaald is de man zijn vrouw een nieuw kleed geeft. Het is een goede man als hij dat doet voor hij aan een radio of een fiets denkt. … Wie staat er bij stil dat zijn vrouw misschien andere prioriteiten heeft?… zou zij misschien kiezen voor een nieuwe hak. … Mannen zouden daarvan bewust gemaakt moeten worden.” [217] S.C. WHITE, Men, masculinities, and the politics of development, in: Gender and development, 5/2 (1997), blz. 14-22. [218] S.C. WHITE, art.cit., blz. 21-22. [219] M.C. NUSSBAUM, o.c., blz. 41-59. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (101 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[220] Nussbaum heeft het over de Verenigde Staten, maar dit geldt waarschijnlijk ook voor de rest van de
geïndustrialiseerde wereld. M. C. NUSSBAUM, o.c., blz. 50. [221] V. SARA-LAFOSSE, Les organisations féminines et le développement urbain. Les cuisines populaires de
Lima, in: DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J.ed., o.c., blz. 131-140. [222] H. MOESTERMANS, Kredietmogelijkheden voor vrouwen in de Derde Wereld, in: Vrouwenraad, 35 (1992), blz. 21-25. [223] P. BOUVIER, art.cit., blz. 13-22. [224] A. ALBEE, Beyond ‘banking for the poor’: credit mechanisms and women’s empowerment, in: Gender and
development, 4/3 (1996), blz. 48-53. [225] Ibidem, blz. 50. [226] M. MacDONALD ed., Gender planning in development agencies. Meeting the challenge, Oxford, 1994, blz. 17. [227] Hierover kan meer gelezen worden in hoofdstuk 3. [228] M. KEUSTERMANS ed., Gender in de praktijk. Een handleiding, Brussel, 1998, blz. 5. [229] D. McBRIDE STETSON en A.G. MAZUR, Comparative State feminism, London, 1995. [230] M. KUHL, De Belgische overheidsstructuren voor vrouwenbeleid, Antwerpen, 1998 (UIA, Aanvullende
Studie Vrouwenstudies), blz. 6. [231] M. HOOGHE, De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging. Autonomie en integratie in een
gesloten politieke cultuur, in: De Sociologische Gids, XLI (1994), blz. 144-161. [232] S.H. LONGWE, Gender awareness: the missing element in the Third World development project, in:
WALLACE, T. en MARCH, C. ed., Changing perceptions. Writings on gender and development, Oxford, 1991, blz. 150. [233] M. MacDONALD, o.c., blz. 19. [234] N. KABEER, Gender, development and training: raising awareness in development planning, Bangalore,
1990. [235] T. WALLACE, Gender aware project: planning and evaluation, in: WALLACE, T. en MARCH, C. ed., o.c., blz.
137. [236] T. WALLACE, art. cit., blz. 138. [237] C. MARCH, A guide to gender-analysis frameworks, Oxford, 1999, blz. 10. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (102 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[238] M. MUNRO, Ensuring gender awareness in the planning of projects, in: WALLACE, T. en MARCH, C., o.c., blz.
172-178. [239] Verslag van de ronde tafel rond ‘vrouwen en ontwikkelingssamenwerking’, Brussel, 1987, blz. 5. [240] M. MacDONALD, o.c., blz. 45. [241] M. MacDONALD, o.c., blz. 49-50. [242] Hierbij zal vooral gesteund worden op M. KEUSTERMANS ed., Gender in de praktijk. Een handleiding,
Brussel, 1998. [243] M. KEUSTERMANS, o.c., blz. 41. [244] C. MARCH e.a. ed., o.c., blz. 11. [245] C. MARCH e.a. ed., o.c., blz. 23-28. [246] M. KEUSTERMANS, o.c., blz. 55. [247] M. MacDONALD, o.c., blz. 23. [248] M. KEUSTERMANS, o.c., blz. 59. [249] Ibidem. [250] T. WALLACE, Integrating gender issues into evaluation, in: M. MacDONALD ed., o.c., blz. 120-123. [251] D. McBRIDE STETSON en A.G. MAZUR, Comparative State Feminism, London, 1995. [252] D. McBRIDE STETSON en A.G.MAZUR, o.c., blz. 1. [253] M. KUHL, o.c., blz. 19. [254] Wie hierin interesse heeft: M. KUHL, De Belgische overheidsstructuren voor vrouwenbeleid, Antwerpen,
1998 (UIA, Aanvullende Studie Vrouwenstudies). De auteur tracht hierin te doen voor België wat McBride Stetson en Mazur hebben gedaan voor enkele andere landen. Er worden verschillende Belgische adviesorganen doorgelicht. [255] M. HOOGHE, De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging. Autonomie en integratie in een
gesloten politieke cultuur, in: De Sociologische Gids, XLI (1994), blz. 144. [256] M. HOOGHE, art. cit., blz. 150. [257] S. WALGRAVE, Nieuwe sociale bewegingen in Vlaanderen. Een sociologische verkenning van de
milieubeweging, de derde wereldbeweging en de vredesbeweging, Leuven, 1994, blz. 11. [258] ESTEVA, G., Development, in: SACHS, W. ed., The development dictionary. A guide to knowledge as power, http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (103 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
London en New Jersey, 1992, blz. 6. [259] J. VAN CRIEKINGE ed., De wereld van de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1996, blz. 11. [260] Na de Tweede Wereldoorlog hadden de Verenigde Staten een enorme voorsprong op Europa qua
economische ontwikkeling. Zij hadden echter een sterk Europa nodig, omdat zij een afzetmarkt voor hun producten nodig hadden. Daarom werd in 1947 het Marshall-plan ontwikkeld, waarbij de Verenigde Staten geld pompten in Europa voor de herstellingswerken e.d. . [261] B. COGNEAU, Het begin van de officiële Belgische ontwikkelingssamenwerking (1960-1966), Brussel, 1993
(VUB, Letteren en Wijsbegeerte), blz. 17-24. [262] B. COGNEAU, o.c., blz. 29-37. [263] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 11.
In 1955 had de conferentie van Bandoeng plaatsgevonden. Hier kwamen de onafhankelijke staten uit Azië en Afrika voor het eerst samen om over een gemeenschappelijke strategie te praten. Zij wilden niet kiezen tussen het westerse kapitalistische marktmodel of het staatsgeleide socialistische sovjetmodel, zij hadden behoefte aan een eigen weg naar ontwikkeling. Deze conferentie leidde tot de oprichting van de Beweging van Niet-Gebonden landen. [264] Interessant om weten: in 1998 (!) schreef David Landes, een vermaard academicus, het boek The wealth
and poverty of nations. Why some are so rich and others so poor? Landes wil hierin verklaren waarom het westen rijk is en ‘de rest’ niet. Volgens de auteur hebben de ‘Europeanen’ betere waarden, bijvoorbeeld betreffende arbeidsethos, nieuwsgierigheid, technologisch vernuft, ... . Dit boek heeft de academische wereld, en mensen als Andre Gunder Frank, met stomheid geslagen. Het boek werd echter wel een bestseller. Vele Europeanen en Amerikanen vonden dit immers ‘waar’ en hoefden zich op deze manier niet meer ‘schuldig’ te voelen over hun rijkdom. [265] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 15. [266] Uiteraard had het contact tussen kapitalisme en niet-kapitalisme reeds plaatsgevonden in de achttiende
eeuw en misschien zelfs reeds vroeger, wanneer men het handelskapitalisme uit de zestiende en zeventiende eeuw meerekent. [267] G. VANTHEMSCHE, Historische wortels van de Derde Wereld-problematiek, Brussel, 1999, blz. 19. [268] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 16. [269] G. VANTHEMSCHE, o.c., blz. 24. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (104 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[270] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 19. [271] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 23. [272] G. VANTHEMSCHE, o.c., blz. 41. [273] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 27. [274] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 31. [275] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 33. [276] Giovanni Arrighi, hoogleraar aan de State University van New York in De Morgen, overgenomen uit:
J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 37. [277] B. COGNEAU, o.c., blz. 43. [278] B. COGNEAU, o.c., blz. 53. [279] Dit Koninklijk Besluit werd opgenomen in bijlage. [280] B. COGNEAU, o.c., blz. 159. [281] Raad van advies voor de ontwikkelingssamenwerking, België en de ontwikkelingssamenwerking.
Jaarverslag 1965, s.l., s.d., blz. 1. [282] Ibidem, blz. 2. [283] Even ter herinnering: momenteel streeft men naar 0,7% van het BNP en in 1995 haalde België 0,38% en
internationaal bekeken was dit nog niet zo slecht! Slechts vier landen halen de norm, namelijk Nederland, Denemarken, Zweden en Noorwegen. J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 90. [284] Raad van advies voor de ontwikkelingssamenwerking, België en de ontwikkelingssamenwerking.
Jaarverslag 1966, s.l., s.d., blz. 2. [285] M. VANDOMMELE, Het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking van 1966 tot 1983. Een uniek, riskant avontuur van een dwarsligger, Brussel, 1990, blz. 9. [286] Momenteel heet deze koepelorganisatie opnieuw 11.11.11. [287] M. VANDOMMELE, o.c., blz. 1. [288] De 11.11.11-actie kon onder andere op sympathie rekenen bij politieke grootheden als Spaak en De
Schrijver. [289] M. VAN HUELE, Het ontwikkelingsdenken van het NCOS in de periode 1971-1974 aan de hand van de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (105 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
basisdossiers, Leuven, 1998 (KUL, Letteren), blz. 10. [290] Een eerste aanzet gebeurde tijdens de Conferentie van Bandoeng in 1955 die reeds eerder aangehaald werd. [291] M. VAN HUELE, o.c., blz. 17. [292] M. VAN HUELE, o.c., blz. 22. [293] ABOS, Jaaronderzoek van de hulpverlening 1979. Memorandum van België. Dienstjaar 1978, s.l., s.d., blz. 1. [294] Dit betekent van het ene land naar het andere. Deze hulp kan bovendien gebonden zijn of niet, dit wil
zeggen het ontvangende land kan verplicht worden tot het doen van aankopen in het schenkende land in ruil voor de geboden hulp. Bij multilaterale hulp biedt een groep van landen hulp aan een land of een groep van landen, hierbij kan beroep gedaan worden op een internationale organisatie. [295] ABOS, o.c., blz. 27. [296] ABOS, Onze ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1979, blz. 3. [297] Ibidem, blz. 4. [298] B. SWALENS, Kritsche evaluatie van twintig jaar officiële Belgische ontwikkelingshulp, Leuven, 1982 (KUL,
Economische Wetenschappen), blz. 52. [299] E. BOSERUP, Woman’s role in economic development, London, 1970, blz.1. [300] Het ABOS, Algemeen Bestuur voor OntwikkelingsSamenwerking, is de administratie die het beleid van de
Minister of Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking uitvoert en dus in de praktijk de middelen van het departement beheert. J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 91. [301] ABOS, Jaarlijks onderzoek 1981 van de hulpverlening. Memorandum van België, Dienstjaar 1980, Brussel, 1981, blz. 19. [302] M. EYSKENS, Een aarde, twee werelden. Beschouwingen over het Belgisch ontwikkelingsbeleid, Brussel,
1980, blz. 30-33. [303] B. SWALENS, o.c., blz. 54. [304] De vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking: toespraak van de Heer Daniël Coens, Minister van
Ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1981. [305] België en de Derde Wereld. Ontwikkelingssamenwerking. Een opdracht. Een kans, Brussel, 1981, blz. 7. [306] Belangrijke opmerking hierbij is dat het ABOS, in een memorandum voorgelegd aan het Development
Assistance Committee verklaart dat de Cel voor de promotie van de vrouw pas in 1987 concreet van start is http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (106 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
kunnen gaan. Toch blijkt uit verschillende jaarverslagen en uit de gesprekjes die gevoerd werden met enkele verantwoordelijken, dat in het begin van de jaren negentig geen gendergroep bestond. Ondanks de goede bedoelingen op het einde van de jaren tachtig, is de vrouwenwerking in 1987 dus ook niet echt van de grond gekomen en heeft de cel voor de promotie van de vrouw tussen 1988 en 1990 opgehouden te bestaan. ABOS, Memorandum van België, voorgelegd aan het ‘Development Assistance Committee’ (OESO). Onderzoek van de hulp 1988-1989, s.l., s.d., blz. 57. Telefonisch gesprek met Sophie Pereira op 28 februari 2001. ABOS, België en de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1987. S. GERLO, La femme dans la coopération officielle au développement: le point de vue d’une administration de coopération, in: DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J. ed., Promotie van de vrouw in de Derde Wereld. De Belgische bijdrage. Symposium, Brussel 27-29 september 1988, Brussel, 1990, blz. 43 e.v. . [307] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 89. “De Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt in verspreide slagorde uitgevoerd: door het departement Ontwikkelingssamenwerking zelf, maar ook door de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Defensie enz.” [308] S. GERLO, La femme dans la coopération officielle au développement: le point de vue d’une administration
de coopération, in: DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J. ed., Promotie van de vrouw in de Derde Wereld. De Belgische bijdrage. Symposium, Brussel 27-29 september 1988, Brussel, 1990, blz. 43-44. [309] M. VANDAMME ed., Activiteitenverslag 1981-1985. De vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1985. Dit is één van de weinige publicaties van deze groep die gevonden werd. Volgens de huidige verantwoordelijken van de DGIS (vroegere ABOS)-bibliotheek, heeft deze groep niet zoveel gepubliceerd. Hieruit blijkt nogmaals dat de organisatie nog niet helemaal op punt stond. “Er bestond binnen het ABOS eigenlijk geen constante, concrete vrouwenwerking”, aldus Sophie Pereira, de huidige genderverantwoordelijke binnen het DGIS, in een kort telefonisch gesprek op 28 februari 2001. [310] M. VANDAMME ed., o.c., blz. 7. [311] M. VANDAMME ed., o.c., blz. 21-35. [312] M. VANDAMME ed., o.c., blz. 36. [313] ABOS, België en de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1987, blz. 66. [314] Worden vrouwen vergeten?, in: De Wereld Morgen, nr. 14/4 (1980), blz. 2-6. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (107 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[315] In hun tijdschrift ‘De Wereld Morgen’ geeft het NCOS een overzicht van de bestaande ontwikkelingssector,
zowel met betrekking tot NGO’s als met betrekking tot het officiële beleid. Verder worden bepaalde thema’s behandeld in overzichtsartikelen, wat het geval was voor de ‘vrouwenkwesties’ tijdens de jaren tachtig. [316] M. VANDAMME ed., o.c., blz. 32-35. [317] De informatie in verband met deze Vrouwengroep werd voornamelijk gehaald uit een interview met Chris
Quirijnen, afgenomen op 28 februari 2001. Chris Quirijnen waren de enige vrouwelijke medewerkers binnen de NCOS-projectendienst, dus niet op de administratie. 11.11.11/NCOS, Archief van de NCOS-Vrouwengroep, nr. 1 (Verslagen werkdocumenten,…) Motivering, doelstellingen en werkmiddelen van de vrouwenwerking binnen het NCOS. [318] Directie-Generaal Internationale Samenwerking [319] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 92. [320] Gesprek met Yvon Bartelinck, medewerkster van UCOS, het universitair centrum voor
ontwikkelingssamenwerking van de VUB en lid van deze commissie. [321] Het NCOS werd enkele jaren geleden omgedoopt tot 11.11.11. [322] M. VERGEYLE, Een apart hoofdstuk, in: De Wereld Morgen. NCOS-jaarrapport 1993, 1994, blz. 13. [323] Er werd bijvoorbeeld ook geen vertegenwoordiger van de Derde Wereldbeweging opgenomen in het
voorbereidingscomité voor de Vrouwenconferentie van Beijing in 1995. Koningin Fabiola pleitte tijdens die conferentie wel voor meer aandacht voor de vrouw in de ontwikkelingssamenwerking. H. VERHAEGEN, De Belgische samenwerking in 1995, in: De Wereld Morgen, 1996, blz. 32. [324] R. MOREELS, Kleur bekennen. Toekomstplan voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1997,
blz. 13. “De Belgische directe bilaterale samenwerking zal zich in de toekomst concentreren op de volgende vijf sectoren: gezondheidszorg, onderwijs en vorming, landbouw en voedselzekerheid, basisinfrastructuur, maatschappijopbouw. Naast deze sectoriële prioriteiten, zal er ook aandacht zijn voor de inbedding van bepaalde thema’s in de Belgische ontwikkelingsinterventies: de rol van de vrouw in de projecten en effecten op het milieu.” [325] Zie hoofdstuk 1 en 2. [326] NCOS/11.11.11, De Belgische ontwikkelingssamenwerking in 1999, blz. 7. [327] S. PEREIRA, Politiques et pratiques de la coopération internationale belge, in: Chronique Féministe, nr. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (108 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
71/72 (2000), blz. 95.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_1.htm (109 van 109)3/9/2006 11:40:56 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
DEEL 2 DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN DE NATIONALE VROUWENRAAD Hoofdstuk 6: Ontstaan van de COS en haar organisatiestructuur Om de werking van de bestudeerde commissie te kunnen plaatsen binnen het geheel van de Nationale Vrouwenraad, is het interessant na te gaan of deze commissie misschien enige voorlopers kende doorheen het bestaan van de Vrouwenraad. Was er reeds in een vroegere periode aandacht voor de minder ontwikkelde gebieden, werd deze aandacht toegespitst op vrouwen en op welke manier werkte men rond het ontwikkelingsthema? Aansluitend hierop moet worden bekeken uit welke idee de commissie ontwikkelingssamenwerking ontstaan is. Verder is het noodzakelijk te weten op welke manieren de COS tewerk kon gaan. Hiermee wordt bedoeld of de commissie eigen statuten had en welke deze waren en welke positie de COS bekleedde binnen de totale werking van de Nationale Vrouwenraad. Kon de COS eigen standpunten naar voren brengen en zelf initiatief tot actie nemen of werd de werking eerder bepaald door het Bureau van de Nationale Vrouwenraad?
1.De interesse voor ontwikkelingskwesties binnen de Nationale Vrouwenraad http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (1 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Zoals reeds duidelijk werd uit het eerste deel, bestond de Nationale Vrouwenraad reeds in het begin van de twintigste eeuw. Bijgevolg maakte zij nog een groot deel van de koloniale periode mee. Binnen de Nationale Vrouwenraad bestond daarom een Commission coloniale du Conseil Nationale des Femmes Belges[328]. Deze commissie kan bekeken worden als de voorloper van de bestudeerde Commissie Ontwikkelingssamenwerking, hoewel uiteraard een koloniale commissie en een commissie ontwikkelingssamenwerking misschien wel elkaars tegenpolen kunnen genoemd worden. Uit het archief werd echter niet duidelijk waarvoor deze koloniale commissie stond en hoe zij tewerkging. Na de onafhankelijkheid van de Belgische kolonies werd deze commissie omgedoopt tot Commission de la coöpération au développement[329] . De COS had dus een voorloper gedurende de jaren zestig. Sinds 1964 richtte de Vrouwenraad zich naar de ontwikkelingslanden, volgens de richtlijnen van de Internationale Vrouwenraad. Deze laatste zag in haar rangen namelijk meer en meer vrouwenraden uit die zogenaamde ontwikkelingslanden en wilde haar invloed gebruiken, opdat “het westen zich meer betrokken zou voelen met de hongerlijdende Derde Wereld[330]”. Hieruit blijkt onmiddellijk de ‘ideologie’ achter de interesse. Het ‘rijke westen’ moest een oplossing zoeken voor de honger in de wereld. De Nationale Vrouwenraad handelde vooral vanuit caritatief oogpunt, wat, zoals reeds aangehaald in hoofdstuk vijf, op dat moment de heersende tendens was in de geïndustrialiseerde wereld. Deze betrokkenheid wilde de commissie bekomen door sensibilisering van de Belgische[331] vrouw door middel van lezingen[332]. Zo werden bijvoorbeeld een Japanse vrouw en een Afrikaniste uitgenodigd om over hun ervaringen te komen vertellen. Deze lezingen behandelden vooral de levensomstandigheden in de Derde Wereld en niet noodzakelijk de rol van de vrouw binnen die wereld. Zoals reeds gesteld in hoofdstuk vijf was er vanuit het Belgische ontwikkelingsbeleid in de jaren zestig nog geen specifieke aandacht voor de vrouw in de Derde Wereld ontstaan. De Nationale Vrouwenraad bleek in deze traditie mee te gaan: “voor het officiële beleid zijn sociaal-feministische aandachtspunten niet interessant,..., daarom worden voorlopig enkel lezingen gehouden [333]”. In hoofdstuk twee werd reeds aangehaald dat de Nationale Vrouwenraad vooral haar slag wilde thuishalen door een gematigde opstelling. Deze was telkens het resultaat van een consensus die bereikt werd onder haar vele leden. Van bij de oprichting bestond de Vrouwenraad immers uit verschillende verenigingen [334]. Ook voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking in de jaren zestig bleek de raad niet te willen ingaan tegen het officiële beleid. Gedurende de tweede helft van de jaren zestig werkte de commissie voornamelijk samen met de Commissie Migratie[335] en met de Commissie Internationale Betrekkingen. Samen bestudeerden zij onder andere de ontvangst van buitenlandse arbeidsters in België. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (2 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De Commissie Ontwikkelingssamenwerking bestond nog in het begin van de jaren zeventig, maar had geen concrete werking meer, ondanks goede ideeën van de medewerksters: “De commissie voor ontwikkelingssamenwerking, en haar voorzitster ... hadden veel inzichten; de drukke bezigheden... hebben nochtans niet toegelaten hiervoor concrete vorm te geven[336]”. Vanaf 1974 is echter geen sprake[337] meer van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking. Er bestaan nog wel commissies voor arbeid, huisvesting, familiaal leven en migratie. Na de splitsing van de Nationale Vrouwenraad in een Franstalige en een Nederlandstalige[338] afdeling werkte de Nederlandstalige afdeling eveneens met commissies. Ook hier werd tijdens de eerste werkingsjaren geen Commissie Ontwikkelingssamenwerking opgestart, wel commissies voor onderwijs, migratie, pers, recht, kinderwelzijn en leefmilieu. Misschien kan deze afwezigheid verklaard worden door de economische crisis in het westen?
2. De Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling In 1979 organiseerde de NVR[339] een lessencyclus omtrent bronnen en achtergronden van actuele internationale problemen. Onderwerpen waren: het gezinsleven in de westelijke Sahara, het samengaan van ontwikkelingslanden en geïndustrialiseerde landen, de inkadering van de ontwikkelingspolitiek in de globale politiek, het Palestijnse vraagstuk, de zin van ontwikkelingssamenwerking en de plaats van de vrouw in de ontwikkelingslanden. Binnen de NVR ontstond blijkbaar opnieuw interesse in het ontwikkelingsvraagstuk, hoewel de plaats van de vrouw binnen ontwikkelingsprojecten nog niet werkelijk aan bod kwam. In datzelfde jaar tenslotte, werd een werkgroep opgericht ter voorbereiding[340] van de VN-conferentie van de Vrouw in Kopenhagen in 1980. Uit deze werkgroep groeide een nieuwe Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking groeide dus uit een praktische behoefte, maar eveneens uit een idee van toenmalig voorzitster van de NVR, Lily Boeykens[341]. Lily Boeykens was één van de spilfiguren van de Nederlandstalige Vrouwenraad: “Met het aantrekken van feministe Lily Boeykens… werden de werking en het uitzicht van de vrouwenorganisatie grondig veranderd[342]”. Zij was actief lid van VOK en PAG en was voorzitter van de Nederlandstalige Vrouwenraad bij de splitsing, dus 19761979 en opnieuw van 1981 tot 1992. Bovendien was mevrouw Boeykens voorzitter van de Internationale http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (3 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwenraad van 1988 tot 1992. Het is erg interessant om te zien dat één van de belangrijkste figuren van de Vrouwenraad, medeoprichtster was van de COS. Men hechtte hieraan blijkbaar veel belang. Lily Boeykens had immers via de Internationale Vrouwenraad veel contacten met de vrouwenraden uit de zogenaamde ontwikkelingslanden[343] en leerde op die manier de behoeften kennen van de vrouwen uit deze landen. Via haar eigen Vrouwenraad wilde zij deze vrouwen helpen, met als resultaat de heroprichting van een commissie voor ontwikkelingssamenwerking.
De statuten Op 17 februari 1981 werd de COS een vzw[344]. Deze maatregel was nodig om erkend te kunnen worden als NGO. NGO’s hadden recht op overheidssubsidies, waaraan de commissie behoefte had om projecten in de Derde Wereld te kunnen steunen[345]. De vereniging werd opgericht in de schoot van de vzw Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling, onder de benaming: ‘Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling’ en werd gevestigd te Brussel. Naast Lily Boeykens waren de stichtende leden allen ‘ronkende namen’[346] uit de Vrouwenraad. Tot het Bureau behoorden: Georgette De Wit (personeelschef Agfa Gevaert, voorzitter van de Commissie Arbeid in de jaren zeventig en tachtig; vanaf 1988 lid van de Commissie Vrouwen en Tewerkstelling van de Internationale Vrouwenraad), Maureen Wittock (sociologe, voorzitter van de Commissie Verbruikers in de jaren tachtig, lid vanwege de Coöperatieve Vrouwenbeweging), Violette Vansteenlandt (planoloog, vice-voorzitter van de Nederlandstalige afdeling van de Vrouwenraad sinds 1977, voorzitter van de Commissie Leefmilieu in de jaren tachtig), Marguerite Blancke (advocaat, lid vanwege CMBV, vice-voorzitter van de NVR vanaf 1979), Cecilia Andersen (doctor in de rechten, ervaring op gebeid van ontwikkelingswerk en werder nog personen die allen bij de splitsing van de Nationale Vrouwenraad waren betrokken geweest[347]. De hoofddoelstelling van de vereniging was de ontwikkelingssamenwerking. De verwezenlijking van deze doelstelling trachtte zij te bereiken binnen het kader van de Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling, onder andere via het organiseren van voorlichtingsactiviteiten en het uitvoeren van studies. De vereniging werd opgericht voor onbepaalde duur en mocht alle roerende en onroerende goederen bezitten, noodzakelijk ter verwezenlijking van haar doel. De leden bestonden uit: http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (4 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) ●
de leden van het bureau van de Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling, die van rechtswege lid waren
●
leden van de aangesloten[348] verenigingen van diezelfde Vrouwenraad
leden aanvaard omwille van bevoegdheid, nuttig bij het verwezenlijken van de doelstelling van de vereniging De leden betaalden geen bijdragen en konden zich terugtrekken of als ontslaggevend worden beschouwd, wanneer de hen opgelegde functies niet meer werden vervuld. ●
●
●
De vereniging werd bestuurd door een bureau van maximum negen leden, samengesteld uit: ● één voorzitter
●
drie leden van het bureau van de vzw Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling (zij mochten één van de vermelde functies uitoefenen) één ondervoorzitter
●
één secretaris
●
● ●
één penningmeester leden
De leden werden verkozen voor drie jaar en waren herkiesbaar, ze werden verkozen door de algemene vergadering van de vzw. De verkiezing gebeurde volgens eenvoudige meerderheid van de stemmen. Eén of meerdere leden werden onder meer met het dagelijks bestuur van de vereniging belast, via machten verkregen van het Bureau. De leden van het Bureau hadden geen persoonlijke verplichting met betrekking tot de verbintenissen van de vereniging. Hun verantwoordelijkheid beperkte zich tot het vervullen van hun opdrachten. Het Bureau had de meest volstrekte bevoegdheden voor het beheer van de vereniging, zoals het doen van betalingen en het ontvangen van betalingen, het aanvaarden van subsidies, het afsluiten van contracten en het benoemen en ontslaan van bedienden en leden van het personeel van de vereniging. Het Bureau nam de dringende beslissingen, kon de Algemene Vergadering bijeenroepen en bepaalde de dagorde. De Algemene Vergadering was de opperste macht van de vereniging en had de volgende bevoegdheden: ●
het wijzigen van de statuten
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (5 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
●
de benoeming en herroeping van de leden van het bureau de goedkeuring van de begrotingen en rekeningen
●
de uitsluiting van de leden van de vereniging
●
De Algemene Vergadering werd bijeengeroepen door het Bureau en kwam minstens eenmaal per jaar samen. Verder mocht het bureau een Algemene Vergadering bijeenroepen telkens dit noodzakelijk[349] was voor het belang van de vereniging. De vereniging legde haar programma ter goedkeuring voor aan het Bureau van de vzw Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige afdeling. Zij moest eveneens verslag uitbrengen over haar werkzaamheden, minstens eenmaal per jaar en telkens wanneer het nodig werd geacht[350]. Ook de inkomsten en uitgaven van het voorbije dienstjaar en de begroting van het volgende dienstjaar moesten ter goedkeuring[351] worden voorgelegd aan de jaarlijkse Algemene Vergadering. Tenslotte kon enkel tot wijziging van de statuten en ontbinding van de vereniging besloten worden door een Algemene Vergadering. Tweemaal werden wijzigingen in de statuten doorgevoerd, telkens in verband met een verandering in het Bureau. In 1987 werd een nieuw Bureau samengesteld. “Omwille van hun verbondenheid met organisaties werkzaam op het vlak van de ontwikkelingssamenwerking, en tevens omwille van hun reeds verschillende jaren op vrijwillige basis meewerken bij de COS, worden volgende personen aanvaard als lid van de vzw: Frieda Hermans voor de Socialistisch Vooruitziende Vrouwen wordt secretaris, Marleen Sannen van de Studie- en ActieGroep voor Ontwikkelingssamenwerking wordt penningmeester en Lisette Caubergs van ATOL (Aangepaste Technologie voor OntwikkelingsLanden) en Chris Quirijnen van het NCOS worden lid[352]”. Belangrijke opmerking hierbij is dat deze personen werden opgenomen omwille van hun verbondenheid met derdewereldorganisaties. In 1989 werd het Bureau opnieuw aangepast naar aanleiding van het ontslag van enkele bestuursleden. Marleen Sannen, Frieda Hermans en Lisette Caubergs boden hun ontslag aan, omdat zij de werking van de COS niet langer konden combineren met hun andere bezigheden en omdat zij het niet eens waren met de toekomstplannen van de commissie[353]. Later zal blijken dat de commissie op het einde van de jaren tachtig meer aandacht ging schenken aan de werking in eigen land, terwijl deze personen liever projecten in de Derde Wereld wilden steunen en liever iets minder ‘voorzichtig’ tewerkgingen[354]. Hieropvolgend besliste Cecilia Andersen, jarenlang voorzitter van de COS, eveneens haar activiteiten binnen de commissie te stoppen. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (6 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Zij kon de COS steeds moeilijker combineren met haar beroeps- en privébezigheden en vond het ontslag van de drie bovengenoemde leden een enorm verlies voor wat betreft technische expertise[355]. Zij werden opgevolgd door Aline Beernaerts (Vrouwen in de VU, voorzitter van de Commisie Kinderwelzijn) als voorzitter, Denise Deslee (werkzaam in onder andere de Commissie gezondheid) als penningmeester en Jeanette Remaut als secretaris[356]. De ‘Derde Wereld-experten’ werden dus vervangen door medewerkers van binnen de vrouwenbeweging! In datzelfde jaar 1989 werd bovendien de naam van de commissie veranderd in ‘Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad’. Op 8 september 1993 werd de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad ontbonden, hoewel de activiteitet reeds werden stopgezet in april 1991[357]. Het ontbinden van een vzw kan echter wat tijd in beslag nemen, omdat alle bestuursleden terug moeten samenkomen en dergelijke[358].
De identiteit van de commissie De belangrijkste doelstelling van de COS was de ontwikkelingssamenwerking, zo bleek uit de statuten. Toch was het niet eenvoudig deze doelstelling verder in te vullen en ten uitvoer te brengen. De COS kampte doorheen haar bestaan met een ‘identiteitscrisis’. Was de commissie een overkoepelend[359] orgaan dat alle vrouwen die iets met ontwikkelingssamenwerking te maken hadden, vertegenwoordigde of was de commissie een gewone nietgouvernementele organisatie met kleine projectjes? Men was het erover eens dat de COS zich moest blijven richten op specifieke kleine projecten in verband met vrouwenwelzijn. Daarnaast was het de bedoeling de aandacht van andere organisaties te vestigen op typische ‘vrouwenkwesties’. Op deze manier wilde de COS een bijdrage leveren aan de strijd om meer vrouwvriendelijkheid binnen projecten. De COS wilde vooral kleine projecten steunen omwille van het contact met de hulpvragende organisatie en omwille van het feit dat deze projecten meestal genegeerd werden door de grotere hulporganisaties. Belangrijk hierbij is te beseffen dat hieraan pas aandacht besteed werd vanaf het moment dat de zogenaamde experten waren toegetreden. Tijdens de beginjaren 1981 en 1982, waarin het Bureau voornamelijk bestond uit NVR-leden, waren vooral de toetreding tot het NCOS belangrijk en de bijdrage die de COS moest leveren aan het NVR-tijdschrift. “Als eerste punt op de agenda werd de aansluiting van onze vereniging bij het NCOS besproken. … De voorzitter vestigde de aandacht op de noodzaak een publicatieblad uit te geven[360]”. De profilering van de COS kwam helemaal nog niet aan http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (7 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
bod. Dit veranderde bij de komst van Marleen Sannen van Sago. Haar aanwezigheid werd de eerste keer vermeld op 15 maart 1983. Onmiddellijk pleitte zij voor een duidelijke strategiebepaling: welke continenten wilde de COS helpen, aan welke soort ontwikkelingssamenwerking wilde men doen[361]? Vanaf dat moment werden deze vragen geregeld gesteld[362]. Er werd echter nooit een duidelijk antwoord op geformuleerd. Volgens Marleen Sannen botsten hier de NVR-leden met de leden uit de derdewereldbeweging[363]. De NVR-leden bepaalden voor een groot deel mee de standpunten waarmee naar buiten werd gekomen, maar legden zich niet toe op een werkelijke strategiebepaling. Hun bedoeling was de vrouw in de Derde Wereld helpen, maar eigenlijk hadden zij te weinig expertise om dit op een efficiënte manier te doen. “De beheerders vanuit de Vrouwenraad lid, waren afwezig bij de strategische discussies omtrent de COS, waardoor de experten het werk deden en de strategie bepaalden. De NVR-leden namen wel de beslissingen[364]”. “De COS heeft de infrastructuur niet om projecten te beheren. We behelpen ons door de ervaring van Marleen Sannen vanuit Sago[365]”. Uiteraard mag hierbij niet uit het oog verloren worden dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking gedurende de jaren tachtig nog erg weinig aandacht had voor de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking[366]. Misschien vond de NVR het hierom verstandiger ‘voorzichtig’ tewerk te gaan en zich vooral bezig te houden met de sensibilisatie van de publieke opinie? Het was toch dit verschil in opvatting dat leidde tot de ontslagindiening van bovengenoemde bestuursleden. Belangrijk is dus te weten wat de positie van de COS binnen de Nationale Vrouwenraad was, omdat het Bureau van de NVR voor een groot deel de beleidslijnen voor alle commissies uitstippelde[367].
3. De positie van de COS binnen de Nationale Vrouwenraad Het vorige deel maakte de officiële werking van de commissie duidelijk. Hieruit bleek dat de COS nog altijd gebonden was aan de Nationale Vrouwenraad. Er moest immers jaarlijks een werkingsverslag en een financieel verslag uitgebracht worden. Vanaf 1982 werden bovendien alle verslagen van vergaderingen doorgestuurd naar het Bureau van de NVR. Op welke manier beïnvloedde de Vrouwenraad de COS echter nog meer? Wat was de positie van de COS binnen de Nationale Vrouwenraad en had dit een invloed op de slagkracht van de COS? Aanvankelijk was de band tussen de Commissie Ontwikkelingssamenwerking en de Nationale Vrouwenraad niet zo duidelijk. Een groot verschil met alle andere commissies was het feit dat de COS een vzw[368] was en daarom eigenlijk buiten de bevoegdheden van de NVR viel. Deze erkenning als vzw was noodzakelijk om in aanmerking http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (8 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
te komen voor overheidssubsidies. Toch werd uit de statuten duidelijk dat de COS gebonden was aan de NVR en als gevolg daarvan geen eigen standpunten mocht innemen, zonder goedkeuring vooraf[369]. Nog een verschil met de andere commissies was dat de COS een drukkingsgroep naar binnen[370] toe was, terwijl de anderen druk uitoefenden op de buitenwereld. Hiermee wordt gewezen op de sensibilisering die de COS wilde bewerkstelligen binnen de andere lidverenigingen[371] van de NVR. De COS kreeg van de NVR de opdracht de NGO’s te stimuleren om meer aandacht te schenken aan vrouwenprojecten en om kritiek[372] te leveren op de projecten van andere organisaties, wanneer bleek dat er te weinig aandacht werd besteed aan vrouwen. De COS moest samenwerken met het NCOS, omdat deze koepelorganisatie ervaring had in het ontwikkelingswerk. Tenslotte kreeg de COS de opdracht als tussenpersoon op te treden tussen initiatiefnemers van projecten en financiële of technische hulpverleners of om zelf kleine projecten te ondernemen, hoofdzakelijk maatschappelijk gerichte. Op deze manier kon de COS belangrijke dingen doen voor mensen die bij andere organisaties niet aan de bak kwamen en “bewijzen dat ze geen groepje babbelende dametjes waren[373]”. Om de positie van de commissies binnen de Vrouwenraad duidelijk te maken werden huishoudelijke reglementen en raamakkoorden opgesteld tussen die commissies en de NVR. Pas in 1987, de COS bestond dus al langer dan zeven jaar (hieruit blijkt opnieuw de moeilijke profilering), werd een raamakkoord[374] opgesteld om de band tussen de NVR en de COS duidelijk te maken. Wat werd van de COS verwacht, waarin kon de NVR tussenkomen? De COS werd opgericht door het Bureau van de NVR en kon met verschillende studies en werkzaamheden belast worden. Het studieprogramma moest telkens worden voorgelegd aan het Bureau van de NVR en de handelingen moesten goedgekeurd worden. Bovendien was een jaarlijks verslag over de werkzaamheden vereist. De COS had het statuut van vzw en kon hierdoor op 9 september 1981 door het ABOS erkend worden als NGO voor ontwikkelingssamenwerking, waardoor de commissie in aanmerking kwam voor co-financiering van projecten door de Belgische overheid. Als NGO was de COS aangesloten bij het NCOS, dat een pluralistische koepelorganisatie is en dus verschillende niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking bijeenbrengt. De opdracht van de COS kaderde binnen de doelstelling van de Nationale Vrouwenraad, namelijk om door samenwerking tussen verenigingen, instellingen en personen, de economische, sociale en culturele belangen van de vrouwen en de rechten en de plichten in de samenleving en in de familie te bevorderen[375]. De specifieke opdracht van de COS situeerde zich op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkeling werd gezien als een multidimensioneel dynamisch proces dat verankerd moest worden in het menselijk waardesysteem. Daarbinnen moest rekening gehouden worden met zowel sociale als economische behoeften. Het ultieme doel http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (9 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
van ontwikkeling was volgens de NVR: “een verbetering in de materiële levensomstandigheden van de mens, een verruiming van zijn deelnemingskansen in wat gebeurt in de directe en verder verwijderde omgeving en een steeds grotere capaciteit om te beschikken over de inhoud van zijn menselijk bestaan[376]”. De COS mocht zich speciaal toeleggen op het steunen van initiatieven die betrekking hadden op het verbeteren van de economischsociale positie van vooral de vrouw in de Derde Wereld. Dit kon gerechtvaardigd worden binnen de werking van de NVR, aangezien de bijzondere situatie van de vrouw in de ontwikkelingslanden en omdat de doelstellingen aansloten bij de doelstellingen van de NVR. Belangrijke opmerking hierbij is het feit dat gewezen werd op de gelijkwaardige betrokkenheid van vrouwen en mannen binnen de ontwikkelingsinitiatieven. Net zoals bleek in hoofdstuk twee, streefde de NVR ook binnen ontwikkelingssamenwerking naar een samenwerking met de mannen, naar het verwerven van invloed binnen de bestaande instellingen. Vraag is of de werking van de COS kan gezien worden als een exponent van het gedachtegoed van de NVR en of zij daardoor een aanhanger van de WID of de GAD-benadering kan genoemd worden. Dit zal verder nog geanalyseerd worden aan de hand van de concrete projecten[377], aangezien ‘woorden en daden’ niet altijd hoeven overeen te stemmen. Binnen de NVR was men ervan overtuigd dat ontwikkelingssamenwerking met de zogenaamde ontwikkelingslanden, evenzeer een invloed zou hebben op het eigen ontwikkelingsproces. Daarom kreeg de COS ook de opdracht zich toe te leggen op het bewustmakingsproces van de Belgische[378] bevolking, en vooral de vrouwen, rond de ontwikkelingssamenwerking. Ten eerste moest zij de lidverenigingen van de NVR informeren, aangezien zij met deze verenigingen samenwerkte. Idee hierachter was dat de lidverenigingen hun taak van politieke beïnvloeding beter zouden kunnen uitoefenen, indien zij bekend waren met de vraagstukken omtrent vrouwen en ontwikkelingssamenwerking. De COS kon bovendien als commissie van de NVR, maar wel onder het toezicht van het Bureau, initiatieven uitwerken voor de NVR als koepelorganisatie. De NVR kon daardoor politieke druk uitoefenen op Belgische en internationale instanties die verantwoordelijk waren voor het ontwikkelingsbeleid. Verder kreeg de COS als opdracht de ontwikkelingsngo’s attent te maken op de rol van de vrouw binnen de ontwikkelingsprojecten en de projecten eveneens te evalueren voor wat betreft dit aspect. In verband met financiële ondersteuning van projecten in de Derde Wereld mocht de COS eventueel een beroep doen op de lidverenigingen van de NVR. Medewerkers en personeelsleden van de COS konden elk initiatief nemen voor het uitvoeren van de hierboven beschreven opdracht. Men mocht op eigen verantwoordelijkheid contact zoeken met andere NGO’s en deelnemen aan vergaderingen van het NCOS of van andere NGO’s. In te nemen standpunten dienden echter vooraf te http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (10 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
worden voorgelegd aan en goedgekeurd door het Bureau van de NVR. Belangrijk was dat er altijd rekening werd gehouden met het pluralistisch[379] karakter van de Nationale Vrouwenraad. In 1987 deed de COS een voorstel tot enkele wijzigingen binnen dit huishoudelijk reglement. Uiteraard mocht de pluralistische ingesteldheid nooit geschaad worden. De COS zou standpunten betreffende ‘vrouwen en ontwikkeling’ mogen innemen, zonder telkens het Bureau te moeten raadplegen. De COS verbond zich er echter toe in geval van twijfel en bij officiële standpuntbepaling het Bureau toch te raadplegen. Dit raamakkoord werd echter niet goedgekeurd door de NVR, wat opnieuw op voorzichtigheid zou kunnen wijzen. In 1989 werd een nieuw huishoudelijk reglement van de NVR opgesteld. Volgens dit document konden de commissies met specifieke werkzaamheden en studies belast worden. Zij konden ook op eigen initiatief voorstellen van werkzaamheden en studies ter goedkeuring voorleggen aan het Bureau. Alle uitgevoerde studies en werkzaamheden moesten eveneens voorgelegd worden ter goedkeuring en er moest jaarlijks verslag uitgebracht worden en telkens wanneer het nodig geacht werd door het Bureau. Verder hadden de commissievoorzitters niet het recht in naam van de NVR naar buiten te treden zonder toestemming. Binnen een debat mochten enkel standpunten naar buiten worden gebracht die goedgekeurd waren door de NVR. De commissies moesten de evoluties in de nationale regering, gemeenschap en gewestraden, binnen de Europese Gemeenschap en op internationaal niveau volgen en hierop anticiperen. Standpunten en resoluties moesten voorbereid worden, maar moesten eveneens goedgekeurd worden door de Algemene Vergadering. Tenslotte mocht enkel actie gevoerd worden indien er volledige financiering en een degelijke follow-up kon verzekerd worden[380]. Ondanks dit raamakkoord bleken nog niet alle problemen van de baan. De band NVR-COS was dan ook zeer complex[381]. De COS was een vzw en de beheerders van de commissie hadden een strategische verantwoordelijkheid om te zorgen voor de leefbaarheid van de vzw. De NVR had dan weer het recht bepaalde beslissingen niet te laten uitvoeren. Hierom was het erg belangrijk dat de beheerraad optimaal functioneerde. Dit was echter niet altijd het geval. Dikwijls was er niemand van de NVR aanwezig[382] op de vergaderingen van de COS, terwijl er wel beslissingen met betrekking tot de COS genomen werden binnen de NVR. Vanaf 1988 gingen daarom de secretaris-generaal van de NVR en een bureaulid van de NVR de vergaderingen van de COS bijwonen. Bedoeling was de complexe band tussen de twee te behouden en optimaal te reflecteren in het beleid.
4. Besluit http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (11 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De COS werd opgericht in 1979, naar aanleiding van de VN-conferentie voor de Vrouw in Kopenhagen in 1980 en door de contacten met buitenlandse vrouwenraden in de Internationale Vrouwenraad. Ook de voorloper van de COS, die functioneerde tijdens de jaren zestig, werd opgericht naar aanleiding van contacten in de Internationale Vrouwenraad. In 1981 werd de COS een vzw, opgericht door verschillende belangrijke leden van de NVR. Statutair bleef de commissie wel verbonden aan de NVR, zij mocht geen standpunten innemen zonder goedkeuring vooraf. Dit zorgde af en toe voor problemen bij de profilering van de COS. De NVR-leden hadden veel zeggenschap omtrent de werking van de COS, maar zij waren niet dikwijls aanwezig bij strategiebepalingen. De derdewereld-experten deden daarentegen al het werk. Dit leidde op het einde van de jaren tachtig tot enkele ontslagindieningen van leden afkomstig uit de derdewereldbeweging. Hun plaats werd ingenomen door NVR-leden. Er kan dus gesteld worden dat de commissie voor haar werking afhankelijk was van de koepelorganisatie Nederlandstalige Vrouwenraad.
Hoofdstuk 7: De werkingsmogelijkheden van de commissie Het vorige hoofdstuk ging na hoe de Commissie Ontwikkelingssamenwerking officieel en intern gestructureerd werd en op welke manier deze structuur een invloed kon hebben op de werking van de COS. Met de werkingsmogelijkheden worden de verschillende aspecten van het laten functioneren van een vereniging bedoeld. Een eerste is uiteraard de financiële kant van de zaken. Bedoeling is na te gaan of de commissie een eigen budget had, waar dit vooral vandaan kwam en waarvoor dit bestemd was. Hierbij zal ook het belang van de erkenning als NGO bestudeerd worden, aangezien NGO’s recht hadden op subsidies en deze toelagen een deel van het werkingsbudget uitmaakten. Het is eveneens interessant te bekijken of de financiële situatie van de commissie haar werking belemmerde. Die laatste vraag zal vooral beantwoord worden in hoofdstuk negen. Een tweede factor binnen de werking van een vereniging is het personeel. Werkte de commissie met vaste personeelsleden of met vrijwilligers, werden deze bezoldigd en kan er een profiel opgesteld worden van de medewerkers van de commissie? Voor dit laatste aspect zullen de curricula van de sollicitanten onder de loep http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (12 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
genomen worden, aangezien de personeelsdossiers moesten gesloten blijven. Deze informatie zal aangevuld worden met de ‘herinneringen’ van Marleen Sannen[383]. Tenslotte zal de samenwerking met andere organisaties behandeld worden. Een goede samenwerking kan immers leiden tot een grotere respons bij bepaalde informatie- en educatieactiviteiten. Uiteraard stonden al deze aspecten in verband met elkaar. Wanneer de samenwerking met de andere organisaties goed was, hadden de activiteiten waarschijnlijk meer succes en kon de opbrengst groter zijn. Hierdoor zou de COS meer middelen ter beschikking hebben om andere dingen te organiseren. Aan de erkenning als NGO hingen subsidies vast. Deze subsidies mochten voor een deel gebruikt worden om medewerkers te bezoldigen. Wanneer er echter meer medewerkers zouden kunnen aangenomen worden, zouden er ook meer acties kunnen ondernomen worden, waardoor de COS beter bekend zou raken bij het grote publiek en eventueel op meer (financiële) steun zou kunnen rekenen. Deze steun zou dan opnieuw kunnen leiden tot een meer uitgebreide werking. Een meer uitgebouwde werking zou dan weer kunnen zorgen voor een recht op meer overheidssubsidies. Dit zou echter de ‘ideale gang van zaken’ zijn. Bedoeling is na te gaan of dit in werkelijkheid ook gebeurde binnen de bestudeerde commissie.
1. De financiële (schaduw)zijde van het verenigingswerk “De Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad had geen geld[384]”. Misschien is dit een beetje cru gesteld, maar de COS was inderdaad van vele andere organisaties afhankelijk voor het verkrijgen van voldoende financiële middelen[385]. Die middelen waren nodig voor het werkingsmateriaal. Hiermee worden banale[386] zaken als postzegels, treintickets en bureaumateriaal bedoeld, maar eveneens het animatiemateriaal. De COS hield namelijk geregeld informatieavonden, waarvoor materiaal moest aangekocht worden, zoals posters, diareeksen en videobeelden. Verder werden boeken aangeschaft en nam men een abonnement op verschillende tijdschriften om op de hoogte te blijven van de recente ontwikkelingen omtrent vrouwen in de Derde Wereld. Af en toe werd een beroep gedaan op spreeksters van andere verenigingen, die moesten vergoed worden voor hun bijdrage. De medewerkers van de COS zelf werden voor de studiedagen niet vergoed door de organiserende vereniging, zij ontvingen enkel hun verplaatsingsonkosten en eventueel een terugbetaling van de huur van de materialen. De uitgave van enkele publicaties moet eveneens tot de werkingskosten gerekend worden. Tenslotte vroeg de NVR http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (13 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
een vergoeding voor de behuizing. Hiermee werden zaken als telefoon, elektriciteit en water bedoeld. Uiteraard ging het bij deze kosten niet om enorme bedragen, maar er moest wel rekening mee gehouden worden bij het opstellen van de begrotingen en zij konden een beperking voor de werkelijke activiteiten betekenen. Men trachtte hiervoor zoveel mogelijk financiële steun te verkrijgen van andere vrouwen- en derdewereldorganisaties, bijvoorbeeld door middel van giften[387] of door de verkoop van bepaalde publicaties. Vanaf 1984 werden giften boven de duizend frank belanstingvrij[388] gemaakt, opdat meer mensen de stap zouden zetten naar het schenken van een hoger bedrag. Af en toe werd een beroep gedaan op de lidorganisaties van de NVR voor het organiseren van plaatselijke, winstgevende activiteiten waarvan de opbrengst ging naar de derdewereldprojecten van de COS, of voor het verspreiden van folders, voor het organiseren van voordrachten en voor het toelaten van COS-standen op tentoonstellingen en beurzen. Probleem was echter dat vele zuilgebonden organisaties al eigen kanalen voor ontwikkelingssamenwerking hadden[389]. De COS klopte eveneens aan bij gemeenten die een budget hadden voor ontwikkelingssamenwerking, opdat deze een informatiecampagne van de COS binnen deze gemeenten zouden kunnen subsidiëren. De concrete contacten met andere organisaties,... worden verderop onder de loep genomen. Voor de bezoldiging van het personeel rekende de COS op subsidies, zoals eveneens verder zal blijken. Zij beschikte over te weinig financiële middelen om zelf personeel aan te nemen[390]. De grootste bedragen werden besteed aan de werkelijke ontwikkelingsprojecten en sensibiliseringsactiviteiten. Om deze te financieren rekende de COS op medefinanciering vanwege de overheid. Daarom was de erkenning als NGO erg belangrijk voor de werking van de commissie. Het deel van het project dat niet gesubsidieerd werd door de overheid, werd meestal gefinancierd in samenwerking met andere derdewereldorganisaties. Dit zal duidelijk worden bij de studie van de concrete projecten. In wat volgt zal de aanvraag van de COS tot erkenning als NGO van naderbij bekeken worden.
2. De erkenning als Niet-Gouvernementele Organisatie Op 9 september 1981 werd de COS door het ABOS erkend als NGO voor ontwikkelingssamenwerking, waardoor ze kon rekenen op medefinanciering bij ontwikkelingsprojecten. Deze toelagen waren erg belangrijk voor een kleine vereniging[391] zoals de COS, aangezien zij zelf niet over een voldoende groot budget beschikte om http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (14 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
ontwikkelingsprojecten volledig te financieren. Na de erkenning als NGO[392] voor ontwikkelingssamenwerking kon de COS voor elk project een aanvraag indienen voor medefinanciering. Wanneer het ABOS het project geschikt[393] achtte, voorzag het in 75% van de nodige financiële middelen. De COS moest dan zelf nog slechts voorzien in 25%. Aangezien de COS als NGO eveneens lid was van het NCOS, werden bepaalde projecten ook medegefinancierd door deze koepelorganisatie. Ook in 1981, werd een aanvraag ingediend tot erkenning als NGO belast met een voorlichtingsopdracht. Deze aanvraag gebeurde in naam van de overkoepelende organisatie, de Nationale Vrouwenraad, Nederlandstalige Afdeling. Deze aanvraag werd gemotiveerd door het feit dat de NVR deel uitmaakte van de Internationale Vrouwenraad die door de Verenigde Naties als NGO erg hoog werd ingeschat en door de aandacht die de NVR al sinds jaren besteedde aan ontwikkelingssamenwerking en daarom sinds kort een speciale commissie had opgericht die belast werd met deze problematiek. Om als NGO voor activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking erkend te worden, mocht een vereniging niet gebonden zijn aan financiële, commerciële of industriële belangen. Verder moest uit de statuten blijken dat het belangrijkste sociale doel ontwikkelingssamenwerking was en moest men een gedetailleerd verslag kunnen aanbieden van reeds uitgevoerde informatieactiviteiten. Op deze aanvraag kwam echter een negatief antwoord van het ministerie: “ondanks alle waardering... laat het dossier niet toe te besluiten dat uw organisatie op voldoende wijze beantwoordt aan de voorwaarden die uitgestippeld zijn in het KB[394]”. Er werden te weinig activiteiten georganiseerd, de COS functioneerde nog niet optimaal. Men richtte opnieuw een aanvraag tot erkenning tot de minister. In deze aanvraag vestigde men de aandacht op de initiatieven die de commissie in het voorbije jaar genomen had in verband met de ontwikkelingssamenwerking. Er werd bijvoorbeeld een nota gepubliceerd over de plaats van de vrouw in de Belgische ontwikkeling, die overhandigd werd aan de bevoegde minister, er werd een studiedag georganiseerd en er werd een vrouwenproject in Kenia begeleid. Bovendien had de COS deelgenomen aan de werkgroep die door de minister werd opgericht in verband met de vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De COS was daarenboven in haar werkzaamheden gesteund door de band met de NVR en door de goede samenwerking met de Internationale Vrouwenraad. Dit zou in de toekomst mogelijk maken dat, door projecten die in aanmerking zouden komen voor co-financiering, lokale vrouwenorganisaties uit de Derde Wereld (leden van de Internationale Vrouwenraad) geholpen zouden kunnen worden bij het realiseren van initiatieven ten bate van vrouwen. Er werd echter opnieuw geen positief antwoord gegeven. Het activiteitenverslag was opnieuw niet overtuigend genoeg[395]. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (15 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Op 18 juni 1985 werd het voorvermelde KB gewijzigd op enkele punten. De vereniging moest over een specifieke structuur beschikken die de sensibilisering van de Belgische bevolking voor de ontwikkelingsproblemen van de Derde Wereld op zich nam. Voorlichtingsorganisaties waren deze die tenminste een jaar één voltijds bediende in dienst hadden, die zich bezighield met het uitbrengen van publicaties of een tijdschrift of die een toegankelijk documentatiecentrum organiseerde. Bovendien moesten jaarlijks minstens vijf tentoonstellingen, tien informatiedagen of vijfentwintig informatieavonden uitgewerkt worden. Er werden ook enkele wijzigingen opgetekend in verband met de betoelaging voor personeelskosten. Zestig procent van eventuele toegekende budgetten was bestemd voor de personeelskosten, de overige veertig procent voor werkingskosten. Werkingskosten waren onder andere uitgaven met betrekking tot het uitgeven van tijdschriften of publicaties, secretariaatskosten en reiskosten gemaakt namens de vereniging. Pas in 1987 werd opnieuw melding gemaakt van de erkenning als NGO voor voorlichtingsactiviteiten. “Cecilia dringt erop aan zo snel mogelijk het dossier voor erkenning als NGO voor voorlichtingsactiviteiten in te dienen [396]”. In de voorgaande jaren was er geen personeel dat zich uitsluitend met de voorlichting kon bezighouden. In 1986 werd echter een BTK-project[397] goedgekeurd, met de bedoeling deze kracht te gebruiken om een documentatiecentrum uit te bouwen. Tenslotte zorgde het EG-project[398] ervoor dat er meer activiteiten konden georganiseerd worden. Hierop wordt verder nog ingegaan. Bij deze aanvraag werd opnieuw gewezen op de ontwikkelingssamenwerking als belangrijkste maatschappelijke doel van de COS en op het feit dat de beheerders de Belgische nationaliteit hadden. Men verzekerde de autoriteiten ervan dat er geen bindingen waren met financiële, commerciële of industriële belangen en dat er inderdaad voldoende voorlichtingsactiviteiten werden ingericht, verspreid over minimum drie provincies. Aan deze aanvraag werd een gunstig gevolg gegeven De beslissing trad in werking op 1 januari 1988. De erkenning als NGO hield echter wel in dat de informatieactiviteiten van de COS geregeld werden opgevolgd. Zo moest bijvoorbeeld een exemplaar van alle publicaties, tijdschriften, rapporten, nota’s e.d. waarvoor de COS een subsidie wenste te krijgen, bezorgd worden aan het ABOS. In 1989 maakte een bedrijfsrevisor[399] een verslag op, noodzakelijk tot de regeling van de erkenning en de subsidiëring van niet-gouvernementele organisaties voor activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking. Dit verslag gebeurde aan de hand van financiële verslagen en uittreksels. Probleem bij dit onderzoek was echter het feit dat er net een bestuurswissel[400] gebeurd was en dat de boekhouding door een vroegere medewerkster werd bijgehouden. Op basis van de bekeken documenten werd echter beslist geen erkenning tot NGO aan te http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (16 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
raden, aangezien uit die documenten bleek dat de COS slechts bij één project betrokken was en dit project reeds door de Europese Gemeenschap werd ondersteund. Enkele maanden later werd dit onderzoek echter overgedaan, op basis van alle documenten. Uiteindelijk bleken de financiën van de COS wel overeen te stemmen met wat er op papier stond en hoefde de erkenning als NGO niet ongedaan gemaakt te worden. In 1990 werd de COS door Staatssecretaris Geens gefeliciteerd voor haar informatie- en educatie-inspanningen met het oog op een ruimere en bredere deelname van de bevolking aan de internationale verstandhouding en samenwerking[401]. De COS bleef een NGO, zowel voor wat betrof ontwikkelingssamenwerking, als voor wat betrof voorlichtingsactiviteiten in verband met ontwikkelingssamenwerking. Deze erkenning als NGO had dus gevolgen voor het projectwerk van de commissie, maar eveneens voor het personeelsbeleid. In het vernieuwde KB van 1985 werd immers melding gemaakt van een subsidie voor de bezoldiging van een medewerker die onder andere zou instaan voor de uitbouw van een documentatiecentrum.
3. Het personeel Statuut van het personeel Van bij het ontstaan van de COS werd voornamelijk gewerkt met vrijwilligers. Er waren enkele personeelsleden die het statuut hadden van een ‘Bijzonder Tijdelijk Kader’ (BTK). Op het einde van de jaren tachtig zal de COS ook gebruik maken van het DAC (Derde Arbeidscircuit)- en het Gesco (Gesubsidieerde contractuelen)-statuut [402]. De belangrijkste taken van de BTK’s hadden te maken met de sensibilisering van de NGO’s en de publieke opinie omtrent de situatie van de vrouw in de ontwikkelingslanden. Om in aanmerking te komen voor de toewijzing van een Bijzonder Tijdelijk Kader moest men een aanvraag indienen bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Er moest bijvoorbeeld meegedeeld worden waar het project zou uitgevoerd worden, of het project zou afhangen van de ministeriële beslissing, of er eventuele onderbrekingen voorzien werden, of er voldoende omkaderingspersoneel was zodat de nieuwe werknemers voldoende zouden begeleid worden bij hun taken en of de infrastructuur voldoende was voorzien op een uitbreiding van het aantal werknemers. Nadeel van deze manier van werken, was dat dat hiervoor telkens verlengingen moesten aangevraagd worden[403]. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (17 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vanaf 1 september 1987 werd Mieke Van der Veken aangenomen als bediende voor onbepaalde tijd. Zij werd echter reeds een jaar later ontslagen, omwille van financiële problemen.
Profiel van het personeel Voor haar personeelsbeleid steunde de Commissie Ontwikkelingssamenwerking dus op vrijwilligers en op medewerkers met een bijzonder statuut of waarvoor zij een overheidstoelage kreeg. Gevolg hiervan was dat bij sollicitatiegesprekken altijd moest rekening gehouden worden met de voorwaarden die werden opgelegd door de overheidsdiensten[404]. Zo werd bijvoorbeeld bepaald hoeveel mensen zij mocht aannemen die in het bezit waren van een universitair diploma en hoeveel personen zij een voltijdse job mocht aanbieden. De COS moest deze regels navolgen, aangezien haar eigen budget te beperkt was om medewerkers te bezoldigen. Toch is het interessant na te gaan of er een profiel op te stellen valt van de medewerkers. Zoals reeds vermeld, was het niet toegelaten de personeelsdossiers te openen. Daarom werd getracht na te gaan wie interesse had in een job bij de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad, via sollicitatiebrieven[405] en in welke vaardigheden de commissie geïnteresseerd was, via een advertentie[406], geplaatst voor een BTK-project. De commissie zocht een medewerker met een ruime kennis van de ontwikkelingsproblematiek en van de situatie van de vrouw daarin en met een kennis van de NGO-wereld. Redactionele vaardigheid in Engels en Nederlands waren belangrijk, naast tenminste een passieve kennis van het Frans. Spaans was aanbevolen. Verder moest men enige onderzoekservaring hebben en noties van boekhouden en dactylo. Men moest bereid zijn zelfstandig te werken, eventueel ’s avonds en teamwork was eveneens belangrijk. Waren de personen die reageerden mannen of vrouwen, hadden zij een universitair diploma, hadden zij ervaring in de sector, welke leeftijd hadden zij? Uiteraard is dit een erg beperkt onderzoek. Bedoeling is echter een idee te krijgen van wie er meedraaide in de commissie en eventueel waarom zij dit deden. Er werden zesentwintig sollicitatiebrieven teruggevonden in het archief. Hierbij viel onmiddellijk de overheersing van de vrouwen op. Slechts één van de brieven werd geschreven door een mannelijke kandidaat. Het grootste aandeel van de sollicitaties, namelijk negentien van de zesentwintig kandidaturen, betrof de betrekking voor de licentiaatsmedewerker waarin door het BTK-project en het latere DAC-project voorzien werd. Slechts drie van deze universitair gediplomeerden waren afgestudeerd in een exacte wetenschap, namelijk in de scheikunde, de plantkunde en de kinesitherapie. De mannelijke kandidaat hoorde hier niet bij, hij had het diploma van licentiaat in de wijsbegeerte. Binnen de humane wetenschappen waren de meeste sollicitanten http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (18 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
afgestudeerd als sociologe of als historica. Verder was er een kandidatuur van een licentiaat tolk NederlandsEngels-Spaans, van een regentes en een onderwijzeres, van een A2-gediplomeerde moderne talen en van een maatschappelijk werkster. Negentien brieven werden verstuurd in de periode 1986-1987. In deze periode had de COS namelijk advertenties geplaatst voor een BTK-medewerker. Dit gebeurde voornamelijk in de tijdschriften van andere vrouwen- en derdewereldorganisaties. Eén brief, die van de mannelijke kandidaat, werd verstuurd in 1991. Van eenentwintig kandidaten werd de leeftijd achterhaald, zeventien hiervan bleken op het moment van hun sollicitatie tussen de 22 en 36 jaar oud te zijn. Drie personen waren ouder, slechts één was jonger. Zes kandidaten maakten melding van hun kennis van verschillende talen. Opvallend hierbij is dat deze het Spaans beheersten. Uiteraard komt deze taal van pas in het ontwikkelingswerk, maar dan specifiek gericht op Latijns-Amerika. In die periode had de COS zelf ook een aantal projecten lopen in Latijns-Amerika, waardoor deze kandidaten misschien een meerwaarde zouden kunnen bieden aan de projecten. Waarom de commissie zich richtte op dit subcontinent zal later nog aan bod komen. Verschillende kandidaten hadden eveneens reeds langer interesse in het vrouwenvraagstuk. Zo waren enkele kandidaten betrokken geweest bij de opvang van migrantenvrouwen. Verschillende medewerkers van de COS waren reeds werkzaam bij een derdewereldorganisatie in België. Vanuit deze vereniging ontdekten zij het schrijnend gebrek aan vrouwen binnen de ontwikkelingssamenwerking, zowel voor wat betreft binnen de projecten, als voor wat betreft het ontwikkelingsbeleid in eigen land. Hieraan wilden zij iets veranderen en op die manier kwamen zij terecht bij de COS. De COS kon hen iets leren omtrent vrouwenwerking, terwijl zij de COS (eigenlijk de NVR) iets konden bijbrengen omtrent derdewereldwerking [407]. Bij deze poging tot het opstellen van een profiel van ‘de COS-medewerker’ kwamen een paar kenmerken naar boven. De COS-medewerker was een vrouw tussen de 22 en de 36 jaar oud, was universitair geschoold, overwegend in een humane wetenschap, en was reeds langer geïnteresseerd in de derdewereldproblematiek of in de vrouwenkwestie. De kennis van het Spaans was een pluspunt. De meeste medewerkers kwamen bij de COS terecht omwille van de ontdekking dat vrouwen in het ontwikkelingswerk nog steeds afwezig waren. Enkele van deze sollicitanten kwamen in het bestuur van de COS terecht, namelijk Marleen Sannen en Frieda Hermans. Ook Lisette Caubergs werd als lid van de vzw opgenomen. Bovendien werden een aantal mensen als medewerker aangenomen. Francine Dooremont (licentiate in de geschiedenis, medewerkster oxfam en deelneemster http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (19 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
verschillende projecten in Bolivia), Gerda Bauwens (wereldwinkel, verschillende reizen in Latijns-Amerika en actief in de vrouwenbeweging) en Heidi Vanhille (licentiate in de plantkunde, taalcursussen)[408]. Deze personen werden weerhouden door Cecilia Andersen en Frieda Hermans voor de COS en vervolgens geïnterviewd door Georgette De Wit voor de NVR. Maureen Wittouck en Lily Boeykens keurden deze kandidaten goed in naam van de NVR[409]. Opnieuw worden de sterke banden met de NVR duidelijk.
4. De samenwerking met andere verenigingen Om na te gaan of de Commissie Ontwikkelingssamenwerking voldoende bekend was bij andere verenigingen is vooral de briefwisseling[410] interessant. Uit deze briefwisseling bleek dat er contacten waren met organisaties van allerlei aard. Toch hoefde dit niet te betekenen dat de COS op steun van deze verenigingen hoefde te rekenen. Meestal vroegen deze brieven immers zelf om hulp of steun. Dit kon gaan om financiële steun, zoals een groep Chileense vrouwen die hun terugreis naar Chili[411] wilde organiseren, of om organisatorische steun. Zo werd aan de COS (aan de NVR in het algemeen) geregeld gevraagd advertenties te plaatsen omtrent een bepaalde activiteit of om een bepaalde groepering bekend te maken onder haar leden door middel van ‘mondelinge reclame’. Andere organisaties wilden dan weer reclame maken voor bepaalde producten, bijvoorbeeld landbouwmaterialen, opdat de commissie bij hen een bestelling zou plaatsen wanneer zij een project in de Derde Wereld ten uitvoer wilde brengen. Het was voornamelijk de bedoeling[412] van de COS de lidverenigingen van de Nationale Vrouwenraad vertrouwd te maken met de ontwikkelingsproblematiek, opdat zij hiermee rekening zouden houden in hun eigen beleid. Op deze manier werd de COS eigenlijk een drukkingsgroep naar binnen toe, terwijl de andere commissies van de NVR druk uitoefenden naar de buitenwereld toe. De NVR-verenigingen trachtte men te bereiken via de katern in de NVR-publicatie[413]. Hierin werden bepaalde ontwikkelingslanden onder de loep genomen, met de nadruk op de positie van de vrouw binnen deze landen. Verder werd er aandacht besteed aan de activiteiten van de COS en aan de resultaten hiervan. De interesse was echter erg beperkt. Daarom werd in 1985, de COS bestond toen al meer dan vijf jaar, een vragenlijst[414] rondgestuurd naar de verschillende lidorganisaties van de NVR. De COS-leden wilden te weten komen wat van hun commissie verwacht werd door de lidorganisaties, wat de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (20 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
visie omtrent ontwikkelingssamenwerking was die binnen deze verenigingen leefde en of de organisaties van mening waren dat gemeenschappelijke acties met de COS mogelijk waren. Hierop kwam echter erg weinig reactie. Volgens Marleen Sannen werd er vanuit de andere NVR-organisaties nooit enige interesse getoond voor ontwikkelingssamenwerking, zij waren ieder met hun eigen werking bezig[415]. Bovendien functioneerde de COS niet op een al te goede manier, zodat het maken van publiciteit voor bepaalde activiteiten dikwijls op het achterplan verdween. De COS-leden wisten zelf niet altijd of zij een overkoepelende, informatieverstrekkende organisatie waren of eerder een kleine project-NGO. Op deze manier was het erg moeilijk publiciteit[416] te maken voor de werking van de commissie. In 1987 werd toch nog opnieuw een informatiecampagne opgestart. Er werden brieven[417] rondgestuurd naar vrouwen- en derdewereldorganisaties met de vraag een advertentie te plaatsen betreffende de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad. In deze advertentie werd duidelijk gemaakt waarvoor de commissie stond, namelijk het bijeenbrengen van informatie omtrent de vrouw in de Derde Wereld en het onderzoek naar de aanwezigheid van de vrouw binnen de ontwikkelingsprojecten. Verder werd aangekondigd hoe men dit wenste in de praktijk te brengen. Er werd immers pas een documentatiecentrum opgestart en er werd een animatiepakket samengesteld voor organisaties geïnteresseerd in de problematiek van vrouwen in ontwikkelingssamenwerking. Tenslotte wees deze advertentie op twee concrete projecten in de Derde Wereld, ondersteund door de COS. Na deze voorstelling in de tijdschriften zou er eventueel een persoonlijk gesprek kunnen plaatsvinden met de bedoeling het voorgestelde aanbod en de wensen-mogelijkheden aan elkaar te toetsen. Later zou dan het aanbod van animatiemogelijkheden aangepast worden aan de animatieactiviteiten van de andere organisaties. Ondanks al deze inspanningen bleef de respons erg miniem. Het feit dat een commissie die al zeven jaar bestaat zich nog moet bekend maken bij de andere verenigingen van haar koepelorganisatie, spreekt eigenlijk voor zich. De COS was beter bekend bij derdewereldorganisaties dan bij vrouwenorganisaties. Reeds van bij het ontstaan van de vzw Commissie Ontwikkelingssamenwerking werd de COS lid van het NCOS, de koepelorganisatie van de Vlaams niet-gouvernementele organisaties. Binnen deze organisatie werkte zij mee binnen de verschillende werkgroepen en was zij afgevaardigd in de Raad van Beheer. Hierdoor was de COS bekend bij andere ontwikkelingsorganisaties. Aangezien deze verenigingen reeds bekend waren met de problematiek van de ontwikkelingssamenwerking, was het voor de COS makkelijker zich tegenover deze organisaties te profileren dan tegenover de vrouwenorganisaties. Bovendien was de aansluiting bij het NCOS ook weloverwogen uit praktische http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (21 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[418] aard. Wanneer men lid werd, kon men immers activiteiten organiseren in de zalen van het NCOS en kon men deze activiteiten aankondigen in het tijdschrift van het NCOS. Af en toe kon de samenwerking met het NCOS echter ook belemmerend werken. Het NCOS[419] vond immers dat men beter grotere projecten kon steunen, omdat de administratieve kosten even groot waren dan voor een klein project. De COS wilde dit echter niet, omdat zij financieel niet sterk genoeg waren om dan het beheer[420] in eigen handen te houden en omdat de commissie juist deze projecten wilde steunen die bij andere organisaties uit de boot vielen. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig werd de samenwerking met het NCOS nog concreter, omdat in die periode de NCOS-Vrouwengroep[421] opgericht werd. Samen met deze groep werd een project ingediend bij de Europese gemeenschap, om meer financiële en organisatorische draagkracht te hebben. Hierop zal later verder ingegaan worden. Bedoeling was echter duidelijk te maken dat de samenwerking met andere verenigingen een invloed kon hebben op de werking van de commissie. Een ander voorbeeld was bijvoorbeeld de samenwerking met Sago[422]. Dit centrum diende niet elk jaar eigen projecten in, maar wilde wel projecten steunen die door de COS werden ingediend. Op deze manier werd opnieuw de werking van de COS beïnvloed door een andere organisatie.
5. Besluit De COS was voor haar werking afhankelijk van vele factoren. Dankzij de erkenning als NGO voor ontwikkelingssamenwerking in 1981 kon de commissie rekenen op medefinanciering bij projecten in de Derde Wereld. Deze projecten moesten uiteraard wel voorgelegd worden aan het ABOS, opdat kon beslist worden of deze relevant waren voor een bepaalde, liefst zo groot mogelijke, bevolkingsgroep. Deze medefinanciering was dus zowel een steun in de rug als een belemmering voor het beleid van de COS. Vanaf het einde van de jaren tachtig werd de COS eveneens erkend als NGO voor voorlichtingsactiviteiten. Hierdoor kreeg de commissie een toelage om een vast personeelslid aan te nemen. Ook dit had een invloed op de werking. Aanvankelijk werd een beroep gedaan op medewerkers met een BTK-statuut en op vrijwilligers. Aangezien telkens opnieuw een aanvraag moest worden ingediend voor deze speciale medewerkers, werd de uitwerking van de activiteiten van de COS vertraagd. Waneer men echter zeker was van een vast medewerker, kon men beter naar de toekomst toe werken. Probleem hierbij was dat men de toelage van de overheid moest afwachten of voorschieten, hiertoe http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (22 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
verkeerde de COS echter niet altijd in de mogelijkheid. In het bovenstaande werd op zoek gegaan naar ‘het profiel van de COS-medewerker’. Vrouwen waren in de overgrote meerderheid, meestal in het bezit van een universitair diploma en tussen de 22 en de 36 jaar oud. De COS ging op zoek naar medewerkers met een kennis van zaken betreffende ontwikkelings- en vrouwenproblematiek en een zekere talenbeheersing. In het midden van de jaren tachtig werden enkele van de sollicitanten opgenomen in het bestuur van de COS. Hierdoor gold dit profiel dus ook voor een deel van de bestuursleden, naast een deel van de ‘oudere’ generatie NVR-leden. Tenslotte werd nagegaan hoe het gesteld was met de samenwerking met andere verenigingen, omdat deze een invloed kon hebben op de financiële situatie van de COS. Er werd immers beroep gedaan op giften van andere verenigingen en op medewerking bij het bekendmaken van activiteiten. Er werd duidelijk dat de COS gedurende haar hele bestaan ijverde om bekendheid te verwerven bij de lidorganisaties van de NVR. Dit is echter nooit helemaal gelukt. Ontwikkelingssamenwerking was geen prioriteit bij de vrouwenorganisaties. Dit was uiteraard wel het geval bij de derdewereldorganisaties. De COS kreeg dan ook meer respons van deze verenigingen, bij wie de commissie bekend werd dankzij haar aansluiting bij het NCOS.
Hoofdstuk 8: De concrete werking van de COS Nadat werd nagegaan welke mogelijkheden de Commissie Ontwikkelingssamenwerking had om zich te organiseren, is het noodzakelijk aandacht te besteden aan de concrete verwezenlijkingen van de commissie. Hoe trachtte men de publieke opinie te informeren en sensibiliseren en welke projecten in de Derde Wereld kregen de steun van de COS? Verder zal de invloed van de commissie op het Belgische beleid bestudeerd worden. Hoofdstuk negen zal de verwezenlijkingen analyseren in het licht van de bevindingen uit het eerste deel[423].
1. Sensibilisering van de Belgische bevolking Een van de opdrachten van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nederlandstalige Vrouwenraad was de Belgische[424] publieke opinie informeren en sensibiliseren omtrent de problematiek van ‘vrouwen en http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (23 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
ontwikkelingssamenwerking[425]’. In de inleidende hoofdstukken werd reeds duidelijk gemaakt dat er wel degelijk zulk een problematiek[426] bestaat. Toch werd eveneens duidelijk dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking dit niet als een prioriteit beschouwde gedurende de jaren tachtig[427]. De COS hield zich hier echter wel mee bezig. Deze commissie wilde zowel de ‘lekenbevolking’ sensibiliseren, als de vrouwenorganisaties en de derdewereldbewegingen op de kwestie wijzen. Dit deed zij op verschillende manieren. In wat volgt zullen de campagnes en activiteiten van de COS bestudeerd worden. Erg belangrijk voor de sensibiliseringswerking van de COS vanaf het einde van de jaren tachtig, was de erkenning als NGO. Hieraan werd reeds aandacht besteed en er werd al duidelijk dat de erkenning als NGO belangrijk was voor de gehele werking van de COS[428]. Hierdoor konden meer activiteiten georganiseerd worden en kon meer personeel in dienst genomen worden. Voor elke activiteit werden enorm veel uitnodigingen verstuurd naar scholen, gemeenten, vrouwenorganisaties, derdewereldorganisaties, politieke partijen. Er werd niets aan het toeval overgelaten[429].
Voorlichtingsactiviteiten Een vrij eenvoudige manier om de bevolking te bereiken, was het organiseren van voorlichtingsavonden en vormingssessies. Deze gebeurden voornamelijk op aanvraag van andere verenigingen[430]. Bedoeling was dat een van de COS-leden met behulp van een diamontage of videobeelden een voordracht hield omtrent de situatie in een bepaald land. De COS wilde dit wel op een concrete manier aanpakken. Daarom werden de verschillende ledenorganisaties van de Nationale Vrouwenraad aangespoord samen te werken met de COS. Hen werd gevraagd naar hun concrete werking en behoeften, opdat het animatiemateriaal hierop kon ingesteld worden[431]. Bovendien werd getracht de mensen met de meeste kennis ter zake een bepaalde vormingssessie te laten houden. Zo stond bijvoorbeeld Francine Dooremont in voor de thema-avonden omtrent Bolivia, omdat zij een aantal jaren werkzaam was geweest met vrouwen op de Boliviaanse hoogvlakte[432]. Deze vormingssesies waren gratis, de organiserende vereniging moest enkel de verplaatsingskosten van de spreker vergoeden en eventueel een kleine bijdrage betalen voor de huur van materiaal, bijvoorbeeld een diamontage[433]. Uiteraard is dit een belangrijk gegeven. Aangezien men zoveel mogelijk mensen wilde bereiken, mocht men de informatieve avonden niet onbetaalbaar maken. Deze manier van werken had echter ook een invloed op de financiële situatie van de COS, zoals reeds werd bestudeerd. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (24 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De voordrachten behandelden verschillende[434] onderwerpen, zoals ‘vrouwen en technologie’, de ‘participatie van vrouwen in ontwikkelingsprojecten’, ‘de evaluatie van vrouwenprojecten’ en verder de situatie van vrouwen in een welbepaald gebied. Af en toe nodigde men ook een gastspreekster uit om over de leefsituatie van vrouwen in haar thuisland te komen vertellen. Vele organisaties maakten hiervan gebruik, zoals Oxfam Wereldwinkels, Zuid-Afrika-overleg en Socialistische Vrouwen[435]. Ook scholen deden af en toe beroep op de commissie om een bijdrage te leveren aan de ‘mundiale vorming’ van de leerlingen. De COS werkte eveneens mee aan het opstellen van brochures. Zo deden verschillende gemeentebesturen een beroep op de ervaring en het materiaal van de commissie om brochures op te stellen over de derdewereldgroeperingen in hun gemeente. Op deze manier werkte de COS mee aan het informeren van bredere lagen van de bevolking[436]. Een iets uitgebreider manier van informeren was de organisatie van tentoonstellingen. In 1991 was er bijvoorbeeld de tentoonstelling ‘Techniek op mensenmaat[437]’ in Gent, gedurende twee weken, en een tentoonstelling en diavoorstelling omtrent ‘Vrouwen in de Derde Wereld aan het woord’ in het stadhuis van Brugge, gedurende bijna een maand. De tentoonstelling in Gent gebeurde in samenwerking met Unesco Vlaanderen, Unicef België, Unifem België en de stad Gent. Deze tentoonstelling werd opgesteld door het Unicefcomité van Duitsland en ter gelegenheid van de Internationale Vrouwendag van 1990 door de COS naar België gehaald. Het opzet van deze tentoonstelling bestond erin de geïndustrialiseerde wereld erop te wijzen dat haar technologieën niet zonder meer kunnen overgeplant worden naar de Derde Wereld. De concrete leefsituatie, de economische, sociale en culturele ontwikkeling zijn daarvoor te verschillend, ook voor wat betreft de ontwikkelingslanden onderling. Deze landen hebben aangepaste technieken nodig, technieken die rekening houden met de lokale behoeften en omstandigheden. De tentoongestelde objecten lieten de mensen kennismaken met aangepaste technieken voor vrouwen in de Derde Wereld, niet alleen omdat vrouwen vaak vergeten worden, maar ook omdat zij in hun zwaar belastende dagelijkse bezigheden de grootste nood hebben aan verbeteringen die hun werk, zowel binnenshuis als erbuiten, kunnen verlichten. De opbouw van de tentoonstelling was geordend rond drie basisbehoeften, namelijk energie, water en voedsel. Hierin moeten immers meestal vrouwen en kinderen voorzien. De meeste voorgestelde voorwerpen werden eveneens reeds uitgetest in een project in Kenia.Voor de tentoonstelling in Brugge deed de stad Brugge beroep op het materiaal van de COS, namelijk tentoonstellingspanelen en een diamontage. Bovendien werden enkele leden van de COS gevraagd als spreker. Voorlichtingsactiviteiten werden meestal ‘opgevrolijkt’ door een diamontage, een boekenstand, etensstandjes, http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (25 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
een zanggroep of een film-of videovertoning[438]. Vanaf 1988 kon de COS haar collectie uitbreiden dankzij subsidies van de Europese Gemeenschap in het kader van een project. Dit project wordt verder nog besproken.
Animatiemateriaal De COS maakte gebruik van verschillende soorten animatiemateriaal, om haar educatieopdracht te vervullen. Zo had zij bijvoorbeeld informatiepakketjes rond bepaalde derdewereldlanden. Binnen die pakketten werd aandacht besteed aan actuele problemen, maar men trachtte eveneens tegeninformatie te geven om het beeld dat uit de media naar voren komt omtrent de Derde Wereld, te verlichten. Zo ging men bijvoorbeeld in op het voedselprobleem binnen een bepaald land, maar gaf men naderhand ook enkele typische recepten, om aan te duiden dat er wel degelijk tradities bestonden binnen deze landen. Men wilde de culturele verscheidenheid aanduiden en waarderen. Er bestonden ook verschillende diareeksen van de COS zelf, of ze werden uitgeleend bij andere organisaties, zoals de Wereldmediatheek of bij de vzw Bevrijdingsfilms[439]. Bovendien was de COS geabonneerd op verschillende tijdschriften. Deze werden bijgehouden in het documentatiecentrum, maar waren uiteraard ook studiemateriaal[440] voor de COS-leden zelf. Zo was er UCOS-perspectief, het Maandblad van de derdewereldraad van Leuven en CREW, een tijdschrift van de Raad van Europa. Een mooi animatiepakket ging uit van Christian aid. Dit was een project-focus-pack, waarin aan de hand van foto’s en korte commentaren werd duidelijk gemaakt waarom men aandacht moest besteden aan vrouwen in de Derde Wereld. Het aandeel van vrouwen in de landbouw, de onrechtvaardige vergoedingen die vrouwen krijgen voor hun werk ten opzichte van mannen en gewoon het feit dat vrouwen de helft van de wereldbevolking uitmaken[441] werden op deze manier in beeld gebracht. Deze publicatie was vrij beperkt, maar kon toch gebruikt worden voor een eerste kennismaking met de problematiek. In 1988 werd een diamontage met klankband[442] samengesteld over de thematiek van de vrouw in de Derde Wereld: “Vrouwen in de Derde Wereld in beeld”. Deze montage werd niet ‘De vrouwen van de Derde Wereld’ genoemd, omdat men besefte dat het onmogelijk was zo een ruim onderwerp te behandelen in twee diamontages van 12 minuten. Hieruit blijkt dat de COS bewust bezig was met haar opdracht. De eerste montage, ‘hun leven’, onderlijnde de verscheidenheid die er is in het leven van de vrouwen in de Derde Wereld. In drie taferelen werden het dagelijks leven van vrouwen in West-Afrika en Bangladesh en de harde levensvoorwaarden van vrouwen in de krottenwijken van de grootsteden in Zuid-Amerika ontdekt. Dit eerste gedeelte was vooral beschrijvend en afgestemd op jongeren of op personen die nog maar weinig afwisten van de situatie. In een http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (26 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
tweede deel, ‘hun strijd’, werd de strijd om in leven te blijven en gezond te blijven getoond, de strijd om zichzelf en het gezin te voeden, de strijd voor de eigen bevrijding en voor de bevijding van het volk. Ter illustratie werden een vrouwengroep uit de Sahel en een uit Bolivië aangehaald. Er werd afgesloten met de vragen ‘Kunnen wij deze vrouwen helpen?’ en ‘Hoe zit het met de positie van de vrouw in het westen?’. Bij de montage zaten steekkaarten, waarop werd uitgelegd hoe de montages moesten gebruikt worden, de teksten zoals ze op cassette staan werden uitgeschreven en er werd technische informatie over de behandelde onderwerpen aangereikt. Er werden eveneens tips gegeven over hoe de montage kon aangewend worden, bijvoorbeeld in het onderwijs. Men zou de dia’s kunnen tonen en dan de leerlingen kunnen laten nagaan hoe hun moeder haar tijd doorbrengt. Op die manier kan een vergelijking gemaakt worden en wordt eveneens nagedacht over de positie van de vrouw in de westerse wereld. Verder werd een animatiepakket uitgewerkt met diareeksen en video’s per land, met spreeksters, met animatiemogelijkheden, zoals kookdemonstraties en met interessante adressen. In datzelfde jaar werden foto’s verzameld per continent en per land met de bedoeling tentoonstellingspanelen rond deze problematiek te maken. De COS had eveneens een bordspel ter beschikking, Manomiya[443]. Dit spel was gebaseerd op case studies van ontwikkelingsprojecten in Afrika. De idee achter het spel lag bij vrouwelijke vrijwilligers die teruggekeerd waren na een ontwikkelingsproject bij een vrouwenorganisatie. Zij vonden het noodzakelijk dat de problematiek in verband met vrouwen in ontwikkeling meer naar buiten werd gebracht. Het woord Manomiya betekent ‘vrouwelijke boer’ in een West-Afrikaanse taal. Bedoeling van het spel was te illustreren hoe in verschillende delen van Afrika vrouwen een centrale rol spelen in de gemeenschap als zelfstandige boeren; hoe zij onafhankelijk voedsel produceren voor hun familie en om te verkopen en hoe zij dan ook nog de meeste huishoudelijke taken verrichten. Verder wilde het spel aantonen hoe ontwikkelingswerkers dit meestal over het hoofd zien en hoe dikwijls verondersteld wordt dat vrouwen en kinderen automatisch profiteren van ontwikkelingsprojecten. Tijdens het spel kregen de deelnemers een specifieke ‘boerenrol’ en moesten zij de vier seizoenen doorlopen en op die manier aanvoelen hoe ontwikkeling hun leven kon beïnvloeden. Aanvankelijk wisten de deelnemers niet dat zij opgedeeld werden in mannelijke en vrouwelijke boeren. Dit werd echter duidelijk doorheen het spel, naargelang de situaties waarin men terecht kwam, bijvoorbeeld of men krediet kreeg of niet. Die situaties lagen vast, aangezien het materiaal gebaseerd werd op werkelijk gebeurde feiten. Er was eveneens een spelcoördinator, de ontwikkelingswerker. Door de opmerkingen van deze ontwikkelingswerker werd langzaamaan duidelijk dat de groep verdeeld werd in mannen en vrouwen. Uiteindelijk moest het spel leiden tot een discussie over ‘het jaar’ dat de deelnemers zojuist doorliepen. Op die manier dacht men na over de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (27 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
verschillen in levensomstandigheden bij mannen en vrouwen en over de resultaten van ontwikkelingshulp.
Sensibiliseringsprojecten Gedurende twee jaar was een project met subsidies van de Europese Gemeenschap[444] lopende, onder de noemer ‘Informatie over vrouwen in de Derde Wereld’. Dit project werd door de NVR en COS gezamelijk ingevoerd voor co-financiering bij de EG. De COS had het dagelijks beheer van het project, maar er moest ieder kwartaal een werkingsverslag en een financieel verslag bezorgd worden aan het bureau van de NVR en aan de EG, om op die manier de uitgaven te verantwoorden. De COS moest bepaalde zaken vergoeden aan de NVR, zoals brandverzekering en dergelijke. De personeelsaanwerving gebeurde in gemeenschappelijk overleg. Onder dit project resorteerden een enquête[445] in de openbare bibliotheken en een aantal verspreide publicaties. Bedoeling was ook nog via scholen informatie te verspreiden. Het project werd uitgevoerd met anderhalve permanente kracht en twee vrijwilligsters[446] voor tentoonstellingen en voordrachten. Het totale budget, waarvan de helft door de EG werd gesponsord, bedroeg drie miljoen frank. Op 4 maart 1985 werd dit project voorgelegd aan het Kernbureau van de Nationale Vrouwenraad. Men kon akkoord gaan zolang er geen belangenvermenging ontstond met de NCOS-Vrouwengroep, aangezien ook deze groep sensibiliserend werkte. Aanvankelijk was het de bedoeling ook onderzoek te doen ‘op het terrein’, maar er werden slechts anderhalve BTK-kracht toegekend. Hierdoor was er onvoldoende personeel beschikbaar om dit onderzoek te doen. Opnieuw bleek de COS te afhankelijk van subsidies en beslissingen van overheidswege. Er werd daarom beslist een beroep te doen op vrijwillige medewerksters van de COS en op de verslagen van de NGO-coördinatoren ter plaatse, om een evaluatie door te voeren. Hierdoor konden enkele kosten geschrapt worden. In 1988 werden in het kader van dit EG-project checklists gepubliceerd in het Nederlands, Engels, Frans en Spaans. Deze waren bedoeld als werkinstrument voor projectorganisaties en financieringsorganisaties in Europa, maar ook voor NGO’s in de Derde Wereld. Ze boden de mogelijkheid om zowel een algemeen project als een vrouwenproject te toetsen op de vrouwvriendelijkheid en op de reële rol van de vrouwen in elke fase van het project. Deze lijsten werden uitgetest in verschillende landen en de neerslag hiervan werd verspreid naar de NGO’s toe. De rechtvaardiging van dit project werd gevonden in het feit dat de NVR een koepelorganisatie was die vele filosofische en politieke strekkingen overdekte. Er was een waaier van activiteiten, waaronder het bewustzijn van haar leden ten aanzien van derdewereldproblematiek vergroten. De NVR maakte daarenboven deel uit van http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (28 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
het NCOS, wat eveneens een koepelorganisatie was. Daar werden de standpunten in verband met vrouwen en ontwikkeling verdedigd, maar eveneens de algemene standpunten van de NVR als lidorganisatie. De NVR formuleerde geregeld adviezen aan de overheid en speelde een actieve rol in de Internationale Vrouwenraad. De commissie was een interne werkgroep, maar zij was eveneens een medegefinancierde NGO, een actieve deelnemer van het NCOS en haar leden waren ook actief bij andere derdewereldorganisaties. De COS-leden waren tot de conclusie gekomen dat het bewustzijn in verband met Derde Wereld erg beperkt was binnen ontwikkelingsngo’s. Er bestonden te weinig data in verband met vrouwen en ontwikkeling, bovendien hadden niet alle ontwikkelingsprojecten een gunstige invloed op de ontwikkeling van vrouwen. Ontwikkelingsorganisaties in Vlaanderen hadden te weinig bruikbaar sensibiliseringsmateriaal, namelijk niet te technisch en Nederlandstalig, ter beschikking. In 1988 werd een tussentijds verslag gegeven aan de EG en aan de NVR. In 1989 volgde het eindverslag waarin de acties, en de resultaten hiervan, aan bod kwamen. Het doel van het EG-project was het bewustmaken van vrouwen en mannen in verband met de toestand van vrouwen in de Derde Wereld, voornamelijk met betrekking tot de dubbele dagtaak. Daarvoor richtte de COS zich naar de lidorganisaties van de NVR en naar andere NGO-projectorganisaties in Vlaanderen. De doorsnee projectverantwoordelijke was zich niet bewust van het probleem en was meestal een man. De projecten komen terecht bij NGO’s, waar ook de meerderheid van het personeel uit mannen bestaat. Naar het brede publiek toe was het de bedoeling de eigen cultuur te laten kennismaken, en te confronteren, met andere culturen, maar zich niet alleen te richten op de problemen, ook op de intellectuele en artistieke vrouwen uit de andere culturen. Via literair werk komt het werkelijke verhaal beter naar boven dan via wetenschappelijke studies. Naast deze sensibilisatieactie bij het brede publiek, wilde de COS het beleid wakkerschudden in verband met het gebrek aan vrouwelijke kaders in de ontwikkelingssamenwerking en in verband met het gebrek aan vrouwelijke aanwezigheid in projecten. Eind 1988 werd een onderzoek ingesteld naar de bekendheid met de literatuur uit derdewereldlanden en meer specifiek naar vrouwelijke auteurs. Er werd een enquête uitgevoerd in openbare bibliotheken in Vlaanderen. Het leesgedrag werd geëvalueerd naar sekse, leeftijd, opleidingsniveau en locatie en eveneens het aankoopgedrag van de bibliotheken werd onderzocht[447]. Vervolgens werd de publicatie ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord[448]’ voorgesteld. Bedoeling was mensen aan te sporen deze romans te lezen, om op een herkenbare manier geconfronteerd te worden met de problematiek in de Derde Wereld. Dit zou moeten leiden tot een beter begrip, maar ook tot een daadwerkelijke solidariteit met de Derde Wereld en met migranten in onze eigen samenleving. Omdat de uitbuiting en http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (29 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
onderdrukking van vrouwen in de Derde Wereld beter zichtbaar is dan in eigen land, zouden de westerse vrouwen inzien dat die onderdrukking werkelijk bestaat en misschien zouden in een later stadium toch parallellen opgemerkt worden met de eigen situatie, wat de emancipatie van de Belgische vrouwen zou bevorderen. Om deze publicatie aan een zo groot mogelijk publiek voor te stellen werd hieromtrent een persconferentie[449] georganiseerd, er werden een radioprogramma en artikels in tijdschriften aan gewijd. Enkele bibliotheken kochten het boek, om zich te laten leiden bij hun aankoopbeleid. Om de sensibilisering van de publieke opinie meer visueel te kunnen bewerkstelligen, werd een diamontage van ongeveer dertig minuten met tekst en muziekband samengesteld, in nauwe samenwerking met vrouwenorganisaties in België[450]. Deze montage was bedoeld als inleiding bij de behandelde problematiek en werd veelvuldig gebruikt op informatieavonden. Hoger werd deze diamontage reeds voorgesteld. Verder werden er tentoonstellingspanelen gemaakt die de verschillende aspecten van het leven behandelden, zoals moederdochter relatie, meisje-jongen relatie, arbeid, solidariteit. Vrouwen uit de ontwikkelingslanden en Belgische vrouwen namen deel aan een ‘kook en eet-actie’. Migrantenvrouwen kookten hun nationale gerechten en de lokale bevolking kwam eten. Op die manier werd de ‘kloof’ makkelijker overbrugbaar. Tenslotte werden er lijsten[451] van publicaties en organisaties met betrekking tot de derdewereldproblematiek samengesteld. Naar de NGO’s toe werden er seminaries georganiseerd, onder andere over vrouwen en inkomensverwervende activiteiten. Bedoeling was aan te tonen dat ook vrouwen behoefte hebben aan geld, hoewel dit vaak genegeerd wordt door ontwikkelingswerkers. Tevens werd er een evaluatielijst opgesteld in samenwerking met ATOL, waardoor projecten in elke fase zouden kunnen geëvalueerd worden en later ook aangepast worden. Bij de voornaamste NGO’s werd onderzoek gedaan naar de plaats van vrouwen in de projecten. De resultaten hiervan werden gepubliceerd in het boek ‘Women in development cooperation: Europe’s Unfinished business’, uitgegeven door Cecilia Andersen en Isa Band, 1987. Er werden verschillende rapporten en animatiebrochures opgesteld en de NGO’s op Europees vlak hadden een meeting in 1989[452]. In februari 1989 gaven verschillende bestuursleden van de COS hun ontslag. Het nieuwe bestuur nam de taken over en voerde de lopende projecten verder uit. Er werden niet echt wijzigingen aangebracht, wel liep het eindverslag van het EG-project vertraging op omwille van financiële onnauwkeurigheden die gebeurden onder de leiding van het vorige bestuur. Deze werden allemaal opgelost en de acties van het project werden allemaal uitgevoerd. Bij het opstarten van het project bleek reeds grote interesse[453] bij de doelgroepen. De nauwe samenwerking http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (30 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
met organisaties als Sago, ATOL e.d. zorgden voor een dagelijkse follow-up van het project. Er werd een groot NGO-publiek bereikt, waardoor in hun beleid eveneens meer aandacht werd besteed aan vrouwen, hiervoor was de evaluatielijst erg nuttig. Dankzij het verzamelde animatiemateriaal, kon de problematiek op een levendige manier worden voorgesteld aan het grote publiek[454]. Bedoeling was een vervolg aan het project te breien. Dit project zou opgestart worden ter bevordering van de Europese[455] bewustmaking en van NGO-activiteiten in verband met de problematiek van ‘vrouwen en ontwikkeling’. Het algemeen opzet was ‘networking’, omdat in het kader van de naderende Europese eenmaking, het wenselijk was ook op het vlak van ontwikkelingshulp een groter Europese samenwerking na te streven. Men zou ervaringen kunnen uitwisselen en de kosten zouden gedrukt worden, door de grotere schaal waarop zou gewerkt worden. Het project zou verdergebouwd worden op het kleinere project dat reeds in Vlaanderen plaatsvond, om op die manier een leidraad ter beschikking te hebben. Het zou lopen van 1990 tot 1993 en zou uitgevoerd worden door de Nationale Vrouwenraden van België, Nederland, Luxemburg en Duitsland. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad van België zou als coördinerend orgaan optreden, aangezien zij zeer centraal gehuisvest was en aangezien zij erg goede contacten onderhield met de Internationale Vrouwenraad via voorzitster Lily Boeykens. De doelstelling van het project was drievoudig: 1) bevorderen van de Europese samenwerking op het vlak van ontwikkelingshulp 2) horizontale bewustmaking, dit wil zeggen sensibilisering van niet-deelnemende vrouwen in verband met de problematiek in de Derde Wereld en solidariteit met de vrouwenraden uit de ontwikkelingslanden, aangesloten bij de Internationale Vrouwenraad en 3) verticale bewustmaking, dit wil zeggen sensibilisering van de bredere lagen van de bevolking van de deelnemende landen. De sensibilisering van de bevolking en van de NGO’s bleek nog steeds noodzakelijk na het eerste project. Vaak beoogt men in ontwikkelingsprojecten voornamelijk het belang van de hele bevolking, zonder oog te hebben voor de gevolgen voor bepaalde bevolkingsgroepen. Bedoeling was animatiemateriaal aan te maken, zoals catalogi, waarin het bestaande audiovisuele materiaal met betrekking tot de vrouw in de Derde Wereld zou opgenomen worden. Er zouden geluidsbanden ter begeleiding van de diareeksen opgenomen worden in de eigen landstaal en de bibliotheekenquête en het bijhorende boekje zouden ook door de andere vrouwenraden nagevolgd worden. Verder wilde men een gecomputeriseerde databank opbouwen van publicaties over de situatie van vrouwen in ontwikkelingslanden en deze informatie ook dadelijk verspreiden in bibliotheken en eventueel scholen. Er zou een forum opgestart worden omtrent vrouwen en ontwikkeling als basis voor informatiewisseling, voor gezamelijke activiteiten en voor pressieacties. Bovendien zou dit tweede EG-project een Europese werkingsgroep krijgen en zouden de acties op Europees niveau bekend gemaakt worden. De http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (31 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
resultaten die het Vlaamse project geboekt had mochten niet teniet gedaan worden door de beëindiging van dat project. Het moest integendeel uitgebreid worden over de grenzen heen. Daarom werd geijverd voor een verderzetting van het project op Europees niveau. Het EG2-project gebeurde in samenwerking met de NCOS-Vrouwengroep. Het projectvoorstel werd samen ingediend, omdat men dan meer kans zou hebben op goedkeuring, bovendien zou dit de financiële draagkracht vergroten. Er bestond een overlegcomité tussen de twee organisaties dat instond voor de noodzakelijke coördinatie en de verslaggeving naar de EG toe. Dit comité zou ook instaan voor de organisatie van bepaalde initiatieven en voor het uitwerken van standpunten. Deze moesten wel in overeenstemming zijn met de basisbeginselen van de NVR en het NCOS. Uit het verslag van de vergadering van 10 april 1991[456] blijkt dat men op dat moment in een wachtfase zat betreffende het vervolg van dit project. Kort daarna werd de werking van de commissie echter stopgezet, waardoor dit project niet kon ten uitvoer gebracht worden. Een groot project in Vlaanderen was ‘Tuinen van de Vrede[457]’. In de eerste plaats was ‘Tuinen van de Vrede’ te situeren op het Kaapverdische eiland Sal. De Gentse kunstenaar Frank Liefooghe ontwierp een tuin op dat eiland in de vorm van een vredesduif. Dit was een artistieke bijdrage, maar tegelijkertijd zou deze bijdrage een eetbaar kunstwerk worden, aangezien in de tuin groenten en fruit zouden kunnen geteeld worden. De belangrijkste doelstelling voor het project in Vlaanderen was ruchtbaarheid te geven aan dit project in alle steden en gemeenten. Dit gebeurde op verschillende manieren, namelijk via de promotie van een kleurboek Art Color, dat getekend werd door verschillende bekende Belgen en waarvan de opbrengst integraal naar het project ging. Verder was het de bedoeling dat er voordrachten en tentoonstellingen werden georganiseerd en dat ‘Tuinen van de Vrede’ werd bekend gemaakt in kranten en op radio en televisie. Het project werd georganiseerd in 1990 en moest volledig ondersteund worden door de Commissie Ontwikkelingssamenwerking[458]. Het kwam tot stand met de steun van de Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en Openbaar Ambt, Luc Van Den Bossche. Belangrijke opmerking hierbij is dat dit project niet uitsluitend voor vrouwen bestemd was en dat er zelfs niet werd ingegaan op de gevolgen voor de positie van de vrouw binnen dat project. Er mag echter wel verondersteld worden dat de ‘Tuinen’ een invloed zouden hebben op de rol van de vrouw, aangezien zij meestal instaat voor de voedselverzameling. Uit de bestelbonnen[459] die in het archief werden teruggevonden, bleek dat verschillende aangeschreven organisaties en gemeenten wel wilden meewerken aan de verkoop van de kleurboekjes, maar dat weinigen http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (32 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
interesse hadden in een meer grondige doorlichting van het project. Men wilde dus wel solidair zijn op een bepaald moment, maar men had er geen behoefte aan een geweten geschopt te worden, terwijl dit eigenlijk wel de voornaamste doelstelling was van de COS in het binnenland. Ondanks het feit dat vele kleurboeken verkocht werden, kwam de samenwerking tussen de COS en het ABOS omtrent dit project nooit op gang en de COS kon helemaal niet alles doen wat gepland was. Daarom werden de opbrengsten van de verkoop teruggestort[460] aan ‘Tuinen van de vrede’ en een deel werd gebruikt om de administratieve kosten te dekken. De COS hing voor een erg groot deel af van subsidies om projecten ook werkelijk te kunnen realiseren. Bepaalde projecten van de COS beoogden het verbeteren van de levensomstandigehden van vrouwen uit de Derde Wereld, die zich in België gevestigd hadden. De doelstelling van een project[461] uit 1989 bestond uit twee luiken. Een eerste deel betrof de sensibilisering van de Belgische bevolking, vooral de vrouwen, om zo samen naar een betere leefsituatie te streven. Samen met organisaties die onmiddellijk betrokken waren bij de situatie van migrantenvrouwen ging men een informatiepakket opstellen. De COS was hiervoor goed geplaatst omdat de NVR een koepelorganisatie was en door de goede samenwerking met de Internationale Vrouwenraad. Ten tweede wilde de COS een bijdrage leveren aan de integratie van derdewereldvrouwen in België door middel van taallessen, eigenlijk vervolmakingscursussen, opdat deze vrouwen hogere studies zouden kunnen aanvatten of een gepaste job zouden kunnen vinden. De doelgroep bestond uit vrouwen afkomstig uit derdewereldlanden. Het is niet duidelijk of dit project werd afgewerkt.
Studiedagen Geregeld werden studiedagen georganiseerd, meestal in samenwerking met andere organisaties, zoals het NCOS, en dan vooral met de NCOS-Vrouwengroep in de tweede helft van de jaren tachtig[462]. In 1980 werd een studiedag georganiseerd met als doel het sensibiliseren van vrouwenorganisaties in België voor de ontwikkelingssamenwerking en het voorlichten betreffende mogelijke effecten van ontwikkelingsprocessen op het leven van de vrouwen in ontwikkelingslanden. Dit was een vervolg op studiedagen van het ABOS uit 1978 en een reactie op de VN-conferenties van 1975 en 1980. Er kwamen experten betreffende ‘het belang van ons begrip voor de groeiende interdependentie op wereldvlak[463]’ aan het woord http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (33 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
en Minister van Ontwikkelingssamenwerking Eyskens zou het hebben over de vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. In die periode werd minister Eyskens echter vervangen door minister Coens. Na deze studiedag publiceerde minister Coens zijn bevindingen en zijn doelstellingen betreffende de vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Bovendien werd de werkgroep opgericht die reeds in hoofdstuk vijf werd aangehaald. In 1981[464] werd een seminarie georganiseerd door de beide afdelingen van de Belgische Nationale Vrouwenraad ter gelegenheid van de vergadering van het Executief van de Internationale Vrouwenraad, in verband met ‘vrouwen deelneemsters in het ontwikkelingsproces’. De participatie van de vrouw aan het ontwikkelingsproces was een voornaam thema van de VN. Aspecten van dit onderwerp werden reeds bestudeerd tijdens de verschillende bijeenkomsten georganiseerd door de IVR. Nu wenste men stil te staan bij de deelname van de vrouw in het rurale ontwikkelingsproces. De leden van de vrouwenraden[465] wilden op een dynamische wijze bijdrage leveren aan het tot stand komen van de noodzakelijke maatschappelijke aanpassingen. Tevens wilden zij waarborgen dat de bijdrage van de vrouw daarin naar waarde geschat werd. Belgische vrouwen namen actief deel aan de activiteiten van de IVR en vervulden daarin verantwoordelijke functies. De Belgische raad toonde op haar beurt een steeds groeiende belangstelling voor de noodzakelijke participatie van de vrouw aan het ontwikkelingsproces van de Derde Wereld. Tijdens het seminarie kon men onder andere een lezing van Ester Boserup[466] bijwonen. In 1984 werd een studiedag omtrent het vluchtelingenprobleem georganiseerd. Tijdens deze studiedag werd de werking van de COS toegelicht en werd nagegaan hoe het statuut van vluchteling in België ontstaan was. Verder werd iemand van de Oecumenische vluchtelingendienst van het Protestants Sociaal centrum aan het woord gelaten om haar werk toe te lichten en de problematiek vanuit sociaal standpunt te belichten. Tenslotte kwamen drie vrouwelijke vluchtelingen aan bod. Er waren slechts 21 aanwezigen, waaronder voornamelijk Nederlandse vrouwen. Samen met de NCOS-Vrouwengroep en ATOL werd een ronde tafel rond ‘Vrouwen en projectwerking’ op poten gezet. Deze studiemiddag was zeer specifiek bedoeld voor projectmedewerkers in de NGO’s en voor de verantwoordelijken in de uitzendorganisaties. Op de eerste plaats had deze studiedag als doel de medewerkers te sensibiliseren voor het belang van vrouwen in ontwikkeling en voor de gevolgen van ontwikkelingswerk zonder specifieke aandacht voor vrouwen. Men wilde echter ook perspectieven bieden voor verdere begeleiding en vorming rond dit thema. Tijdens deze studiedag werd de publicatie ‘Vrouwen, technologie en ontwikkeling’ voorgesteld aan het publiek. Deze publicatie zal verderop nog aan bod komen. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (34 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
In 1988 werd een studiedag rond ‘Vrouwen en inkomensverwervende projecten[467]’ georganiseerd. Deze studiedag bood de gelegenheid een boekenstand en een kleine tentoonstellling van materiaal uit inkomensverwervende projecten te bekijken. Verder brachten twee Argentijnse vrouwen in beeld wat werk en inkomen voor hen betekende en vervolgens was er een uiteenzetting over de verschillende aspecten die gepaard gaan met zulke projecten, zoals bijvoorbeeld de economische en sociale aspecten van de inkomensverwerving, de vorming en begeleiding van vrouwengroepen. Tenslotte kwamen enkele concrete voorbeelden aan bod. Het is duidelijk dat hier wel specifiek aandacht werd besteed aan de positie van de vrouw in de ontwikkelingsprojecten. Het doel van deze studiedag was de idee te verspreiden dat projectaanvragen ook een sociale dimensie hebben. De projectselectie- en begeleiding moeten bewust gebeuren en niet enkel met het oog op de economische rendabiliteit, zoals vaak het geval is en zeker bij inkomensverwervende projecten voor vrouwen. Daarom werd ook deze studiedag georganiseerd met het oog op projectorganisaties en -medewerkers en niet met de bedoeling de volledige publieke opinie te sensibiliseren. Ook dit was echter een belangrijke taak van de COS, aangezien in een vorig hoofdstuk[468] duidelijk werd dat dit vaak geen prioriteit was bij projectorganisaties. In hoofstuk vijf werd reeds gesteld dat de NCOS-Vrouwengroep zich vooral bezighield met de sensibilisering van de projectorganisaties zelf. Daarom werd tijdens de studiedagen die georganiseerd werden in samenwerking met die Vrouwengroep, vooral aandacht besteed aan deze thematiek, terwijl de eigen initiatieven van de COS meer gericht waren op de sensibilisering van de publieke opinie. De COS werd geregeld gevraagd om studiedagen mee op te starten, bijvoorbeeld door de Socialistische Vrouwengroep. Deze groepen wilden vooral hun eigen positie binnen het ontwikkelingsbeleid duidelijk maken, maar zij hingen hieraan een volledige studiedag op, die door de COS moest opgevuld worden. Ook hiervoor werden diareeksen en dergelijke gebruikt. Meestal waren deze dagen bedoeld voor de animatrices en secretaresses van de groepen zelf, aangezien ‘het thema de afdelingsbesturen niet bijzonder interesseerde [469]’. Ook hier bleek dus de sensibilisering van het eigen personeel de voornaamste doelstelling. Einde 1990 werd een tweedaags seminarie[470] op poten gezet voor vrouwen uit Franstalige Afrikaanse landen, in samenwerking met de Internationale Vrouwenraad. De deelnemende vrouwen waren allemaal lid van een vrouwenorganisatie die aangesloten was bij de Internationale Vrouwenraad. Aangezien de COS op dat moment erkend was als NGO voor voorlichting met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking, kon men op medefinanciering rekenen van het ABOS (voor reis- verblijf- en logiesonkosten). Uiteraard moesten hiervoor de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (35 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
nodige facturen kunnen worden voorgelegd. De idee voor dit seminarie kwam er tijdens een bureauvergadering van de Internationale Vrouwenraad, in maart, waar van overal de vraag kwam een seminariedag te organiseren over ‘Hoe een ontwikkelingsproject opstellen en evalueren?’. Daarom werd (opnieuw) besloten het seminarie enkel open te stellen voor niet-gouvernementele organisaties. Tijdens deze tweedaagse werden verschillende onderwerpen onder de loep genomen. Men ging na hoe een ‘goed’ project er moest uitzien, hoe een project moest geïdentificeerd, opgevolgd en geëvalueerd worden en wanneer een project voldeed aan de eisen gesteld voor medefinanciering door het ABOS. Verder bekeek men de positie van de vrouw in de verdragen van Lomé[471], die belangrijk waren voor de deelnemende Afrikaanse vrouwen, en werden verschillende concrete projecten geanalyseerd. Tenslotte namen nog enkele beleidsmensen het woord. De pers besteedde heel wat aandacht aan het seminarie. Als gevolg van deze tweedaagse kreeg de COS twee volwaardige projecten uit Madagascar in handen, waarvoor onmiddellijk medefinanciering werd aangevraagd. Bovendien werd beslist een jaar later opnieuw een seminarie te organiseren voor Engelssprekende vrouwen uit Afrikaanse en Aziatische landen. Ook hiervoor zou steun verleend worden door het ABOS. Dit seminarie werd gepland over vijf dagen en behandelde, naast het indienen van projecten, het thema seksueel overdraagbare aandoeningen, waarvoor experten uit verschillende landen zouden worden uitgenodigd. Dit laatste deel zou gebeuren in samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie, omdat het ABOS niet voldoende middelen ter beschikking had om een seminarie van dezelfde omvang als het voorgaande te financieren. Ook dit vervolg was in een wachtfase op het moment dat de werking van de COS werd stopgezet, waardoor ook dit initiatief niet kon volbracht worden[472].
Publicaties De COS gaf vier maal per jaar een thema-brochure uit, aangevuld met actuele informatie. Deze brochure werd opgenomen als katern in het tijdschrift van de Nationale Vrouwenraad en werd verspreid onder alle lidorganisaties van de NVR en de NGO’s. Voor deze publicatie kon de COS, na de erkenning als voorlichtingsngo, subsidies krijgen van het ABOS. De katern behandelde de eigen projecten van de COS in de Derde Wereld en gaf verder algemene informatie over de situatie van vrouwen in bepaalde ontwikkelingslanden. De geografische elementen binnen een land kwamen aan bod, net als de politiek-economisch-sociale leeftoestand, om dan de link te leggen tussen de leefsituatie van de vrouwen en de algemene leefomstandigheden. Aan het einde van deze http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (36 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
bijdragen werden telkens bibliografische gegevens aangereikt voor wie meer informatie met betrekking tot het behandelde onderwerp wilde. Opvallend was echter dat ook hier recepten aangeboden werden. Verder zorgde deze katern voor informatie omtrent de activiteiten van de COS, naar de leden van de NVR toe en naar de steunverlenende leden van de COS zelf toe. Een groots opgezette publicatie was de brochure ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord. Voorstelling van dertig romans’. Naast een inleiding en een overzicht van het ontstaan en de resultaten van het VN-decennium voor de vrouw, bevatte deze brochure een, uitgebreid besproken, overzicht van romans geschreven door en over vrouwen uit derdewereldlanden[473]. Er werd eveneens een bibliografie aangereikt met daarin achtergrondwerken over vrouwen in de Derde Wereld. De romans[474] werden uitgekozen aan de hand van boekenbijlagen van bepaalde tijdschriften, zoals bijvoorbeeld de boekenbijlage van het tijdschrift van het NCOS. Aangezien deze organisatie zich eveneens bezighield met derdewereldproblematiek, werden hierin boeken opgenomen die interessant konden zijn voor de publicatie van de COS. Bedoeling was enerzijds de openbare bibliotheken te stimuleren in hun aankoopbeleid, in navolging van de resultaten van de reeds vermelde enquête. Anderzijds wilde men de vrouwen in Vlaanderen via de literatuur kennis laten maken met de leef-en denkwereld van vrouwen uit andere culturen. De publicatie wees op de schat aan informatie over hoe vrouwen leven en over hun visie op het sociaal-economisch-politiek gebeuren in hun land, die te vinden is in de door hen geschreven boeken. De lijst werd wel beperkt tot die werken die reeds in het Nederlands beschikbaar waren. Opvallend hierbij was de idee dat enkel vrouwen geïnteresseerd zouden zijn in de leefwereld van andere vrouwen. Blijkbaar was de COS in 1987 nog niet klaar voor een beleid gericht op vrouwen en mannen. In 1988 vroeg de COS een ISBN-uitgeversnummer[475] aan voor de publicatie ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord’. Hieruit blijkt dat de publicatie inderdaad groots werd opgevat, aangezien men dit nummer nodig had om het werk op grote schaal te verspreiden. Op deze manier werd het eveneens opgenomen in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek van België. De respons op deze publicatie was erg groot. ‘Vrouwen, technologie en ontwikkeling[476]’ is de titel van een publicatie uitgegeven door de ATOLVrouwengroep in naam van de COS. Binnen de publicatie werd getracht een zicht te krijgen op de plaats van vrouwen in het ontwikkelingsproces. Bedoeling was de voorwaarden waaraan technieken moesten voldoen en de omstandigheden waarmee rekening moest gehouden opdat een techniek een bruikbaar middel zou zijn voor de verbetering van de situatie van vrouwen, te formuleren. Er werd aandacht besteed aan de plaats van vrouwen binnen de projectwerking en tenslotte werd de publicatie aangevuld met een handleiding voor onderzoek. Deze http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (37 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
handleiding bestond uit checklists om de rol van de vrouw in de ontwikkeling van de samenleving te herkennen. De lijsten waren bedoeld om alle domeinen van een interventie, dit wil zeggen identificatie, monitoring en evaluatie, te bestuderen voor wat betreft de situatie van vrouwen, met als einddoel de verbetering van die situatie. Hierbij moest rekening gehouden worden met de behoeften van de vrouwen, de participatie van de vrouwen, een evenwichtige taakverdeling, verhoogde productiviteit van het werk van vrouwen, verbeterde economische situatie van vrouwen, vergrote mondigheid van vrouwen, verhoogde participatie in het economische en politieke leven, verhoogde intellectuele en technische kennis.
Documentatie- en informatiecentrum Op het einde van de jaren tachtig werkte de COS aan de uitbouw van een documentatie- en informatiecentrum over de problematiek van vrouwen in de Derde Wereld. Iedereen die wilde kon op deze diensten beroep doen. De COS wilde dus niet enkel zelf sensibiliseringsactiviteiten organiseren, maar eveneens een pakket aanbieden om andere ontwikkelings- en vrouwenorganisaties vertrouwd te maken met de problematiek, opdat ook deze verenigingen aandacht aan de problematiek zouden besteden. Het materiaal was ter plaatse te raadplegen en te kopiëren. Bovendien beschikte de COS over een verzameling van animatiemateriaal over de problematiek. Lidorganisaties van de NVR en NGO’s voor ontwikkelingssamenwerking konden beroep doen op de COS om hun animatieaanbod uit te breiden. Het waren echter diezelfde lidorganisaties en bevriende verenigingen die het documentatiecentrum hielpen uitbouwen [477]. Deze verenigingen schonken hun publicaties in verband met vrouwen in de Derde Wereld aan het documentatiecentrum van de COS. Ook het ABOS[478] gaf geregeld een lijst uit van de nieuw aangekochte publicaties, waaruit interessante titels konden gehaald worden. Via een internationaal persbureau trachtte de COS artikels te verzamelen, verschenen in buitenlandse publicaties[479], die betrekking hadden op de vrouw in de Derde Wereld. Het documentatiecentrum werd voornamelijk geraadpleegd door verantwoordelijken van vrouwenorganisaties en scholen in verband met het opzetten van informatieactiviteiten[480].
2. Steun aan projecten in de Derde Wereld http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (38 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De projecten die gesteund werden door de COS, gingen meestal uit van een organisatie uit het hulpvragende land zelf. De commissie bood deze verenigingen financiële en soms ook praktische hulp aan. Alvorens men echter tot financiële steunverlening kon overgaan, moest het volledige project voorgelegd worden aan de Belgische regering. Op die manier kon de COS eventueel op medefinanciering van het ABOS rekenen. De voorstelling van het project moest aan verschillende voorwaarden voldoen. Ten eerste moest er een volledige beschrijving gegeven worden van de doelgroep- of organisatie, met daarin een korte historiek, de algemene doelstellingen van deze organisatie en gegevens in verband met personeel, werkmethode en infrastructuur. Vervolgens was de rechtvaardiging van het project noodzakelijk. Het project moest immers bedoeld zijn voor sociale of economische ontwikkeling. De vooropgestelde doelstellingen van het geplande project moesten duidelijk geformuleerd worden en deze doelstellingen moesten verwezenlijkt kunnen worden met de aanwezige middelen en in de vooropgestelde periode. Verder waren de plaats, de werkmethode en de duur van het project belangrijk en werd een curriculum vitae gevraagd van de projectcoördinator. Uiteraard werd een preciese presentatie van de kosten verlangd. Verder werd vereist dat het project door gekwalificeerde en competente mensen geleid zou worden en tenslotte moest een opvolging van het project duidelijk maken of de thuisorganisatie het project goed had overgenomen.
Voorbeelden van projecten[481] De financiering van gemeenschappelijke ontwikkelingsactiviteiten door vrouwengroepen in 25 dorpen in Kenia [482] Naar aanleiding van het vrouwenjaar in 1978 deed het ABOS een oproep om projecten te steunen die de positie van de vrouw in de Derde Wereld konden verbeteren. Daarom nam de Nationale Vrouwenraad contact op met het Women’s Bureau in Nairobi. Hieruit groeide een project dat de dorpsactiviteiten van de plaatselijke vrouwengroepen wou steunen. De Nationale Vrouwenraad steunde dit project in samenwerking met SOS Honger. Bedoeling van het project was het bevorderen van de integratie van de vrouwen in de landbouw. Aangezien Nairobi voornamelijk een ruraal gebied is en de vrouwen numeriek belangrijk zijn (vrouwen maakten zeventig procent uit van de plattelandsbevolking)[483], was het noodzakelijk dat hun inbreng in de landbouw duidelijk gemaakt werd. De rol van de vrouw binnen die landbouw werd steeds meer divers en ingrijpend, maar toch was de productiviteit van de vrouw niet evenredig met hun inzet. Dit had alles te maken met het gebrek aan http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (39 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
opleiding. Daarom nam het vrouwenbureau van Nairobi het initiatief om verschillende socio-culturele activiteiten in te richten en betere landbouwtechnieken in te voeren, om op die manier de algemene levensstandaard op te trekken en de sociale en economische productie van de vrouw te verbeteren. Twee belangrijke activiteiten binnen het project waren irrigatie/watervoorzieningswerken en het oprichten van gemeenschappelijke boerderijen of landbouwbedrijven. Bedoeling was de waterbron naar het dorp te brengen via grachten, leidingen en pompen. De volledige werkzaamheden zouden uitgevoerd worden door vrouwen, met de technische begeleiding van Keniaanse ingenieurs. Het gemeenschappelijke landbouwbedrijf wilde alle vrouwenkrachten verzamelen op één productieve boerderij. Ieder lid deed een financiële bijdrage of werkte mee. De vrouwen wensten een opleiding in de bewerking van land en in de moderne technieken, omdat zij zich ervan bewust waren dat zij anders niet zouden kunnen blijven concurreren met de meer gemoderniseerde landbouwbedrijven. Dit project liep over het hele land, in de rurale gebieden. In Nairobi bestonden op dat ogenblik ongeveer vijfduizend vrouwengroepen die gebaseerd waren op het principe van ‘self-help’, dit wil zeggen dat zij trachtten door middel van groepsactiviteiten zelf hun problemen op te lossen. Dit project wilde deze activiteiten bijstaan. De specifieke doelstellingen hiervan waren: het vergroten van de aangroei van het familiaal inkomen, de leiding van de vrouwengroepen vormen, de hygiënische toestand in de dorpen verbeteren en het voedingspatroon evenwichtiger maken. Belangrijk om weten is dat de mannen in de loop van het project bijdraaiden en hun steun verleenden. ‘Dit is niet zonder belang willen wij met de emancipatie van de vrouw in de verschillende maatschappijen komen tot een integratie en een gelijkwaardigheid voor elk menselijk wezen zonder rekening te houden met de sekse’. De projecten waren gegroeid vanuit de specifieke noden van elk dorp en liepen daarom sterk uiteen. Het vrouwenbureau stond in voor de instructies en de leidinggeving en dienstverlening, de Keniaanse regering betaalde de salarissen van de medewerkers en stelde gebouwen, vervoer en communicatiemiddelen ter beschikking. Het project zou ongeveer twee miljoen frank kosten, waarvan 25% zou gedragen worden door SOS Honger en de Nationale Vrouwenraad, voor de resterende 75% werd een beroep gedaan op de Belgische overheid. Aangezien de projecten reeds opgesteld werden door de plaatselijke vrouwengroepen, vormde de opvolging geen enkel probleem. Het project werd goedgekeurd door het ABOS en was het eerste project waaraan de Commissie Ontwikkelingssamenwerking steun verleende. Casa de la Ciudadana, Ecuador[484] De Union Nacional de Mujeres de Ecuador plande de oprichting van een vormingscentrum in nauwe http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (40 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
samenwerking met de plaatselijke vrouwen, teneinde haar doelstellingen op het vlak van vorming van vrouwen betreffende hun rechten en plichten, te kunnen uitvoeren. Er werd medefinanciering aangevraagd voor de oprichting en uitrusting van het vormingscentrum gedurende een jaar. Het centrum zou gelegen zijn in een landelijke gemeente tussen bergen en kust. De belangrijkste economische activiteit was (is) landbouw. Men leefde in een eigen gesloten systeem om zich te beschermen tegen grooteigenaars. In deze economische en sociale toestand kon de vrouw moeilijk zichzelf ontplooien en op een juiste wijze deelnemen aan het economisch en sociaal leven. De traditionele dominerende rol van de Latijns-Amerikaanse mannen overschaduwde de vrouw, terwijl zij vooral op ondergeschikte wijze werkzaam was in de landbouw, huishoudelijke taken moest vervullen en voor de kinderen zorgde. Weinig groeperingen hielden zich bezig met haar lotsverbetering. De UNME werd erkend door het Ministerie van Opvoeding en Cultuur. De beweging stelde zich tot doel het de Ecuadoriaanse vrouw mogelijk te maken om zowel voor de eigen als voor de gemeenschappelijke lotsverbetering te werken. De beweging had vertakkingen over heel Ecuador. De leden waren vrouwen van de middenklasse en lagere inkomens, vooral uit de rurale bevolking. Het project wilde vormingsactiviteiten mogelijk maken die in algemene zin kaderden in de doelstellingen van het Decennium van de Vrouw. Het wilde aan de plattelandsvrouw de mogelijkheid bieden om haar plaats in de gemeenschap te verbeteren. Specifieke doelstellingen waren het verschaffen van vorming aangaande huishoudelijke-, gezondheidskundige- en voedingsaspecten, het aanleren en verwezenlijken van een eigen inkomensverschaffende activiteit, het functioneren als pilootproject voor 14 andere centra op te richten in gemeenschappen over heel Ecuador. In de periode 1977-1980 werden reeds enkele activiteiten uitgewerkt in verband met onderwijs in lezen en schrijven en in verband met eigen productie en de verkoop hiervan. In de tweede periode 1981-1982 zouden deze activiteiten moeten geherbergd worden in een eenvoudig gebouw. Hierdoor zou stabiliteit verzekerd worden en zou de verdere uitbouw kunnen gebeuren. De verkoop van de eigen productie zou kunnen gecentraliseerd worden in een eigen winkel. In een derde periode stond de autonome ontwikkeling van de activiteiten centraal, waardoor de vrouwen zelf verantwoordelijk werden en tewerkgesteld konden worden. De UNME verschafte de noodzakelijke vrouwelijke deskundigen op het gebied van algemene coördinatie, handelstechnieken en gezondheidszorg. Vrouwelijke vrijwilligers zouden instaan voor de uitvoering van de eigenlijke activiteiten. Op lokaal vlak was dus de noodzakelijke menselijke infrastructuur beschikbaar. De UNME vroeg een medefinanciering gedurende één jaar voor de bouw van het centrum. Zowel het initiatief als de uitwerking en het beheer van het project was in handen van Ecuadorianen. Er werd 75% medefinanciering gevraagd van de Belgische overheid (184500bef). Na de aanvraag werkte UNME het project verder uit en er werd bekomen dat Nederland de bouw van het centrum voor zich zou nemen. De COS (en de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (41 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Belgische overheid) zou instaan voor de inrichting van het gebouw (360000bef in totaal). Het project liep een serieuze vertraging op omwille van overstromingen en omwille van de late goedkeuring van het Nederlandse rapport. Er werd pas gestart met de bouw van het centrum in 1983. Het ABOS verleende goedkeuring voor de medefinanciering. Ondertussen had de COS zich echter geëngageerd in een project in Bolivia, waardoor steun moest worden gevraagd aan de IVR om het project in Ecuador van start te kunnen laten gaan. In 1985 was het gebouw af en er werd meteen gestart met de opzet van drie cursussen, namelijk eerste hulp op het platteland, snit- en naad en hoofd- en haarverzorging. Het project kende duidelijk een goede afloop. “De behandeling van dit project was voor de COS een goede leerschool voor het werken met cofinanciering. Wij hopen in de toekomst nog verder en beter met het ABOS te kunnen werken[485]”. Promotie van vrouwen door de uitbouw van twee productiecentra in zelfbeheer, IFFI, Bolivia[486] IFFI, Instituto de Formacion Femenina Integral, startte zijn activiteiten in 1981, in Cochabamba, Bolivia. Hoofddoel was vrouwen uit de marginale wijken te motiveren om actief deel te nemen bij het zoeken naar oplossingen voor verschillende sociaal-economische problemen waarmee de marginale wijken te kampen hadden. IFFI zocht (zoekt) naar middelen om precaire situaties te verbeteren via een actieve participatie van vrouwen. Daarom trachtten zij een bewustwording op gang te brengen bij de vrouwen, zodat zij als een kritisch persoon een bijdrage zouden kunnen leveren aan het ontwikkelingsproces van hun gezin, hun wijk en misschien zelfs hun dorp en hun land. Concreet hield dit in: 1) vrouwen uit de sociale wijken de kans geven op sociale promotie door vorming op het vlak van gezondheid, opvoeding, economie... 2) de inschakeling van vrouwen bij het oplossen van problemen in de wijk en 3) ervoor zorgen dat vrouwen actief zouden deelnemen aan de werking van reeds bestaande organisaties. IFFI werkte hiervoor onder andere samen met een gezondheidsorganisatie, met het Ministerie van Volksgezondheid en met de Federatie van de Clubes de Madres. IFFI werd volledig beheerd door Boliviaanse vrouwen, waardoor de opvolging gegarandeerd was. In 1983 kwam dit project terecht bij de COS. Men wilde de promotie van de vrouw bewerkstelligen via de oprichting van een experimenteel productiecentrum waar wasserijzeep zou gemaakt worden, vanuit de idee dat dit product dagelijks door iedereen moest gebruikt worden. Wanneer men zou produceren tegen lagere prijzen dan de marktprijzen, zou het voortbestaan van het bedrijfje gegarandeerd worden. Vrouwen moesten bij het productieproces betrokken worden, opdat het gezinsinkomen zou verhoogd worden. De vrouwen waren op de eerste plaats moeder en dus verantwoordelijk voor de voeding, gezondheid, kleding en http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (42 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
algemeen welzijn van iedereen die tot de familie behoorde. Verder moesten zij goederen en diensten produceren om het gezinsinkomen te verhogen. Ze namen echter niet deel aan publieke activiteiten. Daarom moesten vrouwen in het productiecentrum ingeschakeld worden, opdat men zou komen tot een gevoel van solidariteit en collectieve verantwoordelijkheid. Bovendien zouden de vrouwen een vorming krijgen die te maken had met alle taken die in het centrum moesten uitgevoerd worden, zoals het in orde brengen van de boekhouding. Bij de oprichting en consolidatie ging men in vier fasen werken: 1) motivatie, het belang van het centrum erkennen en beslissen wat men zou produceren 2) opbouw, een lokaal kiezen, materialen aankopen, ... 3) organisatie, administratief en commercieel 4) consolidatie, vorige fasen uitwerken. De COS wilde dit project medefinancieren en vroeg hiervoor steun aan de overheid. (53550fr voor COS, 160650fr voor overheid.). De aanvraag werd goedgekeurd in mei 1984. Uit het activiteitenverslag van 1985 blijkt dat het opstarten van een productiecentrum niet zo simpel was. De economische situatie in Bolivie was er bovendien nog op achteruit gegaan. De crisis zorgde ervoor dat de lokale goederen niet konden concurreren met geïmporteerde goederen. Men had moeilijkheden grondstoffen aan te kopen en er was een gebrek aan gas. Men had gekozen te werken met een verantwoordelijke voor de boekhouding, voor de productie en voor de commercialisering. Deze personen werden per groep gekozen om de zes maanden. Maandelijks werd een verslag voorgelegd betreffende de evaluatie en de planning. Voor de dagelijkse activiteiten, zoals kinderopvang, werd gewerkt met een tweewekelijkse beurtrol. Met de verkoop van 5% van de zeep werd de opvang van de kinderen, en dus ook de maaltijden, verzorgd. Op die manier hoopte men de ondervoeding tegen te gaan. De vrouwen werkten vier uur per dag, omdat voltijds werk niet te combineren was met hun andere taken. Hun lonen lagen boven het minimum. Tijdens het eerste jaar kon men de geïmporteerde grondstoffen vervangen door nationale grondstoffen, door het aanleggen van een voorraad en werden alle vrouwen technisch gevormd. Er werden gezamelijk statuten opgesteld en er werden ontmoetingsdagen georganiseerd, waardoor ervaringen konden worden uitgewisseld. De kinderopvang werkt ondertussen onafhankelijk van het productiecentrum. De vrouwen nemen stilaan deel aan de vergaderingen van de wijkraad. Een tijdje later werd opnieuw een aanvraag tot medefinanciering ingediend bij het ABOS, dit keer voor twee productiecentra in zelfbeheer. IFFI voerde deze projecten uit in samenwerking met de plaatselijke vrouwengroepen van de productiecentra. Deze centra waren hun experimentele fase voorbij en konden overgaan tot semi-industriële productie. Het ene bedrijfje produceerde zeep, het andere produceerde marmelade en verwerkte groenten om de continuïteit van de marmeladeproductie te verzekeren in periodes waarin er weinig http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (43 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
groenten te verkrijgen waren. Erg belangrijk aspect van deze bedrijfjes was het feit dat, naast de verbetering van de economische situatie van de vrouwen, men alles zelf beheerde en dat de vrouwen een algemene vorming kregen. Om de overgang naar een semi-industriële productie te maken, was er behoefte aan een verhoging van het werkkapitaal en moest de technische aanpak verbeterd worden door het invoeren van betere productie- en opslagtechnieken. Op deze manier wilde men de economische leefbaarheid van de centra verzekeren en met de financiële overschotten activiteiten financieren voor het algemeen welzijn van de wijk. Ook voor deze fase van het project werd medefinanciering gevraagd aan het ABOS en aan het NCOS. Het ABOS verleende medefinanciering, evenals SAGO- het Latijns-Amerikacentrum- en bijvoorbeeld Socialistische Solidariteit en er werden bijdragen gevraagd aan gemeenten met een budget voor ontwikkelingssamenwerking. Voor de werking van het jaar 1987 werd een som toegekend van de 11.11.11-actie van het jaar 1986 en ook voor de werking van het jaar 1988 werd een deel van deze actie afgestaan. Het project werd goed opgevolgd door de COS. Marleen Sannen - medewerkster Sago en COS - bezocht het project in 1985 en IFFI stuurde regelmatig activiteitenverslagen. Voor dit project werd in een later stadium (1989) een beheersoverdracht uitgewerkt tussen de COS en het Boliviacentrum Antwerpen[487], waar Marleen Sannen op dat moment werkzaam was. De COS bleef echter wel de verantwoordelijkheid behouden ten opzichte van de financierders, ABOS en NCOS. Een halftime personeelslid zou hiervoor moeten aangeworven worden, tegen vrijstelling van stempelvergoeding en verplaatsings- en crèchekosten. De COS zou deze uitgaven zelf bekostigen via giften gestort voor de NVR. Bedoeling was de afwerking van de lopende projecten te garanderen[488]. In 1990 bleek dat de COS achterstallige betalingen had, waardoor de verdere activiteiten in het gedrang kwamen. Het Boliviacentrum Antwerpen, dat wel alle verplichtingen nakwam, eiste van de COS hetzelfde te doen. Het grootste deel van de financiering gebeurde immers door het NCOS, waardoor de COS weinig problemen kon hebben bij de afhandeling. Uiteindelijk kwam de afhandeling toch in orde. In 1990 vroeg Marleen Sannen, die ondertussen niet meer bij de COS werkte, of de commissie het project nog verder wilde steunen. Hierop werd echter een negatief antwoord gegeven, omdat het project volledig in handen was geweest van Sannen zelf. De COS zag het niet zitten deze werking over te nemen, wegens gebrek aan ervaring[489]. Cursus boekhouden ‘Clubes de Madres’, Bolivia[490] In 1988 werd via een vrijwilligster in Bolivia het project voor een cursus ‘boekhoudkundig beheer’ aan http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (44 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
vrouwenverenigingen in Bolivia voorgesteld. De eerste clubs van de ‘Federatie Clubes de Madres’ werden einde jaren zeventig opgericht op het platteland en in perifere wijken. Zij werkten onder andere met de steun van Caritas en de Kerk. De doelstelling van de Federatie in het algemeen was bijdragen tot de verbetering van de levensomstandigheden van de families die deelnamen aan de ontwikkelingsactiviteiten van de streek. Specifiek hield dit in: de vorming van productieve eenheden voor de eigen ontwikkeling en het creëren van tewerkstelling, de vorming van diensten voor gezondheid, onderwijs en verbruik, de realisatie van activiteiten die ervoor zorgden dat meer georganiseerde Boliviaanse vrouwen konden deelnemen aan de economische en sociale activiteiten van hun streek en land, het realiseren van eigen projecten in de vorm van coöperatieven. Dankzij PMA, een wereldorganisatie voor voedsel afhankelijk van de UNO, en de EG konden de vrouwen reeds enkele kleine productieprojecten opstarten, bijvoorbeeld het kweken van dieren. Het grootste probleem binnen de clubs was echter de boekhouding. De Federatie vroeg daarom om samenwerking zodat zij een boekhoudster in dienst konden nemen en werkmateriaal en transport zouden kunnen vergoeden. Bovendien was het opzet medewerking te bieden bij de vorming van de penningmeesters en advies te geven in verband met rekeningen en balansen. Het project zou lopen over twee jaar en zou 12800$ kosten. Het ABOS nam hiervan 75% voor haar rekening. Gemeenschappelijke gaarkeukens als overlevingsstructuur in Lima, Peru[491] Dit project werd uitgevoerd in Comas, het armste dictrict van Groot-Lima. Het land in Peru was (is) erg beperkt bebouwbaar. Bovendien werden de grenzen opengesteld voor voedselimport, waardoor de schulden van het land groter werden. Daarom moest de eigen landbouw gestimuleerd worden, vooral de productie van basisvoedsel voor de consumptie van de bevolking. In 1984 werd gestart met de oprichting van gaarkeukens, gefinancierd door Novib Nederland. Hierdoor werden voedingsmiddelen goedkoper. Vooral vrouwen organiseerden zich om samen goedkoper te koken en zo te kunnen overleven met een beperkt gezinsinkomen. Op deze manier leerden de vrouwen bovendien verschillende taken op zich te nemen en raakten ze los uit het isolement van hun eigen huishouden. Er werd gewerkt met een rotatief bestuur, er was een beurtrol voor het inkopen doen, voor het koken enz. Sinds 1984 werden reeds honderden gaarkeukens erkend als zelfbeheerde organisatie, zij worden wel nog bijgestaan door Fovida. Er wachtten echter nog vele gaarkeukens op omkadering en deze omkadering vormde dit project. In 1986 diende de COS een aanvraag in bij het NCOS omtrent medefinanciering voor dit project, dat uitgevoerd werd door FOVIDA (Fomento de la Vida). Bedoeling was op die manier een alternatief http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (45 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
commercialisatiesysteem op richten, waardoor er zonder tussenpersonen goedkoper voedsel kon aangekocht worden; een selectieve subsidie te bieden voor voedingsrijke ingrediënten; vorming en promotie van de vrouw te bekomen door de bijeenkomsten en het onderwijs; steun voor materiaal en basisinfrastructuur te bieden. Het project werd uitgewerkt in contact met lokale partners en aangezien de keukens in zelfbeheer waren, was de opvolging verzekerd. Bovendien was er een NCOS-medewerker ter plaatse die het project op het terrein zou opvolgen. De crisissituatie in Peru was structureel, onder andere door de grote rol die multinationale ondernemingen speelden bij de verwerking van nationale en ingevoerde landbouwproducten en door het gebrek aan kapitaal voor noodzakelijke investeringen in landbouwinfrastructuur. Hierom mocht geen noodhulp geboden worden, men moest de plaatselijke bevolking steunen in haar initiatieven, zodat de crisis kon overleefd worden. Het project zou ongeveer 800 000 frank kosten, hiervan werd bijna 600 000 frank gegeven door ABOS en nog 200 000 door 11.11.11-1987. Bovendien werd een diamontage over het project aangemaakt. Fovida bracht geregeld verslag uit van de werking en bezorgde alle nodige documenten voor wat betreft de statuten van de organisatie. Men had deze laatste nodig, omdat er een gelijkaardig project bestond bij Caritas en het NCOS wilde dit niet steunen. Men wilde zeker zijn dat het ging om een vereniging zonder winstgevend doel. In 1987 werd een aanvraag ingediend om een voortzetting van het project te financieren. Men deed deze aanvraag voor voortzetting, omdat men het niet aandurfde in 1986 een tweejarig project in te dienen, aangezien de COS over beperkte financiële middelen beschikte en eigenlijk zelf weinig projecten uitvoerde, men deed vooral aan sensibilisering in het binnenland. Bedoeling van deze voortzetting was daar waar Novib haar plafond bereikte, toch de mogelijkheid tot uitbreiding te bieden. Deze financieringsproblemen van Novib hadden vooral te maken met het feit dat de keukens steeds meer verspreid raakten en er dus meer vervoerskosten moesten gemaakt worden en doordat Fovida trachtte zoveel mogelijk taken over te dragen aan de groeperingen zelf, waardoor de infrastructuur moest uitgebreid worden, bijvoorbeeld voor de stockering. ABOS en NCOS zetten hun medefinanciering verder. Begin 1989 werd het project overgenomen door het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking[492], maar officieel bleef de COS verantwoordelijk voor het geheel. Dit was noodzakelijk, opdat men de COS niet van de medefinancieringslijst zoud schrappen, omdat ze zogezegd te weinig projecten indiende. Er moesten telkens verslagen opgesteld worden voor de COS, opdat zij het project kon blijven opvolgen. Het verbeterd gebruik van beperkte koopkracht door arme stedelijke vrouwen in La Paz, Bolivia[493] http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (46 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Bedoeling van dit project was de vorming van vrouwen uit de lage inkomensgroepen, opdat zij hun lage inkomen, met steeds dalende koopkracht, oordeelkundig zouden kunnen besteden aan voeding en gezondheid. Bovendien kon misschien een maximaal behoud aan voedingswaarde bereikt worden door een adequate voedselbereiding. Het algemeen doel was de evenwichtige besteding van het familiaal budget, het rationeel gebruik van de beschikbare middelen voor de voeding door een adequate bereiding van de spijzen, het aanleren van groententeelt op kleine opervlakten grond. De COS vroeg medefinanciering voor de begeleiding en uitvoering van dit vormingsproject. Het vormingsproject werd meer specifiek gericht op de leden van de Clubes de Madres, waarmee ook al samengewerkt werd in een ander project, omdat vrouwen instaan voor de gezinsvoeding. Het initiatief, de uitwerking en het beheer van het project berustten volledig bij de Bolivianen, waardoor de opvolging verzekerd was. Dit project zou ongeveer vijf maanden in beslag nemen en 182000 frank kosten. Hiervan nam de COS 25% voor haar rekening, de rest zou gefinancierd moeten worden door het ABOS. Verder zouden twee kerkgemeenschappen niet-financiële steun verlenen. De dienst medefinanciering van het ABOS had wel enkele bedenkingen bij het ambitieuze plan, maar gaf toch een positief antwoord. Dit advies werd echter niet opgevolgd, het project werd afgekeurd omdat de kosten vooral personeelskosten leken en daarom niet prioritair waren voor medefinanciering. Support to Women’s Socio-Economic groups in rural areas in Rwanda[494] Dit project werd volledig bestudeerd en opgesteld door UNIFEM (United Nations Development Fund for Women). UNIFEM beschikte niet over de financiële middelen om eigen projecten uit te voeren. Dit fonds beperkte zich tot het identificeren en opstellen van projectvoorstellen en tot het zoeken van donors. Voordeel van een organisatie als UNIFEM was het feit dat de samenwerking bevorderd werd tussen vrouwencellen binnen officiële administraties, NGO’s in de donorlanden en de ontvangende landen en multilaterale organisaties. Daarom hadden projecten georganiseerd in samenwerking met UNIFEM de steun van zowel officiële instanties als van NGO’s. Hierom deed de COS in 1988 het voorstel dit project te ondersteunen met hulp van ABOS, NCOS en het Belgische UNO-Fonds voor de vrouw. Het project zou in Rwanda uitgevoerd worden door een cel voor de promotie van de vrouw binnen het Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zaken en het zou drie jaar in beslag nemen. Doelstellingen waren 1) de situatie van landelijke vrouwen en hun familie te verbeteren door een verhoging van de landbouwproductie en van het http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (47 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
inkomen 2) de cohesie en strijdbaarheid van vrouwengroepen vergroten 3) uitwisseling tussen de vrouwengroepen vergemakkelijken 4) werkdruk verlagen en inkomen verhogen door de invoer van nieuwe technologieën 5) opleiding voorzien in verband met landbouw voor vrouwen 6) oogstverliezen reduceren 7) de output van artisanale producten verhogen 8) een inleiding geven in zakendoen en krediet 9) training in coöperatieven en ondernemerschap 10) voedselvoortbrengende technologieën introduceren 11) lokale groepen gevoelig maken voor ruilnetwerken. De vrouwengroepen in Rwanda wonnen steeds aan belang. Bovendien was het grootste deel van de vrouwen actief in de landbouw, hoewel er bijna niets overbleef om te verkopen. Door training en dergelijke wilde men de productiviteit van de landbouwactiviteiten verhogen, waardoor de vrouwen hun levensomstandigheden en die van hun familie zouden kunnen verbeteren. Op deze manier zouden de vrouwen eveneens leren zichzelf te organiseren en meer onafhankelijk kunnen worden. Zij zouden actief deelnemen aan de uitbouw van de toekomst van hun gemeenschap. Het project werd afgekeurd door het NCOS, omdat men dacht niet veel eigen inbreng te kunnen hebben, door de banden met de UNO. Bovendien bleek uit de voorstelling van het project niet voldoende wat de vrouwen zelf wilden en of de situatie werkelijk zo was. Er werd immers geen marktstudie gedaan en er was geen identificatie van de groepen. Tenslotte vond het NCOS het een lacune dat er geen vorming voorzien was voor de cel die verantwoordelijk zou zijn voor het project ter plaatse. Ruraal ontwikkelingsproject Matalaque, Peru[495] In 1989 diende de COS een aanvraag in voor een project in Peru. Het object van dit project was de oprichting van vier gemeenschapscentra, de verbetering van de landbouwproductie door het ter beschikking stellen van technische hulpmiddelen en de oprichting van een onafhankelijk transportcomité voor de landbouwgebieden. Op korte termijn wilde men de nodige infrastructuur realiseren, nodig voor een betere landbouwproductie en veeteelt. Dit zou gebeuren via de oprichting van gemeenschapscentra die betrekking hadden op landbouwgebieden, kwekerijen, preventieve verzorging en de verdeling van runderen. Op lange termijn was het de bedoeling de bevolking naar zelfontplooiing te leiden door het verhogen van de landbouwproductie, het oprichten van een onafhankelijk transportsysteem samen met een lokaal financieringssysteem voor de afzetmarkten in de steden en door voor een voordelig aanbod van voedingsstoffen te zorgen. Dit project werd voorbereid in samenwerking met de verantwoordelijke afgevaardigde van de verschillende landbouwgebieden http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (48 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
die als organisatie door de Peruviaanse staat erkend werden. De belangrijkste doelstellingen van deze organisatie waren: de organisatie van de landbouwers in de regio van de vallei, het uitwerken van ontwikkelingsplannen, de integratie van de betrokken families bij de uitwerking van deze plannen. Het project zou drie jaar in beslag nemen. Tijdens de duur van het project zouden de landbouworganisatie en een Belgische vrijwilliger instaan voor het beheer van het project en voor de vorming van de autochtone bevolking. Na de beëindiging van de Belgische inbreng zou de organisatie nog instaan voor het beheer van enkele machines en de eigenlijke doelgroep zou suggesties en inspraak kunnen hebben in verband met de collectieve landbouwproductie en de preventieve verzorging van het vee. Uitrusting voor de ziekenhuizen en internaten in de vluchtelingenkampen van de Sahraouis[496] In 1985 kreeg de COS een oproep tot hulp van de Sahraouis-vrouwen in Algerije. Deze mensen leefden (leven) al sinds 1975 in vluchtelingenkampen, in barre levensomstandigheden. Zij wachtten op vredesonderhandelingen om te kunnen terugkeren naar hun vaderland (Marokko), nadat zij in 1976 de République Arabe Sahraoui Démocratique als hun staat hadden uitgeroepen. Zij hadden vooral een tekort aan water en aan gezond en gevarieerd voedsel. Bovendien leefden zij in tenten, waardoor zij weinig beschermd waren tegen het klimaat. Gelukkig waren de sanitaire voorzieningen goed georganiseerd, zodat er nog geen enkele epidemie was uitgebroken. De vluchtelingen hadden op eigen krachten hospitalen en scholen gebouwd en hadden nood aan materialen die zij niet plaatselijk konden maken, zoals zeep, medicijnen, potloden, kleding. Hierop werd echter niet ingegaan door de commissie. In 1990 ging één van de leden van de COS mee op een reis naar dit volk, georganiseerd door Oxfam. Een tijdje later kwamen enkele van de vrouwen naar België om aandacht te vragen voor hun situatie. Er werden gesprekken georganiseerd met de verschillende vrouwenorganisaties. Op deze manier hoopten deze vrouwen dat hun republiek zou erkend worden door België, dat er een stopzetting zou komen van de wapenleveringen van België aan Marokko en dat er materiële hulp en projecten zouden geleverd worden in de sectoren gezondheid, onderwijs en opleiding voor vrouwen. Uiteraard organiseerde ook de COS een informatiedag omtrent deze problematiek. Eigenlijk was dit dus een combinatie van sensibilisering in eigen land en projectwerking in de Derde Wereld.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (49 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
3. Invloed op het ontwikkelingsbeleid in België Uitoefenen van politieke druk Zoals reeds aangehaald kon de COS, als commissie van de NVR, standpunten uitwerken met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking en deze voorleggen aan het Bureau. Op deze manier kon de NVR eventueel politieke druk uitoefenen op Belgische en internationale instanties die verantwoordelijk waren voor het ontwikkelingsbeleid. In 1988 kon bijvoorbeeld aan de commissie Politiek van de NVR een voorstel geformuleerd worden, naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen. Er werden vijf prioriteiten ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking vooropgesteld: 1) in elke gemeente moest noodzakelijkerwijs een schepen voor ontwikkelingssamenwerking zijn, die ook een daadwerkelijke bevoegdheid zou krijgen 2) deze schepen moest over een budget beschikken om aan bewustmaking binnen de gemeente te doen en om projecten te steunen via bestaande NGO-werkgroepen en comité’s; hierbij moest aandacht besteed worden aan de vrouw in ontwikkelingssamenwerking 3) een beleidsnota over ontwikkelingssamenwerking was noodzakelijk 4) de schepen van ontwikkelingssamenwerking moest de belangstelling van de vrouwenorganisaties voor de ontwikkelingsproblematiek stimuleren 5) binnen de hele aanpak moest telkens bewust stilgestaan worden bij de vrouwenproblematiek. Dit voorstel werd echter nooit definitief uitgewerkt.
Partijgebondenheid? De COS maakte deel uit van de Nationale Vrouwenraad. Deze raad was pluralistisch samengesteld. Verschillende politieke groeperingen waren lid van de Vrouwenraad. Ook de COS was pluralistisch samengesteld. Van werkelijke partijgebondenheid kon dus geen sprake zijn vanwege de ideologie van de koepelorganisatie. Het pluralisme moest gewaarborgd worden. Wel deden verschillende partijen een gooi naar steun van de COS. Zo werd een brief teruggevonden van een SPkandidaat[497] die zijn herverkiezing in het gedrang zag komen, aangezien hij maar op de vierde plaats op de lijst stond. Hij hield zich echter al jaren bezig met de derdewereldproblematiek en hoopte daarom op de steun van de COS. Lily Boeykens, lid van de COS en jarenlang boegbeeld van de NVR, was actief binnen de liberale partij. In het http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (50 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
archief werden verschillende stukken teruggevonden van Livos[498], Liberalen voor ontwikkelingssamenwerking. Ook binnen deze partij was mevrouw Boeykens blijkbaar geïnteresseerd in ontwikkelingssamenwerking. Er was echter niets dat op partijgebondenheid wees. De COS was niet afhankelijk van een bepaalde politieke partij voor haar werking.
Het formuleren van aanbevelingen De COS organiseerde enkele studiedagen in verband met de problematiek rond vrouwen en ontwikkeling. De bevindingen van deze studiedagen werden aan de bevoegde beleidsmensen bezorgd in de hoop dat zij in de toekomst rekening zouden houden met de aanbevelingen. In 1985[499] was er zulk een studiedag. In het verslag hiervan werden niet enkel aanbevelingen aan het officiële beleid geformuleerd. Vrouwenorganisaties moesten namelijk ook voldoende aandacht besteden aan de ontwikkelingssamenwerking en ervoor zorgen dat het standpunt van vrouwen, het Belgische ontwikkelingsbeleid zou gaan beïnvloeden. Zij moesten ook de samenwerking met de migrantenvrouwen verbeteren, opdat deze een betere leefsituatie zouden kunnen bekomen. De COS eiste dat er meer concentratie kwam in de Belgische ontwikkelingssamenwerking, zodat er meer concrete hulp zou geleverd worden. Zoals reeds aangehaald in het eerste deel, werd pas in de jaren negentig aan deze eis[500] gehoor gegeven. Uiteraard eiste de COS eveneens meer aandacht voor de vrouw in de ontwikkelingsprojecten en een grotere vertegenwoordiging van vrouwen binnen de hulpverlenende organen, zoals ABOS en andere voorbereidingscommissies. Deze eisen werden eveneens gesteld aan de Belgische NGO’s betrokken bij ontwikkelingssamenwerking. Tenslotte moest door NGO’s, vrouwenorganisaties en beleidsmensen aandacht besteed worden aan de afsluitende vrouwenconferentie van het VN-decennium van de Vrouw in Nairobi. Ter gelegenheid van de VN-conferentie ter promotie van de vrouw in 1980 in Kopenhagen formuleerde de COS haar standpunten[501] over de huidige inbreng van de Belgische ontwikkelingssamenwerking aan de ‘Commissie Status van de vrouw’. Dit advies behandelde drie onderwerpen: 1) de betrokkenheid van de Belgische vrouw bij het ontwikkelingsproces en haar inbreng in het uitwerken van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van België op dat moment, 2) de mate waarin specifiek rekening gehouden werd met de specifieke behoeften van de vrouw in de ontwikkelingslanden binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking en 3) uitgangspunten en mogelijkheden voor toekomstig handelen. Volgens de commissie waren structurele verbeteringen in de contacten tussen de Derde Wereld en de geïndustrialiseerde wereld noodzakelijk. Dit was een kwestie die iedereen aanging http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (51 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
en dus ook de Belgische vrouwen. Deze vrouwen en hun organisaties hadden dan ook de verantwoordelijkheid zich te verdiepen in de ontwikkelingsproblematiek om op deze manier een deskundigheid te verwerven die zou kunnen aangewend worden bij het opstellen van een Belgisch ontwikkelingsbeleid. Volgens de commissie konden vrouwen een eigen specifieke en waardevolle bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de maatschappij. Er moest rekening gehouden worden met de vrouwen, zowel bij de uitvoering van ontwikkelingsprojecten, als bij het opstellen van een ontwikkelingsbeleid. Er moest aandacht besteed worden aan de vorming van vrouwen in de Derde Wereld, opdat zij zouden kunnen overleven in een markteconomie. Volgens de commissie was het aan de vrouwen in het westen de beleidsmakers hierop te wijzen. Het lot van alle vrouwen was immers met elkaar verbonden door het feit dat alleen de vrouwen kinderen krijgen. Voor alle projecten zouden de criteria voor keuze en evaluatie moeten worden gesteld, met aandacht voor de promotie en de deelname van de vrouw. De COS wees echter vooral op de verantwoordelijkheid van de vrouwenorganisaties om zich in deze problematiek te verdiepen. De commissie eiste echter wel de nodige subsidies vanwege de overheid. Als reactie hierop wijdde minister Coens zijn ‘maiden speech’ aan de vrouw binnen de ontwikkelingsamenwerking[502]. Sinds 1980 reikt de Koning Boudewijnstichting om de twee jaar de ‘Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk’ uit, een beloning voor ‘personen of organisaties die een belangrijke bijdrage leveren tot de ontwikkeling van de Derde Wereld of tot de solidariteit en de goede betrekkingen tussen de geïndustrialiseerde landen en de ontwikkelingslanden en tussen hun bevolking’. In 1986 en 1988 diende de NVR via enkele vrouwelijke parlementsleden de kandidaturen in van de Indische vrouwenvakbond SEWA. Voor 1990 had de NVR een nieuwe kandidaat, namelijk de ‘Women’s World Banking’[503]. In 1990 deed de NVR-COS een voorstel voor de prijs ontwikkelingswerk van de Koning Boudewijnstichting, namelijk Women’s World Banking. Het project werd eigenlijk voorgesteld door onder andere Miet Smet en Leona Detiège, maar het dossier werd samengesteld door de NVR. De Wereldvrouwenbank werd opgericht naar aanleiding van de VN-Conferentie voor de Vrouw in Mexico in 1975. Het is een onafhankelijke financiële instelling met als voornaamste doelstelling de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen in de ontwikkelingslanden uit de wereld te helpen. Ook vrouwen moesten bankleningen tegen normale rentevoeten kunnen krijgen, zodat ook zij een eigen onderneming zouden kunnen oprichten. De bank verstrekt zelf geen leningen, maar verleent garanties die vrouwelijke ondernemers introduceren bij de gevestigde financiële kanalen. Op deze manier kunnen vrouwen economisch zelfstandig worden. De prijs werd niet in de wacht gesleept. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (52 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
In hetzelfde jaar vatte het ABOS opnieuw de idee op een cel ‘vrouwen en ontwikkeling’ op te starten. Deze vereniging zou alle middens groeperen die belang hadden bij ontwikkelingssamenwerking. De voornaamste doelstelling zou zijn het operationeel maken van het thema ‘vrouw en ontwikkeling’ in de ontwikkelingssamenwerking en dit door 1) het onderzoek en de analyse van de gegevens, 2) de vorming en de bepaling van de strategieën, 3) de ontwikkeling van de expertise, 4) de promoties van de informatie- en sensibiliseringsactiviteiten van het groot publiek en 5) de coördinatie van de acties van de verschillende hulpverlenende groepen. Daarom wilde men starten met de oprichting van een geïnformatiseerde gezamelijke gegevensbank. De deelnemende organen (de ngo’s, waaronder bijvoorbeeld vrouwenorganisaties, en de universiteiten) zouden optreden als raadgever of coördinator van bepaalde activiteiten. De leden van de cel zouden vertegenwoordigers zijn van het NCOS en de Franstalige tegenhanger, van de Nederlandstalige en Franstalige Vrouwenraad, van de interuniversitaire raden en van het ABOS. Bovendien zouden ook tien experten voorgedragen worden. De COS werd gevraagd de werking van deze cel mee uit te werken[504]. De COS nam deze vraag erg serieus. Dit bleek uit de rapporten die werden teruggevonden betreffende de oprichting van de cel. Er werd gewezen op verschillende onduidelijkheden in de nota verspreid door het kabinet van de Minister van Ontwikkelingsamenwerking. Volgens de COS (NVR) werd er niet duidelijk gemaakt wat de werkelijke doelstellingen waren, maar waren de doelstellingen eerder middelen om operationeel te kunnen zijn. Bovendien vond de COS dat de nota deed uitschijnen dat de nieuwe cel de opdrachten van de NGO’s zou overnemen, wat toch niet de bedoeling kon zijn. Er werd rekening gehouden met de verzuchtingen van de NVR, want in een volgende rapport werd gesteld dat er absoluut geen sprake mocht zijn van ‘dubbel werk’ en dat men moest komen tot een evenwichtige belangenbehartiging, de cel mocht geen verlengstuk worden van het ABOS. De belangrijkste doelstellingen waren het versterken van de leden via coördinatie, overleg en uitwisseling en het uitoefenen van politieke druk via het geven van advies of het formuleren van aanbevelingen. Uit het voorstel tot KB blijkt eveneens dat er rekening werd gehouden met de adviserende organen. Enkele aanpassingen in de tekst, voorgesteld door de NVR, werden inderdaad doorgevoerd. De COS had dus invloed bij de oprichting van dit orgaan en zou er ook in vertegenwoordigd zijn, maar werd begin jaren negentig ontbonden. De NVR is echter nog steeds afgevaardigd in deze cel[505].
Invloed uitoefenen via de NGO-werking De COS was vertegenwoordigd in verschillende koepelorganen voor NGO’s. Zo was er de groep van de Niethttp://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (53 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Gebonden leden van het NCOS[506], de pluralistische en ongebonden groep die een vertegenwoordiging had binnen de NCOS-beleidsorganen. Vervolgens was er Coprogram[507], het overkoepelende orgaan van de Vlaamse educatie-ngo’s. Deze organisatie hield zich vooral bezig met zaken betreffende medefinanciering door de overheid en dan vooral de wetgeving daaromtrent. Tenslotte was er het Vlaams Overleg Educatie Strategie (VLOES)[508]. In 1985 werd door het NCOS het initiatief genomen een forum te organiseren waarin NGO’s ervaringen zouden kunnen uitwisselen over hun eigen animatie- en sensibiliseringswerk ten aanzien van het Vlaamse publiek. Hieruit moest dan een betere strategie groeien voor elke NGO. De COS was binnen deze organen vertegenwoordigd, maar haar inbreng was blijkbaar minimaal. Uit de notulen van deze groepen blijkt nergens een tussenkomst van een COS-afgevaardigde, als die al aanwezig was. Bovendien werd de werking van deze groepen ook nooit besproken tijdens de vergaderingen van de COS. Belangrijker was de NCOS-Vrouwengroep. Vanaf 1985 startte het NCOS, de koepelorganisatie voor NGO’s betreffende ontwikkelingssamenwerking, met een concrete vrouwenwerking, namelijk de NCOS-Vrouwengroep. Deze groep werd samengesteld uit vrouwelijke leden[509] van de lidorganisaties van het NCOS, die iets wilden veranderen aan het gebrek aan vrouwen binnen de NGO-werking en aan de nadelige invloed die sommige ontwikkelingsprojecten konden hebben op vrouwen in de Derde Wereld. Ook de COS was afgevaardigd binnen deze groep. Eigenlijk was dit de belangrijkste ‘grotere organisatie’ waarin de COS meewerkte, aangezien het opzet van deze groep niet veel verschilde van de werking van de COS. De commissie wilde ook meer vrouwen binnen de NGO-werking, zoals bleek uit enkele sensibiliseringsprojecten, en zij wilde eveneens projecten die beter afgestemd waren op vrouwen. Het grootste verschil was echter dat de NCOS-Vrouwengroep geen projecten in de Derde Wereld organiseerde of steunde, haar acties waren vooral gericht op de ondersteuning van derdewereldorganisaties in België bij het integreren van het vrouwenvraagstuk binnen hun beleid. De COS was meer gericht op vrouwenorganisaties en wilde het officiële beleid beïnvloeden[510]. Er werd samen een aanvraag ingediend voor het vervolg op het eerste EGproject, om op die manier de slagkracht te vergroten. Deze samenwerking werd reeds besproken. De COS-leden waren afgevaardigd op de vergaderingen van de Vrouwengroep en omgekeerd was ook het geval. Bovendien kon de COS via de NCOS-Vrouwengroep een invloed uitoefenen op het ABOS. Volgens Marleen Sannen was de vrouwenwerking van het ABOS immers voornamelijk gebaseerd op de werking en de adviezen van de NCOSVrouwengroep[511]. Op het einde van de jaren tachtig bleek de samenwerking tussen de twee groepen verwaterd. Waarschijnlijk had dit te maken met de interne problemen bij de COS in verband met de bestuurswissel en met het feit dat verschillende leden de overstap maakten naar de NCOS-Vrouwengroep. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (54 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Eigenlijk bleef de samenwerking tussen de groepen vrij beperkt. Er werden enkele studiedagen georganiseerd, zoals ook reeds duidelijk werd uit het voorgaande, en er werd een project ingediend bij de Europese Gemeenschap. De afhandeling van dit project is echter niet geheel duidelijk. Uit het archief van beide organisaties blijkt dat men bang was beperkt te zullen worden door de overkoepelende organisaties NVR en NCOS. Dit had uiteraard een negatieve invloed op de slagkracht van beide organisaties, wat ook blijkt uit de ontbinding ervan begin jaren negentig.
4. Besluit De Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad trachtte op verschillende manieren de bevolking te informeren en te sensibiliseren over de kwestie ‘vrouwen en ontwikkeling’. Niet alle projecten hadden echter evenveel succes, af en toe was de opkomst erg beperkt. De analyse van deze acties en de gevolgen ervan voor de werking van de COS zal in een volgend hoofdstuk gebeuren. Het is eveneens duidelijk dat de COS allerlei verschillende soorten projecten steunde, niet noodzakelijk specifiek op vrouwen gericht. Of dit een gevolg was van de opkomst van de GAD-benadering, die de vrouwen wilde integreren, zal verder nog onderzocht worden. Vooral Latijns-Amerikaanse landen werden gesteund, hoewel dit volgens Marleen Sannen toeval was, aangezien er niet echt voorwaarden werden vooropgesteld om een project wel of niet te steunen. Toch werden in het archief de volgende opmerkingen teruggevonden: “er moet een project gekozen worden, best in Latijns-Amerika, gezien de verantwoordelijke ambtenaar op het ABOS”[512] en ‘er moet een nieuw project worden ingebracht. Marleen wordt gevraagd hiervoor te zorgen, zal dus nog een project in Zuid-Amerika worden, maar dit is voorlopig geen bezwaar[513]’.Meestal werden de projecten immers aangebracht door de leden van de COS die werkzaam waren in een derdewereldorganisatie[514]. In een volgend hoofdstuk zullen de projecten van naderbij geanalyseerd worden. Er zal bijvoorbeeld nagegaan worden of de projecten werden afgehandeld zoals beschreven in hoofdstuk vier. De commissie formuleerde blijkbaar af en toe adviezen aan de overheid, waarmee in beperkte mate rekening werd gehouden. Dit gebeurde echter niet op regelmatige basis. Via overkoepelende NGO’s zou de COS een invloed kunnen uitoefenen hebben op het officiële beleid. Ook op dit vlak had de COS echter geen echte beleidsvisie. Enkel met de NCOS-Vrouwengroep werd werkelijk samengewerkt. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (55 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
In een volgende hoofdstuk zal de invloed bekeken worden aan de hand van de reeds voorgestelde begrippen policy influence en policy access en aan de hand van de variabelen van Hooghe, zoals die aangehaald werden in hoofdstuk vier.
Hoofdstuk 9: De werking van de COS geanalyseerd Het eerste deel van deze studie behandelde verschillende contextuele aspecten, nodig om de werking van de Commissie Ontwikkelingsamenwerking van de Nationale Vrouwenraad beter te begrijpen. Er werd een overzicht gegeven van de vrouwenbeweging in Vlaanderen en de positie van de Nationale Vrouwenraad daarin. Er werd aangegeven hoe binnen de Vrouwenraad gewerkt wordt en welke rol de verschillende commissies daarin spelen. Een derde hoofdstuk behandelde de verschillende theorieën met betrekking tot vrouwen/gender en ontwikkeling. Wat zijn de gelijkenissen, wat zijn de verschillen en op welke manier werden bepaalde kritieken weerlegd? Vervolgens werd bestudeerd op welke manier een ontwikkelingsorganisatie een genderbewust beleid kan voeren, hoe kan nagegaan worden of een sociale beweging invloed uitoefent op het overheidsbeleid en welke variabelen het bestaan van een sociale beweging bepalen. Tenslotte kwam de ontwikkelingssamenwerking in België aan bod, zowel de gouvernementele als de niet-gouvernementele. Welke waren de achterliggende ideeën van de Belgische ontwikkelingshulp en wat was de positie van de vrouw binnen dit beleid? Een tweede deel ging van start met de vraag naar het ontstaan en de organisatiestructuur van de COS. Had de COS voorlopers binnen de Vrouwenraad, volgens welke officiële bepalingen werd de COS opgericht en welke positie had de COS binnen de NVR? Dit zijn de structuren waarbinnen de commissie moest werken. Een volgende hoofdstuk onderzocht de mogelijkheden die de COS in werkelijkheid had om tot een goede werking te komen. Hoe was de financiële toestand van de commissie, werkte de COS met vaste of tijdelijke krachten of eerder met vrijwilligers en hoe was de samenwerking met andere vrouwen- en derdewereldorganisaties? Hierbij werd eveneens belang gehecht aan de erkenning als NGO, die erg belangrijk was voor wat betreft subsidies. Tenslotte werd eeen hoofdstuk gewijd aan de concrete verwezenlijkingen van de COS. Er werd een ‘opsomming’ gegeven van de sensibiliseringsacties, van de ontwikkelingsprojecten in de Derde Wereld en van de druk die uitgeoefend werd op de Belgische overheid. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (56 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Dit hoofdstuk zal de link leggen tussen het eerste deel en het tweede deel en op die manier reeds voor een groot deel een antwoord trachten te geven op de vraagstelling. Er zal nagegaan worden of de COS de ideeën achter de NVR onderschreef en eventueel wat haar positie in het Belgische feministische landschap was[515]. Vervolgens zal bestudeerd worden of de COS één van de theorieën met betrekking tot ‘vrouwen en ontwikkeling’ aanhing en eventueel of zij dit ook bewust deed[516]. Een volgende deel zal het in de praktijk brengen van een genderbewust ontwikkelingsbeleid onder de loep nemen. Op welke manier werden projecten voorbereid en geëvalueerd, hoe werden de medewerkers getraind en hoe werden projecten (en dus partners) gekozen? De antwoorden hierop zullen vergeleken worden met de theorieën beschreven in hoofdstuk vier. Er zal ook gekeken worden naar de policy influence en de policy access van de COS en er zal bestudeerd worden of de overlevingsvariabelen voor een sociale beweging aanwezig waren. Tenslotte wordt de plaats van de COS binnen de ontwikkelingssamenwerking in België bepaald.
1. De COS:deel van een vrouwenorganisatie De COS was een deel van de Nationale Vrouwenraad, Nederlandstalige afdeling. Hieraan was zij statutair verbonden voor wat betreft het bepalen van een beleid. Er werd reeds vastgesteld dat de NVR vrij gematigd[517] tewerkging en dat dit waarschijnlijk ook haar sterkte was. De NVR wilde op elk vlak een ‘integrerende’ politiek voeren. Hiermee werd bedoeld dat het vrouwenthema niet geïsoleerd moest worden, maar vanuit een langzame integratie in de ‘mannenwereld’, op het voorplan moest gebracht worden. Deze houding werd op het einde van de jaren zeventig en aan het begin van de jaren tachtig echter niet echt geapprecieerd door de publieke opinie. Het feminisme bevond zich in een crisisperiode omwille van de traagheid waarmee bepaalde veranderingen doorbraken. Hierbij kwam ook het feit dat men stilaan begon in te zien dat ‘de vrouw’ niet bestond. Het vrouwenvraagstuk werd geïnternationaliseerd. Ook niet-blanke vrouwen[518], uit de zogenaamde ontwikkelingslanden, kwamen op voor hun rechten. Hun rechten ten opzichte van hun mannen, maar eveneens ten opzichte van hun ‘rijke’ seksegenoten. De vrouwenbewegingen moesten een nieuwe strategie aan de dag leggen. Men moest streven naar gelijke behandeling van iedereen in alle verscheidenheid. Zoals reeds aangehaald, werd, dankzij de contacten met vrouwenraden uit allerlei landen, beslist een Commissie Ontwikkelingssamenwerking op te richten binnen de Nederlandstalige afdeling van de Nationale Vrouwenraad op het einde van de jaren zeventig. De COS http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (57 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
werd dus opgericht door een sterke[519], maar gematigde, overkoepelende vrouwenorganisatie in een periode van crisis. Volgens Marleen Sannen[520] bleek die gematigdheid voornamelijk uit het gebrek aan durf binnen de NVR. De Vrouwenraad wilde de bevolking in de Derde Wereld helpen vanuit caritatief oogpunt, maar men was nog niet klaar om te strijden voor maatschappelijke veranderingen, zowel in de hulpontvangende landen, als in de hulpverlenende landen (voor wat betreft ontwikkelingsamenwerking). Aangezien de COS voor haar werking gebonden was aan de mening van de NVR, kon ook deze commissie geen grote veranderingen doorvoeren. Haar werking mag echter niet geminimaliseerd worden. Uit de projecten[521] blijkt immers dat de COS wel degelijk interessante ontwikkelingsprojecten heeft ondersteund. Bij deze projecten werd aandacht besteed aan de positie van de vrouw in een bepaalde regio. Men vroeg zich af of de vrouw baat zou hebben bij dit project, terwijl de officiële Belgische ontwikkelingshulp zich hiermee pas begin jaren negentig echt mee is gaan bezighouden. Er werd immers altijd vanuit gegaan dat iedereen van ontwikkelingsprojecten profiteerde. Uit het overzicht van de projecten die de commissie ondersteunde, werd eveneens duidelijk dat de vorming van de vrouwen steeds een doelstelling was. Men wilde niet enkel praktische of financiële hulp bieden, maar men wilde ervoor zorgen dat de bevolking, ook de vrouwen, volledig zelfstandig het project zou kunnen verderzetten. Zo werd bijvoorbeeld telkens aandacht besteed aan de verdeling van de taken binnen de nieuw opgestarte bedrijfjes en zorgde men ervoor dat alle deelnemers, voornamelijk vrouwen, alle aspecten van de onderneming onder de knie kregen. Het project van de gaarkeukens in Lima[522] werkte bijvoorbeeld met een rotatiesysteem voor alle taken, zoals het doen van de inkopen, het koken zelf, het onderhouden van de keukens en het in orde houden van de boekhouding. Op deze manier leerden de vrouwen zich eveneens zelfstandig organiseren, waardoor hun mogelijkheden in het openbare leven uitgebreid werden. De volkskeukens in Peru bestaan nog altijd. Verder werkte de COS altijd samen met een plaatselijke vrouwenorganisatie. Deze werking paste binnen de ideologie[523] van de NVR. De Vrouwenraad wilde immers door samenwerking tussen verenigingen, instellingen en personen, de sociale, economische en culturele belangen van de vrouwen en de rechten en de plichten in de samenleving en in de familie bevorderen. De COS kreeg als opdracht dit te doen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Een tweede taak van de commissie binnen de Vrouwenraad was het sensibiliseren[524] van de Belgische bevolking. Ook hiervoor moest men zich specifiek op de vrouwen richten. Dit kan echter als een teken van http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (58 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
gematigdheid begrepen worden. Misschien was de NVR er nog niet van overtuigd dat Belgische mannen interesse konden hebben voor de positie van de vrouw in de Derde Wereld, als ze nog niet gewend waren aan de veranderende positie van de Belgische vrouwen? Dit kan echter opgevat worden als een tegenspraak met de gevolgde strategie, namelijk die van de integratie in de mannenwereld. Aangezien de ontwikkelingsprojecten voornamelijk werden voorbereid en uitgevoerd door mannelijke projectmedewerkers, was het net interessant die mannen bewust te maken van ‘de vrouwenkwestie’. Het is wel zo dat enkele sensibiliseringsacties[525], voornamelijk diegenen die in samenwerking met het NCOS gebeurden, gericht waren op de NGOprojectmedewerkers. Uiteraard hoorden hier ook de mannen bij. Misschien moet bovenstaande kritiek dus afgezwakt worden. Het grootste probleem bij deze sensibiliseringsacties was het gebrek aan interesse[526] vanwege de Belgische bevolking. Begin jaren tachtig werd zelfs een lezing georganiseerd waarop niemand[527], behalve de organisatoren, aanwezig was. De COS had van de NVR de opdracht gekregen allereerst de lidverenigingen van de NVR te sensibiliseren, omdat zij met deze organisaties samenwerkte. Het waren echter deze organisaties[528] die erg weinig interesse hadden in ontwikkelingssamenwerking. Zij hielden zich voornamelijk bezig met hun eigen activiteiten en deze waren nog steeds voornamelijk gericht op de positie van de vrouw in België. Bovendien werd reeds gewezen op het feit dat verschillende zuilgebonden organisaties eigen kanalen voor ontwikkelingssamenwerking[529]. Hierbij komt dan nog het eerder vermelde probleem van de algemene crisis binnen de feministische beweging en de economische crisis in België. De Belgische bevolking wilde misschien eerst ‘zichzelf redden’? Om een idee te krijgen waar de COS (NVR) zich bevond in het Belgische feministische landschap, moet even stilgestaan worden bij de vraag welke manier van denken deze organisatie hanteerde. Uit bepaalde standpunten en acties zou kunnen afgeleid worden dat men in het verschildenken geloofde, zeker in het begin van de jaren tachtig. Bij het formuleren van haar standpunten over het Belgisch ontwikkelingssamenwerkingsbeleid in 1980, deed de COS de volgende uitspraak: “Het is aan de vrouwen om te wijzen op het feit dat het lot van de vrouwen in alle maatschappijen sterk verbonden is met het feit dat zij- en zij alleen- kinderen kunnen krijgen[530]”. Ook
de activiteiten en projecten wijzen in dezelfde richting. De COS steunde voornamelijk projecten waarbij vrouwen ‘typisch vrouwelijke’ zaken deden. De eerder vermelde gaarkeukens in Lima richtten zich immers op één van de typische taken van de vrouw, namelijk koken. Er werden ook geregeld hygiëne-cursussen gegeven binnen de context van een project, omdat dit een zorg van de vrouwen was. Ook de acties in België maakten dit man-vrouwonderscheid. Er werden bijvoorbeeld kookavonden georganiseerd, waarbij migrantenvrouwen een uitheemse maaltijd verzorgden en Belgische vrouwen deze kwamen proeven. Men besteedde bij de sensibilisering vaak http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (59 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
aandacht aan migranten en aan het ‘vluchtelingenprobleem’. Dit is echter niet echt aspect van de ontwikkelingsproblematiek in de Derde Wereld. Opnieuw blijkt hier de voorzichtigheid: men moest de Belgische bevolking eerst vertrouwd maken met ‘de andere culturen’, alvorens men grootscheepse mentaliteitsveranderingen wilde bekomen. Hierbij mag niet vergeten worden dat men zich voornamelijk moest richten op de lidverenigingen van de NVR, waarvan de meerderheid van de leden vrouwen waren. Wilden deze vrouwen niet iets anders, zij waren toch allen lid van een vrouwenvereniging en dus geïnteresseerd in ‘de feministische zaak’? Toch moet ook hierbij een kanttekening gemaakt worden. Zoals reeds gesteld, werd het Belgische beleid zich pas in de jaren tachtig stilaan bewust van de problematiek omtrent de vrouw in de ontwikkelingssamenwerking. Eigenlijk hield de COS zich bezig met een volledig nieuwe materie en misschien was het daarom verstandig voorzichtig te werk te gaan?
2. De COS: eerder een derdewereldorganisatie? Gedurende haar hele bestaan worstelde de COS met haar identiteit. Was zij een koepelorganisatie[531] die alle vrouwen die zich met ontwikkeling bezighielden vertegenwoordigde of was zij eerder een NGO die af en toe kleine projecten in de Derde Wereld steunde? Eigenlijk stelde men zich dus de vraag of men een vrouwengroep was of eerder een ontwikkelingsorganisatie. De hoofddoelstelling van de COS, zoals die verscheen in het Belgisch Staatsblad bij de oprichting van de vzw, was de ontwikkelingssamenwerking. Ook binnen de relatie met de NVR werd duidelijk gemaakt dat de COS als voornaamste opdracht de ontwikkelingssamenwerking kreeg, maar met betrekking tot de vrouw. Door de oprichting van de vzw werden echter de banden met de NVR minder duidelijk voor de buitenwereld, waardoor misschien ook minder duidelijk werd of de COS een vrouwenorganisatie was of een derdewereldvereniging. In hoofdstuk zeven werd reeds aangehaald dat de samenwerking met verschillende derdewereldorganisaties beter was dan die met vrouwenverenigingen. Waarschijnlijk is dat te verklaren door de samenstelling van het ledenaantal van de commissie. Volgens Marleen Sannen was er niemand van de lidverenigingen van de NVR, lid van de commissie. Enkele bestuursleden van de NVR waren van rechtswege lid, en vooral Lily Boeykens nam dikwijls[532] deel aan de vergaderingen. De meerderheid van de leden was echter afkomstig uit http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (60 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
derdewereldorganisaties, zij werden lid als ‘experten[533]’. Zij waren geïnteresseerd in de COS om op die manier iets bij te leren over het vrouwenvraagstuk. Het waren dan ook vooral deze leden die de projecten aanbrachten en opvolgden, wat, zoals gezegd, spanningen kon opleveren bij de strategiebepalingen[534]. Voor de commissie was de deelname aan de overkoepeling van al de derdewereldorganisaties in het NCOS erg belangrijk. Aangezien het NCOS een koepelorgaan was, kon de COS als lid, deelnemen aan een ruimer, meer invloedrijk beleid, zij kon haar activiteiten bekend maken bij de andere leden en zij kon eventueel op praktische en financiële hulp rekenen bij haar acties. Reeds in 1981 werd de aansluiting bij het NCOS een feit, vanaf de tweede helft van de jaren tachtig nog verstevigd door de oprichting van de NCOS-Vrouwengroep. In 1988[535] dacht men er zelfs aan het secretariaat van de COS te verhuizen naar de gebouwen van het NCOS. De NVR was echter tegen, men wilde niet dat de werking van de COS ging overlappen met die van de NCOS-Vrouwengroep. De derdewereldorganisaties stelden ook meer belang[536] in de acties en voorlichtingsactiviteiten van de commissie. Er werden voornamelijk inschrijvingen teruggevonden van derdewereldverenigingen bij bepaalde activiteiten. De COS werd ook dikwijls aangeschreven wanneer bijvoorbeeld scholen hulp nodig hadden bij de uitbouw van een mundiale dag of door gemeenten[537] die een lijst wilden opstellen van alle derdewereldorganisaties in hun regio. Vele acties in België waren bovendien gericht op de NGO’s voor ontwikkelingssamenwerking. Deze hulpverenigingen moesten zich in hun werking bewust worden van de positie van vrouwen binnen de projecten. Er werd reeds gewezen op de checklist die werd opgesteld in het kader van het EG-project. Deze lijst wees de hulpverenigingen op de ‘genderonvriendelijkheid’ binnen ontwikkelingsprojecten. Verder was er de tentoonstelling ‘Techniek op mensenmaat’, die wilde duidelijk maken dat technologische hulpmiddelen niet zomaar konden overgeplant worden naar de Derde Wereld. Tenslotte wilde men een beeld van de Derde Wereld ophangen dat veel ruimer was dan datgene wat in de media naar voren werd gebracht. Men besteedde aandacht aan de culturele diversiteit en de schoonheid daarvan, er werd niet enkel gewezen op hongerproblemen en dergelijke. Hierin verschilde de COS eigenlijk niet van andere derdewereldorganisaties. De COS was officieel een vrouwenorganisatie, aangezien zij statutair verbonden was aan de Nationale Vrouwenraad. Bovendien werd de werking afgestemd op de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking. Toch kon de commissie vergeleken worden met een derdewereldorganisatie. Waarschijnlijk was dit te verklaren door de samenstelling van de groep, die voornamelijk bestond uit derdewereldspecialisten met een grote interesse voor de vrouw binnen het ontwikkelingswerk. Deze samensmelting zorgde echter toch voor een zekere http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (61 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
meerwaarde. Volgens Marleen Sannen[538] waren het immers vooral de medewerkers uit de derdewereldorganisaties die de projecten aanbrachten en die een beetje minder gematigd waren in hun doelstellingen. Zij wilden niet enkel hulp bieden, maar eveneens zorgen voor werkelijke veranderingen. Het volgende deel zal nagaan welke soort veranderingen werden nagestreefd en of er kan gesteld worden dat de COS een bepaalde theorie navolgde.
3. Women in Development of Gender and Development? Tijdens de jaren zeventig[539] kwamen beleidsmakers stilaan tot het inzicht dat het verbeteren van de levensomstandigheden in de Derde Wereld niet enkel mogelijk was door het overplanten van technologische hulpmiddelen en kapitaal. Om de levensomstandigheden te verbeteren was het immers noodzakelijk de sociale ongelijkheid te bestrijden. Op deze manier zouden alle lagen van de bevolking van de hulp kunnen genieten. Tegelijkertijd groeide het besef dat men aandacht moest besteden aan de rol van de vrouw binnen het ontwikkelingsproces. Deze interesse kwam voort uit de ideologie van zelfbeschikking die de jaren zestig beheerste en, hiermee samenhangend, uit de tweede feministische golf, waardoor het vrouwenvraagstuk opnieuw op de voorgrond was verschenen. Hierbij kwam het vele onderzoek dat werd gedaan in het licht van het VN-decennium van de Vrouw in 1975 en het erg belangrijke werk van Ester Boserup[540]. Uit dit besef groeide de theorie Women in Development (WID). Deze werd reeds uitgebreid behandeld in hoofdstuk drie. De belangrijkste kenmerken worden nog even op een rijtje gezet. WID wilde voornamelijk de bijdrage van vrouwen aan ontwikkeling aan het licht brengen en op deze manier verantwoorden waarom specifieke aandacht moest besteed worden aan deze helft van de bevolking binnen het ontwikkelingswerk. WID streefde vooral praktische genderbehoeften na. Dit houdt in dat men wilde voorzien in enkele behoeften van de vrouwen, zoals betere drinkwatervoorzieningen, maar dat men geen structurele veranderingen nastreefde, zoals in de verdeling van de huishoudelijke taken tussen man en vrouw. Wanneer deze veranderingen wel nagestreefd worden, spreekt men van het voorzien in strategische genderbehoeften. Binnen de WID-benadering bestaan vijf stromingen[541]. De welfare-benadering is erg behoudsgezind en besteed vooral aandacht aan familieplanning, omdat de vrouw hierin een erg belangrijke rol speelt. De equity-benadering wilde gelijkheid voor de vrouwen binnen het ontwikkelingsproces en streefde dan ook strategische genderbehoeften na. Deze idee werd echter afgewezen door de vrouwen in de Derde Wereld zelf, omwille van ‘te westers en bourgeois’. De anti-poverty http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (62 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
stroming wilde voornamelijk de productiviteit van de arme vrouwen verhogen. Armoede was volgens deze benadering een gevolg van onderontwikkeling, niet van onderdrukking. Ook hier werden vooral praktische genderbehoeften nagestreefd. Ten vierde is er de efficiency-benadering. Deze wil de ontwikkeling efficiënter maken door aandacht te besteden aan de economische bijdrage van de vrouwen. Volgens deze stroming was gelijkheid in economische mogelijkheden gelijk aan gelijkheid tussen man en vrouw. Tenslotte is er de empowerment-benadering die via de realisatie van praktische genderbehoeften, de bevrediging van strategische genderbehoeften wil bekomen. Men wil de capaciteiten van vrouwen ontplooiien, zodat zij zelf het beste kunnen maken van hun leven, er wordt aandacht besteed aan het geheel van de samenleving en aan de genderpatronen en men werkt op korte en op lange termijn, vanuit de vrouwenorganisaties. Gender and Development[542] was een kritische reactie op WID. Volgens deze idee waren er tussen mannen en vrouwen ook niet-biologische verschillen vastgeroest, waardoor niet elk individu het leven kan leiden dat hij of zij wil. Deze benadering had eveneens aandacht voor de heterogeniteit binnen zogenaamde doelgroepen en voor de algemene welvaart, niet enkel voor de verbetering van de levensomstandigheden van vrouwen. Het verschil [543] met de empowerment-benadering is het feit dat GAD een theoretisch concept is dat bepaalde zaken tracht te verklaren, terwijl empowerment een strategie is waarmee onmiddellijk in actie kan getreden worden. Het is niet makkelijk de theorie achter de COS te bepalen, daarom zal de werking stap voor stap overlopen worden, om dan eventueel tot een besluit te komen. De specifieke opdracht van de commissie binnen de NVR betrof de ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking was voor de NVR “een verbetering in de materiële levensomstandigheden van de mens, een verruiming van zijn deelnemingskansen in wat gebeurt in de directe en verder verwijderde omgeving en een steeds grotere capaciteit om te beschikken over de inhoud van zijn menselijk bestaan[544]”. Hierbij werd echter specifiek gewezen op de gelijkwaardige betrokkenheid van vrouwen en mannen binnen de ontwikkelingsinitiatieven. Men wilde de vrouwen niet volledig isoleren, wat zou kunnen wijzen op de invloed van de GAD-theorie. Wanneer echter verder gekeken wordt, lijkt dit toch niet echt het geval te zijn. De tentoonstelling ‘Techniek op mensenmaat’ werd bijvoorbeeld opgebouwd rond de basisbehoeften energie, water en voedsel, omdat vrouwen en kinderen hierin moeten voorzien. Hierin werden vrouwen dus bekeken in hun traditionele rollen. Het is uiteraard moeilijk een tentoonstelling in te richten rond ‘alternatieve taken’ voor vrouwen, wanneer deze taken nog nergens in de praktijk werden gebracht. Ook de kookavonden en de recepten die werden meegegeven in de NVR-katern zijn getuigen van een ‘voorzichtige’ aanpak. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (63 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Belangrijker is de analyse van de projecten in de Derde Wereld. Wat waren de doelstellingen van deze projecten? Waren zij rolbevestigend of helemaal niet? Was het de bedoeling strategische genderbehoeften te bevredigen of eerder praktische genderbehoeften? Werd er samengewerkt met plaatselijke vrouwenorganisaties of eerder met de regeringen? De financiering van gemeenschappelijke ontwikkelingsactiviteiten door vrouwengroepen in 25 dorpen in Kenia [545] Dit project wilde de integratie van vrouwen in de landbouw bevorderen. Aangezien vrouwen numeriek in de meerderheid waren in een ruraal gebied, was het noodzakelijk hun inbreng in de landbouw duidelijk te maken. Uit onderzoek bleek immers dat de productiviteit van de vrouwen erg gering was omwille van hun gebrek aan opleiding. Bedoeling was via de invoer van betere landbouwtechnieken en via het inrichten van socio-culturele activiteiten de algemene levensstandaard op te trekken en de sociale en economische productie van vrouwen te verhogen. Dit zou onder andere gebeuren door irrigatiewerken. Specifieke doelstellingen waren echter het vergroten van de aangroei van het familiaal inkomen, het verbeteren van de hygiënische toestand en het evenwichtiger maken van het voedingspatroon. Er werd wel samengewerkt met het Vrouwenbureau van Nairobi, dat plaatselijke vrouwengroepen steunde die door middel van zelfhulp oplossingen van hun problemen trachtten te bekomen. Dit was tevens één van de doelstellingen van het project, namelijk het vormen van een leiding voor de vrouwengroepen. Eigenlijk kunnen in dit eerste project van de COS verschillende theorieën teruggevonden worden. De anti-poverty stroming binnen de WID-benadering wilde de productiviteit van de vrouwen verhogen door middel van specifieke aandacht voor de basisbehoeften. De irrigatiewerken boden een mogelijkheid tot het bevredigen van de waterbehoefte en door het verhogen van de productiviteit kon men makkelijker voorzien in de voedselbehoefte. Ook de efficiency-benadering kan teruggevonden worden binnen dit project. Men trachtte ontwikkelingssamenwerking efficiënter te maken door aandacht te besteden aan de economische bijdrage van vrouwen. In Nairobi besefte men dat de inzet van vrouwen groot was, maar dat hun productiviteit hiermee niet evenredig was. Tenslotte zou men kunnen stellen dat de samenwerking met de plaatselijke vrouwengroepen een vorm van empowerment kan genoemd worden. Bovendien wilde men de opbouw van deze vrouwengroepen nog verstevigen via een opleiding. Toch kan van dit project niet echt gezegd worden dat er strategische genderbehoeften voldaan werden. Men had immers vooral aandacht voor zaken als het verhogen van het http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (64 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
familiaal inkomen door de verhoging van de productiviteit van de vrouwen, terwijl die productiviteitsverhoging ook zou kunnen leiden tot de economische onafhankelijkheid van vrouwen. Het eerste project gesteund door de COS wilde de levensomstandigheden van de vrouwen verbeteren, maar zonder te tornen aan de rollenpatronen. Casa de la Ciudadana, Ecuador[546] Via een vormingscentrum wilde de Union Nacional de Mujeres de Ecuador, in samenwerking met plaatselijke vrouwen, de vrouwen opleiden met betrekking tot hun rechten en plichten. Bedoeling was het de vrouwen mogelijk te maken zichzelf te ontplooien en op die manier te werken aan hun eigen lotsverbetering en aan die van de gemeenschap. Specifieke doelstellingen waren opnieuw huishoudelijke, gezondheidskundige opvoeding en een opleiding met betrekking tot voedingsleer. Ook het functioneren als voorbeeld voor andere centra was een doelstelling van dit project. Tenslotte wilde men de vrouwen een eigen inkomensverwervende activiteit aanleren en helpen te verwezenlijken. Ondanks het feit dat de UNME opgericht was door de overheid, was het project volledig in handen van plaatselijke vrouwen. Ook hier kan gesproken worden van een mengelmoes aan benaderingen. Toch woog bij dit project de empowerment-benadering harder door. Er werd inderdaad aandacht besteed aan typisch vrouwelijke zaken, zoals voedingsleer en hygiëne, maar wat belangrijker was, men leerde de vrouwen een eigen inkomensverwervende activiteit aan en hielp hen die ook verwezenlijken. Vrouwen moesten alle capaciteiten ontplooien om het beste te maken van hun eigen leven. Bovendien was de specifieke doelstelling hiervan niet het verhogen van het familiale inkomen, althans dit werd niet specifiek vermeld en men wilde het lot van de vrouwen verbeteren, maar eveneens dat van de hele gemeenschap. Wanneer men dit aspect bekijkt samen met het feit dat het project volledig in handen was van de plaatselijke, vrouwelijke bevolking, kan men stellen dat dit project een uiting was van de empowerment-benadering. Promotie van de vrouw door de uitbouw van twee productiecentra in zelfbeheer, IFFI, Bolivia[547] IFFI, Instituto de Formacion Femenina Integral, wilde vrouwen uit marginale wijken motiveren om actief deel te nemen bij het zoeken naar oplossingen voor verschillende sociaal-economische problemen waarmee deze wijken te kampen hebben. Hiervoor trachtte men de bewustwording van vrouwen op gang te brengen, zodat zij op een http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (65 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
kritische manier een bijdrage zouden kunnen leveren aan de ontwikkeling van hun gezin, hun wijk en misschien zelfs hun land. Specifiek betekende dit dat men vrouwen een opleiding wilde bieden op het vlak van gezondheid, economie,... zodat ook zij een kans zouden maken op sociale promotie. Vrouwen zouden actief ingeschakeld worden bij het oplossen van problemen en ze zouden actief deelnemen aan de werking van reeds bestaande organisaties. De promotie van de vrouw wilde men onder andere verkrijgen door de oprichting van zelfbeheerde productiecentra. Op die manier kregen de vrouwen een eigen verantwoordelijkheid en door de samenwerking met andere vrouwen groeide de solidariteit en de collectieve verantwoordelijkheid. Bovendien namen de vrouwen deel aan de verschillende aspecten van het productieproces, waardoor zij niet volledig in hun traditionele rollen bevestigd werden. Het feit dat er aandacht is voor het algemene welzijn en dat vrouwen niet persé bevestigd worden in hun traditionele rollen zou kunnen wijzen op een invulling van de GAD-benadering. Er werd echter reeds duidelijk gemaakt dat GAD vooral een theoretisch concept is, dat bepaalde zaken wil verklaren, terwijl dit project eerder van strategische, actieve aard is, met de bedoeling oplossingen te bieden voor bepaalde sociaal-economische problemen binnen een regio. Daarom kan gesteld worden dat opnieuw de empowerment-benadering overheerst binnen dit project. Er wordt gesteund op de plaatselijke vrouwen, men tracht actieve partcipatie te bewerkstelligen en de vrouwen krijgen de kans verschillende capaciteiten te ontplooien. Via het bevredigen van praktische genderbehoeften, zoals de behoefte aan het kunnen werken met nationale grondstoffen, trachtte men ook strategische genderbehoeften in te vullen, zoals de zelfbewustwording van vrouwen door de collectieve activiteiten. Toch werd ook bij dit project de aandacht gevestigd op de mogelijkheid tot het verhogen van het gezinsinkomen door de betrokkenheid van de vrouwen bij het productieproces. Vrouwen mochten wel bepaalde capaciteiten ontwikkelen, maar bleven nog steeds verantwoordelijk voor bepaalde zaken, zoals het welzijn van het gezin. De empowerment-idee was dus nog niet volledig doorgedrongen. Cursus boekhouden ‘Clubes de Madres’, Bolivia[548] De algemene doelstelling van de Federatie Clubes de Madres was het bijdragen tot de verbetering van de levensomstandigheden van de families die deelnamen aan de ontwikkelingsactiviteiten van de streek. Specifiek wilde men productieve eenheden oprichten voor de eigen ontwikkeling en op die manier plaatselijke tewerkstelling creëren, diensten voor gezondheid, vorming en verbruik oprichten en er voor zorgen dat Boliviaanse vrouwen konden deelnemen aan de economische en sociale activiteiten van hun regio en misschien http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (66 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
eigen projecten konden realiseren. Men wilde bovendien de vrouwen een opleiding boekhouden geven. Ook hier werden vrouwen ingewijd in nieuwe sectoren en steunde men op plaatselijke vrouwengroepen, ondanks het feit dat men steun kreeg van een afdeling van de UNO. Bovendien had men aandacht voor de algemene welvaart van de regio. Opnieuw kan gesteld worden dat de empowerment-idee de bovenhand haalde, hoewel eigenlijk te weinig geweten is van het project om dit met zekerheid te kunnen stellen. Gemeenschappelijke gaarkeukens als overlevingsstructuur in Lima, Peru[549] In Peru werden einde jaren zeventig, begin jaren tachtig de grenzen opengesteld voor voedselimport. Dit betekende een instorting van de eigen voedselmarkt. Hierom moest de landbouw gestimuleerd worden, voornamelijk de productie van basisvoedsel. In 1984 werd gestart met de oprichting van gaarkeukens, waardoor de aankoop van voedingsmiddelen goedkoper werd. Vooral vrouwen organiseerden zich om samen te koken, aangezien het hun tradtionele taak was hun gezin te voeden. Door de samenwerking en de organisatie van de gaarkeukens leerden de vrouwen echter ook andere taken op zich te nemen en raakten ze weg uit het isolement van hun huishouden. De gaarkeukens waren gebaseerd op zelfbestuur, hoewel ze wel werden bijgestaan door FOVIDA, een koepelorganisatie. Belangrijk was dat men inzag dat de crisissituatie structureel was en dat er dus geen noodhulp nodig was, maar structurele hulp opdat de bevolking kon zorgen voor haar eigen overlevingskansen. Ondanks het feit dat dit project gericht was op een van de basisbehoeften, namelijk de voedselvoorziening, kan toch gesteld worden dat ook hier sprake is van empowerment van vrouwen. De vrouwen deden immers veel meer dan enkel koken, bijvoorbeeld het onderhouden van de boekhouding, en zij werden uit het isolement van het huishouden gehaald. Bovendien werd ook dit project gedragen door de plaatselijke vrouwenorganisaties. Het verbeterd gebruik van beperkte koopkracht door ame stedelijke vrouwen in La Paz, Bolivia[550] Door het aanbieden van een vormingscursus aan vrouwen uit de lage inkomensgroep, wilde dit project er voor zorgen dat het lage inkomen van deze vrouwen, met een steeds dalende koopkracht, oordeelkundig zou besteed worden aan voeding en gezondheid. Algemeen wilde dit project een evenwichtige besteding van het familiaal budget, het rationeel gebruik van de beschikbare middelen voor de adequate bereiding van een maaltijd en het aanleren van groententeelt op kleine oppervlakken grond. Het project werd specifiek gericht op vrouwen, omdat http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (67 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
zij instonden voor de gezinsvoeding. Het project was volledig in handen van de plaatselijke bevolking. De empowerment-idee is hier ver te zoeken, ondanks het feit dat men vrouwen een opleiding wilde aanbieden. Alles stond in het teken van de bevrediging van de voedselbehoefte, waarvoor vrouwen traditioneel instonden. Hier kan dus eerder gesproken worden van een toepassing van de anti-poverty benadering, waarbij men armoede eerder zag als een gevolg van onderontwikkeling, niet van onderdrukking en waarbij vrouwen niet in nieuwe sectoren werden geïntroduceerd. Nochtans was dit één van de ‘latere’ projecten die door de COS voor medefinanciering werden ingediend. Het project werd trouwens afgekeurd door het ABOS, omdat men dacht dat de medefinanciering vooral zou dienen voor personeelskosten en dit was niet prioritair voor de overheidsdienst. Ruraal ontwikkelingsproject Matalaque, Peru[551] Op het einde van de jaren tachtig steunde de COS de oprichting van vier gemeenschapscentra in Peru. Op korte termijn wilde men de landbouwproductie verbeteren door het ter beschikking stellen van technische hulpmiddelen. Op lange termijn was het de bedoeling de bevolking naar zelfontplooiing te leiden door het verhogen van de landbouwproductie, door het oprichten van een onafhankelijk transportsysteem en door in een voordelig aanbod van voedingsstoffen te voorzien. De betrokken families zouden hierin actief moeten participeren. Het project was volledig in handen van plaatselijke afgevaardigden van de landbouwgebieden. Belangrijk bij dit project was de aandacht voor de algemene welvaart en het feit dat de plaatselijke bevolking actief participeerde. Men besteedde echter geen aandacht aan de positie van de vrouw binnen dit proces. Waren de vrouwen voldoende gevormd om met de nieuwe technologische hulpmiddelen te kunnen werken? Waren er mogelijkheden voor de vrouwen om zelf initiatief te nemen? Aangezien er geen specifieke aandacht geschonken werd aan de vrouwen, kan er zelfs niet gesproken worden van een WID-benadering. De COS trachtte verschillende soorten projecten te steunen. Hierbij werd meestal samengewerkt met plaatselijke vrouwenorganisaties. Dit was meestal ook een voorwaarde die door de NVR gesteld werd: een project moest voorgesteld worden door een land waar een vrouwenraad actief was, die aangesloten was bij de Internationale Vrouwenraad. Door de samenwerking met plaatselijke vrouwengroepen werd er gewerkt volgens het principe van bottom-up. De uitwerking van de projecten lag in handen van de plaatselijke bevolking en niet van de overheid, die dikwijls de status quo bepleitte om op die manier niet zelf aan macht te moeten inboeten. De meeste gesteunde projecten beoogden de vorming van vrouwen, opdat deze zich bewust zouden worden van hun http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (68 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
rechten en plichten en opdat zij hun capaciteiten ten volle zouden kunnen ontplooien. Hiervan kan afgeleid worden dat de COS een aanhanger was van de empowerment-benadering. Dit was echter niet volledig het geval, aangezien vrouwen dikwijls werden ingeschakeld in traditionele, rolbevestigende sectoren. Bovendien streefden bepaalde projecten de verhoging van de productiviteit van vrouwen na, met de bedoeling het familiaal inkomen te verhogen, niet de economische onafhankelijheid van vrouwen te verkrijgen. De COS wilde dus de ‘empowerment’ van vrouwen in de traditionele sectoren. Men was nog te gematigd om werkelijk structurele veranderingen in de rollenpatronen te eisen bij de uitvoering van de projecten. Bovendien is het mogelijk dat zulke projecten nog niet bestonden, aangezien de aandacht voor vrouwen binnen ontwikkeling nog niet lang was opengebloeid.
4. De COS als projectorganisatie Een gendergevoelige ontwikkelingssamenwerking veronderstelt[552] de erkenning dat vrouwen andere behoeften kunnen hebben dan mannen en dat zij dikwijls benadeeld worden door de klassieke ontwikkelingshulp, vooral voor wat betreft welvaart en toegang tot en controle over productiefactoren. Wanneer men genderongelijkheid wil veranderen, rijst er dikwijls verzet. Er wordt genderneutraliteit geclaimd of men beschuldigt hulporganisaties van ‘cultuurschennis[553]’. In hoofdstuk vier werd reeds duidelijk gemaakt dat volledige objectiviteit en neutraliteit onmogelijk zijn bij de uitbouw van hulpprojecten. De keuze van een project is al een eerste, noodzakelijke, vorm van subjectiviteit. Belangrijk is de manier waarop hulporganisaties met deze subjectiviteit omgaan, belangrijk is het besef van deze subjectiviteit. Verder is het noodzakelijk dat niet enkel de keuze van projecten genderbewust gebeurt, maar dat eveneens de methoden waarmee projecten worden uitgewerkt, worden aangepast. Zowel de uitbouw van een project als de evaluatie ervan, moeten gericht zijn op het onderzoek naar de gendergelijkheid. Hiervoor is het uiteraard eveneens noodzakelijk dat het personeel een adequate opleiding kreeg omtrent de problematiek.
Het projectwerk van de COS vergeleken met de theorie[554] Hoofdstuk vier behandelde de ‘ideale genderbewuste ontwikkelingsprojecten’. Er zal getracht worden te http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (69 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
onderzoeken of de COS deze theorie naleefde of niet, aan de hand van de reeds bestudeerde projecten. De voorbereiding van programma’s en activiteiten Hulporganisaties zouden hun projecten moeten starten met een macroanalyse van de politieke, economische, sociaal-culturele realiteit van de maatschappelijke context waar men een ontwikkelingsproject wil gaan uitbouwen. Dit houdt bijvoorbeeld in: aandacht voor de demografische kenmerken waarmee men te maken zal krijgen, behoefte aan een studie van de klimaatsomstandigheden en een analyse van de instellingen waarmee men zou moeten samenwerken. Belangrijk om weten is bijvoorbeeld welke rol vrouwen spelen binnen bepaalde instituties. Een microanalyse moet een beeld geven van de doelgroep van het project: in welke omstandigheden leven deze mensen en hoe beleven zij hun leefsituatie. Belangrijk bij deze analyses is het verzamelen van genderspecifieke informatie, aangezien mannen en vrouwen een bepaalde situatie niet noodzakelijk op dezelfde manier ervaren. Tenslotte is het noodzakelijk alle groepen[555] van bij het begin bij de projecten te betrekken, dus ook bij deze analyses. De COS werkte zelf geen projecten uit, maar verleende steun aan projecten uitgebouwd[556] door plaatselijke organisaties. Bij de kennismaking met de projecten werd aandacht besteed aan de levensomstandigheden in een bepaald land, later toegespitst op een specifieke regio, namelijk het gebied waar de doelgroep overleefde. Men had hierbij aandacht voor het klimaat, voor de bereikbaarheid van een bepaald gebied, voor de bebouwbaarheid van de grond, voor de politieke situatie, voor de economische problemen veroorzaakt door het openstellen van de grenzen en voor de instellingen binnen het land die zich met de situatie zouden moeten bezighouden. Wanneer de specifieke levensomstandigheden van de doelgroep onder de aandacht gebracht werden, had men het bijvoorbeeld over de drinkwatervoozieningen, de elektriciteitsnetwerken en het aantal scholen en hospitalen in de omgeving. Wanneer een project gericht was op vrouwen, werd apart de aandacht op haar situatie gevestigd. Zo bleek bijvoorbeeld uit de voorstelling van het project Casa de la Ciudadana in Ecuador dat de vrouwen overschaduwd werden door de, over het algemeen, dominante positie van Latijns-Amerikaanse mannen. Deze vrouwen hadden dan ook een andere beleving van hun levensomstandigheden dan de mannen uit hun omgeving. De projecten die de COS steunde werden duidelijk op een goede manier voorbereid door de hulpvragende organisatie. Men had aandacht voor de macro- en de microanalyse en men trachtte genderspecifieke gegevens te verzamelen. Er kon echter niet met zekerheid achterhaald worden of de analyses gebeurden in samenwerking http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (70 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
met de plaatselijke bevolking. Er kan echter verondersteld worden van wel, aangezien de meeste ondersteunde projecten volledig gedragen werden door de plaatselijke bevolking. Planning van programma’s en activiteiten Activiteiten en programma’s worden in verschillende fasen gepland. Hierbij komen meerdere elementen te pas, zoals het bepalen van doelstellingen, het vastleggen van middelen, het afbakenen van de regio en het vastleggen van de duur van een project. Bepaalde zaken zijn op voorhand vastgelegd door beleidsplannen of door financiële omstandigheden, anderen worden bepaald na een identificatiefase. De eigenlijke inhoud van een project wordt zoveel mogelijk vastgelegd in samenspraak met de bevolking. Globale en specifieke doelstellingen moeten bepaald worden en de te verwachten resultaten worden vastgelegd. Op deze manier zouden eveneens de indicatoren voor de latere evaluaties duidelijk gemaakt worden. Tenslotte moeten concrete activiteiten gekozen worden om de doelstellingen te verwezenlijken. Hierbij is het opnieuw belangrijk zich enkele vragen te stellen, zoals: zijn aparte vrouwenthema’s zinvol of is het meer aangewezen ‘gemengd’ te werken? Zoals reeds duidelijk werd, steunde de COS projecten uitgebouwd door andere organisaties. Deze organisaties bepaalden de doelstellingen, de middelen en dergelijke elementen, alvorens zij hun project voorstelden aan de COS. De plaatselijke organisaties konden in hun voorbereiding uiteraard beperkt worden door bepaalde beleidsplannen in hun land van herkomst. Dit kon echter niet afgeleid worden uit de teruggevonden documenten. Voor het financiële welslagen waren zij onder andere afhankelijk van de steun van de COS. Deze commissie was echter voor haar medefinancieringsmogelijkheden eveneens afhankelijk van andere instellingen, namelijk het ABOS en het NCOS. Wanneer de COS een project wilde steunen, moest zij telkens een goed gedocumenteerde aanvraag tot deze instellingen richten om haar hulp te rechtvaardigen. Er werd een volledige beschrijving van de doelgroep vereist, met daarin een korte historiek, de algemene doelstelling van deze organisatie en gegevens in verband met personeel, werkmethode en infrastructuur. Het project moest bedoeld zijn voor sociale of economische ontwikkeling en de doelstellingen moesten verwezenlijkt kunnen worden met de aanwezige middelen en binnen de vooropgestelde periode. Ook werd verwacht dat de medewerkers voldoende expertise hadden om het project tot een goed einde te brengen en er werd een precieze presentatie van de kosten verlangd. De projecten moesten in dergelijke mate opgevolgd worden dat duidelijk werd of de thuisorganisatie het project had overgenomen. Financieel was de COS dus gebonden aan het ABOS en het NCOS. Af en toe kregen http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (71 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
projecten dan ook geen medefinanciering van deze instellingen, waardoor de COS eveneens geen medewerking kon verlenen aan de hulpvragende organisatie. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het aangehaalde project in La Paz ter verbetering van de koopkracht van vrouwen. Bovendien was de COS, zoals reeds veelvuldig werd aangehaald, voor haar werking afhankelijk van de standpunten ingenomen door de NVR. De aanvragen, die teruggevonden werden, besteedden inderdaad aandacht aan globale en specifieke doelstellingen. Zo was de globale doelstelling van het project Casa de la Ciudadana in Ecuador het opbouwen van een vormingscentrum, opdat vrouwen zelf konden opkomen voor hun rechten en plichten. Meer specifiek betekende deze vorming onder andere het aanleren en verwezenlijken van inkomensverschaffende activiteiten. Verder werd binnen verschillende projecten vastgelegd wat op korte termijn moest bereikt worden en wat de bedoeling was op lange termijn te verwezenlijken. Sommige projecten werden in perioden ingedeeld, waardoor de evaluatie van een project doorheen de uitvoering makkelijker werd. Toch kon niet echt vastgesteld worden op basis van welke indicatoren de projecten geëvalueerd werden. Uit de verslagen van de vergaderingen bleek dat de plaatselijke organisaties geregeld financiële verslagen en werkingsverslagen[557] doorgaven aan de COS. Hierin werden de zaken die reeds verwezenlijkt werden, opgesomd en de kosten hiervan werden op een rijtje gezet. Dit was trouwens een vereiste die de NVR stelde aan de COS. De commissie moest immers verslag kunnen uitbrengen van al haar activiteiten. Door volledig te moeten vertrouwen op de rapportage van de plaatselijke organistaties, kwam de COS af en toe zelf in de problemen, voor wat betreft het ontvangen van medefinanciering. Dit bleek bijvoorbeeld bij het project in Ecuador, waar het verslag erg lang uitbleef en de COS in moeilijkheden kwam bij het Rekenhof[558]. Partnerkeuze Voorgaande aspecten zijn belangrijk bij de voorbereiding en de planning van een interventiemodel. Ook de partnerkeuze verdient echter de nodige aandacht. De strategieën van beide partners moeten overeenstemmen en moeten kunnen vastgelegd worden in beleidsdocumenten. Bovendien moeten de partners volledig op de hoogte zijn van elkaars doelstellingen en waarden en van eventuele veranderingen die hierbinnen kunnen optreden. Belangrijk bij genderbewuste organisaties is het uitgangspunt dat gender niet zomaar een optie is, maar werkelijk deel uitmaakt van de visie van de vereniging. Alvorens naar een partner op zoek te gaan, is het noodzakelijk een duidelijke eigen identiteit te hebben opgebouwd en om niets op te dringen wat niet binnen de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (72 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
eigen organisatie verwezenlijkt kan worden. Om deze reden is het dikwijls aangewezen samen te werken met vrouwenorganisaties uit het hulpvragende land, omdat deze in ieder geval meer gendergevoelig zullen zijn dan andere organisaties. Ook de COS werkte, zoals reeds aangehaald, meestal samen met vrouwenorganisaties uit het land waar het project plaatsvond. Dit was trouwens een vereiste van de NVR. De COS moest samenwerken met vrouwenraden die aangeloten waren bij de Internationale Vrouwenraad. Op deze manier was de gendergevoeligheid grotendeels verzekerd, hoewel dit uiteraard niet betekende dat men ook strategische genderbehoeften nastreefde, wat reeds werd aangetoond in een vorige paragraaf. De COS besteedde voor het overige echter niet erg veel aandacht aan de partnerkeuze. Zo werd bijvoorbeeld erg veel samengewerkt met vrouwenorganisaties uit Latijns-Amerika. De projecten werden immers voornamelijk aangebracht door die medewerkers van de COS die reeds actief waren in derdewereldorganisaties, meestal gericht op Latijns-Amerika. Bovendien werd in het midden van de jaren tachtig een nieuwe ambtenaar verantwoordelijk voor de medefinanciering binnen het ABOS. Deze ambtenaar was persoonlijk het meest geïnteresseerd in Latijns-Amerika[559], daarom werd op een vergadering van de COS gesteld dat het volgende project “best een project in Zuid-Amerika (was), wegens de persoon die ze op het ABOS behandelt[560]”. Hieruit blijkt dat de partnerkeuze van de COS niet gebaseerd werd op duidelijk vastgelegde criteria, maar eerder op de mogelijkheden die men zag om een project te vinden en om het dan ook gefinancierd te krijgen. De eigen organisatie Het probleem bij de meeste ontwikkelingsorganisaties is het totaal gebrek aan een uitgewerkt genderbeleid en aan een genderbewust personeel. Dikwijls heerst de idee dat gender de laatste ‘onopgeloste kwestie’ binnen ontwikkeling is. De institutionele structuren van de verenigingen zouden veranderd moeten worden en er zouden bijvoorbeeld meer vrouwelijke personeelsleden moeten aangenomen worden op alle hiërarchische niveaus. Dit genderbewustzijn was uiteraard al aanwezig binnen de COS, aangezien deze commissie een deel was van de overkoepelende Nationale Vrouwenraad. Volgens Marleen Sannen was echter het grootste probleem het gebrek aan ‘ontwikkelingsbewustzijn’ bij de leden van de NVR. De COS was volgens haar eerder een vrouwenorganisatie met een gebrek aan ontwikkelingsgevoeligheid, dan een ontwikkelingsorganisatie met een gebrek aan gendergevoeligheid. Daarom werden ook voornamelijk mensen met een zekere expertise omtrent ontwikkelingssamenwerking aangezocht voor de werking van de commissie en waren het ook deze personen die http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (73 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
de projecten opspoorden en trachtten uit te werken[561]. De verdere uitwerking van projecten Nadat een interventie werd uitgewerkt, moest de uitvoering en de impact van een bepaald programma worden opgevolgd. De plaatselijke bevolking mocht immers niet aan haar lot worden overgelaten. Op geregelde tijdstippen werd informatie over een project verzameld en geanalyseerd om zo een duidelijk beeld te krijgen van de gebruikte methodes, van de aangewende middelen en van de effecten op de doelgroep. Zo kwamen ook eventuele hinderpalen aan het licht. Ook de COS ontving geregeld verslagen van de gesteunde projecten en hierbij kwamen inderdaad af en toe klempunten aan het licht. Uit de activiteitenverslagen van IFFI werd bijvoorbeeld de achteruitgang van de economische situatie in Bolivië duidelijk, waardoor het bekomen van nationale grondstoffen erg moeilijk werd. De COS kon hieraan echter niets doen, aangezien zij voor haar budget eveneens gebonden was aan andere instellingen. Evaluaties gebeuren ook (vooral) aan het einde van een project en zijn erg nuttig met het oog op de toekomst, om bijvoorbeeld te beslissen een bepaald project voor een tweede termijn te steunen. Belangrijk bij de door de COS gesteunde projecten was het feit dat de plaatselijke bevolking dicht bij de uitwerking van het project betrokken was. De COS ontving geregeld verslagen, en eiste dit ook van de partnerorganisaties. Dit was echter niet noodzakelijk om de projecten op te volgen en te evalueren. Deze verslagen waren vooral nodig om haar werking te verantwoorden ten opzichte van NVR, ABOS en NCOS. De COS steunde af en toe ontwikkelingsprojecten in de Derde Wereld. Zij bereidde deze projecten voor via een analyse op macro- en microniveau, die haar meestal werd toegestuurd door de plaatselijke vrouwenorganisatie. Haar partnerkeuze gebeurde niet echt ‘volgens de regels’, er werd voornamelijk samengewerkt met LatijnsAmerikaanse organisaties, omdat dit het beste binnen de mogelijkheden lag. Bovendien werden vrouwenorganisaties als partner gekozen, omdat dit werd opgelegd door de NVR. Dit laatste bood echter voordelen om een genderbewust beleid te voeren. Tenslotte moesten projecten worden opgevolgd en geëvalueerd, maar dit gebeurde niet altijd even grondig. De programma’s waren meestal in handen van de plaatselijke bevolking waardoor de opvolging dikwijls reeds verzekerd was. De COS stuurde nooit zelf vrijwilligers, waardoor men volledig moest vertrouwen op de plaatselijke organisatie. Af en toe ondernamen COShttp://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (74 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
medewerkers vrijwillig een reis naar één van de projecten[562].
5. De COS als beleidsbeïnvloedende factor in de Belgische ontwikkelingssamenwerking? In hoofdstuk vier werden de begrippen policy influence en policy access gelanceerd. Deze termen werden door de auteurs McBride Stetson en Mazur[563] geïntroduceerd bij hun onderzoek naar het genderbewuste beleid van overheidsinstellingen. Bedoeling is trachten te onderzoeken of ook de COS een invloed op het beleid had en eventueel zelfs een toegang tot bepaalde overheidinstellingen kon krijgen. Er werd reeds aangehaald dat de COS geen overheidsinstelling was en dat de begrippen oorspronkelijk niet bedoeld waren voor andere instellingen. Toch werd beslist om dezelfde begrippen te gebruiken bij dit onderzoek naar de COS als beleidsbeïnvloedende factor. Uiteraard mag hierbij niet uit het oog verloren worden waarvoor deze begrippen in de eerste plaats ontwikkeld werden. Eveneens belangrijk bij de zoektocht naar de beleidsinvloed van de COS, is de plaats die de COS innam binnen het geheel van de ontwikkelingssamenwerking in België. Daarom zal eerst getracht worden deze te bepalen aan de hand van hoofdstuk vijf. Op die manier kan de werkelijke invloed, of het gebrek daaraan, misschien beter verklaard worden.
De positie van de COS binnen het ontwikkelingsbeleid in België 1975 was het beginjaar van het VN-decennium voor de Vrouw. Toch was er in de jaren zeventig binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking nog maar weinig te merken van de specifieke aandacht voor ‘vrouwen en ontwikkeling’. Het werk van de economiste Ester Boserup had enkele jaren nodig om binnen te sijpelen in het ontwikkelingsbeleid in België, zowel voor wat betreft de gouvernementele als de niet-gouvernementele hulp. In 1981 werd voor het eerst een aparte paragraaf besteed aan ‘de promotie van de vrouw’ in een verslag van het ABOS. Datzelfde jaar ging de ‘maiden speech[564]’ van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Coens, eveneens over de promotie van de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking. Deze minister gaf bovendien de opdracht tot de oprichting van de Cel voor de promotie van de vrouw binnen het ABOS. Er werd echter reeds duidelijk dat deze Cel erg veel opstartmoeilijkheden[565] kende en eigenlijk pas begin jaren negentig werkelijk http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (75 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
operationeel werd. De COS[566] werkte trouwens mee aan de totstandkoming van deze groep. Tijdens de jaren tachtig publiceerde het ABOS wel enkele documenten met betrekking tot de vrouw binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking, toch kwam het onderwerp pas werkelijk op de voorgrond begin jaren negentig onder staatssecretaris Derycke. Dat ook hier enkele kanttekeningen moeten gemaakt worden, bleek reeds in hoofdstuk vijf. Ook de niet-gouvernementele sector kreeg gedurende de jaren tachtig meer aandacht voor de vrouw binnen de ontwikkelingssamenwerking. Vooral de oprichting van de NCOS-Vrouwengroep[567] was in dit opzicht belangrijk, aangezien dit een overkoepeling was van vrouwen uit verschillende derdewereldorganisaties en daardoor meer invloed op het beleid kon uitoefenen. Men kan besluiten dat de aandacht voor de vrouw binnen het Belgische ontwikkelingsbeleid stilaan groeide gedurende de jaren tachtig, vooral in de niet-gouvernementele sector. Toch werd de problematiek pas in de jaren negentig als volwaardig erkend door van gender één van de sectoroverschrijdende thema’s te maken van de Kaderwet[568] voor Internationale Samenwerking van 1999. Tijdens de jaren zeventig vond de interdependetietheorie gehoor bij veel beleidsmakers. Volgens deze theorie moest elk land zijn eigen troeven uitspelen op de internationale markt en een exportgericht beleid voeren. Ondanks de meningsverschillen tussen de zogenaamde ontwikkelingslanden en de geïndustrialiseerde landen hieromtrent (de eersten wilden een eigen industrie opbouwen, de anderen wilden profiteren van goedkope grondstoffen en arbeidskrachten), bleef ook in de jaren tachtig het geloof in de vrije markt overeind. Het neoliberalisme overheerste. Tijdens deze periode werd economische groei opnieuw (nog steeds?) naar voren geschoven als de factor voor ontwikkeling. Sociale problemen werden naar de achtergrond verwezen. Ook ‘het vrouwenvraagstuk’ was voor deze visie bijgevolg minder belangrijk, om niet te zeggen onbelangrijk[569]. Wanneer het Belgische ontwikkelingsbeleid gedurende de jaren tachtig van naderbij bekeken wordt, kan eigenlijk verwacht worden dat de COS ‘alleen’ stond met haar visie. Uiteraard mag de invloed van de NCOSVrouwengroep niet geminimaliseerd worden, aangezien het NCOS bijna alle NGO’s voor ontwikkelingssamenwerking van Vlaanderen overkoepelde. Daarenboven was ook de ‘moederorganisatie’ van de COS, de NVR, een sterke politieke lobby-organisatie. Kon de COS dankzij de steun van deze organisaties toch een politieke invloed uitoefenen of waren eigenlijk de projectwerking en de sensibilisering van de Belgische bevolking belangrijker taken van de commissie? http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (76 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Policy influence Hoofdstuk acht behandelde de concrete acties van de COS op politiek vlak. Hierin werd onder andere aandacht besteed aan de seminariedagen die de COS organiseerde en waarvan de bevindingen werden doorgegeven aan de bevoegde beleidsmensen. Zo eiste de COS in 1985[570] dat er meer concentratie zou komen in de Belgische ontwikkelingssamenwerking, zodat er meer concrete hulp kon geboden worden. Door het innemen van standpunten en het openbaar maken hiervan trachtte de COS een invloed te krijgen op de beleidsvisie van de bevoegde personen. Dit gebeurde reeds in 1980 toen de standpunten van de COS ten aanzien van de Belgische ontwikkelingssamenwerking geformuleerd werd, naar aanleiding van de VN-Vrouwenconferentie van Kopenhagen van 1980[571]. Ook via de Nationale Vrouwenraad trachtte de COS een beïnvloedende factor te zijn, aangezien deze koepelorganisatie meer de kans had om politieke druk uit te oefenen. Dit werd bovendien vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de NVR[572]. Als commissie van de NVR kon de COS immers standpunten uitwerken met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking en die voorleggen aan het Bureau van de NVR. De NVR kon daardoor politieke druk uitoefenen op Belgische en internationale instanties die verantwoordelijk waren voor het ontwikkelingsbeleid. Het was ook om deze reden dat de COS voornamelijk moest samenwerken met de lidverenigingen van de NVR, zodat deze hun taak van politieke beïnvloeding beter zouden kunnen uitoefenen. Er werd echter reeds aangehaald dat de lidverenigingen van de NVR weinig interesse hadden voor de commissie. Bovendien moesten de standpunten eerst goedgekeurd worden door de NVR. Er zou kunnen gesteld worden dat de COS voornamelijk invloed kon uitoefenen via de samenwerking met het NCOS. Dit was ook één van de redenen waarom de commissie reeds van bij haar ontstaan[573] wilde opgenomen worden binnen deze koepelorganisatie. Waarschijnlijk had de COS op deze manier meer invloed, omdat binnen deze koepelorganisatie werkelijk rond ontwikkelingssamenwerking gewerkt werd en omdat in het midden van de jaren tachtig de NCOS-Vrouwengroep werd opgericht. De visies van de COS en van deze Vrouwengroep stemden beter overeen met elkaar dan die van de COS en de andere lidverenigingen van de NVR. In samenwerking met het NCOS werd vooral gewerkt omtrent de sensibilisering van de NGO-werking met betrekking tot vrouwen. De COS werd eveneens af en toe aangezocht om een advies te formuleren, bijvoorbeeld in verband met de heroprichting van de Cel voor de promotie van de Vrouw binnen het ABOS. De COS formuleerde adviezen en bracht standpunten -goedgekeurd door de NVR- naar buiten bij bepaalde http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (77 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
gelegenheden. Deze werden aanhoord door de beleidsmakers en af en toe gedeeltelijk opgevolgd. Policy influence verwijst naar de deelname van de instelling aan het opstellen van feministische beleidsdocumenten of aan projecten die de status van de vrouw promoten en eventuele genderhiërarchieën ondermijnen. Uit hoofdstuk acht bleek dat de commissie inderdaad deelnam aan het formuleren van bepaalde beleidsvisies en aan projecten die de status van de vrouw promootten, zowel in de Derde Wereld als in België. Er kan dus verondersteld worden dat de COS policy influence uitoefende. Dit gebeurde echter niet op regelmatige basis[574], aangezien de COS voor haar projecten afhankelijk was van medefinanciering (van ABOS, NCOS of NVR). Bovendien moesten haar standpunten telkens worden voorgelegd aan de NVR, waardoor niet snel op de actualiteit kon ingespeeld worden.
Policy access Met policy access wordt gedoeld op de mate waarin de mogelijkheid bestaat voor vrouwenorganisaties om een werkelijke invloed uit te oefenen op het officiële beleid. De COS was een deel van de Nationale Vrouwenraad. Deze koepelorganisatie maakte van lobbywerk haar belangrijkste functie tijdens de jaren tachtig. Bovendien waren verschillende politieke partijen[575] vertegenwoordigd binnen de NVR. Via dit lobbywerk[576] kon de NVR, en dus de COS, zorgen voor een werkelijke invloed op het beleid. Bovendien was tijdens de jaren tachtig de strategie van de NVR aangepast. Men wilde zich integreren in de ‘mannenwereld’ om van daaruit veranderingen te bekomen. Het ‘vrouwenvraagstuk’ mocht niet geïsoleerd worden. De COS was eveneens vertegenwoordigd binnen het NCOS. Deze koepelorganisatie van Vlaamse NGO’s trachtte ook via lobbywerk een invloed uit te oefenen op het Belgische ontwikkelingsbeleid. Via de Raad van Bestuur [577] en via de NCOS-Vrouwengroep probeerde de COS het ‘vrouwenthema’ te integreren in het nietgouvernementele ontwikkelingsbeleid en op deze manier ook druk te zetten op het gouvernementele beleid. Het NCOS kon immers een invloed uitoefenen op het ABOS[578]. De COS werkte voornamelijk omtrent de vrouwvriendelijkheid van NGO-projecten en NGO-medewerkers, zoals reeds bleek uit het overzicht van de sensibiliseringsacties van de commissie.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (78 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De COS kon via bepaalde koepelorganisaties werkelijk een toegang hebben tot beleidsmakende instellingen, zoals het ABOS. De COS was echter niet zelf vertegenwoordigd binnen bepaalde beleidsinstanties. Hierdoor was de policy access van de COS vrij beperkt.
6. De COS: overleven als sociale beweging Het overlevingspatroon van sociale bewegingen kan bestudeerd worden volgens vier variabelen, namelijk de organisatiegraad, de politieke mogelijkheden, de feministische ideologieën en de selectieve uitsluiting van bepaalde organisaties door de autoriteiten.
De organisatiegraad Volgense Hooghe wordt de Vlaamse vrouwenbeweging gekenmerkt door een lage organisatiegraad. Deze zou verklaard kunnen worden door de lage politieke participatiegraad van de Belgische vrouwen. Pas in 1948 werd in België het stemrecht voor vrouwen goedgekeurd op nationaal vlak. Dit had eigenlijk bijna geen invloed op de politieke uitslagen, zoals reeds werd aangehaald in hoofdstuk een. Bovendien waren de bestaande netwerken voor vrouwen vaak verzuild, waardoor het vooropgestelde doel niet altijd bereikt werd. Zo bleven de socialistische vrouwen bijvoorbeeld altijd de arbeidersstrijd voor de vrouwenstrijd plaatsen en was de late goedkeuring van het vrouwenstemrecht een gevolg van politiek gebakkelei. Ook het gebrek aan politieke hulpbronnen is niet bevorderlijk voor de efficiëntie van een organisatie. Het verwerven van voldoende hulpbronnen om te kunnen overleven is volgens Hooghe[579] één van de belangrijkste uitdagingen voor een sociale bewegingsorganisatie. Die hulpbronnen kunnen bestaan uit leden, geld en morele steun. Financiële hulp krijgen de sociale organisaties meestal van hun achterban, soms ook van de overheid of zelfs van de maatschappelijke elite. Hierdoor kunnen de organisaties geïntegreerd worden in een grotere organisatievorm, wat de werking kan beperken. Vooral dit laatste kenmerk kon ook worden teruggevonden bij de werking van de commissie. De COS was voor haar werking financieel afhankelijk van allerlei organisaties. De projecten konden enkele ondersteund worden dankzij de medefinanciering van het ABOS en van het NCOS. Ook de lidverenigingen van de NVR werd om giften http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (79 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
gevraagd en verder hoopte de COS via haar activiteiten af en toe geld in het laatje te brengen. De NVR zelf was ook en vzw die moest rondkomen met haar eigen subsidies. In hoofdstuk twee bleek reeds dat deze ontoereikend waren, zelfs voor alleen de werkingskosten[580]. De COS mocht eventueel wel gebruik maken van zaken als het fotokopieertoestel[581]. Tenslotte werd op zoek gegaan naar sponsoring bij andere verenigingen. Uit de verslagen van de vergaderingen blijkt echter dat de COS het moeilijk had om financieel overeind te blijven [582]. Bovendien leek de fondsenwerving niet goed georganiseerd[583]. Zelfs in 1987, de COS bestond toen al bijna zeven jaar, werd volgende opmerking teruggevonden: “De fondsenwerving moet nog op gang komen[584]”. Door deze financiële afhankelijkheid werd de COS opgenomen in een grotere organisatievorm. De aanvragen voor medefinanciering moesten aan bepaalde voorwaarden voldoen, waardoor de COS niet elk project kon ondersteunen dat zij zou willen. Ook haar integratie in het NCOS was gebonden aan bepaalde voorwaarden, aangezien het NCOS een Handvest[585] had opgesteld dat door de leden moest worden onderschreven. Door de nood aan giften en sponsoring moesten de activiteiten succesvol zijn. Hierdoor moesten ‘populaire’ onderwerpen aangesneden worden, zoals bijvoorbeeld de kennismaking met migrantenvrouwen, hoewel dit niet echt deel uitmaakte van de derdewereldproblematiek. Naast de fondsenwerving, was ook de ledewerving bij de COS een steeds opnieuw opduikend probleem. Men trachtte nieuwe leden te vinden door het aanschrijven van allerlei verenigingen, de reacties waren echter minimaal[586]. Ook het gebrek aan bestaande bruikbare netwerken was een hinderpaal voor de werking van de COS. Aangezien het thema ‘vrouwen en ontwikkeling’ helemaal nog niet was doorgedrongen tot het Belgische beleid, kon de COS niet steunen op reeds verworven kennis en ervaring van andere groeperingen. Het absenteïsme[587] tijdens de vergaderingen kan misschien wijzen op een gebrek politieke traditie bij de leden. Dit lijkt echter vergezocht, aangezien mensen die zich engageren in een vrouwenbeweging, ongetwijfeld gedreven worden door een zeker politiek engagement. Waarschijnlijk had dit eerder te maken met organisatorische problemen van de commissie. Uit de verslagen van de vergaderingen bleek het bijvoorbeeld erg moeilijk een tijdstip vast te stellen om te kunnen vergaderen[588].
De politieke mogelijkheden De eisen van een vrouwenbeweging zijn vaak ‘zuiloverschrijdend’, waardoor het moeilijk is een compromis te http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (80 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
vinden. Hierbij spelen ook de financiële middelen een rol, omdat een gebrek hieraan de onderhandelingsmogelijkheden kan beknotten. Oudere bewegingen, zoals de Nationale Vrouwenraad, hebben hierbij volgens Hooghe wel een voordeel, omdat deze dikwijls nog banden hebben met de politieke elite. De COS was een deel van de Nationale Vrouwenraad en kon daardoor volgens Hooghe misschien voordeel halen uit vroegere banden met de politieke elite. De NVR was echter een pluralistische koepelorganisatie en dit pluralisme moest gewaarborgd worden in haar gehele werking, dus ook in de werking van de commissies. Toch werd reeds aangehaald dat de banden van Lily Boeykens met de liberale partij ook uit het archief van de COS duidelijk werden. Er kon echter niet vastgesteld worden of de COS ook profiteerde van deze politieke banden. Zij kon wel voordeel halen uit de bekendheid van de Lily Boeykens op internationaal vlak, via de Internationale Vrouwenraad, om projecten op te sporen en op nationaal vlak, bij het zoeken van sponsors. Deze voordelen waren echter niet noodzakelijk politiek getint en men mag hieruit dan ook zeker geen voorbarige conclusies trekken.
De feministische ideologieën Tijdens de jaren tachtig, en misschien ook nog in de jaren negentig, vonden de radicale en sociale vormen van het feminisme geen gehoor bij het grote publiek. Hierdoor werd de werking van vrouwenbewegingen moeilijker. Enkel het burgerlijk-gematigd feminisme kon eventueel op aanhangers rekenen. De NVR vond haar sterkte in haar gematigdheid en overleefde op deze manier de woelige tweede feministische golf. Hierop werd reeds eerder ingegaan. Deze gematigdheid zorgde echter ook voor beperkingen binnen het beleid van de COS, aangezien de commissie haar beleid moest laten goedkeuren door de NVR. Hierdoor moest de COS soms ‘voorzichtiger’ tewerkgaan dan sommige[589] medewerkers wilden. Ondanks het feit dat de NVR een eerder gematigd feminisme aanhing, kon de COS toch niet op al te veel aanhangers rekenen bij het grote publiek. Dit bleek reeds bij het overzicht van de activiteiten van de COS in België. Hiervoor was de interesse[590] dikwijls erg beperkt. Bovendien was de interesse bij de leden van de COS ook erg matig[591], zoals ook de aanwezigheden op de vergaderingen doen uitschijnen[592].
Uitsluiting door de autoriteiten http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (81 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Dikwijls is het zo dat enkel die organisaties die de politieke consensus onderschrijven, door de officiële beleidsmakers worden gehoord. Aangezien de NVR een pluralistische koepelorganisatie was en daardoor reeds met eengemaakte standpunten naar buiten kwam, onderschreef deze vereniging de politieke consensus. Op deze manier kon de NVR aan lobbying doen en samenwerken met de politiek, in plaats van tegen te werken. De COS maakte hiervan deel uit. Haar standpunten werden goedgekeurd door het Bureau van de NVR en onderschreven dus eveneens de politieke consensus. Af en toe werd de COS dan ook gehoord door de beleidsmakers, zoals reeds uit het voorgaande bleek.
7. Is er sprake van evolutie? Tenslotte wordt nog even ingegaan op de vraag of er sprake is van een evolutie in dit alles. Hielp de COS met haar projecten gedurende haar hele bestaan dezelfde regio’s? Veranderde de aard van de projecten, dit wil zeggen ging men van praktische hulp over naar financiële hulp of een andere soort van interventie? Veranderden de uitgangspunten van de commissie doorheen haar werking? Werd de commissie gedurende de jaren op een andere manier georganiseerd, veranderde de band met de NVR? Ging men meer of minder aandacht besteden aan eigen projecten of aan sensibiliseringsacties?
Projecten in de Derde Wereld De commissie steunde gedurende haar bestaan enkele ontwikkelingsprojecten in de Derde Wereld. Deze projecten werden meestal aangebracht door de leden van de commissie die reeds ervaring hadden in de ontwikkelingssamenwerking. Het waren meestal de hulpvragende landen zelf die de projecten aan de ontwikkelingsorganisaties voorstelden. Aangezien de commissie dus afhankelijk was van het ‘aanbod’ zat er niet echt een lijn in haar keuzes. Toch kunnen enkele kenmerken worden opgesomd. Meestal ging het om kleinschalige interventies. Dit was een bewuste keuze van de COS, omdat zij die projecten wilde steunen waaraan de grote hulporganisaties voorbij gingen. De COS leverde telkens financiële hulp, waarvoor zij de medefinanciering van het ABOS of het NCOS vereiste. Dit was eveneens een reden waardoor de keuze van de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (82 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
projecten een beetje beperkt werd, aangezien de projectaanvragen aan bepaalde voorwaarden moesten voldoen, zoals reeds werd aangehaald. Omdat niet veel projecten van de COS werden afgekeurd, kan dit niet echt als een beperking worden aanzien. De commissie bood dus financiële steun aan kleinschalige projecten. Bovendien waren de interventies meestal in Latijns-Amerika gelokaliseerd, om verschillende redenen die reeds werden aangehaald. Tenslotte werd binnen de meeste projecten aandacht besteed aan de empowerment van de vrouwen, zoals eveneens reeds werd bestudeerd. Om deze laatste reden werkte de COS altijd samen met vrouwenraden uit de hulpvragende gebieden. In de eerste helft van de jaren tachtig werd dit bovendien een eis van de NVR. De commissie mocht enkel die projecten steunen die werden voorgesteld door vrouwenraden aangesloten bij de Internationale Vrouwenraad. Van bij haar ontstaan trachtte de commissie één project per jaar te ondersteunen. Op het einde van de jaren tachtig hadden zij hier enkele problemen mee, voornamelijk omwille van de bestuurswissel die in diezelfde periode voor moeilijkheden zorgde binnen de administratie van de COS. Daarom werden sommige projecten overgenomen door andere organisaties, zoals het Fonds voor Ontwikkelingsamenwerking[593] en het Boliviacentrum[594]. Officieel bleef de COS verantwoordelijk voor deze projecten, opdat zij niet van de medefinancieringslijst zou geschrapt worden. Eigenlijk was dit de enige verandering in de projectwerking van de commissie, hoewel dit niet echt een verandering kan genoemd worden, maar eerder ‘een noodzakelijk kwaad’.
Sensibilisering De sensibiliseringsacties van de commissie werden gedurende de jaren steeds belangrijker. Dit was uiteraard een gevolg van het EG-project dat in 1987 van start ging. Hierdoor kreeg de COS onder andere extra subsidies voor de uitbouw van een documentatiecentrum en er werd een enquête georganiseerd bij de openbare bibliotheken. Er werden zelfs extra toelagen toebedeeld om personeel te kunnen aannemen voor deze opdracht. Aangezien dit personeel zich enkel met deze opdracht mocht bezighouden werd er voornamelijk aandacht besteed aan sensibilisering in eigen land. Ook de sensibilisering van de NGO’s voor ontwikkelingssamenwerking werd een erg belangrijk thema op het einde van de jaren tachtig. Dit had vooral te maken met de samenwerking met de NCOS-Vrouwengroep en eveneens met het EG-project, waarbinnen seminaries voor NGO-medewerkers georganiseerd werden. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (83 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
De COS werkte met animatiemateriaal zoals diamontages, video’s en dergelijke, er werden seminaries georganiseerd, men gaf een katern uit in de NVR-publicatie en af en toe werd een tentoonstelling op poten gezet. Ook hierin kwam gedurende de jaren weinig verandering. De collectie werd enkel uitgebreid, dankzij de subsidies van het EG-project en de sensibilisering in België werd belangrijker dan de projecten in de Derde Wereld.
De organisatiestructuur en de uitgangspunten van de commissie Indien er veranderingen optraden binnen de organisatiestructuur werden deze gepubliceerd in het Staasblad. De belangrijkste veranderingen binnen de COS waren de personeelswissels in de loop der jaren en de naamsverandering, die reeds werden aangehaald. De bestuurswissel op het einde van de jaren tachtig zorgde wel voor enkele problemen. Het EG-project liep vertraging op, er waren financiële moeilijkheden omwille van een chaotische boekhouding en de erkenning als NGO kwam hierdoor zelfs even in het gedrang, terwijl duidelijk werd dat deze erkenning erg belangrijk was voor de gehele werking van de commissie. Verder kon de COS, dankzij EG-subsidies, vast personeel aannemen, wat de werking uiteraard vergemakkelijkte. De banden met de NVR bleven even strikt, alle standpunten moesten op voorhand worden goedgekeurd door het bureau van de koepelorganisatie. In 1987 trachtte de commissie hierin een versoepeling aan te brengen. Zij wilde standpunten omtrent ‘vrouwen en ontwikkeling’ kunnen uiten zonder deze eerst aan het Bureau te moeten voorleggen. De NVR ging hier echter niet op in. De uitgangspunten van de commissie veranderden niet echt doorheen de werking, hoewel deze voor de leden niet altijd even duidelijk waren[595]. De COS wilde vooral kleine projecten steunen, die voor de grote ontwikkelingsorganisaties niet interessant waren. Binnen deze projecten had zij vooral aandacht voor de ontwikkeling van de vrouwen. Verder trachtte de commissie de publieke opinie te sensibiliseren omtrent ‘vrouwen en ontwikkeling’. Er werd gestart met het informeren van vrouwen- en derdewereldorganisaties, hoewel men wilde dat ook de rest van de bevolking meer kennis opdeed omtrent deze kwestie. Tenslotte wilde de COS de NGO-medewerkers er op wijzen dat ook zij meer aandacht moesten besteden aan vrouwen binnen hun werk. Deze aspecten waren gedurende de hele werking van de COS aanwezig in de doelstellingen, hoewel op het einde van de jaren tachtig duidelijk meer aandacht werd besteed aan de werking in eigen land. Tenslotte trachtte de commissie een invloed uit te oefenen op het Belgische ontwikkelingsbeleid. Er werd reeds aangehaald dat zij dit vooral deed via seminaries en via het formuleren van standpunten omtrent ontwikkelingsbeleid. De belangrijkste evolutie die zich op dit vlak voordeed was de samenwerking met de NCOShttp://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (84 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwengroep vanaf 1986. Aangezien deze groep meer slagkracht had, kon de commissie via deze weg mee invloed uitoefenen op het beleid. Zo werd volgens Marleen Sannen[596] alle invloed op het ABOS uitgeoefend via de NCOS-Vrouwengroep en niet rechtsreeks via de COS. De manier waarop bleef echter dezelfde. Er kan eigenlijk besloten worden dat de commissie gedurende haar bestaan weinig concrete veranderingen heeft ondergaan. Waarschijnlijk kan dit verklaard worden door het feit dat de COS voor vele aspecten van haar werking afhankelijk was van andere organisaties en instellingen en dus niet zelf kon beslissen tot grootscheepse veranderingen. Na deze analyse van de verschillende werkingsaspecten van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad kan overgegaan worden tot het algemene besluit. Er zal getracht worden deze analyse samen te vatten en op die manier een antwoord te formuleren op de vraagstelling. Verder zal deze studie aan een kritische reflectie onderworpen worden en eventuele nog openstaande vragen zullen geformuleerd worden. home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
[328] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad (van België)/ Conseil National des Femmes belges en van de
Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad v.z.w., nr. 86 (Stukken betreffende de werking van de Commission coloniale, naderhand Commission de la coöpération au développement, dec. 1954, mei 1958-dec. 1967). [329] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België…, nr. 86 (Stukken betreffende de werking van de Commission coloniale, naderhand Commission de la coöpération au développement, dec. 1954, mei 1958-dec. 1967) tekst in verband met de ad-hoc commissie voor het VN-decennium voor Ontwikkeling 1960-1970. [330] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België…, nr. 86 (Stukken betreffende de werking van de
Commission coloniale…) programma 1967-1968. [331] De Nationale Vrouwenraad was in de jaren zestig nog niet opgesplitst in een Franstalige en een
Nederlandstalige afdeling, waardoor de werking nog op het hele land werd gericht. [332] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België…, nr. 86 (Stukken betreffende de werking van de
Commission coloniale …) programma 1967-1968. [333] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België…, nr. 86 (Stukken betreffende de werking van de http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (85 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Commission coloniale…) planning van 27 maart 1967. [334] Dit aspect werd eveneens in hoofdstuk twee reeds behandeld. M. BOEL en Ch. DUCHENE, Le féminisme en Belgique 1892-1914, Bruxelles, 1955, blz. 100-104. [335] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België…, nr. 67 (Notulen en andere stukken van de
vergaderingen van het Kernbureau en het Bureau van de Nederlandstalige afdeling) activiteiten van de commissies 1966-1967. [336] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België..., nr. 68 (Notulen en andere stukken van de
vergaderingen van het Kernbureau en het Bureau van de Nederlandstalige afdeling, september 1973-december 1984) verslag van de werking van de Nationale Vrouwenraad 1972-1973. [337] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België…, nr. 61 (Stukken betreffende de algemene
vergaderingen 1935-1987) Verslagen van de commissies 1973-1974. [338] ARA, Archief van de Nationale Vrouwenraad van België…, nr. 68 (Notulen en andere stukken van de
vergaderingen van het Kernbureau en het Bureau van de Nederlandstalige afdeling) vergadering van de Nederlandstalige Vrouwenraad 19 juni 1975. [339] Nationale Vrouwenraad van België, Nederlandstalige Vrouwenraad. Driemaandelijks tijdschrift, nr. 5
(1979). [340] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001
AVG, COS, nr. 29/3 (Verslagen van vergaderingen) bureauvergadering COS 19 september 1984, korte historiek. [341] Kort telefonisch gesprek met Lily Boeykens op 8 januari 2001. [342] S. CROMBOOM, De Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad (NVR): ontstaan, programma, organigram,
doelstellingen, voorzittersschap van Lily Boeykens, in relatie tot haar feministische strategie als geïnstitutionaliseerde vrouwenorganisatie (1973-1988), Brussel, 2000 (VUB, Letteren en Wijsbegeerte), blz. 140. [343] Zoals reeds aangehaald, ontstond de voorloper van de COS in de jaren zestig eveneens uit contacten met de Internationale Vrouwenraad. [344] Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 21 mei 1981. Verenigingen zonder winstoogmerk en Instellingen
van openbaar nut, blz. 1933-1934. [345] AVG, COS, nr. 29/3 (Verslagen van vergaderingen) bureauvergadering COS 19 september 1984, korte historiek. [346] S. CROMBOOM, o.c., blz. 141-142. [347] S. CROMBOOM, o.c., blz. 168-178. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (86 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[348] Die aangesloten verenigingn waren zowel zuilgebonden vrouwengroepen, als meer feministische
organisaties. De individuele leden werden vanaf 1979 verzameld in Plura. Bijvoorbeeld: Liberale Vrouwen, Vrouwen in de Volksunie en VOK, Coöperatieve Vrouwenbeweging. S. CROMBOOM, o.c., blz. 174. [349] Zoals bij tussentijdse verkiezingen.
AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag speciale vergadering 12 juli 1989. [350] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) rapport van de COS voor de jaarlijkse statutaire
algemene vergadering op 16/12/1980. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) jaarverslag van de COS van de NVR 1982. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) activiteitenverslag van de COS voor de Algemene Vergadering 16/02/1984. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) financieel verslag COS 01/01/1988-31/12/1988. [351] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van de Algemene Vergadering 23/12/1986.
“ Het jaarverslag werd goedgekeurd. Het financieel verslag werd goedgekeurd.” [352] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 23/01/1987. [353] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 12/07/1989. [354] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [355] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 12/07/1989. [356] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 12/07/1989.
AVG, COS, nr. 26-26/5-7 (Stukken Deslee in verband met Commissie Arbeid, Commissie Cultuur en Commissie Gezondheid). [357] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) laatste treuggevonden verslag op 10/04/1991. [358] Volgens een medewerkster van het huidig NVR-secretariaat (die liever als NVR-medewerkster werd
vermeld) werd de werking van de COS in 1991 stopgezet, bij gebrek aan interesse. Telefonisch gesprek met een NVR-medewerkster op 26 april 2001. [359] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 12/04/1984. [360] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag juli 1981.
En “De aansluiting bij het NCOS is belangrijk omdat het een overkoepelend orgaan is.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 05/01/1982. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (87 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
“De COS heeft de verplichting aan informatie te doen, dit via het blad van de NVR.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 25/01/1983. [361] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 15/03/1983. [362] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 04/07/1984, verslag van 19/09/1984 en
verslag van 25/05/1988. [363] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [364] AVG, COS, nr. 24/1 ( Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/10/1988, opmerkingen van Cecilia
Andersen. [365] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 22/08/1989. [366] Dit werd reeds besproken in hoofdstuk 5. [367] Dit bleek in 1990 opnieuw uit een vergadering met alle commissievoorzitters waarin de gebondeheid met
de NVR nog eens duidelijk werd gemaakt. AVG, COS, nr. 23/8 (Verslagen van vergaderingen) vergadering met de commissievoorzitters, vice-voorzitters en het Kernbureau op 09/01/1990. [368] AVG, COS, nr. 29/3 (Verslagen van vergaderingen) COS-bureauvergadering 19/09/1984, korte historiek. [369] S. CROMBOOM, o.c., blz. 77. [370] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) bureauvergadering COS 19/09/1984. [371] Zoals aangehaald in hoofdstuk twee, konden vanaf 1979 enkel verenigingen toetreden tot de NVR.
Individuele leden werden verzameld in Plura. [372] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 22/08/1985. [373] AVG, COS, nr. 29/3 (Verslagen van vergaderingen) Bureauvergadering van 19/09/1984. [374] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) raamakkoord NVR-COS van mei 1987. [375] AVG, COS, nr. 2/4 (Dossier met betrekking tot de erkenning en de betoelaging als NGO 1980-1988)
aanvraag erkenning als NGO, 1981, met onder andere een activiteitenverslag. [376] AVG, COS, nr. 2/4 (Dossier met betrekking tot de erkenning en de betoelaging als NGO 1980-1988)
aanvraag erkenning als NGO, 1981, met onder andere activiteitenverslag. [377] De GAD-benadering streefde immers niet naar een ‘aparte’ behandeling van de vrouw, maar naar een
werkelijke integratie binnen de ontwikkelingssamenwerking. De NVR wilde eveneens de mannen niet buitensluiten. Het feit dat de NVR echter wilde werken vanuit de bestaande instellingen, doet al vermoeden dat http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (88 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
zij geen echte voorstander was van werkelijke veranderingen binnen de heersende structuren en dat zij dus eerder aanhanger van de WID-benadering was. Hierin werden de bestaande structuren niet in vraag gesteld. [378] Ze kreeg de opdracht de Belgische bevolking te sensibiliseren, maar eigenlijk spitsten haar activiteiten zich
toe op Vlaanderen. AVG, COS, nr. 1/1 (Stukken betreffende vormingsactiviteiten 1986-1988) lijst met gehouden voorlichtingsactiviteiten. [379] Aangezien, zoals reeds aangehaald, verenigingen van verschillende strekkingen deel uitmaakten van de
NVR. [380] AVG, COS, nr. 23/8 (Verslagen van vergaderingen) huishoudelijk reglement Nationale Vrouwenraad 1989. [381] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 16/11/1988. [382] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 16/11/1988. [383] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [384] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [385] Volgens Hooghe is het verwerven van voldoende hulpbronnen, waaronder geld, één van de belangrijkste
uitdagingen van een sociale bewegingsorganisatie. De analyse van de werking van de COS volgens de variabelen van Hooghe zal gebeuren in hoofdstuk negen. M. HOOGHE, De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging, in: Sociologische Gids, 41 (1994), blz. 144-161. [386] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) financieel verslag 01/01/1988-31/12/1988 en financieel verslag 10/10/1986-31/12/1987. [387] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 06/09/1982. “Er werd een gift van 1000F
ontvangen van de Kredietbank en van 10000F van Zonta Zavel.” [388] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/06/1984. “Toekomstige financiering
van projecten: dit punt laten rusten tot vrijstelling van belastingen voor giften aan de NVR bekomen is.” [389] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 22/08/1985. [390] AVG, COS, nr. 6/7 (Uitgaande brieven van 1991) reactie op een sollicitatie door Aline Beernaerts. [391] Mensen als Cecilia Andersen hadden hier erg hard voor geijverd.
ÀVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 22/08/1985. [392] AVG, COS, nr. 24/5 (Dossier voor de erkenning als NGO 1981-1989). http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (89 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
AVG, COS, nr. 2/4 (Dossier betreffende de erkenning en de betoelaging als NGO, 1980-1987). [393] De voorwaarden waaraan een projectaanvraag moest voldoen worden in hoofdstuk acht aangehaald. “Het ABOS waardeert de projecten van de COS omwille van de kleinschaligheid en de onmiddellijke inbreng.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 02/02/1982. [394] AVG, COS, nr. 2/4 (Dossier betreffende de erkenning en betoelaging als NGO 1980-1987) KB van 21
oktober 1980. [395] AVG, COS, nr. 2/4 (Dossier betreffende de erkenning en betoelaging als NGO 1980-1987). [396] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 09/06/1987. [397] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 28/05/1986. [398] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 09/06/1987. [399] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van de bedrijfsrevisor in verband met het KB
van 21/10/1980 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van niet-gouvernementele organisaties voor activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking. [400] Deze die reeds behandeld werd. [401] AVG, COS, nr. 2/4 (Dossier betreffende de erkenning en betoelaging als NGO 1980-1987) erkenning van de
aanvraag. [402] AVG, COS, nr. 2/8-12 (Documenten betreffende BTK en DAC-statuten). [403] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 12/03/1987. [404] AVG, COS, nr. 24/3 (Aanvragen BTK en Gesco 1989-1990).
AVG, COS, nr. 2/8-11 (Documenten betreffende BTK en DAC-projecten). [405] AVG, COS, nr. 2/12 (Curriculae vitae sollicitanten). [406] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 28/031986.
Deze advertentie werd verspreid bij de leden van de NVR en bij derdewereldbewegingen. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 22/05/1986. [407] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [408] AVG, COS, nr. 2/12 (Curriculae vitae sollicitanten) brief van Heidi Vanhille, brief van Gerda Bauwens op
09/07/1986 en brief van Francine Dooremont op 10/08/1986. [409] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 23/09/1986. [410] AVG, COS, nr. 1/4 (Briefwisseling mei-december 1989) brief van de Humanistische Jongeren vzw om meer http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (90 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
info omtrent de activiteiten, brief van de stad Brugge in verband met het organiseren van een animatiedag,… . [411] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/12/1984. [412] AVG, COS, nr. 23/8 (Verslagen van vergaderingen) huishoudelijk reglement van de NVR 1989.
AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/09/1984. [413] Gepubliceerd in: Tijdschrift van de Nationale Vrouwenraad, Nederlandstalige afdeling, vanaf juli 1980. [414] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 05/04/1985. [415] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. Bovendien hadden de zuilgebonden organisaties reeds
eigen kanalen voor ontwikkelingssamenwerking, waarop reeds eerder gewezen werd. [416] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/06/1984. “De pers werd te laat
verwittigd.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 04/07/1984. “Er is een misverstand gebeurt over de aanpak van onze studiedag. De andere aangesloten verenigingen staan wel open voor onze initiatieven.” [417] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) brief aan de Bureauleden van de NVR op 02/06/1987. [418] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 05/01/1982. [419] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/06/1984. [420] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/06/1984. [421] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 14/11/1986 en 11.11.11./NCOS, Archief
van de NCOS-Vrouwengroep, 1985-1988, (Verslagen, werkdocumenten,…) standpunten betreffende de samenwerking met de COS. [422] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 04/05/1982. [423] Hoofdstuk 1-5. [424] Er werd reeds gewezen op het feit dat dit de opdracht was van de NVR, maar dat de activiteiten zich
toespitsten op Vlaanderen. [425] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/09/1984. “Wij moeten bijdragen tot
bewustwording van het grote publiek.” [426] Hoofdstuk drie. [427] Hoofdstuk vijf. [428] Hoofdstuk zeven. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (91 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[429] AVG, COS, nr. 1/1 (Briefwisseling betreffende voorlichtingsactiviteiten 1986-1988).
AVG, COS, nr. 2/5 (Briefwisseling betreffende ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord’ 1988-1989). [430] AVG, COS, nr. 1/1 (Briefwisseling betreffende voorlichtingsactiviteiten 1986-1988). [431] AVG, COS, nr. 1/1. (Briefwisseling betreffende voorlichtingsactiviteiten 1986-1988). [432] AVG, COS, nr. 1/1. (Briefwisseling betreffende voorlichtingsactiviteiten 1986-1988).
AVG, COS, nr. 2/12 (Curriculae vitae sollicitanten) brief van Francine Dooremont op 10/08/1986. [433] De COS maakte zelf diamontages en ander audiovisueel materiaal, maar af en toe moest iets uitgeleend worden bij een andere organisatie zoals bijvoorbeeld de Wereldmediatheek. Deze organisatie specialiseert zich in de audiovisuele dienstverlening voor vredes-, ontwikkelings- en welzijnswerk. AVG, COS, nr. 18 (Catalogi films en video’s). AVG, COS, nr. 18 (Catalogi films en video’s). [434] AVG, COS, nr. 1/1 (Stukken betreffende vormingsactiviteiten 1986-1988) lijsten betreffende onderwerpen
en doelgroepen vormingssessies. [435] AVG, COS, nr. 1/1 (Stukken betreffende vormingsactiviteiten 1986-1988) aanvragen voor spreekster bij
info-avonden. [436] AVG, COS, nr. 1/4 (Briefwisseling mei-december 1989) brief van de gemeente Hasselt. [437] AVG, COS, nr. 13/4 (Stukken betreffende de tentoonstelling Technik nach Menslichem Mass. [438] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen vn vergaderingen) verslag van 29/09/1983. [439] AVG, COS, nr. 18 (Catalogi van films en video’s). [440] AVG, COS, nr. 12/1 (Exemplaren van enkele tijdschriften). [441] AVG, COS, nr. 15 (Spelletjes en didactisch materiaal).
In bijlage werd een foto opgenomen. [442] AVG, COS, nr. 25/1 (Stukken betreffende de diareeks ‘vrouw en Derde Wereld’, en bijhorende audio-
cassette). [443] AVG, COS, nr. 15/1 (Spelletjes en didactisch materiaal). [444] AVG, COS, nr. 17/5 (Stukken betreffende co-financiering door EG (1987)).
AVG, COS, nr. 19/1 (Moreel verslag EG-project 1987-1989). AVG, COS, nr. 19/2 (Financieel verslag EG-project). AVG, COS, nr. 1/8 (Briefwisseling en nota betreffende opzetten Europees project met vrouwenraden van België, http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (92 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Luxemburg, Nederland en Duitsland 1989). [445] AVG, COS, nr. 22/1 (Stukken betreffende de verwerking van de enquëteresultaten en rapportage). [446] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 23/09/1986. [447] AVG, COS, nr. 20 (Ingekomen reacties op de COS-lezersenquête).
Voorbeelden van de enquête werden opgenomen in bijlage. [448] AVG, COS, nr. 14/1 (Dossier in verband met publicatie van brochure ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het
woord’). AVG, COS, nr. 14/3 (Manuscripten en typoscripten van de publicatie ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord’). [449] AVG, COS, nr. 19/3 (Stukken betreffende de persvoorstelling van ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord’ 1988). [450] Deze opmerking werd gemaakt in het eindverslag van het EG-project, maar hieromtrent werden geen
aanwijzingen teruggevonden in de documenten betreffende de organisatie van de acties. AVG, COS, nr. 19/1 (Moreel verslag EG-project 1987-1989). [451] AVG, COS, nr. 26/1 (Brochures, tijdschriften, adressenlijsten van organisaties begaan met ontwikkelingssamenwerking). [452] AVG, COS, 19/1 (Stukken betreffende de afhandeling van het EG-project 1987-1989). [453] Opnieuw volgens het eindverslag. [454] AVG, COS, 19/1 (Stukken betreffende de afhandeling van het EG-project 1987-1989). [455] AVG, COS, nr. 1/8. [456] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 10/04/1991. [457] AVG, COS, nr. 1/5 (Stukken betreffende project ‘Tuinen van de Vrede’). [458] AVG, COS, nr. 1/5 (Stukken betreffende project ‘Tuinen van de Vrede’). [459] AVG, COS, nr. 1/6 (Ingekomen bestelbonnen en uitgaande facturen, 1989). [460] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van vergadering 08/01/1991. [461] AVG, COS, nr. 23/2 (Nota’s in verband met een projectvoorstel van de COS ter bevordering van de
Belgische bewustmaking in verband met de problematiek ‘vrouwen en ontwikkeling’ en van de integratie van vrouwen uit ontwikkelingslanden, 1989). [462] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag vergadering 14/11/1986.. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (93 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[463] Tijdschrift van de Nationale Vrouwenraad van België, nr. 10-11 (1981), blz. 53. [464] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) agendapunten van de vergadering van 1 juli 1981:
follow-up van het seminarie tijdens de Executieve van de IVR. [465] AVG, COS, nr. 27/4 (Stukken betreffende een gezamelijk seminarie NVR-CNFB-IVR naar aanleiding van een
Executive Meeting van de IVR, 1981). [466] De Deense economiste die in hoofdstuk drie reeds werd aangehaald als een van de grondleggers van de
theorieën omtrent ‘vrouwen en ontwikkeling’. [467] AVG, COS, nr. 19/1 (Verslagen, notulen en dergelijke) verslag van de studiedag ‘Vrouwen en
inkomensverwervende projecten’, 10/05/1988. [468] Namelijk hoofdstuk vier. [469] AVG, COS, nr. 1/1 (Documentn betreffende vormingsactiviteiten) verslagje bezoek Linda Van Torre/SVV
nationaal. [470] AVG, COS, nr. 12/2 (COS-CIF seminarie ‘Femmes francophones d’Afrique’) lijst aan de deelnemers
overgemaakte documenten, met onder andere de planning van de tweedaagse. [471] In 1973 werd de eerste conventie van Lomé afgesloten tussen 57 landen uit Afrika, het Caribisch gebied en
de Stille Oceaan, en de negen lidstaten van de EEG. Lomé is een intergouvernementeel verdrag dat verschillende terreinen omvat, zoals prijzenpolitiek…, maar recentelijk ook meer sociaal-culturele factoren. J. VAN CRIEKINGE, De wereld van de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1996, blz. 72. [472] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 10/04/1991. [473] AVG, COS, nr. 14/1 (Dossier in verband met de publicatie ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord’).
Een voorbeeld van een bespreking werd opgenomen in bijlage. [474] AVG, COS, nr. 14/2 (Documentatie betreffende romans vrouwelijke schrijvers uit het Zuiden). [475] AVG, COS, nr. 4/8 (Briefwisseling en formulieren betreffende aanvragen van ISBN-nummers door COS). [476] AVG, COS, nr. 5/4 (ATOL en NVR-COS: Vrouwen, technologie en ontwikkeliing: Handleiding voor
onderzoek) manuscript en typoscript. [477] AVG, COS, nr. 4/1 (ingekomen brieven naar aanleiding van opzetten COS-documentatiecentrum). [478] AVG, COS, nr. 3/6 (ABOS-documentatiedienst, aanwinstenlijist 1986-1991).
AVG, COS, nr. 8/2 (ABOS-documentatiedienst, aanwinstenlijst 1991-1992). [479] AVG, COS, nr. 4/6 (Ingekomen artikels Inter Press Service 1988). http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (94 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[480] AVG, COS, nr. 13/1 (Boekhoudkundige documenten betreffende belastingaangiftes) activiteitenverslagen. [481] De projecten die behandeld worden zijn diegenen waarvan een verslag werd teruggevonden in het archief.
Alle informatie werd uit de dossiers gehaald die in voetnoot vermeld zullen worden bij het begin van iedere projectbespreking. [482] AVG, COS, nr. 27/6 (Dossier betreffende 11.11.11-project Kenia 1978-1982). [483] AVG, COS, nr. 1/9 (Briefwisseling en nota’s betreffende co-financiering van ontwikkelingsprojecten 1984-
1986). Dit had te maken met het feit dat de mannen makkelijker toegang hadden tot de moderne sectoren van de economie en dus sneller emigreerden naar de steden. [484] AVG, COS, nr. 27/1 (Dossier project ‘la casa de la ciudadana’ in Ecuador) stukken betreffende opzetten en
afrekening 1982-1986. [485] AVG, COS, nr. 27/1. [486] AVG, COS, nr. 7/3 (Dossier co-financiering productiecentra in zelfbeheer IFFI, 1988-1990).
AVG, COS, nr. 8/6 (Stukken betreffende de medefinanciering van de projecten van IFFI 1982,1985-1987). [487] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) overeenkomst tussen COS en Boliviacentrum op
26/01/1989. [488] AVG, COS, nr. 13/1 (verslag van de algemene vergadering van de COS, 26/01/1989). [489] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) activiteitenverslag 1990. [490] AVG, COS, nr. 5/7 (Stukken betreffende medefinanciering ‘Clubes de Madres’ Bolivia). [491] AVG, COS, nr. 9/1 (Stukken betreffende Fovida-project in Peru). [492] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) overeenjomst tussen FOS en COS op 25/01/1989. [493] AVG, COS, nr. 27/9 (Projectaanvraag medefinanciering project ‘vrouw en gezondheid’ in La Paz, 1982-
1983. [494] AVG, COS, nr. 9/2 (Dossier UNIFEM-project Ruanda 1988). [495] AVG, COS, nr. 17/1 (Dossier betreffende ruraal ontwikkelingsproject Matalaque Peru). [496] AVG, COS, nr. 6/5 (Dossier betreffende de bescherming van het Sahraoui-volk 1990-1991). [497] AVG, COS, nr. 1/4 (Briefwisseling mei-december 1989). [498] AVG, COS, nr. 3b (Stukken betreffende Livos en PVV-vrouwen) lidmaatschap Lily Boeykens. [499] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/02/1985. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (95 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[500] J. VAN CRIEKINGE ed., o.c., blz. 92. [501] Tijdschrift van de Nationale Vrouwenraad, nr. 7-8 (1980), blz. 3-11. [502] De vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking: toespraak van de heer Daniël Coens, Minister van
Ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1981. Deze werd reeds behandeld in hoofdstuk vijf. [503] AVG, COS, nr. 8/4 (Dossier betreffende de voordracht van Women’s World banking voor de Prijs voor
Ontwikkelingswerk van 1990, door de Koning Boudewijnstichting). [504] AVG, COS, nr. 8/5 (Dossier betreffende de voorbereiding van de wet-en regelgeving van de Commissie
vrouwen en ontwikkeling in ABOS 1990-1991).. [505] Gesprek met Yvon Bartelinck in december 2000. [506] AVG, COS, nr. 3/1 (Notulen van de vergaderingen van de niet-gebonden NGO’s in het NCOS 1988-1991). [507] AVG, COS, nr. 3/2-7 (Coprogram: notulen, vergaderstukken 1986-1991). [508] AVG, COS, nr. 28/1 (NCOS-VLOES: uitnodigingen voor en notulen van vergaderingen 1985-1987). [509] Interview met Chris Quirijnen op 28 februari 2001. [510] 11.11.11/NCOS, Archief van de NCOS-Vrouwengroep, nr. 1 (Verslagen en werkdocumenten 1985-1988)
standpunten rond een mogelijke samenweking met de COS. [511] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [512] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 04/07/1984. [513] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/02/1985. [514] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [515] Wanneer duidelijk wordt welke positie de COS had binnen de NVR, kan de positie binnen het Belgisch
feminisme waarschijnlijk ook afgeleid worden. [516] Dit zou eventueel kunnen blijken uit bepaalde doelstellingen van de COS. [517] S.CROMBOOM, De Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad (NVR): ontstaan, programma, organigram,
doelstellingen, voorzitterschap van Lily Boeykens, in relatie tot haar feministische strategie als geïnstitutionaliseerde vrouwenorganisatie (1973-1988), Brussel, 2000 (VUB, Letteren en Wijsbegeerte), blz. 144. [518] Hierop werd reeds ingegaan in hoofdstuk drie. [519] De NVR had immers de woelige tweede feministische golf overleefd en bestaat nu nog steeds. [520] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (96 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[521] Behandeld in hoofdstuk acht. [522] AVG, COS, nr. 9/1 (Dossier betreffende het Fovida-project in Peru). [523] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) raamakkoord NVR-COS, mei 1987. [524] Ibidem. [525] Deze zijn, net als de projecten, terug te vinden in hoofdstuk acht. [526] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 02/01/1983. “De lessencyclus: er is heel
weinig belangstelling.” [527] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 15/03/1983. [528] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/07/1984. “Normaal moeten onze
activiteiten gesteund worden door de andere lidorganisaties van de NVR. … Als mogelijke oorzaken werden aangehaald: de moeilijke werking van de info-kanalen binnen de NVR; een algemeen gebrek aan interesse voor ontwikkelingsproblematiek in het algemeen en vluchtelingenproblematiek in het bijzonder.” [529] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 22/08/1985. [530] Standpunten over het Belgisch ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, in: Tijdschrift van de Nationale
Vrouwenraad van België, nr. 7-8 (1980), blz. 9. [531] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 12/04/1984. [532] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) brief van Lily Boeykens aan Cecilia Andersen op 23
november 1983. “De activiteiten van een aantal commissies liggen meer in mijn persoonlijke belangstellingssfeer dan andere. De COS heb ik zelf gecreëerd, en is dus zeker één van de werkgroepen waar ik mij meer zal voor inspannen dan andere.” Bovendien blijkt de aanwezigheid van Boeykens ook uit de verslagen van de vergaderingen. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen). [533] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 14/11/1986. [534] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/10/1988. [535] AVG, COS, nr. 24/1 (Verlagen van vergaderingen) verslag van 25/05/1988. [536] AVG, COS, nr. 1/1 (Stukken betreffende vormingsactiviteiten 1986-1988).
AVG, COS, nr. 1/6 (Bestelbonnen en facturen 1989). AVG, COS, nr. 2/3 (Briefwisseling, bestlbonnen, facturen ‘Vrouwen uit de Derde Wereld aan het woord’, 19881989). http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (97 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[537] AVG, COS, nr. 1/4 (Briefwisseling mei-december 1989) brief van de gemeente Hasselt. [538] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [539] Hoofdstuk drie behandelde deze problematiek reeds uitvoerig. [540] E. BOSERUP, Women’s role in economic development, London, 1970. [541] Zie hiervoor: C.O.N. MOSER, Gender planning and development. Theory , practice and training, London en
New York, 1993. En ook de uiteenzetting in hoofdstuk drie. [542] N. HOLVOET, Naar een toenemende mainstreaming van gender in het ontwikkelingsdenken en –beleid, iin:
Sophia Nieuwsbrief, 20 (1999), blz. 15-20. [543] F. VAN DRIEL, Gender, vrouwen en/in ontwikkeling: simplificaties en irritaties, in: Derde Wereld, Gender en ontwikkeling, 14/1 (1995), blz. 87. [544] AVG, COS, nr. 2/4 (Dossier betreffende de erkenning en betoelaging als NGO) activiteitenverslagen. [545] AVG, COS, nr. 27/6 (Dossier betreffende 11.11.11.-project in Kenia 1978-1992. [546] AVG, COS, nr. 27/1 (Dossier betreffende het project ‘casa de la ciudadadana’ in Ecuador) Stukken
betreffende het opzetten en de afrekening 1982-1986. [547] AVG, COS, nr. 7/3 (Dossier betreffende de co-financiering van productiecentra in zelfbeheer, IFFI, 1988-
1990. AVG, COS, nr. 8/6 (Stukken betreffende de medefinanciering van projecten, IFFI, 1982, 1985-1987). [548] AVG, COS, nr. 5/7 (Stukken betreffende medefinanciering ‘Clubes de Madres’, Bolivia). [549] AVG, COS, nr. 9/1 (Stukken betreffende het Fovida-project in Peru). [550] AVG, COS, nr. 27/9 (Projectaanvraag medefinanciering project ‘vrouw en gezondheid’ in La Paz, 1981-
1983). [551] AVG, COS, nr. 17/1 (Dossier betreffende een ruraal ontwikkelingsproject in Matalaque, Peru). [552] S.H. LONGWE, Gender awareness: the missing element in the Third World development project, in:
WALLACE, T. en MARCH, C. ed., Changing perceptions. Writings on gender and development, Oxford, 1991, blz. 150. [553] M. MacDONALD ed., Gender planning in development agencies. Meeting the challenge, Oxford, 1994, blz. 19. [554] Uiteengezet in hoofdstuk vier, voornamelijk volgens: M. KEUSTERMANS, Gender in de praktijk. Een
handleiding, Brussel, 1998. M. MacDONALD, Gender planning in development agencies. Meeting the challenge, Oxford, 1994. En C. MARCH e.a. ed., A guide to gender-analysis frameworks, Oxford, 1999. http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (98 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
[555] M. KEUSTERMANS, o.c., blz. 41. [556] AVG, COS, nr. 27/6 (Dossier betreffende 11.11.11.-project in Kenia 1978-1992.
AVG, COS, nr. 27/1 (Dossier betreffende het project ‘casa de la ciudadadana’ in Ecuador) Stukken betreffende het opzetten en de afrekening 1982-1986. AVG, COS, nr. 7/3 (Dossier betreffende de co-financiering van productiecentra in zelfbeheer, IFFI, 1988-1990. AVG, COS, nr. 8/6 (Stukken betreffende de medefinanciering van projecten, IFFI, 1982, 1985-1987). AVG, COS, nr. 5/7 (Stukken betreffende medefinanciering ‘Clubes de Madres’, Bolivia). AVG, COS, nr. 9/1 (Stukken betreffende het Fovida-project in Peru). AVG, COS, nr. 27/9 (Projectaanvraag medefinanciering project ‘vrouw en gezondheid’ in La Paz, 1981-1983). AVG, COS, nr. 17/1 (Dossier betreffende een ruraal ontwikkelingsproject in Matalaque, Peru). [557] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) Met IFFI gaat het goed, 05/02/1988. [558] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/01/1984. ‘Cecilia schreef een brief, nog
geen antwoord’. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/12/1984. ‘Ecuador: er zijn nog niet voldoende precieze rekeningen om voor te leggen aan het Rekenhof. Voorlopig zal het geld niet gestort worden.’ AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/02/1985. ‘Eventueel contact opnemen met de Belgische ambassade in Ecuador.’ [559] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/02/1985. [560] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 04/07/1984. [561] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 23/01/1987.
AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 19/10/1988. [562] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 29/09/1983. “Marleen vertrekt in november naar Bolivia. [563] D. McBRIDE STETSON en A.G. MAZUR, Comparative State Feminism, London, 1995. [564] Een maiden speech is de openingsrede van een persoon binnen een bepaalde functie.
De vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking: toespraak van de heer Daniël Coens, Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1981. [565] Dit werd reeds bestudeerd in hoofdstuk vijf. [566] AVG, COS, nr. 8/5 (Dossier betreffende de voorbereiding van de wet- en regelgeving van de Commissie http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (99 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
voor Vrouw en Ontwikkeling in het ABOS, 1990-1991). [567] 11.11.11/NCOC, Archief van de NCOS-Vrouwengroep, nr. 1 (Verslagen, werkdocumenten,… 1985-1988) Motivatie, doelstellingen en werkmiddelen van de vrouwenwerking binnen het NCOS. [568] NCOS/11.11.11., De Belgische ontwikkelingssamenwerking in 1999, in: De Wereld morgen, extra nummer
(2000), blz. 7. [569] VAN CRIEKINGE, J. ed., De wereld van de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1996, blz. 27. [570] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/02/1985. [571] Standpunten over het Belgische ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, in: Tijdschrift van de Nationale
Vrouwenraad, nr. 7-8 (1980), blz. 3-11. [572] AVG, COS, nr. 23/8 (Verslagen van vergaderingen) huishoudelijk regelement NVR, 1989. [573] Reeds tijdens de eerste vergadering van de vzw werd dit behandeld.
AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 01/07/1981. [574] Dit blijkt uit de verslagen van de vergaderingen. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen). [575] S. CROMBOOM, o.c., blz. 175-176. Lijsten van de aangesloten verenigingen zijn hier terug te vinden. Onder
andere: PVV-vrouwen, Vrouwen van de VU en Socialistische Vooruitziende Vrouw waren vertegenwoordigd in de NVR. [576] S. CROMBOOM, o.c., blz. 166. “De NVR bracht niet alleen de belangrijkste politieke, sociale en economische
discriminaties binnen het beleid aan het licht, maar maakte er ook op een institutionele wijze, via briefwisseling, informatieverstrekking en lobbying, werk van dat de emancipatie zowel in rechte als in feite nagestreefd werd.” [577] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 02/02/1982. “De COS wordt toegelaten tot
het NCOS en krijgt ook een vertegenwoordiger in de Raad van Beheer.” [578] Interview met Chris Quirijnen op 28 februari 2001 en met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [579] M. HOOGHE, De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging. Autonomie en integratie in een
gesloten politieke cultuur, in: De Sociologische Gids, XLI (1994), blz. 144. [580] S. CROMBOOM, o.c., blz. 81-83. [581] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 23/09/1986. [582] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 06/09/1982. “Er werden enkele giften van
1000F ontvangen.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 22/08/1985. “De projecten zijn erg kleinschalig http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (100 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
en de COS krijgt voor 75% medefianciering van het ABOS. Toch heeft de COS zelf niet voldoende middelen om voor de overige 25% te zorgen.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 23/01/1985. “Er wordt overwogen een diareeks van 6000F aan te kopen samen met andere verenigingen, waaronder Sago.” [583] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/06/1984. “Toekomstige financiële projecten: een studiedag lijkt niet de goede manier; misschien moeten we eerst meer campagne voeren; misschien moeten we de vrijstelling van belasting voor giften aan de NVR afwachten; misschien moeten we trachten permanente opdrachten te bekomen; misschien moeten we eerst informeren en pas dan om giften vragen.” [584] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 08/09/1987. [585] Bijvoorbeeld: liever grote projecten financieren, omdat de administratieve kosten toch dezelfde waren. Dit
werd reeds eerder aangehaald. [586] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) brief van Cecilia Andersen op 05/08/1982. “Het doel
van ons verzoek is te bereiken dat door een verdeling van het werk de effectieve werking van de commissie bevorderd wordt. Ook kan een stimulerend resultaat verwacht worden van de individuele inbreng van vrouwen met uiteenlopende achtergronden.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 29/10/1987. “Het aantal leden is momenteel vrij beperkt.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 05/01/1987. “Het ledenaantal van de COS loopt nogal terug.” [587] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. “De interesse voor de vergaderingen was erg beperkt.”
Uit de verslagen blijkt dat er ongeveer 5 mensen gemiddeld aanwezig waren. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen). [588] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 25/01/1983. “Belangstellenden vragen de vergaderingen tussen de middag te beleggen.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/03/1985. “’s Avonds vergaderingen trekt niet meer volk, misschien toch niet nodig.” [589] Dit bleken voornamelijk de medewerkers uit de derdewereldbeweging te zijn. [590] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 02/01/198. “De lessencyclus! Er is heel
weinig belangstelling.” http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (101 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 15/03/1983. “Er was niemand aanwezig op de lezing van Nelly Maes.” AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslag van 20/06/1984. “Er was slechts een kleine groep aanwezigen op de studiedag en de oorspronkelijke doelgroep, de huisvrouw, werd niet bereikt.’ [591] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001. [592] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen). [593] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) overeenkomst FOS-COS op 25/01/1989. [594] AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) overeenkomst Boliviacentrum-COS op 26/01/1989. [595] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001.
En de verschillende vergaderingen waarin werd nagedacht omtrent de porfilering van de COS. AVG, COS, nr. 24/1 (Verslagen van vergaderingen) verslagen van 15/03/1983, 04/07/1984, 19/09/1984, 25/05/1988 en 19/10/1988. [596] Interview met Marleen Sannen op 28 maart 2001 en Interview met Chris Quirijnen op 28 februari 2001.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_deel_2.htm (102 van 102)3/9/2006 11:43:40 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
Algemeen besluit Bedoeling van dit besluit is de bevindingen uit al het voorgaande kort samen te vatten, aangezien reeds na elk hoofdstuk een besluit werd geformuleerd. Bovendien maakt de analyse van hoofdstuk negen reeds een groot deel uit van het antwoord op de vooropgestelde vraagstelling. Verder zal even stilgestaan worden bij eventueel opengebleven vragen die een aanleiding tot verder onderzoek kunnen zijn. Tenslotte moet een kritische reflectie aantonen of dit onderzoek geoorloofd was.
1. Antwoord op de vraagstelling Deel één trachtte de context te scheppen waarbinnen de Commissie Ontwikkelingssamenwerking functioneerde, terwijl in deel twee de commissie zelf onder de loep genomen werd. Hoofdstuk negen legde de link tussen beide delen. In wat volgt zullen de bevindingen kort samengevat worden en zal zo een antwoord op de vraagstelling geformuleerd worden. Er werd onderzocht welke de positie van de Nationale Vrouwenraad was binnen de vrouwenbeweging in Vlaanderen. Hieruit bleek dat de Vrouwenraad een overkoepelende vrouwenorganisatie is, ontstaan tijdens de zogenaamde eerste feministische golf, die de woelige periode van de tweede feministische golf doorstond en mee aan de wieg stond van de derde golf in België. Binnen die vrouwenbeweging neemt de Nationale Vrouwenraad steeds een vrij gematigde positie in, wat dikwijls als haar sterkte wordt aangeduid. Deze gematigdheid komt voort uit de pluralistische werking van de Vrouwenraad. Aangezien verschillende soorten organisaties bij de Raad zijn aangesloten, waaronder ook verschillende politieke strekkingen, komt men telkens met een eengemaakt standpunt naar buiten. Om tot dit standpunt te komen, moeten uiteraard compromissen gesloten worden. Dankzij deze consensuspolitiek heeft de Vrouwenraad een sterke lobbyingpositie bij het Belgische beleid. De koepelorganisatie tracht dan ook samen te werken met de politieke overheid, in plaats van deze tegen http://www.ethesis.net/cos2/cos_besluit.htm (1 van 7)3/9/2006 11:43:54 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
te werken. De Vrouwenraad werkt met commissies die studies doen en bepaalde organisaties op poten zetten. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking was één van die commissies van de Nederlandstalige afdeling, in de periode 1979-1993. Zij was een opvolger van de Koloniale Commissie van de Nationale Vrouwenraad uit het begin van de twintigste eeuw en van de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad, voor de splitsing in een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling. In 1981 werd de COS een aparte vzw , om voor medefinanciering door de overheid in aanmerking te komen, opgericht door enkele vooraanstaande leden van de Nationale Vrouwenraad. Nederlandstalige afdeling. Ondanks deze eigen rechtspersoonlijkheid, bleef de COS duidelijk gebonden aan de NVR voor wat betreft het innemen van standpunten en het voeren van acties. Zoals bleek uit voorgaande hoofdstukken zorgde dit af en toe voor spanningen binnen de NVR. De commissie werd opgericht in de schoot van de Nederlandstalige afdeling van de Nationale Vrouwenraad. Zij was de uitloper van een werkgroep, opgericht om de VN-Conferentie van de Vrouw in Kopenhagen in 1980 voor te bereiden. Bovendien had de Nationale Vrouwenraad via de Internationale Vrouwenraad veel contacten met vrouwen uit de zogenaamde Derde Wereld. waaruit de idee groeide deze vrouwen te helpen. Hoofddoelstelling van de commissie was de ontwikkelingssamenwerking. vooral gericht op de verbetering van de levensomstandigheden van de vrouw. Hiertoe kreeg zij dus het statuut van vzw. Op deze manier kon de commissie in aanmerking komen voor medefinanciering door de overheid. Deze financiering had zij nodig. aangezien de COS niet voldoende financiële middelen ter beschikking had om projecten in de Derde Wereld volledig zelf te steunen. Voor haar budget steunde de commissie op giften van andere vrouwen- en derdewereldorganisaties. Het waren vooral de derdewereldorganisaties waarmee zij goed samenwerkten. De lidverenigingen van de NVR toonden erg weinig interesse in de commissie. Verder moest ook de organisatie van bepaalde activiteiten voor het financieren van de werkingskosten zorgen. Aangezien het budget van de commissie beperkt was. werkte zij voornamelijk met vrijwilligers. Hiervoor trachtte zij geïnteresseerden in de vrouwen- en de derdewereldbeweging te ronselen, hoewel dit niet op een systematische manier gebeurde-. Dankzij financiële steun van de Europese Gemeenschap kon zij op het einde van de jaren tachtig enkele werkkrachten vast in dienst nemen. Ook voor wat betreft personeel was de commissie dus afhankelijk van de steun van grotere instellingen. Deze financiële beperkingen belemmerden de werking van de commissie. Zij moest voor elke actie. voor elk project op zoek gaan naar een partner. Deze moest een erg duidelijk plan voorgelegd krijgen, alvorens een beslissing kon genomen worden. Bovendien moest de commissie op http://www.ethesis.net/cos2/cos_besluit.htm (2 van 7)3/9/2006 11:43:54 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
regelmatige tijdstippen werkingsverslagen en financiële verslagen kunnen voorleggen. Ledenwerving en fondsenwerving bleken nochtans erg belangrijke overlevingsfactoren voor een sociale beweging. De medewerkers van de COS waren vrouwen. tussen de 22 en de 36 jaar oud. universitair geschoold ( overwegend in een humane wetenschap) en waren reeds langer geïnteresseerd in de vrouwen- en/of de derdewereldproblematiek. Het waren voornamelijk vrouwen die reeds werkzaam waren in een derdewereldorganisatie. Zij werden binnen deze organisaties geconfronteerd met het gebrek aan aandacht voor vrouwen binnen de projectwerking, zowel voor wat betreft de doelgroep van de projecten als voor wat betreft de personeelswerking van de organiserende vereniging. Om hierover meer te weten te komen en op die manier veranderingen te kunnen bekomen, sloten zij zich aan bij de commissie. Het waren hoofdzakelijk deze leden die ontwikkelingsprojecten aanbrachten, aangezien zij meer ervaring hadden met deze kwestie. De COS bood financiële steun aan projecten die werden aangebracht door verenigingen uit de hulpvragende landen. Deze projecten moesten de sociaal-economische-culturele levensomstandigheden van de bevolking, en vooral van de vrouwen, verbeteren. Bovendien bepaalde de NVR dat enkel kon samengewerkt worden met landen die een vrouwenraad hadden, aangesloten bij de Internationale Vrouwenraad. Verder werden geen duidelijke criteria gehanteerd bij de selectie van projecten. Vele projecten situeerden zich in LatijnsAmerika, maar dit was eerder een gevolg van omstandigheden dan een een weloverwogen beleidsbepaling. De projecten werden volledig uitgewerkt door de plaatselijke organisatie. Aangezien de bevolking het project zelf in handen had, was de opvolging ervan verzekerd. De COS zorgde enkel voor financiële ondersteuning, hoewel af en toe vrijwilligers ter plaatse gecontacteerd werden om hulp te bieden bij bepaalde realisaties. De commissie stuurde evenwel zelf geen vrijwilligers uit. Voor de financiële ondersteuning vroeg zij medefinanciering van het ABOS en van het NCOS. Haar eigen deel was samengesteld uit giften en opbrengsten van bepaalde actiesAangezien de projecten werden uitgewerkt in samenwerking met de plaatselijke bevolking, meestal de vrouwen, kan gesproken worden van bottom-up hulpverlening. Het was de bedoeling de vrouwen in staat te stellen voor zichzelf te kunnen zorgen, los te komen uit hun huishoudelijk isolement. Daarom was het noodzakelijk ook aandacht te besteden aan de niet-rechtstreekse gevolgen, zoals het vergroten van de solidariteit onder de vrouwen en de deelname aan wijkraden en dergelijke door vrouwen. Aangezien de commissie voornamelijk zulke projecten steunde, kan gesteld worden dat zij de empowerment-benadering aanhing. Toch werden hierbij enkele kanttekeningen geplaatst, aangezien vele projecten de bedoeling hadden het gezinsinkomen te vergroten en niet de economische onafhankelijkheid van de vrouw. Vele van de projecten die de commissie ondersteunde, bestaan http://www.ethesis.net/cos2/cos_besluit.htm (3 van 7)3/9/2006 11:43:54 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
nog steeds en konden hun werking enorm uitbreiden. Naast het verlenen van steun aan projecten in de Derde Wereld, had de COS de opdracht de bevolking te sensibiliseren omtrent de problematiek 'vrouwen en ontwikkeling' .Dit deed zij op verschillende manieren. Er werden voorlichtingsavonden georganiseerd, er werden tentoonstellingen op poten gezet, er werden publicaties uitgegeven en men gaf dia- en videovoorstellingen. Verder werd de commissie dikwijls om hulp gevraagd door scholen, gemeenten en vrouwen-en derdewereldorganisaties bij de organisatie van activiteiten omtrent 'vrouwen en ontwikkeling'. Erg belangrijk was ook het informeren en sensibiliseren van NGO-medewerkers, omdat de vrouw meestal onzichtbaar was binnen de projectwerking van de NGO's en dikwijls zelfs benadeeld werd door die interventies. Deze taak verrichtte de commissie voornamelijk in samenwerking met de NCOS- Vrouwengroep. Dankzij haar vertegenwoordiging binnen het NCOS, had de commissie meer invloed op het Belgische beleid. Het NCOS is immers de koepelorganisatie van de NGO's en het was deze organisatie die werkelijk druk kon uitoefenen op het ontwikkelingsbeleid van overheidswege. Verder formuleerde de commissie aanbevelingen voor de overheid, trachtte zij een invloed te hebben bij het opstellen van beleidsdocumenten met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking en werd zij geraadpleegd bij het opstarten van een werkgroep 'vrouwen en ontwikkeling' binnen het ABOS. Het was vooral dankzij haar lidmaatschap van de koepelorganisaties NVR en NCOS dat de commissie enige vorm van politieke druk kon uitoefenen. Zij maakte hiervan echter geen systematisch gebruik. In België was de commissie echter wel de eerste vereniging die zich bezighield met 'vrouwen en ontwikkelingssamenwerking'. Deze pioniersrol kan het gebrek aan interesse bij beleid en bij publieke opinie voor een deel verklaren en dus ook de moeilijkheden die de COS ondervond bij het beïnvloeden van het beleid. Er is niet echt sprake van een evolutie binnen de werking van de commissie doorheen de jaren. De COS trachtte elk jaar één project in de Derde Wereld te steunen. Dit waren kleinschalige projecten, waaraan de grotere hulporganisaties minder of geen aandacht besteedden. De initiatieven probeerden de empowerment van vrouwen te bereiken, door niet enkel aandacht te besteden aan de rechtstreekse gevolgen van een project, maar ook aan de opleiding van vrouwen waardoor de onderlinge solidariteit en de participatie in wijkraden en dergelijke kon vergroten. Toch was dikwijls het vergroten van het gezinsinkomen een erg belangrijke doelstelling van de interventies, waardoor de vrouwen in hun traditionele rol van gezinsverzorger werden bevestigd. Ook de acties in België ondergingen niet echt grote veranderingen. In de tweede helft van de jaren tachtig kreeg deze opdracht van de commissie wel meer aandacht. Dit kan grotendeels verklaard worden door de subsidies die men kreeg van de Europese Gemeenschap. Deze waren immers bedoeld om extra personeel in dienst te kunnen http://www.ethesis.net/cos2/cos_besluit.htm (4 van 7)3/9/2006 11:43:54 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
nemen dat zich moest bezighouden met de uitbouw van een informatie-en documentatiecentrum. Tenslotte kan nog gesteld worden dat de organisatiestructuur en de uitgangspunten van de commissie grotendeels onveranderd bleven. Er werden wel enkele bestuurswissels en een naamsverandering doorgevoerd. Verder trachtte de COS de banden met de NVR minder strak te maken, door een voorstel in te dienen waarin werd bepaald dat de commissie standpunten betreffende ontwikkelingssamenwerking mocht innemen zonder het Bureau van de NVR hierover op voorhand te raadplegen. De NVR ging hiermee echter niet akkoord. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad had tussen 1979 en 1993 dus een werking op verschillende fronten. Men verleende financiële steun aan kleinschalige empowerment-projecten in de Derde Wereld, aangebracht door plaatselijke (vrouwen)organisaties en er werden sensibiliseringsacties in België op touw gezet. Bedoeling van dit tweede luik was de sensibilisering van de publieke opinie en van de NGOmedewerkers. Tenslotte trachtte de commissie een invloed uit te oefenen op het politieke beleid. Dit deed zij vooral via haar koepelorganisaties NVR en NCOS. Deze gebondenheid aan koepelverenigingen zorgde af en toe voor spanningen binnen de commissie, aangezien de COS niets mocht ondernemen zonder goedkeuring van deze koepelorganisaties, vooral van de NVR. Voor haar werking was de commissie afhankelijk van subsidies en van giften van andere vrouwen- en derdewereldorganisaties. Het personeel bestond voornamelijk uit vrijwilligers die ook reeds in andere verenigingen werkzaam waren.
2. Aanzet tot verder onderzoek Allereerst zou dit onderzoek kunnen aangevuld worden met meer informatie verkregen uit orale bronnen. Zoals echter in de inleiding gesteld konden niet meer interviews worden afgenomen omwille van verschillende redenenEen grondige vergelijking maken van de werking van de COS, de NCOS-Vrouwengroep en de ABOS-cel (voor zover die gefunctioneerd heeft) zou een verdere stap kunnen zijn in het onderzoek naar de vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Dit kon hier echter nog niet gebeuren, aangezien het archief van de COS nog volledig moest bestudeerd worden en dit veel tijd in beslag nam. In een later stadium zou men op zoek kunnen gaan naar de situatie in het buitenland, te beginnen met http://www.ethesis.net/cos2/cos_besluit.htm (5 van 7)3/9/2006 11:43:54 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
bijvoorbeeld de buurlanden, om dan eventueel nog verder uit te breiden tot Europa. Eventueel zou men hiervoor het archief van de Internationale Vrouwenraad als startpunt kunnen nemen. Uiteraard zou ook de afbakening in de tijd kunnen verlegd worden. Men zou zich kunnen afvragen wat er in de jaren negentig veranderd is of men zou eventueel zelfs de werking van de voorlopers van de COS kunnen bestuderen en trachten te plaatsen binnen het geheel van het Belgische ontwikkelingsbeleid. Ook hier kan dan de uitbreiding in de ruimte gemaakt worden.
3. Verantwoording van het onderzoek Uiteraard behandelde dit onderzoek slechts een minuscuul deel van het ontwikkelingsbeleid in België. Eigenlijk was het zelfs geen deel van het ontwikkelingsbeleid, maar eerder van de vrouwenbeweging in België. Er werd een deel van een vrouwenorganisatie in Vlaanderen bestudeerd. Er kan dus verwacht worden dat slechts een beperkt deel van de bevolking een idee heeft van waarover deze verhandeling eigenlijk gaat. Toch werd beslist een studie te wijden aan de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Nationale Vrouwenraad, Nederlandstalige afdeling-. Deze commissie vervulde immers een pioniersrol voor wat betreft de problematiek rond vrouwen en ontwikkelingssamenwerking in België. Bovendien verzamelde deze commissie een rijkelijk archief gedurende haar bestaansjaren, wat een erg interessant gegeven is voor een historisch onderzoek. Toch was dit onderzoek ook om andere redenen interessant. Zoals ook blijkt uit de bibliografie, is het literatuuraanbod betreffende 'vrouwen en ontwikkeling' in België erg beperkt. Misschien kan deze studie een aanzet zijn tot verder onderzoek, waardoor die literatuurlijst kan uitgebreid worden. Om deze reden leek het interessant één aspect van het Belgische ontwikkelingsbeleid betreffende de vrouw volledig te bestuderen, in plaats van het geheel onder de loep te nemen~ met het risico te 'verdrinken ~ in de chaos aan informatie. Bovendien kan deze studie misschien als leidraad dienen voor de genderverantwoordelijken van 11.11.11 en ABOS en voor de NVR, waardoor het thema opnieuw de aandacht zou kunnen krijgen die het verdient. Misschien was de COS geen' grootse' vereniging, ze hield zich wel al 'vroeg' bezig met de bestudeerde problematiek rond vrouwen en ontwikkeling. Tenslotte kan deze studie als een aanvulling op de verhandeling van Softe Cromboom bekeken worden, aangezien zij de Commissie Ontwikkelingssamenwerking niet behandelde. Op deze manier werd de werking van de Nederlandstalige afdeling van de Nationale Vrouwenraad voor een erg groot deel bestudeerd. http://www.ethesis.net/cos2/cos_besluit.htm (6 van 7)3/9/2006 11:43:54 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
home
lijst scripties
inhoud
http://www.ethesis.net/cos2/cos_besluit.htm (7 van 7)3/9/2006 11:43:54 AM
vorige
volgende
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght) home
lijst scripties
inhoud
vorige
volgende
Bibliografie 1. Bronnen Onuitgegeven bronnen Amazone, Archief voor Vrouwengeschiedenis (AVG) · Nederlandstalige Vrouwenraad, Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS), nrs. 1-30. Algemeen Rijksarchief (ARA) · Archief van de Nationale Vrouwenraad (van België)/ Conseil National des Femmes belges en van de Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad v.z.w., nrs. 61, 63, 67-69, 68, 86. Nationaal Centrum voor OntwikkelingsSamenwerking (NCOS)/11.11.11 · Archief van de NCOS-Vrouwengroep, 1985-1988 en 1989-1991. Periodieken · Tijdschrift van de Nederlandstalige Vrouwenraad, nr. 18 (1974) e.v. · De Wereld Morgen, 1980 e.v. Orale bronnen · Interview met Chris Quirijnen (oprichtster NCOS-Vrouwengroep) op 28 februari 2001. · Interview met Marleen Sannen (lid COS) op 28 maart 2001. · Kort telefonisch gesprek met Lily Boeykens (gewezen voorzitster NVR en lid COS) in januari 2001. http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (1 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
· Kort telefonisch gesprek met Sophie Pereira (huidig genderverantwoordelijke DGIS, vroegere ABOS), op 28 februari 2001. · Gesprek met Yvon Bartelinck (UCOS-medewerkster en lid van de huidige gendergroepen van 11.11.11 en DGIS) op 8 december 2000.
2. Literatuur Feminisme en vrouwenbeweging (algemeen en België) · BEASLEY, C., What is feminism? An introduction to feminist theory, London, 1999. · BOEL, M. en DUCHENE, Ch., Le féminisme en Belgique 1892-1914, Brussel, 1955. · BOEYKENS, L. en CAMMAER, R. ed., Man, vrouw, mens. Fysiek, psychisch en cultureel mens zijn als man en vrouw, Leuven, 1983. · BROUNS, M. e.a. ed., Vrouwenstudies in de jaren negentig. Een kennismaking vanuit verschillende disciplines, Bussum, 1995. · CAPLAN, P.ed., The cultural construction of sexuality, London, 1989. · CARRIGAN, T. e.a. , Towards a new sociology of masculinity, in: Theory and society, 14/5(1985), blz. 551604. · CHRISTENS, R., Verkend verleden. Een kritisch overzicht van de vrouwengeschiedenis 19de-20ste eeuw in België, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVII · (1997), blz. 5-37. · CROMBOOM, S., De Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad (NVR): onstaan, programma, organigram, doelstellingen, voorzitterschap van Lily Boeykens, in relatie tot haar feministische strategie als geïnstitutionaliseerde vrouwenorganisatie (1973-1988), Brussel, 2000 (VUB, Letteren en Wijsbegeerte). · DE BUEGER-VAN LIERDE, F., Louis Frank, pionnier du mouvement féministe belge, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, IV (1973), blz. 377-392. · DE WEERDT, D., De historiografie van feminisme en vrouwenbeweging, in: Brood en rozen: tijdschrift voor de geschiedenis van de sociale bewegingen, 3 (1996), blz. 27-41. · DE WEERDT, D., De historische aanloop tot de vrouwenemancipatie, in: Nationale Vrouwenraad van België. Nederlandstalige afdeling, 1 (1978), blz. 6-32. http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (2 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
· DE WEERDT, D., En de vrouwen? Vrouw, vrouwenbeweging en feminisme in België, 1830-1960, Gent, 1980. · DUBY, G. en PERROT, M. ed., Geschiedenis van de vrouw. Twintigste eeuw, Amsterdam, 1993. · Een vrouw, een stem 1789-1948, een tentoonstelling over vrouw en kiesrecht, Brussel, 1996. · EIJT, J., Women’s history. The ‘take-off’ of an important discipline. Developments in the Netherlands and Belgium since 1985, in: VAN SAS, N.C.F. en WITTE, E. ed., Historical research in the Low Countries, Den Haag, 1992, blz. 76-88. · EVANS, J., Feminist theory today: an introduction to secondwave feminism, London, 1995. · FLOUR, E. e.a. ed., Bronnen voor de geschiedenis van de vrouwenbeweging in België. I. Repertorium voor archieven, 1830-1993. II. Repertorium van de feministische en de vrouwenpers, 1830-1994, Brussel, 1995. · GILMORE, D., Manhood in the making: cultural concepts of masculinity, New Haven en London, 1990. · HELLEMANS, S. en HOOGHE, M. ed., Van mei ‘68 tot hand in hand: nieuwe sociale bewegingen in België 19651985, Leuven en Apeldoorn, 1995. · KEYMOLEN, D. en COENEN, M.T., Stap voor Stap. Geschiedenis van de vrouwenemancipatie in België, Brussel, 1991. · LAMBOTTE, J. en GERARD-BERTHOLET, I., 150 ans de vie féminine, Bruxelles, 1979. · Men, masculinities, and the politics of development, in: Gender and development, 5(1997), blz. 14-22. · MERENNE, B. e.a. ed., België ruimtelijk doorgelicht, in: Het tijdschrift van het Gemeentekrediet, 202 (1997/4). · MESSNER, M.A., Politics of masculinities: men in movements, Thousand Oaks, 1997. · MULIER, R., De vrouwenbeweging in Vlaanderen, in: Ons erfdeel, 2(1986), blz. 231-238. · MULIER, R., Tien jaar feministisch mollenwerk, in: De Nieuwe Maand, 24(1981), blz. 585-590. · NUYTS, K., Falende feministen? Evolutieschets van de Vlaamse emancipatorische vrouwenbeweging, 19701985, Gent, 1987 (RUG, Politieke Wetenschappen). · RASKIN, B., Vlaams feminisme met veel gezichten, in: De Nieuwe Maand, 23 (1980), blz. 712-717. · THERRY, M., Inventaris van het archief van de Nationale Vrouwenraad (van België), Conseil Nationale des Femmes Belges en van de Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad, v.z.w., Brussel, 1994. · Twintig jaar NVR, in: Vrouwenraad, 3 (1994), blz. 3-15. · VAN MECHELEN, R., De meerderheid. Een minderheid. De vrouwenbeweging in Vlaanderen: feiten, herinneringen en bedenkingen omtrent de tweede golf, Leuven, 1996. · VAN MECHELEN, R., Uit eigen beweging. Balans van tien jaar feminisme in Vlaanderen 1970-1978, Leuven, http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (3 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
1979. · VAN MOLLE, L. en GUBIN, E., Vrouw en politiek in België, Tielt, 1998. · VAN ROKEGHEM, S. en DENIS, M., Le féminisme est dans la rue, Belgique 1970-1975, Brussel, 1992. · 25 Vrouwendagen in beelden en woorden. VOK-feestboek, Brussel, 1997. · WOLF, N., Aan de slag! Een aanzet tot de derde feministische golf, Amsterdam, 1995. Een genderbewust beleid · ALVESSON, M. e.a., Understanding Gender and Organizations, London, 1997. · Gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Een beleid gericht op duurzame ontwikkeling. Transsectorale beleidsnota, Brussel, 1998. · HOOGHE, M., De organisatiestructuur van de Vlaamse Vrouwenbeweging, in: Sociologische Gids, 41 (1994), blz. 144-161. · KEUSTERMANS, M., Gender in de praktijk, een handleiding, Brussel, 1998. · KUHL, M., De Belgische overheidsstructuren voor vrouwen beleid, Antwerpen, 1998 (UIA, Aanvullende studie Vrouwenstudies). · MARCH, C. e.a. ed., A guide to gender-analysis frameworks, Oxford, 1999. · McBRIDE STETSON, D. en MAZUR, A. ed., Comparative State Feminism, London, 1995. · MacDONALD, M., Gender planning in development agencies: meeting the challenge, Oxford, 1994. · REANDA, L., Engendering the United Nations. The changing International Agenda, in: The European Journal of Women’s Studies, 6 (1999), blz. 49-68. · VAN DRIEL, F. en VAN REISEN, M., De integratie van autonomie: naar een onderscheid van strategieën van vrouwenrpojecten, in: Derde Wereld, 7(1988), blz. 53-73. · Verslag van de ronde tafel “vrouwen en ontwikkelingssamenwerking”, Brussel, 1987. · WALGRAVE, S., Nieuwe sociale bewegingen in Vlaanderen. Een sociologische verkenning van de milieubeweging, de derde wereldbeweging en de vredesbeweging, Leuven, 1994. Ontwikkelingsbeleid in België · ABOS, België en de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1987. http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (4 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
· ABOS, Jaaronderzoek van de hulpverlening 1979. Memorandum van België. Dienstjaar 1978, s.l., s.d. . · ABOS, Onze ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1979. · ABOS, Jaarlijks onderzoek van de hulp 1980. Memorandum van België. Dienstjaar 1979, Brussel, 1980. · ABOS, Jaarlijks onderzoek 1981 van de hulpverlening. Memorandum van België. Dienstjaar 1980, Brussel, 1981. · ABOS, Jaarverslag1980, Brussel, 1981. · ABOS, Jaarverslag 1983, hulp 1982, Brussel, 1983. · ABOS, Memorandum van België, voorgelegd aan het ‘Development assistance committee’ (OESO). Onderzoek van de hulp 1988-1989, s.l., s.d. . · België en de Derde Wereld. Ontwikkelingssamenwerking. Een opdracht. Een kans, Brussel, 1981. · AGCD, Rapport annuel 1986, s.l., s.d. . · BYTTEBIER, A., Niet-gouvernementele belangenorganisaties en het Belgische ontwikkelingsbeleid: onderzoek naar de rol van N.G.O.’s en hun relaties met de overheid, Brussel, 1987 (VUB, Economische, sociale en politieke wetenschappen). · CEULEMANS, B., Evaluatie van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, Antwerpen, 1987 (UFSIA, Toegepaste economische wetenschappen). · COGNEAU, B., De oorsprong van de officiële Belgische ontwikkelingssamenwerking 1960-1966, Brussel, 1993 (VUB, Letteren en Wijsbegeerte). · COOLSAET, R., België en zijn buitenlandse politiek 1830-1990, Leuven, 1998. · DE NEUTER, W., Eddy Boutmans (Agalev), nieuwe staatssecretaris ontwikkelingssamenwerking: de negatieve tendens ombuigen, in: Oxfam nieuws, 114(1999), blz. 3-5. · DERYCKE, E., Ja, er is nog hoop! Een actuele kijk op ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1994. · EYSKENS, M., Eén aarde, twee werelden. Beschouwingen over het Belgisch ontwikkelingsbeleid, Brussel, 1980. · GEENS, A., Open dialoog rond het ontwikkelingsbeleid, Brussel, 1989. · KAYA, P., De relatie van België met de ontwikkelingslanden, Brussel, 1990 (VUB, Economische, sociale en politieke wetenschappen). · MOREELS, R., Beleidsnota van de staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1995. · MOREELS, R., Kleur bekennen. Toekomstplan voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1997. · NAULAERTS, M., Hoe evolueerde het denken en doen rond ontwikkeling sedert 1945?, Antwerpen, 1985 http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (5 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
(UIA). · NCOS, Algemeen inlichtingenformulier voor de erkenningsaanvraag als NGO voor educatieve activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1992. · Noord-Zuid. Actuele uitdagingen voor het Belgisch ontwikkelingsbeleid, Brussel, 1990. · Ontwikkelingssamenwerking en Noord-Zuidbeleid. Tienpuntenprogramma van het NCOS en standpunten van de politieke partijen naar aanleiding van de parlementsverkiezingen 13.10.1985, Brussel, 1985. · Opinies inzake de Derde Wereld. Een onderzoek op aanvraag van het NCOS, Brussel, 1976. · RAAD VAN ADVIES VOOR DE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, België en de ontwikkelingssamenwerking. Jaarverslag 1965, s.l., s.d. . · RAAD VAN ADVIES VOOR DE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, België en de ontwikkelingssamenwerking. Jaarverslag 1966, s.l., s.d. . · RENARD, R., De Belgische ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1982. · SWALENS, B., Kritische evaluatie van twintig jaar officiële Belgische Ontwikkelingshulp, Leuven, 1982 (KUL, Economische wetenschappen). · VAN CRIEKINGE, J., De wereld van de ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1996. · VANDOMMELE, M., Het NCOS van 1966 tot 1983. Een uniek, riskant avontuur van een dwarsligger, Brussel, 1990. · VAN HUELE, M., Het ontwikkelingsdenken van het NCOS in de periode 1971-1974 aan de hand van de basisdossiers, Leuven, 1998 (KUL, Letteren en Wijsbegeerte). Ontwikkelingssamenwerking en vrouwen (algemeen en België) · AFSHAR, H. ed., Women, development and survival in the Third World, London en New York, 1991. · ALBEE, A., Beyond ‘banking for the poor’: credit mechanisms and women’s empowerment, in: Gender and development, 4/3 (1996), blz. 48-53. · ALLOO, F. e.a., From the South to the North: evolving perspectives on gender and poverty, in: Gender and development, 5(1997), blz. 9-17. · AMOS, V. en PARMAR, P., Challenging Imperial Feminism, in: Feminist Review, 17(1984), blz.3-19. · ANDERSEN, C., Duurzame ontwikkeling. Vrouwen en rurale vooruitgang, Brussel, 1994. · ANDERSEN, C., Vrouwen in de ontwikkelingssamenwerking: studiebijeenkomst 20 mei 1985, Brussel, 1985. http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (6 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
· BADEN, S. e.a., Who needs sex when you can have gender? Conflicting discourses on gender at Bejing, in: Feminist Review, 56(1997), blz. 3-25. · BASU, A., The challenge of local feminisms: women’s movements in global perspective, Oxford, 1995. · BENERIA, L., Women and development. The sexual division of labour in the rural societies, New York, 1985. · Bolivia. Vrouwenorganisaties als afvalemmer voor Europese landbouwoverschotten, in: Schoppenvrouw, 79 (1994), blz. 20-21. · BOSERUP, E., Women’s role in economic development, London, 1970 (1989). · BRAIDOTTI, R. e.a., Women, the environment and sustainable development: toward a theoretical synthesis, London, 1994. · BROUWERS, R., Vrouwen en ontwikkeling, in: Derde Wereld, 14 (1995), blz. 3-113. · BUNWAREE, S. en HEWARD, Ch. ed., Gender, education and development: beyond access to empowerment, London en New York, 1999. · Chronique féministe, féminismes et développements, 71-72(2000). · Congo, of de ondraaglijke zwaarte van het bestaan, in: Zij aan zij krant, 3(1998). · CREVE, P., Een voetnoot in de koloniale geschiedenis? Congolese vrouwen en de verkiezingen in Belgisch Congo, in: Brood en rozen, tijdschrift voor de geschiedenis van de sociale bewegingen, 2(1999), blz. 150-151. · DANHIEUX, C. en SYMOENS, J-J. ed., Promotie van de vrouw in de Derde Wereld. De Belgische bijdrage. Symposium, Brussel 27-29 september 1988, Brussel, 1990. · DE BRUIJN, M., Vrouwen en ontwikkelingssamenwerking, in: Op gelijke voet, 19 (1998), blz. 2-20. · · · · ·
De plaats en de rol van de vrouw in de ontwikkeling, Brussel, 1994. DE SCHUTTER, R., Introduction à la coöpération au développement, Brussel, 1987. Development begins with women, in: Unicef news, 104/2 (1980), blz. 1-31. Development in practice. Toward gender equality. The role of the public policy, Washington, 1995. De vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking: toespraak van de Heer Daniël Coens, Minister van
Ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1981. · DE WALSSCHE, A., Het patriarchale denken als fundament van het westerse ontwikkelingsmodel, in: NoordZuid-Cahier, 20/2 (1995), blz. 7-18. · ELSON, D. ed., Male bias in the development process, Manchester, 1995. · ‘Geen cent voor landen zonder eigen emancipatiebeleid’: ontwikkelingssamenwerking en emancipatie, in: Op gelijke voet, 19(1998), blz. 4-7. http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (7 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
· Gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Een beleid gericht op duurzame ontwikkeling, Brussel, 1998. · Gender and development: combatting gender blindness, Bruxelles, 1989. · Gender bekennen: de rol van vrouwen in ontwikkelingssamenwerking: discussietekst, Brussel, 1997. · Gender en ontwikkeling, in: Uitgelezen, 3 (1999). · HILL COLLINS, P., Black feminist thought. Knowledge, consciousness, and the politics of empowerment (Perspectives on gender, volume 2), Boston, 1990. · HOLVOET, N., Naar een toenemende mainstreaming van gender in het ontwikkelingsdenken en -beleid, in: Sophia Nieuwsbrief, 20 (1999), blz. 15-20. · JACQUET, I., Le genre et le développement. L’approche de ce thème en Belgique, in: Sophia Nieuwsbrief, 20 (1999), blz. 26-30. · KABEER, N., Reversed realities, gender hierarchies in development thought, Verso, 1994. · KITCHING, G., Development and underdevelopment in historical pespective, London, 1982. · KRAEMER, J., Emancipatie van vrouwen: ‘n voorwaarde voor ontwikkeling, Zeist, 1989. · LABRECQUE, M.F., Les femmes et le développement: de qui parle-t-on juste?, in: Recherches féministes, 2 (1991), blz. 9-25. · LENNIE, J., Deconstructing gender power relations in participatory planning, in: Women’s Studies International Forum, 22(1999), blz. 97-112. · LENTEN, R., Vrouwen en ontwikkelingsbeleid. Onzichtbaarheid, integratie en autonomie(Antropologische papers VU Amsterdam-6), Amsterdam, 1986. · Les femmes et le développement, in: Femmes 2000, 1 (1992), blz. 1-21. · LONGWE, S.H., Education for women’s empowerment or schooling for women’s subordination?, in: Gender and development, 6/2 (1998), blz. 19-26. · MARTINUSSEN, J., Society, state and market. A guide to competing theories of development, London en New York, 1997. · McCLINTOCK, A., The imperial leather: race, gender and sexuality in the colonial context, London, 1995. · MISCHKE, M., Gender, conflict and development, in: Connections, 1 (1996), blz. 12-24. · MOESTERMANS, H., Kredietmogelijkheden voor vrouwen in de Derde Wereld, in: Vrouwenraad, 35 (1992), blz. 21-25. · MOLYNEUX, M., Mobilisation without emancipation? Women’s interests, the state, and revolution in Nicaragua, in: Feminist Studies, 11/2 (1985), blz. 227-254. http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (8 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
· MOMMSEN, W.J. en OSTERHAMMEL, J. ed., Imperialism and after. Continuities and discontinuities, London, 1986. · MOSER, C., Gender planning and development. Theory, practice and training, London, 1993. · NARAYAN, U., Dislocating cultures: identities, traditions and Third World feminism, New York en London, 1997. · NUSSBAUM, M.C., Women and human development. The capabilities approach, Cambridge, 2000. · OSTERGAARD, I., Gender and development: a practical guide, London, 1992. · RYCKMANS, H., L’impact des projets de développement sur les rôles de production et de reproduction des femmes africaines, in: Recherches féministes, 8(1995), blz. 51-74. · SCHELLENS, M., Feminisme en ontwikkelingssamenwerking. Eén sekse, één strijd?, in: Bindteken, 33 (1992), blz. 21-24. · STROMQUIST, N.P., Women in the Third World. An encyclopedia of contemporary issues, New York en London, 1998. · The gender imperative in development, in: Connections, 6 (1997), blz. 8-28. · Third World Women, in: The Courrier, 91 (1985), blz. 46-79. · TINKER, I., Women and world development, Washington, 1976. · ‘Tussen theorie en praktijk zit nog een hele kloof’: twintig jaar Vrouwenberaad Ontwikkelingssamenwerking, in: Op gelijke voet, 19(1998), blz. 11-13. · VAN DAMME, L., Vrouwen uit het zuiden zien het anders. Interview met M.G. Nyirarukundo en Mwavita, in: Noord-Zuid-Cahier, 20/2 (1995), blz. 69-75. · VANDAMME, M. ed., Activiteitenverslag 1981-1985. De vrouw in de Belgische ontwikkelingssamenwerking, Brussel, 1985. · VANTHEMSCHE, G., Historische wortels van de derde wereldproblematiek, Brussel, 1999. · VISVANATHAN, N., DUGGAN, L. en NISONOFF, L., The Women, Gender and Development Reader, London en New York, 1997. · · · ·
Vrouwen en ontwikkeling, in: Vrouwen van Europa, themanummer 17 (1984), blz. 1-139. WALLACE, T. en MARCH, C. ed., Changing perceptions. Writings on gender and development, Oxford, 1991. YOUNG, K., Planning development with women. Making a world of difference, London, 1993. Zusterlijk samenwerken. Solidariteitsactie met de vrouwen in ontwikkelingslanden, (CVP), Brussel, 1997.
http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (9 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
Vrouwen en Ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. De Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) van de Nationale Vrouwenraad (1979-1993). (Daniëlle De Vooght)
Begripsstudie · BIROU, A., Vocabulaire pratique des sciences sociales, Paris, 1966. · KOFI BUENOR HADJOR, Dictionary of Third World Terms, London en New York, 1992. · SACHS, W. ed., The development dictionary. A guide to knowledge as power, London en New Jersey, 1992. · WELSH, B.W.W. en BUTORIN, P. ed., Dictionary of development. Third World economy, environment, society, New York en London, 1990. home
lijst scripties
inhoud
vorige
http://www.ethesis.net/cos2/cos_bibliografie.htm (10 van 10)3/9/2006 11:44:02 AM
volgende