Anouk Jacobs
Inleiding tot de voornaamste moderne literaturen MIDDELEEUWEN - Vroege middeleeuwen 476 – 10eE Orale literatuur (feestelijke gelegenheden), militaire dichters Overlevering vermengd met Christelijke elementen Heldenverhalen = geen eenheidscultuur Legintimatie van de vorst, vast narratief schema (orde/breuk/gevecht/orde) Beowulf-epos Nibelungenlied Chansons de geste (Karolingische Renaissance, heldenverhalen - Hoge middeleeuwen Bloei eenheidscultuur (uniform voorstellings- en handelingspatroon) Ontwikkeling riddercultuur en aristocratisch gedragscode Hoofse cultuur (= ridderstand) <-> ascetische levensstijl van de elite (clerus) in VME Bloei van de aristocratische cultuur (ridderschap): christelijk ridderideaal Hoofse liefdesideaal: courtoise (cultus van de vrouw bevestigd feodale hiërarchie) Opkomst stadscultuur (kapitalisme) Troubadours (mecenaat van aristocratische hoven): minneliederen, ridderromans Drie vormen van ridderroman: Klassieke: helden uit Kl. Oudh Roman d’aeneas, Hendrik van Veldeke, Eneide Britse: niet in Eng. Geschreven, Keltische of Oudgermaanse samenleving: Chrétien de Troyes (1135-1183) Epische cyclus van Arthurroman : Sir Gawain and the Green knight, Lancelot Oosterse ridderroman: culturele invloed Mid-O (kruistochten), nadruk op hoofste liefde : Floris ende Blancefloer, Hertog Ernst Troubadourslyriek of hoofse minnelyriek: in volkstaal Petratca Dierenverhalen: fabels uit de oudheid, satirisch (menselijke ondeugden), aristocratische gedragscode: Ysengrinus (van Nivardus uit Gent), Le Roman de Renart (vandenvos Reynaerde) Vagantenlyriek: intellectuelen, studenten (liefde en wereldse genoegens in Latijn of volkstaal) Carmina Burana <-> ascetische idealen clerus, courtoisie en het ridderideaal Drink-en dansliederen (hedonistische motieven) Goliardenlyriek Hekeldichten: parodie op eucharistie (tegen adel en clerus) Natuurpoëzie Liefdesliederen Klaagliederen (noodlotsmotief: onbarmhartige Fortuna en dodenmansmotief) Burgerlijk kortproza (entertainment) 12e-14eE Boerden: anekdoten (komisch), verwant met volkstheatergenre: kluchten en met exempelen (maatschappelijke zedenles), satire op clerus en burgerij, erotische thema Fabliaux: satirisch, erotisch, maar verfijnder (subtieler) van vorm en inhoud, Lyrisch schema inspiratie voor Boccaccio
1
Anouk Jacobs -
Late middeleeuwen 13e-15eE Verbrokkeling van het Duitse rijk, einde kruistochten in Oosten, 100jarige oorlog, Italië: autonome stadstaten Verschillen Noord-Zuid-Europa: LM vs. Renaissance (Italië) Christelijke religie als fundament van de eenheidscultuur: geloof, wet. En ethiek Scholastiek: synthetiseren van geloof, moraal en wetenschap Albertus Magnus (1206-1280), Thomas van Aquino (1225-1274) Uitgangspunt: Christelijk geloofsprincipe Method: Aristoteliaans Architectuur (gotische kunst) = wetenschap, geloof en ethiek Literatuur Dante Alighieri: la divina Commedia!! Feodale samenleving onder druk: Christendom blijft bindmiddel, maar boerenopstanden, strijd binnen clerus, groeiende macht van de burgerij Veranderende smaakpatronen: de legitimiteit van de volkstaal en lage thema’s Vermenging van hoge en lage stijl in het werk van Dante (laag: allegorie, komische effecten, politieke satiren, gevoelens; hoog: religieuze gevoelens, lyriek) Villon: boeventaal in lyriek Novelle: alledaagse omgangstaal en thematiek Boccaccio, Chaucer LEES DANTE!! Herfsttij der Middeleeuwen Grens tussen middeleeuwen en renaissance (Italië vs. Noordelijke gebieden) 14e-15eE: zowel ME als RE François Villon 15e E Religieuze gedichten, in ME balladevorm, Vernieuwing door: taalgebruik, satire/kritiek, belijdenislyriek Le Lais (of le petit Testament, 1456), en Le grand Testament, gedichten in boeventaal Stijl: satirisch, burleske (lijkt modern), lyriek is maatschappijkritiek De Novelle Alledaags verhaaltje, burgerlijk-stedelijk, volkstaal, lage stijl Giovanni Boccaccio 14e E Contact met Renaissance-humanist: Petrarca Stedelijke elite Kosmopolitisme: connectie met aardse Il Decamerone (1349-1353) Kaderverhaal: verhaal verteld door 10 jongelingen Thematiek van de boerden en de fabliaux: burgerlijk realisme (aardse liefde, maatschappijkritiek (adel en clerus)) Geoffrey Chaucer Kosmopolitisme New men: dicht bij volkse cultuur The Canterbury Tales (1387) Raamvertelling: 30 pelgrims Spreektaal, humor Beschrijving menselijke en maatschappelijke zwakheden: satire 2
Anouk Jacobs RENAISSANCE 14e-16eE Ontstaan nieuw cultuurtype en nieuw cultuurideaal: religieus wereldbeeld verliest, stedelijke aristocratie en handelsburgerij = politiek/religieus/ sociaal De uitvinding van de moderne mens Nieuwe culturele habitus: menging aristocratische (idealistisch, deugd, trouw, verheven, voornaamheid) en burgerlijke (individualistisch, rationeel, aards, pragmatische) cultuur. Aristocratisch ideaalbeeld: opstellen van Baldessare Castiglione; Il Cortegiano (deugden van de volmaakte hoveling: materiele voorkomen en sociale omgangsvormen. Burgerlijk ideaalbeeld: wereldse, hedonistische houding Pietro Aretino Losbandigheid, vulgariteit= priapische literatuur (wulpse sonnetten en komedies + groeiende secularisering, rationeel, profaan (ongewijd, werelds), hedonistisch (genotziek) SAMEN: nieuwe habitus = individualistischer, rationeler, aardser en materieel verfijnder dan ME Renaissance: navolging in klassieken - Epicurus - Aristoteles Nominalisme: waardefilosofie Willem van Ockham, Roger Bacon, Duns Scotus Afwijzen scholastiek Geloof vs. Wetenschap kennis gebaseerd op waarneming - Platoonse liefde (Petrarca) Francesco Petrarca 14e E Latinist, humanist, venieuwingsbeweging Hergeboorte cultuur uit de oudheid: esthetische waarde Filologische methode Rime sparsi= verspreide gedichten Antieke wijsheid = niet meer Christelijk, maar heeft haar eigen waarde Renaissance-humanisme: Werelds en religieuze autoriteiten: ambivalente positie: vernieuwer + conformistisch Revolutie met het woord, maar ivoren toren-omwenteling: humanisten waren afhankelijk Nieuwe stadscultuur: Latijnse school Montaigne, Petrarca, Erasmus Genieten van toegenomen scholingsgraad (voor niet-aristocraten) Uitvinding boekdrukkunst (2e helft 15e E) Humanistische idealen: Filologie (humanist: leraar klassieke talen) Ideaal: homo trilingus (Hebreeuws, grieks en latijn) Taalzorg (enkel zuiver klassieke taal: gevolg= stagnatie) Interdisciplinariteit: homo universalis: kennis mens- en natuurwetenschappen en kunsten Empirie: scheiding van filosofie, wetenschap en religie natuurwet. Methoden van Aristoteles Kosmopolitisme: antiek cultuurideaal, nationalistische strekking: heropstanding van Romeinse culturele macht (in It) Desiderius Erasmus eerste helft 16e Stedelijke elite: degelijke opleiding, collegiums trillingue: opvoedingsideaal van humanisten Kosmopolitisme Lot der Zotheid: (= loflied op onredelijkheid) redevoering in 3 delen (niet-religieuze, klassieke vorm), gesproken door Zotheid (godin) 3
Anouk Jacobs Inhoud: 1) oorsprong en rol van de Zotheid, 2) manifestaties van Zotheid (satire op wereldlijke en geestelijke gezagdragers 3) pleidooi voor evangelisch geloof: kan kracht ontwikkelen Invloed van volkscultuur, noodzaak van het onredelijke, maatschappijkritisch:, pleidooi voor authentieke religieuze beleving (moderne devotie) Thomas More 1e helft 16e E Burgerlijke elite, politiek actief Utopia (1516): kaderverhaal in het latijn Thema: ontmoeting met een Portugese zeeman Kritische schildering van Engelse maatschappij Communistische principes: geen privaateigendom, weinig intellectuelen, geen geld, godsdienstvrijheid. = alternatief politiek project
Michel de Montaigne 2e helft 16e eeuw Stedelijke elite, humanist Essais (1580): aantekeningen bij de lectuur van de klassieken (persoonlijke levenservaringen) Volkstaal, work in progress, Klassieken, moralistisch (indiv. Mens centraal) sceptisme (tegenover def. Waarheden), tolerante, relativerende houding voor metafysica, epicurisme en stoa Statuut van de kunstenaar: Troubadours of skalden vervangen door schriftelijke communicatie Schrijver = onafhankelijk (pseudo) Kritische intellectuelen, onafhankelijke klasse van geletterden: zelf opdrachtgevers kiezen uit de stedelijke elite Antropocentrisme: persoonlijke problematiek (kunstenaar : volledig autonoom wezen) Pico de la Mirandolla (1487) Genie-begrip van oudheid Sir Philip Sidney – an apology for poetry (1595) dichterlijke verbeelding = kennis Subjectivisme: zintuiglijkheid en affect (individu central) Verfijnde gevoelscultuur Secularisering: mentaliteit klas. Oudheid herbevestigd: aardse, wereldse genoegens Liefdeslyriek: liefdesmotief = concreet = niet meer allegorisch Franesco Petrarca 14e eeuw Il Canzoniere: Italiaanse gedichten met verschillende thema’s. Vooral liefdespoëzie opgedragen aan Laura Formeel sonnet + ME vormen Cultus van de fysieke schoonheid en psychologische introspectie La Pléiade/ Pierre de Ronsard 2e helft 16e eeuw Aristocraat humanist, hofdichter Pléiadegroep (1547): 7 dichters invloed: Petrarca’s liefdespoëzie Ronsard: schreef oden en sonnetten – Les amours de Casandre, les amours de Marie, sonnets pour hélène erotische dichter Thema: epicurisme, vergankelijkheid, Griekse mythologie, filosofie, troost in dichtkunst
4
Anouk Jacobs Existentiële thema’s Persoonlijke problematiek Dualiteit van sensueel, passioneel temperament en melancholische stemmingen: Invloed epicurisme, vergankelijkheid, eeuwigheidswaarde door lyriek = troost voor dichter Shakespeare: personages hebben noodlottige bestemming: heldhaftig falen Opnemen van lage cultuur in hoge cultuur: aardse en wereldse genoegens, Epicurus en volkscultuur, voorbeelden in Boccaccio, Rabelais en Shakespeare Schoonheidscultus Verfijnd, vorm staat centraal (harmonieuze vormen: gevoel voor maat, evenwicht, helderheid) Petrarca: 4 strofen: 2 kwatrijnen en twee terzinnes abba/abba/abc/abs Elizabethaans sonnet: 3 kwatrijnen, 1 couplet of dubbelvers abab/cdcd/efef/gg Pléaide-dichters: klassieke versificatie MAAR gevolg: slaafse navolging, formalisme Realisme SYLLABUS Beschrijvingstechniek + milieustudies Burgerlijk prozavorm uit ME Sociale en intellectuele milieu centraal van de personages Erich Auerbach (1892-1957) over het personage (in epos, roman en realisme) Noodlot in Elizabethaanse tragedie = ruimer en dicht bij het personage Levensomstandigheden en voorgeschiedenis krijgen de nadruk Respect voor de volkstaal vs. Humanisme Het Renaissance drama 16e eeuw Wortels in de volkscultuur: populaire religieuze tradities in ME, Autos sacrementales ( Spanje), straattoneel (groeit uit tot een eigen genre) Lope de Vaga eind 16e- begin 17e E Belangrijkste Spaanse renaissancedramatturg Vertrouwd met ‘mantel en degenstuké: avontuur en liefde Comedia de capa y espada Invloed van het populaire, burgerlijk theater Vermenging hoge en lage cultuur Thema: zeden van de upper middle class, liefde, eer en trouw Complexe handelingen en plot: misverstanden, afwijzingen,… Psychologische tekening van personages wordt een schets! Happy end Tragisch + komisch Gracioso = dienstknecht die het intrige draagt en fungeert als spiegel voor de affaires van de burgerlijke hoofdrolspelers Groeiend aantal acteurs en toneelgroepen, verhoogde status van een acteur, mecenaat ter ondersteuning, uitbouw theaterstructuur. William Shakespeare 1574 – 1616 Stedelijke burgerij, Latijnse school van Stratford 4 periodes in artistieke ontwikkeling: 1588 – 1594: epische gedichten (Venus and Adonis, the Rape of Lucrece): aristocratisch, toneelwerken naar klassieke voorbeelden 5
Anouk Jacobs Late 16e E: sonnetten, Succesvol theatermaker (the Globe, Chamberlain’s Men) Stukken: individueler (= burgerlijk) Koningsdrama’s: pers. Problemen van de heersers (angst en onzekerheid) – Richard III Romeo and Juliet Lichtvoetige blijspelen met escapisme: exotische elementen, intrigestukken met happy- end (A Midsummernight’s dream), psychologische karaktertekening Vroege 17e E: pessimistische werken (persoonlijke tegenslagen: bv. Vader sterft 1601, politieke tegenslagen: schrikbewind Jacobus I 1603 Tragedie: psychologie (machtshonger,…), tragische helden zijn hoofdfiguren (geen controle over eigen leven) (Hamlet, Othello, Caesar, Macbeht, King Lear) Blijspelen: met minder luchtige ondertoon: wrange humor (Twelfth Night) 1609 – 1616: populariteit! Tragikomedie: the Tempest Vermenging ernst met humor, romances, luchthartigheid = schrijn Renaissance kenmerken: - Lage en hoge cultuur - Klassieke tragedies: geen slaafse navolging - Individualisme: complexe emoties - Klassieke tragedies - Virtuositeit: basispatronen met nuances: verschillende lagen: simpele spanningslijn, persoonlijke laag (psychologisch, existentialistisch) , details (komische details) De moderne roman in de 16e eeuwse renaissance Voor 16eE: neo-Latijnse literatuur + elementen uit humanisme en renaissance Vernieuwing: proza in de volkstaal Voordien: de novelle (werd populair bij aristocratie) - Amadische roman: sentimentele relaties, introspectie, ridderverhalen, genoemd naar het werk van Garci de Montalvo: Amadis de Gaule (1508), navolging van de Britse Arthurroman + Keltisch wondergeloof. Volmaakt ridderschap, relatief oppervlakkige thematie, maar held streeft naar geestelijke volmaaktheid = ideaalbeeld van de hoveling - Pastorale roman of herdersroman: introspectie, ontwikkeld in Spanje (Jorge De Mpnternayor – Diana), traditie uit oudheid, arcadisch, idyllisch milieu, liefdessentimenten van herders - Picareske roman of schelmenroman: schelm heeft niets te verliezen. Spaans genre ontstaan rond 1550, thema’s: ‘vlak’ karakter, versch. maatschappelijke situaties, sociale verschoppeling weet de gebeurtenissen naar zijn hand te zetten. Verweven met een liefdesverhaal, model om de wereld te observeren, La vida de Lazarillo de Tormes (1554): knaap aan bedelaar toegewezen, trouwt met een meid van een geestelijke (heeft een relatie met die geestelijke) . Antropocentrisme, kikkerperspectief, hedonisme van de held: geen morele beoordeling (maatschappij maakt de dief), realisme: sociale achtergronden, maatschappelijke satire, lage stijl en volkscultuur: humor Cervantes 1547 – 1616 Bescheiden milieu: weinig inkomen, Latijnse school, wordt bekend Don Quichot (1605 – 1615): el ingenioso Hidalgo Don Quichote de la Mancha Deel 1: 1605 deel 2: 1615 Thema’s: wisselwerking amadische en picareske roman 6
Anouk Jacobs Satirische roman: Don Quichote probeert ME ridderideaal te realiseren, maar veranderde sociale context, idealist in een complexe wereld, slachtoffer van zijn lectuur Tweede hoofdpersonage : Sancho Panza: hedonistisch figuur Paradoxale eenheid van verfijnde beschaving en volks pragmatisme bij de mod. mens Vermenging hoge en lage stijlregisters Renaissance kenmerken: afrekening met elite, twijfel aan alles = breuk met ME verhaalkunst = einde ridderroman, satire op ME samenleving Individualisme en existentialisme: onzeker, onvolmaakt mens Dynamiek: evoluerende karakters: menselijke psyche, Nieuw mensbeeld: zelfontplooiing Antropocentrisme: karaktertrekken : idealisme en materialisme, existentiële vertwijfeling, dynamische karakters, nieuw mensbeeld
François Rabelais eerste helft 16e eeuw Priester, reist veel, stedelijke elite, humanist, kosmopolitisme, kritisch intellectueel, neemt het niet nauw met het kloosterleven, geen kritiek Gargantua et Pantagruel (1532 – 1534) Populair volksboek, dynamische personages 5 delen: Deel 1: horribles et épouvantable fuits et prouesses du très renommé Pantagruel, roi des Dipsodes, fils du grand géant Gargantua composés nouvellement par maistre Alcofribas Nasier (anagram 1532) Naar model van een populair volksboek, parodie, ontwikkelingsroman Deel 2: Gargantua (1534): Bildungsroman: leven van de held chronologisch verteld: buitensporige kinderjaren, ernstige jeugd door studie, heldhaftige volwassen jaren Filosofische boodschap: beschrijving abdij van Thélème: waar jeugd gevormd moet worden: vrijheid, ontplooiing: elke dwang weigeren Deel 3: Le Ters livre des faits et dits héroiques du bon Pantagruel (1546) Trouwen of net? Lange enquête over vrouwen en het huwelijk, orakel raadplegen “la Dive Bouteille”, weinig raadgevers van nut om iemands leven te helpen leiden Rabelais stelt vertrouwen in liefdadigheid en mensenliefde (vs fanatisme, vervolging) Deel 4: Le Quart Livre (1552) Tocht van Panurge, op zoek naar het orakel, reis door geledingen van de maatschappij, door de mensheid en door filosofische problemen Deel 5: Le Cinquième livre (1562 – 1564) Aankomst bij het orakel, antwoord op de vraag = drink Renaissance kenmerken: Hoge en lage cultuur: bij boerden (epicurisme, vitalistische thematiek met groteske verhaalvorm, Sotternijen, realisme (maatschappelijke satire), klassieke filosofie (scepticisme) en humanisme, individualisme, antropomorfisme: ontwikkelingsroman
7
Anouk Jacobs MANIERISME BAROK EN CLASSICISME 16e – 17e E Maniërisme en barok Maniërisme: grootse en pronkerige smaak, model voor pauselijke hofstijl, met overdrijvingen nagevolgd in aristocratische hoven. Barok: overdadige, overdreven gekunstelde stijl van kunstvormen. Ontstaan: twee cultuuridealen: kritische burger en verfijnde hoveling: maniërisme is vooral verfijnd! Barok: wijkt af van het renaissance cultuurideaal Contact met breder publiek, succes Reformatie breken, religieuze inspiratie (moreel aspect: geïndividualiseerd geloof), existentieel (op schepping gericht, mens is een klein onderdeeltje) Culturele ontreddering: Einde van ME eenheidscultuur: Renaissance-optimisme is voorbij: thema wordt dood Reactie Maniërisme: zelfbewuste, aristocratische kunst Reactie barok: nieuwe religieuze levenshouding Vorstelijk absolutisme, oorlogen, verlangen groot Christelijke gemeenschap De staat (1600) i.p.v. God, paus is geen bindmiddel meer: neemt deel aan politieke conflicten, godsdienstoorlogen (16+17e E) Einde synthese geloof – wetenschap – moraal: nieuwe filosofische overtuigingen - Kosmisch bewustzijn (mens is nietig klein) - Metafysische huivering (mens is bang) - Individualisme met religieuze invulling - Nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen = existentieel besef (Barok) Economie: kapitalisme door kolonisatie - Wereldhandel in het Noorden (centrum) - Kunstenaars worden onafhankelijk Sociale onrust: economische ontwikkeling werkt negatief, polariteit tussen groepen (boerenopstanden), dictatoriale regimes Niccolo Machiavelli (1469 – 1527 – il Principe (1513) doel heiligt de middelen Rol van de katholieke kerk Autoritaire religieuze politiek: contrareformatie na concilie van Trente (1545-63) Barokkunst = propagandistisch wapen: grootsheid tonen barok Maniërisme Onafhankelijkheid van de schrijver Groei van de kunstmarkt (veel portretten) Thema: religie: individualisme Mens is nietig in een grote kosmos Vondel 17e E – Lucifer strijd met kosmische krachten (1654, Adam in ballingschap (1664) Milton – paradise lost (1667) John Donne en La Rochefoucault Pessimistische thema’s: ijdelheidsmotief: vergankelijkheid van het aardse bestaan Antithese van realiteit en illusie: sterfelijkheid Liefde is illusoir en waardevol Calderon (17eE) – el gran theatro, la vida es sueno Purcell – King Arthur (song of the cold): tegenstelling illusie - realiteit Vitalistische motieven: escapisme, zintuiglijke ervaringen kleurrijk beschreven, melancholie: kennis kan je niet redden. Cultuurvorm gesteund door kerk en burgerij Aristocratie, verspreid over heel Europa Charme- offensief van de kerk La Précosité (begin 17e E): saloncultuur, literaire Burgerlijke smaak, gevoelsgerichte smaak salons, beoordeling van kunst 8
Anouk Jacobs Voorliefde voor epos: heldenverhalen, En drama: burgerlijk genre, gevoelsgericht
Voorkeur voor kleinere epiek (sprookje, brieflit., novelle) En lyriek: verfijnd, intellectualisme
VERTEGENWOORDIGERS Maniëristische poëzie John Donne 1573 – 1631 Metaphysical poet (metafysisch is misleidend= intellectualisme en neiging tot persoonlijke reflectie) Nadenken over sterfelijkheid van de mens, twijfel omtrent God Toch wereldse, vitalistisch inslag Existentieel, pessimistisch The Anniveraries: lyriek: vitalisme en pessimisme = elegie over dood van een jong meisje Gnomische (= kleine gedichten) vormen, brieven, maniëristische roman Maximes (literaire vorm van de préciosié-cultuur) François de Rochefoucauld 1613 – 1680 Gnomische vorm Humoristisch geformuleerde definities en spreuken Gedragsregels (levensprincipes) Réflexions ou sentences et maximes morale (1665) Pessimistische aforismen, spanningsverhouding tussen uiterlijke schijn en ideëel wezen, eigenbelang is drijfveer Briefliteratuur Mme. De Sévigné 1626 – 1696 Verzameling society-brieven Geestelijke ontreddering = belangrijk motief (bv. Zelfmoordgedachten) Brieven schrijven om iemand te overtuigen van jouw kwaliteiten Maniëristische roman Mme. Marie-Madeleine comtesse De La Fayette Behoorde tot dezelfde kring als De Sévigné en La Rochefoucault La Princesse de Cléve (1678) Eerste Franse psychologische roman: banale liefdesgeschiedenis (pessimisme: liefde kan je niet redden), Karakterontleding: innerlijke conflicten, (vs. Classicisme: gevoelens temperen) Intersubjectieve relaties Sterk moralistisch Het barokepos John Milton 1608 - 1674 Paradise Lost (1667): religieus epos met scheppingsverhaal en zondeval Barokke thematiek: zondeval van de eerste mens (mens is de held) mensheid : symbool voor haar confrontatie met de kosmische totaliteit Tragische lotsbestemmingen (ironische toon) Torquato Tasso (1544-1595): La Gerusalemne Liverata (1575) Barokdrama Don Pedro Calderon de la Barca 1600 – 1681 Religieus, La via es sueno en de autos sacramentales Ijdelheidsmotief, aandacht voor psychologie: diepe karaktertekening 9
Anouk Jacobs
Joost van den Vondel Ten dienste van het geloof + andere elementen Veel gebruik van antithese Lucifer (1654), Adam in ballingschap (1664)
1587 – 1679
Classicisme Ontstaan: Frankrijk radicaal terugkijken naar oudheid e Brengt de Franse taal in EU (rond 18 E) Enkel werken rond 1660 zijn classicistisch (nadien pseudo) Classicisme is de cultuur van het hof (absolutisme van de Bourbons) Louis XIV: geestelijk imperialisme kloof tussen elite en volk Geboorte-adel + opkomst brevetadel (aangesteld door koning voor bewezen diensten) Etiquette voor aristocratie: hônnete homme Levensstijl van de hofadel wordt het maatschappelijk ideaal van de Franse elite (Molière, Racine) Hofcultuur: Artistiek leven in handen van de académies - Académie de Peinture et de Sculpture: eerste vrije vereniging, wordt een staatsinstelling Verplicht werken af te beelden uit de oudheid en de renaissance - Académie Française: reglementeren de literaire productie Richelieu 1634 Pleiten voor traditionele vormwetten - Colbert – surintendant des bâtiments: mythe van Le Roi Soleil (opdrachtgever van de academies) Klassieke regelesthetica geldt als ultiem referentiepunt - Wandtapijtenmanufactuur van familie Gobelin wordt staatsatelier onder Le Brun La querelle des anciens et des modernes uitdrukking van spanningsverhouding Producten zijn onpersoonlijk en weinig creatief Spanning tussen niet-officiële kunst (bv. Rubens) en de officiële, academische kunst (bv. Poussin) Rubens Poussin Gevoel Rationeel Rest van EU Frankrijk Perrault Jean de la Fontaine Volkssprookjes Aristocratisch gericht modern Ancien Literaire kenmerken - Rationaliteit en discipline (orde en evenwicht = op formeel en thematisch vlak Formeel vlak: juiste verhoudingen (compositiewetten, imiteren uit oudheid (imitatio)) Thematisch vlak: aandacht voor psychologisch conflict tussen verstand en affect (Racine) (personages hebben controle over affect: zelfbeheersing, plichtsbesef en verantwoordelijkheidszin) Filosofie en religie: rationaliteit, orde en evenwicht Descartes, Pascal - Regelpoëtica Esthetische normen, klassieke esthetische regels (plaats, tijd, handeling) uit poëtica van Aristoteles In Renaissance: elementen van de heidense levensstijl uit de oudheid In Barok: spanningsverhouding uitdrukken tussen heidendom en christendom In Classicisme: de regels vvolgen, maar afwijken van het wereldbeeld van de klassieken 10
Anouk Jacobs Art Poétique (1674) van Nicolas Boileau (1637 – 1711) Invloedrijkste verwoording van de classiscistische regelpoëtica (vorm en inhoud hebben regels) Classicistische kunst = normbevestiging, cultiveren van vaste gewoontes en univ. Waarden Theater: Wet van de drie eenheden (plaats, tijd en handeling) Vraisemblance: geloofwaardigheid of waarschijnlijkheid: 3 eenheden : conditio sine qua non Blenséance: morele voorschriften en beleefdheidsconventies: savoir-vivre Relaties tussen personages moeten de Franse hiërarchie respecteren - Taalzorg Volkstaal omzetten naar klassieke talen: klassiek Frans, geen dialecten archaïsmen Académie Française bepaald de taalzorg Vertegenwoordigers Classicistische dramatiek Corneille, Racine en Molière Pierre Corneille 1606 -1684 Blijspelen en tragedies Le Cid (1636), Horace (1640): vaderlandsliefde, Cinna (1640): vergevingsgezindheid, Polyeutel (1643): liefde tot god Romeinse geschiedenis en nevenintriges: helden proberen ideal te verwezelijken Moraal didactisch weergeven Wijkt soms af van de drie eenheden: retorisch, gezwollen taalgebruik Jean Racine 1639 – 1699 Tragediedichter Britannicus (1669), Andromaque (1667), Bérénice (1670) Held kan hartstocht niet temperen: conflict rede en passie dood Klassieke compositie: geconcentreerd op een crisismoment Poëtischer taalgebruik, soberder en eleganter Molière (Ps. Voor J.B. Poquelin) 1622 – 1673 Regisseur van eigen theater (Illustre Théâtre, (1643)), en rondtrekkend acteur Nauwe band met koninklijk hof en beschermeling van Lodewijk XIV Blijspelen: verfijnde psychologische karaktertekening (typetjes) 1) Kluchten, maatschappelijke satires: wantoestanden van de saloncultuur, toch normbevestigend Les précieuses ridicules (1659) 2) Psychologische komedies (comédies de caractère), zedenkomedies (comédies de moeurs), komedies over liefde en ontrouw (L’école des maris), over de hypocrisie van opvoedingsinstanties (L’école des femmes), over de pose van vroomheid (Tartuffe ou l’imposteur), over een intellectualistisch sociaal type dat intersubjectieve afhankelijkheid ontkent (Le misanthrope) 3) Mecenaat: Louis XIV, ontspanningsstukken met lichte sociale kritiek en komische effecten, soms met muziek: comédie ballet (Le bourgeois gentilhomme, les femmes savantes, le malade imaginaire)
11
Anouk Jacobs 18E EEUWSE LITERATUURSTROMINGEN Einde hofcultuur door burgerlijke cultuur Aansluiten bij Renaissance (menging van aristocratische + burgerlijke smaak) Ontstaan: Pseudo-classicisme : komedies, wijken af van de strakke regels Rococo (tweede helft): smaakpatroon van de burgerij: zintuiglijkheid, emotie, alledaagsheid en indiv. Frivole kunstvorm: ontspanning Neo-classicisme (einde): zuiverheid, soberheid van kunst uit de oudheid: mentaliteit Renaissance Verlichting en preromantiek Burgerij al nieuwe cultuurdraagster: politiek en economisch valk: dominant (versmelting levensstijlen van aristocratie en burgerij) De stad al centrum van het cultuurleven: niet meer Versailles, maar steden (stedelijke salons, schouwburgen, bals, exposities, salons van de adellijke dames) Verandering in smaak: De querelle des anciens et des modernes (klassieke vs burgerlijke smaak) Intellectuelen: cultuurpessimisme,perfectie van het verleden Boileau en De la Fontaine Vs. Cultuuroptimisme: grotere persoonlijke inbreng Perrault Architectuur en plastische kunsten: Frivole kunst: pastoraal, geeft geborgenheid, genotscultuur Architectuur: minder paleizen, meer villa’s en hôtels, lichtere stijlvormen, luxe Schilderkunst: verheerlijking intieme gezelschapsleven (les fêtes galantes) Burgerlijke ideeën Verlichting: pragmatisme, scepticisme, rationalisme Preromantiek: natuurlijke eenvoud, sentimenteel subjectivisme Vrije meningsuiting: discussiecultuur Organiseren in genootschappen, tijdschriften uitgeven Verenigingen: culturele verenigingen met een forum voor nieuwe ideeën - Académies: wetenschappelijke vakgroepen Rousseau e e - Salons: 17 E: vrij artistiek gericht, 18 E: politiek (eerst aristocratie, later burgervrouwen) - Leesgezelschappen: groeiend alfabetisme, discussieforum, literair café/koffiehuis, eerst boekhandels - Vrijmetselaarsloge: geheim genootschap Mozart, Frederik de Grote Freemasons: ideologische en religieuze verschillen opzij zetten en discussieforum oprichten Adogmatisch denken, rede centraal Rituelen en symbolen van de ME kathedraalbouwers: samenkomen op specifieke plaats, doorlopen van een initiatieperiode, symbolen voor bouwinstrumenten (passer) God = the great architect of the universe: joods-christelijke filosofie en oosterse wijsheid Komen vaak in conflict met autoritaire Nieuwe media: verspreiding van het burgerlijk gedachtegoed - Breed publiek: bloei van het boekbedrijf, afname censuur (liberaal klimaat in EU) - Zedenkundige tijdschriften: moraal, kritiek op politieke zeden van AR, goede smaak
12
Anouk Jacobs -
Spectatoriale tijdschriften: periodieke, journalistieke tijdschriften The Tatler, the Guardian The Spectator (Addison en Steele) The Spectator: 1710 - 1724 Gevarieerde vorm: essays, kritieken, dialogen,… Gevarieerde thematiek: discussies over de eeuwigheid, verdeling in klassen, onbehoorlijk gedrag van de kerk Gevarieerde stijl: ernstig, onderhoudend, humoristisch, licht-satirisch
De rol van de burgervrouw - Vrouwen lazen veel = publiek - Schreven ook veel: brieven, musiceren, salons - Dienstmeiden konden ook leren lezen PSEUDOCLASSICISME EN ROCOCO Zedenkomedies pseudoclassicisme Stereotiep: intrige – verloving – huwelijk – happy end (liefde = centraal motief) Psychologische ontleding Alledaagse levensstijl , burgerlijke genotscultuur, moralisme, contrasterende stijlregisters: tragisch pathos en komisch sentiment The Restoration Comedy Comedy of manners Blijspel Thema: schijnmoraal bekritiseren, lachen met domheid van de wereld, dubbelzinnig William Congreve, love for Love (1685) John Gay, the beggar’s opera (1728) Comédie larmoyante Tragische ontwikkeling met happy end, Burgerlijke sfeer Gevoelsleven, sentimentaliteit: contrasten: pathetiek/vertedering, tragisch/komisch, idyllische en melancholische gebeurtelinnen Pierre de Marivaux – Le jeu de l’amour et du hasard (1730) , le paysan parvenu (1735), les fausses confidences (1737) Pierre de Beaumarchais: opera: Le Barbier de Séville (1775) en Le Mariage de Figaro (1784) Nog steeds stijve taal ROCOCOLITERATUUR Weelderige ornamentvorm, sierlijke en virtuoze vormgeving Verschil met barok: wil publiek zich aangenaam laten voelen, zich richten op waarden van burgerij vs barok wil mensen zich klein laten voelen Thema’s: Hedonisme: barok: enscenering van religieuze of metafysische krachten Rococo: Kunstmatig paradijs: ook in proza en lyriek Technieken: proloog, sentimentele setting Bv. Carl Michael Bellman – De epistels van Fedman (1770): frivole uitgaansleven 13
Anouk Jacobs Anakreontische poëzie: onterecht teruggrijpen naar de stijl van vroeg-Griekse dichter Anakreoon: pastoraal kader, mythologisie, luchtige stijl: Wein, Weib und Gesang Bv. Alexander Pope, Pastorals (1790), Eloisa to Abelard (1717) Melancholie: grote onzekerheid ten aanzien van de vergankelijke wereld Schijnoptimisme (verbergt angst voor vergankelijkheid) Hedonisme = tonen hoe moeilijk het is schrijnoptimisme op te houden Bv. Christoph Martin Wieland, Die Geschichte des Agathons (1767) Ridderroman met moderne gevoeligheden: psychologische elementen (EERSTE BILDUNGSROMAN, samen met Pantagruel van Rabelais) DE VERLICHTING burgerlijke mentaliteit Theoretisch-filosofische stroming Nieuwe radicale ideeën van burgerlijke origine, verandert Europese cultuur: - Democratische ideeën: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid (tegen absolutisme) - Rationalisme: logisch onderbouwde elementen - Scepticisme: twijfelen aan absolute waarheden - Radicale verdraagzaamheid - Pragmatisme: aandacht voor alledaagse leven - Sentimentalisme: naast rationalisme - Subjectivisme: preromatiek Ideaalbeeld: kritische, pragmatische burger: l’homme cultivé Ontstaan in Engelse burgerij: sociale, economische en politieke omwenteling: val feodale structuur 1668: eerste parlementaire machtsuitbreiding, 1689: Glorious Revolution William van Oranje III parlementaire monarchie (minder macht voor vorst en adel Franse Verlichting: Siècle des lumières: anti-metafysisch en anti-theologisch Diderot en D’Alembert, Voltaire, Rousseau Duitse Verlichting: Aufklärung: saai en nuchter (onder invloed van de Engelse) Leibniz, Kant Filosofie krijgt sociale functie - Praktische rede: rationele verklaringen Descartes, Spinoza (17e E) en Kant - Geen theologie, filosofie wordt heel belangrijk, Diderot verovert de salons Religie - Poging om rationeel fundament te geven ontstaan Deïsme (Vrijmetselaars) en Freethinkers (alles moet aan een vrij, kritisch onderzoek onderworpen worden Ethiek - Filosofische, rationele fundering - David Hume: beoordelen van menselijk gedrag door mensen: ethische principes zijn niet universeel Encyclopedieën (of filosofische geschriften) filosofie, deïsme en ethiek populair Denis Diderot en Jean Baptiste d’Alembert 1715 – 1771 (L’encyclopédie) Artikels van verschillende auteurs: overtuigen van verlichtingsideeën Kritische rationaliteit moet winnen van dogmatisch denken D’Alembert: wis-en natuurkundig gedeelte Diderot: literair en filosofisch + bijdragen van bijna alle verlichtingsdenkers:Rousseau, Voltaire, Montesquieu, Condillac 14
Anouk Jacobs Fysiologieën: commentaar over alledaagse dingen, beschrijvingen (bv. Beroepen) Voltaire (ps. François-Marie Arouet) 1694 - 1778 Filosofische essays en politieke vlugschriften (nam deel in pol. Debat door pamfletten, satires…) Satiren tegen kerk (Jezuïetenorde): verdedigde onvoorwaardelijke tolerantie Lettres philosophiques ou lettres sur les Anglais (na verbanning, naar Engeland: Engelse verlichting) Contes philosophiques: tegen godsdienstig fanatisme en politiek absolutisme Duitse verlichting: Voltaire aan het hof van Frederik de Grote Essai sur l’histoire générale et sur les moeurs et l’esprit des nations depuis Charlemagne jusqu’à nos jours (1756): tweede ballingschap, groot historisch werk, aandacht voor Oosterse wereld doorbreekt Eurocentrisme. Metafysisch: deïsme Politiek: gelijkheid, vrijheid en broederschap Candide (contes philosophiques) Tegen godsdienstig fanatisme, idealistische filosofie en politiek absolutisme Parodie, anti-metafysisch, pragmatisch, anticlericaal Zadig ou la Destinée (1747): motief van de rechtvaardigheid Micromégas (1752): satirisch verhaal, perspectief van een buitenaards wezen Cadide ou l’optimisme (1759): satire op het filosofisch optimisme van Leibniz en een pleidooi voor pragmatisme (clichés van barokke avonturenroman) Vertegenwoordigers: Alexander Pope 1688 – 1744 Beïnvloed door rococo, evolueert naar verstandelijke lyriek van verlichtingsmentaliteit An essay on critism (1711): gedichten, kritiek op classicistische dogma’s en pleidooi voor nieuwe levensidealen van verlichting Essay on Man (1732 – 1734): filosofisch gedicht in briefvorm: plaats van de mens in de natuur en verhouding tot god Gotthold Ephraim Lessing 1729 – 1781 Toneelstuk: Nathan der Weise Religieuze tolerantie, verlichtingsethiek Nathan, een wijze Jood wordt vervolgd wegens zijn geloof 1 godsdienst is zinloos: goed handelen is belangrijker (mensen onderling) Denis Diderot 1713 -1784 Pamfletten en andere polemische (=duidelijke stellingnamen, twistend) geschriften Scepticisme, determinisme: vecht voor autonomie van het individu La Religieuse (anticlericale roman), Le neveu de Rameau (dialoog- en briefroman), Jacques le fataliste et son maître (dialoogroman) Bewondering voor Engelse literatuur (Richardson): alledaagse, gevoelens De burgerlijke zedenroman in Engeland Verhaalschema’s van oudere prozavormen: avonturenroman en picareske roman Daniel Defoe 1660 – 1731 Robinson Crusoe (1719): schipbreukeling die een nieuwe wereld opbouwt (lofzang op burgerlijke deugden, vooruitgangsoptimisme, exotisch kader = koloniale expansie van Engeland Moll Flanders (1722): geromanceerde biografie: realistisch Structuur: schelmenromal (moll = vrouwelijke picaro), komt tot inkeer 15
Anouk Jacobs
Jonathan Swift 1667 – 1745 Ier, tegen uitbuiting van de armen, misantroop (sociale angst) Hekelt vooruitgangsoptimisme lezers spiegel voorhouden die maatschappij vervormt (toont menselijke ambities tot onmenselijke machtsstrijd. Defoe Swift Liberale Whigpartij Conservatieve Torie Optimistisch ingesteld Pessimist, sarcastisch-superieure houding Burgerlijk-puriteinse levenshouding tegenover de wereld Sterk geloof in de wereld en in god Cultiveert zijn wereldverachting en mensenhaat Gulliver’s Travels 1726 Satirisch en sarcastisch Ridiculiseren van de nieuwe burgerlijke klasse Groteske overdrijvingen: verkleinen van menselijke zwakheden en ijdelheiden (Lilliput) Vergroting: eiland Brodingnag (vliegende stad Laputa: geleerden en filosofen doen de gekste dingen) Verdierlijking: paarden op Houyhnhnhnm Problematische held in een problematische samenleving: 19e eeuws realisme 1e land: burgerlij (lage hakken) – aristocratie (hoge hakken) 2e land: reuzen proberen het politiek systeem uit te leggen 3e land: zwevende stad met intellectuelen (ridicuul onderzoek) 4e land: paarden: rede en kunnen spreken (mensen (yahoos) zijn dierachtig) Henry Fielding 1707 – 1754 Magistraat: menselijke komedie in de vorm van een verhaal The history of Tom Jones, A Foundling (1741): symbool van de aanvaardbare middelmaat Joseph Andrews (1741): parodie op Richardsons Pamela: religieuze en morele hypocrisie De sentimentele zedenroman Intersubjectieve relaties en psychologie Anticipatie op realisme uit 19e E Samuel Richardson 1689 - 1761 Pamela or Virtue Rewarded (1740-41): briefroman waarin de deugd beloond wordt = wensdroomliteratuur Clarissa Harlowe (1747 – 48): briefroman, Clarissa weigert huwelijk en sterft alleen Huiselijk kader van de burgerij: alledaagse problemen Geen helden, maar burgers Morele problemen = bevestiging puriteins zedelijkheidsideaal Didactische zedenlessen (als liefdesgeschiedenis)) Kenmerken van preromantiek (emotionele) Lawrence Stern 1723 – 1768 The life and opinions of Tristram Shandy, Gentleman (1760 – 67): levensverhaal, algemene beschouwingen over het leven. Plotloos, collage van opmerkingen en reflecties over de levenshouding van de mens. Experimenteel: ontbrekende hoofdstukken, witte pagina’s,… A Sentimental Journey through France and Italy (1768): sentimentele ontdekkingstocht: emotionele armoede van het puriteinse Engeland ontvluchten. Onvoltooide zin als einde: mensenleven kan niet helemaal rationeel weergeven worden.
16
Anouk Jacobs Antoine-François Prevost (abbé Prevost) 1697 – 1763 Beïnvloed door didactische roman van François de Félenon Monon Lescaut (1761, Histoire du chevalier des Grieux et de Manon Lascaut): moraliteit en emotionaliteit: onmogelijke liefde die hen fataal wordt. PREROMANTIEK Schoonheid vanuit het subject: subjectieve emotie Niet-klassieke motieven Tweede helft 18e E: overtuiging van verlichtingsdenkers, maar willen betovering van het leven benadrukken Jean-Jacques Rousseau 1712 – 1778 Discours sur les sciences et les arts (1750) Antwoord op: verbetering zedelijk karakter door wetenschappen en kunst? Intellectuele achteruitgang loopt gelijk met zedelijke achteruitgang Menselijke natuurtoestand: retour à la nature Discours sur l’origine et les fondaments de l’inégalité parme des hommes (1755) Antwoord op: is er ongelijkheid onder de mensen en levert de natuurwet een bestaansgrond? Oorspronkelijke natuurtoestand (le bon sauvage) wordt verhinderd door: ontstaan van privé-eigendom, ontstaan van autoritaire gedragsvormen en ontaarding van macht in willekeur Du contrat social, ou Principes du droit politique (1762) Ongelijkheid uitbannen door sociaal contract (volonté générale: onderwerpen aan de wil van de gemeenschap) Volk is drager van soevereine staat Emile, ou l’Education (1762) De mens is van nature goed, maar wordt verdorven door de maatschappij. Opvoedingsidealen: ongereptheid van het kind vrijwaren Julie ou La nouvelle Héloïse, Lettres de deux amants habitans d’une petite ville au pied des Alpes (1761): briefroman, liefdesgeschiedenis (onmogelijk door maatschappij) Naast verlichting depressieve stemmingen Innerlijke tegenspraak: Autobiografische reeks: Confessions (1765 – 1770) Dagboekliteratuur: Rêveries du promeneur solitair (1776-1778) Originaliteit: Gebaseerd op Shakespeare (17e E:bewerkt door classicisten) 18e E: originele teksten terugzoeken: gepassioneerde toon, originaliteit, verschillende stijlen, afwijken van de klassieke regels = ook aanwezig in Verlichtingsliteratuur Thema: - Subjectieve emoties - Escapistisch motief: terug naar het fundamentele, het echte leven (natuurmotief, het bovennatuurlijke, cultus van het ongerepte, nostalgie naar het verleden) Sturm und Drang-beweging: Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832): het lijden van de jonge Werther (1774) zelfmoordgolf
17
Anouk Jacobs Natuurmotief gothic landschap Religieuze bewondering voor de natuur: James Thomson – The Seaosons (1730) Woeste grootsheid van de natuur (niet door mensen geschapen, spontane creatie = ongetemd) Engelse tuinarchitectuur: gothic (vs classicisme) Het bovennatuurlijke en angstaanjagende midden 18E E Graf- en maanpoëzie: Graveyard Poetry (bv. Thomas Gray: Elegy written in a Coutnry Churchyard (1751) De Griezelroman, Gothic Novel: angstaanjagend décor, peronages: gevaarlijk en mysterieus + onschuldige heldin. Plot: geweld, damsel in distress, motieven: seksueel verlangen, bezit,… Horace Walpole, The Castle of Otranto (1764) Ann Radcliffe, the Mysteries of Udolpho (1794) M.G. Lewis, The monk (1796) Cultus van het ongerepte - Bewondering voor het irrationele (le bon sauvage) - Ongerepte verleden - Volksziel: ongerepte cultuur Johann Gottfriend von herder (1744 – 1803) Orale overlevering, spontane oerpoëzie - Cultus van het kinderlijke: het onschuldige Nostalgie naar het verleden Germaanse Verleden: - Oudscandinavische poëzie (skalden, saga’s) - Ossianisme: Keltische liederen, uitgegeven door James MacPherson (1736 – 1796) – Fragments of Ancient oetry, Collected in het Highlands of Scotland and translated form the Gaelic or Erse Language (1960) vervalsing!! Folklorisch material gebruikt International stroming van imitaties Keltische en Oudgermaanse wereld vs Romeins-Frans pseudo-classicisme Volksliederen, heldhaftige daden van voorouders, melancholische liefde, ongerepte natuur Religieuze bewondering voor de natuur 19E EEUWSE LITERATUURSTROMINGEN Verlichting: benadrukken van de kritische reden Preromantiek: enadrukken van het emotionele Ontstaan in Engeland Romantiek (eerste helft) en symbolisme (tweede helft): meer op gevoel gerichte esthetica Realisme (eerste helft: vermenging met romantiek, tweede helft: normaal) en naturalisme (2e helft 29e E): kritisch en pragmatisch NUANCES: realisme in romantiek, symbolisme en romantisme in relisme
18
Anouk Jacobs Industriële Revolutie rond 1800 Economisch: bloei kapitalisme Sociologisch: sociale spanningen tussen arbeid en kapitaal Gevolg: dynamiek: absolute waarden gaan verloren, betrekkelijkheid en historische bepaaldheid van het leven. Culturele gevolgen: - Individualisme: liberalisme (laissez fair: geen tussenkomst van de maatschappij) - Relativisme van absolute waarde - Verlichtingsfilosofisch optimisme pessimistisch fatalisme (romantici en symbolisten) Of vooruitgangsoptimisme radicaliseert in realistische literatuur. door wetenschappelijke successen: ideaal van kritische rationaliteit - Decadentisme binnen het symbolisme: pessimisme en ondergangsstemming (typisch fin-dusiècle ) bij symbolisten Schopenhauer en Nietzsche Negatief tegenover alledaagse samenleving, innerlijke verscheurdheid Autonomie van de kunstenaar droom van humanisten - Stedelijke bohèmenkringen - Dandy - Snob - Flaneur (observeert mensen, wandelt over boulevards) Alleen bezig houden met het intellectuele GEVOLG: kunst als oppositie: realisme (t.o.v. industrie en burgerlijke samenleving) Esthetische oppositie: romantici en symbolisten stellen realiteit in vraag (geen moderne wereld) L’art pour l’art-beweging binnen symbolisme - Baudelaire, bij de realist Flaubert en Parnassiens (=dichtersvereniging) - Schilderkunst: esthetische kwaliteiten: licht, kleur, lijn: eigen esthetische visie - Art for Art’s sake-beweging: plaatsen zichzelf boven de samenleving Er ontstaan een bohémienvereniging: esthetische opositie tot in het extreme doorvoeren: kleding, haartooi… ROMANTIEK Afkeer van normensystemen, auteur bepaalt zelf schoonheidsnormen - Persoonlijke poëticale reflectie: individuele manifesten formuleren literaire richtlijnen Bv. William Wordsworth tot Lyrical Ballads, Victor Hugo tot Cromwell - Creatio: vs imitation William Wordsworth en Samuel Coleridge – Lyrical Ballads: Emotion recollected in tranquillity: poëzie is dus zowel spontaan als beheerst. - Genie-cultus: kunstenaar is geen vakman: poeta Faber: geniale persoonlijkheid Poete vates: bezield dicchter met profetische allures: bemiddelen tussen alledaagse en bovenpersoonlijke waarheid - George Gorden, 6th lord Byron: romantisch persoonlijkheidsideaal Byronic Hero: held die opbokst tegen de moderne wereld Bv. Childe Harold (1812-1818) en Don Juan Weerstand tegen dwang uit buitenwereld: radicale preromantische helden (Saint-Preux) = figuur uit werk Rousseau en Werther 19
Anouk Jacobs Immoreel en cynisch zelfbeeld: firten met duistere en dood, slachtoffers van femme fatale Mal du siècle-gevoel: (mode 1e helft 18e E, maar radicaler) Eenzaamheidscultus, bandeloos individualisme Cultuurmoeheid en verveling = spel met leven en dood Originaliteit: (Preromantiek: Shakespearecultus): verzet tegen regels, vrijheid bv in versvormen) - Variatie in expressiemiddelen (Creatio) - Literaire techniek: vrijheid, losser ritme en nieuwe versvormen - Hyper-individualisme: Stilistische eenvoud: informele dichtkunst, ritme van conversatie = conversatiestijl Coleridge: conversatiestijl Heine: nadruk op verstaanbaarheid IK is centraal - Geniale individu tegen de maatschappij: opstand tegen druk Byronic Hero Bewondering voor grote persoonlijkheden, verheerlijking van de vrijheidsstrijd, trouw, vrijheidsdrang, existentiële authenticiteit - Esthetische genie tegen banale wereld (cultus van inspiratie en individualisme) Sterk individualisme Irrationele motieven: ongeremde, passionele emotie - Tegenstelling gewoon en buitengewoon (escapisme naar irrationele) - Liefdesmotief: grenzeloze + motief van de smart - Romantisch verlangen, Sehnsucht: melancholisch verlangen naar het onbereikbare en onvindbare en uiteindelijk naar de dood Heimwee of vaderlandsloosheid, zelfmoord, nacht (verlangen naar dood) Escapistische motieven - Natuur als object van Sehnsucht en als spiegel: verlangen drijft dichter naar natuur als toevluchtsoord, natuur = stemmingen en gevoelens - Fascinatie voor het duistere en bovennatuurlijke: horror(fysiek), terror (psychisch), gelijkend op Gothic Novel (18e): angs, waanzin - Het kinderlijke en ongerepte - Historische thematiek: Vluchten naar het verleden (historicus) - Exotisme: nostalgie naar het geografisch verwijderde (preromantiek: oertoestand – romantiek: specifieke plaatsen) Religieuze motieven - Irrationele religiositeit: mystieke eenwording met het sacrale - Pantheïsme of deïsme= religieuze eenwording mens met natuur Johann Wolfgan von Goethe 1749 – 1832 Ik centraal- geniale individu: Historische drama’s over vrijheidsstrijd en heldhaftige verzetsstrijders Götz von Berlichingen (1773) Egmont (1787) Liefdelmotief: Die Wahlverwantschaften (1809): romantische roman: op zoek naar absolute liefde) Escapisme – natuur: Wanderers Nachtlied Religie: Über allen Gipfel ist Ruh (1784): opgaan in kosmos, rust 20
Anouk Jacobs Friederich Schiller Ik centraal – geniale individu: Die Räuber (1781) Don Carlos (1787) Wallenstein (1800°
1759 – 1805
Heinrich von Kleist Ik centraal- geniale individu: Prinz (Friederich) von Homburg (1810) Lord Byron 1788 - 1824 Ik centraal – geniale individu: Twee grote dichtwerken: beschrijving van het romantische persoonlijkheidstype Childe Harold’s Prilgrimage (1812 – 1818) Don Juan (1819 -1823) Stendhal =(Marie-Henri Beyle) Ik central – geniale individu: Le Rouge et le Noir (1830) (bewondering voor Napoleon
1783 - 1842
Heinrich Heine Ik centraal- geniale individu: Reisebilder: Verdedigt Franse omwenteling van 1830 en hekelt maatschappelijke toestanden Deutschland, ein Wintermärchen (1844): satire, hekelt de propaganda van Duitse nationalisten, optimistische toekomstvisie Alphonse de Lamartine 1790 – 1869 Ik centraal – geniaal individu: Poëzie = filosofisch, religieus, politiek en sociale betekenis ( moet aanslaan bij het volk) Jocelyn, dagboek van een plattelandspastoor: op Index geplaatst (progressief auteur) Religie: Méditations poétique (1820): menging innerlijkheid, liefdesverheerlijking en christelijk idealisme Schoonheidscultus Les Harmonies poétiques et réligieuzes (1830): moderne psalmen: Christelijk idealisme William Wordsworth 1770 - 1850 Ik centraal -Esthetisch genie: Kunstenaar is een individu: kan schoonheid scheppen Communiceren met gelijke, maar grotere gevoeligheid, kennis en betere mensenkennis Escapisme -Natuur : Situaties situeren, stemmingen uit het landelijk leven, landsman in onverdorven, platteland = zuiverste (essential passions of the heart). Poëzie is zichzelf in de natuur zien en zijn hoogstpersoonlijke waarnemingen, reflecties en emoties Escapisme – het kinderlijke: Lyriek, gevoel van kinderlijke verwondering Lucy-poems (1799): overlijden van jonge verwante
21
Anouk Jacobs Percy Bysshe Shelley 1792 – 1822 Ik centraal – esthetisch genie Spirituele schoonheid en individualisme Hymn to intellectual Beauty (1816) Ode to the West Wind, The Cloud, To a Sky Lark: (1818 – 1822 in Italië) Liefdesmotief: Alastor, or the Spirit of Solitude (1816): allegorische zoektocht a-naar de ideale liefde John Keats 1795 – 1821 Ik centraal- esthetisch genie: Cultiveren van de individualistische en romantische visie op de dichter als goddelijk schepper Schoonheid Endymion (1818) (a thing of beauty is a joy for ever): herdersjongen: schoonheid is duurzamer dan bv edelmetaal. En de kunstenaar is de schepper en dus superieur Alfred de Musset 1810 – 1857 Liefdesmotief Les Nuits (jaren 30): tragisch, romantische verscheurdheid en weemoed. Machteloosheid en depressie. (cultus van de smart) Ook bij Baudelaire (symbolisme) en Dostojewski (realisme) Novalis (Friederich Leopold von Hardenberg) 1772 – 1801 De nacht, de natuur en het sprookje = waardevol Hymnen an die Nacht (1797 -1800): loflied op afwezigheid van licht en actief leven, Sehnsucht en dood zijn hoofdmotieven: Symbool voor onbereikbare = blauwe bloem William Blake 1757 – 1827 Escapisme – het kinderlijke/ongerepte Songs of Innocene (1789) Songs of Experience (1792) Elkaars tegengestelde Eerste: optimistisch, geloof in kracht van de menselijke deugd Tweede: duister, besef van het Kwade Religie : The book of Urizen: visionaire beelden die getuigen van een kosmisch bewustzijn Sir Walter Scott 1771 – 1832 Escapisme – historische thematiek: Waverly or ’t is Sixty Years since (1814) Ivanhoe (1819) Verheft historische roman boven sensatiezucht van het oudere historische verhaal door documentaire en nauwkeurige blik (<-> preromantiek) François René Chateaubriand 1768 - 1848 Escapisme – exotisme Oriëntalisme, Wilde Westen: Atala ou les amours de deux sauvages dans le désert (1801) Zoon van indianenchief houdt van een Christelijk meisje René (1802): beschrijvingen van exotische landschappen, Oosten, Mediterrane wereld
22
Anouk Jacobs Coleridge Fascinatie voor het bovennatuurlijke The Ancient Mariner (1778) Religie: Frost at Midnight: o.invloed van opium, extase van schepping Fascinatie voor het duistere E. T. A. Hoffmann Die Elexiere des Reufels (1815) Mary Shelley Frankenstein (1818) Edgar Allan Poe The Murders in the Rue Morgue (1841) The Cask of Amontillado (1846) The Tell-Tale heart (1843) Bram stoker Dracula (1897) Gustav Meyrink The Golem (1915) Robert Louis Stevenson The Strange Case of Dr Jekyll and Mr. Hyde (1886) ROMANTIEK + REALISME Escapisme, emotie, individualisme is verbonden met realisme Individualisme van de schrijver: (voordien) verboden thema’s gebruiken Realistische romanticus ontdekt: onesthetisch ervaringsmateriaal Geniale individu vs maatschappelijke buitenwereld = thema De realistische romanticus gebruikt sociale thema’s Beschrijving sociale toestanden = verbonden met het volk Literatuur voor maatschappelijke emancipatie: vrijheidsstrijd Eugène Sue 1804 – 1857 Les mystères de Paris (1842): feuilleton Criminele leden van de arbeidersklasse in Parijse vorsteden George Sand (=Amandine Lucile Aurore Dudevant) Protofeministische romans: emancipatie van de vrouw
1804 – 1876
Victor Hugo Stem van zijn land, tijd en gevoelens van het volk Notre Dame de Paris (1831) Les Misérables (1862)
1802 – 1885
Emotionaliteit en maatschappelijk druk: centraal = tragisch conflict voor realistische romanticus Stendhal 1783 - 1842 romantische esthetica, verlichtingsdenken van Rousseau Le Rouge et le Noir (1830): motief van de hartstocht en genie-cultus Politieke kroniek verwerkt : observeert zijn tijd La chartreuse de Parme (1839): politiek portret van Europa (heilige alliantie) 23
Anouk Jacobs
Honoré de Balzac 1799 – 1850 Bestsellerauteur (moest veel schrijven, schulden) Spanning tussen authentieke waarden en kapitalistische samenleving. Satirische houding t.o.v. dominante klasse La Comédie Humaine cyclus: Eugénie Grandet (1833), Le père Goriot (1834 – 1835), Illusions Perdues (1837 – 1839): onderzoek naar realistische drijfveren Conclusie = geldhonger, machtswellust verantwoordelijk voor maatschappelijke degeneratie in kapitalisme: gevoel vs maatschappij, bewondering Ancien Régime, vernietigende kracht van erotische en intellectuele passies, afkeer voor rationaliteit en geldzucht van burgerij Jane Austen Moeilijk om een vrouw te zijn: onderdrukking Morele problematiek (i.t.t. oppervlakkige liefdesleven Emma = mooi, maar bemoeizuchtig koppelaarster REALISME Optimisme over de toekomst Kritisch realisme: fictionele wereld kritisch ontleden (psychologisch, sociaal) (realisme in novelle, in renaissanceroman, in 18e E burgerlijke roman, ) Stroomt door tot: naturalisme = deterministisch vanaf jaren 70 Impressionistisch realisme: aandacht voor esthetische beschrijving vanaf jaren 70 Psychologisch realisme: sociale analyse op de achtergrond vanaf 2e helft 19e E Wetenschappelijk optimisme (Verlichting) vanaf 2e helft 19e E Fascinatie voor wetenschap en objectiviteit: wetenschappelijke analysemethodes toepassen op de culturele problemen Wetenschappelijk socialisme: Karl Marx (1818 – 1883) Utopisch socialisme: economisch georiënteerd: Saint-Simon (1760 – 1825) Positivisme op vlak van sociologie: August Comte (1789- 1857): maatschappij met positieve feiten verklaren Atheïsme en agnosticisme – wetenschappelijk bijbelonderzoek David F. Strauss (1808 – 1874)- Das Leben Jesu (1835 – 1836) Ernest Renan ( 1823 ) 1892): vie de Jésus (1836) Jonghegeliaan Ludwig Feuerbach – projectieleer (1804 – 1872) Deterministisch mensbeeld Biologisch Determinisme: mens is gevolg van natuurkrachten Evolutieleer Charles Darwin (1809 – 1882) – On the Origin of Species (1859), The Descent of Man (1871) Culturele el bilogische determinanten: Hippolyte Taine (1828 – 1893) – Histoire de la literature anglaise (1864 – 1869) De maakbaarheid van de wereld, veranderlijkheid,… Door revolutionaire politieke theorieën
24
Anouk Jacobs Kenmerken - Roman als volwaardige kunstvorm (vroeger: lage stijl) - Aandacht voor sociale en psychologische context - Beschrijving Tranche de vie, slice of life: alledaagse werkelijkheid (Sociologisch + psychologisch relevant, zonder taboes – Mme Bovary - Realistische technieken: objectieve observatie, doorbreken van het lineaire, chronologische verhaalpatroon (Geen inleiding, retrospectieve techniek) Causale verbanden tussen verschijnselen: realistische houding + filosofische visie Impressionisme: Edmond en Jules de Goncourt: zintuigelijke prikkels Kenmerken van het realistisch en naturalistisch drama: - Dialoog: problemen uit de maatschappij Noodlot vervangt het klassieke drama - Menselijke aspect (karakters…) is ondergeschikt aan tijdsgebonden strekking (inspelen op actualiteit) - Maatschappelijke realiteit: alledaagse sociale leven, nieuwe constructie van personages (retrospectieve techniek: determinering van de mens), alledaagse spreektaal, alledaagse figuren De Franse realistische roman Gustave Flaubert 1821- 1880 Grootste stilist Madame Bovary (1875): impassibilité en impartialité: neutrale, gevoelloze verteller (afstand) doorbreekt verwachtingspatroon (morele oordelen) Provocerend en norm doorbrekend: contrasteffecten Saaie leven in een provinciestad (emma probeert te ontsnappen, pleegt uiteindelijk zelfmoord) L’éducation sentimentale (1874): autobiografisch, ontgoocheling van een jonge man op amoureus vlak en politieke desillusie van revolutionaire generatie (1848: juli-revolutie) Invloed op latere psychologisch-realistische romans Emile Zola 1840 – 1902 Theoreticus van het Franse naturalisme (le roman expérimentele): determinisme (schrijver als medicus), verzamelen van documenten, schrijver als geëngageerd intellectueel Panorama van de moderniteit: Les Rougon-Macquart. Histoire naturelle d’une famille sous le second empire (1871 – 1893) Beschrijft de sociale en culturele situatie van de 19e E: klasseverschillen, economie,… Le roman expérimentale (1880): theoretisch, verklaring van de uitgangspunten van het naturalisme Zola: sociaal-historicus: diagnose maken van de symptomen van de maatschappij Deterministische theorieën van H. Taine en erfelijkheidstheorie van dr. Lucas LLes Rougon-Macquart: moderne leven = Sociale ziektesymptomen (2e keizerrijk onder Napoleon III) Maatschappelijke situatie: kapitalistische samenleving =corruptie, uitbuiting,… La Curée (1871): het leven van de nouveau riches Le ventre de Paris, (1873): contrast tussen nieuwe burgerlijke welvaart en armoede in de stad L’assomoir (1877): alcoholisme bij industrieproletariaat Nana (1880): prostitutie in Parijs Au bonheur des dames (1883): opkomende consumtie-industrie 25
Anouk Jacobs Germinal (1885): sociale elende onder de mijnwerkers La terre (1887): sociale ellende op het platteland Alles gebaseerd op feiten, maandenlang onderzoek!! De Engelse realistische roman Gematigd realisme, optimistisch geloof in de mensheid (verbergt sociale problematiek) Charles Dickens 1812 - 1870 Autodidact: van journalist tot schrijver Posthumous Papers of the Pickwick Club, 1837 Oliver Twist (1838), David Copperfield (1850): zelfkant van de samenleving Bleak House (1853): klassejustitie Hard Times (1854): onrechtvaardige verdeling van rijkdom en onderdrukking Great Expectations (1865):: De geldhonger Victoriaanse moraal = kritiek neutraliseren door sentimentaliteit en oppervlakkige personages Realistische kenmerken: rake observaties van milieu en sociale types William Makepeace Thackeray 1811 – 1863 Meer sociale kritiek Scherpe ironische en satirische houding Vanity Fair (1847): sociale schijn wordt meer aanvaard dan maatschappelijke realiteit (pleidooi voor de juiste beoordeling van sociale waarden) Geen centraal hoofdpersonage: alledaagse karakters Charlotte en Emily Brontë 1816 – 1855 en 1818 - 1848 Gouvernantes: superieur door culturele achtergrond en kennis, inferieur door maatschappelijke achtergrond burgerlijke mannenmaatschappij Charlotte: ongelukkige liefde: Professor (1857) en Jane Eyre (1847): analyse van de individuele, romantische hartstocht zonder in sentiment te vallen Emily: Wuthering Heights (1847): romantische en realistische elementen Demonische verbeelding (gothic) en een wonderlijke hartstocht – en liefdesthematiek Psychologische uitbeelding van de karakters George Eliot (= Mary-Ann Evans) 1819 – 1880 Liberaal en positivistisch milieu Psychologische karakterontleding (verhouding menselijke psyche tot sociale omgeving) - Bekrompenheid van het platteland - Dogma’s en enggeestig provincialisme Scenes of a Clerical Life (1858), Adam Bede (1859) Middlemarch. A Studey fo Provincial Life (1872): epos over onmacht en middelmatigheid, ontstaan uit teleurstelling over menselijke kleinheid De Russische realistische roman vanaf 1840 Reflectie op de Russische samenleving (tsaristische dictatuur, censuur, religieuze dogma’s,…) Realistische roman is propagandist Analyse van menselijke psyche: psychologisch realisme vanaf einde 19e E Ivan Toergenjev 1818 – 1881 Romantische beschrijvingen van natuur en liefde + 6 realistische romans van Russische samenleving Vaders en zonen (1862): realistische attitude: oudere generatie = idealistisch en romantisch, jongere generatie werd gedreven door de Verlichting 26
Anouk Jacobs
Fjodor Dostojevski 1821 – 1881 Sympathie voor slavolfilie (O-EU waarden) Arme mensen (1844), De dubbelganger (1846): ouders vroeg gestorven, gezakt op sociale ladder Sterk sociaal engagement Verbanning naar Siberië = psychische schok: herinneringen uit het dodenhuis (1861): empathie met maatschappelijke verschoppelingen Na ballingschap, trekken door Europa: De Speler (1865): Feuilletonbijdragen in Russische pers: Schuld en boete (1866) De idioot (1869), de demonen (1871), de gebroeders Karamasov (1880) Spannend en spectaculair handelingsverloop Dieptestructuur: psychologisch als Freud, menselijke drijfveren verkennen, ontleden van de politieke en religieuze problematiek, context van de analyse in Russische samenleving overstijgt de situatie en heeft universele waarde Morele ideeën in traditie van slavofilie (nationale eigenheid en waarde van godsdienstige tradities) Voorstander van een minder dictatoriale maatschappij Ljev Tolstoj 1828 – 1910 Adelijk, onderschreef nieuwe levens- en wereldbeschouwingen van zijn tijd Stichtte een religieus-ethische sekte (inspiratie: evangelie) Sociaal-geëngageerde strekkingsliteratuur Kreutzersonate, Dood van Ivan Ilits (1886): novelles, opvallende stijl en morele problematiek Oorlog en vrede (1868-69), Anna Karenina (1877 – 78): sociaal-realistische frescoromans: behandelen passionele geschiedenis, panoramisch beeld van de Russische maatschappij REALISTISCH EN NATURALISTISCH DRAMA Speelt ondergeschikte rol romans aan de top Frankrijk: melodramatisch burgerlijk drama en enscenering van romans Scandinavië en Rusland: realistische dramatiek waarin de spanningsverhouding tussen de menselijke psychologie en zijn maatschappelijke omgeving centraal staat (invloed op 20e E) Kenmerken: Determinering van de mens in sociale en psychologische context (vervangt noodlot), alledaagse sociale leven, spreektaal en figuren Henrik Ibsen 1828 – 1906 Moderne drama’s, burgerlijke maatschappij vanaf 1877 analyseren - Steunpilaren van de maatschappij (1877): huichelaarij - Nora, of het poppenhuis (1879): positie van de vrouw - Spoken (1881): dubbelmoraal in het burgerlijke huwelijk Retrospectieve techniek ( = niet intrige-techniek) August Strindberg 1849 – 1912 Naturalistische dramatiek Freule Julie (1888), de vader (1897): verhouding man-vrouw: relatie = strijd van leven en dood tussen twee fundamenteel verschillende wezens. (Théâtre Libre – André Antoine: invloed van Strindberg) Invloed op het Duitse expressionisme Droomspel (1901) en Kamerspelen (1907)
27
Anouk Jacobs Gerhart Hauptman 1862 – 1946 Grondlegger van naturalistisch theater in Duitsland Vor Sonnenaufgang (1889), Einsame Menschen (1891), Die Weber (1892): Opstand van Silezische wevers, toneelomwenteling van het naturalisme - Proletariaat centraal (<-> burgerij), groep staat centraal (<-> individu), gebruik van dialect, determinering door het de sociale situatie Herman Heijermans 1864 – 1924 Beïnvloed door Ibsen en Duits naturalisme Maatschappelijke context, bewustmakende functie: centraal: uitbeelding van een situatie in een milieu, echtheid van personages (door dialect, arbeidersklasse,…) Op hoop van Zege (1900): menselijke samenleving onder druk van sociaal-economische machten + fatalisme Socialistisch geëngageerd Tegen l’art pour l’art SYMBOLISME Maatschappelijke fouten bestrijden, wereld is een spiegel van de ziel en omgekeerd Kenmerken: Impressionistische stijl: zintuiglijke effecten Symbolen centraal: de realiteit achter of boven de zintuiglijke werkelijkheid uit te drukken, symbolen uit primitieve poëzie, orale volksliteratuur, sagen en ME literatuur: magisch gehalte Correspondentie tussen symbolen en psychische werkelijkheid van de dichter (wissel micro/makrokosmos): Ik-cultus staat centraal, liefdesmotief, paranormale en het metafysische Estheticisme: alledaagse wordt schoonheid , van gewoon buitengewoon Moderne wereld is geen taboe meer: uit alledaagse moderniteit wordt de schoonheid geabstraheerd: paradis artificiel Decadentisme: innerlijke verscheurdheid (spleengevoel= depressie) Voorlopers en echte symbolisten: Charles Baudelaire 1821 – 1867 Breuk met verlichting en classicisme Beïnvloed door Coleridge en Poe Lyriek en magie Experimenten met geestverruimende middelen lagen aan de basis van zijn theorie over Les paradis artificiels Gedichtenbundels: Les fleurs du mal (1857) Proza: Le spleen de Paris. Petits poèmes en prose Kortere kritische opstellen over plastische kunsten en poëzie (in tijdschriften) Kenmerken: Eenvoudig en precies taalgebruik, esthetische toevoegingen, kleur, klank Synesthesie: vermenging van zintuiglijke waarnemingen Neiging tot vormcultus Correspondance-theorie: zintuiglijke wereld = geheimzinnige relaties tussen dingen en tussen het ik en de wereld. Verbond tussen stemmingen Menselijk gemis: fantastische werelden, wereld van schoonheid achter de gewone wereld Moderne thema’s: romantische sfeer in verbinding met aardse vitaliteit Moderne grote stad in poëzie (a une passante) Ambivalentie en decadentisme: het zuivere, schone en kwade, perverse en onesthetische Melancholie 28
Anouk Jacobs
Paul Verlaine 1844 – 1896 Les Poèmes saturniens (1866), Les fêtes galantes (1869) Verfijnde vormcultus van de Parnassiens en verwantheid met speelse rococopoëzie Vernieuwing: muziek: explliciet geformuleerd als in het gedicht Art poétique La musique avant toute chose: vaagheid –> diepste beeld, nuances vervangen kleurschakeringen De dichter is een marginaal individu, doordrongen van zondebesef en schuldbewustzijn (na homoseksuele relatie + gevolgen) Les poètes maudits (1884) : = dichter gedoemd om in de marge van de maatschappij te leven: drank, drugs en criminele impulsen Bv. Villon, Bellman, Baudelaire, Dylan Thomas en Lautréamont Stéphane Mallarmé 1842 – 1898 Symbolische beweging Witregels en pauzes, hermetische stijl: getekend door intellectualisme en abstractie van het Duitse idealisme - Dichtkunst moet onbewust op de lezer inwerken: muzikale en magische krachten: werkelijkheid omvormen - Pages (1891), La musique et les lettres (1894), Divagations (1897) - Onderscheid alledaags taalgebruik en poëtisch taalgebruik: werkt met klanken, associaties en symbolen, benaderen innerlijke werkelijkheid - L’après-midi d’un faune (1876) Symbolisten Enkele 20e E, laatste kwart 19e E = bloeiperiode laat-symbolisme Paul Valéry 1871 – 1945 Beïnvloed door het intellectualisme van Mallarmé Poëzie = toverspel met taal (mathematische combinaties) Construire un poème: intellectuele activiteit: afwegen en overdenken van relaties tussen begripsinhoud en de klankwaarde van taal Le jeune parque (1917), Charmes (1922) Rainer Maria Rilke 1875 – 1926 Bewondering voor Baudelaire 1) Estheticisme: impressionistisch, gemaniëreerde vorm, ritmisch-lyrisch proza Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke (1889) 2) Modernistische stijl: Des Studenbuch (1905), Neue Gedichte (1907 – 1908), Dinggedichte: eenvoudige dictie, sterk symbolische lading, religieuze levensverheerlijking Duineser Elegien (1912 – 1923), Die Sonette an Orfeus (1924): het onzegbare, hermetische muzikale taal. Onzegbare is beïnvloed door Hölderlin (esthetisch en metafysisch) William Butler Yeats 1865 – 1939 Tot 1900: dromerige, romantische poëzie, nostalgie, Ierse natuurschoon, zangerige woordenschat The Rose (1893): over ierse overleveringen, mythen (mysterieuze sfeer van symbolisme) The Wind Among the Reeds (1889), Responsibilities (1914): beeldspraak wordt preciezer en helderder, woordenschat benadrukt spreektaal, gedichten krijgen satirische inslag. A Vision (1925) Nieuwe levensvisie: mystieke, theosofische en filosofische bewegingen persoonlijke mythologie en mysticisme
29
Anouk Jacobs Symbolistisch Theater Maurice Maeterlinck 1862 – 1949 Drame statistique: dramatische handelingslijn ontneemt alle spanning - Catastrofe is niet de ontknoping maar uitgangspunt - Gedragen door de symboliek - Dramatische scènes zijn decor om gevoelens en stemmingen te symboliseren - Mythisch-symbolisch decor - Mens kan zijn noodlot niet ontlopen: motief van blindheid , sfeer van angst Bv. Les aveugles (1890): vergelijking van menselijke existentie met permanente blindheid - Noodlot, de liefde en de dood Bv. Palléas en Mélisande (1893) Anton Tsjechov Rusland Realisme + symbolisme: zonder actie/ heldhaftige daden Sfeerschepping + karaktertekening: gestagneerde samenleving De Kersentuin (1903): symbool voor maatschappij: vruchteloos de samenleving redden De meeuw: vrouw gaat ten onder als meeuw bij de jacht Hyper-estheticisme in symbolistisch proza J. K. Huysmans – A Rebours (1883): kunstmatige wereld, vergelijkbaar met Art Nouveau (dandy als hoofdpersonage) Oscar Wilde – The Picture of Dorian Gray (1891) Georges Rodenbach (1892) – Bruges – la –morte LITERAIRE ONTWIKKELINGEN IN DE 20E EEUW DE HISTORISCHE AVANT-GARDEBEWEGINGEN Context: Religieus en moreel besef = weg (nieuwe filosofische en cultuur theoretische inzichten) - Marx, Nietzsche, Freud: mens is niet altijd meester over zijn handelen en denken Existentiële crisis: mens is een vreemdeling in zijn wereld - Conservatief cultuurpessimisme: Oswald Spengler, Untergang des Abendlanders (ondergang van het Westen) (1918 – 1922) José Ortega y Casset – De opstand van de massa’s (1929) Miguel de Unamuno – La Agonia del cristianismo (1925) - Alternatief: nieuw mensbeeld God is dood: bevrijde individu (Nietzsche) Toename van technologische en wetenschappelijk denken: bevrijding van relativisme Cultus van de moderniteit Kenmerken: Artistieke subculturen: tijdschriften, cafés cabarets Voorhoede (avant-garde) vormen tegen gevestigde orde - Afkeer tegen: het establishment, de maatschappelijke elite, artistieke elite (hoge scholing) - Politieke en artistieke acties om radicaal met de tradities te breken
30
Anouk Jacobs Artistieke kenmerken vernieuwingsdrang, anti-traditioneel Verwerping van de conventionele communicatie Rationeel vs. Affectief (in de lijn van preromantiek): Futurisme: parole in libertà: choquerend, bevrijden van context (bv. Collage) Expressionisme, Reihungsstil (1 beel in elke rij, bevrijden van waarden, bv. Telegramstijl Surrealisme: écriture automatique: zonder denken rationele logica Zuivere, kinderlijke Nadruk op originaliteit van de communicatie: sonoriteit (draagwijdte van klanken, typografie, helderheid,…) Kunst als spel: schoonheidsideaal wordt afgewezen: anti-kunst Bricolage: montage- en collagetechniek: deconstrueren van wereld en samenvoegen tot een nieuwe constructie Publiek verplichten tot participatie: geen thematische kern, maar structuur om zelf in te vullen. Doel: vermengen vn kunst en leven (aspecten opnemen, aansluiten bij alledaagse leefwereld) FUTURISME Cultus van energie en dynamiek Verheerlijking van de daad Wereld van morgen (niet-traditioneel) Dynamisch en vrij taalgebruik (parole in libertà, Russische Zaumtaal) Filippo Marinetti 1876 – 1944 Venetië & Maneschijn vernietigen/ afschaffen Zang Tumb Tuumb EXPRESSIONISME Antiburgerlijk, sociaal-politiek existentiële problemen Vernieuwingen: geen traditionele vormen revolutie van taal en communicatie Gebruik van vrije vers, onderschikking van metrum aan ritme, Reihungsstil: verschillende beelden spelen zich tegelijk af: verwarring Jacob van Hoddis, Weltende (1911) Proza: montagetechniek Existentiële motieven (genieten + dysforie) Crisis: wanhoop, angst, vereenzaming Geloof in redding: Via Nietzschiaanse Umwertung aller Werte (herwaardering waarden) Ernst Stadler, Der Aufbruch en Ernst Blass (grootstadmotief) Spiritualisme: nieuwe wereld met concrete waarde (bv. Creativiteit) Else Lasker- Schüler Sociale motieven: wereldondergang (van burgerlijke maatschappij: Mensheidsdämmerung): chaos, Apocalyps, grootstadmotief Georg Heym, Umbra Vitae (1912) Metaforen betreffende verval, ziekte en dood Gottfried Benn, Morgue (1912)
31
Anouk Jacobs MAAR ook herstel apocalyptische motieven: positief: Morgenrot Paul van Ostaijen: Music Hall (1916), Het sienjaal (1918), bezetten stad (1921) DADAISME Meest radicaal en internationaal, nihilistisch, anarchistisch, kindertaal Zurich: Tristan Tzara (1887 – 1963) Mentaliteit propageren: Volledige vrijheid en spontaniteit: klankgedichten, pamfletten, cabaret,… Onvrede met burgerlijke cultuur en hypocriete beschaving Anti-kunst-mentaliteit: primitieve naïviteit Afzetten tegen literaire wetten: klanken/ woorden zonder betekenis SURREALISME Les Champs Magnetique (1920): eerste écriture automatique van André Breton (1896 – 1966) en Philippe Soupault (Premier manifeste du surrealisme) Kunst en leven: revolutie op persoonlijk én maatschappelijk vlak Alledaagse waarnemingen + boven-werkelijke (surreële) waarnemingen Droom (roes, hallucinatie), het wonderbaarlijke (combinatie droom, werkelijkheid) Le point suprême : contact met het wonderbaarlijke, mystieke toestand (nieuwe mens) Wonderbaarlijke ervaring stimuleren, lezer stimuleren om aan zelfonderzoek te doen: contact krijgen met wonderbaarlijke Écriture automatique, droombeelden, toestanden van zinsverbijstering en abnormale psychische leven (Breton – Nadja (1928) Combinatie media en discipline (journalistiek en lyriek) Louis Aragon – Le paysan de Paris (1926) Bevrijding van erotische krachten, liefdesmotief Paul Eluard – Capitale de la douleur Paul Eluard (samen met Breton) – L’immaculée conception ( 1930) : erotische proza Zwarte humor tegen rationaliteit en maatschappelijke dwang Breton – Anthologie de l’humour noire 20e EEUWSE ROMAN Realistische of naturalistische roman = model: lang, hoofdstukken, intriges, milieu, psychologische ontleding thematische en formele vernieuwing Overstijgt realistische invloed, experimentele pogingen om de romanvorm uit te diepen: modernisme of post-modernisme Of voortbouwen op de realistische romanvorm: neo-romantisch of neo-realistisch NEO-REALISME: PSYCHOLOGISCH REALISME Afzetten tegen deterministisch naturalisme - Psychologische problematiek (Russische realisten) ontdekking Russische roman - Symbolische aandacht voor psychologische correspondentie (context en personage) - Psychologische nuanes
32
Anouk Jacobs Estheticistische auteurs: Hysmans, Wilde Realistische auteurs: Flaubert, Dostojevski Amerikaanse auteur: Henry James (1843 – 1916) Russische inspiratie voor Henry James – The Ambassadors (1903) VARIANTEN: - Christelijk-humanistische psychologische roman van Paul Claudel, Leon Bloy en Charles Péguy - Wijsgerige problemen als inspiratie DE MODERNISTISCHE ROMAN Combinatie van realisme, symbolisme, psychologisch realisme en avant-gardeliteratuur Kritische analyse van de condition humaire Nadruk op: taalfilosofie, psychologie, existentiële scharniermomenten (Kierkegaard + Duitse filosofie + Franse), alle gevestigde waarden kritisch te onderzoeken (tegen dogma’s en ideologie) Fictionele wereld en personages: onzekerheid, voorlopig, onaf: kritische kijk op de mens Globale visie op de wereld op onrechtstreekse manier: dichter is seismograaf, klankbord Vs. Realisme: reporters, symbolisme: profeet Thomas Stearns Eliot The Waste Land (1922°: failliet van de moderne wereld en vervreemding van de moderne mens. William Faulkner – The Sound and the Fury (1929): sociale roman Probleemroman: Thomas Mann – Buddenbrooks (1901), Der Zauberberg (1924) Sigrid Unset – Trilogie Kirstin Lavransdochter (1920 – 1922) Robert Musil – Der Man ohne Eigenschaften (1930 – 1933) De existentiële probleemroman: Franz Kafka 1883 – 1924 Proza Der Prozess (1925), Das Scholoss (1926): vertekening van reële situaties , onbewuste processen Andere werken: expressionistisch: vervreemding en menselijke onmacht, motief van labyrint Kritische analyse van menselijke conditie Jean-Paul Sartre –La nausée (1928), Les chemins de la liberté (1945 – 1949) Albert Camus – L’étrager (1942) Bouwt soms voort op symbolische esthetica/impressionistisch: elementen uit alledaagse wereld symbool voor subjectieve problematiek Marcel Proust – A la recherche du temps perdu Viriginia Woolf James Joyce 1882 – 1941 Eerste werken: impressionistisch, vervolgens symbolisch, modernistisch, laatste: experimenteel Dubliners (1914): impressionisme en naturalisme: alledaagse leven in Dublin, menselijke existentie: levensmoeheid en schijnmoraal A Portrait of the Artist as A young Man (1916): sterk symbolisme, moderne Bildungsroman 33
Anouk Jacobs Van puber naar volwassenheid, realistische beschrijvingen zijn verborgen Ulysses (1922): dag uit het leven van Leopold Bloom Projectie van Ilias naar alledaagse Ierland, 3delige structuur: Telemachia, Odsseia, Nostos Symbolische zwerftocht doorheen de cultuur Elk hoofdstuk: orgaan van menselijk lichaam ter sprak, culturele activiteit, kleur en symbool Elk hoofdstuk: aangepaste stijl Montagetechniek uit film, muzikale en picturale effecten Finnigan’s Wake (1939): Work in Progress: persoonlijke behandeling, wijzigen van cultureel materiaal uit Ierse traditie, Gebruik van vreemde talen Modernistische en vernieuwende roman (epiek wordt volwaardig genre) Experimenten: Stream – of – conciousness-techniek (monologue interieur): meningen, opmerkingen, stemmingen,… Intellectuele processen weergeven, bewustzijnsverloop van de ik-verteller in detail weergeven Plotcompositie: juxtapositie en montage Alfred Döblin Berlin Alexanderplatz (1929) Stream of conciousness-techniek Montagetechniek: dialogen in Berlijns dialect, reclame, statistieken,… Thematisch expressionisme: Nieuwe mens en politieke veranderingen John Dos Passos Manhattan Transfer (1925) en U.S.A. (1930 – 1936) Stream – of – conciousness- techniek Montagetechniek Richt zich op de hele gemeenschap Achter personages is een eenheid die de lezer zelf moet achterhalen: Newsreel: korte zakelijke notities en stukken van krantenberichten in telegramstijl, Camera Eye: commentaar van auteur 20E EEUWS THEATER Bouwt voort op de realistische en naturalistische traditie (realistische wordt thematisch en formeel overwonnen) REALISME IN ENGELS THEATER George Bernard Shaw The Quintessence of Ibenism (1891): invloed van Ibsen Fabian Society: socialistische sympathieën: sociale probleemdrama Komische noot is afwijkend Pygmalion (1916), Saint Joan (1924): weinig met probleemdramatiek te maken VERENIGDE STATEN Eugene O’Neill 1888-1953 Eerste: pessimistisch, suggestieve stemmingen, dramatische techniek Later naturalistische drama’s: Desire under the Elms (1924) Stijgt boven realisme: The Emperor Jones (1920): expressionistisch, reis door onbewuste Mourning becomes Electra (1931), Long Day’s Journey into Night (1940): experimenteel, psychoanalyse Strange Interlude (1929): monologen weergeven de bewustzijnsstroom van personages 34
Anouk Jacobs
Arthur Miller 1915 – 2005 Dramavorm, maar blijft een social realist The Prince (1967): retrospectieve drama Ethische problemen staan centraal All my Sons (1947): oorlogsprofijt Death of a Salesman (1949): moderne levensleugen van succes en geld Experimenteren met expressionisme, zonder realistische houding te verliezen A view from the Bridge (1957), After the Fall (1964) Edward Albee criticus van hedendaagse Amerikaanse samenleving The American dream (1960) Who’s Afraid of Virginia Woolf (1863)
1928 – nu
AVANT-GARDE THEATER Sluit zich aan bij problematiek van de modernistische roman Uit werk van Strindberg en Frank Wedekind: Strindberg: Kamerspelen en Inferno-dramatiek: techniek van het zwerftochtdrama met verschillende staties. De grote landweg (1909): hoofdpersonage ontmoet projecties van zijn innerlijke, ontmoetingen zonder causaal verband, hoofdpersonage staat symbool voor het algemeen-geldige Universeel menselijke van het individu centraal Frank Wedekind (1864 – 1918): Expressionistische voorliefde voor excentrieke, bizarre thematiek (rebellie tegenover maatschappij) Open vorm Reactie tegen naturalisme: expressie van een subjectief levensgevoel centraal Theatertekst niet meer centraal: actie op voorgrond , Gesamtkunstwerk: belichting, klank,… Symbolische elementen die naar het subjectieve levensgevoel verwijzen Twee theatervormen verantwoordelijk voor de vernieuwing Hoftheater van Meiningen: Duiste als Europese dramaturgen: regie, spel en decor Invloed op: Antoine (FR), Meyerhold en Stanislavski (RUS), Max Reinhardt (DU) Het politieke theater van Erwin Piscator (1893 – 1966): politiek doel: emancipatie van bevolkingsgroepen Gezsamtkunstwerk in opera’s van Richard Wagner Techniek: film, luisterspel, tvspel, flashback, fading, klankband Bertold Brecht 1898 – 1956 Vroege periode: Baal (1918): expressionistisch: dichtersleven in losse episoden, lyriek in theatertekst Mann ist Mann: expressionistisch, antimilitaristisch (transformatie mens – oorlogsmachine Baalischen Welgefühls: anarchistisch Politieke polarisering in het Berlijn van interbellum + door Erwin Piscator: werk krijgt politiek karakter: Marx historische materialisme in theater Antifascistische stukken: Furcht und Elend des dritten Reiches (1937) Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui (1941) 35
Anouk Jacobs Na 1940: Lehrstrücken: didactisch-politieke bedoeling, universele problematiek Leben des Galilei (1938): conflict tussen wetenschap en geloof en kerkelijke machtspositie Mutter Courage und ihre Kinder (1938): mechanismen van de oorlog Der gute Mensch von Sezuan (1942), Der Kaukasische Kreidekreis (1942) Episch theater: verhaal vertellen + illusie doorbreken met vervreemdingstechnieken - Afwijken van Aristotelisch Theater (ruimte, tijd en handeling, identificatie van het publiek met de held, gesloten vorm) - Vervreemding van waarnemingsgewoontes: tot politiek bewustzijn komen - Positie van het individu: tot nieuwe inzichten komen - Toeschouwer is actief: verbanden leggen, kritisch nadenken Brechtiaanse vervreemdingseffect: - Open vorm: losse episodes die door een verhalende tekst worden verbonden, verklaringen, liedjes: vervreemden. Geen slotscène - Populaire cultuurvormen integreren: uit volkstheater (vaudeville-elementen), uit volksmuziek (moritaten-gezangen, jazz- en cafémuziek) Voorbeeld: Die Deigroschenoper (1928): op basis van opera John Gay’s Beggar (1728) Alles wordt in het werk gesteld opdat de toeschouwer onmogelijk zich kan inleven Andere namen: Heiner Müller en Peter Handke SURREALISTISCH THEATER Antonin Artaud Antiburgerlijk karakter, karikaturen en zwarte humor Sacraal karakter Wreedheid van bestaan weergeven, fysieke taal (Théâtre de la cruauté) Michel de Ghelderode 1867 – 1936 Sacrale en rituele functie benadrukken Expressionisme surrealisme: barokke fantasie, doodsobsessie en tragi-komische elementen La ballade du grand macabre (1935) Federico Garcia Lorca 1898 – 1936 1932: stichtte universitaire reizend theater La Baracca Bodo de sangre/ bloedbruiloft (1933): donker drama over liefde en dood Yerma (1934) lyrisch drama, Het huis van Bernarda Alba (1936): tragisch, eer van een jong meisje MODERNISTISCH (existentialistisch) THEATER Luigi Pirandello 1867 – 1936 Tragisch, (hij noemde ze komedies), Maschere Nude (Naakte maksers) = verzameling: dramatische visie: tegenstelling in mens tussen schijn en wezen Hendrik IV (1922), Zes personages op zoek naar een auteur (1921): tegenstelling personage/persoon Wanneer men iemand is (1933): pessimistisch, beroemde schrijver die gevangene is van zijn roem Andere: Jean – Paul Sartre – Huis Clos (1944), Samuel Beckett Absurd theater
36