Innovatie en concurrentiekracht, Gelderland verdient het! Advies sociaaleconomisch beleid 2011 - 2015
© Arnhem, september 2011
SER Gelderland In SER Gelderland werken samen: VNO-NCW Midden, MKB Nederland Midden, FNV Vakcentrale, CNV en de Vakcentrale MHP en de Kamers van Koophandel in Gelderland. LTO Noord is adviseur. SER Gelderland adviseert de provincie op hoofdlijnen over onderwerpen die sociaaleconomisch relevant zijn.
Postbus 9292 6800 KZ Arnhem telefoon 026- 351 67 67
[email protected] www.sergelderland.nl
Foto voorpagina: Automatic Bicycle Warehouse van Rotra in Doesburg Drukwerk: Van Eck & Oosterink, Dodewaard
Inhoudsopgave 0. Samenvatting .................................................................................................................................. 3 1. De economie na de grote recessie ............................................................................................... 7 1.1.
Matige economische groei ................................................................................................... 7
1.2.
De economische positie van Gelderland ............................................................................ 9
2. Trends en ontwikkelingen ........................................................................................................... 14 3. De richting van het economisch beleid in Gelderland ............................................................. 19 4. De rol van de provincie ................................................................................................................ 22 5. Instrumentarium ........................................................................................................................... 24 5.1
Arbeidsmarktbeleid ............................................................................................................. 24
5.2
Innovatiebevordering .......................................................................................................... 25
5.3
Gebiedsontwikkeling ........................................................................................................... 28
Bronnen: ............................................................................................................................................... 31
2
0.
Samenvatting
Innovatie en concurrentiekracht, Gelderland verdient het! De economische situatie vraagt een verandering van beleid. Doelstellingen zoals groei van werkgelegenheid en groei van de economie zijn naar de achtergrond verschoven. Het gaat de komende jaren vooral om het verbeteren van de concurrentiepositie van Gelderland en het verhogen van de arbeidsproductiviteit, zodat Gelderland kan blijven meedoen in de wereld en het welvaartsniveau in de toekomst, ook met minder mensen, behouden blijft. Het roer is om. De nieuwe coalitie in Gelderland heeft terecht de economie centraal gesteld in het nieuwe coalitieakkoord. Er is meer dan 200 miljoen euro beschikbaar vanuit de provincie om de komende jaren de concurrentiepositie van Gelderland te versterken. Het Gelderse bedrijfsleven heeft de potentie in zich om met deze middelen via sociale en technische innovatie de gewenste stijging van de arbeidsproductiviteit te bereiken. Het is aan de provincie in de rol van regisseur een krachtig instrumentarium te ontwikkelen, waar bedrijven behoefte aan hebben en dat hen voldoende prikkelt. In dit advies zal met name worden ingezoomd op het benodigde instrumentarium en de rolverdeling bij de uitvoering. De provincie ontwikkelt het beleid en voert de regie over de uitvoering. De uitvoering kan worden uitbesteed. Er is in Gelderland een uitgebreid netwerk van organisaties ontstaan, die op provinciaal en regionaal niveau in staat zijn de uitvoering van het economisch beleid ter hand te nemen. De provincie moet als regisseur op programmaniveau heldere afrekenbare doelen stellen en aan organisaties en regio’s de ruimte laten de programmadoelstellingen te realiseren door middel van de optelsom van individuele projecten. Het provinciaal innovatie-instrumentarium moet worden toegespitst op de verschillende fases van het innovatieproces. gewenst instrumentarium Fase: haalbaarheid
marktverkenning
ontwikkeling
introductie
productie
In vroege fases zijn kleine subsidies gewenst en in latere fases is er vooral behoefte aan extra eigen en vreemd vermogen. Bestaande goed lopende instrumenten moeten worden gecontinueerd. Waar de markt het laat afweten moeten in het belang van de economische ontwikkeling van Gelderland nieuwe 3
instrumenten worden ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld microkrediet en fondsen die aansluiten bij de behoefte aan het durfkapitaal. Net als andere overheden in Europa moet Gelderland de mogelijkheden benutten haar eigen vermogen aan te wenden voor de economische groei. De provincie kan met de inzet van het eigen vermogen, met behoud van stamkapitaal en rendement, de nationale en internationale markt prikkelen om te investeren in Gelderland. Het nationaal economisch beleid van Minister Verhagen concentreert zich op de negen topsectoren, waarvan er vier met een regionaal cluster in Gelderland zijn gevestigd. Het clusterbeleid van de afgelopen jaren heeft dus zijn vruchten afgeworpen en vindt nu zijn vervolg in het Rijksbeleid. Ook de overige topsectoren zijn in Gelderland aanwezig en de bedrijven in deze sectoren kunnen met behulp van het Rijksbeleid een bijdrage leveren aan de Gelderse economie. De provincie dient te bewaken dat Gelderse bedrijven en Gelderse clusters onderdeel uit blijven maken van de nationale topsectoren. Gelderland kan het zich niet veroorloven in het kader van het regionaal economisch beleid zich te richten op enkele specifieke sectoren. Alle bedrijven in alle sectoren en alle regio’s, die meer dan evenredig kunnen bijdragen aan de stijging van de arbeidsproductiviteit en aan het verbeteren van de concurrentiepositie van Gelderland, verdienen de steun. Vele Gelderse bedrijven kunnen specialistische kennis uit binnen- of buitenland valoriseren tot producten en diensten. Het instrumentarium van de provincie dient dit valorisatieproces te ondersteunen. De groei van de export heeft er voor gezorgd dat economie na de grote recessie weer ging groeien. Sectoren en bedrijven die bijdragen aan de export verdienen derhalve relatief extra steun vanuit het economisch beleid. Omdat de export van Nederland voor driekwart is gericht op Europa, en Duitsland de belangrijkste handelspartner is, is een internationale oriëntatie van het economisch beleid op Europa essentieel. De kansen die Europa en specifiek de Europese Unie bieden voor het bedrijfsleven, voor innovatie, voor investeringen, voor digitalisering, etc. dienen ten volle te worden benut. De provincie vervult daarin als intermediair tussen de Europese Unie en het Gelderse bedrijfsleven een exclusieve rol. De provincie beschikt ook over een breed spectrum aan ruimtelijke instrumenten voor het faciliteren van het economisch beleid. Alle kansen worden echter nog niet benut. Zo biedt de structuurvisie een wettelijk kader om via bovenplanse verevening kosten en opbrengsten uit verschillende ruimtelijke ontwikkelingen te combineren. Dit instrument lijkt bij uitstek geschikt om gebiedsontwikkelingen mogelijk te maken, maar wordt in Gelderland nog niet toegepast. Ook het inpassingsplan lijkt meer mogelijkheden in zich te hebben om gebiedsontwikkelingen te financieren. De provincie moet in het belang van het stimuleren van de regionale economie het ruimtelijk instrumentarium ten volle benutten. De kwalitatieve onbalans in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt raakt het provinciaal economisch belang in zijn kern en verdient dus blijvende aandacht van de provincie. Samen met de partners in de verschillende regio’s moeten de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt worden gevolgd en moet een actief beleid worden gevoerd. De arbeidsmarkt kan de remmende factor worden voor de economische ontwikkeling van Gelderland. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie en sociale partners dit te voorkomen.
4
Samenvattend adviseert SER Gelderland het onderstaande instrumentarium in te zetten voor het uitvoeren van het economisch beleid:
Structuur
Arbeidsmarkt
Innovatie
Gebiedsontwikkeling
x POA’s
x Regiegroepen (o.a. RCT’s, Valleys, Kiemt)
x PPS-consortia
x Participatiemaatschappij Instrumentarium
x Basisinformatie x Programmasubsidies x Kennisdeling
x Budget voor kleine innovatie subsidies x Budget voor microkredieten x Budget voor innovatiekredieten x Budget voor durfkapitaalfondsen x Kwaliteitslabel regionale PPM-en
5
x Structuurvisie x Inpassingsplan x OnroerendGoedBank x Regiocontracten x Demonstratieparken x Vergunningvrije zones x Publiek private samenwerking
6
1.
De economie na de grote recessie
Het economisch beleid van Gelderland kan niet los worden gezien van de huidige economische situatie, die drastisch is gewijzigd ten opzichte van 2007 als gevolg van de wereldwijde recessie. Voordat nader wordt ingezoomd op de situatie in Gelderland volgt eerst een korte introductie over de wereldeconomie en de nationale economie. 1.1. Matige economische groei De wereldeconomie is na een zeer hevige en diepe recessie aan de beterende hand. De groei is echter ongelijk verdeeld. Het IMF verwacht dat de wereldeconomie in 2011 en 2012 met 4,5% groeit. Dat groeicijfer houdt het midden tussen de sterke vooruitgang van de opkomende economieën, die met 6,5% zullen groeien, en de rijke landen, waarvoor de groeiverwachting blijft steken op 2,5%. In de westerse landen zijn de staatsschulden sterk opgelopen en staan overheden voor de opdracht om te bezuinigen. Dat remt de groei in de komende jaren. De groei leidt volgens het IMF nauwelijks tot afname van de werkloosheid. In 2010 zat 10% van de beroepsbevolking van de eurolanden zonder werk, in 2012 is dat nog steeds 9,6%. Voor Nederland verwacht het IMF een relatief lage economische groei van 1,5% met een relatief laag werkloosheidscijfer van 4%. Alleen Zwitserland en Noorwegen komen lager uit. Economisch zwaartepunt verschuift maar ligt nog steeds in Duitsland De wereldhandel maakte met een forse groei in 2010 de daling van het jaar ervoor goed. Dit was voor een belangrijk deel te danken aan China, na de VS nu de 2e economie van de wereld. Het Chinese aandeel in de wereldgoederenuitvoer groeide vorig jaar sterk, terwijl het aandeel van de VS daalde. Het zwaartepunt van de wereldeconomie verschuift. In de meeste opkomende economieën benadert (volgens de Wereldbank) de feitelijke productie alweer de potentiële productie. In de hoogontwikkelde economieën is het herstel tot nu toe zwak. Het voorspoedige herstel van de opkomende economieën komt in de eerste plaats voort uit een toename van de binnenlandse vraag, waardoor ze steeds meer op eigen kracht gaan groeien. Het Westen is niet langer meer het vanzelfsprekende zwaartepunt van de wereldeconomie. Het aandeel van de opkomende economieën in de wereldhandel is de afgelopen twintig jaar met ruim 60% toegenomen van 33% in 1980 naar 42% in 2008. Overigens is het belang van deze landen voor onze economie nog wel relatief beperkt. Slechts 3,9 % van de Nederlandse export gaat naar de BRIC landen. Terwijl 24 % naar Duitsland gaat en 74 % (€ 230,5 mld) naar alle landen binnen de Europese Unie1. Gerelateerd aan de goederenstroom dragen Gelderse bedrijven voor 12,7 % bij aan de Nederlandse export in Duitsland, waarbij er vanuit Gelderland niet alleen naar NoordRhein Westfalen wordt geëxporteerd, maar relatief meer dan vanuit de andere provincies in Nederland naar alle andere deelstaten in Duitsland2. Groei van de productie vooral door groei van arbeidsproductiviteit Productiviteitsgroei kan plaatsvinden door een toename van de werkgelegenheid en/of toename door de arbeidsproductiviteit. Aangezien de arbeid schaarser wordt zal deze factor naar de toekomst toe mogelijk een bijdrage leveren aan de productiviteit. Om deze productiviteit in stand te houden moet de arbeidsproductiviteit stijgen. De afgelopen jaren blijkt de belangrijkste reden van de productiestijging in alle landen de groei van de arbeidsproductiviteit te zijn. ICT-gerelateerde ontwikkelingen dragen hier in zeer belangrijke mate aan bij. Factoren die op de arbeidsproductiviteit van invloed zijn, zijn onderwijs, wetenschap, innovatie en concurrentie3. Prijzen en schulden drukken stemming De voedsel- en energieprijzen stijgen fors. Dat heeft mede bijgedragen aan de politieke onrust in 1
Helft Nederlandse goederenexport naar Duitsland is van eigen makelij, CBS 2010 Bron: Transport en logistiek Nederland en CBS 3 CPB 2
7
Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Die onrust heeft vervolgens gezorgd voor een stevig stijgende olieprijs. Daarnaast nemen de zorgen toe over de overheidsfinanciën, zowel in de VS als in delen van Europa. De Europese economie groeide vorig jaar met 1¾ %, na een krimp met 4% in 2009. Dit herstel komt door de uitvoer, die kon profiteren van de toenemende buitenlandse vraag en een goedkope euro. De binnenlandse bestedingen bleven beperkt. De verschillen binnen de EU zijn groot. Duitsland profiteerde het meest van de aantrekkende wereldhandel en kwam uit op een groei van 3,5% in 2010. De Griekse economie kromp vorig jaar met 4,5% en de Ierse met 1%. De nationale economie groeit matig De Nederlandse economie groeide tot voor kort vooral dankzij de export. Het wereldhandelsvolume stijgt in 2011 en 2012 naar verwachting overigens minder sterk dan in 2010. De groeiverwachting (in volumestijging) voor de komende twee jaren is dan ook matig.
2008
2009
2010
2011
2012
Wereldhandelsvolume
1,5%
-13,4%
11,2%
6¼ %
5,0%
Nederlandse uitvoer
1,2%
-9,2%
12,7%
7¼ %
5¼ %
-1,4%
-10,5%
7,2%
3¼ %
3,0%
3,8%
-7,9%
17,7%
10¾ %
7,0%
w.v. binnenlands geproduceerde uitvoer wederuitvoer
De wereldhandel is in de 1e helft van 2011 harder teruggelopen dan verwacht. Daar staat tegenover dat de investeringen sterker zijn toegenomen dan verwacht. De investeringen hebben de rol van de export overgenomen als aanjager van de economie. Per saldo is de verwachting dat de groeiprognoses over 2011 naar beneden moeten worden bijgesteld mede als gevolg vol van het dalende consumentenvertrouwen. Saldo exportontwikkeling 15 10
Saldo
5 0 -5
2008, 4e 2009, 1e 2009, 2e 2009, 3e 2009, 4e 2010, 1e 2010, 2e 2010, 3e 2010, 4e 2011, 1e 2011, 2e kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal kw artaal
Totaal Nederland Gelderland (PV)
-10 -15 -20 Periode
* de saldi worden bepaald door het aandeel van de bedrijven die een stijging/daling hebben ondervonden in het desbetreffende kwartaal vergeleken met het voorgaande kwartaal.
8
Het dieptepunt van de recessie ligt bijna twee jaar achter ons. Sinds het 3e kwartaal van 2009 groeit de economie weer met 1½ % á 2%. Het CPB raamt de groei tot en met het 4e kwartaal van 2012 op 1,6% per jaar. Dat is substantieel lager dan in het verleden na recessies gerealiseerd werd. Toen lag de gemiddelde groei op 4,5%. Dat betekent dat de totale binnenlandse productie pas in de loop van 2012 terug is op het niveau van voor de crisis. Dan heeft het drie jaar gekost om de forse krimp van 2008 en 2009 weg te werken. Van inhaalgroei is de komende jaren geen sprake. Volgens het CPB is de bijdrage aan de gemiddelde groei van 1,6% als volgt samengesteld:
2008
2009
2010
2011
2012
0.2%
-0.6%
-0.2%
¼%
¼%
0.0
-0.7%
-0.6%
0%
¼%
Bedrijfsinvesteringen
0.4%
-1.2%
0.1%
¼%
0%
Overheidsinvesteringen
0.7%
1.2%
0.2%
0%
0%
Uitvoer
0.6%
-2.5%
2.1%
1¼ %
1%
Totaal
1.9%
-3.9%
1.7%
1¾ %
1½ %
Consumptie huishoudens Investeringen in woningen
Huishoudens geven spaarzaam uit De koopkracht gaat volgens het CPB de komende twee jaar dalen met ¾ % per jaar. Weliswaar neemt de werkgelegenheid weer iets toe, maar de gemiddelde contractlonen in de marktsector blijven onder de inflatie. De inflatie loopt op van 1,1% in 2010 naar 1½ % in 2011 en 2% in 2012. De stijging van de contractlonen in de marktsector vlakt naar verwachting af van 2,7% in 2009 naar 1% in 2010 en 1¾ % in 2011 en stijgt dan weer naar 2½ % in 2012. In 2011 wordt de groei van de gezinsconsumptie geraamd op ¾ %. Dat is in lijn met de gemiddelde jaarlijkse toename van de gezinsconsumptie in de afgelopen tien jaar. Volgend jaar loopt de groei volgens het CPB iets op naar 1%. Overheidsfinanciën herstellen snel De Nederlandse overheidsfinanciën herstellen zich uitzonderlijk snel, in historisch perspectief gezien zelfs ongekend snel. Het begrotingstekort daalt in drie jaar tijd met 3%, namelijk van 5,2% in 2010 naar 3,7% in 2011 en 2,2% in 2012. Daarmee zit het al weer ruim onder de afspraken van de eurolanden. Het snelle herstel van de overheidsfinanciën gaat gepaard met een demping van de economische groei en koopkrachtverlies bij de burgers.
1.2.
De economische positie van Gelderland
Groeiverwachting Gelderland blijft achter De economie van de meeste Nederlandse provincies groeit naar verwachting dit jaar iets minder snel. Voor vijf provincies wordt een groeiversnelling verwacht ten opzichte van 2010. Gelderland is één van die vijf, met een groei van 0,7% in 2010 en 1,2% in 2011. Desondanks blijft de groei iets achter bij die van heel Nederland4. De Veluwe wordt hard getroffen door bezuinigingen van de overheid. Voor de 4
Dit betreft een prognose. Gemeten over de periode van 2006 tot 2010 was de groei van de economie in Gelderland gelijk aan de gemiddelde groei in Gelderland.
9
Veluwe wordt een groei verwacht met 1,1% in 2011. In de Achterhoek blijft de groei achter door de relatief grote aanwezigheid van sectoren die afhankelijk zijn van investeringen die nog steeds op een laag pitje staan, zoals de bouwsector. Ook de achterblijvende bevolkingsgroei remt. De stadsregio Arnhem-Nijmegen groeit met 1,6% het hardst. Dat is mede te danken aan een relatieve oververtegenwoordiging van de zorgsector, die door de toenemende vergrijzing gestaag blijft groeien5. Groeiverwachting voor 2011 Flevoland
2,1%
Groningen
1,9%
Utrecht
1,6%
Noord-Holland
1,6%
Nederland
1,4%
Drenthe
1,3%
Overijssel
1,3%
Zuid-Holland
1,3%
Noord-Brabant
1,3%
Friesland
1,2%
Gelderland
1,2%
Zeeland
1,1%
Limburg
0,8%
Economische kloof tussen regio’s Binnen de Nederlandse provincies neemt het verschil tussen de armste en rijkste gebieden, gemeten naar productie per inwoner, toe6. Die kloof is deels toe te schrijven aan de groeiende kloof tussen stad en platteland. Maar sinds begin van deze eeuw is ook de economische structuur van veel gebieden veranderd. Regio’s waar hoogproductieve of kapitaalintensieve sectoren als de zakelijke dienstverlening belangrijker worden, lopen verder uit. Gebieden waar vooral laagproductieve sectoren als de zorg in economisch belang groeien, weten hun achterstand niet te verkleinen. Gemeten naar het bruto regionaal product per inwoner laat Gelderland maar drie provincies achter zich (Drenthe, Flevoland en Friesland). De productie per hoofd ligt al tien jaar € 5.000 onder het landelijke gemiddelde. De publieke sector (onderwijs, gezondheidszorg) is sterk vertegenwoordigd in de Gelderse economie, maar is minder productief. De Veluwe doet het dankzij de hoogproductieve financiële sector iets beter dan Arnhem-Nijmegen. Daar is de achterstand zelfs toegenomen omdat het belang van de industrie de afgelopen tien jaar is verminderd. Om diezelfde reden verliest ook Zuidwest-Gelderland terrein. Ter relativering moet worden opgemerkt dat als gevolg van de provinciegrensoverschrijdende arbeidspendel de productieve arbeid van de bevolking in Gelderland voor een deel wordt toegevoegd aan regio’s buiten Gelderland, waardoor het BRP per inwoner structureel lager is in Gelderland.
5 6
Gelderse groei langzaam vooruit, Arnhem-Nijmegen koploper, ING Economisch Bureau 2011 Gelderse groei langzaam vooruit, Arnhem-Nijmegen koploper, ING Economisch Bureau 2011
10
Bruto regionaal product per inwoner naar provincie in 2011 (excl.brandstoffen) Utrecht
€ 42.759
Noord-Holland
€ 41.468
Zuid-Holland
€ 37.290
Noord-Brabant
€ 35.665
Nederland
€ 35.569
Zeeland
€ 34.049
Groningen
€ 33.719
Limburg
€ 32.345
Overijssel
€ 30.911
Gelderland
€ 30.520
Friesland
€ 28.093
Flevoland
€ 27.998
Drenthe
€ 27.100
Raming economisch bureau ING
Structuur van de Gelderse economie Gelderland is qua omvang van de bedrijvigheid en de werkgelegenheid de 4e provincie van Nederland. Alleen Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant scoren hoger. De landbouw is hier nog oververtegenwoordigd. Alleen Noord-Brabant heeft meer landbouwbedrijven dan Gelderland. Qua industriële werkgelegenheid streeft Gelderland Noord-Holland voorbij en staat op de 3e plaats. Op het gebied van de werkgelegenheid in financiële, persoonlijke en adviesdiensten zakt Gelderland een plaats, omdat Utrecht het hier beter doet. In de overige zeven sectoren handhaaft Gelderland zijn 4e plaats. Sinds 2006 is het aantal banen in de zorg- en welzijnssectoren veruit het sterkst gegroeid. Deze groei komt vooral voor rekening van nieuwe bedrijven. De grootste groei zit verder in de overige dienstverlening en bij nutsbedrijven. In de bouw is duidelijk de toename van het aantal zzp’ers te zien. Het aantal bedrijven nam met 35% toe, het aantal banen is eerst gegroeid, maar de laatste jaren weer afgenomen. De werkgelegenheid in de landbouw, industrie en bij de financiële instellingen is de afgelopen jaren fors gedaald. In de industrie is de absolute reductie van het aantal banen met ruim 7.000 het grootst. Per saldo is er sprake van een sterke groei van de dienstensector en dan vooral in zorg en welzijn en in de persoonlijke dienstverlening.
11
Bron: PWE, KvK In 2009 waren er 43.910 mensen werkzaam in de aan het Food-cluster gerelateerde bedrijvigheid binnen de hiervoor genoemde sectoren. Daarmee levert dit cluster 4,5 % van de werkgelegenheid in Gelderland. In de Vallei is het aandeel in dit cluster, met onder andere de werkgelegenheid van de WUR, het hoogst met 7 % van de totale werkgelegenheid daar. Overigens is het aantal banen in deze sector tussen 2000 en 2009 met 3,7 % afgenomen, terwijl in alle sectoren in die periode een groei werd gerealiseerd van 9,5 %. Met 15.710 banen (1,6 %) is het Health-cluster kleiner dan het Food-cluster. Ruim 9.000 banen in dit cluster zijn bij het UMCN in Nijmegen. Zonder deze instelling vormt dit cluster 0,7 % van de totale werkgelegenheid in Gelderland. Met 930 banen vormt Nijmegen in absolute zin de grootste concentratie van banen in dit cluster. Wageningen levert relatief de grootste bijdrage aan dit cluster. In Gelderland zijn 46.000 medewerkers (4,9%) werkzaam in de energie- en milieutechnologie. Het zwaartepunt van het EMT-custer ligt in de Stadsregio en de Vallei met een aandeel van 5,9 %. Het EMT-cluster levert dus meer werkgelegenheid in heel Gelderland ten opzichte van het Food-cluster en is ook in de Vallei sterk vertegenwoordigd. De sector Recreatie en Toerisme (R&T) vormt ook een dwarsdoorsnede van verschillende andere sectoren, zoals horeca en dienstverlening. Van het totaal aantal banen in Gelderland zijn 55.300 banen gelieerd aan de R&T-sector. Dat is 5,7 %. Het aandeel is op de Veluwe en in de Stadsregio aanmerkelijk hoger en stijgt ook uit boven het landelijk gemiddelde van 5,9 %. De R&T-sector in Gelderland is de afgelopen tien jaar gegroeid, harder dan het gemiddelde van alle sectoren in Gelderland. 7 Forse groei aantal bedrijven Tot en met 2008 nam het aantal startende ondernemers elk jaar flink toe. In 2009 nam dat aantal iets af, om in 2010 weer flink (13%) te stijgen. De Kamer van Koophandel verwacht dat die groei in 2011 nog weer hoger (14%) zal uitpakken. Vooral de startende ondernemers zorgen voor vernieuwing van de economie. Door terughoudendheid in investeringen bij bestaande bedrijven neemt het aantal filialen en dochterbedrijven weliswaar weer wat toe, maar verhoudingsgewijs veel minder dan de startende ondernemers. 7
PWE 2009, provincie Gelderland
12
Door de recessie zijn er veel bedrijven noodgedwongen gestopt. Toch zijn daarvoor ook weer nieuwe bedrijven in de plaats gekomen. Het aantal nieuwe bedrijven begint in 2011 weer uit te lopen op het aantal opgeheven bedrijven. Een teken dat we mogelijk de recessie definitief achter ons laten. Dat zou ook kunnen worden geconstateerd op basis van het afnemende aantal faillissementen en het dalende aandeel faillissementen op de totale bedrijfsopheffingen. Dat ligt met 6,2% weer op het niveau van 2008. netto vervangingsfactor*) Jaar
oprichtingen opheffingen
saldo
Gelderland
Nederland
2006
16117
6578
9539
2,5
2,4
2007
17334
7086
10248
2,4
2,5
2008
18436
7526
10910
2,4
2,4
2009
18120
8927
9193
2,0
2,0
2010
18828
9249
9579
2,0
2,0
2011
10890
5159
5731
2,1
2,2
*) verhouding oprichtingen / opheffingen
13
2.
Trends en ontwikkelingen
Veranderende arbeidsmarkt De arbeidsmarkt blijft in beweging en is moeilijk te voorspellen. Medio 2008 werden grote tekorten voorzien, terwijl een jaar later hoge werkloosheid werd voorspeld als gevolg van de recessie. Beide ontwikkelingen hebben zich niet voorgedaan. Wel is duidelijk dat de potentiële beroepsbevolking aan het krimpen is als gevolg van demografische ontwikkelingen, zoals weergegeven in onderstaande figuur.8 Op korte termijn heeft dit positieve effecten op de conjunctuur omdat de werkloosheid minder toeneemt.
Op langere termijn zal het grote effecten hebben, met binnen Gelderland ook grote regionale verschillen. Er zullen tekorten ontstaan op de arbeidsmarkt. De verwachting is dat dit zal leiden tot hogere loonkosten en daarmee tot een verslechtering van de concurrentiepositie. Daarnaast zullen bedrijven en organisaties processen zodanig moeten inrichten dat hetzelfde of betere resultaten moeten worden bereikt door middel van technologische en sociale innovatie. Vooral de sociale innovatie in de dienstverlenende sectoren verdient aandacht omdat deze sectoren in Gelderland zijn oververtegenwoordigd en de productiviteitstijging in deze sectoren relatief is achtergebleven. Het streven naar een groei van werkgelegenheid lijkt in het licht van de afnemende beroepsbevolking niet meer een speerpunt van economisch beleid te kunnen zijn. Anderzijds blijven er grote kwalitatieve verschillen die de aandacht van de overheid vragen. Er lijkt een overschot te blijven aan laagopgeleide werkzoekenden in vooral de stedelijke centra en er dreigt een groot tekort in (hoog opgeleide) technisch beroepen en in de zorg. Toenemende internationalisering van arbeidsmarkt De trend van de globalisering van de economieën zet zich mede als gevolg van internet, het vrij 8
Bevolkingsprognose Gelderland 2010, provincie Gelderland, maart 2010
14
verkeer van mensen binnen de Europese Unie en de concurrentie in de luchtvaart door in het verplaatsingsgedrag van (jonge) mensen. Jongeren en studenten verblijven vaker voor een kortere of langere periode in het buitenland. Landen, regio’s en steden moeten internationaal concurreren om (toekomstige) werknemers aan zich te binden. In dit licht zal Gelderland het afleggen tegen bijvoorbeeld Singapore, Milaan of Brussel. Desalniettemin dient Gelderland aantrekkelijk te blijven als vestigingsplaats voor buitenlandse werknemers en Nederlanders die (tijdelijk) terugkeren uit het buitenland. De basale voorzieningen, zoals internationaal lager- en middelbaar onderwijs dienen vanuit economisch belang te worden ondersteund. Toename zzp-ers Het aandeel zelfstandigen zonder personeel binnen de werkzame beroepsbevolking is in de periode van 1996 tot 2009 van ruim 6 naar 9 procent toegenomen. Het aandeel werknemers ging in die periode van 88 naar 86 procent en daalde dus iets9. Het belang van zzp-ers voor onze economie is dus toegenomen. Tijdens de recessie vormde deze groei een mogelijke verklaring voor de beperkte groei van de werkloosheid. De recessie en de gevolgen daarvan gaven ook meer inzicht in de negatieve gevolgen van het zzp-er-schap. In 2010 is het aantal zzp-ers gekrompen met 20.000. Van de afhakers teerde 40 tot 45 % in op het eigen vermogen10. Bijna 60 % van de zzp-ers verdient minder dan € 20.000 per jaar. Voor 72 % is de onderneming de enige inkomstenbron.11 Vanuit dit perspectief lijkt het stimuleren van het starten van een eigen bedrijf geen positieve bijdrage te leveren aan de groei van de economie. De aandacht vanuit het economisch beleid dient vooral te zijn gericht op de kwaliteit van de startende ondernemer en ook op begeleiding in de latere fases van het groeiproces van ondernemingen. Afnemende binding van mensen aan de regio De krimp in Gelderland wordt deels veroorzaakt door het wegtrekken van jongeren naar steden voor het volgen van hoger onderwijs. Deze trend lijkt niet te keren. Ook mbo-scholieren zijn mobieler geworden. Opleidingen worden gevolgd op grotere afstand en voor stages wordt meer buiten dan in de eigen regio gezocht12. Door middel van stages kunnen scholieren kennismaken met andere regio’s. Dit kan een aanleiding zijn om zich mogelijk blijvend te vestigen in een regio. Vanuit deze filosofie zou sterker kunnen worden ingezet op het faciliteren van stagiaires in de Gelders regio’s bijvoorbeeld door het bieden van tijdelijke huisvesting (stagehotels). Daarmee kan de krimp niet worden tegengegaan, maar ontstaan kansen om hoogopgeleiden aan Gelderland te binden. Veranderende vastgoedmarkt In relatief korte tijd is vooral als gevolg van de kredietcrisis en de daaropvolgende recessie de vastgoedmarkt structureel veranderd. In vrijwel alle deelsegmenten (kantoren, woningbouw, bedrijfsgebouwen, detailhandel) zijn overschotten ontstaan en is de planning in Gelderland voor de komende jaren groter dan de vraag vanuit de markt. Dit heeft directe gevolgen voor de bouwsector: de omzetten, de werkgelegenheid en de marges nemen af. Hoewel op termijn herstel is te verwachten zal het niveau van voor de crisis niet meer bereikt worden. Een ander gevolg van de ontwikkeling is dat gebiedsontwikkelingen, bedrijfsverplaatsingen etc., minder makkelijk van de grond komen omdat economische dragers van dergelijke projecten ontbreken13. Dit valt samen met een fase waarbij gemeenten en woningbouwcoöperaties minder middelen ter beschikking hebben om te investeren. Dit vraagt dus een andere kijk op gebiedsontwikkelingen, één van de kerntaken van de provincie waarbij veel minder met collega-overheden zal worden opgetrokken en veel meer met marktpartijen. Daarnaast zal de toename van de vastgoedproductie (woningen, kantoren, winkels) als gevolg van het feit dat de kwalitatieve vraag uit de markt afwijkt van het aanbod, moeten worden gecombineerd met het verminderen van het aanbod. Dit kan alleen door het schrappen van goedgekeurde bestemmings9
Zzp’ers in Nederland: de baanzekerheid voorbij? Ronald Dekker en Lian Kösters, 2010 CBS, januari 2010 11 Zzp-ers in beeld, SER, Den Haag, oktober 2010 12 Basiscijfers jeugd, Colo, oktober 2010 13 Gebiedsontwikkeling in een andere realiteit: Wat nu te doen?, Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling, TU Delft, maart 2011 10
15
plannen en of het slopen van de bestaande voorraad. Met betrekking tot het kantorenbeleid wordt door SER Gelderland een advies voorbereid dat dit najaar wordt verwacht. Ook de ontwikkeling van andere vastgoedmarkten (detailhandel, wonen) verdienen de aandacht van de provincie. Veranderend Europees landbouwbeleid De landbouwsector heeft de afgelopen jaren een grote verandering doorgemaakt. Het aantal bedrijven en ook het aantal arbeidsplaatsen is fors afgenomen. De komende jaren volgt een grote structurele herziening van het Europees landbouwbeleid, waarbij de sector zich meer moet richten op het produceren van de wereldmarkt14. De positie van de relatief kleinschalige landbouw in grote delen van Gelderland zal mogelijk onevenredig zwaar worden getroffen. Dit zal ook zijn weerslag hebben op de industriële en dienstverlenende sectoren die aan de landbouw zijn gelieerd. De landbouw dient ruimte te krijgen voor schaalvergroting op een Gelderse schaal die past bij de landschappelijke kwaliteiten van de verschillende regio’s. De grondprijsontwikkeling in de landbouw lijkt redelijk stabiel tot positief. In de toekomst heeft de afnemende ruimtevraag vanuit de vastgoedsector mogelijk een negatief effect op de prijsontwikkeling in de landbouw. Nieuw Europees beleid: Europese agenda 2020 In vervolg op de Lissabonagenda heeft de Europese unie de Europese agenda 2020 opgesteld15. Deze agenda zal ook het kader vormen voor de financiële middelen die Europa na 2013 beschikbaar zal stellen aan de regio voor de regionale ontwikkelingen. De Commissie stelt zeven kerninitiatieven voor als katalysator voor de verschillende prioriteiten: – "Innovatie-Unie" moet de randvoorwaarden en de toegang tot financiering voor onderzoek en innovatie verbeteren, zodat innovatieve ideeën worden omgezet in producten en diensten die groei en banen opleveren; – "Jongeren in beweging" moet de resultaten in het onderwijs verbeteren en jongeren gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt bieden; – "Een digitale agenda voor Europa" moet de aanleg van supersnel internet bespoedigen en burgers en bedrijfsleven laten profiteren van een digitale interne markt; – "Efficiënt gebruik van hulpbronnen" moet helpen economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen, de overgang naar een koolstofarme economie te bevorderen, het gebruik van hernieuwbare energie op te voeren, de vervoersector te moderniseren en energie-efficiëntie te bevorderen; – "Industriebeleid in een tijd van mondialisering" moet het ondernemingsklimaat verbeteren, met name voor het MKB, en zorgen voor een sterke en duurzame industriële basis die de mondiale concurrentie aankan; – "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" moet de arbeidsmarkten moderniseren en de mensen meer kansen geven door een leven lang leren mogelijk te maken, zodat de participatiegraad toeneemt en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar worden afgestemd, onder meer dankzij een grotere arbeidsmobiliteit; – "Europees platform tegen armoede" moet de sociale en territoriale cohesie versterken zodat iedereen kan delen in de groei en de werkgelegenheid, en mensen die met armoede en sociale uitsluiting te kampen hebben, een menswaardig bestaan kunnen opbouwen en actief kunnen deelnemen aan de samenleving. Toenemend belang van ICT als onderdeel van bedrijfsvoering De komst van pc’s, internet, mobiele telefonie vormt een belangrijke technologische doorbraak, die zijn invloed heeft op vrijwel alle sectoren van de economie. Voor sommige sectoren vormt deze technologie zelfs de kern van de economische activiteit. Dit betekent dat bedrijven ook steeds afhankelijker worden van de openbare infrastructuur die daarvoor nodig is. De aanwezigheid van 14
15
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid tot 2020, Statennotitie Gelderland, februari 2011 EUROPA 2020, Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, Europese commissie maart 2010
16
bijvoorbeeld glasvezel is voor een aantal sectoren doorslaggevend voor het vinden van een geschikte vestigingslocatie. Ook het belang van de capaciteit en leveringszekerheid van elektriciteit is hierdoor toegenomen. Het zorgen voor een goed vestigingsklimaat vormt een belangrijk onderdeel van het stimuleren van de regionale economie. Nieuw bedrijvenbeleid van EL&I: 9 topsectoren De Minister van EL&I heeft negen topsectoren aangewezen en heeft 1,5 miljard euro beschikbaar gesteld om deze topsectoren te ondersteunen16. Dit beleid komt in de plaats van het ondersteunen van de Pieken in de Delta. Tevens heeft het Rijk besloten het regionaal economisch beleid te decentraliseren naar de provincie. In de praktijk betekent dat er geen geld van het Rijk meer beschikbaar is voor bijvoorbeeld herstructurering en regionale projecten. Het Rijk ziet innovatie als een Rijkstaak. De provincie kan zich concentreren op het stimuleren van de regionale economie, waarbij natuurlijk ook innovatiebevordering een centraal thema blijft. Kenniseconomie en maakindustrie Het belang van kennis voor de economische ontwikkeling is de afgelopen jaren sterk gegroeid. De kenniseconomie, waarbij hoogwaardige kennis wordt ingezet in het verbeteren van producten en diensten, is van groot belang om een (technologische) voorsprong te houden en daarmee de concurrentiepositie in de wereld te verstevigen. Inmiddels wordt daarbij het belang van de maakindustrie voor de groei van de economie weer breed herkend, vooral als gevolg van de bijdrage van de maakindustrie aan de export en de positieve gevolgen die dat heeft gehad voor het herstel van de economie aan het eind van de laatste recessie. Meer dan de helft van de Nederlandse export komt voor rekening van de industrie. Ook besteedt de industrie jaarlijks € 60 miljard in andere sectoren in Nederland17. Bovendien heeft innovatie veel grotere effecten in de industrie dan op de dienstverlenende sector, waardoor de arbeidsproductiviteit in de industrie veel harder groeit. De ontwikkelingen in de industrie creëren weer nieuwe markten en diensten. Biotechnologie en nanotechnologie Economische groei wordt mede bepaald door technische doorbraken. In het afgelopen decennium is ICT de belangrijkste doorbraak geweest. Deze ontwikkeling is reeds gestart in de jaren ’60 van de vorige eeuw, doch pas in de jaren ’90 kwam de grote doorbraak, waarbij ICT doordrong in vrijwel alle bedrijfsprocessen en in huishoudens. De snelheid van deze ontwikkeling en de gevolgen daarvan voor de economie werden in de jaren ’80 niet voorzien. Het is derhalve moeilijk te voorspellen welke technische ontwikkelingen bepalend zullen zijn voor de economische ontwikkeling van de jaren ’20 en ’30 van deze eeuw. De kansen zijn er voor nanotechnologie en biotechnologie18. Gelderland heeft hiervoor goede troeven in handen met het Nanolaboratium in Nijmegen en de kennis in Wageningen en Nijmegen rond biotechnologie. De schaarste aan grondstoffen De productie van goederen is afhankelijk van grondstoffen. De beschikbaarheid van minerale grondstoffen is beperkt. Het wordt steeds belangrijker de inzet van grondstoffen te beperken en waar mogelijk terug te winnen. De Ministeries BuZa, EL&I en I&M hebben recent middels de grondstoffennotitie een aanzet gegeven voor nationale beleidsvorming rond dit thema19. In Gelderland biedt deze ontwikkeling mogelijk een extra kans voor de aanwezige afval- en milieusector. Via het toepassen van hoogwaardige technologieën kunnen grondstoffen worden teruggewonnen. Dit levert winst op voor milieu en economie. Verstedelijking 16
Bedrijvenbrief, EL&I februari 2011 My Industry 2030; Nederland gaat het maken, van ambitie naar realisatie, ING, mei 2011 18 The Netherlands of 2040, CPB, juni 2010 19 Grondstoffenvoorzieningszekerheid, tweede kamer 32 852, juli 2011 17
17
Op dit moment woont ongeveer 50 procent van de wereldbevolking in steden. De Verenigde Naties voorspellen dat in 2050 zo'n 70 procent van de - sterk gegroeide - wereldbevolking in stedelijke gebieden woont20. Deze ontwikkeling doet zich ook in Gelderland voor. Deze ontwikkeling wordt maar in zeer beperkte mate gestuurd vanuit de planologie. Het zijn vooral de mensen zelf die kiezen om in steden te (blijven) wonen. Het zijn ook vooral hoger opgeleiden die zich relatief meer vestigen in steden. Dit betekent dat de economie in steden relatief harder groeit dan je op grond van de toename van de bevolking mag verwachten. Deze constatering vraagt mogelijk extra aandacht van de provincie voor stedelijke economieën. Relatie krimp en lokale economie De totale omvang van de bevolking in Gelderland zal tot 2029 nog toe nemen, maar nu reeds krimpt de bevolking in een aantal gemeenten in Gelderland. De verwachting is dat in 2020 de bevolking in 24 gemeenten is geslonken met percentages tot 10 %21. Voor de woningbouw zullen de effecten na-ijlen, omdat het aantal personen per huishouden afneemt, waardoor de vraag naar nieuwe woningen relatief minder snel afneemt. Maar als gevolg van dit verdunningseffect zal wel het draagvlak voor commerciële en publieke voorzieningen in krimpgemeenten afnemen. De mate van krimp wordt hoofdzakelijk bepaald door de huidige bevolkingssamenstelling van een dorp of gemeente. Dit proces is slechts beperkt beïnvloedbaar. Desalniettemin is er een relatie tussen krimp en het functioneren van de regionale en lokale economie. Een lagere economische ontwikkeling zal het krimp proces versnellen en bevolkingskrimp heeft negatieve gevolgen voor de lokale economische ontwikkeling. Deze constatering rechtvaardigt mogelijk de conclusie dat een positieve economische ontwikkeling in een stad of dorp het krimpproces kan vertragen en zeker de effecten van krimp kan verminderen. Vanuit die optiek is het dus van belang te streven naar maatregelen die de lokale economie kunnen versterken in dorpen en gemeenten waar bevolkingskrimp wordt verwacht. Bereikbaarheid niet als verkeerskundig probleem maar als economische voorwaarde Slechte bereikbaarheid en files op Rijkswegen was tot voor kort een volledige verantwoordelijkheid vanuit het Ministerie van V&W. Vooral via een verkeerskundige benadering (reistijdnorm of intensiteiten) werd vastgesteld of er een probleem was dat moest worden opgelost. Nu wordt de bereikbaarheid op de Rijkswegen vooral benaderd vanuit een economisch perspectief. Goede doorstroming en betrouwbare verbindingen zijn elementair voor de ontwikkeling van stedelijke knooppunten. Deze visie zal verder worden uitgewerkt door de Minister van I&M in de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, die deze zomer in ontwerp is verschenen en die de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit zal vervangen.
20 21
NWO strategie 2010 – 2014, juni 2010 Bevolkingsprognose Gelderland 2010, provincie Gelderland, maart 2010
18
3.
De richting van het economisch beleid in Gelderland
De bedrijfslevenbrief 2011 en de Agenda 2020 van de EU vormen de strategische kaders voor het economisch beleid in Gelderland. Primaire doelstelling is het versterken van de concurrentiekracht van Gelderland in Europa en in de rest van de wereld. Dit kan worden bereikt door innovatie, door een bredere oriëntatie op andere economieën in Europa en door het creëren van een uitstekend ondernemersklimaat met kwantitatief en kwalitatief voldoende menskracht, ruimte en bereikbaarheid. Innovatie met kennis vanuit binnen- en buitenland De economische ontwikkeling in Gelderland bepaalt in belangrijke mate het niveau van welzijn en welvaart in deze provincie. Willen we dit niveau van welvaart vasthouden zal Gelderland zijn concurrentiepositie in Europa en daarbuiten moeten verbeteren. Het centrale doel daarbij is een duurzame groei van de economie en het versterken van de positie van het bedrijfsleven. Algemeen wordt aanvaard, dat de oorzaken van de recente recessie lagen in de financiële crisis, die daaraan vooraf ging. De economische groei in de jaren na de crisis werd vooral bereikt door het herstel van de productie van de industrie en de groei van de export. Recent zijn het vooral de investeringen die de groei veroorzaken. De industrie vervult ondanks de terugloop van het aantal banen in deze sector een essentiële rol in onze economie. Door innovatie kan de positie van de industrie verder worden versterkt. Innovatie bestaat uit het toevoegen van (wetenschappelijke) kennis aan (nieuwe) producten, diensten en processen. Het is dus essentieel dat de ontwikkeling naar een kennisintensieve economie, ook wel aangeduid als de kenniseconomie, in Gelderland onverminderd wordt gecontinueerd. De kennis kan uit Gelderland komen, maar ook van (ver) daarbuiten. Voor de Gelderse economie en dus voor onze welvaart is het van belang dat kennis uit binnen- en buitenland hier wordt gevaloriseerd in producten, diensten en processen. Aansluiten bij topsectoren De Minister van EL&I heeft in de Bedrijfslevenbrief 2011 het innovatiebeleid vormgegeven met het benoemen van 9 topsectoren. Deze topsectoren bestaan enerzijds uit regionale clusters van bedrijven, waarvan enkele in Gelderland (Food en Health), en anderzijds uit bedrijven die verspreid over het land zijn gevestigd. Dus alle topsectoren zijn in meer of mindere mate gevestigd in Gelderland. Naast Food en Health, zijn vooral de topsectoren energie, tuinbouw, logistiek en de creatieve industrie goed vertegenwoordigd in Gelderland. Innovatie is niet voorbehouden aan topsectoren. Innovatie is ook niet voorbehouden aan technologische ontwikkelingen. Innovatiebevordering moet breed worden ingezet, zodat alle bedrijven kunnen profiteren, hun efficiency willen verhogen en in staat zijn resultaat te boeken. Het beoogde resultaat moet voorop staan. Ook bedrijven in sectoren zoals de bouw, detailhandel, scheepsbouw, bouwmaterialenproductie kunnen via innovatie de concurrentiekracht van Gelderland versterken. De blik op Europa De export van het bedrijfsleven in Nederland wordt voor het grootste deel gerealiseerd binnen Europa. Weliswaar groeien de opkomende economieën in Brazilië, India, Indonesië, Rusland en China harder dan de economie van Europa, het aandeel van deze landen in het totale exportvolume van Nederland is beperkt. Nederland en dus ook Gelderland moet zich dus vooral ook richten op de kansen voor verdere economische ontwikkeling binnen Europa. Het instrumentarium dat de Europese Unie daarvoor biedt wordt nog niet ten volle benut door het Gelders bedrijfsleven. De provincie is in de positie daar als intermediair verandering in aan te brengen, door vanuit het economisch beleid bijvoorbeeld Gelderse bedrijven te koppelen aan Europese onderzoeksprogramma’s. Binnen Europa is Duitsland de belangrijkste handelspartner van Nederland. Gelderland vervult daarin door zijn ligging een centrale rol, waarbij t.o.v. de andere provincies in Nederland relatief grote fysieke handelsstromen gaan tussen Gelderland en de wat verder gelegen deelstaten. Gelderland vormt daarmee de poort van Nederland voor goederenstromen van en naar heel Duitsland. Het verder uitbouwen van deze 19
positie tot een multimodale logistieke regio van nationaal belang past binnen de doelstellingen van het Gelders regionaal economisch beleid. Ook kan de relatie tussen Gelderland en andere regio’s in Europa worden verstevigd. De Europese Unie bevordert de samenwerking van bedrijven, kennisinstellingen en regionale clusters binnen Europa. Het midden en kleinbedrijf in Gelderland kan gebruik maken van Europese onderzoeksprogramma’s, die bedrijven en kennisinstellingen uit binnen en buitenland bij elkaar brengen. Gelderland loopt hierin de afgelopen jaren nationaal en internationaal achter met het aandeel dat bij het MKB terecht kwam. Slechts 7%, van het totale budget van ruim € 140 miljoen voor Gelderland vanuit het zevende kaderprogramma (FP7/KP7), komt bij het MKB. De Europese doelstelling is minimaal 15%22. De provincie kan via haar beleid en door uitvoeringsorganisaties specifieke doelstellingen mee te geven, sterker aansturen op deze internationale samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen. Specifieke aandacht verdient het koppelen van buitenlandse kennisinstellingen aan het Gelders MKB. Binnen KP7 is meer dan 50 miljard euro beschikbaar voor onderzoek en innovatie in Europees verband voor de periode 2007- 2013. Voldoende ruimte om te ondernemen Een goed ondernemersklimaat bestaat ook uit voldoende fysieke ruimte om te ondernemen. Met de structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties zijn heldere beleidskaders neergezet. Inmiddels is een start gemaakt met de uitvoering en wordt ook hard gewerkt aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De uitvoering van dit beleid vraagt de komende jaren de nodige inspanningen van de provincie en zal derhalve integraal onderdeel moeten blijven uitmaken van het economisch beleid. De aandacht zal primair zijn gericht op kwaliteitsverbetering en verminderen van de plancapaciteit. Parallel daaraan moet echter ook worden geïnvesteerd in de aanleg van nieuwe bedrijfsterreinen in die regio’s, die het komende decennium nog groeien, en voor het creëren van ruimte voor bedrijven met specifieke vestigingseisen, die op de bestaande terreinen niet vervuld kunnen worden. Investeren in economische structuurversterkende maatregelen De concurrentie kracht van Gelderland kan worden verstevigd door te investeren in structuurversterkende maatregelen. Maatregelen die Gelderland aantrekkelijk houdt voor bedrijven om in gevestigd te blijven, maar ook maatregelen die scholieren, studenten en werknemers kunnen aantrekken. Zo kan het dreigend tekort aan hoger opgeleiden in regio’s waar geen hoger onderwijs is, zoals de Achterhoek en Rivierengebied, worden voorkomen door het bieden van uitstekende afstudeer- en stagefaciliteiten, bijvoorbeeld in de vorm van stagehotels. Ook goede internationale onderwijsfaciliteiten voor de kinderen van internationale kenniswerkers kunnen de economische structuur van Gelderland verbeteren. Faciliteiten zoals een expatcenter of een Gelders Career Center kunnen het vestigingsklimaat voor (inter-)nationale hoogopgeleide werknemers versterken. Ook de maatregelen die SER Gelderland en SER Overijssel hebben geadviseerd in het advies Ambassadeurs van Oost-Nederland23 kunnen de economische structuur versterken. Goede bereikbaarheid is één van de belangrijkste vestigingsvoorwaarden voor het bedrijfsleven. Een proactief provinciaal mobiliteitsbeleid is dus van groot economisch belang. De inzet van de provincie dient zich daarbij niet te beperken tot het beheer van de provinciale infrastructuur en het aanbesteden van het openbaar vervoer. Ook de Rijkswegen verdienen de blijvende aandacht van de provincie. Provinciale investeringen in Rijkswegen, zoals de A1, A15 en de N18 versterken de economische structuur van Gelderland en hebben een positieve invloed op het vestigingsklimaat. Voor het oplossen van knelpunten op provinciale wegen geldt dat projecten die aantoonbaar bijdragen aan het verbeteren van de bereikbaarheid van de economische centra prioriteit verdienen. Naast de bereikbaarheid over de weg wordt ook de digitale bereikbaarheid steeds belangrijker. Nederland heeft hierin een voorsprong op vele andere gebieden in de wereld, maar dat betekent niet dat niet door 22 23
SME participation in FP7, verslag voorjaar 2011, blz. 135 SER Gelderland en SER Overijssel, februari 2011
20
moet worden gegaan met het investeren in snellere en betrouwbare verbindingen. De sector Recreatie en Toerisme is met 5,7 % van de werkgelegenheid in Gelderland een belangrijke economische sector, die nauw aansluit bij de specifieke landschappelijke en natuurlijke waarden die Gelderland heeft. De beperkingen, die deze sector ondervindt als gevolg van beschermende wet- en regelgeving, dienen vanuit de provincie te worden gecompenseerd met structuurversterkende maatregelen, zodat deze sector gelijkwaardig kan concurreren met andere regio’s waar deze beperkingen minder gelden. De kwaliteitsverhoging en de samenwerking in de sector dient krachtig te worden doorgezet. Kansen die er zijn voor win-win situaties, zoals het groei en krimp beleid en het toepassen van Rood-voor-rood- en het Rood-voor-groen-principe dienen volledig te worden benut. In regio’s met een krimpende en of vergrijzende bevolking kan het belang van een goed functionerende lokale en regionale economie prominenter worden. Maatregelen die de lokale economie kunnen versterken verdienen steun. Door bijvoorbeeld in bestemmingsplannen expliciet ruimte te scheppen voor zzp-ers en of door een regio, stad of dorp zich te laten profileren met specifieke clusters van zzp-ers, kan de bijdrage die zzp-ers kunnen leveren aan de regionale economie worden versterkt. Het ontwikkelen van lokale economische visies kan dit proces versnellen. Investeren in structuurversterkende maatregelen is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, waarbij ook andere overheden en het bedrijfsleven meedoen. De Regiocontracten bieden het middel om in dialoog met medeoverheden en bedrijfsleven in elke regio de prioriteiten te bepalen en vooral te bezien welke ruimte alle partijen hebben om bij te dragen aan het resultaat. In verschillende regio’s in Gelderland hebben de Overheden, Ondernemers en Onderwijsinstellingen elkaar gevonden. Deze 3 O’s dienen daar ook een rol te krijgen in de uitvoering van de regiocontracten als basis voor een efficiënte en effectieve uitvoering. Ontwikkeling regionale arbeidsmarkt bewaken De menselijke factor staat aan de basis van elke economische ontwikkeling. De afnemende beroepsbevolking in Gelderland zal zonder extra inspanning van de provincie een remmende factor zijn. Nu is al duidelijk dat er een kwalitatieve mismatch is tussen vraag en aanbod. Dit raakt het provinciaal economisch belang in zijn kern en verdient dus blijvende aandacht van de provincie. Samen met de partners in de verschillende regio’s moeten de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt worden gesignaleerd en geanalyseerd en waar nodig dient een actief beleid te worden gevoerd zodat toekomstige tekorten worden beperkt. Het bevorderen van sociale innovatie binnen bedrijven, tussen bedrijven en intersectoraal kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren.
21
4.
De rol van de provincie
De provincie heeft in het regionaal economisch beleid een regisserende, initiërende en katalyserende rol. De provincie brengt partijen bij elkaar en ondersteund waar nodig de uitvoering van het beleid door anderen. SMART geformuleerde doelstellingen Het is aan ondernemingen om te ondernemen en aan de provincie daarvoor goede randvoorwaarden te scheppen. Het regionaal economisch beleid van de provincie is succesvol als beoogde resultaten worden gehaald en bedrijven het ondernemersklimaat in Gelderland als positief ervaren. Voor het meten van het succes zijn heldere SMART geformuleerde doelstellingen essentieel. Resultaten van innovatie moeten zichtbaar worden gemaakt en worden gedeeld. Er moeten valorisatie-indicatoren worden vastgesteld waarop organisaties kunnen worden afgerekend. Via een open lijn met ondernemers, werkgevers en werknemers, als vertegenwoordigers van het georganiseerde bedrijfsleven, kan de provincie continu het succes van het beleid toetsen. Provincie stelt kaders en controleert, de uitvoering op afstand De uitvoering van het beleid, zoals het bevorderen van innovatie door de overheid vraagt om durf en vertrouwen. Innovatie is in zijn algemeenheid een onzeker proces, waarbij in een beginfase nog geen zicht is op succes. En niet alle initiatieven zullen een succes worden. Wel ligt er, mede als gevolg van fouten die in het verleden zijn gemaakt, een grote politieke druk bij provinciale staten om het dagelijks bestuur te willen controleren en om verantwoording af te leggen aan de achterban met betrekking tot de besteding van de publieke middelen. Vertrouwen en controle kunnen samengaan in opzet van programma’s, waarbij de uitvoering geschiedt door organisaties op afstand of regiegroepen24, die een grotere verantwoordelijkheid krijgen. Provinciale staten kunnen op programmaniveau doelstellingen formuleren, die door het dagelijks bestuur worden bewaakt. De regiegroepen moeten het vertrouwen krijgen het programmabudget te besteden aan individuele projecten, die bijdragen aan de doelstellingen op programmaniveau. Door volledige openheid te betrachten door de regiegroepen ontstaat het vertrouwen, dat het publieke geld goed wordt besteed en worden anderen geprikkeld om de goede voorbeelden van innovatie te volgen. De provincie heeft de taak via de PDCA-cyclus25 de uitvoering te controleren. Organiseren van collectiviteit Eén van de rollen die de provincie moet vervullen in het stimuleren van de regionale economie is het faciliteren van collectiviteit van ondernemers op lokaal niveau. Bedrijven kunnen gezamenlijk bijvoorbeeld per gemeente, bedrijfsterrein of winkelcentrum, de verantwoordelijk nemen voor het beheer en de ontwikkeling van de eigen omgeving. Collectieven van bedrijven kunnen gezamenlijk werken aan bijvoorbeeld marketing, veiligheid, omgevingsmanagement, energiebeheer en (digitale) infrastructuur. Door dergelijke collectiviteit te ondersteunen kunnen (overheids-)doelen worden gehaald met op termijn afnemende inzet van publieke middelen. Het organiseren van collectiviteit kan ook een belangrijk middel zijn om innovatie te bevorderen. Een collectief van gebruikers van producten en diensten levert voor bedrijven de benodigde schaalgrootte op, om klantgericht te innoveren. Bedrijven kunnen (regionale) klantcollectieven gebruiken om te innoveren. Klantencollectieven kunnen bestaan uit consumenten, patiënten, maar ook uit ziekenhuizen, brandweercorpsen, veiligheidsregio’s, etc. Gebiedsontwikkelingen ten dienste van economische ontwikkeling De economische ontwikkeling van Gelderland wordt mede bereikt door een adequate inzet van het ruimtelijk instrumentarium, waarover de provincie beschikt. Regionale en lokale economieën kunnen 24 25
Zoals de RCT’s, Oost NV, de Valleys, Kiemt, NORT, RBT’s, Stedendriehoek Onderneemt, MKB winstpunt en de POA’s Plan, Do, Check, Act
22
profiteren van gebiedsontwikkelingen. Een bijzondere vorm van economische gebiedsontwikkelingen zijn de campussen en clusters. Innovatie wordt bevorderd als kennispartners en bedrijven in het zelfde werkveld op elkaars lip zitten. Bedrijven worden wereldwijd herkend als ze zijn gevestigd in een internationaal bekend staande campus. Investeerders worden aangetrokken door clustering in campussen. Ook de aanleg van nieuwe infrastructuur en een actief bedrijventerreinenbeleid versterken de regionale economie. De provincie heeft hierin een regierol en bevordert waar mogelijk de publiekprivate samenwerking. Het beschikbare instrumentarium biedt echter meer kansen dan tot op heden worden benut. In de volgende paragraaf zal daar nader op in worden gegaan.
23
5.
Instrumentarium
5.1 Arbeidsmarktbeleid Er zijn twee ontwikkelingen die het karakter van de arbeidsmarkt de komende jaren ingrijpend veranderen: de kwalitatieve onbalans in vraag en aanbod en de afvlakking van de groei van de beroepsbevolking. De afnemende beroepsbevolking zal de komende decenia in Gelderland meer dan gemiddeld in Nederland een rol gaan spelen. Samen met het dynamische proces van globalisering, technologische, sociale en organisatorische ontwikkelingen en innovaties kunnen deze ontwikkelingen de bottleneck gaan vormen voor een duurzame economische ontwikkeling van Gelderland. Hier ligt de uitdaging voor de provincie Gelderland. Regionale samenwerking bevorderen Verschillende organisaties zijn betrokken bij het regionale arbeidsmarktbeleid. Deze organisaties opereren ieder vanuit een eigen invalshoek. Ieder heeft een eigen verantwoordelijkheid en er is niet altijd een directe aanleiding om samen te werken. Het belang van de provincie dat gericht is op het goed functioneren van de regionale arbeidsmarkt op langere termijn vraagt wel om die samenwerking. Daarom is het essentieel dat de provincie investeert in het organiserend vermogen, om de verbindingen tussen organisaties van werkgevers, werknemers, onderwijs en gemeenten op gang te brengen en in gang te houden. De POA’s zijn het resultaat van deze verbindingen en zijn in staat de kwalitatieve onbalans op de arbeidsmarkt te verminderen. Daarbij moeten er wel meer dwarsverbanden worden gelegd met sectoren, branches en advies- en kenniscentrale, om zo maximaal mogelijk in te spelen op werkgelegenheidsontwikkelingen, beroepsmobiliteit en competenties van (toekomstig) werkenden. Deze processen, die zich voltrekken binnen en tussen ondernemingen en sectoren, moeten worden gestimuleerd. Een sterke rol van sociale partners en het onderwijsveld in de POA’s maakt de POA’s slagvaardiger en kan de rol van overheid beperken. Met de introductie van de Wet Werken naar Vermogen wordt de wet- en regelgeving voor de onderkant van de arbeidsmarkt (Wajong, WSW, WIJ en WBB) samengevoegd en herzien. De gemeentelijke uitvoering moet regionaal ingebed worden en aansluiten bij de arbeidsmarktregio’s van het UWV en de regionale platforms. Hiermee wordt de regionale structuur versterkt en blijft de eenduidige werkgeversbenadering behouden. De provincie kan dit proces van regionalisering versterken door op regionaal niveau afspraken te maken met gemeenten. Informatievoorziening als basis voor regionale visies In de eerste plaats is er gedegen basisinformatie nodig over de arbeidsmarkt op provinciale en regionale schaal, om de provinciale visie op regionaal economische beleid door te ontwikkelen. De waarde van de basisinformatie wordt verhoogd door aan te sluiten bij de specifieke behoefte van gebruikers. Deze informatie is ook relevant om een vraaggerichte benadering te stimuleren in relatie tot de kenniseconomie en organisaties in de regio te prikkelen een eigen beleid te ontwikkelen, netwerken en samenwerkingsverbanden op te zetten, met eigen actieprogramma’s te komen en projecten te definiëren voor de aanpak van knelpunten en kansen. Subsidie blijft nodig Het is belangrijk dat de provincie aansluit bij initiatieven vanuit de regio en overlegstructuren faciliteert op basis van werkprogramma’s en actieplannen. In het sociaal domein kan worden aangesloten bij de regiocontracten om de regionale gemeentenoverstijgende structuur te versterken. Hiermee wordt de samenwerking tussen kleinere en grote gemeenten - ook met het oog op de wijzigende regelgeving bevorderd. Voor het economische domein moeten projectmatig faciliteiten worden geboden en moet daarbij worden toegezien op voldoende betrokkenheid vanuit de vraagzijde. Alleen de projecten met draagvlak vanuit ondernemers en of branches verdienen de steun van de provincie. Provinciebrede initiatiatieven die bijdragen aam het beleid van de provincie vanuit bijvoorbeeld sectoren verdienen de steun van de provincie
24
Arbeidsmarktbeleid als voorwaarde voor innovatie Met gerichte arbeidsmarktprojecten kan een bijdrage worden geleverd aan het innovatiebeleid bij topsectoren en clusters. Zorgpunt is dat innovatie wordt geremd door onvoldoende geschoold personeel. Het voorkomen van deze kwalitatieve discrepanties op de arbeidsmarkt vereist een focus op een optimaal gebruik van kwaliteiten, de inzet van toekomstbestendige competenties van werkenden, goede voorlichting aan jongeren, het ondersteunen van arbeidsparticipatie van ouderen, maatwerk bij vraaggerichte scholing en niet te vergeten sociale innovatie. De POA’s kunnen innovatie stimuleren, door in hun programma’s hier de focus op te richten. De expertise en kennis, die wordt opgedaan met het regionale arbeidsmarktbeleid en de uitvoering van projecten moet gedeeld worden. Het is van groot belang, dat de provincie hiervoor initiatieven blijft nemen.
5.2
Innovatiebevordering
Intermediaire structuur De afgelopen jaren is een structuur van intermediaire organisaties in Gelderland ontstaan. Deze organisaties bevorderen innovatie bij bedrijven door de weg te wijzen en ideeën te ontwikkelen tot projecten. In ons advies Coalitiewerkprogramma26 wordt reeds uitgebreid ingegaan op de intermediaire structuur die in Gelderland beschikbaar is voor het bedrijfsleven. In dit kader volstaat de samenvatting uit dit advies, namelijk: a. Verbeter de onderlinge samenwerking tussen met name Oost NV en de RCT’s; b. Vergroot de betrokkenheid van het georganiseerde bedrijfsleven27 bij deze intermediaire organisaties; c. Geef deze “organisaties op afstand” meetbare doelstellingen mee en bewaak deze. Subsidies en fondsen De provincie vervult een actieve rol in het ondersteunen van innovatie in Gelderland door zeer gericht financiële middelen ter beschikking te stellen voor projecten. Het is essentieel dat het publieke geld van de provincie bijdraagt aan de beoogde beleidsdoelen, effectief wordt ingezet en aanvullend is op andere bij voorkeur private geldstromen. Met hetzelfde geld kan meer worden bereikt als naast subsidie ook andere financiële instrumenten worden ingezet. De provincie moet ter ondersteuning van innovatie kunnen beschikken over een breed palet aan instrumenten. Dit instrumentarium moet aansluiten bij de behoeften van de markt, het innovatieproces niet onnodig remmen en leiden tot een maximale bijdrage aan de groei van de regionale economie. Het innovatieproces doorloopt, voordat bedrijven, producten en diensten volledig in de markt zijn opgenomen, een aantal fasen van idee tot en met marktintroductie. Elke fase vraagt om eigen instrumenten. In de vroege fasen blijkt er vooral behoefte aan kleine bedragen, vooral in de vorm van subsidie met, vanwege de grote onzekerheid in deze fase, een beperkte controle vooraf op de besteding. In latere fases is er behoefte aan kapitaal en krediet. Ondernemers zijn in deze fase ook eerder bereid een deel van het geld later terug te betalen, omdat de kansen duidelijker in beeld zijn. Het publieke geld kan in deze fase worden ingezet met een toenemend revolverend karakter. In de latere fases van het proces zijn bedrijven uitsluitend op zoek naar kapitaal, voor een deel ook in de vorm van het versterken van het eigen vermogen met behulp van durfkapitaal. Het publieke geld dat daarvoor beschikbaar wordt gesteld levert een hoger rendement op, maar er blijven risico’s, die een betrokkenheid van de overheid, die verantwoordelijk is voor de regionale economie, rechtvaardigt. 26 27
SER Gelderland, 26 april 2011 Organisaties van werkgevers en werknemers (VNO NCW Midden, MKB Nederland Midden, FNV, CNV en de Unie)
25
gewenst instrumentarium Fase: haalbaarheid
marktverkenning
ontwikkeling
introductie
productie
Durfkapitaal: essentieel instrument voor economische ontwikkeling Silicon Valley is het grootste industriegebied ter wereld dat vrijwel volledig is gefinancierd door durfkapitaal28. Durfkapitaal is verantwoordelijk voor bijna alle netto waardecreatie in de VS in de afgelopen veertig jaar, terwijl durfkapitaal maar een zeer beperkt aantal bedrijven financiert29. Bedrijven die ons dagelijks leven hebben veranderd zoals Intel, Apple, Google en Facebook hadden zonder durfkapitaal niet bestaan. Durfkapitaal dient vooral door de markt ter beschikking te worden gesteld. Maar overheden kunnen (buitenlandse) investeerders over de streep trekken door mee te participeren in regionale fondsen. Er zijn wereldwijd goede voorbeelden. Belangrijk is dat een overheid een fonds niet zelf leidt, maar ervaren commerciële buitenlandse en lokale partijen inlijft die zelf samen een grotere bijdrage leveren. Bij succes kan de overheid zich na een aantal jaren terugtrekken uit de fondsen en kunnen de fondsen hun rol blijven vervullen zonder overheidssteun. Ook zijn constructies bekend met zogenoemde dakfondsen, waarbij een overheid vanuit één fonds meerdere fondsen laat ontstaan30. Selectiecriteria voor projecten De mate waarin publiek geld aan de markt voor innovatie beschikbaar moet worden gesteld is mede afhankelijk van draagvlak voor de projecten vanuit de samenleving en vanuit de markt. Draagvlak voor projecten kan blijken uit ondersteuning vanuit brancheorganisaties, ondernemersverenigingen of klantenpanels. Productinnovaties zijn het meest succesvol als deze tot stand komen in samenspraak tussen kennisinstituten, producenten en gebruikers. Innovaties zonder betrokkenheid van producenten 28
FD Outlook, maart 2011 The Illusions of Entrepreneurship, Scott Shane, 2008 30 Kapitale kansen: Slim geld voor ambitieuze ondernemers, Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid, 2011 29
26
én gebruikers zijn onvoldoende marktgericht. Deze partijen zijn gezamenlijk in staat de relevantie te bepalen, ook zonder inbreng van kennisinstellingen. Projecten en initiatieven, die aantoonbaar kunnen bijdragen aan stijging van de arbeidsproductiviteit en hogere economische groei verdienen de steun van de provincie, ongeacht de sector, ongeacht waar de kennis vandaan komt. Succesvolle projecten hebben de potentie in zich bij te dragen aan werkgelegenheid in Gelderland, aan nieuwe bedrijven en of aan het verstevigen van de concurrentiekracht van een sector in Gelderland. De financiële middelen van de provincie Gelderland dienen ten goede te komen aan de economische groei in Gelderland. Dit betekent niet dat alleen louter Gelderse projecten steun verdienen van de provincies. Ook projecten waarbij Gelderse bedrijven samenwerken met buitenlandse bedrijven en buitenlandse kennisinstellingen verdienen de betrokkenheid van de provincie. Daarbij is minder relevant of vanuit een postadres in Gelderland wordt geopereerd, maar vooral van belang dat door de betrokken bedrijven via werkgelegenheid en of export een bijdrage wordt geleverd aan de economie in Gelderland. Onderwijs en onderzoek vormen de basis voor innovatie. Het Rijk is verantwoordelijkheid voor het financieren van onderwijs en onderzoek bij universiteiten en hogescholen. De provinciale middelen ter bevordering van innovatie behoeven niet te worden ingezet als derde geldstroom voor de financiering van onderzoek aan universiteiten en hogescholen. De valorisatie van kennis naar producten en diensten is geen taak van de onderzoekswereld. Het zijn de bedrijven, die met behulp van externe kennis en met ondernemerschap in staat moeten worden gesteld om de kennis om te zetten in economische groei. Zowel startende maar vooral ook bestaande ondernemers moeten daarin door de provincie worden ondersteund. Succesvolle instrumenten continueren Gelderland beschikt inmiddels over een breed palet van instrumenten. De instrumenten die specifiek voor Gelderland beschikbaar zijn, zoals Gelderland voor Innovaties, het Innovatiefonds OostNederland en het Participatiefonds PPM Oost sluiten aan bij de behoeften van bedrijven in het innovatieproces en moeten worden gecontinueerd. Als regelingen succesvol blijken te zijn en kennelijk een gat invullen, dat de particuliere geldmarkt laat liggen, moet de provincie zo nodig meer geld ter beschikking stellen. Voorkomen moet worden, dat er door uitputting van deze fondsen een hiaat optreedt in de dienstverlening. Nieuwe instrumenten ontwikkelen Het succes van innovatie is afhankelijk van veel factoren en verschillende fases van de ontwikkeling van een product of een bedrijf. Jonge bedrijven hebben vaak behoefte aan relatief kleine kredieten, die voor banken niet interessant zijn, omdat ze relatief hoge transactiekosten met zich meebrengen. Deze behoefte uit de markt kan worden gefaciliteerd via microkredieten, die door regionale participatiemaatschappijen worden verstrekt. De provincie kan op de achtergrond als opdrachtgever fungeren. Voor zover deze maatschappijen zelf niet het nodige vermogen kunnen verschaffen, kunnen ze een rol vervullen in het verwijzen naar andere financieringsbronnen en in het ondersteunen van ondernemers in het opstellen van een financieringsverzoek. Landelijk vervult Qredits deze rol. Qredits kan met lagere kosten opereren dan traditionele banken. Zij kunnen meer aandacht besteden aan de beoordeling van de ondernemer en zijn of haar plan, waardoor ondernemers met goede plannen meer kans op kredietverlening hebben31. Gelderland zou voor dit marktsegment ook kunnen aansluiten bij dit initiatief. Voor innoverende bedrijven is ook de latere fase cruciaal. De regelingen en investeerders die de start hebben gefinancierd trekken zich terug en bedrijven moeten op zoek naar nieuw (eigen) vermogen. De toegang naar kapitaal is voor deze bedrijven vaak de belangrijkste belemmering voor verdere 31
Kapitale kansen: Slim geld voor ambitieuze ondernemers, Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid, 2011
27
groei. Terwijl juist deze bedrijven meer dan evenredig bijdragen aan hogere arbeidsproductiviteit en economische groei32. Om de economische groei niet onnodig te beperken is het van belang dat er fondsen beschikbaar zijn. Dergelijke fondsen verruimen ook weer de exit-mogelijkheden voor vroege investeerders, waardoor deze eerder bereid zijn om in te stappen in eerdere fases. De verwachting is dat de komende jaren er een grote behoefte ontstaat aan latere fase durfkapitaal doordat investeerders die hebben geïnvesteerd in de eerste fase van de ontwikkeling van een bedrijf zich zullen terugtrekken. Voorkomen moet worden dat bedrijven deze fase niet overleven als gevolg van het tekort aan kapitaal. Een aantal overheden in Europa heeft voor dit doel fondsen opgericht of de oprichting daarvan gestimuleerd. De provincie moet dit niet alleen doen, maar samenwerken met (andere) institutionele beleggers, de Europese Investeringsbank en private investeerders. Ook de andere faciliteiten die de Europese Unie biedt, zoals de Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve bedrijven uit het MKB (FSIM), moeten waar mogelijk door Gelderland worden benut. Ondernemers kunnen worden geholpen om hun plannen te verwezenlijken met eigen vermogen of vreemd vermogen. Met name het aantrekken van eigen vermogen in combinatie met de kennis en ervaring van de verstrekker van het vermogen, kan het succes van ondernemers versterken. Deze combinatie is het kenmerk van durfkapitaal van private investeerders. Een participatiemaatschappij kan een intermediaire rol spelen in het bij elkaar brengen van ondernemers die kapitaal zoeken en informele investeerders. Ook zou er meer ruimte moeten zijn voor samenwerking tussen regionale participatiemaatschappijen en private durfinvesteerders.33 Voor banken is de wereld van innovatieve ondernemers geen bekend terrein. Bij participatiemaatschappijen is deze kennis wel beschikbaar. De betrokkenheid van een regionale participatiemaatschappij bij de financiering van een bedrijf kan andere partijen, zoals banken en buitenlandse investeerders over de streep trekken om ook te participeren. De betrokkenheid van een regionale participatiemaatschappij zoals PPM Oost is daarmee een belangrijk kwaliteitslabel voor bedrijven. Dit kwaliteitslabel kan mogelijk gezamenlijk met alle provinciale participatiemaatschappij worden door ontwikkeld tot een label dat ook de toegang tot nationale en Europese regelingen versoepelt. Inzet eigen vermogen provincie Met de verkoop van de aandelen van NUON heeft de provincie een vermogen gekregen, dat wordt beheerd met de doelstelling het stamkapitaal in stand te houden en een zeker financieel rendement te behalen uit de belegging er van. Thans wordt het vermogen belegd in onder andere staatsobligaties in Europa en daarbuiten. Tegelijkertijd moeten bedrijven in Gelderland een beroep doen op institutionele beleggers en durfinvesteerders in binnen en buitenland voor het verkrijgen van het benodigde kapitaal. Bedrijven betalen daarbij rendementen, die ver boven het niveau liggen van de opbrengst die de provincie krijgt uit beleggingen. Deze beide werelden lijken dichter bij elkaar te kunnen worden gebracht, waarbij de provincie indirect haar vermogen kan beleggen met een hoger rendement en een vergelijkbaar risico. De financiële wereld dient te worden uitgedaagd een passende aanbieding te doen.
5.3 Gebiedsontwikkeling Het Rijk zet in op een verdere decentralisatie van het ruimtelijk beleid, waarbij de provincie in de toekomst een centrale rol kan vervullen door verantwoordelijkheid te nemen voor wat decentraal kan. De provincie heeft met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het instrumentarium in handen om het gewenste beleid en noodzakelijke gebiedsontwikkelingen ten uitvoer te brengen. Nu een fase is aangebroken, waarbij de financiële middelen voor de realisatie van plannen schaarser zijn geworden, is het van belang, dat de mogelijkheden van het wettelijk instrumentarium ten volle worden benut. Voor de provincie zijn in dit kader de structuurvisie en het inpassingplan het belangrijkste 32 33
Idem. Naar een gezonde basis: bedrijfsfinanciering na de crisis, Advies van de expertgroep bedrijfsfinanciering , 2011.
28
instrumentarium. Beide instrumenten worden reeds toegepast door de provincie Gelderland. Echter de mogelijkheden van de onderliggende financiële regelingen, als middel voor het realiseren van beleidsdoelen, lijken tot op heden onderbelicht te blijven. Deze instrumenten kunnen als volgt worden ingezet ter stimulering van de regionale economie. De structuurvisie als kader voor bovenplanse verevening Een structuurvisie is niet alleen een stapeling van visies en beleid. De wetgever verplicht de provincie ook in de structuurvisie aan te geven hoe zij denkt de voorgenomen ontwikkeling te verwezenlijken. En ook dient er in het kader van de grondexploitatiewet een doorkijk naar kostenverhaal en grondexploitatie gegeven te worden. Daarom bevat de structuurvisie een uitvoering- en exploitatieparagraaf. Deze paragaaf biedt een grondslag om bovenplanse verevening en eventueel kostenverhaal mogelijk te maken. Bovenplanse kosten kunnen voor meerdere locaties in de exploitatieopzet van het exploitatieplan worden opgenomen in de vorm van een fondsbijdrage, mits er voor deze locaties een structuurvisie is vastgesteld welke aanwijzingen geeft over de bestedingen die ten laste van het fonds kunnen komen (artikel 6.13 lid 7 Wro). Een gemeente kan een structuurvisie vaststellen voor de eigen gemeenten, maar ook de provincie kan een structuurvisie vaststellen, waarin regels zijn opgenomen voor een fonds, dat bovenplanse verevening van kosten en opbrengsten van verschillende bestemmingsplannen in verschillende gemeenten mogelijk maakt. Dit instrument kan worden ingezet in het kader van herstructurering en realisatie van bedrijventerreinen, in het kader van van rood voor groen, compensatie van EHS, groei en krimp, maar ook voor het behoud van voorzieningen op het platteland in combinatie met nieuwe ontwikkelingen in de steden. Het inpassingplan als normaal bestuurlijk instrument Voor een inpassingsplan van de provincie gelden de zelfde regels als voor een bestemmingsplan van de gemeente. Dat betekent dat de provincie ook de kosten van de realisatie van een inpassingsplan kan verhalen op eigenaren en of toekomstige gebruikers met behulp van een exploitatieplan. In het verleden waren provinciale staten terughoudend in het inzetten van het inpassingsplan als ruimtelijk instrument, omdat daarmee werd getreden in de bevoegdheden van gemeenten. In lijn met het adagium “je gaat er over of niet” kan worden gesteld dat daar waar een provinciaal belang in het geding is, het inpassingsplan een normaal bestuurlijk instrument is dat ook de mogelijkheden biedt om kosten te verhalen van ruimtelijke ontwikkelingen die noodzakelijk zijn voor het stimuleren en of versterken van de regionale economie. Actief grondbeleid via een grondfonds Een belangrijke basis voor actief ruimtelijk beleid door de provincie is een adequaat grondbeleid. De provincie beschikt daartoe over verschillende wettelijke instrumenten. Per ruimtelijke opgave dient een eigen mix van instrumenten te worden overwogen. Naast de wettelijke instrumenten kan ook worden gekozen voor de inzet van een Onroerend GoedBank of een grondfonds. In het Utrechtse deel van de Regio De Vallei zijn hiermee goede ervaringen opgedaan. Een onderzoek van Berenschot in opdracht van het SGVG concludeerde in 2008, dat het oprichten een onroerend goed bank in de vorm van een revolverend fonds leidt tot een slagvaardige, kostenefficiënte en transparante grondverwerving. De provincie Utrecht heeft inmiddels voor dit doel een Grondfonds opgericht, waarin ook gemeenten en waterschappen kunnen participeren. De SGVG heeft een zeker mandaat gekregen van de provincie Utrecht dit fonds te beheren34. Dit instrument past in de lijn van uitvoering op afstand. Ruimtelijke ordening ten behoeve van innovatie De provincie heeft verschillende instrumenten in handen om innovatie te bevorderen. Voor een groot deel zijn dit financiële instrumenten, maar er is ook een ruimtelijke component, voor zover innovatieve producten ruimte nodig hebben. In het traject van ontwikkeling, via marktintroductie naar productie is in aantal gevallen fysiek ruimte nodig om producten te testen, ontwikkelen en demonstreren. Een bedrijf wil bijvoorbeeld graag zijn nieuwe product in zijn eigen omgeving demonstreren aan zijn 34
Met vereende krachten, Kuindersma, W. e.a., Wageningen 2010
29
(internationale) klanten. De praktijk leert dat deze specifieke ruimtevraag niet altijd eenvoudig wordt beantwoord door gemeenten. De provincie heeft de mogelijkheid hierin te bemiddelen en zo nodig het voortouw te nemen door ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Ook zouden vergunningvrije zones een oplossing kunnen bieden.
Publiek private samenwerking Door een combinatie van particulier initiatief en publieke middelen kan meer worden bereikt dan ieder afzonderlijk. Bij de aanleg van wegen zijn ook in Gelderland al verschillende voorbeelden bekend waarbij overheid en bedrijfsleven elkaar vinden en nieuwe contractvormen toepassen bij het ontwerp, de realisatie en het beheer van ruimtelijke ontwikkelingen. Deze werkwijze kan worden geïntensiveerd en verbreed naar andere sectoren. Zo is het niet ondenkbaar dat in de toeristisch recreatieve sector met particuliere investeringen kan worden bijgedragen aan het halen van publieke doelen. Ook in het kader van krimp lijken er kansen te liggen door publieke en private activiteiten onder te brengen in één organisatie, waardoor voor beide partijen besparingen worden gehaald en voorzieningen in stand kunnen worden gehouden die anders zouden verdwijnen.
30
Bronnen: x
Basiscijfers jeugd, Colo, oktober 2010
x
Bedrijvenbrief, Minister EL&I, februari 2011
x
Bevolkingsprognose Gelderland 2010, provincie Gelderland, maart 2010
x
Economische verkenning 2011 – 2015, CPB, maart 2010
x
EUROPA 2020, Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, Europese commissie maart 2010
x
FD Outlook, maart 2011
x
The Illusions of Entrepreneurship, Scott Shane, 2008
x
Gebiedsontwikkeling in een andere realiteit: Wat nu te doen?, Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling, TU Delft, maart 2011
x
Gelderse groei langzaam vooruit, Arnhem-Nijmegen koploper, ING Economisch Bureau 2011
x
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid tot 2020, statennotitie Gelderland, februari 2011
x
Helft Nederlandse goederenexport naar Duitsland is van eigen makelij, CBS 2010
x
Kapitale kansen: Slim geld voor ambitieuze ondernemers, Adviesraad voor het Wetenschapsen Technologiebeleid, 2011
x
My Industry 2030; Nederland gaat het maken, van ambitie naar realisatie, ING, mei 2011
x
Met vereende krachten, Kuindersma, W. e.a., Wageningen 2010
x
Provinciale werkgelegenheidsenquête, uitkomsten onderzoek 2009, provincie Gelderland
x
Naar een gezonde basis: bedrijfsfinanciering na de crisis, Advies van de expertgroep bedrijfsfinanciering , 2011
x
NWO strategie 2010 – 2014, juni 2010
x
The Netherlands of 2040, CPB, juni 2010
x
Transport in Cijfers 2010, Transport en Logistiek Nederland, november 2010
x
Zevende voortgangsrapportage MKB participatie zevende R&D kaderprogramma, Europese Commissie, juni 2011
31
Gepubliceerde adviezen SER Gelderland
2010 januari
Gelders Milieuplan 4 (GMP4)
maart
Herijking economisch beleid
mei
Herstructurering bedrijventerreinen en marktwerking
juni
Korting provinciefonds
september
Dynamische Beleidsagenda Mobiliteit
december
De winst van CO2-reductie
2011 februari
Ambassadeurs voor Oost-Nederland
april
Coalitiewerkprogramma
juli
Sociaal profiel
juli
Mobiliteitsmanagement
In voorbereiding:
~?a^eX]RXPP[ZP]c^aT]QT[TXS
~:P]bT]ST\^VaP bRWTcaP]bXcXT