INLEIDING TOT SIDDOER
met Rabbi Michael ben Pesach Portnaar
Verkabbala Uitgevers
1
Vereniging tot Bevordering van Kennis van Kabbala Het Centrum voor Luriaanse Kabbala E-mail:
[email protected] Internetpagina: www.kabbalah-arizal.nl
Spuistraat 293 1012 VS Amsterdam the Netherlands Telephone: +31 (0)20 620 26 31
Alle rechten voorbehouden
© Uitgeverij Verkabbala Uitgevers, 2011
Eerste uitgave
Niets uit deze digitale uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever, uitgezonderd voor eigen gebruik of ten behoeve van artikelen en recensies ongewijzigd met vermelding van de bron.
ISBN: 2
Oproep aan de lezer Als u vast komt te zitten bij een deel van de tekst ondanks dat u zelf van alles heeft geprobeerd om er uit te komen, dan mag u vrijblijvend contact met mij opnemen via:
[email protected] Dit e-book moest zo snel mogelijk beschikbaar zijn voor onze studenten en lezers, waardoor er nog enkele taalfouten in kunnen voorkomen.
3
Les 1 Inleiding In Prie Ets Chajiem leren we de geheimen van de gebeden in de taal van kabbala. De taal van gebed zelf verschilt van taal van kabbala, dat is werelden, partsoef, geestelijke processen. Hier is de taal anders: mens tegenover hogere kracht, welke hogere kracht/de schepper, wordt gezien als gesprekspartner. Ik weet niet waar Hij is degene die kabbala leert weet wel waarvandaan hij het licht ontvangt, maar in taal van siddoer weten we het niet. Het is wel een speciale manier van communicatie met Hasjem. Het is een vorm van ma'n. Meesten doen het lo lisjma, maar we spreken niet van wat er in synagogen wordt gedaan, maar we spreken van de tekst zelf en niet over de houding van degene die een gebed zegt. Alleen Hasjem oordeelt over hoe jouw gebed is. De tekst is heilig, is opgemaakt door de laatste mannen uit de Grote Vergadering/Sanhedrin waarvan de boeken ook zijn opgenomen in de Tenach. Zij wisten verhouding tussen geestelijke wortel en het woord zelf. Zij wisten instinctief/intuitief door al het werk dat zij aan zichzelf deden en de Roeach haKodesj die op hen rustte... De geestelijke krachten konden zij overbrengen waardoor men gebed omhoog doet; zij konden dat in volgorde van gebeden doen. Er zijn verschillende siddoeriem, verschillende nuances in siddoeriem in de wereld. Dat is bewijs dat alles wel rust op eerste siddoer van de groten van Sanhedrin, 500/600 jaar voor onze jaartelling. Waarom was het nodig om in deze taal van verhouding tussen mens en wat men G'd noemt... eeuwige, almachtige, koning etc., het zijn allemaal hogere traptreden, krachten in het heelal die inbedding van het licht is in een bepaalde wereld, in een bep. partsoef e.d. ' Gezegend ben Jij onze Elokiem...' , dat is taal van Thora waarin kabbalistische krachten schuilen. Kracht ingebed in de werelden noemen wij Hasjem. Aanduidingen zijn er dat het oude grijze man is, en soms is het een ruiter, een jonge man met zwaard op paard...Het zijn allemaal weergaven van de kracht van Hasjem die zich manifesteert in de voorstellingen van de mens en vastgelegd in de letters van Hasjem. We hebben geleerd van de vier naturen in de mens. De mens is niet alleen het geestelijke. Hasjem heeft vier naturen geschapen. Dit is terug te vinden in de taal van de siddoer. Baroeg ata... ata is Hasjem, is biena, en dat het jetsiera is...dat is alleen naar geestelijke krachten. De geestelijke natuur in de mens sporen we aan door de taal van de kabbala, correcties van onze geestelijke natuur, het meest innerlijke. Maar daar omheen zijn nog 3 naturen in de mens. De dichtstbijzijnde is psychische aard, daar omheen is emotionele natuur en dan het lichamelijke. Daarvoor is deze siddoer opgemaakt, om al deze vier naturen een stimulans/inpuls te geven, ook al zien we in deze woorden in de siddoer niet expliciet/in concreto het weergegeven, het zit verborgen in de constructie van de boom des levens. 4
Het heeft een sterke inwerking op de drie uiterlijke vlakken van het menselijk zijn. Daarom hebben we ook het gebed nodig in de vorm zoals in de siddoer. Dan zijn we compleet. We leren Prie Ets Chajiem, het meest innerlijke, en hier met de siddoer vullen we het aan. Door Prie Ets Chajiem komt ook uitwerking op de andere naturen, want alle vier zitten in taal van kabbala, maar onder paraplu van het geestelijke dat het meest innerlijke van de mens aanspreekt. En de taal van de siddoer heeft accent meer de drie overige naturen van de mens, maar ook het geestelijke, het vierde component is er in verweven, ook al ervaren we het indirect, dus anders dan bij Prie ets chajiem. We leren hier dus wat we in essentie/in de wortel leren bij Prie ets chajiem. In de siddoer worden verzen genomen van verschillende delen van Tenach op de wonderlijke manier dat het brengt tot een intiem contact met het hogere. Pag. 1 Siddoer Dasberg (Dasberg schrijft dat volgend gebed alleen voor jonge kinderen is nadat zij 's ochtends de handen hebben gewassen. Maar Iedereen moet 's morgens bij opstaan de handen wassen (opheffen) en niet alleen jonge kinderen zoals Dasberg schrijft.)
Baroeg ata adonaj Elohejnoe melech ha-olam asjer kidsjanoe b' mitswotaw w' tsiwanoe al n' tielat jadajiem. Gezegend ben Jij Hawajah onze elokiem koning van de wereld die ons heeft geheiligd door Zijn voorschriften en ons heeft opgedragen over/aangaande het verheffen van de handen. Deze regel is wel specifiek voor jonge kinderen: Thora tsiva lanoe mosje morasja k' hilat ja' akow. De Thora heeft ons Mosje opgedragen als erfenis van de gemeenschap van ja'akov.
B'rachot jachoeloe al rosji. Moge de zegeningen rusten over/op mijn hoofd. woorden uit spreuken van Salomo: Sjma bnej moesar awiecha w' al titosj torat imecha. Hoor mijn zoon leer de aanwijzingen/tucht van jouw vader en verstoot niet de leer van je moeder.
5
(Een kind denkt dat het gaat over vader en moeder van vlees en bloed. Een kind leert het op deze manier om later zijn eeuwige vader en moeder te leren: aw' i, en dat natuurlijk via z'a en noekwa naar biena (met biena bedoelen we aw'i, er is lagere aw'i en hogere aw'i). Het helpt jouw ziel niet om de aanwijzingen van jouw vleselijke vader en moeder te volgen, wel dat je niet zomaar moet oversteken, aardse gevaren, maar het geeft geen voedsel aan je ziel).
6
Les 2 Pag. 1 Dasberg r.5 na dubbele punt. Dubbele punt in klassieke verzen die uit de Thora, Tenach komen, die hebben dubbele punt en dat is einde vers. De bedoeling is om elke vrijdag voor Sjabbat zo'n les maken. De hoofdzaak voor ons is Prie ets chajiem. We leren daar het geestelijke bij uitstek. Hier is het in een heel andere taal, bedekte vorm. Het komt overeen met kabbala maar opgemaakt door leden van de Grote Vergadering.
Thora t' hie emoenatie w' el sjaddaj b' ezratie. Thora zal zijn mijn geloof en El Sjaddaj tot mijn hulp.
El melech ne'eman El trouwe koning. (Zie je dat het a.h.w. gesproken taal is? De taal van de mens. De kabbala, de geheime betekenis is a.h.w. omhuld. Men richt zich tot Hasjem als koning en allerlei begrippen die de mens dienen te verheffen boven hun normale bestaan. Ze zien Hasjem dan als koning. Koning is vlees en bloed. Hoe kan je Hasjem dan als koning zien? Door geestelijke verbeelding, maar op generlei manier kan men het helder maken anders dan door de kabbala.) 1e keer sjma: Sjma Jisraël adonaj Elohejnoe adonaj echad. Hoor Jirael Hawajah is onze Elokiem Hawajah is Eén. Antwoord van malchoet: Baroeg sjem k'wod malchoeto l'olam wa-ed Gezegend is de naam van Zijn glorieuze koninkrijk voor altijd en eeuwig.
W' atem had'wekiem ba-adonaj eloheechem chajiem koelchem hajom. En jullie die aanhechten aan Hawajah jullie elokiem jullie leven allemaal vandaag. (Dit zijn de woorden van Thora. Mosje heeft dit gezegd in Dwariem, het laatste boek. Degenen die aanhechten aan Hawajah die leven allemaal vandaag. Niet in het verleden, niet in de toekomst, maar nu). 7
Liesjoeatecha kiwiti adonaj. Op Jouw hulp hoop ik Hawajah. (We hebben in Prie Ets Chajiem geleerd les 436? dat elk voorschrift bestaat uit oefda oemieloela, handeling en woord. Dus voordat men een kleine talliet aandoet - kleine kinderen kunnen het doen om te oefenen voor als ze volwassen worden - onder zijn hemd, dan zegt hij deze bracha (zegening). (Leer de begrippen aan in de heilige taal zodat ze gaan leven in jou). Voordat hij de handeling doet, zegt hij de bracha. Waarom? Het is dan niet zomaar een handeling, maar hij is daarmee bewust dat het een mitswa/voorschrift van Hasjem is. Op deze manier is het leven geordend dat als het een voorschrift van Hasjem is, dat het hem brengt tot lisjma, tot geven. Een mens uit het volk Jisraël moet telkens vanuit kawanna geven doen. Dat is Jisraël, dat is jood, dat is Hebreeër die op aarde is gezet om dat te introduceren. Zoals Hasjem doet, zo dient Jisraël te doen. Eerst Jisraël naar vlees en bloed, maar in de ontwikkeling van de mens kwam een moment waar niet meer 'wij' geldig is maar 'ik'. Elk mens heeft Jisraël in zichzelf. De siddoer richt zich tot Jisraël in de mens. Hoor je wat ik zeg? Het is niet een siddoer voor een jood van vlees en bloed. Hoeveel joden slaan de siddoer open en dat hun ogen dan dicht zijn? Wat helpt het hen? Vanaf de tijd van Ari was het tijdperk van 'ik' al aangebroken. In elk mens zit Jisraël en de volken der wereld. Probeer dat steeds voor ogen te hebben. Je zal dan zien dat alles wat we leren algemeen menselijk is. Het is voor elk mens. Het geestelijke, de heilige boeken, ook Hasjem, richt zich alleen tot Jisraël. Indirect ook tot de volken der wereld en allemaal in één mens. Waarom? Omdat Jisraël in de mens is boven de chaze en dat zijn de keliem van Hasjem. Onder de chaze zijn de keliem van de mens zelf. De mens moet wel zijn keliem corrigeren op de manier dat hij ze boven de chaze brengt op de manier zoals we leren in het algemene aspect om de heilige vonken uit te trekken uit de kliepot en ze omhoog te brengen door ma'n omhoog te doen naar Atsieloet ‘Baroeg ata adonaj Elohejnoe melech ha-olam asjer kid'sjanoe b'mitswotaw w'tsiwanoe’ zijn 10 woorden en dat is niet toevallig. De meeste zegeningen gaan vooraf met deze 10 woorden die natuurlijk overeenkomen met 10 sfirot en achteraf komt dan de concrete mitswa. Lofzegging over arba knafot (4 schouwdraden. Bedoeld wordt kleine talliet).
Baroeg ata adonaj Elohejnoe melech ha-olam asjer kid'sjanoe b'mitswotaw w'tsiwanoe al mitswat tsitsit 8
Gezegend ben Jij Hawajah onze elohiem koning van de wereld die ons heeft geheiligd met zijn voorschriften en ons heeft opgedragen over het voorschrift van tsietsiet. (Melech ha-olam, koning van de wereld... olam komt van het woord elem, verborgene. De diepe betekenis van melech ha-olam is koning van het verborgene in de mens en in het heelal.) (Niet na, maar voor het intreden in het gebedenhuis zegt men: Mah towoe ohalecha ja’akow misjknotecha Jisraël. Dit betekent niet per se een synagoge of een andere plek waar men geregeld komt om te bidden. Het is goed als het kan om thuis een vaste plek te hebben waar je kabbala leert, siddoer, bidden, van alles. In elke ruimte kan het, maar het is beter om het op één bepaalde plek te doen. Dat is de plaats van jouw bedehuis. Je hoeft niet buiten jouw huis te gaan om het te doen, want wat bereik je daar? Kan jij je daar concentreren? Wie kan zich concentreren in een bedehuis? Geen mens, want men kijkt naar anderen. Men wordt ingenomen door iets wat buiten mijzelf is, iemand die voorleest... Wat heb je met hem te maken? Absoluut niets. Wat helpt het jou? Wat voor goeds zal er komen door die lummel die daar staat? Absoluut niets. Jij bent degene die begint en eindigt. Jouw hart telt en niet één of andere lummel die daar staat, die door de gemeente is aangesteld om dat te doen. Ze betalen hem daar extra voor en zijn eer enz... Het geeft jou niets. Je hebt thuis jouw eigen bedehuis. Synagoge is Grieks en in het Hebreeuws is het beth haknesset, huis van samenkomst. Maak ergens in jouw huis... het hoeft geen kamertje te zijn, maar een plekje, dat je weet: dat is mijn plek, de plek waar ik in de regel mijn geestelijk werk doe. Dat is dan jouw beth haknesset. Wie komt daar samen? Jij komt daar samen. Jij brengt al jouw krachten samen wanneer je daar komt. Wanneer je in je zitkamertje zit met jouw vrouw, man, kennissen, vrienden, televisie kijken of wat dan ook...jouw zinnen zijn dan een beetje verstrooid. Je geeft een beetje aan jouw hond, kat...je bent bezig met je werk of wat dan ook. Maar wanneer je in Beth haknesset komt, jouw kamertje, dan weet je automatisch van binnen al 'ah, hier is de plaats waar ik al mijn zinnen, al mijn krachten, bij elkaar breng'. Alle vectoren/pijltjes van mijn energieën kijken allemaal omhoog naar die Ene, naar Hasjem. Jouw hart, al die steentjes die jij gegooid had en dat nodig is overdag voor allerlei andere zaken...een mens is niet alleen geestelijk zoals we geleerd hebben maar vier naturen... je brengt ze dan in dat kamertje van jou weer bij elkaar. Dus voordat je binnenkomt, en niet erna zoals Dasberg zegt, zeg je:)
Mah-towoe ohalecha ja'akow misjknotecha Jisraël. Hoe goed zijn jouw tenten ja’akow misjknotecha Jisraël. (Dit zijn de woorden die over Jisraël werden gezegd in de thora...Bilham wilde het tegenovergestelde doen aan het volk Jisraël dan zegenen, vervloeken, en hij heeft hen gezegend. Hij keek naar de plaats waar Jisraël stond, zijn lippen gingen open en i.p.v. vervloeking kwam er zegening uit. Vervloeking is datgene wat uit de mond van de s'a, de wens om voor zichzelf te ontvangen, komt. De woorden van zegening komen uit de mond van die lisjma doet, die zegt vanuit de wens omwille van het geven.) (Mah-tovoe ohalecha ja'akow misjknotecha Jisraël. 9
Kijk nou, het zijn twee dingen: ohalecha, tenten van ja'akov, maar woonplaatsen van Jisraël. Tent is wat nog zwak is, is nog onderhevig aan schommelingen; door de wind gaat hij heen en weer, met gemak wordt hij weggerukt. Misjk'notecha, jouw woningen, daar waar de mens al permanent woont dat is van Jisraël. Ja'akov is een klein partsoef, van onder de chaze. Jisraël is de hele partsoef, van gadloet van z'a, of van de mens die dit niveau bereikt. De hele partsoef van tien sfirot staat stevig als een stenen gebouw.)
W' ani b'row chasdecha awo bejtecha esjtachawe el hejchal kadsj'cha b'jiratecha. En ik met veel chessed/genade zal Jouw huis binnenkomen (het heiligdom) en ik zal neervallen bij de zaal van Jouw heiligheid met ontzag. (Dat is helemaal terecht dit te doen in jouw kamertje. Kijk naar Mosje, die heeft niet anders gedaan. Voor het volk moest hij die mobiele tempel opbouwen, maar hij had ook zijn eigen tent. In zijn tent had hij een speciale plaats waar hij ontmoeting had met Hasjem. Duidelijk? Dat is een mooi voorbeeld voor ons. Dat is jouw heiligdom. Niet dat kamertje, maar jij in dat kamertje. Wat je van dat kamertje maakt...het heeft vier muren en jij hebt a.h.w. ook jouw vier ama enz.)
Adonaj ahawtie m'on bejtecha oem'kom misjkan k'wodecha. Adonaj ik had lief het vertrek (me'on is vertrek en is een prachtige naam voor dat kamertje waar jij je intiem met het geestelijke bezighoudt.) van Jouw huis en de plaats vanwaar Jouw glorie is gezegend.
W'ani esjtachawe w'echra-a ewr'cha lifnee adonaj osie. En ik zal neervallen en buigen knielen voor Hawajah die mij gemaakt heeft. (Dasberg vertaalt het met geschapen, maar dan zou er het woord bori staan en niet osie. Osie komt van oseh, doen, assieja. Hier dus: die gemaakt heeft. Er staat ook niet ' gevormd' heeft. Niet van brieja of jetsiera, maar van assieja want we staan hier nog in het prille begin, in assieja.)
W'ani t'filatie l'cha adonaj et ratson elohiem b'rov chasdecha aneenie. En ik (wat mij betreft) mijn gebed is voor Jou adonaj/Hawajah op de tijd van welwillendheid elohiem met veel chessed antwoordt mij, waarlijk is Jouw redding.
10
Les 3 /Pag. 2 van Dasberg r.4/ Voordat we verder gaan kijken we even naar wat we tot nu toe hebben geleerd. Er is iets waar wij geen aandacht aan hebben geschonken. De eerste plaats waar het staat is pag. 1 regel 10: לִיׁשּו ָע ְת ָך ִקּוִיתִי ייLisjoeatcha kiwiti adonaj. Binnen het woord lisjoeatcha zit het woord jesjoea. Overal in de siddoer vertaalt Dasberg het woord jesjoea met hulp. Ook ik heb mij versproken door het te vertalen met hulp terwijl uiteraard de betekenis jesjoea redding is. Hulp is ezer. Zoals hij het vertaalt ‘op Uw hulp hoop ik Hasjem’, dan zal het zijn: l’ezracha kiviti Hasjem. Ezer is het woord voor hulp. Dus overal waar wij woorden tegen zullen komen die afgeleid zijn van de stam jesjoea, daar is de geheime betekenis dat het slaat op Masjiach, Jesjoea die te verwachten was. Sanhedrin heeft alle teksten opgemaakt voor de siddoer. Dat was nog voor de komst van Jesjoea. Het was grof genomen vijfhonderd zoveel voor deze jaartelling. Er was wel de vraag naar Hasjem om Jesjoea Zijn profeet te zenden waarover Mosje heeft gesproken ‘na mij zal een profeet komen en naar hem moet je luisteren’. Dat is ook terug te vinden in de gebeden die opgemaakt waren door de Grote Vergadering, Sanhedrin. Door hun roeach hakodesj geïnspireerd hadden zij in hun gebeden gesmeekt om te zenden Zijn zoon om van hem te leren de wetten van het koninkrijk der hemel. Door roeach hakodesj wisten zij dat door de komst van Jesjoea een heel ander tijdperk zou aanbreken, een tijdperk van individuele relatie met Hasjem. We kunnen dat terugvinden in de gebeden zelf. Sommige verzen gaan over wij en andere over ik, het iktijdperk. Daarom vroegen zij Hasjem om Jesjoea naar hen te zenden, want hoe kan men redding ontvangen anders dan door de vertegenwoordiger van Hasjem in de schepping? Kether is de vertegenwoordiger van Hasjem en dat is Jesjoea. Door Jesjoea verkrijgen wij de redding, want wanneer men zijn aviejoet verdunt tot de klie kether komt men tot de wens om te geven. Dat is de klie kether, de wens om te geven. Alleen de wens om te geven verlost de mens. Erg eenvoudig. Alleen de wens om te geven. Hoe kunnen wij geven als we alleen de wens om te ontvangen zijn? Alleen door ons te verbinden met die Jesjoea. We hebben die ook in onze kether die rondom ons is. Het is geen deel van ons. Wij zijn 9 sfirot net zoals z’a. Kether betekent kroon. Kroon is niet een deel van een koning of een mens. Het is iets buiten de mens. We hebben dat geleerd. Kether is een omhulsel waarin die mochin zijn. Het behoort a.h.w. niet bij de overige 9 sfirot, bij de vier stadia. Op pag. 1 in dat korte versje hebben we het voor het eerst: לִיׁשּו ָע ְת ָך ִקּוִיתִי יי De eerste letter lamed is een voorvoegsel dat in het Nederlands het voorzetsel aan/voor/tot en in het Nederlands ook ‘op’ is. Jesjoea zit daar en aan het einde tav en kav. Kav met een kamats, cha, geeft een bezit aan: ‘van jou’ en de tav die verbindt jesjoea met die cha, want anders zou het zijn jesjoea cha. Volgens de vocalisatiewetten waar ik voorlopig niet op in ga is het onmogelijk, er moet een tav ingelast worden. Letterlijk is het ‘voor/op Jouw redding heb ik gehoopt’. Dat is de directe betekenis, maar natuurlijk door de profetie van de leden van de Sanhedrin, de Grote Vergadering,
11
hadden ze ook op deze manier geprofeteerd over Jesjoea. Ze zeggen dan: ‘ik heb gehoopt op Jesjoea, Hasjem’. Waarom staat er niet ‘ik hoop’? Waarom staat het in verleden tijd? Je ziet dat Dasberg het netjes vertaalt met tegenwoordige tijd, maar er staat geschreven: ik heb gehoopt. Waarom is dat zo? Het is correct dat het hier in de verleden tijd staat: ik heb gehoopt op Jesjoea, ik heb gehoopt op de redding. Het resultaat van mijn hopen op Jesjoea is mijn optrekken van ma’n. Daarom doe ik de ma’n nu opstijgen. De verbinding tussen mijn vorige toestand, mijn huidige en mijn toekomst. In die hoop zit ‘ik heb gehoopt Hasjem op Jouw redding’. Het is al zo zeker als dat het al geweest was. In de tegenwoordige tijd is alsof ik nog niet zeker ben, nog niet voldoende emoena, geloof, heb. Kijk in welke vorm ze het hebben opgemaakt. Het is zo zeker voor mij, het is alsof ik al gekregen heb Jouw redding. De leden van de Grote Vergadering hadden deze redding nog niet, maar zij wisten wel in hun geest, in hun profetie, met alle zekerheid dat die redding zal komen. Daarom drukken zij het uit met een werkwoord in het verleden. Kiviti, ik heb gehoopt. Alsof mijn hoop al gerealiseerd is, alsof ik al verhoord werd en Jesjoea heb ontvangen nog voor zijn komst hier op aarde. Duidelijk? Twee betekenissen van lisjoeatcha…. op Jouw redding hoopte ik. Men richt zich dan tot Hasjem. De geheime betekenis nog is: op Jouw Jesjoea, Jouw Masjiach, Jouw zoon die Je nog naar ons toe zal zenden, zo hoop ik, want via Hem zal ik mijn Redding ontvangen. Dat is lisjoeatcha. Op een andere plaats, ik heb niet zo bij mij waar dat staat, hebben we lisjoeatecha. Niet lisjoeatcha, maar lisjoeatecha. Wat is het verschil? Is er verschil semantisch, inhoudelijk? Nee, dat is er niet. Het zijn twee vormen van vocalisatie, zoals ik dat noem: beklinkering. In de normale toestand, dat betekent de toestand waar lisjoeatcha staat ‘jouw redding’ als we de eerste betekenis van het woord nemen… als dat staat aan het begin van een woord of in het midden waar geen volle stop is, waar de melodie van het vers even stopt…waar het voor de pauze staat, dan wordt gebruikt lisjoeatcha. Ik geef dit als voorbeeld. Lisjoeatecha staat voor een pauze en dat kan zijn in het midden van een zin. Hoe kan je in het midden van een zin zien of er een pauze is? Door de zangtekens, de cantillatietekens. Er staat dan onder het woord een omgekeerd vinkje. Hoe het heet doet er niet toe. Daar is zo’n verschijnsel dat men een extra vocaal geeft zoals in dit geval lisjoeatecha. Ik geef even een voorbeeld: wij zijn in onze Prie ets chajiem bijna aangekomen bij Sjma Jisraël. Als je op pagina 39 van Dasberg kijkt, zie je onderaan Sjma Jisraël, Hoor Jisraël. Als we naar de eerste, bekende, zin kijkt na Sjma: w’ahavta et Hasjem elokeicha b’chol l’wawcha oev’chol nafsjcha oevchol m’odecha. En je moet liefhebben Hawajah jouw Elokiem. En dan staat er: b’chol lewawcha, net zoals lisjoeatcha. Er staat niet lewawecha. B’chol lewawcha, met al jouw hart. Oev’chol nafsjcha en niet nafsjecha, net zoals in ons geval met lisjoeatcha. Voor het einde van de pasoek, vers, is het anders: oev’chol m’odecha en niet m’odcha. Volgens de normale regels van vocalisatie zou het zijn m’odcha. Waarom staat er m’odecha? Omdat aan het einde van een vers de Masoret, de traditie ongeveer achtste eeuw van deze jaartelling, hadden zangtekens ingevoerd. Door de roeach hakodesj wisten zij wel hoe die klinkers/klanken te plaatsen. Er waren geen klanken. Men wist hoe de Thora te leren, maar de Thora was niet beklinkerd. De Masoret hebben dat wel gedaan. Het was een groep van geleerden die toen de gaven hadden en de opdracht van 12
boven hadden om dat te doen. Zij hadden op deze manier klinkers, nekoedot, ingevoerd in de Thora, zoals we ook zien in onze siddoer en ook de kroontjes. Hier zien we de kroontjes niet, maar wel de zangtekens. Volgens de loop van de zinnen in de heilige taal treedt vlak voor de pauze, één lettergreep voor de pauze, dit verschijnsel op dat er een klinker bijkomt en in de regel is het de klinker segol, dus drie puntjes.
Duidelijk? Ik heb een beetje geprobeerd zo op de vingers dat uit te leggen zonder gecompliceerde uitleg te geven. Belangrijk is de houvast, dat je concreet, praktisch weet hoe en wat. We keren nu terug naar pag. 1 naar lisjoeatcha kiviti Hasjem. Als ik mij niet vergis is dat het eerste geval dat we de naam Jesjoea tegenkomen, hier in de siddoer. Naarmate wij verder vorderen zullen we telkens stil staan bij de gebruiken van deze naam in allerlei afleidingsvormen. Als je naar de regel zes kijkt zie je dat Dasberg niet consequent is. Nu is het duidelijk voor ons waarom hij niet consequent is. Het woord redding/verlossing durft hij niet in zijn mond te nemen omdat hij deze verbondenheid met Jesjoea niet kent. Daarom ziet hij dat niet. In de regel zes, vierde woord, daar is בְעזְ ָר ִתb’ezrati met mijn hulp. עזרEzra is hulp. b’ezrati met mijn hulp, je kan zeggen: in mij tot hulp. Letterlijk is het in mij of mij. Wat ik wilde zeggen is dat ezra hulp is en niet jesjoea want dat is redding. Dat was dus het eerste begrip van Jesjoea, redding. Op pag. 2 het laatste woord is jisjecha, dat komt ook van Jesjoea. De letter waw van Jesjoea is weg. De letter waw is zo’n letter die verschijnt en vervlucht. Dat is interessant in de naam van Jesjoea dat die soms aanwezig is en soms niet. Jisjecha…normaal zou het jisjcha zijn, maar omdat het einde van een vers is komt één lettergreep voor het einde dat verschijnsel van Masoret dat men in de regel een segol, de klank è, inlast. Hij zegt hier b’emet jisjecha, waarlijk is Jouw hulp. Je kan ook zeggen: waarlijk is Jouw Jesjoea, door de waarheid, in de waarheid is Jouw Jesjoea. Ook hier twee betekenissen: de redding die van Hasjem komt… en hoe komt de redding? Door het zenden van de profeet, de zoon van Hasjem die de wegen van Hasjem zal laten zien aan de hele mensheid. De volgende verzen vanaf regel vier ken ik niet. Het is minhag, Nederlandse traditie. In mijn siddoer heb ik het niet. Het doet er niet toe. We gaan proberen alles te doen wat we tegenkomen…sommige dingen misschien niet, maar we proberen het wel te doen. Elk woord, ook hier, is uit psalmen van David genomen uit verschillende plaatsen. Het is dus verstandig om die wel te doen.
Ani k’ratiecha ki ta’aneenie el hat aznecha li sjma imratie. Ik heb tot Jou geroepen want Jij zal mij beantwoorden Kel, Hasjem die vol van chessed is, leun Jouw oor naar mij hoor naar wat ik zeg.
Ani k’tsedek echeze fanecha esb’a w’hakets t’moenatecha.
13
Ik in rechtvaardigheid zal Jouw gezicht aanzien mij zal verzadigen bij het wakker worden Jouw beeld. (Het doet er niet toe dat ik het niet zo mooi vertaal. Ik probeer het naar geest te vertalen en zo letterlijk mogelijk. Onder de leden van de Grote Vergadering waren nog enkele grootste profeten, profeten die ook gecannoniseerd waren, profeten van Tanach.)
W’ani alecha watachtie adonaj amartie elohaj ata. En ik, wat mij betreft, op Jou is mijn hoop Adonaj, ik heb gezegd Jij bent mijn G’d, mijn Elohiem.
Sjma kol tachanoenaj b’sjawie elecha b’nasie jadaj el d’wier kadsjecha. Hoor de stem van mijn smeekgebeden bij mijn geschrei naar Jou toe bij het opheffen van mijn hand naar het verheven vertrek van Jouw heiligdom
Adonaj elohaj sjiwa-atie elecha watirpaeeni Adonaj mijn Elohiem, mijn geschrei is tot jou en… genees mij. (Kijk wat we leren van gebeden. Wat moeten wij vragen? Uit de siddoer kunnen we ook leren waar om we Hasjem moeten vragen. Genees mij… hij bedoelt hier niet genezen van fysieke ziekten. Als je Hasjem vraagt jouw aspecten die niet gecorrigeerd zijn binnen jezelf te genezen dan zal je automatisch ook genezing krijgen van jouw uiterlijke ziekten waarvoor je een dokter kan roepen en niet Hasjem aanroepen. Voor je fysieke ziekten kan je gewoon een dokter aanroepen. Pak een telefoon en haal je de dokter of ga je zelf naar een dokter. Maar hier vragen we Hasjem om innerlijke genezing).
Elecha adonaj ekra w’el adonaj etchanan. Jou Hawajah zal ik aanroepen en tot Hasjem zullen mijn smeekgebeden zijn.
Ha-iera panecha el awdecha hosjieenie w’chasdecha. Doe Jouw gezicht stralen naar Jouw dienaar, red mij met Jouw chessed/genade. (Hosjie-eenoe, breng mij redding. Ook hier zit Jesjoea. Breng redding tot mij. Hoe? Hasjem doet het door naar mij Jesjoea te sturen zodat ik mijn redding via Jesjoea zal ontvangen. We leren dan ook wat de redding is. Hosjie-eenoe w’chasdecha…wat is dan de redding waar ik om vraag? De redding zit in het ontvangen van chasdecha, Jouw genade. Dat is wat we ook hebben ontvangen van Jesjoea. Van Jesjoea komt alle genade in onze wereld.)
Ki l’cha adonaj hochaltie ata ta’ane adonaj elohaj. 14
Want op Jou heb ik mijn hoop geweest (naar Jou heb ik uitgekeken). Jij zal mij antwoorden Adonaj mijn Elokiem. (Jij zal mij antwoorden. 100%. Ik weet dat zeker. Als jij je richt tot Hasjem in jouw gebed…Jouw gebed moet zijn alsof Hasjem het al heeft ontvangen. Jij moet de zekerheid hebben van binnen dat Hasjem jouw gebed zal ontvangen en jou redding zal geven. Dan ontvang je ook de redding. Kijk nou hoe een gebed is opgebouwd, hoe David dat heeft opgebouwd door zijn roeach hakodesj. ‘Ik heb naar Jou uitgekeken en Jij zal mij antwoorden’. Ik weet 100% zeker dat Jij mij zal antwoorden. Met absolute zekerheid zal je ervaren dat Hasjem met jou is.
Sjim’a t’filatie adonaj w’sjawatie ha’aziena el dimatie el techarasj. Luister naar mijn gebed Adonaj en mijn geschrei verhoor. Blijf niet doof voor mijn traan. (…el-diem'atie al techerásj...Ik had even moeite met het vertalen van dit fragmentje omdat het een beetje 'vreemd' in mijn oren klonk. '(Blijf niet) doof voor mijn traan'. Hoe kan dat? Je zou eerder verwachten: 'blijf niet blind voor mijn traan'. Maar nee, het vers zegt: '(blijf niet) doof voor mijn traan'...want Hasjem hóórt een traan van een smekend mens: een traan die uit het hart komt en niet uit oogjes. De tranen uit oogjes kunnen immers bedrieglijk zijn...Daarom hoort Hasjem een traan! Wat een pareltje!)
Sjma adonaj w’chaneenie adonaj heje ozer li. Hoor Hawajah en wees genadig tot mij Adonaj wees mij tot hulp. (Hier is het ‘hulp’. Merkwaardig is dat deze verzen hier in deze siddoer van Dasberg niet worden vertaald. (Er wordt op de ‘vertalingspagina’ wel precies aangegeven waar deze verzen vandaan komen. Maar zou het iemand helpen om midden van zijn gebed te gaan zoeken naar die verzen eldersin een ander boek?) Ook 13 tot 18 wordt niet vertaald. Doet er niet toe. We doen wat in mijn armoedige bewoordingen…het doet er niet toe, je weet dan de essentie van die gebeden. En nog even voor de sluiting van de les…Mirjam heeft mij een mailtje gestuurd met een vers dat we nog zullen tegenkomen, ik weet niet precies waar het staat in Dasberg, het klinkt zo: … כי לישועתך קוינו כל היום ומצפים לישועהki lisjoeatcha kivinoe kol hajom oem’tsapiem lisjoea. Dit is een geweldige vers waarbij twee woorden zijn afgeleid van Jesjoea, redding. We kunnen het hier als volgt vertalen: …want op Jouw redding hebben wij gehoopt de hele dag. Hetzelfde is het in tegenwoordige tijd: ki lisjoeatcha kivinoe kol hajom, want op Jouw redding hopen wij de hele dag. Dan gaat het verder, let op wat hij ons zegt. Nog een keer: Op Jouw redding hopen wij de hele dag. Oem’tsapiem lisjoea, en wij kijken uit (dit is een ander woord voor hopen) naar Jesjoea (naar onze Masjiach).
15
Les 4 pag. 2, regel 13 Sjier hama’alot l’david samachtie b’omriem li bet adonaj nelech. Lied van traptreden voor/aan David (niet ‘van’ David zoals men dat normaal wil zien, maar ‘aan’ David. David heeft het ontvangen. Het dient ook aan David om daarmee op te stijgen langs de geestelijke traptreden. Koning David heeft al zijn psalmen ontvangen door de Roeach haKodesj, de Heilige Geest. In totaal 150 psalmen opgebouwd in één boek en daar bestaat ook een Zohar voor. We zullen dat stap voor stap bekijken.) ik verheugde mij wanneer men mij zegt wij zullen gaan naar het huis van Hasjem. (Interessant is hier ook deze vorm samachti, ik heb mij verheugd bij het zeggen van…Wij zijn zo’n constructie al eerder tegengekomen bij een profeet, zoals hier koning David, die een werkwoord stelt in de verleden tijd. Dat geeft aan dat hij zeker weet, erop vertrouwt dat iets op deze manier gebeurt. M.a.w.: ‘telkens verheug ik mij wanneer men mij zegt wij gaan naar het huis van Hasjem’. Hij bedoelt in het algemene aspect. In zijn tijd was er nog geen Tempel. De eerste Tempel heeft zijn zoon opgemaakt. We zien wat hij bedoelt met bet Hasjem: niet de Tempel zelf, maar de geestelijke traptrede die hem brengt naar het huis van Hasjem. Wat is huis van Hasjem, bet Hasjem? Kijk en niet blind zoals het volk duizend jaar doet. We raken alleen maar topjes van die gebeden aan. Ik heb ook geen taak op mij genomen om hier in de siddoer toelichtingen te geven. Ik beroep mij op Ari, op Prie Ets Chajiem, dat onze maatstaf is. Maar even tussendoor, wat ik zie en wat bruikbaar voor ons kan zijn op ons niveau, wat ik zie zonder mij voor te bereiden op de les… Ik zie dan iets dat mijn ogen doet openen en dat vertel ik jullie. Wat is bet Hasjem? Hawajah is z’a en bet, huis, zijn behuizing, zijn huis is malchoet. Hij zegt: we zullen opstijgen naar bet Hasjem, naar de malchoet van de wereld Atsieloet. Het huis van Hasjem is malchoet, Sjechiena.)
Sas anochi al imratecha k’motsee sjalal rav. Ik jubel over Jouw woord als iemand die een grote schat vindt.
Hak’sjiva l’kol sjavii malki w’elohaj ki elecha etpalal. Leun je oor naar de stem van mijn geschreeuw mijn Koning en mijn Elokiem want tot Jou zal ik bidden. (Aan het einde van dit vers hebben we ook dit verschijnsel dat er een extra klinker komt. I.p.v. itpalel komt er itpalal. Normaal is het onmogelijk om een kamats te plaatsen, r.15, in een gesloten letter. In de regel komt er patach, maar omdat het einde van de regel is…We hebben dat al eerder gezien met lisjoeatecha, daar kwam een extra segol aan het einde, voor een pauze en hier is het kamats).
16
Hawajah boker tisjma koli boker e’erach l’cha wa’atsape. (Kijk hoe hij zijn gebed opbouwt. Het is een dialoog. Hij praat met Hasjem.) Hawajah/Hasjem ’s ochtends zal Jij luisteren naar mijn stem in de ochtend zal ik mij opmaken voor Jou en ik zal er naar uitkijken (naar Jou). (Kijk hoe eenvoudig, hoe openhartig en intiem zijn gebed is).
Ani k’ratiecha ki ta’aneenie el hat aznecha li sjma imrati. (We horen weer de bekende wending van hem): Ik heb naar Jou geroepen/Jou aangeroepen want Jij zal mij antwoorden El mijn genadevolle Hasjem wendt Jouw oor naar mij toe hoor wat ik zeg.
Ragli amda b’misjor b’makheliem awarecha adonaj. Mijn been stond met mate/in de juiste mate (op een goede manier. Mijn been ging a.h.w. de goede kant op, Jouw wegen bewandelen) in gemeenten/verzamelingen/samenkomsten zal ik Hawajah zegenen. (Makheliem, het samenkomen, het verzamelen van alle krachten in mijzelf. Kijk wat hij ons zegt: Wanneer ik al mijn krachten in mijzelf terugbreng, volledig geconcentreerd ben op mijn gebed tot Jou zal ik Hawajah zegenen.).
Jigdal (Jigdal…We hebben gezegd dat we het zoveel mogelijk gaan vertalen zonder selecties te maken ongeacht wat Ari wel of niet had gezegd. We leren hier van gebeden en natuurlijk is alles… Al zegt Ari dat men Jigdal niet zegt… Het is van een joodse dichter. Ze hadden natuurlijk wel kracht om het op te maken. Zijn naam is Daniël ben Jehoeda uit Rome, 14e eeuw. Hoe dan ook werd het geïnspireerd, maar zo’n dichter kende niet de éénduidige verbondenheid tussen de wortel en zijn tak hier op aarde, om die te koppelen. Ik zeg het niet over hem, maar in de regel als Ari ons zegt om al die piejoetiem… dat hij al die geestelijke poëzie niet had gezegd, dan wist hij dat het prachtig opgemaakt was maar dat daar deze éénduidige verbondenheid met de wortel ontbreekt. Wij gaan het wel zeggen, leren, omdat we ons hebben voorgenomen om dat wel te doen, deze siddoer Dasberg).
Jigdal elohiem chaj w’jisjtabach, nimtsa w’ejn et el-m’tsioeto. Laat groot zijn de levende Elokiem en geprezen (Je kan ook zeggen: Moge levende Elokiem groot en geprezen zijn. We proberen zoveel mogelijk nuances in te brengen. Dasberg zegt: groot en geprezen is de levende G’d. Ik probeer de volgorde te handhaven, ook bij het vertalen: Laat groot zijn de levende Elokiem en gehuld/geprezen.) 17
(Puntje in de heilige boeken betekent een komma. Hier is het ook opgemaakt als heilig boek). Hij bestaat en er is geen tijd/geen limieten aan Zijn realiteit/bestaan. (Zie je hoe Dasberg het vertaalt? Ik zei nog dat ik niet zou kijken en niet naar zijn fouten ga wijzen. Hij zegt: Hij bestaat en Zijn bestaan is niet aan tijd gebonden. Dat is mooi, maar het staat niet in de tekst.)
Echad w’een jachied b’jichoedo, nelam w’gam ejn sof l’achdoeto. Hij is één en er is geen ene die is als Zijn enigheid, Hij is verborgen en er is ook geen einde aan Zijn eenheid.
Ejn lo d’moet hagoef w’eeno goef, lo na’aroch elav k’doesjato. Hij heeft geen gelijkenis van lichaam (men kan niet in Hem iets bepalen dat lichamelijk zou zijn. Hij heeft niet iets dat op een lichaam zou lijken.) en er is geen lichaam (niets materieels zit in Hem. Wij hebben bijv. vier naturen en in Hasjem zit geen één. Onze geestelijke natuur is wel het dichtst bij Hem, maar ons geestelijke natuur is ondenkbaar zonder bekleding. Bij ons zitten er altijd lagen van bekleding. De ziel kan niet hier op aarde komen zonder bekleding, maar bij Hasjem zit absoluut geen lichaam, geen omhulsels.), men kan niet bepalen/inschatten bij Hem Zijn heiligheid. (Dus ook de mate van Zijn heiligheid kan men niet inschatten. Als men iets kan inschatten dan is het al eindig.) (In de Kabbala leren we over de eigenschappen van z’a, de hele Boom des levens is z’a van de wereld Atsieloet. We leren daar eigenschappen van z’a in hele andere terminologie. En hier, de dichter die geïnspireerd werd schrijft Hasjem eigenschappen toe vanuit het aardse. Het is geen gebed. Het is a.h.w. geloofsbetuiging wat we hier in dit fragment, Jigdal, leren. Vanaf regel 4 zijn inleidende psalmen die ons eigenlijk voorbereiden op het eigenlijke gebed en dat begint pas op de volgende pagina. Dit is een warming-up a.h.w.).
Kadmon l’chol dawar asjer nivra, risjon w’ejn resjiet l’resjieto. Hij gaat vooraf aan alles wat geschapen is Hij is de eerste en er is geen begin aan Zijn eerste zijn. (Of het geen goed Nederlands is, dat doet er niet toe, het zijn de woorden. Kijk hoe die dichter het Oneindige weergeeft. Hij doet dat geweldig. Je kan zeggen Hasjem is de eerste, maar als Hij de eerste is dan zit er toch wel ergens een begin van iets. Hij zegt ons erbij: er is geen begin aan zijn eerste zijn, er is geen uitgangspunt van zijn eerste zijn. Dat is geweldig. Ons verstand kan het niet grijpen. Uberhaupt, het mediteren over de oneindigheid van Hasjem geeft enorme oerkrachten aan de mens en verbondenheid met het eeuwig leven.)
18
Hino adon olam l’chol-notsar jore g’doelato oemalchoeto. Ziehier Hij is de heer van de wereld voor alles wat gevormd is/voor elke vorming (het is moeilijk om ‘notsar’ weer te geven. Men zal het vertalen met ‘alles wat geschapen is’, maar wij zien dat het is van alles wat gevormd werd in de scheppingsdaad.) Hij leert/onderwijst Zijn grootheid en Zijn koningschap. Sjefa n’voeato n’tano, el ansjee s’goelato w’tifarto. De overvloed van Zijn kracht van profetie gaf Hij aan de mensen (mensen en niet mannen) van Zijn bijzondere keus en Zijn pracht. (pag.3 r.1) Lo kam b’Jisraël k’mosje od navie oemabiet et-t’moenato. Er stond geen ander in Jisraël op zoals Mosje (lett: Er kwam op in Jisraël geen ander als Mosje) een profeet en degene die Zijn beeld heeft gezien (lett: de ziener van Zijn beeld).
Torat emet natan l’amo el, al-jad n’vieo ne’eman beito. De leer van de waarheid gaf aan Zijn volk Kel (de Genadige Hasjem) door Zijn profeet, vertrouweling van Zijn huis. (Wat is Zijn huis? Malchoet natuurlijk. De kracht van malchoet. Vertrouweling, vertrouwde van de malchoet).
Lo jachalief hael w’lo-jamier dato, l’olamiem l’zoelato. (Derde woord is ha-Kel en niet Kel. Onze vriend Dasberg kan niet uitleggen waarom het op één plaats Kel is en zoals hier ha-Kel. Ha is een bepaald lidwoord. Wat betekent het dat hier haKel, de G’d, dus als bepaalde Hasjem die genadig is, en Kel is zonder artikel. Het is merkwaardig dat hij dat doet. We gaan het eerst vertalen. HaKel, Hasjem ingebed in chessed, dus genadige Hasjem. Chessed is sfira van z’a en die is verbonden met ha, met malchoet. We hebben dan Zo’N. HaKel is Zo’N. Als we Kel zien dan weten we dat het z’a is, zijn sfira chessed, de kracht van Hasjem in de sfira chessed. En als we zien haKel, dan is het de eenheid tussen z’a en noekwa, wanneer de noekwa naar hem opstijgt.) HaKel (Zo’N) zal niet doen veranderen en zal Zijn geloof/trouw (hij zegt hier Zijn wet, maar dat is het niet.) niet doen vervangen (causatief werkwoord: doen…. Hij bedoelt Zichzelf, Zijn aard) t.a.v. de werelden naar een ander( ץHet betekent dat Hij nooit zal veranderen, vervangen voor een andere. Maar wat voor een andere? L’olamiem vertaalt hij traditioneel met nooit. Hier staat Zijn wet en Zijn geloof zal niet veranderen en vervangen voor Zijn werelden. Vijf werelden zoals wij leren. Kijk nou wat een geweldig antwoord wij hebben voor al die geleerden. Zij gaan in de kosmos…Net gingen zij met ruimtevaart in de kosmos en zei zeggen dat zij beloven dat als ze andere wezens, civilisaties zullen zien, zij zich goed, naar behoren zullen gedragen. Er zijn geen andere civilisaties in de wereld, want Hasjem blijft trouw aan Zijn schepping, aan de wetmatigheid waarmee Hij de werelden heeft geschapen. We weten 19
dat in die lege ruimte die ontstond bij het scheppen van de wereld, het centrale punt, daar kwam vervolgens de kav binnen en het blijft altijd zonder verandering en vervanging van de kant van Hasjem. Van onze kant is permanente verandering en vervanging. Geen toestand lijkt op een ander. Elk moment is veranderlijk vanuit onze invalshoek, vanuit ons perspectief. Maar vanuit Zijn perspectief verandert er niets.)
Tsofe w’jodeea s’tareenoe, mabiet l’sof dawar b’kadmato. Hij ziet aandachtig en weet onze geheimen, Hij ziet het einde van dingen vooraf.
Gomeel l’iesj chessed k’mif’alo, noten l’rasja ra k’risjato. Hij bewijst aan een mens genade naar zijn daden, Hij geeft aan de boosdoener kwaad naar zijn kwaaddoenerij/slechtheid. (Het is vreemd wat hij nu zegt dat Hasjem kwaad geeft aan de boosdoener dus m.a.w. dat hij de boosdoener vergeldt naar zijn slechtheid. Kunnen wij dat verwachten van Hasjem? Daarom zegt hij het anders. Hij zegt niet dat Hasjem kwaad geeft aan een boosdoener of dat – zoals hij het vertaalt – hij een slechte vergeldt naar zijn slechtheid, G’d verhoede dat Hij dat zou doen. Het is een slechte vertaling. Hij kent de eigenschappen van Hasjem niet. Hasjem vergeldt nooit iemand. Hoe kan de pottenbakker zijn aardewerk, dat hij zelf maakt, vergelden? Hij maakt aardewerk en stel dat die valt of dat er iets aan de hand is met het aardewerk dat die van de tafel is gevallen of zo…gaat hij het dan verbrijzelen of iets anders? Natuurlijk niet. Hoe kan een vader dat doen tegen zijn zoon? Hoe kan Hasjem dat dan doen aan Zijn schepselen? Hasjem kan nooit vergelden. Van boven kan nooit kwaad komen. Hoe kan er kwaad komen van een Perfecte? Daarom is het raar, zeer slecht vertaald. De vertaling is: Hij geeft aan de boosdoener het kwaad te ervaren naar zijn kwaadheid. Duidelijk? Hasjem laat aan de boosdoener zijn eigen kwaadheid ervaren. Wat betekent dat? De mens doet iets kwaads… Een boosdoener draait zich van Hasjem, ontvangt voor zichzelf. Wat doet Hasjem dan? Hij doet G’d verhoede geen kwaad aan die boosdoener, maar omdat die boosdoener zich van Hasjem keert, zijn rug naar Hem toekeert, doet Hasjem precies hetzelfde. Niet om G’d verhoede die boosdoener te vergelden…dat is allemaal kinderlijke voorstelling van religie, van de volkeren. Hasjem doet precies hetzelfde. Waarom draait Hasjem dan ook Zijn rug naar de schepping als de schepping zijn rug naar Hasjem draait? Waarom? Waarom blijft Hasjem niet genadig, de mens stimuleren, aaien, steeds overtuigen om zich om te draaien naar Hasjem toe. Waarom doet Hasjem dat niet? Omdat er anders geen sprake zou zijn van vrije keuze. Hasjem heeft Zijn wet zo opgemaakt dat er geen geweld is in het geestelijke. De mens bepaalt zelf of hij boosdoener wil zijn of rechtvaardige. Daarom dat als een mens zijn gezicht van Hasjem afkeert, doet Hasjem hetzelfde. Dat is wat hij zegt: Hij geeft aan de boosdoener het ervaren van zijn kwaadheid naar zijn kwaadheid.
Jisjlach l’kets jamien m’sjiecheenoe, lifdot m’chakee kets j’sjoeato.
20
Hij zal zenden aan het einde der dagen onze Masjiach, om een verlossing te geven aan degene die wachten het einde van Zijn redding. (En een andere betekenis:…het einde van Zijn Jesjoea, Jesjoea van Hasjem).
Meetiem j’chajee el b’rov chasdo, baroeg adee ad sjem t’hilato. De doden zal Kel (Hasjem, de Genadige) doen opleven door Zijn grote genade, gezegend is de naam van Zijn hulde voor altijd en eeuwig
21
Les 5 pag. 3 van Dasberg r.8 Ochtendgebed. Het gebed heet Adon en dit wordt normal vertaald met Heer, Meester. Malchoet in haar volle toestand heeft de naam adni, maar de mannelijke vorm is adon, heer. Wanneer z’a bij malchoet komt dan is zij ook adon, heer. Hij is adon en zij is adni. Het woord adon in de r.9 moeten we verbinden met het eerste woord in r.10.
Adon olam asjer malach, beterem kol j’tsier niwra. De Heer van de wereld die regeerde/koning was, alvorens elk wezen geschapen werd.
L’et na’asa w’cheftso kol, azaj melech sjmo nikra. Tegen de tijd toen door Zijn wil/wens werd gemaakt alles, toen werd Zijn naam koning genoemd.
W’acharee kichlot hakol, l’wado jimloch nora. En wanneer alles zal voorbijgaan (vergaan, zoals men dat traditioneel vertaalt), dan alleen Hij die ontzagwekkende is zal regeren. (Het woordje ‘kol’ hebben we in de r.11 gehad, het duidt op jessod. Hier in het midden duidt het op de verbinding tussen jessod en malchoet. Hej is malchoet en kol is jessod. Vijf chassadiem die hij aan haar geeft. De diepe geheime betekenis van hakol...Hakol zal beëindigen…wanneer z’a en noekwa – de essentie van de schepping – voltooid/volbracht zal zijn…eigenlijk: zal vol-einden, dan zal alleen Hij regeren. Hasjem zal regeren, want tijdens de 6000 jaar van de schepping hechten zich kliepot aan die hakol, maar wanneer hakol – z’a en noekwa, zijn volbracht in de gmar tiekoen zal alleen Hasjem heersen en geen kliepa. Zijn bijnaam is ontzagwekkende. Nora, ontzagwekkende komt van jira, vrees. In het woord nora zit ook licht. Vrees is klie en wanneer klie vrees heeft voor het hogere dan ervaart die ook licht. Schittering komt in de klie, dat is het woord nora. Men vertaalt het gewoon met Ontzagwekkende.)
W’hoe haja w’hoe howe, w’hoe jihje b’tifara. En Hij was en Hij is, en Hij zal zijn in pracht. (Wat betekent dat? Hij, Hasjem, is z’a. De essentie van z’a zit in tieferet. Tieferet is het lichaam in tien sfirot en de verbindende sfira, die alles in zichzelf verbindt. Daarom zijn de woorden ‘w’hoe haja’, en Hij was…Wat betekent ‘en Hij was’? Dat is wat boven de chaze is, boven de tieferet. W’hoe howe, en Hij is, dat is de sfira tieferet zelf. W’hoe jihje, en Hij zal zijn, dat is wat onder de tieferet is. Eigenlijk slaat het in eerste instantie op de sfira tieferet zelf, die drie delen heeft zoals we weten: bovenste 1/3e deel van tieferet is boven de chaze wordt in de taal van de siddoer in Adon olam weergegeven door ‘w’hoe haja’, Hij was. 22
Vanaf de chaze tot de taboer is het middelste stuk van de chaze en komt overeen met ‘w’hoe howe’ en Hij is. En het onderste 1/3e van de tieferet dat onder de taboer is, komt overeen met w’hoe jihje, en Hij zal zijn. Dat zijn de drie delen van de tieferet in gewoon taalgebruik, in tijd weergegeven als Hasjem die eeuwig is, die in zichzelf verleden, heden en toekomst verbindt. Hawajah, dat is de volledige sfira tieferet. We weten dat de sfira tieferet de kracht heeft van de naam Hawajah, JKWK.)
W’hoe echad w’ejn sjenie, l’hamsjiel lo l’hachbiera. En Hij is één (zoals we geleerd hebben: Sjma jisrael hasjem elokejnoe hasjem echad, Hoor Jisraël Hawajah is onze Elokiem Hawajah is Eén. We hebben geleerd over die één, echad, gematria 13. Hij is één, in Hem is de hogere eenheid.) en er is geen ander (met Hem verbindt zich malchoet, mannelijk en vrouwelijk en er is geen ander), die zich met Hem zou kunnen vergelijken om zich met Hem te verbinden. (Wat betekent dat? Hij is Eén. Eén is de eenheid van kedoesja. In kedoesja de eenheid tussen z’a en noekwa en er is geen ander. Het één zijn komt nog van partsoef A’A, die één is, die wel noekwa heeft maar als één wordt gezien, er is geen tweede bij de A’A. Een wonderlijke verbinding heeft A’A tussen zijn mannelijk en zijn vrouwelijk, zij zijn één. En er is geen tweede, dat betekent dat er geen kliepa is die tot daar kan strekken om zich met Hem te vergelijken, om zich met Hem gelijk te stellen – dat betekent om te komen tot dezelfde traptrede als Hij. En om zichzelf te verbinden met Hem om te komen tot de verbinding met Hem. In verbinding kan men alleen komen wanneer men dezelfde eigenschappen, dezelfde strekking…omwille van het geven.)
Bli resjiet bli tachliet, w’lo haoz w’hamisra. Zonder begin zonder einde, en in Hem is de kracht en de heerschappij. (‘Zonder begin en zonder einde’ slaat op Ejnsof, de wortel waaruit al het goede komt, boven de hele schepping.)
: וצור חבלי בית צרה,והוא אלי וחי גאלי W’hoe eli w’chaj goali, w’tsoer chewli b’et tsara. En Hij is mijn genade (van Hem komt alle genade tot mij. Ejnsof die ingebed is in de sfira chessed.) en mijn levende verlosser, en mijn rotsvaste steun in de tijd van benauwdheid.
W’hoe nisi oemanos li, m’nat kosi b’jom ekra. En Hij is mijn vlag/vaandel (Een andere betekenis is: mijn wonder) en mijn toevlucht, een maat van mijn beker op de dag wanneer ik tot Hem zal roepen. (Wat betekent dat? Mijn beker is eigenlijk mijn klie. M’nat komt van het woord m’na, de mate van mijn ma’n die ik opbreng op de dag dat ik tot Hem zal roepen.)
23
B’jado afkied roechi, b’et iesjan w’a-iera. In Zijn hand zal ik mijn roeach toevertrouwen, in de tijd van mijn slaap en wanneer ik wakker zal worden. (Interessant is dat hij zegt… Dit gedicht is gemaakt door goddelijke inspiratie – natuurlijk door kabbalistische inspiratie, maar eigenlijk hoort het niet in de siddoer te staan. Het is toegevoegd. We hebben dat geleerd. Ze hebben het toch wel geplaatst in de siddoer eigenlijk vanwege de geweldige omschrijving van de eigenschappen van Hasjem. En wanneer een mens dat voorleest dan kan het bij een mens helpen om al zijn krachten als pijltjes te richten naar dat beeld van Hasjem, beeld qua krachten, qua eigenschappen. Kijk wat hij ons zegt in r.18 ‘In zijn hand zal ik mijn roeach toevertrouwen’, ik die onder de chaze is, trekt zijn ma’n omhoog met de vraag om reddend licht van Hasjem. Van onder de chaze naar de hand van Hasjem…In Zijn hand zal ik mijn roeach toevertrouwen. Het komt naar Zijn hand en dat is chessed van Hasjem…chessed en gwoera zoals wij weten. Daar zal ik mijn roeach…daar is de plaats voor de roeach, in het lichaam van de partsoef. Alles gebeurt binnen mijzelf. Als ik zeg ‘b’jado afkied roechi’, mijn roeach zal ik toevertrouwen in Zijn hand, dan is het niet iets abstracts dat alleen ergens in de hemel is. Alles gebeurt in mijzelf. Door die instellingen te maken, door mijn innerlijk werk aan mijzelf, door de voorbereidingen, de juiste kawanot, breng ik de ma’n vanuit de plaats waar geen licht is onder de chaze, wat onder de paraplu staat van de malchoet die aan de chaze staat – breng ik het omhoog naar het lichaam. Mijn eigen lichaam boven de chaze. Daardoor ga ik mij ervaren in de plaats boven de chaze en daardoor kom ik ook in contact met de plaats boven de chaze van de hogere. Wie is eigenlijk mijn Adon? Wie is mijn Hasjem? Hoe kan ik Hem ervaren? In mijn ervaring is mijn belendende hogere traptrede mijn Adon olam, de Heer van de wereld die ik ervaar in mijn keliem. Natuurlijk bestaat Adon olam in het algemene aspect, dat weet ik, maar dat weten helpt mij weinig als ik het niet ervaar in mijzelf. Als ik alleen maar uit mijn hoofd weet dat Hasjem de Heer over de wereld is enz… Het is buiten mijn keliem, alleen maar door mijn weten, door mijn intellect, door mijn hersenen. Zal dat mij helpen in mijn correctie-proces? Zal het mij doen uittrekken uit de kliepot? Hasjem wil graag dat wij dat correctiewerk doen, tiekoen, want alleen door mijzelf te corrigeren, corrigeer ik de wereld. Door tiekoen aan mijzelf draag ik bij aan tiekoen haolam. Alleen op deze manier. Probeer niet te denken dat jij door dingen naar buiten te doen jij de wereld helpt te komen naar het hoge doel van Hasjem. Dat is alleen maar wishful thinking. Horizontaal doen helpt absoluut niet. De mens moet eerst aan zichzelf werken, innerlijk werk doen in het gebed en in het leren van het Operationeel systeem om in eerste instantie zichzelf te corrigeren. Elke correctie van jezelf is indirect ook…want wat je aan jezelf corrigeert is een bijzondere correctie en uiteraard wordt alles ook vertaald in het algemene aspect, algemene correctie. Hou dit steeds in de gaten. Het is niet onze taak om bij een gebed onze keliem, ons lichaam, te verlaten, ergens te laten zweven boven ons lichaam. Het is allemaal fantasie, denkbeelden van allerlei religie dat het zo gaat. Nee, het is altijd binnen mijzelf. ‘Mi besari echeze eloka’, vanuit mijn vlees zal ik het Goddelijke zien, en niet búiten mijn vlees zal ik het Goddelijke zien. Duidelijk? Goed opletten. Geen komedie maken, denken dat het anders kan zijn, naar jezelf kijken vanuit jouw ziel die jouw lichaam verlaat…het zijn allemaal beelden. Waarom denken sommige dat zij wel…of laten jou geloven dat zij wel op deze manier dat doen…Het kan wel natuurlijk. Let op wat ik zeg: het kan een ervaring zijn wanneer men alleen met zijn hoofd het goddelijke denkt, maar niet ervaart, en dat is geen Thora. Duidelijk? Dat is een soort afgoderij. Hoe doet men dat? Alleen denken en dat denken blijft in het hoofd, boven in het hoofd en daarom geeft het een illusie aan degene die denkt Hasjem dat zijn ziel zijn lichaam verlaat, want het hoofd is eigenlijk geen lichaam. Hij heeft dan een ervaring…het lijkt hem 24
dan dat het boven zijn hoofd is, ergens aan zijn kroon, boven zijn hoofd en het is dan net of de ziel hem verlaat en a.h.w. boven zijn lichaam hangt. Dat is geen Thora. Het is ons ook niet gegeven het op deze manier te doen, want wat is de relatie met Hasjem? Is de relatie met Hasjem in het hoofd? Geen sprake van, want in het hoofd hebben we geen keliem. We hebben alleen mochin in het hoofd. Mochin hebben ook wel omhulseltjes – we hebben dat geleerd – net zoals tvoena, lagere iema, dat zij mochin, chaba’d, brengt in het hoofd van de z’a. Hoe? Door haar nh’j. Haar nh’j dienen aan die mochin als omhulseltje. Op geen andere manier kan het licht, de mochin, binnenkomen tot de mens, de schepping. De schepping is zo”n, zejr anpin en noekwa van de wereld atsieloet en de rest. Wij zijn daar ook een product van. Wat is dan de relatie tussen de mens en Hasjem? Alleen in ons lichaam. Niet de Schepper denken, want daardoor doen we geen dienst aan Hem, laat staan aan jezelf. Hasjem moet je ervaren, smaken in jezelf. Wat heeft Jesjoea aan ons gezegd? Hij brak de matsa door en zei: ‘dat is mijn lichaam dat ik geef aan jou’, dus eet mijn lichaam. En hij dronk wijn en zei: ‘dat is mijn bloed dat ik vergiet’ voor de mensheid. En dat betekent ook dat alleen binnen jezelf, binnen jouw keliem, binnen jouw chaga’t nhi’m dat zijn onze keliem en daar moeten we Hasjem voelen, Hasjem ervaren, Hasjem smaken en niet Hasjem denken in het hoofd.
W’im roechi g’wieati, adonaj li w’lo ira. En samen met mijn roeach/geest ook mijn lichaam vertrouw ik in Jouw hand (Hoe kan ik mijn lichaam toevertrouwen? Door de ma’n die ik doe opstijgen van mijn lichaam. Hij gebruikt een ander woord dan goef: g’wieati, en dat komt van onder de chaze.) Hawajah is aan mij (niet met mij, zoals in Dasberg, maar voor mij. Li is aan mij) en ik zal niet vrezen. (Als Hasjem voor mij is en van mij is… Dat betekent dat pas als ik mijn roeach aan Hem toevertrouw en mijn lichaam aan Hem toevertrouw, dan voel ik dat Hasjem van mij is en voor mij is. En uiteraard heb ik dan niets te vrezen.
25
Les 6 pag. 4 Dasberg regel 1
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam asjer kidsjanoe b'mitswotav w'tsivanoe al n'tilat jadajiem. (Deze zegenening is ons bekend. We hebben hem eerder gedaan op pag. 1 r.1 en 2, het gebed voor jonge kinderen, het wassen van de handen. Maar hier is het bedoeld voor een volwassen persoon die 's ochtends opstond en het ochtendgebed begon te zeggen. Hij heeft eerst Adon olam gezegd om eerst, voor alles, al zijn pijltjes van zijn energieën te richten naar de onzichtbare Meester/Heer van de wereld. De instelling…Waarom zien we dat het ochtendgebed begint met Adon olam, Heer/Meester van de wereld? Als de mens 's morgens opstaat is hij zeer gebonden aan zijn lichamelijke en eerst moet een mens zich onttrekken daarvan, alle krachten omhoog brengen. Dan pas wordt een mens in staat gesteld om met een hogere te communiceren. Wanneer wij ons alleen bevinden in onze keliem van ontvangen waar ook aanhechting van de kliepot zijn...we kunnen daaruit niet communiceren met Hasjem. Duidelijk? Eerst onze krachten van beneden omhoog brengen, onze pijltjes kijken dan omhoog en stap voor stap kunnen we ontwaakt raken voor het geestelijke en in verbinding komen met Adon olam, omdat we dan een soort overeenkomst naar eigenschappen hebben bereikt.) r.3)
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam asjer jatsar et ha-adam b'chochma oewara wo n'kaviem n'kaviem chaloeliem chaloeliem giloej w' jadoea lifnee chisee chwodecha
26
sje-iem jipateach echad meehem o jisatem echad meehem ie efsjar l'hitkajam w' la'amod l'fanecha, baroeg ata adonaj rofe chol basar oemaflie la'asot. Deze zegening, r.3 – r.9, zegt men eigenlijk na het gebruik maken van een toilet. Het heeft natuurlijk niets te maken met zich schoonmaken van de lage fysieke onreinheid, maar het gaat er wel mee gepaard dat als een mens zich zuivert na het gebruik maken van een toilet ongeacht wat hij daar doet. Als een mens daarna deze zegening uitspreekt, dan wordt hij door deze zegening er aan herinnerd om uit het gevolg van het gebruiken van het toilet te komen. We kunnen dat niet zien, we zijn gewend het zo te doen, maar het onreine, het gebruiken van een toilet - wat wij daar ook doen - dat blijft ons achtervolgen, het heeft invloed op onze algehele gesteldheid en ook op het geestelijk component in ons en ook op al het andere. Als een mens in gebed staat, staat daar alleen het geestelijke? Vergeet het maar. Een mens heeft vier naturen, hebben wij geleerd. Als een mens in gebed staat en geestelijk zo verheven wil zijn of te willen komen ...als hij een druk in zijn buik voelt om welke reden dan ook dat hij naar het toilet moet, denk je dat hij dan zijn gebed moet volhouden en uitspreken, want hij is geestelijk bezig? Wat heb je aan het geestelijke als één van de overige drie delen van zijn naturen onrein is, reinigingsprocedure nodig heeft? Duidelijk? Daarop duidt Jesjoea steeds, op andere soorten onreinheid. Als een mens onrein is in zijn handen, dat hij steelt of op andere manieren onrein is. Het is allemaal van directe invloed op zijn gebed. Als iemand in gebed komt te staan en wij staan hier aan het begin van het gebed dan moeten we natuurlijk zorgen dat we de woorden van Hasjem en woorden gericht aan Hasjem zullen uitspreken dat we ons in het reine brengen in alle opzichten. Onze lichamelijke natuur rein maken, zuiver maken, emotionele, psychische... Een goede stemming hebben, niet bedrukt zijn over iets of iemand en psychisch ook in evenwicht komen. Dan werken alle drie naturen mee in mijn gebed. Hasjem die het hart van een mens hoort, Die begrijpt dan, die ziet dan die zuiverheid van een mens en dan kan Hij met hem in relatie komen, Als een mens onrein is, ook fysiek, zwetend.... zoals zij ’s middags na het werk lopen, met zweet en tranen…tranen/emotioneel gedreven, gejaagd naar die gebedenplaatsen gaat om het even snel af te maken om weer snel weg wezen. Is dat gebed? Zuiver jezelf, was je gezicht, was je handen, met de kawanna dat jij alle vier naturen van jou in overeenstemming brengt. Alle vier moeten meewerken in jouw gebed. Dat is de bedoeling van deze zegening. r.3) Gezegend ben Jij Hawajah onze Elokiem Koning van de wereld die vormde de mens met chochma (wijsheid zoals wij dat noemen, maar wij weten dat het niet alleen wijsheid, chochma is, met het licht chochma.) en Hij schiep in hem allerlei openingen (Voordat wij verder gaan, kijk eerst naar de werkwoorden. ‘Asjer jatsar….’, vormde de mens met chochma. Waar is dat? Vorming vindt plaats door de krachten van de wereld jetsiera. In de regel vier gaat hij verder: ‘oewara wo nekaviem nekaviem', en Hij schiep in hem allerlei openingen' . Het woord schiep is het werkwoord bara, komt van het werkwoord brieja. De openingen in de mens schiep Hasjem in de brieja. Hasjem vormde de mens in de jetsiera door de chochma. ‘…en Hij schiep in hem allerlei openingen /gaatjes’ waardoor de mens het licht kon ontvangen.)
27
holle plaatsen het is onthuld en kenbaar voor de troon van Jouw glorie (Wat is chisee chwodecha? Wat is de troon van Jouw glorie? Dat zijn de vier bovenste, eerste, sfirot van de wereld Brieja: kether, chochma, biena en daat). (Het is onthuld en bekend voor de troon van Jouw glorie) dat indien één ervan open zou worden (zo moet je dat vertalen en niet literair) of één ervan verstopt zou worden dan is het onmogelijk om staande te blijven en te staan voor Jouw aangezicht/gezicht. (Aangezicht van Hasjem is plaats boven de chaze en al die plaatsen zijn onder de chaze.) Gezegend ben Jij Adonaj de Genezer van al het vlees (en tegelijkertijd:) die al het vlees geneest, en wonderen doet. (Duidelijk? En niet zoals hij het vertaalt: Eeuwige, die een ieder kan genezen. Er staat niet ‘kan’. Wat betekent kan genezen? Een dokter die kan genezen maar het niet doet omdat misschien een patiënt bij hem komt die geen goede verzekering heeft of uit een andere streek komt enz. enz. Het woord ‘kan’ wat hij vertaalt is niet op zijn plaats, het staat niet in de tekst. Er staat: Baroeg ata adonaj rofe chol basar oemaflie la’asot, Gezegend ben Jij Hasjem die geneest elk vlees en doet wonderen. Elk vlees geneest Hij en niet vlees van een Jood wel en van een ander niet of alleen van een Jood die in een synagoge tot hem bidt en van een ander niet. Daarom had hij dat vrij geëngageerd vertaald met ‘kan’ genezen. Het ‘kan’ kwam bij hem uiteraard door de slang. Een mens ‘kan’ iets goeds doen dat het lijkt dat het een goede daad is. Dat kan. Duidelijk? Maar het woordje ‘kan’ past niet bij Hasjem. Hij geneest elk vlees ondanks het feit wat een mens doet. Hasjem geneest. Zelfs als een mens zichzelf naar de knoppen brengt, drugs gebruikt, overmatig drinkt, rookt etc. Hasjem doet ook dan alles op alles om hem te genezen. Alleen wanneer het niet anders kan…van de kant van Hasjem kan het altijd en Hasjem doet altijd. Het kunnen komt van de mens. Als een mens het niet kan, niet wil kunnen, dan...zoals we geleerd hebben, komt er van boven geen druk, geen geweld. In het geestelijke is geen geweld. Dus als een mens zichzelf kapot maakt dan gaat men hem van boven niet genezen tegen zijn wil. Dat is een geweldige barmhartigheid wat Hasjem deed. Stel van boven…dat als een mens iets slechts zou doen zoals veel drinken, roken etc. slecht leven op deze manier en men hem van boven verplicht zogenaamd zou genezen, waar is dan de vrije wil van de mens? Men zegt 'Wij maken jou goed. Wij willen jou beter maken' , maar ik kom er nog niet aan toe, ik wil nog geen beterschap, bemoei je niet met mij. Ik herinner dat in mijn jeugd en later ik ook dikwijls protesteerde tegen Hasjem ' Laat mij met rust. Ik wil mijn eigen leven leiden. Ik wil dit of dat, ik wil uitproberen, dit of dat. Ik wil geen goed van jou en geen kwaad van jou. Laat mij gewoon met rust, laat mij eigen keuzen maken'. We zien dat ook dat goed kan zijn. Natuurlijk als een mens er nog niet aan toe is om zelf zijn Dokter der dokters te zoeken om alleen van Hem al het goede te ontvangen, dan is het goed voor hem om op zijn manier zijn krachten te verspillen om daardoor, door de klappen van de zweep, door dat mechanisme dat Hasjem had ingesteld in de wereld, door de s'a die het dan overneemt en de energieën die de mens investeert, doorgeeft aan de kliepa.. al die krachten die hij door zonde naar de kliepa doorsluist. Door de klappen van de zweep komt er weer een moment en weer een moment dat hij tot bezinning zal komen, tesjoewa zal doen. Duidelijk? Let op wat ik zeg: Tesjoewa...als een mens bewust tot Hasjem komt, zelfs na veel gezondigd te hebben, is veel hoger voor Hasjem dan zo een orthodox iemand die alleen maar automatisch dingen doet vanaf zijn kindertijd en zogenaamd niet zondigt, niet drinkt… Hij is onderontwikkeld. Een orthodoxe…Hij doet zijn 28
ogen naar beneden alsof hij niet wil zien. Dat hij met zijn ogen naar beneden loopt betekent dat hij niet die vrouwen ziet die rondlopen? Of dat hij langs een winkel loopt en een slijter ziet…zou hij geen cognacje willen drinken, of een whiskeytje? Of dat hij ergens loopt, een slager ziet…zou hij geen varkenslapje willen, lusten? Natuurlijk, al die wensen zijn menselijk. Al die wensen zijn in een mens. En niet alleen dat. Duidelijk? Maar hij doet zo. Omdat het aangeleerd is doet hij het op deze manier, maar stiekem doen zij vele dingen. Denk je bijv. dat zij geen varken proeven? Vergeet het maar. Natuurlijk weten zij van varkensvlees. Wat denk je. Er bestaat zo’n verhaal in de Talmoed van zo’n rav – laat staan van het gewone volk. Natuurlijk proeven zij alles, maar dan stiekem. En onderontwikkeld zeggen zij: nee, ik heb geleerd het niet te doen, dus doe ik het niet. Wie is in de ogen van Hasjem meer waard om in relatie met Hem te komen? Iemand die dingen niet doet omdat het zo aangeleerd is, maar niet door zijn eigen geschrei van binnen: Hasjem, ik heb de hele wereld gezien, ik wil het niet, ik wil mij nu met Jou verbinden in het eeuwige leven. Ik heb alles gezien, alles ervaren en nu na alles gezien te hebben, na alles geproefd te hebben, neem mij onder Jouw hoede, bedek mij door Jouw vleugels van Jouw Sjechiena. Wie zal Hasjem ontvangen? Hij die elke dag vanaf zijn kindertijd ‘boe boe boe’ zegt, met die pijots, kiepa op zijn hoofd – ik zeg het even – een zwart pak en een hoed, die niets anders weet, het is aangeleerd, hij aapt na, net zoals zijn ouders hem hebben geleerd, of iemand die naar Hasjem komt met tesjoewa, inkeer. Natuurlijk zal Hasjem hem ontvangen. Natuurlijk zal het net zo plaatsvinden zoals Jesjoea ons vertelt in zijn parabel over de hoeder die 100 schapen had. Eén ervan ging verloren en hij liet de 99 staan en ging op zoek naar die ene. En wanneer hij hem gevonden had, welke vreugde had hij beleefd. Hij legde hem op zijn schouder, kuste hem en bracht hem terug naar die gehoorzame 99 schapen van zijn kudde. Op deze manier. Het is dan een volwassen terugkomt/terugkeer naar Hasjem). r.10
Elohaj nesjama sjenatata bi tehora hi ata b'rata ata jetsarta ata nefachta bi w'ata m'sjamra b'kirbi w'ata atied litla mimeeni oelhachazira bi le-atied lawo. (Een mens namens ik gaat een dialoog aan met Hasjem. Hij spreekt met Hasjem over zijn ziel, want de ziel is gegeven door Hasjem. Nesjama is in de mens gegeven door Hasjem. En hij zegt:) Mijn elokiem de nesjama die Jij in mij gaf (let op: in mij gaf) is rein, Jij hebt haar geschapen (geschapen is van het woord bara: in de brieja), Jij hebt haar gevormd (dat is in de wereld jetsiera) Jij hebt haar in mij ingeblazen (r.12) en Jij hoedt over haar binnen mij (Jij beschermt haar in mijn binnenste) en in de toekomst Jij zal haar van mij ontnemen en Jij zal haar in mij teruggeven (in de toestand van) in de toekomst die zal komen (natuurlijk in de toestand van gmar tiekoen. En natuurlijk als een mens slaapt vertrekt zijn ziel 29
van hem. Als een mens individueel aan zichzelf werkt komt zijn ziel terug naar de plaats die ook heet le-atied lawo, de toekomst die zal komen, de plaats van de biena).
Kol zaman sjehanesjama b'kirbi mode ani l'fanecha adonaj elohaj we-elohaj we-elohee awotaj ribon kol hama'asiem adon kol hanesjamot, baroeg ata adonaj hamachazier nesjamot lifgariem meetiem. Alle tijd (telkens) wanneer de ziel is binnen mij dank ik (geef ik dank) voor Jouw aangezicht Hawajah mijn Elokiem en Elokiem van mijn vaderen (van chaga't) Meester van alle verrichtingen/daden, Heer van alle zielen, gezegend ben Jij Hawajah die de zielen doet terugkeren naar de dode karkassen/dode lichamen. (Het is zowel in het algemene aspect geldig als in het bijzondere. Dit gebed van de regel 10 t/m 17 ' Elohaj nesjama' is geldig in het algemene aspect wanneer de mens doodgaat en daarna weer terugkomt bij het opleven uit de doden. Dat is de toestand waar hier degene die een gebed voert, zoals het opgemaakt is, zich in het algemene aspect richt tot Hasjem, dat na zijn overlijden en na al die gilgoeliem, incarnaties, Hasjem zijn ziel naar hem terug zal doen komen. De mens zegt het uit het perspectief van 'ik'. Daardoor getuigt hij van zijn geloof. Duidelijk? Een mens moet geloven dat het zo plaats zal vinden. Geloof moet natuurlijk onderbouwd zijn en dat is boven het verstand, door het leren van kabbala en niet geloof onder het verstand zoals de massa dat doet. Allen die op de traditionele manier leren is onder het verstand. In het bijzondere aspect is het telkens wanneer de mens opstaat na zijn slaap. Dat is een mini toestand a.h.w. van wat hier beschreven wordt. De toestand dat Hasjem 's nachts de ziel van de mens ontneemt d.w.z. de mens zelf geeft 's nachts zijn ziel als borg aan Hasjem, ter bescherming ’s nachts. En wanneer hij 's ochtends opstaat dan dankt hij Hasjem dat zijn ziel weer bij hem is teruggebracht. Hasjem zorgt er voor dat de mens zijn ziel terugkrijgt).
30
Les 7 Pag 4 r.18 Ik werk vanuit de siddoer van Dasberg 6e druk, 2008. Voor wie een eerdere druk heeft: de pagina of regels komen misschien niet overeen. Ik werk dus vanuit de 6e druk. Voordat we verder gaan wil ik het voor de laatste keer hebben over de naam Dasberg en over wat ik nu en dan steeds blijf zeggen ' joden en orthodoxen'. Dit is de laatste keer, vanwege een reactie van één van onze studenten die mij blijft achtervolgen met al dat soort vragen die eigenlijk bij het eerste studiejaar horen en niet bij iemand die langer dan zeven jaar bij ons zit en hard werkt, dat die mij dit soort vragen steeds stelt, want het is zeer zeer bedrukkend voor mij. Als ik het hoor is het net alsof die persoon niets leert van wat wij in al die jaren leren. Steeds herhaal ik het dat wij in de kabbala alleen van de wortels leren van alle verschijnselen en dingen die in onze wereld zijn. Geen woord wordt gesproken van een mens concreet van vlees en bloed en van groepen en hun ideeën enz. Als ik het hoor dan wil ik eigenlijk zeggen....dan sta ik op het punt om tegen die persoon te zeggen ' ga maar naar die synagogen, ga maar naar die traditionele lui en ga met hen leren hoe zij dat leren. Als zij leren over een stier, dan denken zij aan een staart... Dat is hun manier van leren. Wij hebben nog één student die overgebleven is die zo opkomt voor die arme orthodoxen en joden enz. terwijl ik er absoluut niets mee te maken heb. En wat ik zeg over Dasberg is absoluut noodzakelijk. Elk woord wat ik zeg over Dasberg daarbij moet je meteen je oren aanscherpen en je afvragen: wat bedoelt hij daarmee? Ik heb absoluut niets te maken met Dasberg. Als ik iets zeg over Dasberg dan betekent het dat ik het heb over een bepaalde houding van een schrijver die schrijft vanuit een bepaalde invalshoek en een speciaal geëngageerd zijn bij het bewerken, vertalen, van geestelijke boeken zoals hier ook de siddoer. Ik heb absoluut niets te maken met een mens. Ik spreek nooit over een mens. Hoe lang kan ik het er nog over hebben? Ik zeg jullie allemaal, en tegen deze persoon heb ik het ook gezegd, voor het eerst dat het de aller allerlaatste keer is. Als ik nog een keer ontvang... Ik ben erg moeilijk met kwaad worden of moe worden van vragen, maar in dit geval zie ik een steeds terugkerend probleem. Die persoon moet daarvoor niet bij mij zijn, maar misschien bij een psychiater of een ander, maar ik heb niets te maken met toestanden van joden en nietjoden. Het interesseert mij absoluut niet. Iedereen is voor mij absoluut gelijk, of die orthodox is, Amerikaan, Papoea, Arabier, Palestijn, Israëliër...het is absoluut hetzelfde. Ik heb geen voorkeur meer voor die boven de ander. Duidelijk? Waarom niet? Hasjem heeft geen voorkeur voor een jood boven een Papoea. Absoluut niet. Een jood boven een bosneger, een jood boven een Amerikaan of boven een rus...of een christen boven een jood of omgekeerd. Het zijn allemaal bedenkselen van deze wereld. Elke kerk, die zegt alleen groetjes aan leden van onze kerk. Als ze daar bijv. in Ede, als voorbeeld omdat ik erg goed weet, als zij daar in straatjes, in welk gezin dan ook, dan houden ze een gebed voor de gemeente van die kerk. En niet alleen daar. Het staat in de statuten dat ze bidden alleen voor die naar die kerk gaan, want die betalen hun bijdrage enz. Duidelijk? Zo ook de joden, zij doen het op dezelfde manier. Anders gaan zij nog verder, zeggen zij...uiteindelijk bidden zij voor het hele Israël. Ik bid niet alleen voor die 31
of voor die ander. Ik bid niet alleen voor Israël, want ik weet wat Israël is, wat in de siddoer staat, en niet die arme joden van vlees en bloed die geen millimeter beter zijn dan die naakte Papoea’s. Duidelijk? Het is de laatste keer dat ik het daar over heb. De volgende keer, ik zeg het jullie, vliegt die persoon er meteen uit. Met alle respect voor wat die persoon voor ons heeft gedaan. Gigantisch werk gedaan en nog steeds doet. Ik moet dat jullie zeggen, dat jullie getuigen blijven of die persoon bij ons blijft of dat die weggestuurd zal worden. Dan mag ze met die religieuze joden verder of waar die mee verder wil, moet die zelf weten. Ik ga mij niet corrumperen door bepaalde dingen eruit te halen uit mijn lessen, die ik aan jullie geef. Die persoon zegt: o, dat mag niet door de beugel. Wat zeg je dan van die Dasberg of over wat ik zeg van die orthodoxen. Ik zeg geen woord over die orthodoxen, zij interesseren mij helemaal niet. Ik ben niet boos op hen, op geen mens. Ik probeer welke boosheid dan ook steeds te overwinnen. Of het orthodox is liberaal is, een varken, een buurman of een kat, het doet er niet toe. Ik probeer waardig elk wezen in de ogen te kijken, elk schepsel in zijn waarde. Allen zijn zij schepselen van Hasjem. Ik heb absoluut niets te maken... Ik zeg het aan jullie en niet aan die persoon, want die begrijpt het toch niet. Over een paar weken dan krijgt die persoon weer een aanval van depressie of zoiets dergelijks en gaat die mij weer bestoken met eerstejaars vragen. Ik heb gezegd dat als ik nog een keer zo'n berichtje ontvang dan mag deze persoon naar huis. Jullie weten dat als ik iets zeg, als een kabbalist iets zegt dan doet hij dat zeker. Kijk nou wat ik had gezegd vorige keer over de orthodoxen. Heb ik gemikt op die orthodoxen, mensen die met baarden lopen, speciale orthodoxen. Heb ik op hen gemikt? G'd verhoede dat ik op een mens zou mikken. Ik herhaal het altijd. I.p.v. mij te vragen ' Michael wat bedoel je ermee dat orthodoxen varkensvlees eten?' Wetend dat ik het niet over een mens heb. Ik zou het dan kunnen uitleggen. Dat zou een volwassen vraag zijn van iemand die van het tweede studiejaar zal zijn, terwijl deze persoon die mij dus bestookte, die leert bij ons al meer dan zeven jaar en ziet nog steeds in mijn woorden een ‘anti-joods sentiment’, G'd verhoede. Ik heb absoluut niets te maken daarmee. Het was dus de laatste druppel die de emmer deed vol lopen. Ik zie dan dat deze mens niet bij deze studie hoort. Als iemand meent dat ik mik op een mens, dan hoort die mens absoluut niet bij onze studie, dan mag die naar huis, dan mag die al die sprookjes leren, al die kinderlijke dingen die zij leren en tevreden zijn, zo'n promoter van jodendom zijn enz. En nu richt ik mij tot jullie die wel proberen, steeds mijn woorden te rechtvaardigen. Ondanks het feit dat mijn woorden vaak zeer armoedig zijn. Het is absoluut niet belangrijk. De woorden die ik gebruik, ik probeer weer te geven de kracht die daar achter zit, de reddende kracht die ik zelf ontvang en die ik ook naar jullie doorsluis, probeer door te sluizen. Niet zozeer mijn woorden, maar mijn toelichting die er nu en dan bijkomen. En wanneer ik Dasberg noem, weet dat het jou ook zal helpen wat ik zeg. Het is geen persoonlijke aanval, maar het zal jou helpen bij alles wat ik zeg. Elk woord, mijn bedoeling is niet kritiek op die of die anderen. Wat betekent het dat orthodoxen varkensvlees eten? Hoe kan ik het zo zeggen? Menselijk gezien, er zijn ook integere mensen onder hen. Hoe weet ik dan dat zij allemaal varkensvlees eten? Dat zijn vragen van een beginneling die op het forum komt of in het eerste studiejaar zou zitten, maar bij iemand die al zoveel jaren zit en regelmatig naast mij zit, zoveel communicatie met mij had, zoveel berichten ook anders 32
dan anderen die gewoon werken aan zichzelf zonder mij lastig te vallen, dat vind ik een staaltje van absolute onkunde en eigenlijk een ziekelijke houding. Ik wil ons onthouden en behoeden voor zulk soort invloeden van ons kleine gemeenschap van leerlingen die er zijn. Hoe kom ik dan te zeggen dat alle orthodoxen varkensvlees eten? Wat betekent dat? Als ik andere dingen zeg die daar op lijken, dan moet je nadenken, wat zei hij, wat is de bedoeling van zijn woorden. Ik zeg geen ander woord dan door de kabbala zelf. Alles heeft zin. Wat betekent het dat orthodoxen varkensvlees eten? Ik zeg het tegen jullie. Deze persoon spreek ik niet aan, want wat ik ook zeg, over een paar weken heeft die persoon weer een aanval, zo dermate jodenliefde dat die in mijn woorden een ‘anti-joods sentiment’ zou horen. Daarom richt ik mij aan jullie, die wel willen begrijpen, die rechtvaardigen hun leraar. Hoor wat ik zeg, erg eenvoudig, want wij moeten verder. Het is een verbod in de Thora om varkensvlees te eten en dat heet chok, onverklaarbare wet. Niemand begrijpt het en het staat ook niet uitgelegd waarom. Dat die niet aan bepaalde kenmerken voldoet van kosjer zijn, het is niet uit te leggen, maar het is een chok, onverklaarbaar. Onverklaarbaar voor wie? Voor de orthodoxe, de traditionele jood, maar in de kabbala is het natuurlijk verklaarbaar. Hasjem wil geen komedie spelen. Hasjem wil geen onverklaarbare wetten maken. Alle wetten die hij maakt zijn verklaarbaar binnen de geheime leer van hem. Binnen de openlijke leer niet, maar binnen de geheime leer wel. Net zoals Jesjoea. Jesjoea sprak tot de menigte, tot het volk in parabels, in gelijkenissen omdat zij niet anders konden begrijpen maar met zijn uitverkorene sprak hij directe taal, de essentie van die parabels. Ook wat varkensvlees betreft...de Thora verbiedt dat. Wat betekent dat? Zit er iets verkeerds aan een varken op zichzelf? Spreekt de Thora van een materieel ding? Geen woord spreekt Thora over het materiële. Waarover dan? Altijd uitgaan van de Hebreeuwse benamingen van de woorden, de gematria, kijk goed naar de woorden. Varken is chazar en dat is gematria 215 met een kollel, algemeen lid, is het 216. We hebben geleerd over 216 dat elk woord in zichzelf iets heeft wat hem bruikbaar maakt en iets wat hem niet bruikbaar maakt, een goede destinatie in het woord, de essentie daarvan, of wat men moet mijden. In het woord chazar, dat varken is zit de gematria 215 plus 1 algemeen lid en dat is 216, dat is gwoera, gematria van gwoera. Wat betekent gwoera? De Thora zegt ons dat het ontvangen voor zichzelf op de manier dat het naar de kliepot gaat, via de linkerlijk, dat is verboden. Dit verbod is verdinglijkt in dat dier dat men varken noemt. Alles is in overeenstemming met de krachten boven de chaze en onder de chaze. Keliem van het geven en keliem van het ontvangen. Waarom is het aan een jood wel verboden om varken te eten en aan een goj niet? Goj betekent van die zeven...soms zeg ik dan 3 bovenste is het hoofd en 7 onderste is het lichaam en soms zeggen wij boven de chaze en onder de chaze. Het is allemaal verschillende terminologie. De eerste terminologie is van tsimtsoem alef en de tweede is van tsimtsoem bet. Soms doe ik het door elkaar. Ik denk al in de verhoudingen van na de tsimtsoem, daarom gebruik ik vaak terminologie van de tweede tsimtsoem. Eigenlijk de zeven onderste sfirot vormen het lichaam en dat zijn de volkeren der wereld. 7x10, 70 volkeren. Zij mogen varkensvlees eten. Waarom? Omdat varken van onder de chaze is en wel bij elkaar past. Zij voeden zich door de wens om te ontvangen voor zichzelf en het varken is precies van dezelfde eigenschap. Maar Israël dat boven de chaze is mag geen 33
varkensvlees eten. Dat betekent dat als Israël dat doet, dan trekt hij door het eten van varkensvlees, in de zin dat zij die chazar, gwoera, onder de chaze trekken. Zij zijn het hoofd van een partsoef van de mensheid en zij trekken dat dan naar beneden en via de linkerlijn. Dat betekent op een onlegitieme manier trekken zij de gwoera naar de plaats waar Israël niet bijhoort en dan gaat het wel naar de kliepot. Erg eenvoudig wat ik had verteld. Zij mogen dat niet doen. In plaats daarvan moeten zij chassadiem aantrekken van de hoge kether, want de chassadiem komen van de biena natuurlijk en van de chessed, maar de bron daarvan zit in de kether. Dus in plaats daarvan moeten zij aantrekken via de kether chochma en biena 3x chassadiem, want chessed is gematria 72 en 3x72 maakt gematria chazar, varken. En daardoor wordt deze chazar verzoet. Dat is de tiekoen. Duidelijk? Ook een andere manier is dat de houding juist moet zijn om die gwoera te verzoeten en niet naar beneden te trekken via de linkerlijn, op onlegitieme wijze. Dat is het woord jira, vrees en dat is gematria 216. Daarmee verzoet men deze kracht van varken, van gwoera, het ontvangen van de gwoera en die via de linkerlijn te trekken naar de kliepot. Daardoor, als men deze vrees van Hasjem heeft, daardoor draaien de letters van jiera en wordt het rieja, het zien. Men gaat dan zien. Dat is de tiekoen van het varken. De Thorageleerden hadden gezegd dat er in de toekomst een tijd komt dat het varken kosjer zal zijn. Wanneer varken door al deze correcties kosjer zal zijn, zal horen bij de plaats boven de chaze. Waarom zeg ik dan dat die orthodoxen varkensvlees eten? Omdat zij niet verbonden zijn, Jesjoea weigeren en dat heeft als gevolg dat men geen chassadiem kan aantrekken om dat varken a.h.w. te nivelleren, de kracht van de gwoera te verzoeten. En zolang men niet verbonden is met Jesjoea dan ontvangt men alles wat men doet, zelfs wanneer men Thora leert en zelfs wanneer men varkensvlees fysiek niet eet, dan toch overtreedt men de wet dat verbiedt het varkensvlees te eten door het ontvangen van de gwoera en die naar zichzelf toe te trekken, naar de keliem de kabbala. Dat is het verbod. En alles wat zij doen, zij trekken de gwoera die net als chochma in de linkerlijn is, chochma van de biena, want boven de gwoera is biena en dan trekt men die naar beneden, niet via de middelste lijn want dan zou die gwoera zijn verzoet. Zij kunnen dat niet doen omdat zij niet verbonden zijn met Jesjoea. Zij weigeren Jesjoea. Daarom dat alles wat zij doen, zij ontvangen voor zichzelf. Dat betekent dat zij ook het varken, geestelijk gezien, de wet steeds overtreden en dat zij varkensvlees wel eten. Eten betekent zievoeg, via de pe, de mond, iets in het lichaam brengen. Duidelijk? In uiterlijke woorden werd dan gezegd dat het verboden is om die kracht via de linkerlijn te trekken, maar alleen via de middelste lijn kan men dat doen en dat kan alleen maar door de chassadiem die men van Jesjoea aantrekt. En aangezien zij Jesjoea haten, Jesjoea nog steeds niet aannemen, automatisch betekent het dat zij de Thora niet naleven en dat zij de gwoera oftewel chazar, varkensvlees, opnemen in zichzelf zonder te verzoeten met de chassadiem en dat gaat naar de kliepot. Even zeer eenvoudig heb ik geprobeerd om in mijn armoedige bewoordingen jullie uit te leggen, toe te lichten, wat ik bedoelde te zeggen met orthodoxen eten varkensvlees. Duidelijk? Voor jullie die wel blijven leren, wil ik wel dat jij nu steeds in je hoofd inprent dat je jouw leraar altijd rechtvaardigt. Alles wat ik zeg betekent... ik zeg in andere bewoordingen die makkelijker zijn op te nemen, maar waarachter de kabbalistische kracht schuilt. Probeer dan een andere keer als je iets hoort, dat fenomeen waar ik het over zal hebben, een woord, een verschijnsel, uit het Hebreeuws te 34
bekijken. Zoek dan zelf die schuilgaande betekenis. En als het onverhoopt niet kan, dan mag dat gevraagd worden. We hebben ook een forum. Alles mag op het forum en niet zoals deze persoon die zegt: hoe kunnen we dat op het forum plaatsen? Zij zullen denken dat het anti-joods sentiment is. Het interesseert mij niet wat zij zullen denken. Stel dat Jesjoea gewaarschuwd zal worden, gemuilkorfd zou worden om niet te spreken tegen die sadduceeën en farizeeën zoals hij tegen hen had gesproken, een harde taal. Stel dat hij niet zo zou spreken van addernest en allerlei andere dingen zoals hij hun essentie had bestempeld, dat zij dieven zijn en de zonen van dieven zijn. Absoluut wat hij had gezegd klopt wel, dieven en boeven. Waarom? Ontvangen voor jezelf betekent boef, dat je het licht dat geschapen was om constructief te gebruiken dat je die naar het onreine brengt. Wat heeft Jesjoea dan verkeerd gezegd? Stel dat Jesjoea een andere taal zou toepassen... Stel dat wij Briet Chadasja anders zouden moeten interpreteren en schrijven, dat we al die lastige woorden over die farizeeën en sadduceeën weg zouden halen, omdat het niet leuk, niet prettig zou zijn. Onder hen zijn ook integere mensen...Jesjoea heeft daar niets mee te maken. Jesjoea spreekt over de houding van hen en spreekt niet tegen de mens zelf. Stel dat wij dat weg zouden halen. Wat zou er dan overblijven van Briet Chadasja, chas w' sjalom? Er zou iets overblijven dat men uitkotst. Alleen dat zou overblijven. Zou dat helpen? Geen sprake van. Die persoon zegt mij: wat zullen zij die op het forum komen denken? Zij zijn niet voorbereid. Alsof die persoon die al zeven jaar leert, alsof die wel voorbereid is. Ik denk eerder dat een beginneling goed zal begrijpen, als die alleen de inleiding van Briet Chadasja, Leer over Dwaasheid, zou leren, zal daar in de inleiding lezen dat wij in de kabbala geen woord spreken over personen en groepen en religiën of wat dan ook van het materiële. Dat was wat deze les betreft. Ook deze les is leerzaam voor ieder van jullie en ook voor deze persoon. Ik heb gewaarschuwd en ieder heeft het gehoord. Probeer constructief om te gaan met elk woord wat ik zeg. Duidelijk? Rechtvaardig elk woord wat ik zeg. Ik spreek geen woord uit mijzelf, door mijn eigen wijsheid. Alles is er op gericht alleen om een stukje redding te halen naar mij toe en van mij toe ook naar jou toe.
35
Les 8 Pag. 4 regel 18
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam asjer natan lasechwi wiena l'hawchien ben jom oewen lajla. (Wij beginnen hier met een reeks van ochtendzegeningen en ik zou zeggen dat deze zegening het meest verborgen is. De betekenis ervan is absoluut verborgen voor het oog, hoe het gewoon in woorden is weergegeven. Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam, dit zijn vaste woorden die we altijd aantreffen in een zegening). Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die gaf aan de haan verstand (biena, het begrijpen) om onderscheid te maken tussen dag en nacht. (Zelfs hier in de siddoerles is geen plaats om over die haan te spreken. Het enige dat ik kan zeggen is dat het uiteraard niets met dat diertje te maken heeft. Dat het diertje, die haan, precies weet wanneer de dag aanbreekt daar wil ik het niet over hebben hier. De Zohar spreekt daarover en gebruikt niet de naam sechwi maar spreekt van tarnegol. Het normale woord is tarnegol. Waarom hier sechwi staat is ook onbegrijpelijk. We gaan gewoon verder. Natuurlijk heeft het ook een geestelijke betekenis. Voorlopig zeggen we het zonder commentaar, want als ik het ga uitleggen dan wordt het praten over praten. We moeten in een bepaalde context komen om het wel te behandelen.) r.20
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam sjelo asani nachri. (In het midden zijn drie woorden afgekort in de formule van de zegening.) Gezegend ben Jij Adonaj onze Elohiem Koning van de wereld dat Jij mij geen vreemdeling hebt gemaakt. (Nachri betekent niet geen-jood, goj, zoals Dasberg zegt. Nachri betekent letterlijk - let op wat ik zeg - een vreemde. Een ander woord voor vreemde is sar, maar ook nachri. Nog correcter is vervreemde. Als iemand vervreemd raakt bij iemand of iets dan gebruikt men ook het woord nachri, vervreemde. Wat wil deze zegening zeggen? Niet zoals Dasberg ons wil laten geloven dat we zeggen : Gezegend ben Jij Hasjem enz....die mij geen niet-jood heeft gemaakt. Het heeft absoluut niets te maken met joods en niet-jood. Het is een zegening, we zegenen Hasjem voor het feit dat Hij ieder van ons geen vreemde heeft gemaakt - maken in assieja. Hij vervreemde ons niet van Hem, niet vreemd gemaakt aan awodat Hasjem, het werk van Hasjem, dat wij wel mogen streven naar overeenkomst naar eigenschappen met het hogere. Daar slaat deze zegening op.)
36
pag.5 r.1
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam sjelo asanie owed. (Ook hier gaat het in werkelijkheid om een hele diepe betekenis.) Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die mij niet als slaaf heeft gemaakt. (Wat betekent 'die mij niet als slaaf heeft gemaakt? Het betekent zoals we weten dat wij Hasjem danken voor het feit dat wij Zijn licht mogen ontvangen afkomstig van de wereld Atsieloet. Wie het licht van de wereld Atsieloet ontvangt die is geen slaaf meer van zijn wens om te ontvangen voor zichzelf. Natuurlijk moet iedereen werken aan zichzelf, blijven doorwerken aan zichzelf zelfs wanneer die het schijnen van het licht ontvangt uit de wereld Atsieloet, maar je hebt dan al een contact met Hasjem. Een contact van vader tot zoon en niet van meester tot zijn slaaf. Duidelijk?
Waarvoor zegenen en danken we dan Hasjem in deze zegening? Eigenlijk voor het feit dat wij Kabbala mogen aanraken, want alleen door de Kabbala te leren kunnen wij ons bevrijden van de slavernij van de wens om te ontvangen voor onszelf. Niet door religie, niet door Jodendom, niet door allerlei andere vormen van dom zijn, maar alleen door de ogenopener die eigenlijk Kabbala is, de leer over het ontvangen, de leer over het bevrijden van de mens van zijn slavernij. Dat is waarvoor wij Hasjem danken. We zien wel dat de hele wereld verslaafd is met inbegrip van een religieus mens. Allemaal zijn zij verslaafd. Op allerlei manieren zijn zij slaven van hun wens om te ontvangen voor zichzelf. Ook een religieus mens doet alles lo lisjma. Hij of zij wil een beloning. ' Okay, ik ben bereid om bij één vrouw te blijven. Ik wil dat zo doen omdat religie mij dat zo zegt, maar ik wil daarvoor een beloning hebben'. Duidelijk? Een gewoon mens die niet religieus gebonden is die kan het niets schelen; komt er een gelegenheid dat hij zin heeft dan als slaaf zijnde - op welk niveau dan ook, topniveau in allerlei organisaties - wat er ook mag zijn, heeft hij zin dan wil hij een ander pakken. Het doet er niet toe voor hem. Niemand ziet hem, waarom niet pakken? Het is allemaal natuurlijk, maar om tot de zonen te behoren van Hasjem moeten wij onze moedernatuur steeds overwinnen. Daarover gaat deze zegening: Gezegend ben Jij Hawajah onze Elokiem Koning van de wereld die mij niet als slaaf heeft gemaakt. Jij geeft mij de kracht om steeds in elke toestand overwinning te boeken op mijn natuurlijke wens om te ontvangen alleen maar voor mijzelf.) (Voor de volgende lofzegging staat: ‘deze lofzegging zeggen de vrouwen niet’. Dat is zeer arrogant wat hij zegt, zeer onkundig. Hij zegt zo natuurlijk omdat hij de wereld vanuit het materiële beziet. Ook de siddoer bekijkt hij gewoon als een mens van vlees en bloed, alleen vanuit zijn aards verstand. Kijk die zegening luidt als volgt):
37
r.2
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam sjelo asanie iesja. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die mij niet als vrouw heeft gemaakt. (Wat betekent dat? Dat is natuurlijk de reden geweest van Dasberg om deze zegening aan vrouwen te ontzeggen. Het kan niet anders dan dat een man dit gezegd moet hebben. Wij weten dat de wereld heel anders is gemaakt, dat alleen hier op aarde... In het laatste stukje bij het afdalen van de zielen naar deze wereld wordt de ziel gesplitst, wordt mannelijk en vrouwelijk en komt in het lichaam - met mannelijk en vrouwelijk - van een vrouw, of mannelijke en vrouwelijke komt in het lichaam van een mannelijke lichaam. Natuurlijk is het beide: mannelijk en vrouwelijk komen zowel naar een vrouw als naar een man. Alleen komt naar een vrouw mannelijk en vrouwelijk van een vrouwelijke essentie en naar een man komt mannelijk en vrouwelijk van een mannelijke essentie. Er is dus geen verschil in het hogere tussen man en vrouw. Wat is dan het verschil? Waarop duidt dan deze zegening? Een mens zegt daarmee: Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die mij niet als vrouw heeft gemaakt, die mij niet alleen maar als ontvanger heeft gemaakt. We weten dat vrouw de ontvanger betekent. Het vrouwelijke ontvangt en het mannelijke geeft. Een vrouw heeft ook mannelijk en vrouwelijk gedeelte in zichzelf en elke vrouw moet ook geven op dezelfde wijze als een man dat doet. Hier op aarde hebben wij allerlei parallellen met het geestelijke. Een man, een vrouw, we zien dat ook in onze maatschappijen. Wie is gever? Het is nog een vraag wie een gever is. Soms verdient een vrouw meer en kan zij meer geven dan een man, ook qua karakter en alles. Het gaat dus niet om het aardse. Het gaat er om... wij zegenen Hasjem voor het feit dat Hij ons als gevers heeft gemaakt en niet als ontvangers. Natuurlijk ontvangen wij ook van Hasjem, natuurlijk zit ook een vrouw in ieder van ons, maar de bedoeling is dat als wij ontvangen dat is omwille van het geven. Daar draait deze zegening om, de geestelijke betekenis daarvan. Een vrouw mag het beslist zeggen, maar alleen als zij de juiste kawanna heeft.) (Bij de volgende zegening zegt hij in r.3 in kleine lettertjes, dat vrouwen die wel zeggen). r.3
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam sje-asani kiretsono. (Volgens hem zeggen zij dit wel. En wat is dat?) Gezegend ben Jij Hawajah Elohiem Koning van de wereld die mij gemaakt heeft naar Zijn wens. (Wat betekent dat? Wat is naar ZIjn wens / zoals Zijn wens is? We weten dat de wens malchoet is. Ki betekent als in verhouding, als iets vergeleken wordt. Kiretsono betekent
38
gelijk/als malchoet heeft Hij mij gemaakt. Ik ontvang wel, maar omwille van het geven/doorgeven aan de werelden. De werelden zijn ook kinderen enz. enz. Duidelijk wat het verschil is? Niet dat het iets heeft te maken met verschil naar geslacht tussen manneke en vrouwke. Wat voor verschil is dat? Is het voor Hasjem iets noemenswaardig dat een man iets tussen zijn benen heeft dat uitsteekt en een vrouw dat niet heeft, dat zij borsten heeft? Heeft dat voor Hasjem iets te betekenen? Überhaupt iets materieëls...wat heeft het voor mannelijks en wat heeft het voor vrouwelijks intrinsiek? Een mens van binnen is een man of een vrouw en niet naar organen. Wat heeft een vrouw aan borsten en andere dingen die een man niet heeft? Een man heeft het ook, maar zijn borsten zijn niet ontwikkeld. Wat heeft zij er aan? Bepalen zij haar essentie? Natuurlijk niet. Natuurlijk zijn er altijd perverse vrouwtjes die aan hun borsten en allerlei andere organen prioriteit stellen, dat wordt hun essentie. Maar we spreken niet van perversie, we spreken van de wortels van de verschijnselen. Naar wortels spreken wij van de ziel: de ziel van een man en de ziel van een vrouw en daar hebben wij geen organen meer. Hier gaat het dus er over dat een vrouw het kan zeggen en ook een man het kan zeggen. Beiden kunnen het zeggen, alleen met de juiste bedoelingen. Een man kan ook zeggen: Gezegend ben Jij Hasjem enz. die mij heeft gemaakt naar Zijn wens. Naar Zijn wens, gelijk/zoals de malchoet. Ik ben dan de ontvanger van malchoet, maar ontvanger omwille van het geven. Ook interessant is de constructie hoe al die zegeningen, die wij net hebben gehad, opgebouwd zijn. Kijk nou goed hoe zij opgebouwd zijn. Aan het begin van de zegening richten wij ons tete a tete aan Hasjem: Baroeg ata, gezegend ben Jij. En het einde van elke zegening is in de derde persoon. We richten ons tot de tweede persoon 'Jij' en het einde is in de derde persoon dat Hij mij niet gemaakt heeft tot vrouw, niet gemaakt als slaaf, dat Hij mij gemaakt heeft naar Zijn wens. Ook dat is een bijzondere manier van opbouw van die zegeningen. Ook daar ga ik u niet op in. Natuurlijk viel het op aan de kabbalisten en wij zullen het ook leren op zijn plaats. Wanneer? We zullen zien. Wat wel noodzakelijk is bij de eerste lezing van de siddoer dat is wat ik geef, want anders gaan we teveel in op onderwerpen waardoor wij veel zullen afwijken van het doel waarvoor wij hier leren. Alleen in grote lijnen geef ik een toelichtingentje.) r.4
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam pokeeach iwriem. (Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die ogen doet openen). (Natuurlijk weten we hier wat voor eye-opener Hasjem is die onze ogen open doet. Eigenlijk is het die de blinden ziende maakt. Eerst had ik het indirect vertaald, naar de zin ervan. Letterlijk staat er:) Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die blinden ziende maakt. (De bedoeling is, zoals ik het vertaalde, naar de innerlijke betekenis, dat Hij de mens ziende maakt...Zien betekent chochma. Door Hasjem ontvangen wij chochma en daardoor worden wij ziende. Zonder chochma zijn wij blinden. Blind betekent leven alleen naar de wetten van 39
deze wereld, alleen naar de wetten van het materiële, alleen geleid in deze wereld door de bekende paar eigenschappen die het bestaan hier in deze materiële wereld bepalen. Zoet of bitter, dat is de wet van deze wereld. Als iets zoet is, een mens kan behagen, genot brengen, dan verkiest een mens dat boven iets dat bitter is. Iets verdragen is bitter. Een mens laat dat liggen, in plaats daarvan pakt hij iets dat genot brengt. Dat is deze wereld.) r.5
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam malbiesj aroemiem. (Ook deze zegening is natuurlijk niet letterlijk te begrijpen. Let op:) Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die naakten kleedt. (Natuurlijk wordt er niet over naakten gesproken dat er een stukje textiel ontbreekt en dat Hasjem ons een stukje textiel bezorgt. Naakten betekent naakt van het omhulsel van chassadiem. Dat betekent naakt, wanneer aan de linkerkant chochma schijnt - zoals we die in onze lessen noemde de snijdende chochma, zonder tiekoen, zonder bekleed te zijn in de keliem, omdat die chochma niet bekleed kan worden in de keliem zonder chassadiem. Daarom dient men dat via de middelste lijn aan te trekken. Als we dat via de middelste lijn hebben dan hebben we al een stukje chassadiem waarin ook die chochma binnen komt.) r.6
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam matier asoeriem. (Ook hier een geestelijke betekenis. Letterlijk betekent het): Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die gevangenen vrij maakt. (Dit is letterlijk. Matier betekent niet alleen vrij maken, maar los binden. Zij die gebonden zijn met touw, dikke touw, op allerlei manieren, licht of zwaar gebonden door de s'a door de zonde, door onwetendheid. Door het leren van Hasjem, door te leren van Zijn operationeel systeem, door de Kabbala leert men Zijn voorschriften lisjma te doen. Wanneer men lisjma, omwille van het geven, doet dan kunnen de kliepot dat niet aan. Dat werk omwille van het geven is verschrikkelijk voor hen, zij kunnen het niet verdragen en dan verlaten zij de mens. Zij geven de mens het gevoel alsof hij ontbonden wordt van al die verbindingen met touwen en wat dan ook. Dat is dan matier asoeriem, ontbinden, los maken van degenen die gebonden zijn. Asoeriem betekent niet per se gevangenen. Gevangenen is afgeleid als synoniem, secundaire betekenis. Asoeriem betekent gebonden zijn, niet vrij. Gebonden met touwen e.d. Daarvoor danken wij Hasjem, dat Hij ons los maakt. Juist in de ochtend omdat 's ochtends wanneer wij opstaan pas in ons dat dunne draadje van chessed binnen te komen. Wanneer wij ontwaakt worden... het merendeel is nog als dood. We hebben geleerd, zoals de Thorageleerden plachten te zeggen, dat slaap 1/60e van de dood is. Door ons dan 's ochtends te ontwaken voor het geestelijke komt chessed bij ons binnen. Door onze wil en bereidheid en daadwerkelijke verbondenheid met Hasjem. Door verbondenheid met Hasjem ontbinden wij. Door het streven naar verbondenheid worden wij ontbonden van de kliepot en de s'a.
40
Les 9 Pag. 5 van Dasberg r.7
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam zokef k’foefiem. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die de de gebukten opricht. (Waar gaat het hier over? Waarvoor danken wij Hasjem hier? Wie zijn degenen die gebukt zijn? Een mens kan alleen gebukt zijn wanneer hij onder de macht staat van de kliepot. Zie je waarom gebukt? Hij kijkt a.h.w. naar beneden i.p.v. naar boven. Boven is kedoesja, het heilige en beneden is toem’a, onreine. Het is net of hij kijkt naar het onreine. Het is ook belangrijk wat we hier leren om in ons dagelijks leven het hoofd rechtop te houden, opgericht te lopen. Een teken van gebondenheid met Hasjem en niet met de kliepa. Vaak zie ik joodse mannen die met hun hoofd naar beneden lopen. Het is niet alleen dat het hen zo geleerd is om zo te doen, om niet te kijken naar andere dingen, naar vrouwen en alles - allerlei verboden die zij hebben en voor geen millimeter helpen - maar omdat zij gebukt gaan onder de last van de kliepot. Wie zich met Jesjoea verbindt, die moet wel opgericht lopen, rechtop lopen. Dat doen als teken van het feit dat Hasjem ons doet oprichten. Hij richt ons die gebukt zijn op. Het feit dat Hij ons doet oprichten is ook een toestand van staan, geen gebogen toestand maar een rechte toestand, rechtop staan en dat is ook een toestand van gadloet. Die grote toestand ontvangen wij van Hasjem, van tieferet, z’a, Die doet ons oprichten. Wij weten wie dat is. Van Hem ontvangen wij de chochma en de chochma doet de mens rechtop staan. Herinner jij je dat in de Thora wordt gesproken over Bil’am, de grootste van de wijzen van de gojim/volkeren was. Er staat over hem geschreven dat toen de de Heilige Geest op hem kwam, hij Hasjem zag, hij voor Hasjem neerviel. Waarom viel hij voor Hasjem neer? De Thorageleerden vertellen ons omdat hij niet voor Hasjem kon staan. Niet kunnen staan voor Hasjem betekent dat men verblind wordt door de kracht van Hasjem. Men kan dan niet staan en valt neer voor Hasjem. Let op wat ik probeer te zeggen: omdat hij de drager was van de kliepot. Hij voedde zich met de kliepot en daarom kon hij niet staan voor Hasjem. En op een andere plaats spreken de Thorageleerden over Awraham, het is hetzelfde idee. Er staat in de Thora dat toen hij Awram was, voor zijn besnijdenis, hij neerviel voor Hasjem. Dat wordt gezegd omdat hij niet besneden was. Niet besneden zijn betekent dat de kliepot hem gebukt maakten en ook dat hij niet kon staan voor Hasjem en voor Hasjem neerviel. Maar na de besnijdenis, in dat fragment zoals we weten dat drie engelen bij hem kwamen, hij zat voor zijn tent in de hitte van de dag na de besnijdenis – hoe geweldig pijnlijk voor een oude man dat hij zit en nog uitkijkt om gasten/voorbijgangers gastvrijheid te tonen. Er is wel gezegd dat toen zij weggingen hij voor Hasjem stond. Hij kon al staan omdat hij tot die volmaaktheid kwam. Hij verkreeg gadloet, grote toestand. Dat zijn even een paar dingen die bij mij zijn aangewaaid alleen n.a.v. deze zegening.)
41
r.8
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam roka ha-arets al hamajiem. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die de aarde boven het water heeft uitgespreid. (Roka komt van dezelfde stam/wortel als rakieja. Herinner jij je nog? Rakieja, uitspansel, hebben wij geleerd in de scheppingsdaad. Rakieja, uitspansel, heeft ook te maken met de parsa. Eigenlijk is hier ook sprake van ha-arets, malchoet, naar de parsa en dan kwam de aarde boven de wateren, lagere wateren. Hasjem doet de malchoet die aarde is, opstijgen. Malchoet is koninkrijk en die definieert Hasjem, brengt die uit de onbepaalde toestand, de toestand van het verblijven onder wateren. Uit het water heeft Hij die uitgetrokken, zoals hij zegt: uitgespreid. Een moeilijk te begrijpen, niet voor de hand liggende zegening, die zonder kennis van Kabbala onmogelijk is te begrijpen. Eigenlijk door het uitspreken van de aarde boven de wateren, daardoor zegenen wij Hasjem voor de tiekoen. Het is als een tiekoen, teken van tweede tsimtsoem, maar ook a.h.w. een teken van dank voor het scheppen van de wereld, in het algemene aspect. In het bijzondere aspect is het inderdaad de aarde die na de eerste tsimtsoem a.h.w. nog onbruikbaar was. Boven waren negen sfirot, de eigenschappen van Hasjem die wel het licht konden ontvangen en de malchoet was alleen maar volledig in duisternis. En door deze tiekoen, door rakieja, door de parsa te trekken door het midden – eigenlijk in elke tien sfirot in het bijzonder. De parsa betekent dat de beëindigende malchoet was opgestegen naar tieferet in het lichaam, maar ook in elk deel van een partsoef. Daardoor kon de aarde, malchoet, licht ontvangen van die tieferet. Tieferet is biena van het lichaam. Onder malchoet blijven al die sfirot tanhj’m en dat betekent dat zij in staat werd gesteld om bij de juiste tiekoen, juiste manier van het ontvangen, het licht van die sfirot te ontvangen. Dat is al tiekoen en daarvoor danken wij Hasjem in deze zegening. Kijk wat voor zegening komt na deze zegeningen. In het bijzonder na deze tiekoen van de aarde, malchoet. De volgorde van die zegeningen is ook belangrijk. Wij moeten ook daar aandacht aan schenken. Ik laat dat aan jou over, aan jouw zelfstandig werk dat je gaat doen. Het doet er niet toe op welke manier jij dat interpreteert, belangrijk is de inspanning die jij levert. Je wil Hasjem leren kennen, maar hoe kan je Hem leren kennen? Natuurlijk uit de Kabbala, de siddoer en andere van onze bronnen, maar eigenlijk draait het om jouw kawanna. Wie van ons, van vlees en bloed, kan überhaupt zeggen dat die Hasjem kent? Wie kan zo vermetel zijn om dat te zeggen? Niemand. Alleen Jesjoea kon dat zeggen omdat Jesjoea de wens is om te geven. Hij kon dat wel. Hij kon het eenvoudig en eerlijk, zeggen. Maar wie anders dan hij zou dat kunnen zeggen? Niemand! Hoor je wat ik zeg? Absoluut niemand. Wat is dan ons lot als wij zeggen: ‘Wij willen Hasjem leren kennen’. Leren wij in de Kabbala Hem kennen? Wij zeggen alleen dat wij door het leren, door de kawanna omwille van het geven dat wij proberen te doen, dat wij op die manier in overeenstemming willen komen met Zijn eigenschappen. Hij geeft en wij willen geven. Op deze manier hebben wij een gezamenlijke eigenschap en daardoor kunnen wij ontvangen, maar Hasjem kennen… Wie zegt dat die Hasjem kent is een misdadiger. Duidelijk? 42
Hoe kunnen wij zeggen dat wat wij doen hier… Eigenlijk is hier een groot wonder verborgen. Hasjem ziet het anders. Van Zijn perspectief is het zo dat een mens alleen maar de juiste kawanna moet geven. Wat is de juiste kawanna? Hoe weten wij dat wij lisjma of lo lisjma doen? Hoe weten wij of onze kawanna oprecht is? Ik herinner ons de profeet Jermijahoe. Hij had gezegd over zichzelf: ‘Mijn hart, wie weet of die niet listig is, of het wel of niet eerlijk is’. Wij weten dat Hasjem… De enige houvast van de mens is het hart van de mens. Dat is wat wij moeten doen. Het is niet de kennis van sfirot die ons redding brengt. Wij leren wel de sfirot, wij leren al die leden van de G’ddelijke familie en hun relaties, maar alleen maar om op deze wijze ons in overeenstemming te brengen met Hasjem, het operationeel systeem en dat is zo’n van de wereld Atsieloet. Hoe kunnen wij dat doen? Wij kunnen niet rekenen op onze kennis. Alleen op wat? Niet op ons hoofd, maar alleen op ons hart dat wij proberen de kawanna te geven lisjma. Of het ons lukt of niet, het is niet aan ons gegeven. Ons is het niet gegeven. We horen het ook van Jerimajahoe/Jeremieja. Hij heeft ook geschreven: hoe weet ik dat mijn hart niet liegt. Zo was het ook met de profeet Daniël. Hij had Hasjem ook iets dergelijks gevraagd: waar kom ik? Parafraserend…Hij vroeg Hasjem: ‘kom ik wel in Gan Eden, het Paradijs, of toch niet?’ Naar de ene kant of naar de andere kant. En dat na alles wat hij gedaan heeft. Hij was een trouwe dienaar van Hasjem. Hem werd verzekerd van wel. M.a.w.: ook hij kon niet voor 100% weten of zijn hart een kosjere kawanna had of niet. Ook wij moeten daarover geen problemen maken. Het is genoeg voor ons om steeds correcties te doen, trachten steeds de juiste kawanna te doen, eenvoudig in ons hart. Oprecht en zonder smoesjes. Zonder al die ingewikkelde dingen. Gewoon in eenvoud van onze nefesj, zo voor Hasjem staan, wetend dat wij niets hebben, dat wij niet kunnen rekenen op onze rechtvaardigheid, op ons werk of wat dan ook. Het is absoluut niets bepalends voor ons. We kunnen onze oprechtheid, onze waarlijke kawanna daarmee niet meten. M.a.w.: wij kunnen alleen maar ons best doen wat kawanna betreft en niet menen dat wij Hasjem bevatten, G’d verhoede. Niet dat wij Hem leren kennen. Het is zo overmoedig om te zeggen dat wij Hem leren kennen. Zo nu en dan zeggen we het wel zo, maar wat bedoelen wij daarmee? Dat is wat ik een beetje wil toelichten. Kan ik zeggen dat ik Hasjem ken? Wie ben ik. Zo weet ik dat niemand behalve Jesjoea kan zeggen dat hij Hasjem kent. Jesjoea had ook zo gezegd: ‘Niemand kent mijn Vader, anders dan ik’ en ‘Niemand komt tot de Vader, anders dan door mij’. Iedereen moet door de kether komen om tot de Vader te komen. Duidelijk? Hoe weten wij dan dat we een relatie hebben met Hasjem? Hasjem wil één ding van ons: dat wij proberen de juiste kawanna te geven. Of het ons wel of niet lukt dat is niet aan ons te bepalen, dat wordt van boven gezien. Van boven waar geen materie is daar is het helder, ons hart staat daar helemaal in zijn ware toestand. De bedoelingen zoals die zijn ziet men alleen van boven en dat is voldoende. En als wij dat doen – let op wat ik probeer te zeggen – dan gebeurt er een wonder. Let op: dan gaat Hasjem die het hart van de mens kent en hoort…Hij luistert naar het hart van de mens en niet naar het hoofd. In die mate waarin het hart eerlijk is – en niet de kennis van de mens, maar de mate waarin het hart eerlijk verlangt naar Hasjem, in dezelfde mate gaat Hasjem zich onthullen aan de mens. Hasjem doet zich onthullen. Hasjem gaat a.h.w. een mens bevatten. Het is niet dat wij Hem, Zijn licht, gaan ervaren. Zijn licht dat smaakt naar geven in allerlei facetten waarbij de stoornissen weggepromoveerd worden, de s’a zich verstopt. Hasjem laat zich dan kennen en niet dat wij Hem leren kennen via onze instellingen, kennis of wat dan 43
ook. Alleen maar door onszelf op de juiste wijze te kawanneren, intentie te geven…. Juist is natuurlijk betrekkelijk. Vanuit ons perspectief, zo eerlijk mogelijk, zo vol mogelijk als wij kunnen, op elk willekeurig moment, zoals momentopname. In dezelfde mate laat Hasjem zich leren kennen in onze keliem.) r.9
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam sje-asa li kol tsarkie. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die maakte voor mij alles wat ik nodig heb. (Zie je: alles wat ik nodig heb. Dat is natuurlijk het resultaat van alle zegeningen die daar vóór waren. Die tien zegeningen waren nodig, tien zegeningen waar ik dank heb gegeven aan Hasjem voor verschillende aspecten van het werk van Hasjem waardoor ik de tiende…. ik Hem dank door te zeggen: Die alles gedaan heeft voor (lett: aan) mij, alles wat ik nodig heb. De wereld heeft Hij geschapen door de aarde, de malchoet, op te trekken naar de biena; dat is de tiende zegening. Daarmee heeft Hasjem alles gedaan voor mij wat ik nodig heb. Dat wat Hasjem gedaan heeft met ha-arets, de aarde: Hij bracht malchoet naar de biena. Malchoet was door de eerste tsimtsoem diena kasja, zware dien en Hij bracht die naar de biena die barmhartigheid is. De wereld kon dan voortbestaan. Dat betekent dat ook ik kan voortbestaan, tiekoeniem, correcties kan doen. Eigenlijk heeft Hasjem daarmee alles gedaan wat ik nodig heb. r.10
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam asjer heechien mitsadee gawer. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die heeft voorbereid de stappen van de mens. (Dit is letterlijk. Hij vertaalt het met: die de mens richting geeft in zijn gaan. Zoals ik het jullie vertaal: zoals die heeft voorbereid de stappen van de mens. Het lijkt wel op wat hij gezegd had, maar altijd kijken naar de letterlijke, woordelijke vertaling. Interessant is dat het laatste woord gawer is. Gawer is niet alleen mens, maar een mens die overwinningen boekt; van het woord gibor, held. Gawer, gwoera… dat hij gwoera toepast. Dat betekent dat hij werkt aan zichzelf om overwinningen te boeken over de kliepot. Hasjem bereidt zijn stappen. Wat betekent dat? Stappen kan men alleen maken wanneer men twee benen heeft. Met één been kan men geen stappen zetten. Twee benen moet je hebben. Er wordt gezegd dat Hasjem alle voorbereidingen voor een mens bereid om die stappen te zetten. De mens neemt stappen, dat zijn twee lijnen, rechts en links, twee benen, rechts en links, maar Hasjem bereid hem daar voor. Om ook die stappen te nemen heb je Hasjem nodig die de mens deze stappen bereid om door te gaan op de weg naar de vervulling. Daarom wordt het woord gawer gebruikt. Een mens die gwoera toepast, die overwint, die in twee lijnen werkt, die heet gawer. En Hasjem bereidt zijn stappen. Hij a.h.w. leidt een mens, die aan zichzelf werkt in twee lijnen, ertoe en blijft tussen die twee stappen, vormt in hem de middelste lijn. De middelste lijn geeft weer een impuls aan de mens om verder door te gaan. Zo stijgt een mens op langs de geestelijke traptreden in zijn eigen keliem. r.11 We hebben dan de bevestiging van die twee stappen die de mens doet langs de lijnen, rechts en links, en Hasjem is in het midden. In de regel 10 danken wij Hasjem dat Hij de 44
stappen van de mens voorbereid, eigenlijk begeleidt Hij de mens in zijn geestelijk werk. Nu wordt het a.h.w. gespecificeerd. Er wordt uitvoeriger over gesproken.):
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam ozer jisrael bigwoera. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die Jisraël steunt/helpt met gwoera. (Duidelijk? Hij geeft gwoera/sterkte aan Jisraël. We weten dat gwoera meer dan sterkte is. Die Jisraël helpt met de gwoera. Jisraël is een toestand van chassadiem. Het kenmerk van Jisraël is eigenlijk chassadiem/genade, maar dat is niet genoeg. Er moeten twee lijnen zijn. Hij zegt ons dan dat Hasjem de mens helpt met de andere lijn, met de linkerlijn. Een mens moet ook in de linkerlijn werken en dat is wat hij ook zegt: Jisraël heeft eigenschap van chassadiem en Hasjem helpt hem met gwoera, het tweede component. Ook daarvoor danken wij Hasjem. En in de regel 12 danken wij Hasjem voor het volgende): r.12
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam oter jisrael b’tifara. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elohiem Koning van de wereld die bekroont Jisraël met tieferet/pracht. (In geen geval ‘met roem’ zoals Dasberg zegt. Roem is hier uit den boze. Hier wordt niets over roem gesproken, maar met pracht, tieferet, liefde, middelste lijn. Zo zien we dat de regel tien voorbereiding is op het werk. Hasjem loopt als een vader met een kind die hem helpt stapjes te doen, rechts en links, rechts en links, en hij houdt hem aan het handje. In de zegening in regel elf zien we dat Hij geeft aan Jisraël die genade als eigenschap heeft, die chessed heeft…Jisraël heeft als vader Awraham en Awraham is chessed. Hij geeft aan Jisraël gwoera. Hij helpt Jisraël met gwoera. Duidelijk voor ons. Hij heeft dan de tweede lijn. En in de regel twaalf bekroont Hij Jisraël met tieferet. Zie je dat? Bekroont: van boven komt tieferet in de middelste lijn.)
45
Les 10 Pag. 5 van Dasberg r.13
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam hanoten laja-ef koach. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elokiem Koning van de wereld de gever van kracht aan de vermoeide. (Wat hier opvalt... Ten eerste moeten we niet alleen denken aan fysieke vermoeidheid. Er zijn vier naturen bij de mens en elke daarvan kan vermoeid raken: fysieke vermoeidheid, emotionele vermoeidheid, psychische vermoeidheid en geestelijke vermoeidheid. Geestelijke vermoeidheid bestaat niet in directe vorm, het bestaat alleen door het niet willen of kunnen overeenkomen met het Hogere. Daardoor komt men te staan met het licht/Hasjem in de toestand waarbij men het licht van Hasjem niet ervaart; men scheidt zich naar eigenschappen en dat wordt ervaren als vermoeidheid. Dat zijn dus vier vormen van mogelijke vermoeidheid waardoor wij Hasjem danken/zegenen als de Enige die ons - die vermoeide door discrepantie naar eigenschappen met Hem - kracht geeft. Kracht betekent het vermogen om het licht van Hasjem te ontvangen, het heilige te ontvangen. Kijk, het derde woord ' hanoten', dé Gever. Niets of niemand is in staat om een mens daadwerkelijk kracht te geven, een vermoeide kracht te geven alleen Hasjem. Een mens op zichzelf genomen, zoals wij weten, is alleen de wens om te ontvangen voor zichzelf en is bij uitstek vermoeid, vermoeid geboren. Door het werken aan jezelf, je in overeenstemming te brengen met het hogere, wordt deze vermoeidheid opgeheven. Wie doet dat? Het Licht, Hasjem doet het. Door jou innerlijk leeg te maken van jouw wens om te ontvangen voor jezelf, het huis schoon te maken, je te zuiveren en daarna jezelf op te bouwen. Door Thora, mitswot en goede daden vult men zich met kracht. Kracht, eigenlijk van Hasjem.) r.14
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam hama'awier sjeena me-eenaj oetnoema miaf'apaj. (Ook hier in deze zegening zit een heimelijke/verborgen betekenis.) Gezegend ben Jij Hawajah onze Elokiem Koning van de wereld die de slaap van mijn ogen wegneemt (letterlijk: doet passeren. Niet 'verwijdert' zoals hij dat vrij vertaalt. Ma'awier betekent passeren, doet voorbijgaan.) en de sluimer van mijn oogleden. (We kunnen zeggen dat het dubbelop is gezegd, want slaap en sluimer zijn synoniem. De eerste in het algemene aspect en het andere in het bijzondere aspect. De eerste dekt het hele aspect van de ogen en de andere alleen een onderdeel: oogleden. Het is een dunne subtiele vorm van slaap. Geestelijke slaap uiteraard. Waarom die twee? We zullen zien op een andere plaats en niet hier waarom hij twee woorden voor slaap gebruikt en twee woorden waarop het betrekking heeft dat Hasjem voorbij doet
46
gaan de slaap - sjeena is slaap - van de ogen. Een andere betekenis van sjeena... de stam van verandering, maar ik ga er hier niet verder op in. r.16
Wiehie ratson milfanecha adonaj eloheenoe we-elohee awoteenoe sjetargieleenoe b'toratecha w'dabkeenoe b'mitswotecha w'al t'wie-eenoe lo liedee chet w'lo liedee aweera w'awon w'lo liedee nisajon w'lo liedee wizajon w'al (pag.6 r.1) tasjlet banoe jeetser hara w'harchiekeenoe mi-adam ra oemechawer ra w'dabkeenoe b'jeetser hatow oewema'asiem towiem w'chof et jitsreenoe l'hisjta'bed lach oetneenoe hajom oe-w'chol jom l' cheen oe-l'chessed oe-l'rachamiem b'eenecha oe-w'enee chol ro-eenoe w'tigmeleenoe chassadiem towiem, baroeg ata adonaj gomel chassadiem towiem l'amo jisrael. (We komen hier tot een gebruikelijke vorm van een soort gebed waarbij een mens Hasjem vraagt om een soort steun, een soort bevestiging van zijn verzoeken.) Moge het Jouw wil zijn voor Jouw aangezicht (gezicht van Hasjem. Wat betekent dat? Van zijn paniem) Hawajah onze Elohiem en Elohiem van onze Vaderen dat Jij ons doet gewend raken (letterlijk) aan Jouw Thora (targiel is gewenning, iets wat men regelmatig gaat doen. Dat zit hier, 'dat Jij ons regelmaat brengt in het bestuderen van de Thora'. Er staat nog meer. De stam van targiel is inderdaad gewenning, gewoonte, maar het komt ook van de stam van regel, voet, been. Sjetargieleenoe betekent dat Jij ons op onze voeten - beter: op twee benen zet in Jouw Thora. Thora heeft twee benen: chassadiem en gwoerot, rechterlijn en linkerlijn. Dat is eigenlijk waar het over gaat. Wij willen graag dat Hasjem ons laat werken 47
in de Thora, in de rechterlijn en in de linkerlijn en niet in één lijn blijven onder het verstand als zij die gewoon de Thora aangeleerd doen, na-apen. Zij doen wat zij geleerd hebben in hun kindertijd jaar in jaar uit. Dat helpt voor geen millimeter. Alleen wanneer een mens werk doet binnen zichzelf in twee lijnen, op twee benen lopen, dat is waar wij Hasjem nadrukkelijk om verzoeken.) (Kijk wat hij ons zegt): ('w'dabkeenoe b'mitswotecha): en hecht ons aan Jouw voorschriften (Zie je, niet dat wij uit onszelf iets kunnen vervullen in de voorschriften. Wat kan een mens vervullen in de voorschriften? Elk voorschrift van alle 613 voorschriften is het voorschrift van geven. Elk staat in het teken van geven. Wat kunnen wij geven? Welk mens die door een vrouw geboren wordt was, is en zal zijn in staat om te geven? Van een vrouw geboren worden... ik bedoel niet alleen een vrouw van vlees en bloed, maar de wens om te ontvangen voor zichzelf. Geen mens was, is en zal zijn in staat om uit zichzelf de kracht te hebben om te geven, om zelf het kleinste voorschrift te vervullen. Dat is waar wij werkelijk om vragen, wij die bewust zijn in ons absolute onvermogen om te geven en Zijn voorschriften te vervullen. Daarom vragen wij: en doe ons aanhechten aan Jouw voorschriften. Elk voorschrift wekt Zijn wens om te geven in ons op. Wij worden dan verbonden alleen door onze kawanna om te geven. Wijzelf kunnen niets geven, maar door onze kawanna, gesteund door het geloof boven het verstand, kunnen wij hoogstens aanhechten aan Hasjem. Dabkeenoe, aanhechten, kan ook vertaald worden met aankleven. (W'al t'wie-eenoe lo liedee chet): en breng ons niet tot zonde (Wat betekent dat? Hoe kan je denken dat Hasjem ons tot zonde kan brengen? Hij vertaalt het ook zo. Hoe kan Hasjem ons tot zonde brengen? Wat betekent dat? Kan Hij ons dan tot zonde brengen? Wat denk je, kan Hasjem een mens tot zonde brengen? Hoe kunnen wij dat kabbalistisch uitleggen? Niet door ons verstand, maar kabbalistisch, wat wij leren van Hasjem. Kabbala is eigenlijk Hasjem zelf, Zijn blik op de wereld, Zijn matrijs, blauwdruk van Zijn constructie/structuur van de wereld. Daaruit kunnen wij antwoorden krijgen, dat is wat wij leren in de Kabbala en niet door ons verstand. Ons verstand wil alleen maar één ding: met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk te behalen, of: zo min mogelijk te lijden en in plaats daarvan zoveel mogelijk te genieten. Genieten in elementaire behoeften: eten, drinken, seks, rijkdom, macht en wetenschap; het zijn allemaal wensen van deze wereld. Wat betekent 'w'al t'wie-eenoe lo liedee chet'? Weet je dat ik voordat ik Kabbala begon te leren mij nooit had afgevraagd bij het lezen van dit stukje gebed waarom het er staat.'en breng ons niet tot zonde'. Kan van het goede het kwade komen? Een mens tot zonde brengen betekent kwaad doen. Waarom vragen wij dat aan Hasjem? Wij weten dat er een principe bestaat - ga altijd uit van geestelijke principes: er is geen geweld in het geestelijke. Dat betekent dat Hasjem in Zijn hoogste wijsheid, de enige wijsheid die de ware wijsheid is, de mens zelf keuzes laat maken op elk willekeurig moment. Dat is de mens zoals Hasjem hem heeft geschapen, die vrij is om te kiezen tussen goed en kwaad, tussen mitswa en zonde. Hier vragen wij Hasjem om ons te helpen de goede keuze te maken. 'Breng ons niet tot zonde', wij vragen Hem ons te helpen bij onze keuzebepaling, want ook dat is moeilijk voor ons, ook dat is een enorme klus voor ons. We zijn ons ervan bewust dat ook dat moeilijk is voor ons. Wij kiezen wel voor het goede, maar wij hebben niet altijd de kracht. De kawanna om het goede te doen hebben wij. De kawanna om in onze keuze ons te laten leiden door het goede dat hebben wij, maar de kracht ontbreekt vaak. Dat is waar wij Hasjem om vragen, om ons niet te brengen tot zonde. Dat betekent ons te helpen met de kracht, ons kracht te geven, bekrachtigen, bij onze keuze. De keuze die bepalen 48
wij zelf, dat is aan ons gegeven. Hasjem kan dat niet voor ons doen, want dan zouden wij geen schepping zijn. Wij zouden dan niet aan de voorwaarden kunnen voldoen om schepping te zijn. Schepping bestaat uit twee kanten. We hebben geleerd en weten dat wij Hasjem moeten liefhebben wanneer het ons goed gaat en wanneer het ons slecht gaat. Dat is waar wij Hasjem om vragen: een steuntje, dat telkens wanneer wij keuze bepalen om te kiezen voor het goede dat Hasjem ons ook nog kracht geeft om gestalte te geven aan deze beslissing. En hij gaat verder andere dingen op te sommen, dingen die wij Hasjem vragen om het niet te doen): (w'lo lidee awera): en breng ons niet tot overtreding (Er zijn nuances tussen al die woorden - we hebben dat ook in de Zohar geleerd, ergens nog in de eerste tientallen… ik weet niet precies waar. We hebben daar geleerd over chet, de zonde die het minst krachtig is en daarna awera dat echte overtreding is. Hij gaat in een steeds versterkende vorm): (w'awon) en niet tot misdaad (Dus: breng ons niet tot zonde, niet tot overtreding - een zwaardere vorm van zonde en niet tot avon. Avon is echt misdaad.) (w'lo lidee nisajon): en niet tot verzoeking (zoals hij dat vertaalt. Nisajon is ook beproeving in de zin van dat wij het niet kunnen doorstaan. Wij willen graag beproeving. Zonder beproeving, het werk in de linkerlijn... Het kan niet zonder beproeving. Let op: zonder nisajon/beproeving kunnen wij niet op twee voeten gaan. Zonder beproeving kan een mens niets doen. Daarom leren zij duizenden jaren Thora en spreken zij al die gebeden en helpt het voor geen millimeter. Waarom? Omdat zij dat allemaal in één lijn doen. Chochma kan men niet ontvangen zonder nisajon, zonder een beproeving te doorstaan. Waar vragen wij Hasjem dan om als wij zeggen ' breng ons niet tot beproeving'? Beproeving.... breng ons niet in beproeving, zodanig dat het voor ons ondraaglijk zou zijn, dat wij daardoor niet zouden uitstappen van het werk te doen. Dat wij daardoor in verzoeking zouden komen.) (w'lo lidee wizajon): en niet tot vernedering (Door wie? Wat vragen wij hier Hasjem? Door wie willen wij niet vernederd worden? Er staat toch geschreven dat de Thorageleerden, tsaddiekiem - chassidiem zoals men hen noemt, dat zij hen vernederen en zij worden niet vernederd. Dat is de hoogste traptrede: niet vernederd te raken wanneer een mens wordt vernederd. Natuurlijk vragen wij Hasjem t.a.v. de enige vernederaar die er is en dat is de s'a. Dat wij door de s'a niet vernederd raken. Dat is 'breng ons niet tot vernedering', dat wij niet worden vernederd door de s'a, maar dat wij ons hoofd a.h.w. erboven... eruit komen en overwinnen op de s'a.) (We zien dat het inderdaad over de s'a gaat, want hier wordt het al expliciet gevraagd): (w'al tasjlet banoe jeetser hara): laat de slechte neiging in ons niet heersen (Het doet er niet toe dat het qua grammatica niet klopt in het Nederlands. Voor ons is het belangrijk de verbanden te zien zoals het in de heilige taal is. 'W'al tasjlet banoe: en laat in ons. Banoe betekent 'in ons' en niet 'buiten mij'. Laat de slechte neiging in ons niet heersen, want alles - goed en kwaad - hebben wij binnen onszelf. Wij hebben alleen met onszelf te maken. Elk mens heeft alleen met zichzelf te maken. In zichzelf is er kwaad en in zichzelf is er ook de redding van elk kwaad. (w'harchiekeenoe mi-adam ra en doe ons afstand nemen (ons verre houden) van een slecht mens (Hier wordt uitdrukkelijk gezegd 'van een slecht mens'. Betekent het dat ik goed ben? Betekent het dat wij vragen dat Hasjem ons beschermt oftewel ons moet weerhouden -dat wij 49
op afstand blijven - van een kwaad/slecht mens? Dat betekent dat wij te maken hebben met iets dat sociaal aspect is, dat het buiten mijzelf is. Dat is helemaal niet zo. Het is allemaal binnen mijzelf. 'Laat mij verre houden van een slecht mens': in mijzelf moet ik keuzes maken, afstand nemen, mij verre houden van een slecht mens. Let goed op: niet zoals hij ons vertaalt ' houd ons verre van slechte mensen en slechte vrienden', want dat is een verschrikkelijke vertaling. Dat is een vertaling van wij Joden en daartegenover de hele wereld. Er zijn misschien wel wat goede integere mensen onder de gojiem en misschien ook tegen slechte joden. Nee, geen sprake van. Waar heeft Dasberg 'mensen' gevonden? Er staat geen woord ‘mensen’, er staat alleen mi-adam ra , van een slecht mens. Duidelijk? Aan het einde van regel 1 staat: mi-adam ra , van een slecht mens. Waarom vertaalt hij het dan als slechte mensen? Hij vertaalt het natuurlijk als trouw lid van het collectief, de groep die zich wij-Joden noemen. Daarom vertaalt hij het als: wij zijn goed en zij zijn slecht; wij vragen Hasjem ons voor slechte mensen te behoeden. Wat een verschrikking. Wij vragen: moge het de wil zijn van Hasjem om ons verre te houden van de slechte mens in onszelf. Dus weer de keuzebepaling, dat wij niet kiezen voor de slechte mens.) (oemechawer ra): en van een slechte kameraad (dus iemand binnen mijzelf die mij slechte raad geeft. Binnen mijzelf, die kameraad is, een slechte kameraad. Bij mijn bepalen wie er in mij spreekt, het kan een slechte kameraad zijn. Allemaal krachten binnen mijzelf. Waarom brengt hij het niet onder één noemer: jeetser hara? Natuurlijk komt het allemaal van jeetser hara, het slechte beginsel, s'a. Waarom brengt hij het niet zo? Omdat het allemaal verschillende aspecten zijn in de mens, verschillende bekledingen. Het kan zich manifesteren als een mens, als een kameraad en ik moet erg goede keuzen...ik moet goede ogen hebben, maar ook geleid worden door Hasjem om mij niet te vergissen en om mij te behoeden, afstand te nemen, van een slecht mens en een slechte kameraad. Kijk nou wat wij Hasjem vragen: om ons verre te houden; dat betekent inspanningen te leveren om hoger te komen. Hoe hoger wij komen, hoe meer de afstand wordt tussen ons en de kliepot.) (w'dabkeenoe b'jeetser hatow): en doe ons aanhechten/aankleven aan het goede beginsel (in onszelf natuurlijk. Het goede beginsel is boven de chaze, het slechte beginsel is onder de chaze. Die dat gebed uitspreek, meent allesbehalve dan dat die goed is, want anders zou die - let goed op - niet Hasjem smeken om hem te doen aanhechten aan het goede beginsel. Als je zo goed bent dat je geen contact wilt hebben met een slecht mens en een slechte kameraad buiten jouw huid om - jouw buurman of wie dan ook - dan zou jij dat niet nodig hebben. Het zou betekenen dat jij goederik bent. Dat is wat zij allemaal menen dat zij goederikken zijn. Maar nee, de thorageleerden van de grote Sanhedrin hadden degelijk gezien en opgesteld al onze gebeden vanuit de positie van iemand die op zichzelf niets kan uitvoeren. Iemand komt in zijn gebeden vanuit de kliepot en smeekt Hasjem om kracht om hem uit de kliepot te laten komen, als uit moeras, uit fecaliën en hem de kracht te geven in alle mogelijke facetten om op te stijgen en aan te hechten aan het goede beginsel. We kunnen zeggen: om boven de chaze te komen.) (Het werkwoord 'aanhechten' wordt niet herhaald, maar gesuggereerd): (oewema'asiem towiem): en ons aan te hechten aan de goede daden 50
(Zie je dat? Wij zeggen niet: laat ons goede daden maken/doen, dingen die goed zijn, maar: aanhechten aan de goede daden. Wij die alleen maar slechte daden weten te doen omdat het onze aard is om dat te doen, moge het Jouw wil zijn Hawajah onze Elokiem Koning van de wereld dat Jij ons doet aanhechten aan de goede daden. M.a.w. dat Jij ons aanwijst, dat Jij ons helpt om goede daden… dat betekent: daden van geven. Wij weten alleen maar om te ontvangen voor onszelf, wij weten niets anders. Wie meent dat hij wel kan geven is natuurlijk een kind, onbewust van zijn eigen hart, zijn eigen aard.) (Hij zegt het weer geweldig. Hij laat ons onze natuur zien): (w'chof et jitsreenoe l'hisjta'bed lach): en ondermijn onze wil (buigen...ondermijn onze wil. Kof betekent ondermijnen.) om aan Jou onderworpen te zijn (Zie je dat? Ieder van ons die dat zegt die moet degelijk bewust er van zijn dat die de aard heeft, de jeetser/neigingen/wil heeft om tegenover de wil van Hasjem te doen die geven is. En dat betekent niet alleen onze wil, zoals ook Dasberg vertaalt, maar jitsreenoe, onze jeetser, ons slecht beginsel. Nog een keer: niet alleen onze wil zoals hij vertaalt. Ondermijn onze jeetser hara om aan Jou onderworpen te zijn. Zie je? Niet kapot maken of ogen dicht doen alsof het niet bestaat, want dat helpt voor geen millimeter. Hem te ondermijnen betekent ook om te buigen, aan te sluiten aan datgene wat boven de chaze is, de jeetser hatov, het goede beginsel, het geven.) (oetneenoe hajom oe-w'chol jom l'cheen oe-l'chessed oe-l'rachamiem b'eenecha): en geeft ons vandaag en elke dag aan aardigheid/welwillendheid en voor liefde (M.a.w. laat ons functioneren naar welwillendheid. Het voorzetsel lamed: aan/voor.) en voor barmhartigheid in Jouw ogen (Laat ons functioneren, onszelf voelen voor welwillendheid, voelen voor liefde, voelen voor barmhartigheid en dat is in Joúw ogen. Niet dat wij zullen menen dat wíj daarvoor in staat zijn, voor welwillendheid, liefde en barmhartigheid. Dat zijn allemaal eigenschappen van het geven. In Jóuw ogen, het moet van Jouw perspectief gezien worden dat wij overeenkomen naar Jouw eigenschappen van welwillendheid, liefde en barmhartigheid.) ( oe-w'enee chol ro-eenoe ) en in de ogen van alle die ons zien (Wie zijn dat die ons zien? Iemand van buiten, van de straat? Een mens die moet zien dat ik een goederik ben? Absoluut niet. ' In de ogen van alle die ons zien', alle krachten die er zijn in Jouw schepping, de krachten van alle werelden die Jij hebt geschapen: engelen, alles wat bestaat naar krachten. Laat alle zien dat zij mij zullen zien en ervaren wat die drie eigenschappen die ik door Jou Hasjem aan de dag breng.) (En natuurlijk ontbreekt aan mij iets bijzonders/belangrijks om die drie eigenschappen aan de dag te brengen. Ik weet dan natuurlijk dat ik het zelf niet kan opbrengen en ik vraag Hasjem): (w'tigmeleenoe chassadiem towiem): en doe ons goede daden (Wij vragen Hasjem om ons liefelijke goede daden te doen. Dat Hasjem het doet en niet dat wij het doen. Wij vragen Hasjem dat Hij die liefelijke daden aan ons bewijst. Dat zijn de liefelijke daden dat Hasjem ons steunt in elk van onze innerlijke handeling, elk van onze beslissing om met Hem in contact te treden, in overeenstemming te komen naar eigenschappen, dat Hij ons daarmee steunt. Net zoals we hebben geleerd van Mosje. Mosje was zich er van bewust dat hij niets zelf kon. Hij had absoluut geen vermogen om maar iets te doen, iets bij te dragen om het volk Jisraël uit mitsrajiem/egypte te doen uittrekken. Wat hebben wij geleerd? Hij begon te klagen voor Hasjem toen Hij hem gevraagd had om naar egypte terug te keren om het volk te bevrijden: ‘ 51
ik kan dit niet, ik kan niet spreken, mijn lippen zijn niet zo goed in het spreken, en dit en dat…’. Hasjem zei tegen hem: Ik ga mee. Hasjem had gezegd: Ik zal mijn engel meesturen. Wat had Mosje gezegd? Nee, niet een engel, Jijzelf moet ons helpen, dan wordt het de ware bevrijding. Hasjem ging mee met Mosje d.w.z. Mosje droeg in zichzelf de kracht van Hasjem of beter te zeggen: in die verbondenheid. Mosje bleef al zijn weg naar egypte, in egypte en tot zijn dood verbonden met Hasjem. Er wordt gezegd dat vanaf het moment dat Hasjem hem deze taak had opgedragen dat Mosje Hasjem tête à tête zag, in zijn omgang, gewoon in een heldere dag en niet zoals alle anderen in allerlei vormen van verrukking, extase, dromen enz.) (baroeg ata adonaj gomel chassadiem toviem l'amo jisrael): Gezegend ben Jij Hawajah die goede daden van genade bewijst aan Zijn volk Jisraël. (Zie je hoe het einde, deze zegening, is opgebouwd? Er wordt niet gezegd: Hawajah onze Elokiem en Elokiem van onze vaderen enz. Hier wordt de naam Elokiem niet genoemd, want Elokiem is de naam van zware dien; het is absoluut ook heilig, maar het is dien. Wij richten ons in deze zegening tot Hasjem alleen als Hawajah zonder Hem Elokiem te noemen. Alleen Hawajah, om bewijzen te geven, om liefelijke goede daden van genade te bewijzen aan Zijn volk Jisraël, daar noemen wij alleen Zijn barmhartige naam van Hawajah die was, is en zal zijn, zonder Elokiem erbij. Waarom? Omdat als wij Zijn naam Elokiem erbij zouden doen dan zouden wij naar de strengheid van de wet niet in aanmerking komen om van Hasjem goede daden van genade bewezen te krijgen. Duidelijk? Want op zichzelf genomen zijn wij de wens om te ontvangen natuurlijk. De naam Elokiem veronderstelt dat het wel de kracht is die dat wel onderkent in ons. Wij kunnen niet naar de naam Elokiem helemaal rechtop staan in de ogen van Hasjem. Wij hebben onze diepe grote gebreken. Onze aard is ontoereikend. Daarom noemen wij hier alleen Zijn naam Hawajah. Uit Jouw naam Hawajah - van Jouw eigenschap van barmhartigheid, niet naar de strenge wet want daarvoor kunnen wij niet in aanmerking komen, vanuit dat perspectief, maar doe het alleen maar vanuit Jouw barmhartigheid aan ons, omdat Jouw volk Jisraël dat niet heeft verdient. Überhaupt geen mens heeft dat kunnen verdienen. Jouw volk Jisraël betekent zij die uitverkoren zijn - natuurlijk ook weer in één mens en niet een massa, een kudde die zich volk Jisraël noemt, maar binnen de mens zelf. Zijn volk Jisraël betekent zij die boven de chaze zijn, zij die dus in de keliem van het geven zijn. Waarom heet dat Zijn volk Jisraël? Boven de chaze hebben wij de keliem van Hasjem en wij zijn net zoals in de zejr anpien, wij worden ook gezien als de zo'n, kinderen van zo'n, zelfde structuur als de zo'n, boven de chaze z'a en onder de chaze is de noekwa. Boven de chaze... we hebben geleerd dat boven de chaze biena zich strekt tot de chaze. En de biena is dan eigenlijk de kracht van het hogere, van Hasjem in onszelf. Boven de chaze zijn de keliem van Hasjem, ook in ons, en onder de chaze zijn de keliem van kabbala, de keliem van onszelf. Daarom heet boven de chaze: amo israel. Hasjem bewijst Zijn goede daden van genade aan amo Jisraël, deze plaats in onszelf die boven de chaze is. Waarom? In overeenkomst naar eigenschappen, want onder de chaze is het werk van ons. Onder de chaze is de wens om te ontvangen voor onszelf en daar komt geen schijnen van chochma. En daarom is onze taak om van beneden al deze krachten - ook in ons gebed - omhoog te trekken naar boven de chaze en dan worden wij amo Jisraël, Zijn volk Jisraël. En dan gaat Hasjem ons Zijn goede daden van genade bewijzen. Telkens weer, als gevolg van ons werk aan onszelf, ons op te brengen naar
52
boven de chaze waar wij de kracht ontvangen, ons transformeren in amo Jisraël, Zijn volk Jisraël.
53
Les 11 Pag. 6 r.8 Op de vorige les in regel 6 en 7 was een zegening: 'Gezegend ben Jij Hawajah die goede daden van genade bewijst aan Zijn volk Jisraël'. Ik had jullie gezegd dat l'amo Jisraël, aan Zijn volk Jisraël... dat alles wat wij leren in de Thora, in de Siddoer, in de hele leer over de verlossing, alleen over één mens gaat. De heilige boeken spreken alleen van één mens en niet tot een gemeente - dat is een primitieve fase van geestelijk bewustzijn, het is nog in ontwikkeling. Wanneer een mens rijp wordt of streeft naar de geestelijke rijpheid d.w.z. om een tête à tête relatie op te bouwen met Hasjem, dus via de kav, dan ervaart die mens dat alle boeken geschreven zijn van en voor zijn individuele ziel. En ' aan Zijn volk Jisraël bewijst Hij goede daden...' enz. betekent aan Jisraël in een mens zelf. Dat is duidelijk, maar je moet altijd zoeken naar... Behalve wat ik zeg in de lessen... Ik spreek nooit van stellingen, dat het een principe... maar er zit altijd iets achter die lettertjes: de bevestiging, het bewijs van wat ik zeg. Altijd wanneer je hoort wat ik zeg, ga dan zelf onderzoeken, ga kijken naar de samenstellingen van woorden en letters. ' Wat heeft Michael gezegd'? Het is allemaal in één mens. Dus 'aan Zijn volk Jisraël' zei hij dat het betrekking heeft op één mens, in de mens zelf. Hoe komt dat? En dat ga je dan onderzoeken. De hele bedoeling van onze studie is dat jij leert zelf verbanden te leggen, door die letters heen te komen, dan kom je tot Hasjem. Er komt dan een ontploffing, een bevatting die met niets te meten valt. Je doet dat via je eigen inspanning en door je eigen keliem. Als je dat zou willen onderzoeken in dit concrete geval - regel 7 - l'amo Jisraël, aan Zijn volk Jisraël... Je kan verschillende grepen/procedé's/manieren gebruiken om dat te onderzoeken. Herinner jij je nog dat we één van de manieren geleerd hebben om te onderzoeken en dat is om de eerste letters - resjee teewot, de eerste letters van samenstelling van woorden die een bepaald begrip of een bepaald stukje vers samenstellen. Of sofee teewot, eindletters van zo'n samenstelling. Dit is één van de manieren. Ook gematria, woordvolgorde en van alles zoals we hebben geleerd zoals het systeem van atbasj enz. En dan zal je induiken in het begrip 'l' amo Jisraël' , aan Zijn volk Jisraël. Je zal dan zien dat de eerste letters van deze samenstelling is lamed - eerste letter van l'amo, en joed - eerste letter van tweede woord, Jisraël. Schrijf dit op. De heilige boeken zijn op de manier gedrukt dat de mens kanttekeningen kan maken aan de zijkant. Hier aan de linkerkant bij het Hebreeuws is plaats om aantekeningen/kanttekeningen te maken. We zien dan dat de eerste letters - resjee teewot van l'amo Jisraël, aan Zijn volk Jisraël, het woord li vormt. Li met de betekenis 'aan mij'. Kijken we naar de eindletters van deze samenstelling: l'amo eindigt met waw en het tweede woord eindigt met lamed. Let goed op wat ik probeer te zeggen: In de regel is het zo - niet altijd, want er zijn verschillende aspecten in deze kwestie - dat je de beginletters achter elkaar moet plaatsen zoals zij staan in de volgorde van die woorden, zoals in dit geval begint het eerste woord met lamed en het tweede met joed en dat maakt li. Maar eindletters komen normaliter in een andere volgorde: van de laatste naar de voorafgaande; hier is dat lamed waw. Waarom is dat zo? Het is altijd zo dat wat van voor naar achteren komt - wat ik jullie nu vertel is een stukje diepe kabbala, een principe - dat is hetzelfde als van boven naar beneden, dat is mochin wat er ook mag zijn, het komt van een hogere traptrede naar een lagere traptrede. Terwijl sofee teewot, eindletters van samenstelling van woorden omgekeerd is: van het laatste naar voorafgaande woord. Waarom? Omdat het or 54
chozer voorstelt of ma'n wat van beneden naar boven komt. In dat licht zien wij dat de sofee teewot, eindletters, van deze samenstelling lamed waw zijn, in deze volgorde. Wat hebben we dan? Geestelijk beginnen we altijd vanaf de schepping, vanaf de lagere traptrede die ma'n omhoog brengt naar een hogere. We hebben dan lo, als ma'n. Lo betekent 'aan hem'. M.a.w.: wij geven aan Hem door ma'n omhoog te doen, door een gebed te doen aan Hasjem. Lo, aan Hem, van beneden naar boven. Dan krijgen we van de eindletters van deze samenstelling lo, aan hem. En dan komt er van boven, van Hem, li - de eerste letters van deze samenstelling - 'aan mij'; ma'd, zegening, licht, mochin komt aan mij. In dit licht zie je dat het een eenduidige relatie aangeeft 'l'amo Jisraël', aan Zijn volk Jisraël. Lo, ik geef aan Hem en Hij geeft aan mij, li. Duidelijk? Op deze manier ga je aan een kritisch opbouwen werken, het verdiepen van jouw bevatting van wat je o.a. hier leert in de kwestie van gebed. Duidelijk? Ik geef je a.h.w. een richting door in het algemeen te zeggen dat het op één mens slaat. Jij moet nadenken hoe dat dan intrinsiek in de tekst zelf zit, in het origineel zelf. 'Hoe kan ik wat Michael had gezegd, in algemene bewoordingen, verifiëren?' Niet dat je mij niet vertrouwt, maar de bedoeling is dat jij zelf dieper, verder gaat zoeken. Niet dat ik het voor jou moet uitkauwen. Nu en dan geef ik alleen als voorbeeld zo'n diepere uitleg vanuit de tekst gezien en niet in elk geval. Ik laat het aan jou over om dat werk te doen. Duidelijk? Ik wil niet en ik mag niet het werk van jou ontnemen. Dat is een principe van deze methode van de individuele studie van Luriaanse Kabbala. Men mag geen werk van een ander ontnemen, men mag het niet uitkauwen enz. Men mag zich niet bemoeien met andermans geestelijk werk, ook geen adviezen geven. Elk mens moet doormaken wat voor hem staat om door te maken, wat hem beterschap zal brengen. Natuurlijk is het kinderlijk als één mens een ander mens wil helpen. Hoe kan een blinde een ander helpen? Men moet eerst uitzoeken, komen tot de ziende en dat is Jesjoea. Jesjoea en de hele middelste lijn van de vijf stadia van de Masjiach, dat is de ziende lijn. Als je een ander advies vraagt - ik bedoel op geestelijk gebied of emotioneel en op allerlei vlakken die jouw geestelijke toestand kunnen beïnvloeden - weet je zeker dat jij buiten de redding zit. En ook als jijzelf adviezen geeft. Je moet opletten. Je moet erg voorzichtig zijn. Het hoort er niet bij. Het is slecht voor jou en slecht voor de ander. Let goed op wat ik probeer te zeggen: een waar teken van geestelijke groei is het afnemen bij jou van de drang om een ander te leren -persoonlijk advies te geven. Een ander op een volwassen manier te leren betekent geven, maar geen adviezen geven. Geven, leren, het algemene aspect, de kabbala zonder in te duiken in het probleem van die mens. Belangrijk daarbij is niet alleen sfirot, een sfira hier en een sfira hier. Eerst het algemene maar op de manier, met de kawanna, dat het deze persoon kan helpen. Dus met de bedoeling dat het hem helpt. Wel betrokken zijn bij hem - niet bij zijn problemen, dat soort dingen moet je absoluut los laten. Communiceren, dat betekent betrokkenheid. Dat je het geeft op de manier, met de kawanna, dat wat jij hem leert dat het hem helpt, moet helpen.
55
r.8
J'hie ratson milfanecha adonaj elohaj w’elohee awotaj sjetatsileeni hajom oe-w'chol jom mi-azee faniem oemi-azoet paniem mi-adam ra oemichawer ra oemisjachen ra oemipega ra oemisatan hamasjchiet midien kasje oemiba-al dien kasje ben sjehoe ben briet oewen sje-eeno ben briet. Moge het de wil zijn van jouw paniem hawajah elokiem en elokiem van mijn vaderen dat jij mij zal redden vandaag en elke dag van een brutaal gezicht (Niet zoals hij zegt 'van een brutaal mens'. Wij hebben niets met mensen te maken, brutale of goederikken. Het is nog een vraag wie beter is: een brutaal mens of een goederik. Duidelijk? Beiden hebben hun nadeel. Een brutaal mens heeft tekort aan chassadiem en een goederik heeft tekort aan chochma. Hoor wat ik zeg: beiden zijn eigenlijk gehandicapt. Alleen een mens die op twee benen loopt, langs twee lijnen, langs de lijn van goederikken en langs de lijn van brutaliteit ik zeg het natuurlijk tussen aanhalingstekens, aan de ene kant is chessed en aan de andere kant is gwoerot/dien, die kan het goede aantrekken. Hij spreekt hier met name over 'red ons vandaag en elke dag van een brutaal gezicht') en van de brutaliteit van het gezicht (We zullen zien wat het verder betekent.) van een slecht mens (We zullen ook zien wat een slecht mens is. We hebben op deze pagina bovenaan in regel 1 en 2 gesproken over slecht mens en slechte kameraden enz.) en van een slecht mens en van een slechte kameraad en van een slechte buurman (natuurlijk heeft ook dat niets te maken met mijn buurman de in het huis ernaast woont.) en van een slechte gebeurtenis/pech/ongeluk en van de satan de vernietiger en van een zware dien (r.12) en van de bezitter van die zware dien (van wie de zware dien uitgaat) of die van het verbond is of die niet van het verbond is. (Ik zal zo proberen uit te leggen wat hier staat. Natuurlijk dat voor Dasberg 'hij die van het verbond is' een Jood is, van het verbond van Awraham en dat de andere niet van het verbond van Awraham is, een goj, een niet-Jood. Natuurlijk heeft het er niets mee te maken. Dat aspect interesseert ons niet, want het helpt ons voor geen millimeter om met een vinger te wijzen aan een ander die geen verbond heeft. 'Verbond van Awraham' doet hij tussen haakjes, omdat het zijn bedenksel is. Verbond met Hasjem, met Kedoesja, met het Heilige. Wie met het heilige verbondenheid heeft dat is degene die verbond heeft en niet Jood of niet-Jood.
56
Duidelijk? als een Jood wordt aangetrokken in zijn dagelijks leven of op een bepaald moment... Let goed op. Weet dat een mens niet is wat hij is - geen mens weet wat hij was, wat hij is en wat hij zal zijn. Een mens is een opeenvolging van toestanden. Duidelijk? Dat zij zich Jood, Christen, Moslim noemen of wat er ook mag zijn, het is aangeleerd; zij hebben er een etiketje opgeplakt, maar in de ogen van het hogere, van de waarheid, is het alleen een opeenvolging van toestanden waarin men zich bevindt. Op elk willekeurig moment wordt alleen maar geteld...een momentopname dat is de waarheid. En als bijv. een Jood op een bepaald moment bedriegt/zondigt, het doet er niet toe op wat voor manier -zondigen betekent ontvangen voor zichzelf op welke manier dan ook - op dat moment behoort hij niet tot het verbond van Awraham oftewel het verbond met het heilige. En het omgekeerde is ook waar: als een nietJood op een bepaald moment wel ernaar streeft om niet te zondigen en zich te verbinden met het heilige, probeert te geven lisjma, op een koosjere manier, op dat moment, in die toestand, is hij wel ben briet, behoort hij tot het verbond van Hasjem. Nog een keer: verbond van Hasjem en niet verbond van Awraham. Hasjem sloot verbond met Awraham en daarmee had Hij ook gezegd: ieder die zal nastreven/proberen om zich in overeenstemming te brengen met het hogere, met Mij/ Z'A/ het operationeel systeem van het heelal, met die zal ik verbond aanhouden. Het is geen verbond van Awraham, het is verbond van elke mens met Hasjem. Let goed op. Dat Awraham Zijn lieveling was, dat hij dit verbond op aarde bracht dat is een andere kwestie, dat is niet te ontkennen. Alle waardering is natuurlijk aan hem, maar elk mens moet het zelf doen en niet rekenen op Awraham of iemand anders. Interessant is dat wanneer men individueel werkt aan zichzelf, men natuurlijk in zijn toestanden dat niveau van Awraham oftewel het schijnen vanuit het niveau van Awraham tegenkomt. Dat wil niet zeggen dat men streeft naar het verbond van Awraham. Het verbond is het verbond van elk mens met Hasjem. En uiteindelijk is dat verbond met Jesjoea. Met Awraham was het verbond gesloten naar vlees. Awraham heeft zichzelf gecorrigeerd en zichzelf daarna nog fysiek besneden, als zijn stempel. Niet dat het iets betekende...eerst heeft hij zijn harten, al zijn vijf sfirot gecorrigeerd, al die vijf sfirot die onder de paraplu stonden, de kracht hadden, van de chessed en daarna onderging hij het verbond naar jessod. Hij bracht dus eigenlijk zijn correctie tot jessod, dat is de hele clou. Dat hebben we ook van hem. Daarom is hij in deze zin een voorvader van het volk Jisraël. Aan de andere kant bracht hij deze eigenschap van chessed met zich mee, zij het voorlopig alleen nog naar vlees. Kijk nou hoe hij a.h.w. bezeten was door de wil om genade te tonen. Hij zat voor zijn tent en in elke toestand in de hitte van de dag wilde hij gastvrijheid tonen aan voorbijgangers. Het was absoluut niet belangrijk voor hem wie dat waren, joden of arabieren of wie dan ook. Het is a.h.w. het zinnebeeld van degene die later zal komen en het verbond met zich meeneemt, het verbond naar geest: Jesjoea. Hier spreken we natuurlijk van het verbond naar geest, maar het verbond naar geest is onmogelijk zonder het verbond naar vlees. Eerst kwam verbond naar vlees en daarna verbond naar geest. En vanaf Jesjoea is het voor een niet-jood niet nodig om zich fysiek te besnijden. Voor een jood is het een traditie geworden om dat te doen, wat het ook betekent, of het iets betekent. Als bestempeling van het innerlijk geestelijk werk misschien wel, maar als iemand niet geestelijk aan zichzelf werkt dan heeft het geen zin, het wordt nog erger. Waarom? Een mens is wel besneden maar doet niet de wil van Hasjem en wordt hij nog harder aangepakt. Hij ontvangt de kedoesja door zijn besnijdenis en sluist het door naar de kliepot. 57
Nu keren wij terug naar de regel 8. De tekst richt zich tot 'Hawajah mijn Elokiem en Elokiem van míjn vaderen'. De intentie is dus om te zeggen: ik ben verbonden met Jou, ik maak de eerste beweging naar Jou toe; moge het Jouw wil zijn van Jouw gezicht, Jouw voorkant dat Jij mij zal redden vandaag en elke dag - vandaag is in het bijzondere aspect, in mijn huidige toestand, in het nu en elke dag betekent in het algemene aspect. Dit gebed geeft een reeks van tien bepalingen van wat ik Hasjem vraag om mij te redden. Let op. Tien...We weten dat Elokiem maakte het ene tegenover het andere: kedoesja en kliepot. In dit gebed vraag ik Hasjem om mij te redden van... Er zijn tien sfirot in het heilige en tien sfirot in de kliepa, de s'a. Ik vraag hem een opeenvolging van tien eigenschappen, tien sfirot van de s'a weergegeven door verschillende specifieke woorden in de taal van het gebed. מעזיMi azee faniem, van een brutaal gezicht; dat is de hoogste van allen, de kether van kliepa. ומעזותOe mi azoet paniem, van de brutaliteit van het gezicht. Het lijkt erg veel op elkaar die twee bepalingen, sfirot kether en chochma in het hoofd. Dit is dan chochma. מאדם רעMi adam ra, van een slecht mens. Dat is de biena van kliepa. ומחבר רעOe-mi chawer ra, en van een slechte kameraad. Dat is chessed van de s'a. Waarom? Dat laat ik aan jou over. Ik wil graag uitleggen waarom zulk soort begrippen hier staan, waarom van een slechte kameraad chessed is van de kliepa. Natuurlijk als het chessed is dan weet je wat chessed is in het heilige. Als er gezegd wordt 'van een slechte kameraad' dan begrijp je dat het een slechte kameraad is die zich voordoet alsof hij jou genade/chessed wil geven, maar in wezen bedoelt die het kwade. Zo kan je ook alle overige sfirot of bepalingen, zoals zij hier staan in de woorden van het gebed, analyseren, bekijken i.p.v. dat ik jou jouw werk ontneem. Ik geef alleen maar het algemene aan. ומשכן רעOemisjachen ra, en van een slechte buurman. Duidelijk? Niet zoals hij zegt: slechte mensen, slechte vrienden, slechte buren... een jood die dat zegt projecteert dat op de buitenwereld: ik richt mij tot Hasjem, ik ben een goederik, ik behoor bij het verbond van Awraham en die zijn slecht - leven slecht, zondigen, maar ik niet. En dat terwijl het heel iets anders is. Oemisjachen ra, en van een slechte buurman, is gwoera van de s'a. ומפגע רעOemipega ra, letterlijk is dat 'en van het slechte ongeluk'. Ongeluk is al slecht, maar van het kwade gebeuren. Dat is tiferet van de kliepa. En dan, dat is interessant, twee aan elkaar staande zonder verbondenheid door 'van': ומשתן המשחיתOemisatan hamasjchiet, dit zijn twee hoewel niet 'mi' vooraf gaat aan hamasjchiet, omdat misatan en hamasjchiet netsach en hod zijn. We weten dat netsach en hod twee delen van het lichaam vormen. Hier zie je dat ook. Oemisatan, en van de satan, en van hamasjchiet, de vernietiger. Satan en de vernietiger. De vernietiger heeft een sterkere betekenis van kwaad dan alleen satan. De satan hoeft niet per se een mens te vernietigen, die kan een mens tot verleiding brengen, op allerlei manieren. Natuurlijk is het allemaal een vorm van vernietiging, maar het is niet zo sterk als hamasjchiet. Dat komt omdat we lager komen in de sfirot en hod lager is waardoor de kwade kracht nog sterker is. מדין קשהMidien kasje, dat is jessod van de kliepa. Dat betekent zware dien. En de laatste, malchoet van de kliepa, lilith: ומבעל דין קשהOemiba-al dien kasje, en van de bezitter van zware dien of die wel behoort tot het verbond of niet. Duidelijk? Hij laat ons zien dat wie dan ook -hier wordt het algemene aspect gegeven...Het heeft niets te maken met religie of toebehorigheid aan een bepaald 58
groepsverband van wie dan ook. Of die behoort tot het volk Jisraël - in het algemene aspect, of niet behoort tot het volk Jisraël dat doet er niet toe. Ieder heeft te maken met die tien sfirot van de s'a. Er komt nu een nieuw stuk van het gebed en dat zullen wij b'ezrat Hasjem de volgende keer doen. En nog even dit: het ligt niet in mijn bedoelingen om de hele Siddoer van Dasberg tot het einde toe door te nemen, 350 pagina's of zo. Ik zeg niet dat het geen zin heeft, maar er wordt dan veel dubbel werk gedaan en wij moeten spaarzaam zijn met de tijd die wij aanwenden aan andere belangrijke dingen, studieonderdelen die wij nog moeten doen van Ari. Voor ons is afdoende om tot en met het ochtendgebed te gaan. Alles zit daar in wat nodig is. Wat het middaggebed, avondgebed en feestdagen verschilt van het ochtendgebed is alleen maar kleine toevoegingen die betrekking hebben op een desbetreffende dag of gedeelte van de dag. Het heeft geen zin om ons daarmee bezig te houden. Het eerste gebed, het ochtendgebed, dekt alles. Voor ons zal dat absoluut voldoende zijn. We eindigen met de Amidah t/m pag. 52. Dat is wat wij gaan doen b'ezrat Hasjem. We zullen dan b'ezrat Hasjem klaar zijn met deze studie. Er is nog veel te gaan, veel te doen. Kijk nou, we hebben net een les gehad van zes regeltjes, misschien gaan het er meer of minder worden. Het doet er niet toe hoeveel tijd het in beslag zal nemen. Eén keer per week doen wij zo'n les. Ik wil nu alvast iets aan jullie beloven, b'ezrat Hasjem natuurlijk, wat wij gaan doen na deze 52 pagina's. Interessant 52 pagina's. Bo'N, gewoon symbolisch, dat wij zien dat na 52 pagina's wij klaar zijn en gekomen zijn tot Bo'N, de volledige partsoef van de malchoet. Dan zullen we b'ezrat Hasjem iets anders doen. Ik voel sterk dat we direct na het beëindigen van dit studieonderdeel zullen beginnen aan het werk van Ari waarover ik zoveel suggesties heb gegeven in de loop der jaren, in het bijzonder in Zohar, maar ook in de Tes heb ik daarover gesproken. De suspense en ook de verwachtingen zijn zeer hoog 'Ah...wat zal het zijn...' Sjaar haGilgoeliem, de poort van incarnaties. Niet dat dan iets geweldigs zal komen dat wij nu niet hebben. Het is geen manier om kabbala te leren om te denken dat later iets anders zal zijn wat wij nu niet hebben, dat het spannender is, wij meer te weten zullen komen. Dat is een domme manier van denken. Jij zal anders zijn en dan zal je ook kunnen proeven wat Sjaar haGilgoeliem zal zijn. B'ezrat Hasjem zullen wij dat gaan doen. Ik heb gezegd dat wij dat ooit zullen doen. Het is niet het einde van alles. Er zijn nog andere zeer belangrijke boeken van Ari die we naar ik hoop b'ezrat Hasjem zullen gaan leren zoals Sjaar haKawanot, Poort van alle kawannot. Geweldige dingen die niet minder belangrijk zijn dan Sjaar haGilgoeliem. Toch wil ik het doen. Alleen wil ik jullie vragen om niet aan te raken wat er in de wereld is van Sjaar haGilgoeliem. Niemand begrijpt het. Er is geen kabbalist in de wereld waarvan ik zou weten dat die het op een kosjere manier zal kunnen geven. Ik zeg het jullie omdat door mijn innige verbondenheid met Ari ik weet .... natuurlijk zijn er wel enkelingen die dat wel leren. Wij moeten geloven dat er mensen zijn die dat wel kunnen leren, maar om het te onderwijzen… dat vind je nergens. Dat mag ik zeggen want ik schrijf mijzelf niets toe.
59
Les 12 Pag. 6 van Dasberg r.14
L'olam j'hee adam j'ree sjamajiem baseter oemode al ha-emet w'dower emet bilwawo w'jasjkeem w'jomar. (Zo'n inleidende zin die een mens ertoe moet brengen om zichzelf klein te maken. Tot nu toe was het hulde aan Hasjem, zegeningen enz. die tot doel hadden om te danken in zekere zin. En nu na het danken komt er een moment van een beroep te doen op eigen keliem, vanuit eigen keliem te spreken tot Hasjem. Natuurlijk, die eigen keliem -die de wens om te ontvangen zijn - moeten wij zuiveren. Om te doen zuiveren moeten wij ons klein maken d.w.z. de wens om te ontvangen verkleinen.) Laat de mens altijd hemelvrezend zijn in het verborgene en laat hem de waarheid erkennen en laat hem de waarheid spreken in zijn hart en vroeg in de ochtend op te staan en te zeggen. (Het woord בלבבוbilwawo - 3e woord r.15 - bestaat voor Dasberg niet. Hij heeft het weggepromoveerd. Kijk, geweldig hoe we zien hoe die traditionele aanpak steeds de ware kawanna mijdt. Hier in de tekst staat 'en laat hem waarheid zeggen in zijn hart' en Dasberg zegt dat niet. Hij fantaseert dan nog 'met innerlijke overtuiging uitspreken'. Dat staat absoluut niet in de tekst wat hij vertaalt. Het belangrijkste woord bilwawo/in zijn hart dat bestaat voor hem niet. Zie je dat? Dat is de cruciale houding om zich überhaupt tot Hasjem te mogen richten. Waarom? Anders is het discrepantie naar eigenschappen. Dan kan je zoveel woorden uitspreken als je wilt en komt er niets an terecht. Bovendien, het eerste woord l'olam betekent overdrachtelijk 'altijd', maar eigenlijk ten behoeve van de wereld/l'olam, z'a en noekwa. Ten behoeve van de wereld die Hasjem heeft geschapen - z'a en noekwa - laat de mens j’ree sjamajiem zijn. Het woord 'vader' zoals hij dat vertaalt zit er niet in. J’ree sjamajiem: vrees hebbende voor de hemelen. Wat is de hemelen? Z'a van atsieloet. Beseter: in het verborgene moet hij vrees hebben en niet van buiten, het moet geen komedie zijn. Daarom zegt hij daarna: en moet hij de waarheid kennen en zeggen. En de waarheid zeggen in zijn hart. Het gaat zoals wij dat zeggen om 100% oprechte kawanna. En dat is mogelijk. Zie je? We hebben de krachten niet, het is absoluut onmogelijk voor ons - een lagere traptrede - op te stijgen naar een hogere, we hebben dat geleerd. Hoe kan een lagere opstijgen naar een hogere? Een hogere is zuiverder, dunner, verhevener. Wie geeft de kracht aan een lagere? Hoe kan een lagere de kracht krijgen om te komen naar een hogere? Een lagere is grover enz. Het begin daarvan is om in zijn hart de waarheid te erkennen en te zeggen en dat is wel mogelijk: 100% kawanna te geven. 100% betekent naar jouw vermogen, dat het jouwlimiet is. Tot het uiterste gaan in jouw kawanna/intentie om de waarheid te erkennen en te zeggen. Dan komen de woorden van erkenning van de waarheid.
60
Let op, nu komen de woorden die ook het hart geschikt maken om zich tot Hasjem te wenden:) (r.16)
Ribon kol ha-olamiem lo al tsidkoteenoe anachnoe mapieliem tachanoeneenoe l'fanecha ki al rachamecha harabiem, ma anachnoe ma chajeenoe ma chasdeenoe ma tsidkoteenoe ma j'sjoeateenoe ma kocheenoe ma gwoerateenoe ma nomar l'fanecha adonaj eloheenoe w'elohee awoteenoe halo chol hagiboriem k'ajin l'fanecha w'ansjee hasjem k'lo hajoe wachachamiem kiwlie mada oenwoniem kiwlie haskel ki row ma'aseehem tohoe wiemee chajeehem hewel l'fanecha, oemotar ha-adam min ha-bheema ajin ki hakol hawel. (Dit is een geweldig stuk gebed dat ons hart zuivert en vult met waarheid.) Meester van alle werelden niet vanwege onze rechtvaardigheid storten wij onze smeekgebeden voor Jouw aangezicht maar vanwege Jouw grote barmhartigheid (Er komt nu een reeks van retorische vragen die wij stellen... eigenschappen die wij niet hebben. Iemand die dit gebed zegt richt zicht tot Hasjem uitgaande van 'wij' en niet 'ik'. Wie zijn 'wij'? Het Joodse volk? Geen sprake van. Iemand die dat gebed zegt die stort al zijn smeekgebeden vanuit al zijn wensen, want al zijn wensen zijn niet gecorrigeerd. Een mens is bewust dat die tekortschiet en al zijn wensen die brengen ma'n omhoog en daardoor maakt een mens zichzelf leeg.) Wat (ma) zijn wij wat (me. Dat is volgens de vocalisatie regels. Voor de chet wordt het me) is ons leven (het leven om alleen te ontvangen voor zichzelf. Zie je wat hij zegt? Wie zijn wij en niet wat zijn wij. Waarom 'wat'? Levenloze objecten duidt men aan met ma/wat. Een mens die zo'n gebed zegt, zich bewust is dat al zijn wensen zijn als 'wat', er zit daar geen leven, 61
alleen de wens om te ontvangen voor zichzelf en dat is levenloos. Het is het bestaande uit niets. Daarom richt een mens zich tot Hasjem die mi/wie is. Hasjem is mi i.p.v. ma. We weten dat Hasjem mi is van Elokiem. Mi betekent wie, dat is levend.) wat is onze genade (Zie je hoe de mens moet structureren? Aan het begin van het gebed om te erkennen dat zijn genade absoluut niets is. Er bestaat geen genade bij een mens van vlees en bloed d.w.z. een mens die alleen de vier stadia van de wens om te ontvangen zijn.) wat is onze (daden van) rechtvaardigheid (niet zoals hij dat zegt 'wat onze welwillendheid', dat is verschrikkelijk hoe hij dat vertaalt. Hij richt zich tot wij, het Joodse volk.) (r.19) wat is onze Jesjoea (wat is onze redding. Natuurlijk zal rabbijn Dasberg dat woord niet in zijn mond nemen. Hij vertallt het zoals gebruikelijk bij hem met hulpvaardigheid. Hier erkent iemand dat hij Jesjoea niet kent. Duidelijk? In onszelf hebben wij geen Jesjoea, dat is wat men wil zeggen. Wat is onze redding in onszelf die er natuurlijk niet is. Wat is onze Jesjoea - niet alleen redding. In onszelf kennen wij hem niet. Daarvoor richt ik ook mijn gebed aan Jou om daardoor te komen - mij te verbinden, met Jesjoea, want via Jesjoea kom ik tot Jou Meester van alle werelden.) wat zijn onze krachten wat is onze gwoera (hij vertaalt het als macht. We weten dat gwoera een heel andere betekenis heeft dan macht. De kracht van gwoera, van de linkerlijn.) wat zullen wij zeggen voor Jouw aangezicht Hawajah onze Elokiem en Elokiem van onze ouders (Duidelijk wie onze ouders zijn? Chaga't, dat zijn altijd onze ouders. In elke toestand als we van ouders spreken bedoelen we chaga't. Wij die spreken dat is nh'j in de mens die zich tot Hasjem richt als wij. Duidelijk? Wanneer de nh'j nog van onder de chaze van ons zich richt tot Hasjem dat is wij.) (pag.7 r.1) alle machtigen zijn toch als niets voor Jouw aangezicht en de aanzienlijken zijn alsof die er niet waren en de wijzen die zijn alsof die zonder kennis zijn (r.3) en de wetenden alsof die geen verstand/intellect hebben, want veelheid van hun daden is niets (tohoe: vormloos, niets, inhoudsloos) en de dagen van hun leven is als damp voor Jouw aangezicht (dus als niets) en wat een mens meer heeft (het voordeel) dan een dier is niets want alles is damp (ijdelheid. Dat zijn de woorden van Prediker.) (Laten we even van dichtbij kijken op de vorige pagina, onze oorspronkelijke pagina. Waarom een hele reeks van ma - me is een variant - 'wat zijn wij, wat is ons leven...het betekent niets. Waarom zo'n hele reeks? Als we er aandachtig naar gaan kijken dan zullen wij iets ontdekken wat ons zal helpen om al die ma te begrijpen, waarom die siddoer wat en wat en wat gebruikt. De hele bedoeling van die reeks en van dit gebed is om ons te zuiveren zoals we gezegd hebben: klein maken. Wij die onderaan staan, wij die malchoet zijn - ik zeg nh'j omdat malchoet is opgestegen naar de chaze en alles wat daaronder is is haar domein a.h.w., nh'j zitten daar inbegrepen. Onder de chaze kunnen we malchoet zeggen en nh'j als we bedoelen wat de malchoet nu a.h.w. in haar macht heeft en anders is het malchoet. Hoe kunnen wij dan komen tot de zuivering? Wat is de zuivering? Wat is zichzelf klein maken? Dat is malchoet laten opstijgen naar de biena. Malchoet die de 10e sfira is moeten wij verheffen tot de biena, de 8e sfira van beneden. Het wordt dan een klein partsoefje maar wij kunnen dan wel een begin maken, licht ontvangen van biena. Van de malchoet moeten wij acht stappen maken naar de biena. Dat is wat wij ook hier doen.) מה אנחנוma anachnoe, wat zijn wij. Eerste keer. Malchoet stijgt op, verkleint zichzelf dus de wens om te ontvangen, tot de jessod. מה חיינוma chajeenoe, wat is ons leven. Nog een stap, naar de hod. מה חסדנוme chasdeenoe, wat is onze chessed, de derde. 62
מה צדקותינוma tsidkoteenoe, de vierde מה ישועתנוma j'sjoeateenoe, de vijfde מה כחנוma kocheenoe, de zesde מה גבורתנוma gwoerateenoe, de zevende (En de laatste is de achtste, zich verdunnen tot de biena): מה נאמר לפניךma nomar l'fanecha, wat zullen wij zeggen voor Jouw aangezicht. (Zie je dat pas nu in het achtste geval zeggen wij: wat zullen wij zeggen voor Jouw aangezicht. Malchoet is dan verbonden met de biena met de eigenschap van geven. Wij noemen dan ook יי אלהינו 'אלהי אבותינוHasjem Elokeenoe (Biena) en Elokee awonoteenoe (Elokiem van onze ouders oftewel chaga't. Voor onze ouders oftewel chag'at in elke traptrede is ook Biena Elokiem. Dat is in acht traptreden van zich zuiveren. Duidelijk? Dat is wat we hier zien. Het proces van zichzelf te zuiveren. Daarna komen gebeden waarin wij ons opbouwen, maar eerst moeten wij klie maken. Altijd eerst klie maken, ook in gebeden is het niet anders. Eerst moeten wij klie...ons huis van binnen opruimen om daarin Hasjem te halen a.h.w. Hasjem is altijd daar, maar vanwege onze onzuiverheden kunnen wij hem niet ervaren en geen hulp/redding van Hem ontvangen alleen door onze eigen onzuiverheid. Niets komt van boven als het niet van beneden eerst wordt opgewekt. Dat is wat wij doen hier in dit gebed. En nog iets interessants wat hier staat op r.4, 2e gedeelte na het puntje. Let op, het is zeer zeer diep wat hier staat: ומותר האדם מן הבהמהoemotar ha-adam min habheema, en wat de mens meer heeft dan een dier - b'heema betekent niet alleen dier, het betekent vee/huisdier - is ajin. איןAjin is niets. In een andere volgorde is ajin ani. We hebben dat geleerd: ani is malchoet en ajin is kether. Wat staat hier verborgen? Wat een mens meer is dan een dier is ajin is kether. De enige die een mens meer maakt dan gewoon een dier is ajin is kether, de wens om te geven, alleen Jesjoea. כי הכל הבלki hakol hawel, want alles - alles wat er bestaat, de hele schepping die betrekking heeft alleen maar op de vier stadia van de wens om te ontvangen - is als damp. Wat is damp? Damp is vluchtig. Het is het bestaande uit niets. We zien wel een verborgen referentie op Jesjoea, de Kether. Verborgen getuigenis van de enige.... Het enige dat een mens meer heeft dan een dier dat is ajin/kether. M.a.w.: het enige dat een mens tot mens maakt, hem boven de dierlijke natuur haalt, is de verbondenheid met Kether. Kether is niet de mens zelf. Jesjoea is boven de mens. Kether is vertegenwoordiger van het G'ddelijke in de mens. Elke kether verwijst naar Jesjoea in de mens, de hoogste Kether. M.a.w.: hier geven wij aan, hier erkennen wij - verborgen erkenning en dat is opgemaakt door Sanhedrin, de Grote Vergadering van de grote wijzen die de Siddoer hadden opgemaakt. Erkenning dat zonder verbondenheid met Jesjoea een mens tot een dier blijft. Dat is dan de erkenning die wij al aan d edag hebben gelegd in dit gebed. Zonder Jesjoea blijven wij als vee/dier - de wens om te ontvangen; het heeft dus niets te maken met een dier wat buiten loopt zoals katten, poezen enz. Alles wat buiten de kether leeft is hawel, vluchtig, heeft niet het leven intrinsiek in zichzelf.
63
r.6)
Awal anachnoe amcha bnee wrietecha bnee awraham ohawcha sjenisj'bata lo b'har hamorieja, zera jitschak j'chiedo sjene'ekad al gaw hamizbeach, adat ja'akow bincha w'chorecha, sjemee-ahawatcha sje-ahawta oto oemisimchatcha sjesamachta bo karata et-sjmo Jisraël wisjoeron. Maar wij Jouw volk de zonen van Jouw verbond (zie je dat? Van Jouw verbond. Dat slaat op het verbond van vlees. Er was even een verwijzing over de ajin, de kether. Het was even aangewezen dat het zonder Kether niets is. Impliciet was er wel erkenning van het tweede verbond, verbond naar geest, verbondenheid met Jesjoea, met ajin, de hoge Kether. En nu richt degene die in gebed is... die laat a.h.w. zien wie hij is.... eigenlijk zijn troef, zijn verdienste a.h.w. - niet zijn eigen verdienste maar de verdienste van de voorvaderen - te noemen om zichzelf binnen de vier stadia, binnen de schepping, het fijnste te noemen waarvoor Hasjem dit volk heeft uitverkoren, maar dan het gedeelte horende aan het verbond naar vlees. Elk mens heeft ook dit verbond naar vlees met Hasjem. Elk mens heeft ook Jisraël in zichzelf. Jisraël is ook verbondenheid naar vlees. We weten dat er vier naturen in de mens zijn. Verbondenheid naar vlees zijn de drie lagere naturen van de mens: lichamelijke-, emotioneleen psychische natuur. 'Maar wij Jouw volk de zonden van Jouw verbond', wie spreekt nu? Niet 'wij het Joodse volk', vergeet het, er is geen sprake van. Het is nu Jisraël in de mens die tot Hasjem spreekt over het verbond ook naar vlees, maar dan Jisraël in de mens en niet nh'j; Jisraël oftewel nh'j die opgestegen zijn naar boven de chaze. We hebben geleerd dat wij zijn opgestegen naar de Biena, we hebben onze keliem verdund naar de Biena en dat is boven de chaze. We kunnen dan ook terecht zeggen: 'maar wij Jouw volk...'. Jouw volk, omdat we spreken vanuit de toestand van boven de chaze. 'De zonen van Jouw verbond', verbond met Hasjem is boven de chaze.) de zonen van Awraham (Wij zijn de zonen van Awraham. Waarom? Wij zijn nh'j. Awraham is chessed, Jitschak is gwoera en Ja'akow is tieferet. Terecht zeggen we dat wij zonen zijn van Awraham, Jitschak en Ja'akow.) Jouw lieveling die Jij hebt gezworen op de berg van Moriah (dat is de naam van de berg. Moriah...het betekent ook de berg van het leren van JK. De berg waar Awraham die chessed is was opgeklommen. Hij ontmoette Hasjem op de berg 64
van Moriah. Wat betekent de berg Moriah? Hij klom ook naar JK, chochma en de biena. JK van de naam Hawajah.) het zaad van Jitschak (gwoera) zijn enige zoon die gebonden werd op het altaar gemeenschap van Ja'akow (Waarom gemeenschap? In Ja'akow zit rechts en links. Alle krachten van rechts en alle krachten van links dat is gemeenschap.) jouw zoon (Zie je 'Jouw zoon'? Hij zegt niet Awraham is Jouw zoon. Wij zijn wel de zonen van Awraham, maar Ja'akow is Jouw zoon. Ja'akow is de binnenste lijn en die staat in één lijn, de middelste lijn, met de Kether en dan Hasjem. Hasjem manifesteert zich via de middelste lijn.) jouw eersteling (Jouw eerstgeboren zoon. Zie je? Ja'akow Jouw eerstgeboren zoon, want Ja'akow was de eerste die de middelste lijn heeft verkregen - tussen zijn vader en grootvader in.) (r.9) van zo'n liefde waarmee jij Hem hebt lief gehad (r.10) en van jouw vreugde waarmee jij je verheugde in Hem (In Hem. Niet 'met' maar 'binnen' Hem.) noemde jij zijn naam Jisraël en Jesjoeroen. (We weten wat Jisraël allemaal inhoudt: direct naar Hasjem en andere betekenissen daar in en Jesjoeroen, het woord jasjar, die direct/rechtstreeks met Hasjem verbonden is.)
65
Les 13 Pag. 7 van Dasberg r.12
L'fichaf anachnoe chajawiem l'hodot l'cha oel’sjabechacha oel'fa'arecha oelwarech oel'kadesj w'latet-sjewach w'hodaja lisjmecha. En daarom zijn wij verplicht om Jou dank te geven en Jou te huldigen en Jou kracht te geven (Jou groot te prijzen) en Jou te zegenen en te heiligen en te geven hulde en dank aan Jouw naam. (Kijk nou wat hier allemaal staat. Ten eerste, tot wie richten wij ons? Tot z'a. Dan zijn er zeven bepalingen. We zijn verplicht om: 1- l'hodot l'cha, Jou te danken. 2-oelsjabechacha, om Jou te huldigen 3-oel'fa'arecha - om Jou roem/grootheid te geven 4-oelwarech - zegenen 5-oel'kadesj - heiligen 6-w'lat´t sjewach 7-w'hodaja Zeven bepalingen, zeven uitingen van dankbaarheid, van hulde. Bepalingen die eigenlijk duiden op dank in allerlei facetten. Zeven, zeven sfirot van malchoet. Alles wat wij zeggen wordt gezegd lisjmecha, aan Jouw naam. De naam is malchoet. Aan Jouw naam is aan de Malchoet. Zie je hoe de relatie is? Eigenlijk brengen wij onze ma'n naar de malchoet. Wij doen dat vanuit onze jessod en komt het eigenlijk tot aan de jessod van de Z'A en dat is HaKadosj baroeg Hoe, de Heilige gezegend is Hij. Het komt dan naar Hem toe - de malchoet zelf brengt het naar Hem toe, die komen in zievoeg. Het opstijgen van ma'n komt langs die zeven sfirot die overeenkomen met die zeven bepalingen van dank. Wij vragen dan om dank te geven aan Jouw naam. Dank in allerlei facetten natuurlijk, maar aan Jouw naam. Wij richten ons eigenlijk tot Z'A om dank oftewel mochin te geven aan de Malchoet en daardoor ontvangen wij van Malchoet zelf de mochin wat toebehoort aan ons. In de regel 14 het eerste woord zien wij והודיהw'hodaja. Het woord is hodaja en w' is het voorvoegsel. Hodaja betekent dank. Kijk nu goed naar de heilige taal want alles zit in die letters, in de samenstelling van die letters. Het is niet zo te praten om interpretaties te geven, alles zit in die letters. Wat ik aan jullie zeg, alles ontleen ik aan die letters, aan de vormgeving van de letters, aan de samenstelling, aan de volgorde van de letters in een woord en samenstelling van woorden. Kijk nou naar het woord w'hodaja. Hodaja betekent dank. Kijk hoe dat woord gevormd is. De eerste vier letters zijn de letters van Hawajah alleen in een speciale volgorde. Okay, je kan zeggen dat het niet helemaal zo is, want er zit joed kej waw... W'hodaja, de letter waw staat erbij en dat is niet toevallig. W'hodaja, de letter waw die steeds terugkeert. We zien wel zes 66
letters waw en die zinspelen op z'a. W'hodaja, kijk hoe dat eruit ziet. Het woord zelf is hodaja. Hodaja is - kijk goed naar dat woord. Hodaja is dank. Wat hebben we dan? De 1e 2e en 2 laatste letters vormen de naam Hawajah in een speciale volgorde: hej waw joed hej -een speciale houding - dat is de naam z'a oftewel de jessod van z'a. En daartussen in, tussen die vier letters van Hawajah in is dalet ingelast, malchoet in de toestand wanneer zij alleen de vier onderste sfirot van z'a bekleedt, alleen onder de chaze, tanh'j - onderste helft van t't, netsach, hod en jessod. We zien dan wat dank betekent. In het woord zit dus z'a zijn jessod die in zievoeg nauw verbonden is met die malchoet. Dat maakt de houding, het effect, van dank. Het volgende woord is lisjmecha, aan Jouw naam. We zien dan dat we ons daadwerkelijk richten tot Z'A in dit gebed.
Asjreenoe ma-tow chelkeenoe oema-najiem goraleenoe oema-jafa j'roesjateenoe asjreenoe sje'anachnoe masjkiemiem oema'ariewiem erev wawoker w'omriem pa'amajiem b'chol-jom, sjma jisrael adonaj eloheenoe adonaj echad. Gelukkig zijn wij hoe goed is ons deel en hoe aangenaam is ons lot en hoe prachtig is onze erfenis gelukkig zijn wij dat wij vroeg opstaan 's avonds en 's ochtends en zeggen twee keer elke dag hoor israel Hawajah is onze elokiem Hawajah is één. (Ook hier zien wij herhalingen van verschillende bepalingen. Gelukkig zijn wij hoe goed is ons aandeel... 'ma' wordt herhaald: ma tow chelkeenoe, manajiem en nog een keer ma jafa. Ma zinspeelt ook op de z'a die de naam ma'h heeft waaruit wij alles ontvangen. Herinner jij je nog de naam ma'h? Hawajah gevuld met alef heeft gematria ma'h. En zie je, twee keer en niet vier keer wordt Sjma gezegd volgens wat het gebed hier zegt: 's ochtends en 's avonds. Volgens de Thora moet twee keer, alleen 's ochtends en 's avonds Sjma worden gezegd. Maar de Thorageleerden hebben nog twee keer toegevoegd. Natuurlijk is dat niet omdat zij er iets hebben bijgebracht wat niet in de Thora stond, G'd verhoede, want zij hebben nog twee Sjma zeggingen toegevoegd in het ochtendgebed bij de korbanot/offerdienst hebben zij één toegevoegd en 's avonds voordat men gaat slapen, op bed. Natuurlijk zijn er standaard twee Sjma nodig: 's ochtends en 's avonds in de toestand wanneer de Tempel overeind stond, maar door onze zonden is het zo geworden dat het nu niet voldoende is, nu in de galoet/ballingschap hebben we nog twee keer nodig om Sjma te zeggen om a.h.w. te compenseren dat verlies dat ontstond door het zondigen waardoor wij in ballingschap terecht zijn gekomen. 67
In r.14 ' אשרינוasjreenoe', gelukkig zijn wij -dat wordt verschillende malen herhaald. In asjreenoe zit een deel van de naam israel zonder naam kel. Regel 14 derde woord asjreenoe en dan wordt het nog een keer gezegd: asjreenoe/gelukkig zijn wij. Asjreenoe, alef sjin resj joed. Eigenlijk ontbreekt alleen de letter lamed aan de naam israel, vier letters van israel zijn al in het woord 'gelukkig zijn wij'. Asjreenoe, uitgang noe geeft bezittelijke bepaling van wij aan. Zonder die letters: asjri/ik ben gelukkig. Zie je dat? In de naam van israel zit ook asjri en de letter lamed, ik ben gelukkig en dan nog apart de letter lamed. Wat voegt de letter lamed toe? We hebben dat geleerd. De letter lamed die hier -asjri- ontbreekt aan de naam israel is de verbondenheid tussen mij en de hogere werelden. We hebben geleerd dat lamed in de lucht zwevende toren is. Kijk, het lusje gaat naar boven en naar beneden. Jissoe't die verbindt de zo'n met de hogere wereld, met aw'i. Zo bij ons ook de verbondenheid tussen ons en de hogere traptreden, onze familie, onze ouders, zo'n. Lamed is de verbindingsschakel.) r.19
Ata hoe ad sjelo niwara ha-olam ata hoe misjeniwra ha-olam, ata hoe ba-olam haze, w'ata hoe l'olam haba, kadesj et sjimcha al makdiesjee sj'mecha, w'kadesj et sjimcha b'olamecha oewiesjoeatcha tariem w'tagbieja karneenoe, baroeg ata adonaj m'kadesj et sjimcha barabiem. (Wat zien wij nu? In dat stukje gebed wat wij vandaag gedaan hebben vanaf regel 12 is de verbinding met jissoe't. Let op, hij zegt ons dan): Jij bent nog van voor de wereld werd geschapen (We hebben gezegd dat wij ons tot de zo'n richten, z'a is HaKadosj baroeg Hoe, maar kijk goed het is veel meer. Natuurlijk spreken we van z'a, van HaKadosj baroeg Hoe, want wij spreken dan van de belendende hogere traptrede, dat is de zo'n. Daarom spreken we van HaKadosj baroeg Hoe daarmee bedoelend dat het z'a is van de wereld atsieloet. Natuurlijk dat de naam Hawajah ook in de hogere traptrede is. Elke hogere traptrede t.a.v. een lagere traptrede heeft ook dezelfde verhouding. Kijk nou wat hij zegt:) 'Jij bent nog van voor de wereld werd geschapen'. Wij weten dat de wereld werd geschapen door... De wereld is de zo'n van de wereld atsieloet en als hij zegt 'Jij bent nog van voor de
68
wereld werd geschapen dan is er spraken van aw'i. Zo komen we langzamerhand in dit gebed steeds hoger naar de jissoe't en de aw'i.) Jij bent degene van toen de wereld werd geschapen (Hier HKBH bekleedt de traptrede van de z'a. Verschillende hoogten van de bekleding van deze naam Hawajah), Jij (volgende pag.) bent in deze wereld, (deze wereld is zo'n. We bedoelen niet de aardbol. Deze wereld is de zo'n en natuurlijk alles wat daaruit voortvloeit. Jij bent ín deze wereld, jij bent ingebed in deze wereld) en jij bent voor de toekomstige wereld, (Goed opletten. Hier moet een enorm fijne manier zijn om zeer aandachtig te kijken hoe het in elkaar zit, ook die voorzetsels. Ata hoe ba-olam haze, Jij bent ín deze wereld. En daarna staat: w'ata hoe l'olam haba, en Jij bent voor de toekomstige wereld. Niet: Jij bent in deze wereld en Jij bent in de toekomstige wereld. Natuurlijk dat Dasberg niet weet wat hij vertaalt. Hij vertaalt het als: U bent er in deze wereld die komen zal. Maar ata hoe l'olam haba- we moeten dat fijntjes bekijken - is niet Jij bent in de toekomstige wereld, maar Jij bent voor de wereld die zal komen. Wat betekent dat? Dat betekent dat Jij bent in deze wereld -z'a - en Jij bent ook voor de toekomstige wereld, want de toekomstige wereld - hij brengt ons nog steeds eerst de verbondenheid qua omringend licht, hij brengt ons omhoog naar jissoe't. Let op wat ik zeg: het is alleen nog qua schijnen op afstand. Niet dat wij al de plaats van jissoe't beklimmen en straks komt ook de plaats van aw'i, want het is nog niet de plaats ervoor. Waar hij het over heeft is nog op een afstand, als or makief. En hij zegt ons dan in r.1: w'ata hoe l'olam haba, Jij bent voor de wereld die zal komen. Dus bij het opstijgen van ma'n ook Jij/ z'a/ HKBH stijgt op naar de plaats van olam haba, de plaats van jissoe't. Daarom staat er l'olam haba en niet in. Daardoor zal ook de toekomstige wereld zijn mochin ontvangen zoals we weten dat de ma'n omhoog gaat tot de hoogste van de hoogste plaats en dan vanuit Ejnsof komt de ma'd en die bereikt van de hogere traptreden steeds lagere. Op deze manier Jij/z'a/HKBH bent ook voor de toekomstige wereld, voor de jissoe't. Tot hier zijn wij nu gekomen tot jissoe't als or makief. We ontvangen dan het schijnen ook vanuit deze plaats.) heilige Jouw naam op (in Ned. 'aan', maar volgens de heilige taal 'op') degene die Jouw naam heiligen, en heilig Jouw naam in Jouw wereld en in Jouw redding (Jesjoea zit daar in: in/door/met Jouw Jesjoea) zullen wij horen (Hij vertaalt het met aanzien. Het is overdrachtelijk hoe hij het vertaalt. Garneenoe betekent wat Mosje ook had op zijn gezicht toen hij van de berg Sinaj met de Thora naar beneden kwam, die straling. Gern betekent ook...gern hamisbeach, de vier hoeken van het altaar. Kijk nou hoeveel verschillende niveau's van het begrijpen. Wat zegt hij dan? ) verheven worden en omhoog gebracht worden (onze horens, onze straling van ons gezicht; refererend op Mosje, maar hetzelfde begrip wordt ook gebruikt voor de vier hoeken van het altaar, gern hamisbeach. De vier hoeken van ons altijd worden verheven. Wat betekent dat? Ons altaar is de innerlijke plaats waaruit wij ma'n omhoog brengen. Er zijn vier hoeken op het altaar. Altaar is de plaats waaruit men de offers brengt. Vier hoeken zinspeelt eigenlijk op de vier stadia van de wens om te ontvangen voor zichzelf wat wij als ma'n omhoog geven, als offer op het altaar binnen ons hart. En nog iets belangrijks: vanaf de regel twee - het doet er niet toe dat we de vertaling niet in één keer afmaken, alles komt bij elkaar, maar eerst moet ik ter plekke zeggen wat ik zie. De hele vertaling in één keer is niet zo relevant, dat kan je straks zelf opmaken voor jezelf. 69
Kadesj op regel 2. Hij gaat over naar Heilig Jouw naam. Kadesj/heilig. Wie is heilig? We hebben dat geleerd, dat is aw'i. Eigenlijk wordt men verheven tot aw'i, maar dan alleen nog in prille fase, door or makief, op afstand. Verheven betekent dat men op afstand het schijnen ontvangt van aw'i. Dat is kadesj et sjimcha. Kadesj is aw'i. Heilig Jouw naam op degene die Jouw naam heiligt. Wat wil dat zeggen? Degene die Jouw naam heiligen... Wat betekent degene die Jouw naam heiligen? Zij die Jouw naam heiligen is ook het woord heiligen. Makdisjee sj'mecha, hij die Jouw naam heiligen. Wat betekent dat? Degene die in staat zijn om ma'n omhoog te brengen tot aw'i, dat is heiligen van de Naam. Kodesj/heilig dat is aw'i. Zij die de Naam/Hasjem heiligen brengen door ma'n malchoet naar aw'i. Natuurlijk dat z'a ook meestijgt. Z'a bekleedt abba en noekwa/malchoet bekleedt iema. We zeggen dan: heilig Jouw naam op/over degene die Jouw naam heiligen. Eigenlijk zijn degene die ma'n omhoog brengen - dat zijn de volledige rechtvaardigen zoals wij weten. Iemand die de kracht heeft, de innerlijke intentie maar ook de zuiverheid en de kracht dat die zichzelf opbouwt in het geestelijke, die is in staat om samen met zijn ma'n de zo'n naar aw'i te brengen. Natuurlijk dat de z'a abba bekleedt, zie je dat? Z'a treedt nu op als abba. HKBH die bekleedt nu de plaats van abba en wij vragen die om Zijn naam, de malchoet die iema bekleedt dat Hij Zijn naam, de malchoet die iema bekleedt, dat komt naar ons toe dat wij ook dat niveau bekleden en dan ontvangen wij natuurlijk vanuit dat niveau deze heiliging. Zie je dat? Ik probeer in mijn armoedige bewoordingen even aan te stippelen waar het over gaat. Alleen maar de topjes, uitleg waar het hier over gaat. Dat men zich tot HKBH richt in allerlei hoedanigheden en bekledingen van het licht, dat het allemaal uit één hart komt en niet een gemeente, niet wij-Joden of wie het allemaal zijn. Het is van toepassing op elk mens.) r.4 vanaf het midden) gezegend ben Jij Hawajah die heiligt Jouw naam met velen. (Velen betekent alle traptreden die door mijn gebed, door mijn ma'n, door de ma'n van een volledige rechtvaardige die ma'n doet opstijgen naar aw'i oftewel op de manier dat die or makief ontvangt vanuit deze verheven plaats van aw'i, dat het ten goede komt aan velen, aan alle traptreden die daar onder zijn.
70
r.6)
Ata hoe adonaj eloheenoe basjamajiem oewa-arets oewisjmee hasjamajiem ha-eljoniem, emet ata hoe risjon, w'ata hoe acharon, oemibaladecha ejn elohiem, kabets kowecha mee-arba kanfot ha-arets jakiroe w'jeedoe kol-baee olam ki ata hoe ha-elohiem l'wadcha l'chol maml'chot ha-arets ata asieta et-hasjamajiem w'et-ha-arets et-hajam w'et kol asjer bam, oemie b'chol-ma' asee jadecha ba-eljoniem o watachtoniem, sjejomar l'cha ma-ta' ase, awienoe sjebasjamajiem ose imanoe chesed ba-awoer sjimcha hagadol sjenikra aleenoe, w'kajem lanoe adonaj eloheenoe ma-sjekatoew, ba-et hahie awie etchem oewa-et kabtsi etchem ki eten etchem l'sjem oe'lithila b'chol amee ha-arets b'sjoewie et sj'woeteechem l'eeneechem amar adonaj.
71
Jij bent Hawajah onze Elohiem in de hemel (Het is duidelijk tot wie wij ons richten: hemel is z'a. Jij bent ingebed in de z'a, de naam Hawajah. Hoe heet de kracht van Hawajah ingebed in de z'a? Hawajah gevuld met de letter alef, gematria ma'h, 45.) en in de aarde (ba heeft de betekenis van in/binnen. Arets/aarde is malchoet. Dus: Jij bent in de zo'n. De kracht tot wie wij ons richten is de zo'n.) en in de hemelen van de hogere hemelen (Wie zijn de hemelen van de hemelen? Jissoe't. Hemelen zijn z'a. Hemelen boven/van de hemelen is jissoe't. Hogere slaat op de aw'i; dat is eigenlijk waar wij het over hebben. We getuigen van Hasjem, de plaats waar die is i.p.v. blabla hoe zij duizenden jaren deze woorden herhalen en abosluut niet begrijpen waar zij het over hebben. Wat betekent hemelen van de hemelen? Wat betekent dat voor een religieus mens? Nul komma nul, niets. Wat begrijpt die van Hasjem? Waar heeft hij het over? Tot wie spreekt hij? Tot niemand. Van de lippen en naar buiten dat is wat zij doen omdat zij geen kabbala leren. Het komt niet naar boven want om tot Hasjem te komen moet er wel overeenstemming zijn tussen het hart van de mens...de mens moet weten en ook de bewegingen maken van binnen, vanuit de juiste plaatsen overeenkomen naar krachten met deze plaats waar wij het over hebben, waar het gebed het over heeft.) dat is waar, Jij bent de eerste en Jij bent de laatste (Jij bent de eerste op de traptrede van ets chajiem, de boom des levens. Jij bent de eerste in de set van tien sfirot. Alles wat bestaat, bestaat uit tien sfirot oftewel vijf stadia. Jij bent de eerste en Jij bent de laatste. Jij bent de kether en Jij bent de malchoet. In precies dezelfde zin slaat het ook op Jesjoea, de zoon van Hasjem. Hasjem is ingebed in de kether en door de inbedding van de kether is die de eerste. Wanneer de mens alle correcties doet dan betekent het dat die de naam van Hasjem tot de plaats brengt wanneer Hij de laatste wordt, de plaats van de malchoet.) en behalve Jou is er geen Elohiem, (Kijk nou wat hij vertaalt: en behalve U is er geen G'd. Wat heeft hij gezegd? Behalve Jou is er geen Elohiem mogelijk, zonderJouw inbedding in de zo'n en in de biena is er geen Elohiem. Zonder Jouw inbedding ben Jij alleen maar Hawajah, zonder Jou zou geen naam Elohiem zijn, zou zich geen kracht Elohiem manifesteren in ons en in de wereld.) r.9) verzamel degene die hopen op Jou vanuit vier uithoeken van de aarde (Spreekt hij van de aardbol? Natuurlijk niet. Verzamel al die krachten die in mij, in de mens. Die hopen op Jou: die ma'n omhoog brengen want dat is hoop. Die door het gebed waarvan de pijltjes van de krachten omhoog kijken... Alleen wanneer alle pijltjes omhoog kijken dan geven wij Hasjem, dan heten wij: zij die op Jou hopen. Dat is hoop. Hoop is naar krachten, innerlijke handeling die een mens verricht om zichzelf ontvankelijk te maken voor Hasjem. Hij zegt: verzamel al degene die op Jou hopen vanuit vier uithoeken van de aarde...Aarde is malchoet, ook in de mens. Er is natuurlijk algemeen en bijzonder aspect. Vanuit alle uithoeken van de aarde/malchoet/wens om te ontvangen voor onszelf. M.a.w.: verzamel alle ma'n die wij omhoog brachten door al onze tiekoeniem die wij verrichten door gebeden, goede daden, mitswot enz.) r.10) alle die komen in de wereld zullen erkennen en zullen weten dat alleen Jij bent de Elohiem voor alle koninkrijken van de aarde (De wereld is zo'n en alle koninkrijken is onder de chaze van elk mens, daar bevinden zich alle koninkrijken van de wereld. Er wordt geen woord gesproken over onze wereld -Rusland, Amerika, Frankrijk etc. Jij bent de Elohiem voor alle koninkrijken van de aarde...hij zegt niet: Jij bent Hawajah voor alle koninkrijken van de aarde. Hij zegt: Jij bent Elokiem voor alle koninkrijken van de aarde, dus alle volkeren der wereld... Waar bevinden zich de volkeren der wereld? Alle volkeren der
72
wereld bevinden zich... 7x10=70 volkeren die zich in de mens bevinden en daar heerst de naam Elokiem.) Jij hebt gemaakt de hemel en de aarde (We hebben het hier over Hasjem -Elokiem - die de hogere aw'i is, in Zijn hoedanigheid van aw'i. Aw'i hebben de hemel en de aarde gemaakt, de zo'n - zejr anpin en noekwa.) de zee en alles wat daarin is, (De zee is alles wat voortvloeit uit de malchoet, alles wat daaronder is wordt genoemd de zee met alles wat daarin is, alle bewoners van die zee.) en wie is in alle daden van Jouw hand in de hogeren en in de lageren, die zou Jou kunnen zeggen wat Jij zal moeten doen, (Duidelijk? Ejn od milwado, er is niemand buiten Hasjem. We leren dat Hasjem overal is, in de hogere sferen, de kedoesja en ook in de lagere sferen. Niets is buiten Hasjem. Duidelijk? Hasjem heeft gemaakt het ene tegenover het andere, ook de kliepot. Alles wat er is, is Zijn schepping.) onze vader die in de hemel is (We spreken tot Hasjem als onze vader.) doe met ons genade omwille van Jouw grote naam die over ons geroepen/geschreven is (Jouw grote naam, malchoet in de grote toestand, in de gadloet.) en breng tot vervulling over ons Hawajah onze Elokiem van wat geschreven staat (in het heilige schrift. Hij citeert hier een vers:) in die tijd zal Ik jullie thuis brengen (brengen naar de destinatieplaats) en in die tijd verzamel Ik jullie want Ik zal jullie geven aan de naam (aan de malchoet. Dus: Ik zal jullie verheffen.) en aan de huldiging (sjem is malchoet en tehilla/hulde is z'a) met alle volkeren der arde (Let goed op wat hij ons vertelt i.p.v. fabeltjeskrant wat Dasberg ons...Ik heb niet gelezen wat hij schrijft, maar natuurlijk denkt hij dat het gaat over het volk Israel naar vlees en bloed, dat naar Israel zal worden gebracht, maar het is heel iets anders wat hij ons zegt: Ik zal jullie geven aan de z'a en noekwa met alle volkeren der wereld. Volkeren der wereld zijn de zeven onderste sfirot van jullie. Aan jullie is aan Israel in de mens. Hij zegt: met alle volkeren der wereld, dus niet alleen jullie zal Ik geven aan de naam, aan de z'a en noekwa.) wanneer Ik jullie terug zal doen keren uit jullie ballingschap voor jullie ogen (want dan zullen jullie zien) zei Hasjem (Dat is een vers van de profeet Sefanja).
73
Les 14 Pag. 9 r.1 van Dasberg 8e druk. (pag. 4 r.10 in de 4e druk)
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam asjer kidsjanoe b'mitswotaw w'tsiwanoe la-asok b'diwree torah. (Dit is een zegening) Gezegend ben Jij Hawajah (ik spreek nu de namen uit als in een leerproces en niet als in een gebed:) onze Elokiem Koning van de wereld die ons heeft geheiligd door zijn voorschriften en ons heeft opgedragen zich bezig te houden met de woorden van Thora. (Kijk nou wat de Siddoer ons leert. La-asok b'diwree Thora. Zich bezighouden met de woorden van de Thora. Er wordt niet gezegd om het te begrijpen, het intellectueel te doen, slim te zijn, maar alleen maar zich bezig te houden met de woorden van Thora. Let goed op, dat is precies wat wij ook leren. In Ets Chajiem zeg ik jullie vaak gewoon ontvankelijk te zijn voor de woorden van Thora, zich ermee bezig te houden en niets anders. Niet om dingen te onthouden en uit te blinken, jezelf te verheffen om meer te weten dan anderen, om te begrijpen. Alleen onszelf ermee bezighouden dat is ons opgedragen. Zie je dat? Hasjem heeft ons opgedragen om ons bezig te houden met de woorden van Thora. Er valt niets te begrijpen. Duidelijk? De woorden van de Thora komen uit de wens om te geven. Wij kennen dat verschijnsel absoluut niet. Wie zegt dat hij dat kent, dat is een onbewust iemand. Natuurlijk dat 90% of meer zullen zeggen 'wij kunnen wel geven', maar het is absoluut onmogelijk. We kunnen alleen geven in verbondenheid met de wens om te geven. Wanneer wij verbonden zijn met Jesjoea dan kunnen wij dankzij deze verbondenheid met Jesjoea en ook door Hem een handeling doen die lijkt op geven - een projectie van het geven is. Geen mens kan geven. Onthoud dat erg goed. Als jij nog denkt dat je het kan dan ben je met iets anders bezig dan Kabbala. Probeer jezelf steeds te pakken te krijgen, steeds bewust blijven dat jij niets kan geven, want dat is de waarheid. Juist daardoor kom je dichter bij Hasjem, door dat bewustzijn dat je het niet kan. Hier zien we zeer krachtig de bevestiging daarvan. De woorden van Thora komen van Hasjem en dat is de wens om te geven. Z'a is de wens om te geven en wij zijn de wens om te ontvangen. Hoe kunnen wij allerlei wetten van het heelal begrijpen die dus opgebouwd zijn naar de wens om te geven terwijl wij alleen de wens om te ontvangen zijn, vier stadia van de wens om te ontvangen. Hoe? De zegening hier zegt ons dat Hasjem ons heeft opgedragen zich bezig te houden met de woorden van de Thora. Duidelijk? Wanneer wij ons bezighouden met de woorden van de Thora dan door het zich bezig te houden met de woorden van de Thora transformeert stap voor stap het licht van de Thora onze keliem van het ontvangen naar de keliem van het geven, omdat we met de woorden van de Thora te maken hebben met de eigenschap die wij niet kennen, de eigenschap van de wereld van het geven. Aan ieder van ons moet dat een steun zijn in ons werk. Aan ons is alleen maar opgedragen ons bezig te houden. Er wordt niet gezegd dat je goed moet begrijpen, dat je examens moet doen, knap moet zijn in Thora. Nee, alleen jezelf bezig te houden. Thora spreekt tot allen, tot 74
elk mens, natuurlijk tot Jisraël in de mens, maar dan zonder onderscheid tussen hen dus niet dat de ene rabbijn is en dat die dan meer weet dan die andere. Er wordt geen woord 'weten' gerept. Duidelijk? Weten, begrijpen... Je er alleen maar mee bezig te houden. Probeer het, concentreer je op het aspect zich bezig te houden met de woorden van de Thora dat het uit Hasjem zelf stamt. Dat zal je helpen om vele passages te begrijpen in die geest. r.3)
W'ha-arew na adonaj eloheenoe et diwree toratecha b'fienoe oewfie amcha bet Jisrael, w'nihje anachnoe w'tse-etsaeenoe w'tse-etsaee amcha bet Jisrael koelanoe jodee sj'mecha w'lomdee toratecha (lisjma) (Lisjma ook uitspreken), baroeg ata adonaj hamlamed torah l'amo Jisraël. (Hoe krachtig is dit. Men richt zich hier tot Hasjem met een verzoek, eigenlijk een wens.) Laat Hawajah onze Elokiem de woorden van Jouw Thora aangenaam zijn alsjeblieft in onze mond (r.4) en in de mond van Jouw volk het huis van Jisraël, (Hier -r.4 na komma - even pauzeren. Kijk nou wat wij Hasjem vragen. Wij vragen: mogen de woorden van Jouw Thora aangenaam zijn alsjeblieft in onze monden enz. Wat betekent dat? Natuurlijk dat de woorden van Thora normaliter zonder Jouw hulp in geen geval aangenaam kunnen zijn in onze mond en in de mond van Jouw volk het huis van Jisraël. In het licht van wat we net hebben geleerd: wij zijn de wens om te ontvangen. Hoe kunnen de woorden van het geven, de woorden van Thora, de woorden van een hele andere dimensie aangenaam voor ons zijn als zij niets aanleveren/brengen aan onze wens om te ontvangen? Ze zijn voor ons als stro, want zij geven niets aan ons, aan de wens om te ontvangen. Daarom is het passend voor ons om Hasjem te vragen om ons ook daarin te helpen, om het aangenaam te maken in onze mond - in het bijzondere van elk individu, in de wens van één mens - en in de mond van Jouw volk het huis van Jisraël in het algemene aspect of alle wensen van het huis van Jisraël, boven de chaze in één mens. Alleen Hasjem kan ons helpen om smaak te krijgen in die woorden van de Thora. Hoe krijgen wij deze smaak? Wij gaan geven aan Hasjem en ontvangen omwille van het geven; daar vragen wij Hasjem om: laat ons de woorden van Jouw Thora ontvangen maar dan omwille van het geven, want dat kunnen wij zelf niet.) zodat wij en onze nakomelingen en de nakomelingen van jouw volk het huis van Jisraël allemaal zijn wij kenners van jouw naam en leren (letterlijk: lerende) jouw Thora (lisjma), (Het staat tussen haakjes. In de andere, Oosterse, Siddoeriem daar staat het voluit in vet. Hier doen ze het tussen haakjes. Natuurlijk moet het zo zijn zoals die Siddoeriem van Oosterse 75
origine die het zonder haakjes plaatsen. De Nederlandse siddoer doet het hier tussen haakjes: het is optioneel. Het lijkt optioneel, de ene kan het wel uitspreken... Het lijkt niet zo belangrijk lisjma. Het staat tussen haakjes, zo van het is een variant, misschien wil/kan iemand dat wel lisjma doen, maar het is en blijft optioneel. Terwijl het absoluut noodzakelijk is anders hebben wij er niets aan, kunnen de woorden van Thora -van Hasjem - ons niet aangenaam worden. Duidelijk? Lisjma is absoluut noodzakelijk. Zelfs de kindertjes moet geleerd worden om intentie te maken lisjma. Direct, of ze het begrijpen of niet. Zij zeggen dat kinderen het niet begrijpen, maar dat doet er niet toe. Je hoeft niet te begrijpen. De mitswa is: la-asok b'diwree Thora, zich bezig te houden met de woorden van Thora, lisjam. Of ik kan, wil of... Wij willen niets, niet eens lo lisjma willen wij doen. Lisjma doen betekent zonder bijbedoeling. Hij vertaalt lisjma als: zonder bijbedoeling. Terwijl het bevestigend staat: lisjma, voor de Naam en niet alleen zonder bijbedoeling. De houding is wel dat het zonder bijbedoeling is, maar lisjma is bevestigend, t.b.v. Hasjem, voor de Naam, voor Hasjem. Hoe kunnen wij ons voor Hasjem bezighouden met de Thora? Alleen door onze ma'n omhoog te brengen, alle pijltjes van onze energieën omhoog laten kijken dat is lisjma. als al mijn pijltjes omhoog kijken betekent het dat ik niets wil ontvangen, dat betekent automatisch zonder bijbedoeling, dan doe ik het voor de Naam, voor Hasjem. Lisjma is voor Hasjem. Sjem is malchoet. Lisjma: voor Hasjem, voor malchoet. Kijk nou naar de woorden die hij gebruikt in r.5: tse'etsa-eenoe, nakomelingen en tse'etsa-ee dat is allemaal hetzelfde en heeft een dubbele wortel - in het Nederlands zegt men dubbele stam. Een speciaal woord wat erg zelden wordt gebruikt. Kijk nou waaruit het opgemaakt is: tse en tse, tsadi alef en tsadi alef. Tse betekent ga uit. In dit geval hebben we twee maal uitgaan/uitkomen. Ook hier zegt hij anachnoe/wij en onze nakomelingen, dat is in het bijzondere aspect en tse'etsa-ee amcha bet Jisraël is het algemene aspect. Daarna komen de nakomelingen van Jouw volk het huis van Jisraël. Ook hier kunnen wij dat zien als individuen en het gehele volk Jisraël in het algemene aspect of binnen één mens. Koelanoe jodee sjmecha, allemaal zijn wij kenners van Jouw naam, zij die leren kennen Jouw naam en lerende van Jouw Thora. Lerende van Jouw Thora.)
Baroeg ata adonaj hamlamed torah l'amo jisraël’. Gezegend ben jij Hawajah die onderwijst Thora aan zijn volk Jisraël. (Volk Jisraël dat is in de mens. Wij leren alles in één mens, dus het volk Jisraël zijn de wensen boven de chaze. Wat zijn dat voor keliem boven de chaze? Dat zijn keliem van Hasjem, keliem van het geven. Wij zijn keliem van het ontvangen, onze persoonlijke en boven de chaze zijn de keliem van Hasjem, ook bij ons. Hasjem onderwijst de Thora Zijn volk Jisraël. Zijn volk, dat zijn de wensen - als we dat in één mens nemen - boven de chaze, de wensen die zich ook in de mens bevinden in het domein/de keliem van Hasjem. Het zijn natuurlijk onze keliem, maar keliem van het geven, lichtere keliem, keliem van Hasjem. We zien wel dat alleen Hasjem de onderwijzer is van de Thora aan Zijn volk. Duidelijk? Niet iemand anders, een rabbijn of een andere leraar, maar alleen Hasjem. Een ander - op welk niveau dan ook, die moet hier een goed lesje leren: Jisraël heeft geen andere leraar dan HKBH zelf. Hier wordt gezegd Hawajah en niet Hawajah Elokeenoe, er wordt alleen Zijn naam van JKWK genoemd, Zijn barmhartige naam. Door Zijn eigenschap van barmhartigheid 76
onderwijst Hij de Thora Zijn volk Jisraël. Ook hier moeten wij leren - ook die leraar is of wil zijn - het voorbeeld van Hasjem. In deze zegening zien wij alleen Hawajah. Zie je dat, bovenaan in regel 1: Baroeg ata adonaj elokeenoe, Hawajah onze Elokiem, een hele reeks van zijn attributen/eigenschappen. Elokeenoe betekent ook onze Elokiem die Zijn dien/gestrengheid in de wereld manifesteert. Daar zeggen wij ook Hawajah Elokeenoe, die liefdevol is en tegelijkertijd strenge meester is. Wij zegenen Hem voor beide. Wij willen hem liefhebben voor beide: wanneer het ons goed gaat en wanneer het ons slecht gaat. Maar hier staat over Zijn leraarschap alleen Hawajah, alleen maar in genade. Door Zijn barmhartigheid leert Hij ons Zijn Thora. D.w.z. dat ook wij wanneer wij Thora leren en zelfs wanneer wij zwoegen in de Thora, wij dat moeten doen met dezelfde barmhartigheid maar dat ook met vreugde doen. Hasjem onthult ons Zijn woorden, de woorden van Thora, in barmhartigheid. Daarom moeten ook wij ons barmhartig instellen. In hoeverre het ons lukt natuurlijk. Hoe kunnen we weten of het ons lukt of niet? Van ons wordt alleen maar één ding gevraagd: alle pijltjes van onze energieën - nog een keer, het kan niet vaak genoeg herhaald worden - omhoog te krijgen. Aan iedereen die Kabbala doet is het al duidelijk. Hoe kan je iemand dan dit of dat vertellen? Richt alle pijltjes van jouw energieën omhoog...dat kunnen zij wel doen. Wanneer Ajax of het Nederlands elftal wint dan staan ze op het Museumplein of zo en zingen zij We are the champions. Kijken naar hun gezichten: inderdaad voel je wel dat al hun energieën omhoog kijken, omhoog naar de troon van wereldkampioenen of Europese kampioenen van voetballen. Je ziet dan dat zij wel de pijltjes omhoog kunnen brengen, eigenlijk om niets. Om pijltjes omhoog te brengen om Iets, om Degene die eeuwig leeft, Die altijd Kampioen is dag in dag uit, dat is iets wat men moet leren. Dat is wat wij steeds - dag in dag uit - leren in de Kabbala.) r.8)
Baroeg ata adonaj eloheenoe melech ha-olam asjer bachar-banoe mikol ha-amiem w'natan lanoe et-torato, baroeg ata adonaj noten hatorah. Gezegend ben Jij Hawajah onze Elokiem Koning van de wereld die in ons een keuze heeft gemaakt van alle volkeren en gaf ons de Torah, gezegend ben Jij Hawajah de Gever van de Torah. (Wat wordt hier gezegd? Er staat niet: Die ons heeft gekozen. Er staat bachar banoe, in ons een keuze heeft gemaakt, in ons. Binnen onszelf heeft hij ons uitverkoren/uitgekozen van alle volkeren. Zie je dat? Kijk nou goed: bachar banoe, in onszelf, want in onszelf hebben wij volk Jisraël - de plaats van boven de chaze - en alle volkeren, want wij hebben ook nog 70 volkeren onder de chaze - wij noemen dat het lichaam van een partsoef. 70 Volkeren heeft Hij geen Thora gegeven, maar Hij heeft Zijn Thora aan ons gegeven, aan Jisraël. Waarom? De keliem van het geven ontvingen ook de Thora met de woorden van het geven. Duidelijk? En niet alleen kijken naar het volk Jisraël in het algemene aspect en alle andere volkeren van 77
deze wereld, want al deze woorden van Thora behoren ook aan hen. Alleen aan Jisraël in de mens wordt de Thora gegeven in overeenkomst naar eigenschappen. ‘Gezegend ben Jij Hasjem Gever van de Thora’. Zie je, dat is Hasjem: Hij heeft ons de Thora gegeven en met de Thora heeft Hij ons de weg gegeven naar het geven. Door de woorden van Thora leren wij geven. Er is geen andere manier om geven aan te leren dan door Zijn Thora, want het licht van de Thora brengt de mens tot het geven.
78
Les 15 Pag. 9 van Dasberg r.11 (8e druk. 4e druk: blz.5 r.1)
J'warech'cha adonaj w'jisjmerecha. Ja-er adonaj panaw elecha wichoenekka. Jisa adonaj panaw elecha w'jasem l'cha sjalom. (De Siddoer geeft ons hier de woorden uit de Thora van zegening van de priesters. Eigenlijk de kwintessence van de zegening van de priesters. Dat was in de Tempel. Tot nu toe gebeurt dat nog in de synagoge. In de regel op feestdagen, op speciale dagen, degenen die menen dat zij kohaniem zijn, afstammelingen van Aaron de hogepriester, komen op het 'podium' voor aan, keren hun gezicht...wenden zich tot het publiek in de synagoge. Zij doen daarbij allerlei handelingen, levieten wassen hun handen zoals het in de Tempel was, zij gooien de gebedsmantels over hun schouders, doen hun handen op een speciale manier uit elkaar... Allemaal met handen en voeten, mechanisch, zoals dat gebruikelijk was in de Tempel en daarna werd het keurig voorgeschreven door de rabbijnen. Natuurlijk is dat het zinnebeeld van de ware zegening die alleen maar van boven, van Hasjem afkomt. Aangezien het volk nog niet ontwikkeld was - het ik-tijdperk was nog niet aangebroken. Het laatste-, ik-tijdperk was gekomen met Jesjoea, moest iemand anders het voor hen doen, wij Joden, het wij-tijdperk. Zij behoorden tot een groepsgeest. Alles moest zich geleidelijk aan ontwikkelen. In die tijd was het een groepsgeest. Mosje wist in zijn wijsheid - en hij kreeg het ook van Hasjem te horen, dat het voorlopig op die manier moest gebeuren, alleen via de lijn van Aaron. De nakomelingen van Aaron moeten zinnebeeldig al die handelingen doen, al die woorden uitspreken tot de tijd zal komen, de mens zijn ziel rijp zal worden dat hij niemand meer nodig zal hebben, niet één of andere lummel die zich nakomeling van Aaron waant. Welke zegening kan een mens jou geven? Hij is net zo blind als jij, of hij van Aaron komt of van wie dan ook, het is en blijft een zwarte doos. Wat kunnen zij aantrekken naar jou toe? Maar toen de mens nog als groepsgeest was - in de tijd voor Jesjoea en natuurlijk ook nog in de tijd daarna. Die Jesjoea niet heeft aangenomen blijft in groepsgeest en dan hebben zij iemand nodig die voor hem zegening aantrekt. Het is allemaal zinnebeeldig, een mantel van wat waarheid zou kunnen zijn. Verborgen, bekleding op bekleding van de waarheid en er komt bitter weinig uit ondanks het feit dat zij de ware woorden uitspreken. Duidelijk? Wie waren dat? Levieten en kohaniem. De kohaniem waren de afstammelingen... vertegenwoordigen chessed, waren het zinnebeeld van de kracht van chessed van de z'a oftewel de rechterlijn. Levieten vertegenwoordigen de linkerlijn, die moeten de krachten uitbeelden van gwoerot. Twee lijnen, rechts en links en ישראלJisraël de derde, middelste lijn. Hoor wat ik zeg: Door hun werk moest ישראלJisraël de middelste lijn ontvangen. Beiden moesten hard werken. De kohaniem werkten keihard in de Tempel met al die dierenofferandes...Het is verschrikkelijk, nu in onze ogen, al dat dierenleed dat absoluut onnodig is. We kunnen niet zeggen dat het toen onnodig was, maar nu is het onnodig. Nu kunnen we het zien vanuit het perspectief van ik, vanuit het perspectief van iemand die individueel geestelijk werk doet. De zielen zijn nu al rijp in deze tijd dat we dat zo kunnen zeggen, maar in principe was het alleen het zinnebeeld van het geestelijk werk. Er was geen 79
geestelijk werk. Zij wisten natuurlijk wel erg goed wat zij deden, die kohaniem/priesters en levieten, maar het was allemaal met handen en voeten. Deze zegening is een voortreffelijke zegening, alleen begrijpt dit volk in zijn blindheid geen woord van wat er staat, weten niet de kracht van deze woorden, van deze zegening van de kohaniem. Ik zou zeggen dat het een sublieme en verheven zegening is, één van de hoogste zegening als het niet de hoogste zegening is die in geschreven vorm opgemaakt was. Waarom zeg ik het zo: één van de hoogste? De hoogste is uiteraard de zegening die wij aantrekken van Jesjoea. Duidelijk? Let goed op wat ik probeer te zeggen. Elk woord... ondanks het feit dat ik stotter, want ik moet het overbrengen naar jou op de manier dat het bruikbaar is, dat het helpt en dan komt het op deze manier over. Kijk nou waar vandaan werd het aantrokken? De hogepriester in de Tempel heeft het aangetrokken van wie? Van de sfira chessed van z'a. En wat is Jesjoea? Jesjoea is immens hoger. Jesjoea in zijn afdalen naar onze wereld is kether van z'a. Duidelijk? Een zegening ontvangen door de verbondenheid met Jesjoea is immens hoger dan alle zegeningen die aangetrokken werden door de kohaniem, de hogepriesters in alle Tempels in alle tijden. Hebben wij dan deze kohaniem nu nodig? Absoluut niet. Duidelijk? Het is het zinnebeeld dat overgebleven was omdat dit volk zich nog steeds alleen maar houdt aan het verbond naar vlees. Het verbond naar geest hadden zij niet aangenomen, daarom blijven zij dingen zo herhalen die hen geen millimeter dichter bij de Schepper brengen oftewel het helpt hen helemaal niet. Kan jij je voorstellen dat zij zoiets doen? Hoeveel energieën, krachten, gaan verloren door al die uren elke dag van al die gebeden die allemaal niet helpen. Duidelijk? Je kan mij dan zeggen: waarom leren wij dan Siddoer? We leren niet Siddoer zelf. We leren elementen van de Siddoer om de manier te begrijpen waarom ma'n omhoog gaat, in de taal van de Siddoer oftewel in de taal van de Thora - het is de taal van de TaNaCh. Dat is wat wij leren. We gaan alleen maar een stuk leren uit de Siddoer. Jullie zullen straks zien dat ik ook ga overschakelen naar andere dingen. We gaan niet alles doen, maar alleen wat nodig is, wat het proces illustreert van het opstijgen van ma'n. Dat is wat wij hier leren door dit studie onderdeel dat additioneel is, alleen als illustratie. Natuurlijk helpt het ook wat wij doen, maar G'd verhoede niet dat ik jullie aanzet om de Siddoer te leren om zelf te gaan bidden op deze manier, die woorden uit te spreken enz. Ik doe het allang niet meer. Het is voor mij niet meer nodig. Het is een zinnebeeldige - en ook beeldige - manier om zich met het gebed bezig te houden, maar het helpt voor geen millimeter. Onthoud dat erg goed. Wij leren hier ook de structuur van Ets chajiem uitgedrukt/weergegeven in de taal van gebed zoals het opgesteld was door de Grote Vergadering in Jisraël. Natuurlijk dat al die hogere wetmatigheden hier aanwezig zijn. Wat ik nog wil toevoegen, waarom wij het leren: wat kracht geeft aan deze studie van de Siddoer is dat wij in de Siddoer uitkijken naar verwijzingen naar Jesjoea, want alleen dat helpt. Wij leven in het tijdsperk van persoonlijke individuele verlossing en wij kijken uit naar e individuele verlossing i.p.v. verwachtingen van groepsgeest, van wij Joden. Precies hetzelfde geldt voor wij Christenen, wij Hindoes... Precies hetzelfde. Alle gebed van een groepsgeest is weerzinwekkend voor הקדוש ברוך הואHaKadosj baroeg Hoe, de Heilige gezegend is Hij. Hij luistert en geniet alleen van een gebed van een individu die zijn hart naar Hem openmaakt en oprechte ma'n omhoog brengt. Alleen dat geldt voor Hasjem. Daardoor ontstaat de verbondenheid tussen Hasjem en de mens en niet door al die gebouwtjes,
80
instellingen, waar zij bij elkaar komen al die groepsgeest-gerichte mensen die proberen daar samen iets te doen. Dat is walgelijk in de ogen van Hasjem. Ik weet wat ik zeg. Hasjem verhoort alleen maar het individuele hart van de mens, dat is het enige verband tussen een mens en de Schepper, het eeuwige leven, de Maker van de wereld. Daarom zoeken wij hier de verbondenheid, de verwijzingen naar ישועJesjoea en dat is ook voor ons één van onze cruciaalste momenten in onze studie. Wij willen zien waar de kracht van ישועJesjoea zit, want natuurlijk voordat alle gebeden tot stand waren gekomen was de kracht van ישועJesjoea er al. ישועJesjoea was in potentie nog vóór de Grote Vergadering die de Siddoer hebben opgemaakt en na de Grote Vergadering. Duidelijk? En tot nu toe is de kracht van Jesjoea niet minder, alleen maar toegenomen in de wereld en neemt steeds toe naar kracht naarmate de dagen van de Masjiach naderen. Het was nodig om voordat ik begin met deze grote zegening te vertalen deze een beetje toe te lichten.) :יברכך יי וישמרך J'warech'cha adonaj w'jisjmerecha. Hawajah zal jou zegenen en zal waken over jou. (Dit is één zin, dat is één afgemaakte handeling.) :יאר יי פניו אליך ויחנך Ja-er adonaj panaw elecha wichoenekka. Hawajah zal Zijn gezicht schijnen aan jou en zal jou genade geven. :ישא יי פניו אליך וישם לך שלום Jisa adonaj panaw elecha w'jasem l'cha sjalom. Hasjem zal Zijn gezicht naar jou optrekken en zal jou sjalom plaatsen. (We zien helder drie handelingen. Drie handelingen bestaande uit twee elementen. Let op, het is nog nooit onthuld aan de wereld wat ik nu aan jullie probeer in de meest eenvoudige, mijn armoedige bewoordingen probeer weer te geven, de essentie wat het allemaal betekent. Jisraël kent het niet wat ik zeg. Tot nu toe, 3700 jaar of meer, zeggen zij gewoon boe boe boe, elke dag die woorden. Op de feestdagen zeggen die priesters dat, maar zij begrijpen het niet. Het is net als apen, die na-apen wat er allemaal staat. Het helpt voor geen millimeter terwijl er donderende kracht uitkomt, uit wat het allemaal betekent. r.11) : יברכך יי וישמרךJ'warech'cha Hasjem w'jisjmerecha. De eerste handeling bestaat uit twee. De eerste handeling, het gaat erom dat de priesters, die moesten zegening uitspreken over het volk. Wat betekent dat? Het volk is ישראלJisraël en natuurlijk is alles in één mens. Wat is überhaupt zegening? Zegening is wanneer wij de rechterlijn opbouwen, de linkerlijn opbouwen en daarna de middelste lijn. Eigenlijk het verkrijgen van שלוםsjalom in de middelste lijn, dat is de hoogste zegening die de mens ontvangt, het verlost worden van de kliepot. De volgende dag, steeds weer... Niets verdwijnt in het geestelijke, vandaag zijn wij tijdelijk verlost van de kliepot. Deze kracht van de verlossing die wij al hebben geïncasseerd blijft in ons werken. Dat betekent dat als ik de volgende dag deze zegening uitspreek dat natuurlijk ook diepere verlossing, noch krachtiger overwinning op de kliepot zal plaatsvinden. Duidelijk? Recht, links en het midden. En kijk nou naar het wonder van deze zegening. De eerste is de rechterlijn. De priester, binnen de mens dat is de mens zelf, de plaats in de mens zelf die zich richt vanuit de chessed. Vanuit zijn toestand tijdens zijn gebed richt hij zich vanaf zijn chessed - dus boven de chaze naar de chessed van z'a. Op een afstand, als or makief, ontvangt hij deze zegening. En natuurlijk dat de ene het via een langere afstand ontvangt, die heeft een langere afstand tussen 81
zijn particuliere chessed op het moment van het gebed en de chessed van z'a. En de andere die heeft meer kracht, meer verlossende krachten al geïncasseerd enz. En nu goed kijken, het eerste vers is de correctie van de rechterlijn bestaande uit twee: יברכך יי j'warech'cha Hasjem, Hawajah zal jou zegenen - dat is de rechterlijn van de rechterlijn. In de rechterlijn moeten wij twee lijnen bij elkaar brengen. In de rechterlijn moeten we ook rechts en links hebben, rechts en links van de rechterlijn. We moeten rechts hebben, dat is dan chessed/chassadiem en links gwoerot. Rechterlijn en linkerlijn en beide onder de paraplu van de rechterlijn, de rechterlijn domineert. יברכךJ'warech'cha is rechterlijn, chessed wordt aangetrokken in de rechterlijn. וישמרךW'jisjmerecha, Hij zal waken over jou. Waken komt van gwoera. Waken in de rechterlijn zodat je gwoera niet aantrekt via de linkerlijn naar onder de chaze. Dan hebben we de rechterlijn gecorrigeerd door deze zegening; de rechterlijn van jouw partsoef, tijdens jouw gebed. : יאר יי פניו אליך ויחנךJa-er Hasjem panaw elecha wichoenekka. Hawajah zal Zijn gezicht naar jou doen stralen. Wat betekent dat? ויחנךWichoenekka... Hier is het omgekeerd omdat hier eerst links staat en daarna rechts. ויחנךWichoenekka, jou genadig zal zijn is rechterlijn binnen de linkerlijn. We zitten in de linkerlijn en die bestaat uit zijn eigen sublijnen rechts en links. Deze bijzondere rechterlijn hier in de linkerlijn is ויחנך wichoenekka, en zal jou genadig zijn, door de chessed. In de linkerlijn moet ook chessed aangesloten worden. : יאר יי פניו אליך ויחנךJa-er Hasjem panaw elecha, Hasjem zal Zijn gezicht naar jou stralen, dat is de linkerlijn van de linkerlijn. Gezicht stralen dat is licht chochma. Daarmee hebben we ook de linkerlijn gecorrigeerd in deze zegening van de kohaniem/priesters. De volgende is de middelste lijn: ישא יי פניו אליךJisa Hasjem panaw elecha Het woord ישאjisa is geweldig. Normaal zouden we denken van boven naar beneden, maar hier staat: ישא יי פניו אליךjisa Hasjem panaw elecha, Hasjem zal Zijn gezicht omhoog doen bij jou. Wat betekent dat? Dat is de linkerlijn in de middelste lijn. Wat hebben wij in de middelste lijn? De linker betekent chochma. Waar kijkt de chochma naartoe? Kijk goed, het is nooit eerder aan de mensheid vertelt wat ik jullie vertel. Probeer het meerdere malen door te nemen. We hebben veel geleerd in de Zohar van het principe van de middelste lijn. Kijk nou: Hasjem zal Zijn gezicht, chochma, bij jou doen omhoog brengen/optrekken. Wat betekent dat? De hele bedoeling van de middelste lijn is om wat de linkerlijn betreft, de chochma, niet de ga'r van de chochma naar beneden naar onder de chaze door te trekken, maar de wa'k en dat betekent dat de chochma omhoog kijkt. Dat is wat hier gezegd wordt. Zonder kabbala is het onmogelijk iets te begrijpen wat hier staat. Daarom staat er ישאjisa, Hasjem zal Zijn gezicht omhoog keren voor jou. Dat is de linkerlijn van de middelste lijn. וישם לך שלוםW'jasem l'cha sjalom, en Hij zal jou שלוםsjalom plaatsen. Hasjem plaatst שלום sjalom in de mens. שלוםSjalom is in de middelste lijn jessod, daar komt שלוםsjalom van Hasjem binnen. שלוםSjalom is de rechterlijn van de linkerlijn. De middelste lijn heeft ook iets van de rechterlijn en iets van de linkerlijn. We hebben altijd gezegd dat het jessod is en natuurlijk is het zo, jessod is de middelste lijn, maar in de middelste lijn hebben we ook rechts en links. Nu weten we dat שלוםsjalom in de middelste lijn ligt, in de jessod, maar leunt wel aan de rechtervleugel oftewel aan de rechterkant, aan de chassadiem.
82
Een beetje duidelijk? Nogmaals, probeer het goed te bekijken. Zie je, in de kabbala kunnen we terug zien het geheim van de correctie wat eigenlijk de hoge zegening betekent, hoe dat werkt, door de correctie van drie lijnen. De bedoeling met deze zegening was, is, om zichzelf te corrigeren, je hele partsoef te corrigeren in alle drie lijnen. Natuurlijk is deze zegening niet alles, alleen is deze zegening het aantrekken van deze krachten in de toekomst. Zie je, de toekomstige tijd: יברכךj'warech'cha. Het is niet dat het al klaar is, het is nu alleen als or makief/omringend licht. We moeten nog verder totdat wij de Amida, het hele staandgebed uitspreken/zeggen en daarna komt nog iets, het vallen op zijn gezicht zo hebben we geleerd is een hele cyclus. Daarom zien wij hier al die werkwoorden in de toekomstige tijd: יברכךj'warech'cha, Hasjem zal jou zegenen, Hasjem zal waken over jou. Allemaal voorafgaand met de letter joed die een soort prefix is om aan te duiden dat het toekomstige tijd is, 3e pers. enkelvoud. Duidelijk hoe dat in elkaar zit? We hebben dan a.h.w. al onze connectie met die hoge chessed, dus de chessed van de z'a hebben we daardoor al ontvangen en daardoor komt al een straling, een vorm van het schijnen daarvan op afstand als or makief op ons af. Probeer deze zegening te leren. Probeer goed door te hebben wat hier staat, want hier staat eigenlijk de cruciaalste zegening die er is. Natuurlijk dat we ook hier de naam ישועJesjoea terug kunnen vinden, hier aan het einde van deze zegening het woord שלוםsjalom heeft de gematria 376, dat is 10 minder dan de naam ישועJesjoea. +10 Sfirot van ישועJesjoea die jij als mens zelf moet doorlopen. שלוםSjalom heb jij van ישועJesjoea, maar te komen naar שלום sjalom moet je zelf al deze 10 sfirot corrigeren a.h.w. doorlopen naar ישועJesjoea, jezelf zuiveren, doorlopen vanaf de malchoet naar de kether - dat zijn 10 sfirot - en dan verkrijg je vanuit ישועJesjoea, door de verbondenheid met ישועJesjoea שלוםsjalom.)
83
Les 16 Deze les wordt de laatste les van de inleiding tot Siddoer. Zoals ik al eerder had gezegd, zoals ik zelf van plan was, was ik van gedachte om Siddoer te behandelen tot het staandgebed Amida. Maar zoals in al onze studie is het niet ik die verkies, die plannetjes maak, maar zoals ik het ervaar - wat ik ook leer, direct of indirect, van mijn grote leraar Ari. En zoals hij mij aanzet om iets te doen, zo komt er een einde van een bepaald onderwerp wat ik behandel. Dat is dan het einde van het leren van Siddoer. Het hoofdprincipe van onze studie is dat we alleen die onderwerpen leren die ons kunnen helpen. De inleidende studie van Siddoer hebben wij niet gekozen omdat het helpt. Het helpt niet. Het enige wat ons ertoe heeft gebracht om het even onder ogen te nemen is om te kijken naar de taal van de Siddoer. Even een kijkje te nemen om het te verbinden met de taal van Kabbala a.h.w. als een ondergeschikte studie aan Prie Ets Chajiem. Duidelijk? Prie Ets Chajiem is een studieonderdeel dat ons helpt. Het is de taal van Ari, de taal van het gebed in de taal van Kabbala. Alleen dat helpt ons die eigenlijk leven aan de vooravond van de komst van de Masjiach. Let goed op wat ik probeer te zeggen. Míjn bedoeling was wel om door te gaan met de Siddoer, maar het blijkt nu dat het genoeg is. Ik heb een introductie gegeven en verder is het niet meer nodig. We zetten er een punt achter zodat ieder van ons niet meer inzage hoeft te doen in de Siddoer die aan het volk Jisraël werd gegeven alleen maar tot de komst van Jesjoea. Duidelijk? Let goed op. Anticiperend op de vernietiging van beide Tempels hadden... Probeer elk woord... Ik probeer uit mijn woorden te komen. Ik hoop dat het mij wel zal lukken. Mijn gestoter...probeer te horen wat ik zeg zo in mijn armoedige bewoordingen. De leden van de Grote Vergadering hadden de Siddoer opgesteld nog anticiperend op de vernietiging van de twee Tempels, de Tempels die door de mens van steen en bloed opgebouwd werden. De tempels zijn ook van steen, goud en andere dingen. Materiële tempel die niet van haKadosj baroeg Hoe was, die symboliseerde krachten van respectievelijk de eerste tempel: aw'i, en de tweede: jissoe't. De ware tempel is de tempel in het hart van de mens, dat is de derde tempel en die is eigenlijk al gekomen. De eerste tekenen zijn al gekomen al vanaf de komst van Jesjoea. De tempeldienst moest dus vervangen worden door de dienst van de lippen en hart. Dat was het idee -natuurlijk geïnspireerd van boven - dat de leden van de Grote Vergadering dreef om de Siddoer voor elk mens, elk Jisraël in de mens en ook in het algemene aspect voor het hele Jisraël op te stellen. Want de tempeldienst zoals die in de materiële werkelijkheid verricht werd door Jisraël was alleen maar aan tijd gebonden totdat de zielen rijp zouden zijn om uit hun eigen hart ma'n omhoog te brengen, in hun eigen harten het altaar voor Hasjem op te bouwen en dienst aan Hasjem te doen d.w.z. de mens die uit vier naturen bestaat moet elke dag offers brengen vanuit zijn vier naturen. Vanuit zijn lichamelijke natuur moet hij zijn vlees, zijn dierlijk element opofferen, dat zijn de stukken vlees van stieren enz. waar de Thora over spreekt. De Thora spreekt geen woord over stieren, over duiven die gebracht werden van vlees en bloed zelf. Dus niet de dieren die in de natuur lopen. Let op wat ik probeer te zeggen: elk woord in de Thora is de naam van Hasjem, de krachten van Hasjem die ook terug te vinden zijn in de mens zelf. Duidelijk? Hasjem had, heeft en zal 84
niet iets nodig hebben wat van buiten de mens is. Hoe kan een mens in G'ds naam een dier aan Hasjem brengen? Een dier is van Hasjem is niet van de mens. Het is iets dat van buiten de mens is. Maar de Thora spreekt in de taal van de mens en daarom, op deze manier met handen en voeten, moesten zij godsdienst doen buiten hun eigen harten en op deze manier konden zij spijt hebben van zonde die zij begingen. Zij gingen dan naar de tempel, gingen zij met een lammetje, een stier, twee duifjes, een beetje meel, broodjes... om die daar op te offeren. Natuurlijk doet het pijn om iets uit zichzelf te geven, je eigen lammetjes onder bloed te zien enz. Op deze manier moesten zij rijp worden om uiteindelijk na de komst van de zoon van Hasjem, het hoogste offer dat Hasjem zelf heeft gebracht omwille van de mens... Vanaf dat moment zou het niet meer nodig zijn...het was het inleiden van het tijdperk van de rijpe mens, de geestelijke rijpheid waarbij de mens offers moest brengen alleen uit zijn eigen systeem, uit al zijn vier naturen. We kunnen dat in de volgorde zetten zoals wij dat geleerd hebben: uit zijn stenen/levenloze natuur, uit zijn vegetatieve natuur, uit zijn dierlijke natuur en uit zijn mens. Of in andere opstelling zoals we dat geleerd hebben: lichamelijk, emotionele, psychische en geestelijke naturen binnen de mens. Duidelijk? Dat is eigenlijk het ontwikkelingsproces van het zoeken en leggen van contact tussen een lagere en een hogere, tussen de mens en zijn Maker. De mens, de wens om te ontvangen voor zichzelf, en Hasjem, de Bron van het Eeuwig leven. En daarvoor werd - let op wat ik probeer te zeggen - als tussenschakel tussen die twee, binnen het verbond naar vlees de Siddoer opgemaakt. Vanaf het inluiden van het verbond naar geest was het niet meer nodig de geordende Siddoer zoals de leden van de Grote Vergadering hem hebben opgesteld. Het is absoluut in tact. Let goed op wat ik probeer te zeggen, het is niet dat ik zeg: kijk nou, het is afgeschaft. De Siddoer is volledig opgemaakt naar de manier waarop de mens van binnen door zijn verbond naar geest ma'n omhoog brengt en in relatie komt met Hasjem ontvangt ma'd, ontvangt zegening. Alles wat in de Siddoer staat kan de mens doen zonder Siddoer. Het is niet meer nodig om al die woorden te gebruiken als die mens van binnen zijn keliem in overeenstemming brengt met de wetmatigheden van de hogere. Duidelijk? Absoluut niet nodig. Het wil niet zeggen dat het niet meer geldig is. Het is geldig in de zin - let op wat ik probeer te zeggen - dat het helemaal koosjer is opgebouwd, alleen is het naar het verbond naar vlees. Het is daarom niet meer nodig, na de komst in deze wereld van Jesjoea. Alles waar het om draait in de Siddoer is het brengen van offers, zowel als in het begin van de Siddoer, het voorlezen/opnoemen van verzen van de Thora over die tempeldienst, over de offerdienst als het verdere gebed dat ook een offerdienst is. Sjma Jisraël, Baroeg sje'amar, Amida enz. is eigenlijk allemaal offerdienst wat een mens doet om in contact te komen met de wetmatigheden buiten de placenta van het heelal, met het eeuwige leven in verschillende gradaties waarbij de mens het schijnen van mochin ontvangt uit die of andere geestelijke werelden. Wat de leden van de Grote Vergadering hadden opgemaakt is lawoesj, bekledingen op de ware individuele geestelijke contacten met Hasjem. Het brengen van innerlijke offers door zijn eigen wens om te ontvangen door het gebed van binnen te laten transformeren in de wens om te geven door het contact met de wens om te geven. Hoe kan men dat anders doen? De wens om te geven is Jesjoea. Door geen ander kunnen wij dat doen. Wij doen het via Ari omdat Ari in absolute verbondenheid staat... Al onze leraren die wij hebben: Mosje, Sjimon bar Jochaj, Ari en Jehoeda Ashlag bevinden zich in absolute 85
samenvloeiing met Jesjoea en via Jesjoea met haKadosj baroeg Hoe. Eigenlijk is het niet dat wij door iemand anders... Wij worden verlost door onze verbondenheid met Jesjoea. Ik ook precies hetzelfde, met Ari hetzelfde. Ari is verbonden/gekoppeld aan Jesjoea. Daarom als ik mij onlosbrekelijk aanhecht aan Ari dan raak ik op dezelfde wijze verbonden met Jesjoea. Duidelijk? En alleen de verbondenheid met Jesjoea brengt ons de verlossing. Men kan zich in deze tijd niet meer beroepen op de Siddoer. Geen mens op de hele aarde krijgt verlossing door iets te zeggen uit de Siddoer. Onthoud erg goed wat ik zeg. Het lijkt wel dat ik iets tegensprekelijks zeg en doe. Waarom moeten wij dan Siddoer leren? Waarom begonnen wij de Siddoer te leren? Om het daarna te bekritiseren, G'd verhoede? Absoluut niet. We hebben een begin gemaakt. Het belangrijkste eigenlijk, de eerste pagina's om even te kijken. We hoeven zoals ik vaker heb gezegd niet het hele brood op te eten om te weten hoe het brood smaakt. Je pakt een sneetje brood en dan weet je hoe dat is. Je kan zeggen: waarom passen we niet hetzelfde principe toe bij Zohar, bij Ets Chajiem enz. Dat is heel iets anders. Hier is het de studie die eigenlijk steeds nieuwere diepere keliem in onszelf aanboort en van verschillende kanten. Hier is het wel nodig om steeds jezelf op te wekken om van ons - elk van ons is eigenlijk één brok ongedifferentieerd gevoel - een transparant iemand te maken. Transparant voor het licht. Ontvankelijk te maken voor het licht door zijn keliem in overeenstemming te brengen met het hogere. Het heeft verder geen nut om iets te bekritiseren. De tempeldienst te vergelijken met de ma'n zoals wij die van binnen dienen op te stijgen...we hebben genoeg materiaal in Prie Ets Chajiem. Voor de rest zullen wij ons verder bezighouden met dingen die ons wel helpen. De studie die ons helpt om naar onze persoonlijke vervulling te komen en geen moment te wijden aan iets dat niet meer de kracht geeft om onze verlossing tegemoet te gaan, tegemoet doen komen. Het is het verloren gaan van de tijd en krachten en dat doen wij in de Kabbala niet. Wat zij allemaal in religieuze godsdiensten doen, allerlei dieren brengen als offer...wat buiten de mens is...Nog een keer: geen offer helpt een mens dat een mens brengt buiten zichzelf. Je moet dat goed inprenten in jezelf, dat je het goed begrijpt. Alleen uit je diepste, uit je hart. Hasjem hoort alleen je hart. Hasjem hoort niet de klanken die uitkomen van de lippen en naar buiten. Als dit volk dat zich uitverkoren waant zich nog bezighouden aan de Siddoer, dan is het hun verantwoordelijkheid. Het is gewoon traditie waar zij zich mee bezighouden. Nog een keer vertel ik het u: vanaf de komst van de Masjiach helpt het voor geen millimeter. Het was alleen maar nodig als een tussenmiddel voordat de mensheid de ware redding kon zien. Hasjem zelf heeft het eeuwig offer gebracht, Zijn eigen zoon, de hoge Kether. Welke offerdienst kan men elke ochtend lezen, wat zij allemaal doen, in de Siddoer en andere gebeden die zij schijnheilig - misschien wel met goede bedoelingen maar toch wel schijnheilig doen. Waarom schijnheilig? Omdat het niet helpt. Hasjem luistert niet naar dat boe boe-boe wat zij zeggen, de prachtige woorden uit de Siddoer. Ook de Thorageleerden, parafriserend aan wat zij hadden gezegd -misschien had ik het wel al eens verteld: er wat waterovervloed, overstroming en het huis van een joods iemand kwam onder water te staan. Hij zit op het dak en bidt zo vurig naar Hasjem 'help mij, help mij'. Uiteindelijk hebben de wateren hem helemaal bedolven, hij kwam onder water en verdronk. Hij komt in de hemel en daar staat hij voor Hasjem. Hij beklaagt zich en zegt: 'Hasjem waarom heb Jij mij niet gered? Ik heb al mijn leven al die gebeden gezegd, 's ochtends, 's middags, 's avonds. Ik heb de Siddoer geleerd, ik heb de Thora geleerd. Ik ben een keurige Jood, heb alle mitswot/voorschriften gedaan. Waarom heb Je mij niet gered? Toen ik op het dak zat heb ik gebeden uitgesproken. Ik heb Sjma Jisraël gezegd, vele malen. Waarom heb Jij 86
mij niet gered?' Hasjem zei tegen hem: 'Ik had een keer een bootje voorbij laten gaan, er waren redders op het bootje en zij schreeuwden naar jou: kom op ons bootje en wij zullen jou redden. Jij luisterde niet, jij bleef in jouw gebed tot Mij en jij nam Mijn redding niet. Daarna zond Ik nog een andere grotere boot met andere mensen/redders naar jou toe. Ook die weigerde jij toe. Je schold hen uit toen zij jou redding aanboden. Je zei: 'Nee, nee, ik wil Hasjem, Hasjem, Hasjem'. 'En laatst' zei Hasjem 'heb Ik jou van boven een helikopter gestuurd met Mijn eigen zoon en hij heeft vanuit de helikopter een trap naar jou doen afdalen, maar ook hem wilde jij niet. Je schold hem uit en zei tegen hem mamzer/bastaard.' Zo bidt dit volk elke dag, opent de Siddoer, zegt al die woorden vanuit de lippen en naar buiten, maar de redding is al gekomen. Zij blijven zitten en zeggen: Hasjem, help, redt ons. Van wat? Van wie? Van de sitra achra. Zij blijven elke dag dezelfde woorden herhalen terwijl Hasjem de ware redding al heeft gebracht in deze wereld. Het enige dat nodig is nu is deze reddende hand te accepteren, te begrijpen dat het de enige manier is. Het komt direct van Hasjem. Grijp die trap en klim tot Jesjoea en verbind je met hem, dan ben je gered. Het was zinvol om een stukje uit de Siddoer te doen. Het is voor mij ook onverwachts dat ik zo abrupt a.h.w. eindig met de studie van Siddoer, maar zoals jullie weten do ik alleen dingen die ik moet doen en niet iets dat ik zelf uit mijn eigen aards verstand inplan. Verder zullen wij doorgaan b'ezrat Hasjem met Prie Ets Chajiem en daar zullen wij daadwerkelijk leren, eigenlijk ook de woorden uit Siddoer die in de taal van Kabbala tot krachten komen, tot de reddende krachten.
87