INHOUDSOPGAVE INLEIDING.................................................................................................................................................. 3 HOOFDSTUK 1 – IDENTITEIT EN NATIVISME ....................................................................... 6 . 1.1 Synopsis.......................................................................................................................................... 6 . 1.2 Wat is identiteit?......................................................................................................................... 6 . 1.3 Nativisme........................................................................................................................................ 10 HOOFDSTUK 2 – PANAFRIKANISME EN DE ROL VAN KWAME NKRUMAH ........... 12 . 2.1 Synopsis........................................................................................................................................... 12 . 2.2 Historische context Ghana ...................................................................................................... 12 . 2.3 Panafrikanisme............................................................................................................................. 13 . 2.4 Kwame Nkrumah en de culturele opbouw van Ghana ……………………........……... 14 HOOFDSTUK 3 – TOP-‐DOWN LEIDERSCHAP EN CULTURELE NATIEVORMING .... 17 . 3.1 Synopsis............................................................................................................................................ 17 . 3.2 Context nationale identiteitsvorming Ghana …………………………………………….… 17 . 3.3 Type leiderschap Nkrumah ..................................................................................................... 18 HOOFDSTUK 4 – BOTTOM-‐UP CULTURELE VORMING VAN GHANA ……….…........... 21 . 4.1 Synopsis............................................................................................................................................. 21 . 4.2 De bottom-‐up bepaling van ‘de Ander’ ................................................................................ 21 . 4.3 African Wax als representatieattribuut .............................................................................. 22 . 4.4 African Wax: Panafrikaans of nativistisch? …………………………………………………. 25 CONCLUSIE.................................................................................................................................................... 27 BIBLIOGRAFIE............................................................................................................................................. 30
2
Inleiding “The best way of learning how to be an independent sovereign state is to be an independent sovereign state” – Kwame Nkrumah Ghana, voorheen Goudkust, is een land met een turbulente geschiedenis. Vóór de Tweede Wereldoorlog was Goudkust het rijkste land in Afrika, daarnaast werd het ook als één van de meest veelbelovende Afrikaanse landen gezien. Intern waren er geen conflicten op grond van ras. Hoewel het gebied vanaf 1850 een Britse kolonie was, was het een eeuw later wel mogelijk om een Afrikaans bestuur te hebben. In de verkiezingen van 1952 werd Kwame Nkrumah (1909-‐1972) gekozen als minister-‐president, in 1957 bewerkstelligde hij een Onafhankelijkheid Goudkust dat daarna de naam Ghana zou krijgen. Hiermee was Ghana het eerste Afrikaanse land dat loskwam van het koloniale juk, waarna vele Afrikaanse landen volgden.1 Toch bleek deze hoopgevende aanloop naar een succesvolle, soevereine staat een valse start te zijn. Ghana kwam mede door Nkrumah in een neerwaartse spiraal terecht van economische malaise en corruptie, waarna Nkrumah in 1966 werd afgezet middels een militaire coup.
Deze scriptie gaat echter niet over de opkomst of neergang van Ghana, maar
over de periode waarin Ghana (en Afrika) op zoek gaat naar een hernieuwde identiteit, veelal gebaseerd op (al dan niet verzonnen) tradities uit het verleden. Ghana had al vanaf de 15e eeuw te maken met imperialisme in de vorm van handelsposten, en was daarnaast bijna een eeuw een Britse Kolonie. Met de komst van de Onafhankelijkheid begint ook het proces van natievorming en identiteitsopbouw. De Indiase schrijver en activist Vijay Prashad noemt het beroep op de eigen cultuur en oude tradities inzake het vormen van een eigen (nationale) identiteit ‘nativisme’. Hierbij wordt er gestreefd naar binnenlandse hervormingen en de opbouw van een eigen, sterke staat; “Europe could be dismissed out of hand because the answers to Africa and elsewhere lay within their autochthonous traditions”. Hierdoor ontstaat een soort fantasie op het gebied van cultuur over tradities die nog niet zijn aangetast door de moderniteit en daardoor authentiek en nationaal zijn. 2 Gebaseerd op deze informatie, zal deze scriptie onderzoeken of de Ghanese natievorming en identiteitsopbouw zijn gebaseerd op oude culturen en tradities. Daarnaast wordt er gekeken welke (symbolische) elementen of
1
P. Johnson, Modern Times: The World from the Twenties to the Nineties (New York, 1985), hoofdstuk 15.
2
V. Prashad, The Darker Nations. A People’s History of the Third World (New York, 2008), 82, 83.
3
personen hierbij een rol hebben gespeeld. Dit zal worden onderzocht aan de hand van de volgende hoofdvraag: In hoeverre heeft nativisme de postkoloniale identiteit van Ghana beïnvloed na de Onafhankelijkheid? Hierbij focus ik mij op Nkrumah’s regeringsperiode in Ghana, dit was tot 1966. Om deze hoofdvraag te beantwoorden wordt er in deze scriptie gebruik gemaakt van een aantal deelvragen. Deze zijn verdeeld over de hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk geef ik antwoord op de vraag wat identiteit is en wat
nativisme is, beide cruciale begrippen binnen de hoofdvraag. Naar mijn idee zijn identiteit en nativisme onlosmakelijk verbonden. Daarom leg ik uit wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen identiteit en nativisme, en waarom nativisme gebruikt wordt. Dit wordt onder andere uitgelegd door middel van de term ‘hybridity’ van de postkoloniale auteur Homi Bhabha (1949 -‐), het begrip ‘de Ander’ van de Palestijns-‐ Amerikaanse postkoloniale schrijver Edward Saïd (1935 – 2003) en ‘Invention of Traditions’ van de Britse Marxistische historicus Eric Hobsbawm (1917 – 2012). Het tweede hoofdstuk begint met de historische context van Goudkust en de ontwikkeling van Ghana. Daaropvolgend wordt de stroming panafrikanisme en de rol van Kwame Nkrumah bij zowel het panafrikanisme als de wederopbouw van de Ghanese identiteit behandelt. Waarbij nativisme zich focust op de identiteit van een natie, laat panafrikanisme zich niet beperken tot fysieke grenzen. Nkrumah was een groot voorstander van panafrikanisme, om deze reden leg ik uit hoe panafrikanisme zich verhoudt tot nativisme. Ter illustratie leg ik de symbolische betekenis van de Ghanese vlag uit. Het derde hoofdstuk gaat over top down identiteitsvorming in Ghana. Hierbij geef ik antwoord op de vraag: ‘In hoeverre worden nativisme en identiteitsvorming in Ghana van bovenaf opgelegd, en hoe gaat dit in zijn werk?’ Hierbij staan voornamelijk de rol van Kwame Nkrumah en zijn leiderschap centraal. Dit is elementair omdat hij door zijn rol als machthebber veel invloed kon uitoefenen op de vorming van de Ghanese natie. Het vierde hoofdstuk speelt in op het voorgaande hoofdstuk, door antwoord te geven op de vraag ‘In hoeverre worden nativisme en identiteitsvorming in Ghana van onderaf gevormd, en hoe gaat dit in zijn werk?’. Hierbij wordt gekeken naar de rol van de bevolking en de cultuur, religie, stammen en familie van de bevolking bij de Ghanese identiteitsvorming. Ter illustratie hiervan gebruik ik representatieattributen zoals
4
Afrikaanse batikstof. Daarnaast is het van belang om te kijken hoe de Ghanese bevolking omgaat met beslissingen van bovenaf, bijvoorbeeld van Nkrumah. Het bottom-‐up perspectief is relevant omdat cultuur vaak van onderaf wordt gevormd en geïmplementeerd. In de conclusie behandel ik uiteindelijk de uitkomsten op deze deelvragen om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Relevantie onderzoek Deze scriptie wordt geschreven aan de hand van de onderzoekcursus ‘De Postkoloniale ervaring’, als logisch gevolg draag ik hierom bij aan het onderzoeksveld van postkolonialisme. Het thema identiteitsvorming staat hierbij centraal. Er is al veel onderzoek gedaan naar de exotische blik waarmee het Westen naar verre, postkoloniale landen zoals Afrika kijkt. Ook is al veel onderzocht hoe postkoloniale landen zich opstellen of gedragen jegens (hun (voormalige) kolonisatoren. Hierbij staat elke keer weer het Westen centraal, maar ik wil graag onderzoeken hoe een Afrikaans land, in dit geval Ghana, zichzelf en haar verleden bekijkt en zich op basis daarvan ontwikkelt. De term die hierbij hoort, nativisme, wordt veel gebruikt maar heeft geen eenduidige definitie of uitleg. In deze scriptie probeer ik bij te dragen aan een werkbare definitie van nativisme door te stellen dat identiteit en nativisme onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Op deze manier probeer ik een hiaat binnen het postkoloniale onderzoeksveld te vullen. Methode van onderzoek Door middel van literatuuronderzoek en bronnenonderzoek probeer ik antwoord te geven op zowel mijn deelvragen als uiteindelijk de hoofdvraag. Hierbij maak ik gebruik van primaire bronnen zoals speeches en lezingen van Kwame Nkrumah alsook literatuur van historici en postkoloniale professoren als Eric Hobsbawm en Frantz Fanon. Voor het bronnenonderzoek naar de geschiedenis van Afrikaanse batikstoffen ben ik afgereisd naar het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHC). Hier bevindt zich een bibliotheek met een textielhistorisch depot.
5
HOOFDSTUK 1 – IDENTITEIT EN NATIVISME 1.1 Synopsis Hoofdstuk 1 geeft antwoord op de vraag wat identiteit is en wat nativisme is. Identiteit is een dynamisch begrip, waarbij de focus in deze scriptie ligt op nationale identiteit. De identiteit van ‘het zelf’ ontstaat mede door de bepaling wie ‘de Ander’ is. Het ‘Wij-‐ gevoel’ kan versterkt worden door een gemeenschappelijke geschiedenis. Wanneer men tradities en culturen uit het verleden gebruikt voor identiteitsvorming wordt dit nativisme genoemd. Dit wordt theoretisch ondersteund door de term ‘hybridity’ van de postkoloniale auteur Homi Bhabha, het begrip ‘de Ander’ van de Palestijns-‐Amerikaanse postkoloniale schrijver Edward Saïd en ‘Invention of Traditions’ van de Britse Marxistische historicus Eric Hobsbawm. 1.2 Wat is identiteit? Al sinds de antieke tijd houdt men zich bezig met de vraag wat identiteit is en hoe de definitie van identiteit door de jaren heen fluctueert. In de paradox van Theseus vraagt de Griekse filosoof Plutarchus zich af of een schip hetzelfde schip blijft wanneer je alle onderdelen uit elkaar haalt of vervangt. Wanneer er één plank vervangen wordt door een identieke plank lijkt het schip op het eerste gezicht hetzelfde, maar wanneer alle planken vervangen worden door identieke planken heb je visueel gezien hetzelfde schip en gevoelsmatig een ander schip. Dit paradoxale vraagstuk heeft te maken met het toekennen van identiteit aan dingen door de tijd heen, en de houdbaarheid hiervan.3 Identiteit is een dynamisch begrip dat op verscheidene manieren uit te leggen is. Deze scriptie focust zich op nationale identiteit, ofwel de eenwording van een samenleving middels politieke, culturele en sociale gronden. Hoewel ik mij bewust ben van het publiek intellectuele debat of nationale identiteit wel echt bestaat of enkel een ‘culturele gedachtenconstructie is’, is het niet mijn intentie om dit uiteen te zetten in deze scriptie. 4 In een vraagstuk over cultuur en identiteit in heden en verleden onderscheidt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) identiteit als een collectief cultureel bewustzijn dat naast maatschappelijke instituties ook bestaat uit een ‘voortdurende dynamiek van culturele uitingen’. Deze dynamiek manifesteert zich in drie dimensies:
3
R. Van Woudenberg, ‘Het houten schip van Theseus’, Trouw, 25 maart 2003, via: http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1783227/2003/03/25/Het-‐houten-‐schip-‐van-‐ Theseus.dhtml (07 juni 2015) 4 L. Vos, ‘Nationalisme: Reflecties van een historicus’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis 3 (1997), 297
6
1.
Horizontale dimensie. Hierin duiden groepen zichzelf ten opzichte van anderen op basis van verschillende karakteriseringen.
2.
Verticale dimensie. Binnen de verticale dimensie wordt de verhouding en afstand tussen burgers, regering en sociale groepen bepaald.
3.
‘Diachrone’ dimensie. Hierbij wordt gekeken hoe groepen, individuen en de samenleving zich als geheel positioneren ten opzichte van het verleden. Dit kan veranderingen in het cultureel identiteitsbesef teweegbrengen.5
Horizontale dimensie Binnen de horizontale dimensie wordt dus gekeken naar hoe nationale identiteit zich vormt wanneer groepen hun identiteit bepalen door zichzelf te spiegelen met of af te zetten tegen andere groepen. Volgens de Social Identity Theory (SIT) hebben mensen de neiging om zichzelf te classificeren in categorieën als geslacht, geloof of afkomst. Op deze manier kunnen zij niet alleen hun eigen plek in de sociale samenleving bepalen maar ook de identiteit van de ander. Het proces om te bepalen wie ‘het zelf’ is en wie ‘de ander’ is is altijd relationeel en vergelijkend. De betekenisgeving ontstaat in de verschillen; de categorie ‘jong’ is alleen significant in relatie tot de categorie ‘oud’.6
Voor de postkoloniale criticus Edward Saïd is het begrip van ‘de Ander’ een
belangrijk element in het klassiek geworden boek Orientalism (1978). Hierin stelt hij dat de Westerse wereld de Oriënt heeft bedacht door het neer te zetten als exotisch en onderontwikkeld, tegenover het moderne en superieure Westen. ‘De Ander’ staat hierbij voor de bevolking van het Midden-‐Oosten, die in alles inferieur en fundamenteel anders is ten opzichte van de Westerse beleving. Het Westen beschouwt zich als verlicht, vooruitstrevend en in het bezit van een ‘strikte religieuze en seksuele moraal’. Hierin is zij op alle gebieden de tegenpool van de oosterse mens, waardoor het Westen volgens Saïd het recht en de plicht claimt om ‘over oosterse volkeren te heersen en hen in dat proces op te voeden tot de Westerse moderniteit’.7 Modernisering (binnen communicatie en transport) zou sociale groepen assimileren en samenbrengen. Volgens de Amerikaanse politicoloog Walker Connor (1926 -‐) wordt het culturele bewustzijn hiermee juist vergroot, omdat men zich meer bewust wordt van verschillen tussen henzelf en de ander:
5
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, ‘Hoe veranderen nationale culturele identiteiten in de tijd?’ (30 mei 2011), via https://www.knaw.nl/nl/thematisch/de-‐nederlandse-‐wetenschapsagenda/cultuur-‐en-‐ identiteit-‐in-‐heden-‐en-‐verleden/hoe-‐veranderen-‐nationale-‐culturele-‐identiteiten-‐in (07 juni 2015) 6 B.E. Ashfort, F. Mael, ‘Social Identity Theory and the Organization’, The Academy of Management Review vol 14 nr 1 (januari 1989), 21. 7 M. Leezenberg, G. De Vries, Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen (Amsterdam 2012), 289, 290.
7
‘De invloed hiervan is tweevoudig. Een individu wordt zich niet alleen bewust van andere etnische groepen; hij wordt zich ook meer bewust van diegenen waarmee hij een identiteit deelt’.8 Het ontstaan van ‘de Ander’ komt dus vanuit het perspectief van ‘het zelf’, de betekenis hiervan is daardoor aan verandering onderhevig. Het perspectief van ‘het zelf’ is per individu of groepering verschillend, en daardoor is zowel de identiteit van ‘het zelf’ als ‘de Ander’ nooit een statisch begrip. Daarnaast is het begrip ook onderhevig aan de karakterisering waarin men zich vergelijkt, bijvoorbeeld taal of afkomst. Verticale dimensie Binnen de verticale dimensie wordt de verhouding en afstand tussen burgers, regering en sociale groepen bepaald. Wederom is de definiëring van groeperingen en individuen hierbij erg belangrijk om deze verhoudingen te bepalen. De marxistische Italiaanse auteur Antonio Gramsci (1891-‐1937) herleidt deze culturele verhoudingen tot twee groeperingen. Ten eerste beschrijft hij de notie van hegemonie oftewel culturele en ideologische overheersing. De arbeidersklasse moet voor een revolutie alle klassen op één lijn weten te krijgen qua cultuur en wereldbeeld. Dit is een voorwaarde voor het verwerven van staatsmacht, hoewel een staat ook hegemonisch kan zijn wanneer deze door de bevolking als legitiem wordt ervaren. Alle klassen, groeperingen en culturele verschijningen die niet hegemonisch zijn worden door Gramsci subaltern genoemd. Deze groepen zijn in cultureel opzicht ondergeschikt en minderwaardig. Maatschappelijke ontwikkelingen kunnen enkel plaatsvinden door een veranderend klassenbewustzijn of veranderende kennis.
9
Gramsci noemt de bevolking die
streekdialect spreekt subaltern, maar voor iemand die niet neerkijkt op streekdialect zou deze groep wel tot de hegemonie kunnen behoren. Je zou dus kunnen stellen dat degene die betekenis geeft of oplegt aan dit klassenbewustzijn veel macht heeft. Homi Bhabha is een invloedrijke schrijver binnen postkoloniale studies. Hij meent dat ‘een idee of ideologie slechts hegemonisch kan zijn doordat ze steeds wordt herhaald en herbevestigd tegenover als subaltern, dus als ‘ander’, voorgestelde en verworpen alternatieven’. Hij denkt echter niet in binaire opposities, maar spreekt van hybriditeit; een term om de samensmelting van uiteenlopende of contraire tradities aan
8
W. Connor, ‘Nation-‐Building or Nation-‐Destroying’, World Politics 24 (1972), 328, 329. Via J. Erk, Taaldiversiteit, democratie en grondwetten in federale stelsels (2007), http://media.leidenuniv.nl/legacy/spankracht%20-‐ %20erk.pdf 9 M. Leezenberg, G. De Vries, Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen (Amsterdam 2012), 203 -‐ 205.
8
te geven.10 De verhouding en afstand tussen burgers, regering en sociale groepen zijn dus dynamisch omdat zij onderhevig zijn aan een veranderend klassenbewustzijn of collectieve kennis. De betekenisgeving aan posities is ook geen statisch begrip, door hybride tradities kunnen rollen en relaties veranderen. ‘Diachrone’ dimensie Hierbij wordt gekeken hoe groepen, individuen en de samenleving zich als geheel positioneren ten opzichte van het verleden. Dit kan veranderingen in het cultureel identiteitsbesef teweegbrengen. Volgens de Jamaicaanse cultureel socioloog Stuart Hall (1932 -‐ 2014) is identiteit een naam die een volk geeft aan de verschillende posities waarin zij geplaatst wordt binnen de narratieven van het verleden, maar waar zij zichzelf ook in plaatst.11 Culturele identiteit kan op twee manieren worden bekeken. Enerzijds is er “de gemeenschappelijke historische ervaring en gedeelde culturele codes die ons profileren als één volk’ en anderzijds de “diepe, significante verschillen die opmaken ‘wat we werkelijk zijn’”.12 Het ‘wij’-‐gevoel is erg belangrijk voor een nationale identiteit. Dit gemeenschapsgevoel kan versterkt worden doordat een volk zich afzet tegen ‘de Ander’. De Amerikaanse politicoloog Benedict Anderson (1936 –) noemt dergelijke gemeenschappen imagined communities. Bij een imagined community is het onmogelijk om alle medeleden ooit persoonlijk te treffen, en is er een sterk gemeenschapsgevoel onder de leden. Volgens Anderson komt dit door de verbindende factor van nationalisme, die de hiaten binnen een seculariserende maatschappij kan opvullen. Vaak ontstaan imagined communities ook met behulp van symbolen, zoals wapenschilden en vlaggen.13 De Social Identity Theory meent dat sociale groeperingen ontstaan door een identificatie met het lot van de groep; men voelt zich persoonlijk betrokken bij successen of mislukkingen van de groep. Die identificatie wordt voortgezet in situaties waarbij er sprake is van grote verliezen of lijden.14 De Amerikaanse politicoloog Karl Deutsch noemt dit proces van verandering ‘sociale mobilisatie’. In deze fase vinden er veranderingen plaats op vele vlakken, zoals (politieke) omgeving, onderkomen en de sociale omgeving. Het is een proces waarbij grote delen van de oude sociale, economische en psychologische commitments verdwijnen of stuk gaan, waarna mensen
10
Ibidem, 293, 294. S. Hall, ‘Cultural Identity and Diaspora’, Identity: Community, Culture, Difference (Londen 1990), 225. 12 S. Hall, ‘Minima Selves’ via A. Gray, J. McGuigan, Studying Cultures: An Introductory Reader (Londen, 1990) 223 t/m 225. Via SMBA Newsletter 130, Hollandaise. 13 B. Anderson, Verbeelde gemeenschappen. Bespiegelingen over de oorsprong en de verspreiding van het nationalisme (Amsterdam, 1995). 14 B.E. Ashfort, F. Mael, ‘Social Identity Theory and the Organization’, The Academy of Management Review vol 14 nr 1 (januari 1989), 21. 11
9
ontvankelijk worden voor nieuwe patronen van socialisatie en gedrag.15 De identiteit van gemeenschappen is dus belangrijk voor de natievorming, waarbij deze identiteit steunt op de herinnering aan het verleden. Volgens de historicus Louis Vos maakt de mens “[…] zijn eigen identiteit, voortbouwend op de culturele gegevens die hem uit het verleden (zijn eigen verleden of dat van de gemeenschap) zijn aangereikt, waarbij hij gestuurd wordt door de toekomst die hij voor zichzelf uitstippelt of droomt”.16 Het baseren van een identiteit die gebaseerd is op culturele aspecten uit het verleden wordt ook wel nativisme genoemd. In de volgende paragraaf wordt het begrip nativisme nader uitgelegd. 1.3 Nativisme Het begrip nativisme wordt gebruikt in verscheidene onderzoeksgebieden, met elke keer weer een andere betekenis. Deze scriptie focust zich voornamelijk op de politieke vorm van nativisme. Omdat er geen eenduidige definitie van (politiek) nativisme bestaat beschrijf ik hieronder mijn interpretatie en dus werkdefinitie van nativisme, aan de hand van Prashad en de Iraanse politicoloog Mehrzad Boroujerdi. De term nativisme komt van het Engelse woord ‘native’, oftewel autochtoon of ‘oerbewoner’. Boroujerdi onderscheidt nativisme van omgekeerd oriëntalisme. Bij omgekeerd oriëntalisme wordt het Westen gezien als ‘de Ander’ door landen die voorheen vanuit de Westerse optiek als Oriëntaals werden bestempeld. De voorwaarden voor oriëntalisme worden niet gewijzigd, enkel het subject. Bij nativisme is er volgens Boroujerdi echter sprake van een doctrine die roept om de herrijzenis, het herstel of de continuering van inheemse culturele geloven, gebruiken en waarden. Nativisme is het verlangen naar de terugkeer van ‘onbedorven, autochtone culturele tradities’.17 Prashad rept ook over deze culturele fantasie, waarbij men authentiek nationalisme vertoont door het behoud van onbezoedelde tradities. Het beeld van inheemse stammen wordt geromantiseerd, evenals hun oude gebruiken en tradities. Deze romantisering ontstaat tijdens de kolonisatieperiode, waarbij imperialisten de inheemse culturen belasterden en hun eigen cultuur probeerden op te leggen.18 De Franse schrijver Frantz Fanon (1925-‐1961) wijt deze ‘gepassioneerde’ zoektocht naar een pre-‐koloniaal nationaal verleden aan de angst van autochtone intellectuelen om overspoeld te worden door de Westerse cultuur. Door deze Westerse
15
K.W. Deutsch, ‘Social Mobilization and Political Development’, The American Political Science Review 3 (1961) 493, 494. 16 L. Vos, ‘Nationalisme: Reflecties van een historicus’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis 3 (1997), 299. 17 M. Boroujerdi, Iranian Intellectuals and the West: The Tormented Triumph of Nativism, (Syracuse 1996), 14. 18 V. Prashad, The Darker Nations. A People’s History of the Third World (New York, 2008), 82, 83.
10
overheersing op zowel mentaal als fysiek vlak raken de intellectuelen bang om te sterven, waardoor zij (samen met hun cultuur) verwijderd zullen raken van hun volk. Om deze reden gaan zij op zoek naar de pre-‐koloniale levensoorsprong van hun volk, zodat zij deze cultuur weer door kunnen geven.19 De vraag naar nativisme lijkt dus vanuit de intellectuelen te komen, terwijl de uitvoering bij de culturele onderlagen van de samenleving gezocht wordt. Tot slot noemt de Noorse historicus Odd Arne Westad (1960 -‐ ) nativisme als een belangrijk ideologisch wapen tegen de kolonisatoren. De nativisten hoopten de toekomst van hun volk te kunnen bepalen na de onafhankelijkheid door hun geschiedenis en religie als wapen te gebruiken. Westad claimt dat veel postkoloniale leiders de oude normen en waarden uit hun postkoloniale verleden als leidraad voor de toekomst gebruikten. Door autochtone tradities te eren en krachtig leiderschap te vertonen kon de natie weer opgebouwd en hervormd worden op economisch, sociaal en militair gebied. Toch streeft men wel naar een moderne staat.20 Een valkuil bij de zoektocht naar oude tradities en autochtone cultuur is de subjectiviteit en veranderlijkheid hiervan. Veel tradities claimen oud te zijn maar zijn in wezen van recente origine of zelfs bedacht. De Britse historicus Eric Hobsbawm noemt dit de invention of traditions. Hierbij zijn er twee mogelijkheden. Of er wordt door een volk of een machtshebber gebruik gemaakt van oude tradities binnen nieuwe omstandigheden en voor nieuwe doeleinden, waardoor de oude traditie evolueert en aangedikt wordt. Of er wordt op basis van formalisering en ritualisering een nieuwe traditie bedacht die refereert aan het verleden. Deze wordt dusdanig vaak herhaald dat het net lijkt alsof de traditie al jarenlang bestaat.21 Nativisme kan dus ontstaan vanuit een periode van culturele onderdrukking, bijvoorbeeld tijdens het kolonialisme. Uit angst voor assimilatie en het verdwijnen van cultureel erfgoed focussen volkeren en machtshebbers zich op oude waarden en tradities uit het verleden, al dan niet bedacht of aangepast. Dit voelt voor hen als een wapen tegen de (culturele) overheersing van de kolonisator. Het culturele verleden wordt geromantiseerd, waarbij de vraag naar nativisme voornamelijk van bovenaf komt en de implementatie van nativisme van onderaf moet gebeuren.
19
F. Fanon, Wretched of the Earth (New York 1963), 209, 210. O.A. Westad, The Global Cold War. Third World Interventions and the Making of Our Times (Cambridge, 2006) 80-‐83. 21 E. Hobsbawm, T. Ranger, The Invention of Tradition (Cambridge 1983) 20
11
HOOFDSTUK 2 – PANAFRIKANISME EN DE ROL VAN KWAME NKRUMAH 2.1 Synopsis Dit hoofdstuk behandelt de betekenis van panafrikanisme en de rol van Kwame Nkrumah bij zowel het panafrikanisme als de wederopbouw van de Ghanese identiteit. Panafrikanisme strijdt voor een socialistische Afrikaanse eenheid, terwijl nativisme zich focust op de geschiedenis en vorming van één natie. Kwame Nkrumah probeert Ghana op te bouwen aan de hand van oude, traditionele symbolen (zoals de Ghanese vlag), maar stelt hierbij het panafrikanisme als voorwaarde. 2.2 Historische context Ghana Het is niet al goud wat blinkt. De grondstof waaraan Goudkust vanaf 1471 haar naam ontleende heeft het land, en met name haar kolonisatoren, veel voorspoed gebracht. Het West-‐Afrikaanse rijk, gunstig aan de kust gelegen, herbergde al sinds de 15e eeuw buitenlandse kolonisten die door middel van handelsposten wilden verdienen aan het edele metaal. Portugese ontdekkingsreizigers ontwaarden als eerste Goudkust, daarna volgden de Fransen, Engelsen, Nederlanders, Zweden en Denen. Vanuit de kust werd handel gedreven met verschillende stammen in het binnenland, zoals de Ashanti. In de tweede helft van de 19e eeuw, respectievelijk 1850 en 1872, verkochten of ruilden zowel de Denen als de Nederlanders hun handelsforten aan het Britse rijk. Het in het binnenland gevestigde Ashanti-‐rijk gaf zich echter niet zonder slag of stoot gewonnen. De Engelsen konden het binnenland van Ghana pas in 1900 als eigendom beschouwen, na een gewelddadige confiscatie van bijna 30 jaar.22 Een element dat bij heeft gedragen aan de ondergang van het Ashanti-‐rijk was de bouw van een 274 km lange spoorweg van de haven van Sekondi naar de Ashanti-‐ hoofdstad Kumasi. Deze spoorweg droeg ook bij aan de florerende exporthandel van cacao, bauxiet en goud; Goudkust was geen one-‐commodity land.23 De handel in cacao zorgde tussen 1870 en 1913 voor een impuls van de groei van het inkomen per hoofd van 1,3%.24 Vanaf 1920 leverde Goudkust meer dan de helft van alle cacao in de wereld. Deze economische bloei zorgde ook voor meer welzijnswerk, onder andere in de vorm van (universitaire) educatie.25
22
A. Manders, ‘Geschiedenis van Ghana’ (versie 29 december 2009), via http://eof-‐ ghana.org/ghana/geschiedenis.html (3 juni 2015) 23 J. Van Criekinge, ‘Historisch Overzicht van de Spoorwegen in West-‐Afrika’, Afrika Focus vol. 5, 3/4 (1989), 139. 24 W. Easterly, The White Man’s Burden. Waarom heeft ontwikkelingshulp meer kwaad dan goed gedaan? (New York, 2006), 287. 25 J.D. Fage, ‘Colonial Period Ghana’ (versie 14 november 2013), via http://www.britannica.com/EBchecked/topic/232376/Ghana/76829/Colonial-‐period (4 juni 2015)
12
Na de Eerste Wereldoorlog wordt het Duitse Togoland in 1922 via de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties, toegewezen aan het Britse rijk. In 1949 richt politicus en toekomstig dictator Kwame Nkrumah de politieke partij Convention’s People Party (CPP) op, met als doel een onafhankelijk Goudkust. Vanaf 1951 wordt hij met zijn partij democratisch gekozen om te regeren in Goudkust. In 1956 worden Brits Togoland en Goudkust samengevoegd, waarna Goudkust in 1957 de status van onafhankelijkheid krijgt – door toedoen van Nkrumah en zijn CPP. Het nieuwe land wordt Ghana genoemd en is ook lid van de Verenigde Naties (VN). Zoals eerder genoemd is Ghana het eerste Afrikaanse land dat zich weet te bevrijden van het blanke, koloniale juk. Nkrumah voelt zich in hoogsteigen persoon verantwoordelijk voor de collectieve bevrijding van alle andere Afrikaanse landen. Hoewel de Koude Oorlog net is uitgebroken en veel (Westerse) landen moeten kiezen of zij zich achter Rusland of de VS willen scharen, strijdt Nkrumah voor een verenigd en vrij socialistisch Afrika onder de noemer ‘panafrikanisme’. In 1960 wordt Ghana een Republiek met Nkrumah als eerste president. Er ontstaat een eenpartijstelsel met de CPP als enige begunstigde, waarna Nkrumah langzaam doorschiet in zijn rol als founding father van Ghana. Hij laat zichzelf ‘Osagyefo’ noemen; de Verlosser. Corruptie drukt steeds meer een stempel op de Ghanese economie en het dagelijks leven in het land, waarna Nkrumah in 1966 door een militaire coup wordt afgezet.26 2.3 Panafrikanisme Op 14 mei 2015 werd ‘Der Internationale Karlspreis zu Aachen’ uitgereikt, een onderscheiding voor mensen die uitzonderlijk hebben bijgedragen aan de Europese eenheid. Deze eer viel dit jaar ten deel aan de heer Martin Schulz, momenteel voorzitter van het Europese Parlement in Brussel. De president van Frankrijk, François Hollande, sprak in zijn laudatio voor Schulz over Europese eenheid: “pour être pleinement européen il faut être pleinement de quelque part”. 27 Frans Timmermans, voormalig Nederlands minister van Buitenlandse Zaken en heden ten dage Eurocommisaris en eerste vice-‐voorzitter van de Commissie-‐Juncker, vertaalde Hollandes zin als ‘je kan pas echt Europeaan zijn als je echt ergens geworteld bent’. Hij concludeerde dat er dus een
26
O. Davies, ‘Independence Ghana’ (versie 14 november 2013), via http://www.britannica.com/EBchecked/topic/232376/Ghana/76830/Independence (4 juni 2015) 27 F. Hollande, ‘Remise du Prix Charlemagne à Martin Schulz’ (versie 14 mei 2015), http://www.karlspreis.de/en/laureates/martin-‐schulz-‐2015 (16 mei 2015)
13
directe en onmisbare band is tussen waar je vandaan komt en waar je naartoe wilt; ‘Alleen wie stevig op de grond staat kan zichzelf volledig oprichten’.28
Je kunt dus pas Europeaan zijn als je zelf geworteld bent in je eigen land; zonder
nationalisme kun je geen onderdeel zijn van een groter geheel. Wanneer je deze these probeert toe te passen op de identiteitsvorming van Afrika tijdens de postkoloniale periode is echter het tegendeel waar. In deze tijd gold juist het credo dat je pas een natie kon vormen vanuit de achtergrond van een verenigd Afrika, ofwel panafrikanisme. Hierbij wordt gestreefd naar een socialistische Afrikaanse statenbond. Waar bij nativisme de verheerlijking van tradities en het verleden van één land centraal staat, probeert het panafrikanisme alle Afrikaanse landen te verbinden door hen te wijzen op hun overeenkomsten en de wens voor culturele en politieke zelfbeschikking. Het concept van Andersons imagined communities is dus niet alleen van toepassing op naties; een continent kan ook een imagined community zijn. Hierbij is het idee ‘Afrika’ niet afgebakend door geografische grenzen, maar verwijst het ook naar de Afrikaanse diaspora. De panafrikaanse imagined community is dus niet exclusief voorbehouden aan het continent Afrika, maar bevat ook migranten van Afrikaanse origine. De opbouw van het panafrikanisme werd gedaan door invloedrijke intellectuelen met een vurige wens voor economische en culturele hervorming.29 Vanuit de achtergrond van nationalisme en etnische authenticiteit riepen met name deze intellectuelen weerstand op bij sommige Afrikanen. Veel van hen werden gezien als ‘buitenlandse, zwarte intellectuelen’ die hun opleiding hadden genoten in het Westen, waardoor zij gelinkt werden aan de imperialisten. Dit terwijl het panafrikanisme juist een reactie was op de koloniale exploitatie en discriminatie. Doordat Afrika werd gekarakteriseerd door ‘culturele, raciale, politieke en burgerlijke heterogeniteit’ kon het panafrikanisme versterkend werken voor nativistische sentimenten. Daarom werd besloten om eenheid te zoeken in de gezamenlijke vijand; het blanke Westen.30 2.4 Kwame Nkrumah en de culturele opbouw van Ghana
Geboren te Goudkust in 1909 bracht Kwame Nkrumah zijn jeugd door in de
hoofdstad van Ghana, Accra. Hoewel Nkrumah vanuit zijn katholieke achtergrond overwoog om priester te worden, besloot hij toch vanuit een nationalistisch Afrikaans sentiment om te gaan studeren in Pennsylvania. Hij deed dit aan de Lincoln University,
28
F. Timmermans, Facebook-‐update (versie 14 mei 2015), https://www.facebook.com/frans.timmermans/posts/911300338892826 (15 mei 2015) 29 F. Cooper, ‘Conflict and Connection. Rethinking colonial African history’, The Decolonization Reader (New York, 2003) 35, 36. 30 A.J. Norval, ‘Decolonization, Demonization and Difference. The difficult constitution of a nation’, The Decolonization Reader (New York, 2003) 261-‐263.
14
een zogeheten Historically Black University, waar hij onder andere economie, sociologie en filosofie studeerde.
31
Hier kwam Nkrumah in aanraking met andere
(communistische) intellectuelen, waarbij hij al snel duidelijk maakte dat ‘hij plannen had om de Europeanen Afrika uit te gooien’.32 Kwame Nkrumah had grootse plannen voor Ghana toen er een onafhankelijkheidsgolf over Afrika trok vanaf 1960.
“Ghana, your beloved country is free forever!”33 Dit statement komt uit de
onafhankelijkheidsspeech van Nkrumah op 6 maart 1957, wanneer Ghana na een decennialange strijd vrij is verklaard van haar voormalig kolonisator Groot-‐Brittannië. Deze vrijheid heeft volgens Nkrumah echter nog geen betekenis zolang andere landen in Afrika nog gekoloniseerd zijn. “[…] We are going to create our own African personality and identity. It’s the only way that we can show the world that we are ready for our own battles”. 34 Voor zover zijn er overeenkomsten tussen panafrikanisme en nativisme; beide gaan op zoek naar de opbouw van een sterke staat op basis van hun oude cultuur, met behoud van moderniteit. Volgens Westad gebruikten postkoloniale leiders nativisme voor deze opbouw door autochtone tradities te eren en krachtig leiderschap te vertonen. Nkrumah was niet alleen een Westers opgeleide intellectueel die het concept van panafrikanisme met verve uitdroeg, hij probeerde ook Ghana weer op te bouwen. De mogelijke achterdocht die bij de Ghanese bevolking zou kunnen ontstaan door zijn Westerse opleiding en zijn pro-‐panafrikaanse houding wist hij te compenseren door charismatisch leiderschap te combineren met een focus op de culturele opbouw van Ghana.
De culturele opbouw van Ghana ontstond al bij de keuze van de naam; toen
duidelijk werd dat de Onafhankelijkheid daadwerkelijk plaats zou vinden kwam Nkrumah met het voorstel om de naam van Goudkust te veranderen in Ghana. In zijn boek ‘I Speak of Freedom’ (1961) legt hij uit welke bezwaren hij heeft tegen de naam Goudkust; ten eerste was Goudkust nooit de oorspronkelijke naam van het land maar een naam die vanaf de 17e eeuw door de Fransen en daaropvolgend door de Nederlanders werd gegeven aan de kuststreek van hun kolonie. Daarnaast is de naam ‘Gold Coast’ enkel een Engelse vertaling. Elk Europees land had zijn eigen vertaling voor Goudkust, maar Nkrumah wilde door de Onafhankelijkheid geen enkele verwijzing meer hebben naar voormalig kolonisatoren; “The Government consider it very undesirable that the Gold Coast should begin its independent international life with as many names as there
31
D. Rooney, Kwame Nkrumah: the political kingdom in the Thirld World (Londen, 1988), 12-‐13. M. Sherwood, Kwame Nkrumah: The years abroad 1935-‐1947 (Ghana 1996), 114. 33 K. Nkrumah, “Ghana is free forever” (versie 6 maart 1957), via http://www.bbc.co.uk/worldservice/focusonafrica/news/story/2007/02/070129_ghana50_independence_speec h.shtml (16 mei 2015) 34 Ibidem 32
15
are languages represented in the United Nations”.35 In plaats daarvan kiest hij voor de naam Ghana, gebaseerd op het voormalige koninkrijk Ghana (830 v. Chr. – 1235). Goudkust was ooit onderdeel van dit rijk, en het koninkrijk Ghana stond vroeger bekend om haar succesrijke handelsrelaties met andere Afrikaanse en zelfs Europese landen. Volgens de verhalen kwamen studenten van heinde en ver om filosofie, wiskunde, rechten en geneeskunde te studeren in Ghana. Nkrumah claimt hierbij dat deze naam met trots is gekozen, niet vanuit romantisering maar als inspiratie voor de toekomst.36
Een ander symbolisch identiteitsattribuut is de Ghanese vlag. Voor Nkrumah’s
onafhankelijkheidsspeech werd de Engelse ‘Union Jack’ langzaam naar beneden gehaald, waarna de Ghanese vlag werd gehesen.37 Dit ritueel stond symbool voor de overgang waarin Ghana zich op dat moment bevond. Het ontwerp van de Ghanese vlag zelf staat echter ook bol van de symboliek. De oorsprong ligt bij de vlag van Ethiopië. Dit Afrikaanse land is nagenoeg nooit gekoloniseerd geweest en staat voor veel panafrikanistische aanhangers daarom symbool voor de Afrikaanse onafhankelijkheid. De Ethiopische vlag (zie afbeelding 1) bestaat uit de kleuren groen, geel en rood en bevat een blauw, stervorming embleem in het midden. De groene kleur staat symbool voor de fertiliteit van het land, geel staat voor religieuze vrijheid en het rood staat voor de levens die opgeofferd zijn ten bate van de nationale integriteit. Het blauwe embleem symboliseert gelijkheid voor de bevolking op het vlak van etniciteit, geloof en gender.38 De betekenisgeving aan de kleuren wil nogal eens veranderen, hoewel de strekking hetzelfde is. Deze kleuren werden later overgenomen als panafrikaanse kleuren. Bij de Ghanese vlag is de kleurvolgorde rood – geel – groen. Daarnaast wordt de middelste streep niet geel maar goud genoemd, omdat het staat voor de mineralen die het land rijk is. Misschien is er voor de kleur rood als bovenste streep gekozen omdat de strijd voor onafhankelijkheid nog zo vers was. In het midden van de Ghanese vlag bevindt zich een zwarte ster, een referentie naar de ‘Black Star Line’. Dit was een scheepvaartonderneming van de Jamaicaanse panafrikanist Marcus Garvey. Hij trachtte met dit project goederen en Afro-‐Amerikanen (terug) naar Afrika te verschepen, daarom staat de zwarte ster symbool voor Afrikaanse eenheid en emancipatie. Omdat Ghana een
35
K. Nkrumah, I Speak of Freedom ( Groot-‐Brittannië 1961), 81. Ibidem, 67-‐68. 37 Ibidem, 106. 38 D. Gutterman, via B. Berry, ‘Federal Democratic Republic of Ethiopia’ (01 juni 2014), via http://www.crwflags.com/fotw/flags/et.html 36
16
succesverhaal was vormde het een voorbeeld voor andere Afrikaanse landen, wiens vlaggen duidelijk geïnspireerd zijn op de Ghanese vlag.39
Afbeelding 1. Vlag Ethiopië
Afbeelding 2. Vlag Ghana
Hoofdstuk 3 – Top-‐down leiderschap en culturele natievorming 3.1 Synopsis In dit hoofdstuk wordt uitgelegd welke rol Kwame Nkrumah had bij de natievorming van Ghana, en welk aandeel zijn type leiderschap hierbij had. Ook wordt onderzocht in hoeverre nativisme een rol heeft gespeeld bij het top-‐down implementeren van culturele identiteit door leiders en instituties. Ghana werd een vruchtbare bodem voor nationalisme, en Nkrumah sprong hier handig op in met zijn charismatisch leiderschap. Hiermee overklaste hij de oorspronkelijke leiding van inheemse stammen. 3.2 Context nationale identiteitsvorming Ghana Zoals eerder in de inleiding is uiteengezet was Ghana in 1945 het rijkste land in Afrika. Er waren geen interne rassenconflicten en het was het eerste land dat onafhankelijkheid wist te verkrijgen. Daarnaast heeft het land een gunstige ligging aan de kust, en herbergt Ghana de exportproducten goud en cacao. Toch is de economie bergafwaarts gegaan vanaf de komst van Nkrumah, tot het moment dat het land in 1983 meedeed aan een Economic Recovery Program van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). 40 De politieke filosoof Pieter Boele van Hensbroek stelt in Only One Crocodile in the Creek dat de leiders die de Afrikaanse revolutie hebben ontketend, ook verantwoordelijk zijn voor
39
Afrikaanse Toestanden, ‘De Afrikaanse vlaggen verwarring tijdens het WK is de schuld van het panafrikanisme’ (16 juni 2014), via http://www.afrikaansetoestanden.nl/afrika-‐is-‐geen-‐land/de-‐afrikaanse-‐vlaggen-‐verwarring-‐ tijdens-‐het-‐wk-‐is-‐de-‐schuld-‐van-‐het-‐pan-‐afrikanisme/ (18 mei 2015) 40 Emerging Africa, ‘Ghana’ (versie 2015), via http://www.emergingafrica.nl/landen-‐afrika-‐economie/west-‐ afrika/67-‐ghana (18 mei 2015)
17
het om zeep helpen van deze zelfde revolutie. Door de personificatie van de identiteit van een land met een specifieke leider is de kans groot dat deze identiteit weer verdwijnt als de leider ook van het toneel verdwijnt. 41 Binnen welke context is de identiteitsvorming van Ghana ontstaan onder leiding van Nkrumah? De ontwikkeling van Ghana als eerste onafhankelijke Afrikaanse land en de keuze van Kwame Nkrumah als leider berusten beiden niet op toeval. Beide gebeurtenissen hebben een uitgestippeld ontwikkelingstraject doorstaan. De expansiedrift van de Britten resulteerde onder andere in de Britse Goudkust, een kolonie die heeft bestaan van 1821 tot 1957. Deze kolonisatie bracht volgens Boele van Hensbroek ook een verandering in Afrikaans leiderschap met zich mee omdat er een geschoolde elite ontstond. Voordat de kolonisatoren in het midden van de negentiende eeuw begonnen samen te werken met traditionele leiders waren er veel hogere functies weggelegd voor deze educated elite. Hen werd echter verloochening van de culturele identiteit verweten, om baat te hebben bij de samenwerking met de Britten. Door racistische ideologie werden de hoge functies weer ingenomen door blanken, en de geschoolde elite begon samen te werken met de traditionele Afrikaanse leiders. Dit resulteerde onder andere in de Mankessim Declaration uit 1871, waarin verscheidene lokale, invloedrijke leiders uit Goudkust een blauwdruk uitbrachten waarin een ‘Afrikaanse ‘eigen weg’ [en] ontplooiing voor de ‘neger’’ wordt onderstreept. Goudkust veranderde hierdoor in een vruchtbare grond voor nationalisme. 3.3 Type leiderschap Nkrumah Voordat Nkrumah zijn politieke partij ‘Convention’s People Party’ (CPP) in 1949 oprichtte is hij door het land getrokken om ondersteuning en begrip van het volk te krijgen. De CPP werd opgericht om de onafhankelijkheid van toen nog Goudkust te voltrekken. Nkrumah ondersteunde actief het idee dat ook vrouwen deel moesten nemen in de strijd tegen het imperialisme, waardoor zijn achterban significant groter werd. Daarnaast kreeg hij steun van de vakbonden. Dit proces kan je definiëren met behulp van het begrip ‘sociale mobilisatie’ van Deutsch. Door veranderingen in de sociale en politieke omgeving raken mensen en groepen meer ontvankelijk voor nieuwe commitments.
Het type leiderschap dat Nkrumah vanaf het begin van de CPP vertoonde is
typisch voor de nieuwe garde leiders. Enerzijds was er in hun streven naar een nieuw
41
P. Boele van Hensbroek, ‘Only One Crocodile in the Creek: Afrikaans leiderschap ter discussie’, Groniek 188 (2010), 249.
18
Afrika geen ruimte voor ‘traditionele leiders, laat staan inheemse culturele en politieke vormen’.42 De these van Nkrumah’s Convention’s People Party was dan ook ‘Forward Ever, Backward Never’. Nadat Nkrumah als minister-‐president van Ghana was verkozen liet hij de politieke oppositie op slinkse manieren verdwijnen, opsluiten of vermoorden. Deze tactiek werd in die tijd door meerdere Afrikaanse leiders gebezigd. Een zogeheten éénpartijstelsel was hiervan het resultaat; there can be only one male crocodile in the creek. Hoe komt het dat het Afrikaanse volk deze depolitisering slikt, terwijl het rechtstreeks ingaat tegen de traditionele Afrikaanse maatschappij die vele vormen van leiderschap bevat? 43 Joshua Derman herleidt het succes van Nkrumah en andere, soortgelijke Afrikaanse leiders tot hun charisma. Hij haalt het onderzoek van David Apter uit 1955 aan, genaamd The Gold Coast in Transition. Hierin beweert Apter dat de traditionele stamhoofden hun politieke autoriteit verloren na de onafhankelijkheid, omdat zij hun legitimiteit verkregen door samen te werken met de Britse imperialisten. Toen de Britten verdwenen ontstond echter geen vorm van anomie, een situatie waarin de normaal geldende culturele en sociale regels wegvallen.44 Dit kwam omdat Kwame Nkrumah dit gat opvulde met zijn charismatisch leiderschap, waarbij vele lagen van de samenleving zich aangesproken voelden. Derman claimt dat in een dergelijke transitionele periode een postkoloniale gemeenschap ontvankelijk is voor charismatisch leiderschap: “In societies where colonialism had eroded traditional, tribal forms of authority, but where modern, “rational” forms of legitimacy were not yet present, irrational and emotional appeals could be particularly successful if made by extraordinary individuals who claimed to embody the spirit of the nation.”45 Immanuel Wallerstein meent dat de ‘charismatische autoriteit van een lokale held’ regionale en etnische verschillen kan overbruggen door de loyaliteit van deze groepen te verplaatsen van traditionele instituties naar de nieuwe blauwdruk van een natiestaat.46 Kwame Nkrumah richtte pas zijn politieke partij de CPP op nadat hij zeker
42
P. Boele van Hensbroek, ‘Only One Crocodile in the Creek: Afrikaans leiderschap ter discussie’, Groniek 188 (2010), 241. 43 Ibidem, 242. 44 Encyclo, ‘Encyclopedie van de Antropologie’, via http://www.encyclo.nl/lokaal/10589 (18 mei 2015) 45 J. Garwin, Max Weber in Politics and Social Thought. From Charisma to Canonization (Cambridge, 2013) 208, 209. 46 Immanuel Wallerstein, Africa: he Politics of Independence (New York: Vintage, 1961), 94, 99. Via J. Garwin, Max Weber in Politics and Social Thought. From Charisma to Canonization (Cambridge, 2013) 210
19
was van ondersteuning door verschillende mensen en groepen binnen de Ghanese bevolking. Op deze manier was hij verzekerd van bijstand. Daarnaast had hij een degelijke en betrouwbare indruk achtergelaten op de Bandungconferentie op Java in 1955, waardoor hij ook door andere Afrikaanse en buitenlandse leiders als krachtig werd ervaren. Zijn onafhankelijkheidsspeech deed Nkrumah nobel voorkomen, met zijn streven naar een volledig onafhankelijk Afrika als topprioriteit. Hij deed de wederopbouw van Ghana als een bottom-‐up proces voorkomen, terwijl in werkelijkheid de natievorming topdown werd gerealiseerd. In een geautoriseerde biografie over Nkrumah uit 1960 wordt hij omschreven als een soort Ghanese Jezus; “[…]for without him we would no doubt have existed but we would not have lived. […] What we owe him is greater even than the air we breathe, for he made us as surely as he made Ghana.”47 Niet lang na zijn terugkomst uit Bandung laat hij zich door zijn volgelingen ‘Osagyefo’ noemen, oftewel ‘Verlosser’. Dit is ook het moment waarop hij zijn (politieke) oppositie begint uit te schakelen. In 1961 zegt Nkrumah dat hij de stem van Afrika is en in haar naam spreekt, iets dat volgens hem alle Afrikanen weten; “Therefore no African can have an opinion that differs from mine.”48 Zijn strijd voor het panafrikanisme komt binnen deze context in een compleet ander daglicht te staan. Het charismatisch leiderschap van Nkrumah is dus belangrijk gebleken voor de Ghanese identiteit omdat hij diverse groepen wist te mobiliseren als achterban. Dit vertrouwen in hem en zijn politieke partij overschaduwde de traditionele inheemse stammen. Zij dolven het onderspit doordat Nkrumah het gat opvulde dat ontstond na het vertrek van de Britten uit Ghana. In het volgende hoofdstuk bespreek ik hoe de Ghanese bevolking omgaat met de panafrikaanse besluiten van Nkrumah.
47
Tania Adamafio, A Portrait of the Osagyefo, Dr Kwame Nkrumah (Accra 1960), 95. Via P. Johnson, Modern Times: The World from the Twenties to the Nineties (New York, 1985), 513 48 P. Johnson, Modern Times: The World from the Twenties to the Nineties (New York, 1985), 513
20
HOOFDSTUK 4 – BOTTOM-‐UP CULTURELE VORMING VAN GHANA 4.1 Synopsis In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag ‘In hoeverre worden nativisme en identiteitsvorming van onderaf gevormd, en hoe gaat dit in zijn werk?’ Een belangrijk aspect hierbij is de bepaling van wie ‘de Ander’ is. Vanuit het panafrikaanse gedachtegoed stelde Nkrumah zijn land open voor zwarte Amerikanen, maar de Ghanese bevolking sloot hen buiten. Om de Ghanese identiteit kracht bij te zetten werd door het volk gebruik gemaakt van representatieattributen, zoals Afrikaanse batikstoffen. De herkomst en symboliek hiervan wordt besproken. 4.2 De bottom-‐up bepaling van ‘de Ander’
Het charisma van Nkrumah werkte niet alleen in Afrika. De bevrijding van Afrika liep precies tegelijkertijd met een vrijheidsstrijd aan de andere kant van de oceaan. Begin jaren ’60 waren de hoogtijdagen voor de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten, waar de zwarte bevolking zich, net als in Ghana, probeerde te ontdoen van het blanke juk. Onder de bevolking heerste een soort idyllische nostalgie over het land van herkomst, waarbij Ghana werd afgeschilderd als een soort ‘land van melk en honing’. Marcel van Engelen schrijft in zijn boek Het kasteel van Elmina over de ‘haast utopische aantrekkingskracht’ van de ‘nieuwe zwarte vrijheid op het moedercontinent’, een ‘Afrotopia’.49 Door Nkrumah’s studententijd in Pennsylvania kende hij veel mensen in dit activistische bolwerk die dergelijke nostalgische sentimenten deelden. Door de onafhankelijkheid van Ghana vertrokken veel blanke Britten uit het land, wat in principe precies de bedoeling was. Het probleem was echter dat Ghana weinig hoogopgeleide bewoners telde, terwijl Nkrumah deze wel nodig had bij de opbouw van zijn land. Tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten in de eerste jaren van zijn presidentschap begon Nkrumah nieuwe inwoners van het nieuwe, vrije Ghana te werven. Hij was op zoek naar nieuwe ingenieurs en hoge ambtenaren, en de inwoners van de Nieuwe Wereld konden met hem mee gaan naar Ghana om mee te helpen aan de opbouw van ‘hun continent’. 50 Enkele honderden zwarte Amerikanen gaven gehoord aan deze boodschap, en noemden zichzelf ‘De Revolutionaire Repatrianten’. Hun verwachtingen lagen hoog, veel van deze nieuwkomers hadden het gevoel dat de Ghanezen hen met open armen zouden ontvangen en adopteren. Niets was echter minder waar; hun komst
49
M. Van Engelen, Het kasteel van Elmina: in het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika (De Bezige Bij, 2013), Hoofdstuk 8. 50 Ibidem
21
maakte weinig indruk op de lokale bevolking. Een zwarte huidskleur bleek geen garantie voor binding te geven, daarnaast snapten de Ghanezen niet waarom zij uit het rijke en vrije Amerika waren vertrokken. De achterdocht werd nog erger toen men vermoedde dat de Amerikaanse inlichtingendienst CIA achter enkele verijdelde aanslagen op Nkrumah zat. De staatskrant Ghanian Times noemde hen ‘negro agents of imperialism’, waardoor deze groep nog verder isoleerde.51 De zwarte Amerikanen zien de Ghanese bevolking als ‘eigen’, terwijl de lokale Ghanezen de Amerikanen als ‘de Ander’ zien. De Revolutionaire Repatrianten hadden hun eigen invention of traditions bewerkstelligd, en binnen deze bedachte traditie pasten zij perfect in de Ghanese community. Deze fantasie kwam onder andere door Nkrumah’s houding tot stand. In 1957 benoemt hij tijdens een speech in The Ambassador Hotel de sterke band tussen Ghana en de zwarte bevolking van Amerika. Daarna maakte Nkrumah duidelijk dat hij hoopte dat het nieuwe Ghana zou gaan lijken op het florerende koninkrijk Ghana; een centrum waar alle Afrikaanse culturen en mensen welkom zijn.52 Door de confrontatie met de zwarte Amerikanen die graag opgenomen willen worden in het Ghanese volk worden de Ghanezen zich bewuster van hun identiteit. Hall sprak over culturele identiteit als “de gemeenschappelijke historische ervaring en gedeelde culturele codes die ons profileren als één volk’ enerzijds en de “diepe, significante verschillen die opmaken ‘wat we werkelijk zijn’” anderzijds. 53 Op panafrikaans vlak delen de zwarte Amerikanen en de Ghanese inwoners misschien wel een verleden, maar toch voelen de Ghanezen significante verschillen. Voor hun gevoel maken deze ‘import-‐Ghanezen’ geen onderdeel uit van hun imagined community. Vaak wordt er binnen imagined communities gebruik gemaakt van symbolen. In de volgende paragraaf beschrijf ik hoe de Ghanese identiteit versterkt wordt door het gebruik van batikstoffen. 4.3 African Wax als representatieattribuut Het opbouwen van een natie gaat vaak gepaard met het adopteren van bepaalde etnische elementen als het hart van de eigen nationale identiteit. Dit kunnen mythen zijn over de oorsprong van het land, zoals het geromantiseerde beeld van het koninkrijk Ghana.54 Hobsbawm schaart dit onder zijn theorie invention of traditions. Hierbij zijn er
51
Ibidem K. Nkrumah, I Speak of Freedom (Groot-‐Brittannië 1961), 96. 53 S. Hall, ‘Minima Selves’ via A. Gray, J. McGuigan, Studying Cultures: An Introductory Reader (Londen, 1990) 223 t/m 225. Via SMBA Newsletter 130, Hollandaise. 54 L. Vos, ‘Nationalisme: Reflecties van een historicus’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis 3 (1997), 303 52
22
twee mogelijkheden; of een oude traditie wordt in een nieuw jasje gestoken en aangedikt, of er wordt een nieuwe traditie bedacht die refereert aan het verleden. Door het nieuwe gebruik vaak te herhalen lijkt het net alsof de traditie al jarenlang bestaat.55 Een voorbeeld van deze tweede mogelijkheid is het gebruik van African Wax stoffen. Batikstoffen zijn een populair goed in West-‐Afrika en in Ghana, maar er is veel speculatie over de herkomst. Een populaire theorie is dat de batiks geïntroduceerd zijn in Afrika door ‘Blanda Items’, soldaten die in Goudkust werden gerekruteerd voor het Nederlands-‐Indische leger in het midden van de 19e eeuw. Na hun diensttijd keerden zij terug naar Java Hill op Elmina, een Nederlands hoofdkwartier in Goudkust. De kleurige stoffen sloegen aan in West-‐Afrika, waarna Britse en Nederlandse ondernemers hun kans schoon zagen en hier een handel in begonnen. Om deze reden worden de stoffen ook wel ‘Dutch Wax’ of ‘Hollandaise’ genoemd. Helaas geeft deze verklaring geen antwoord op waar het gebruik vandaan komt om de dessins een naam en symbolische betekenis te geven, en waarom de culturele betekenis van deze stoffen per regio en land verschilt. 56 Dit is namelijk een opvallend aspect van de waxprint; de naam en symbolische betekenis per dessin, waarbij de drager aangeeft wat hij of zij belangrijk vindt of waar hij of zij voor staat. De naamgeving van deze stoffen wordt echter niet door de westerse fabrikanten gedaan; zij weten dat de gesuggereerde benaming voor een dessin haast nooit de kans krijgt overgenomen te worden door het afnemende Afrikaanse land.57 Deze betekenisgeving wordt sinds oudsher gedaan door de lokale Afrikaanse handelaren, ook ten tijde van het kolonialisme hadden de Europese producenten en handelaren hier geen invloed op. Via de print op de stof communiceert de drager naar de buitenwereld waar hij of zij voor staat. Afbeelding 1 toont een African Wax met ABC-‐print, dit dessin weerspiegelt de veranderingen die kolonisering met zich heeft gebracht. Deze print is ontstaan op het moment dat de Britten op grote schaal scholen begonnen te bouwen in Goudkust, waarbij het voor de Afrikaanse bevolking duidelijk werd ‘dat scholing een weg naar succes kon zijn in de gekolonialiseerde samenleving’. Hierdoor heeft de ABC-‐print een symbolische betekenis gekregen waarmee de drager propageert dat hij of zij onderwijs belangrijk vindt.58 Afbeelding 2 toont een stof van Vlisco, een Nederlands bedrijf dat zich al sinds 1846 profileert als de ‘enige echte producent van African Wax’. De naam van deze stof is ‘Freedom’ en staat symbool voor de bevrijding van West-‐Afrika vanaf
55
E. Hobsbawm, T. Ranger, The Invention of Tradition (Cambridge 1983) P. Ingenbleek, ‘De introductie van de waxprint op de West-‐Afrikaanse markt’, Textielhistorische Bijdragen 38 (1998), 77 t/m 79. 57 Ibidem, 61. 58 Ibidem, 74, 84, 92. 56
23
1960.59 Het dessin in afbeelding 3 symboliseert eveneens onafhankelijkheid. De stof heet ‘Coquillage’ en toont een slak die zich bevrijdt van zijn schelp.60 Afbeelding 4 is een voorbeeld van een stof wiens westerse benaming nooit werd overgenomen door de lokale bevolking. Het dessin werd door Vlisco ‘Philishave’ genoemd, naar het scheerapparaat van Philips uit 1939. Het dessin toont echter het ceremoniële zwaard van de Ashanti-‐koning uit Ghana.61
Afbeelding 1. ‘ABC’
Afbeelding 2. ‘Freedom’
59
Vlisco, ‘Freedom. Story by Vlisco Book’ (16 september 2012), via https://stories.vlisco.com/en/fabrics/h1383/?story=freedom (10 juni 2015) 60 Vlisco, ‘Shell. Story by Vlisco Book’ (15 september 2012), via https://stories.vlisco.com/en/fabrics/140012/?story=abobo-‐le-‐gome (10 juni 2015) 61 Vlisco. ‘Tsi. Story by Vlisco Book’ (15 september 2012), via https://stories.vlisco.com/en/fabrics/140990/?story=tsi (10 juni 2015)
24
Afbeelding 3. ‘Coquillage’ Afbeelding 4. ‘Tsi’
4.4 African Wax: Panafrikaans of nativistisch? De curator Koyo Kouoh stelt in haar expositie ‘Hollandaise’ in het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam in 2013 deze batikstoffen centraal. Zij meent dat het fenomeen Hollandaise geen ‘lokaliseerbare cultuuruiting [is] maar een amalgaam product van complexe globaliseringsprocessen’. Zij onderkent het ambivalente idee dat West-‐ Afrikanen een ‘typisch Afrikaans product’ afnemen bij een Westerse koloniale macht. Bewustzijn over de manieren van koloniale machten om hun economieën te ondersteunen en Westerse groei te bewerkstelligen is één ding, maar de kracht van toe-‐ eigening is ook belangrijk. ‘Binnen een context van competitie en uitbuiting die op ongeëvenaarde
wijze
leidde
tot
een
omslag
van
identiteits-‐
en
representatieattributen’.62 Nativisme laat zich volgens Westad kenmerken als de terugkeer naar culturen, normen en waarden uit een postkoloniaal verleden. Hierbij wordt wel gestreefd naar een moderne staat.63 Moderniteit in Afrika is echter niet hetzelfde begrip als Westerse moderniteit. Kouoh meent dat ‘Moderniteit in Afrika eerder in relatie staat tot een periode van zelfexpressie, educatie, zelfstandigheid en economische bloei die volgden na de onafhankelijkheidsbeweging in het midden van de twintigste eeuw’. De betekenisgeving van stoffen wordt niet door de producten gedaan, maar door de
62
K. Kouoh, Hollandaise. Een blik op iconisch textiel, SMBA Nieuwsbrief 130 (2012). O.A. Westad, The Global Cold War. Third World Interventions and the Making of Our Times (Cambridge, 2006) 80-‐83. 63
25
handelaren. Deze handelaren zijn bijna altijd vrouw en hebben een sterke binding met hun achterban, waardoor zij goed weten wat er speelt en waar er behoefte aan is. Deze vrouwen hebben onder andere in Ghana een commercieel imperium opgebouwd door de handel in Dutch Wax, hierdoor worden zij ook wel ‘Nana-‐Benz’ genoemd. Dit omdat zij zich een Mercedes-‐Benz kunnen veroorloven. 64 De Ghanese bevolking kon hun identiteit dus uitdragen aan de hand van Afrikaanse batikstoffen, waarbij de symbolische betekenis van de prints werd bedacht door inside marktkoopvrouwen. Op ironische wijze liepen deze authentieke representatieattributen dusdanig goed dat de handelaren zich hierdoor een westers representatieattribuut konden veroorloven; een auto van het Duitse merk Mercedes-‐Benz. De echte Dutch Wax-‐stoffen hebben een hoge financiële waarde en worden ook door West-‐Afrikaanse vrouwen verzameld als feministisch onafhankelijkheidsproject, een soort sparen.65 De politicologe Françoise Vergès meent dat het gebruik van African Wax zo divers en complex is dat de toepassingen de fictieve aard van ‘ras’ onthullen, ras suggereert namelijk een ‘vaste en monolithische Afrikaanse identiteit’. African Wax is volgens haar echter geen uitdrukking van een ‘ethnos of groepsgeest’, maar een archief waarin historische momenten van protest en onderhandeling resoneren. ‘Stoffen hebben een rol gespeeld in de dekolonisatie van kennis’.66 Afrikaanse batikstoffen zijn dus zowel panafrikaans als nativistisch te noemen, afhankelijk van welke betekenis er aan de stoffen wordt toegekend.
64
K. Kouoh, Hollandaise. Een blik op iconisch textiel, SMBA Nieuwsbrief 130 (2012). Ibidem 66 F. Vergès, De totstandkoming van een Afrikaanse stof, SMBA Nieuwsbrief 130 (2012) 65
26
Conclusie De transitie van de gekoloniseerde Goudkust naar het onafhankelijke Ghana heeft hoge pieken en diepe dalen gekend. Het doel van deze scriptie was niet om de herkomst van deze fluctuatie uit te leggen, maar om te kijken welke invloed deze pieken en dalen hadden op de postkoloniale identiteitsvorming van Ghana. De insteek hierbij was of het land zich tijdens dit identiteitsproces beriep op de nationale oude culturen en tradities als leidraad, binnen deze scriptie nativisme genoemd. Kwame Nkrumah heeft een grote rol gespeeld in de totstandkoming van Ghana. Door zijn intrinsieke motivatie om een onafhankelijk Goudkust te bewerkstelligen slaagde het land erin om zich in 1957 als eerste Afrikaanse land te bevrijden van het Westerse imperialisme. Deze periode werd gekenmerkt door een kentering in oude sociale, economische en psychologische bindingen, door Karl Deutsch ‘sociale mobilisatie’ genoemd. Omwille van deze kentering stond de Ghanese bevolking open voor nieuwe sociale patronen. De sociale mobilisatie begon al toen Nkrumah zijn politieke partij CPP oprichtte in 1949. Het doel van deze partij was Goudkust onafhankelijk maken, maar vóór de oprichting van de partij realiseerde Nkrumah eerst een trouwe achterban binnen de Ghanese bevolking. Wallerstein meent dat de charismatische autoriteit van een lokale held regionale en etnische verschillen kan overbruggen. Door zijn charismatisch leiderschap slaagde Nkrumah erin om de loyaliteit van de Ghanese bevolking te verplaatsen van inheemse stammen naar zijn eigen blauwdruk van de staat.67 Wanneer alle klassen op dezelfde lijn zitten qua cultuur en wereldbeeld is er volgens Gramsci revolutie mogelijk. Alle gelijkdenkenden vormen hierbij dan een hegemonie, en de andersdenkenden worden gezien als de subaltern. Gramsci meent dat maatschappelijke ontwikkelingen enkel kunnen plaatsvinden door verandering in kennis of klassenbewustzijn. Het probleem met de term hegemonie en subaltern is echter dat de invulling hiervan compleet subjectief is. Gesterkt door zijn Ghanese achterban is Nkrumah verantwoordelijk te noemen voor de onafhankelijkheid van Ghana. Nkrumah en zijn achterban zijn hierbij hegemonisch, en Nkrumah’s oppositie staat symbool voor de subaltern. Nkrumah stelt echter dat de Ghanese bevrijding geen betekenis heeft wanneer de rest van Afrika nog niet bevrijd is. Hij is een groot voorstander van panafrikanisme en hoopt dat Ghana het epicentrum wordt van Afrika, waarin alle Afrikanen over de hele wereld welkom zijn. Naar mijn idee stelt hij
67
Immanuel Wallerstein, Africa: he Politics of Independence (New York: Vintage, 1961), 94, 99. Via J. Garwin, Max Weber in Politics and Social Thought. From Charisma to Canonization (Cambridge, 2013) 210
27
panafrikanisme als een voorwaarde voor natievorming. Je kunt de vorming van de natie Ghana en de bijbehorende identiteitsontwikkeling echter niet even in de wacht zetten tot de rest van Afrika ook bevrijd is. Identiteit is echter een veranderlijk begrip waarbij ‘het zelf’ mede ontstaat door de bepaling wie ‘de Ander’ is. Bij de vorming van Ghana lijkt Nkrumah zich in eerste instantie te beroepen op geromantiseerde culturen en tradities uit het verleden. De naam van Ghana is gebaseerd op het succesvolle Koninkrijk Ghana waar Goudkust geografisch gezien ooit deel van uitmaakte. Nkrumah wilde graag terug naar een soortgelijke florerende natie. Dit valt onder Bouroujerdi’s opvatting van nativisme, namelijk het verlangen naar de terugkeer van ‘onbedorven, autochtone culturele tradities’. De Ghanese vlag is gebaseerd op de Ethiopische vlag, maar door toevoeging van expliciete Ghanese symboliek is de betekenisgeving Ghanees geworden. Ook dit valt onder nativisme. De panafrikanisten hebben deze kleuren echter overgenomen als symbool voor de Afrikaanse onafhankelijkheid. In deze verhouding tussen nativisme en panafrikanisme ligt het antwoord op mijn onderzoeksvraag. Deze scriptie probeert antwoord te geven op de vraag of Ghana gebruik heeft gemaakt van nativisme bij haar identiteitsvorming na de Onafhankelijkheid. Ik ben erachter gekomen dat nativisme grote invloed heeft gehad op de natievorming en identiteit van Ghana, maar dat het op gespannen voet staat met panafrikanisme. Deze wrijving is onder andere ontstaan door een verschil in opvatting over wie er binnen de Ghanese hegemonie hoort, en wie binnen de Ghanese subaltern valt.
De Ghanese leider Nkrumah is pro-‐panafrikaans en pro-‐Ghanees, twee
entiteiten die elkaar volgens hem niet uitsluiten. Voor de wederopbouw van Ghana nodigde hij zwarte Amerikanen vanwege hun Afrikaanse roots uit om in Ghana te komen wonen. De onderliggende reden hierachter was dat Ghana hoogopgeleide mensen miste terwijl Nkrumah deze wel nodig had om het land op te bouwen. Deze zwarte Amerikanen identificeerden zich met de Ghanese gemeenschap, maar de autochtone Ghanezen zagen hen als ‘de Ander’ met uitsluiting tot gevolg. Dit is de eerste botsing tussen panafrikanisme en nativisme. De identiteit die Nkrumah top-‐down probeert op te leggen wordt bottom-‐up geweigerd. Het Ghanese volk wordt juist in haar nationale identiteit gesterkt door deze aanvaring met ‘de Ander’. De heterogeniteit in Afrika moest worden overkoepeld door het panafrikanisme, maar de intellectuelen die hiervoor streden werden door de Afrikaanse bevolking met schuine ogen aangekeken wegens hun Westerse scholing. Ik denk dat het nobele panafrikaanse streven voor veel Ghanezen nog een stap te ver was. Hoe moet je opgaan in zo’n groot Afrikaans geheel als je je eigen nationale
28
identiteit nog geeneens hervonden hebt? Westad meent dat nativisme ook als ideologisch wapen gebruikt kan worden tegen de kolonisatoren. Deze uiting van nativisme is te zien in de symbolische benamingen van African Wax stoffen. Hoewel deze batikstoffen een product zijn van hybriditeit – de oorsprong ligt niet in Afrika – hadden de westerse producten geen invloed op de betekenisgeving van de stoffen. Dit werd gedaan door lokale handelaren. Het Ghanese volk eert dus de autochtone, culturele tradities van het land door de communicatie via stofdessins. Concluderend is er dus een verschil te zien in de top-‐down en de bottom-‐up benadering van nativisme. Nkrumah probeerde identiteit en natievorming van bovenaf op te leggen, waarbij hij gebruik maakte van nativistische kenmerken. Hij leek echter de opbouw van een panafrikaanse staat nog belangrijker te vinden dan de opbouw van de Ghanese natie. Hij wilde van Ghana een panafrikaans middelpunt maken, maar dit werd vanuit de bottom-‐up kant, het Ghanese volk, niet gewaardeerd. Zij prefereerden naar mijn idee eerst de culturele opbouw van een stabiel Ghana. In dit opzicht had Frans Timmermans dus gelijk toen hij concludeerde dat er een directe en onmisbare band is tussen waar je vandaan komt en waar je naartoe wilt; ‘Alleen wie stevig op de grond staat kan zichzelf volledig oprichten’.68 In het kader van vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn om de kenmerken van het oude Koninkrijk Ghana te vergelijken met het ontwikkelingsplan dat Nkrumah ontwikkelde om een succesrijk Ghana te bewerkstelligen. In deze scriptie ben ik door de focus op identiteit en nativisme niet ingegaan op de inhoudelijke economische en politieke aspecten van Ghana’s wederopbouw, maar dat zegt niet dat deze elementen niet interessant kunnen zijn in het kader van nativisme.
68
F. Timmermans, Facebook-‐update (versie 14 mei 2015), https://www.facebook.com/frans.timmermans/posts/911300338892826 (15 mei 2015)
29
Bibliografie Artikelen B.E. Ashfort, F. Mael, ‘Social Identity Theory and the Organization’, The Academy of Management Review vol 14 nr 1 (januari 1989) J. Van Criekinge, ‘Historisch Overzicht van de Spoorwegen in West-‐Afrika’, Afrika Focus vol. 5, 3/4 (1989) K.W. Deutsch, ‘Social Mobilization and Political Development’, The American Political Science Review 3 (1961) L. Vos, ‘Nationalisme: Reflecties van een historicus’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis 3 (1997) P. Boele van Hensbroek, ‘Only One Crocodile in the Creek: Afrikaans leiderschap ter discussie’, Groniek 188 (2010) P. Ingenbleek, ‘De introductie van de waxprint op de West-‐Afrikaanse markt’, Textielhistorische Bijdragen 38 (1998) Tania Adamafio, A Portrait of the Osagyefo, Dr Kwame Nkrumah (Accra 1960), 95. Via P. Johnson, Modern Times: The World from the Twenties to the Nineties (New York, 1985) Boeken A.J. Norval, ‘Decolonization, Demonization and Difference. The difficult constitution of a nation’, The Decolonization Reader (New York, 2003) B. Anderson, Verbeelde gemeenschappen. Bespiegelingen over de oorsprong en de verspreiding van het nationalisme (Amsterdam, 1995) D. Rooney, Kwame Nkrumah: the political kingdom in the Thirld World (Londen, 1988) E. Hobsbawm, T. Ranger, The Invention of Tradition (Cambridge 1983) F. Cooper, ‘Conflict and Connection. Rethinking colonial African history’, The Decolonization Reader (New York, 2003). F. Fanon, Wretched of the Earth (New York 1963) Immanuel Wallerstein, Africa: he Politics of Independence (New York: Vintage, 1961) Via J. Garwin, Max Weber in Politics and Social Thought. From Charisma to Canonization (Cambridge, 2013) J. Garwin, Max Weber in Politics and Social Thought. From Charisma to Canonization (Cambridge, 2013) K. Nkrumah, I Speak of Freedom ( Groot-‐Brittannië 1961) M. Boroujerdi, Iranian Intellectuals and the West: The Tormented Triumph of Nativism, (Syracuse 1996)
30
M. Leezenberg, G. De Vries, Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen (Amsterdam 2012) M. Sherwood, Kwame Nkrumah: The years abroad 1935-‐1947 (Ghana 1996) M. Van Engelen, Het kasteel van Elmina: in het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika (De Bezige Bij, 2013) O.A. Westad, The Global Cold War. Third World Interventions and the Making of Our Times (Cambridge, 2006) P. Johnson, Modern Times: The World from the Twenties to the Nineties (New York, 1985) S. Hall, ‘Cultural Identity and Diaspora’, Identity: Community, Culture, Difference (Londen 1990) V. Prashad, The Darker Nations. A People’s History of the Third World (New York, 2008) W. Easterly, The White Man’s Burden. Waarom heeft ontwikkelingshulp meer kwaad dan goed gedaan? (New York, 2006) Overig F. Vergès, De totstandkoming van een Afrikaanse stof, SMBA Nieuwsbrief 130 (2012) K. Kouoh, Hollandaise. Een blik op iconisch textiel, SMBA Nieuwsbrief 130 (2012). S. Hall, ‘Minima Selves’ via A. Gray, J. McGuigan, Studying Cultures: An Introductory Reader (Londen, 1990) 223 t/m 225. Via SMBA Newsletter 130, Hollandaise. Websites A. Ellian, ‘Bestaat ‘de Nederlander’? Kroonprins lost het op’, Elsevier, 8 juni 2012. Via http://www.elsevier.nl/Algemeen/blogs/2012/8/Bestaat-‐de-‐Nederlander-‐Kroonprins-‐ lost-‐het-‐op-‐ELSEVIER346174W/ (5 mei 2015) A. Manders, ‘Geschiedenis van Ghana’ (versie 29 december 2009), via http://eof-‐ ghana.org/ghana/geschiedenis.html (3 juni 2015) Afrikaanse Toestanden, ‘De Afrikaanse vlaggen verwarring tijdens het WK is de schuld van het panafrikanisme’ (16 juni 2014), via http://www.afrikaansetoestanden.nl/afrika-‐is-‐geen-‐land/de-‐afrikaanse-‐vlaggen-‐ verwarring-‐tijdens-‐het-‐wk-‐is-‐de-‐schuld-‐van-‐het-‐pan-‐afrikanisme/ (18 mei 2015) C. Kienhuis, ‘Het Orakel van Delphi: Een blik in de toekomst’ (versie 9 maart 2015), http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/het-‐orakel-‐van-‐delphi-‐een-‐blik-‐in-‐de-‐toekomst/ (05 mei 2015) D. Gutterman, via B. Berry, ‘Federal Democratic Republic of Ethiopia’ (01 juni 2014), via http://www.crwflags.com/fotw/flags/et.html Emerging Africa, ‘Ghana’ (versie 2015), via http://www.emergingafrica.nl/landen-‐ afrika-‐economie/west-‐afrika/67-‐ghana (18 mei 2015)
31
Encyclo, ‘Encyclopedie van de Antropologie’, via http://www.encyclo.nl/lokaal/10589 (18 mei 2015) F. Hollande, ‘Remise du Prix Charlemagne à Martin Schulz’ (versie 14 mei 2015), http://www.karlspreis.de/en/laureates/martin-‐schulz-‐2015 (16 mei 2015) F. Timmermans, Facebook-‐update (versie 14 mei 2015), https://www.facebook.com/frans.timmermans/posts/911300338892826 (15 mei 2015) J.D. Fage, ‘Colonial Period Ghana’ (versie 14 november 2013), via http://www.britannica.com/EBchecked/topic/232376/Ghana/76829/Colonial-‐period (4 juni 2015) Het Koninklijk Huis, ‘Toespraak van prinses Máxima, 24 september 2007’ (24 september 2007), https://www.koninklijkhuis.nl/nieuws/toespraken/2007/september/toespraak-‐van-‐ prinses-‐maxima-‐24-‐september-‐2007/ (5 mei 2015) K. Nkrumah, “Ghana is free forever” (versie 6 maart 1957), via http://www.bbc.co.uk/worldservice/focusonafrica/news/story/2007/02/070129_gha na50_independence_speech.shtml (16 mei 2015) Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, ‘Hoe veranderen nationale culturele identiteiten in de tijd?’ (30 mei 2011), via https://www.knaw.nl/nl/thematisch/de-‐nederlandse-‐wetenschapsagenda/cultuur-‐en-‐ identiteit-‐in-‐heden-‐en-‐verleden/hoe-‐veranderen-‐nationale-‐culturele-‐identiteiten-‐in (07 juni 2015) O. Davies, ‘Independence Ghana’ (versie 14 november 2013), via http://www.britannica.com/EBchecked/topic/232376/Ghana/76830/Independence (4 juni 2015) R. Van Woudenberg, ‘Het houten schip van Theseus’, Trouw, 25 maart 2003, via: http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1783227/2003/03/25/Het-‐ houten-‐schip-‐van-‐Theseus.dhtml (07 juni 2015) Telegraaf, ‘Top 100 Typisch Nederlands’ (versie 15 augustus 2008), http://www.telegraaf.nl/reiskrant/20652134/__Top_100_Typisch_Nederlands__.html (5 mei 2015) Vlisco, ‘Freedom. Story by Vlisco Book’ (16 september 2012), via https://stories.vlisco.com/en/fabrics/h1383/?story=freedom (10 juni 2015) Vlisco, ‘Shell. Story by Vlisco Book’ (15 september 2012), via https://stories.vlisco.com/en/fabrics/140012/?story=abobo-‐le-‐gome (10 juni 2015) Vlisco. ‘Tsi. Story by Vlisco Book’ (15 september 2012), via https://stories.vlisco.com/en/fabrics/140990/?story=tsi (10 juni 2015) W. Connor, ‘Nation-‐Building or Nation-‐Destroying’, World Politics 24 (1972), 328, 329. Via J. Erk, Taaldiversiteit, democratie en grondwetten in federale stelsels (2007), http://media.leidenuniv.nl/legacy/spankracht%20-‐%20erk.pdf
32
Wikipedia, ‘Zelfkennis’ (versie 18 januari 2014), http://nl.wikipedia.org/wiki/Zelfkennis (05 mei 2015)
33