GRENZEN STELLEN
Inleiding Je kind doet soms iets wat jij als ouder liever niet hebt en in het vervolg wenst te vermijden. Hoe doe je dat? Een pasklaar antwoord bestaat er niet maar we kunnen wel enkele handvaten meegeven.
Een wens en een eis Als ouder vind je het belangrijk om bepaalde waarden mee te geven aan je kind. Je hebt de wens dat je kind zich gedraagt volgens die waarden die jij als belangrijk ervaart. Je hebt verwachtingen ten aanzien van je kind en daardoor ga je ook bepaalde eisen stellen aan je kind en de manier waarop je kind zich gedraagt. Eisen stellen is niet gemakkelijk. Er moet een evenwicht gezocht worden tussen te veel en te weinig eisen. Te veel maakt dat je kind geen ruimte krijgt om zelf keuzes te maken. Zo wordt je kind immers zelfstandig. Wanneer je te weinig eisen gaat stellen aan je kind, is dat moeilijk voor je kind. Een kind heeft nood aan houvast en bij te weinig eisen ontbreekt dit.
2
Hoe ga je nu best eisen stellen aan je kind? -
Duidelijke regels Duidelijke regels zijn concrete afspraken zodat je kind goed weet wat mag en niet mag. ‘Je moet braaf zijn’ is zeer vaag voor een kind en het is beter om te zeggen ‘Ik wil dat je dit doet’. Dit is positief geformuleerd en daarom ook beter dan ‘Ik wil niet dat je dat doet’. Het kind krijgt meteen een alternatief aangeboden. Het is aan te raden om je kind duidelijk te maken waarom iets niet mag. Als ouder hierbij rustig blijven, is een must. Je peuter van twee wil per se die gevaarlijke trap alleen op. Je geeft hem aan dat dit niet mag omdat het té gevaarlijk is. Je stelt hem voor dat hij mag kiezen: ofwel een handje geven ofwel draag jij hem. Als je lagere schoolkind op woensdagnamiddag de hele woonkamer vol heeft gelegd met speelgoed, zal een “Het is ook altijd hetzelfde, jij laat altijd alles slingeren” hem tot niet veel bewegen. Beter is duidelijk met je kind af te spreken wanneer het tijd is om op te ruimen en wat je daarvan verwacht (bijvoorbeeld: jas aan de kapstok, schoenen in de gang, speelgoed in dozen, niets meer op de grond, ...).
3
-
Dezelfde regels bij beide ouders Eensgezindheid tussen de ouders over wat mag en niet mag, vergroot de kans dat je kinderen zullen luisteren. Ook moet je als ouder zelf de zaken naleven die je van je kind verlangt. Je kan niet zeggen tegen je kind dat het niet mag slaan op een ander kind, maar dan zelf wel een tik verkopen aan je kind. Je kind wil niets eten aan tafel. Je partner gaf hem aan dat hij geen dessert krijgt als hij niet van alles eens proeft. Het is belangrijk dat jij hem dan ook geen dessert geeft als hij dit aan jou komt vragen. Anders ondermijn je het gezag van je partner. Door tegen je partner in te gaan, zeg je tegen je kind dat hij niet naar deze moet luisteren. Je kind zal dit snel doorhebben en telkens hij iets niet krijgt/mag van de ene ouder, het bij de andere ouder gaan proberen.
-
Volhouden is de boodschap. Soms is het aanlokkelijk om je eisen in te trekken om de rust te bewaren maar in het vervolg zullen de kinderen dikwijls geneigd zijn om minder in te gaan op de eisen van de ouders. Ze leren dan namelijk dat een ‘nee’ toch nog een ‘ja’ kan worden zolang ze maar lang genoeg volhouden. Blijf bij je standpunt en herhaal steeds hetzelfde op een rustige maar besliste manier. Je peuter van twee wil, nadat hij al een aantal koekjes heeft opgegeten, nog een koekje. Jij vindt echter dat hij al meer dan genoeg gekregen heeft en
4
zegt hem dit. Hierop legt hij zich op de grond en begint te krijsen. Als jij op dit moment toch een koekje geeft, zal het krijsen ophouden. De volgende keer zal hij echter nog meer krijsen, ook al hou je het langer vol. Hij leerde immers dat krijsen kan helpen om zijn zin te krijgen. Je sprak met je lagere schoolkind af dat hij eerst zijn huiswerk moet maken alvorens hij TV mag kijken. Je kind schreeuwt echter dat hij zijn huiswerk niet wil maken en gooit zijn agenda op de grond. Je sust hem en geeft aan dat hij dan toch eerst een kwartiertje mag kijken alvorens zijn huiswerk te maken. Je kind zal terug rustig worden maar de volgende keer zeker de gemaakte afspraken niet naleven. Hij weet immers dat jij deze ook niet nakomt.
-
Stevig in je schoenen staan. Als ouder laten merken dat je het meent en kordaat optreden is belangrijk.
Kordaatheid
betekent
wel
niet
hetzelfde
als
onvriendelijkheid of boosheid. Streng zijn en duidelijk regels stellen kan zonder je kwaad maken. Wanneer je als ouder je vijandig opstelt, zal je kind namelijk hetzelfde doen. Als je kind zich niet aan de regel houdt en jij hierop hard begint te roepen, leert je kind dat je ruzies oplost door te gaan roepen. Hetzelfde geldt voor slaan.
-
Rekening houden met de behoeften van je kind. Kinderen willen zelfstandig zijn en verlangen naar waardering, veiligheid, geborgenheid, liefde en aandacht van hun ouders. Je 5
kind wil graag dingen zelf kunnen. Help je kind hierbij door het eens iets zelf te laten beslissen. Jullie kunnen samen een alternatief bedenken wanneer je kind iets doet wat niet kan. Je kleuter wil vandaag heel graag zijn sandaaltjes aandoen, hoewel het pijpenstelen regent. Je geeft hem aan dat dit niet kan, omdat het regent. Je laat hem kiezen tussen zijn gewone schoentjes en laarsjes. Wat doet hij het liefst aan? Het ochtendmoment duurt altijd heel lang omdat je dochter niet wil aandoen wat jij voor haar hebt klaargelegd. Je kan dit oplossen door je kind twee of drie voorstellen te doen. Ze mag hieruit kiezen. Zo respecteer je haar mening maar geef je haar wel geen eindeloze keuze.
Ondanks duidelijke en goede regels loopt het wel eens fout en doet je kind iets wat niet mag. Als ouder moet je hierop reageren. Het is eveneens belangrijk te reageren op iets wat je kind wel goed doet. Het gaat hier om straffen en belonen.
6
Belonen Het is leuk voor een kind om aangemoedigd en beloond te worden wanneer het iets goed gedaan heeft. Dit bevordert bovendien de sfeer in het gezin. Het is dus belangrijk om als ouder voldoende je kind te belonen en niet enkel te straffen. Vaak zijn we geneigd om enkel het negatieve te zien. Het is zo dat straffen enkel effect hebben als er ook voldoende beloond wordt. Dit positieve instrument in de opvoeding betekent niet hetzelfde als verwennen. Belonen is een manier om je kind te tonen wat jij als ouder wil van je kind. Je kind ondervindt via de beloningen je eisen en wensen. Via beloningen leert je kind ook iets bij, namelijk welk gedrag gewenst is door zijn/haar ouders. Met straffen leert een kind op zich niets bij. Het belonen van gewenst gedrag is dus te verkiezen boven het straffen. Belonen kan op verschillende manieren gebeuren: Materiële beloners, zoals een koek, geld, een stuk fruit, een klein geschenkje, … Sociale beloners, zoals een glimlach, schouderklopje, een vriendelijk woord, aandacht, … Deze beloners werken veel krachtiger dan een materiële beloner.
7
Activiteitsbeloners zijn dingen die het kind graag doet, zoals naar de bioscoop gaan, een beetje langer opblijven, een spelletje spelen met mama of papa, … Belangrijk is dat de beloning: echt gegeven wordt. Je hebt een afspraak gemaakt met je kind en moet deze dus ook nakomen. Omschrijf daarbij het gewenste gedrag duidelijk. slechts af en toe gegeven wordt, op die manier heeft de beloning meer kracht. Vooral een beloning die bij verrassing gegeven wordt, werkt zeer krachtig. afwisselend is. Telkens snoep krijgen, is voor een kind al snel niet meer zo belonend. niet te groot is. Het is beter vaker met kleine dingen dan zeer groots te belonen. een betekenis heeft voor het kind. Als het kind niet graag fietst, dan zal een fietstochtje weinig belonend zijn. kort na het gewenste gedrag volgt. Een hele maand flink zijn is voor een kind onnoemelijk lang. Een kind leeft nu en een week verder, daar denkt het nog niet aan. Belonen kan je gebruiken om nieuw gedrag aan te leren of om ongewenst gedrag af te leren. Dit laatste doe je door het tegenovergestelde gedrag (het gewenste gedrag) te belonen. We gaan hier even dieper op in. 8
Aanleren van gewenst gedrag Een kind iets nieuws aanleren zoals de schoenveters knopen vraagt tijd en geduld. Stap voor stap werken is hierbij de boodschap: 1.
Doe het eerst langzaam voor aan je kind. Vertel er
duidelijk bij wat je doet. 2.
Doe het dan samen met je kind. Terwijl je kind je handen
vasthoudt, leg je het nogmaals uit. 3.
Het kind doet het nu zelf, maar jij houdt nu zijn/haar
handen vast. 4.
Tenslotte doet het kind het nu alleen, terwijl jij erbij bent.
Het is belangrijk: -
te vertrekken van wat je kind al kan.
-
in kleine stapjes te werken, op het tempo van je kind.
-
pas naar een volgende stap over te gaan als de vorige stappen probleemloos gaan.
-
dit allemaal te doen in een aangename sfeer. Het is normaal dat het niet van de eerste keer lukt. Zet jezelf en je kind niet onder druk.
-
om de kleine vooruitgangen die je kind maakt aan te moedigen. Bijvoorbeeld ‘Flink zo!’ of ‘Amaai, jij kan dat al goed!’ 9
Afleren van ongewenst gedrag Om ongewenst gedrag zoals heel weinig eten, af te leren, hanteer je eveneens een stappenschema. 1.
Begin niet met het eindresultaat. Een verandering in het gedrag van je kind gaat langzaam. Verwacht geen mirakels van de ene dag op de andere. Als je kind normaal niets eet aan tafel, kan je niet verwachten dat hij opeens een vol bord zal gaan opeten. Schep hem dat dan ook niet op.
2.
Vertrek van wat je kind al kan. Als je kind te weinig eet, is dat inderdaad een probleem. Maar je kind eet toch zeker iets? Ook al is het maar drie schepjes, drie schepjes vormen dan je vertrekpunt. Als je kind helemaal niets wil eten, kan je vertrekken van één schepje van alles wat er op zijn bordje ligt (één schepje groentjes, één schepje vlees en één schepje aardappelen).
3.
Koppel een krachtige sociale beloning aan dat positieve startgedrag. Een aanmoedigend woord alleen is onvoldoende in dit geval. Geef je kind ook een zelfgemaakte medaille of werk met stickertjes. Telkens je kind het gewenste gedrag vertoont, kleef je een stickertje op een blad. Kinderen vinden het leuk om stickertjes, zonnetjes, lachende gezichtjes, … te krijgen. Hieraan kan je dan eventueel ook iets verbinden (bijvoorbeeld: ‘Als je vijf stickertjes hebt verdiend, krijg je van mama een 10
snoepje’). Zorg dat de beloning die je eraan verbindt iets is dat je kind leuk vindt. Je kan ook met je kind bespreken welke beloning hij/zij graag zou krijgen. Het allerbelangrijkste is echter dat je jouw kind veel aanmoedigt. Je kind aanmoedigen om wat meer te eten, werkt beter dan een negatieve ‘Je kunt zien dat je dit opeet’. Een ‘Flink zo!’, ‘Goed zo!’, ‘Amaai, nu heb jij flink gegeten’, jij bent al een grote meid’, ‘Nog één hapje’, kan je kind motiveren om zijn bordje leeg te eten. Een dessertje achteraf of een stickertje/zonnetje kan je als beloning geven.
4.
Leg rustig uit aan je kind wat je wenst te bereiken. Zeg aan je kind dat wat het nu al kan, goed is. De kans is groot dat je kind dan vlot zal meegaan in de afspraken die jullie maken. Bovendien krijgt het kind zo ook de kans om meer te doen dan wat verwacht wordt. Je kind mag en kan meer eten dan drie schepjes, maar als het niet gebeurt, is het ook goed. Wees niet ontgoocheld als je kind niet meer eet. Het is al een hele stap voor je kind. Als je kind het afgesproken aantal scheppen niet opeet, verdient hij/zij geen stickertje/zonnetje/dessertje. Dit betekent niet dat je boos moet worden op het kind. Een ‘Och, dat is spijtig, nu heb je geen stickertje verdiend. Volgende keer beter.’ werkt beter dan je kwaad te maken.
5.
Langzaam
opbouwen
aan
de
hand
van
voldoende
tussenstappen. Wanneer je merkt dat de stap te groot was, zet dan een kleine stap terug. Beter langzaam werken dan snelle 11
sprongen voorwaarts. Vergeet niet om je kind voldoende aan te moedigen en te belonen met een schouderklopje, vriendelijk woord, … 6.
Hou vol, ook al is het eindresultaat bereikt. Net als volwassenen kunnen kinderen opnieuw vervallen in hun oude gewoontes. Blijf de afspraken naleven, ondersteunen en belonen. In dit uitgewerkte voorbeeld wilden we het ongewenste gedrag (weinig eten) afleren. Dit gebeurde stap voor stap via afspraken met het kind en het belonen van het gewenste gedrag, namelijk meer eten. Straffen is ook een manier om ongewenst gedrag af te leren. Je kind leert echter niets bij na een straf. Belonen is dus steeds te verkiezen. Soms kunnen we echter niet anders dan te straffen, bijvoorbeeld wanneer je kind slaat, schopt, gooit met dingen, gevaarlijke dingen doet zoals met het stopcontact spelen, steeds ruzie maakt met een ander kind, …
12
Straffen Straffen zijn een hulpmiddel in de opvoeding opdat het kind zou beseffen dat het zich zonet ongewenst gedragen heeft. Het is zeker geen manier om wraak te nemen op je kind omdat het iets verkeerd deed. Het is belangrijk om bij het uitspreken van de straf, ook te vermelden wat volgens jou het goede gedrag is. Indien het kind vervolgens het gewenste gedrag toont, zeg dan ook dat je blij bent dat hij het wel kan. Houd het positief en zeg bijvoorbeeld niet ‘Je zou het beter altijd zo doen’. Zo wordt het kind herinnerd aan wat hij/zij slecht gedaan heeft, terwijl het net iets heel goed gedaan heeft. Mogelijke straffen zijn:
-
een berisping Het is belangrijk om zeer duidelijk, krachtig en kort te zeggen wat je niet graag hebt dat je kind doet. Wanneer je overtuigd klinkt, zal je kind veel sneller geneigd zijn te stoppen met het ongewenste gedrag.
13
Je kinderen hebben de neiging om in de zetel te springen. Je hebt echter net nieuwe zetels gekocht en wil daarom niet dat er in gesprongen wordt. Je kinderen weten dit al. Goed is om duidelijk te zeggen: ‘Kom daar eens af, ik wil niet dat er in de zetel gesprongen wordt!’. Als je kinderen je berispingen negeren, zal het belangrijk worden om hier een gevolg aan te verbinden en hen hiervoor te waarschuwen (bijvoorbeeld: ‘Kom daar nu af, anders mag je niet meer in de woonkamer spelen, ik tel tot drie: 1, 2,...’).
-
negeren van het ongewenste gedrag Wanneer het gedrag gevaar met zich meebrengt zoals met lucifers spelen, is negeren uiteraard niet de juiste reactie! Het is zeer belangrijk om dan aan je kind uit te leggen wat er verkeerd is en waarom het dit niet meer mag doen. Opnieuw kan je dan tonen of zeggen hoe het wel moet. Als het kind het dan op de juiste manier doet, beloon hem/haar dan ook met een compliment. Negeren kan wel bij storend gedrag, zonder gevaar voor anderen. Vaak gaan kinderen vervelend doen om aandacht te krijgen. Je kind daagt je in feite uit. Wanneer ze merken dat er geen aandacht volgt van moeder of vader, zullen ze snel stoppen met het ongewenste gedrag. Het is immers niet leuk meer.
14
Je peuter van twee legt constant zijn voetjes op de tafel. Je merkt dat het alleen maar erger wordt als je er iets op zegt, omdat hij zo natuurlijk heel wat aandacht krijgt. In dit geval kan het zijn dat je kind dit afleert als je zijn gedrag gewoon negeert en er zelfs niet naar kijkt.
-
apart zetten Het kind wordt gestraft doordat het zijn bezigheden moet onderbreken en eventjes in een aparte ruimte moet staan. Zet het kind in een plaats waar het niet veel andere dingen kan doen, het is niet de bedoeling dat het zich daar gaat amuseren. Ook zet je het kind beter niet in een ruimte waarin het bang is. Let hierbij wel op dat je het kind niet te lang alleen laat. Een vuistregel is één minuut per leeftijd van het kind, bijvoorbeeld voor een kind van drie jaar maximum drie minuten. Met een maximum van 5 minuten. Een keukenwekkertje kan hierbij een hulpmiddel zijn. Zo is het zowel voor jou als voor je kind duidelijk wanneer de straf afloopt. Je kind van vijf gaat regelmatig zijn zusje slaan. Je kan met hem afspreken dat hij telkens vijf minuten naar boven moet als hij zijn zusje slaat. Het is belangrijk dat je dit dan elke keer doet wanneer hij zijn zusje slaat. Ook is het belangrijk dit telkens te verwoorden: ‘Je zusje slaan mag niet want zo doe je haar pijn, nu moet je vijf minuten naar boven’. Na de vijf minuten kan je hier ook verder over praten met je kind. Als je kind terug naar beneden komt, maak je er best terug een aangename situatie van.
15
-
het kind iets leuks onthouden of afnemen Het is beter om een eerdere beloofde beloning, zoals gaan zwemmen, niet af te nemen. De beloning verdiende het kind door goed gedrag. Als je eerder verdiende beloningen afneemt, zal je kind niet meer gemotiveerd zijn om gewenst gedrag te stellen. Vroeger moeten gaan slapen of geen TV meer mogen kijken zijn voorbeelden van iets afnemen wat het kind graag heeft. Zorg ervoor dat je, als je hiermee dreigt, dit ook uitvoert.
-
de schade laten herstellen door het kind Met deze straf ziet het kind zelf de gevolgen van zijn ongewenst gedrag. Vaak voelen kinderen zich schuldig achteraf en op die manier kunnen ze het goed maken. Als je kind uit woede iets op de grond gooit, kan je hem dit laten opruimen, nadat hij gekalmeerd is.
Enkele aanbevelingen om goed te straffen: Er moet duidelijkheid zijn over de straf die volgt op het ongewenste gedrag. De straf moet een onaangename betekenis hebben voor het kind. 16
Telkens het ongewenste gedrag zich voordoet, moet het bestraft worden (indien mogelijk). Dit is zeer belangrijk bij hardnekkig ongewenst gedrag. Een straf die aangekondigd wordt, moet effectief uitgevoerd worden wanneer het ongewenste gedrag zich voordoet. Houd de straffen realistisch. Straffen als ‘Je blijft een hele maand op je kamer’ zijn weinig haalbaar en daarom beter te vermijden. Milde straffen zijn aan te raden. Door herhaling van de milde straf krijgt het kind ook het signaal dat het iets niet meer mag. Probeer zinvolle straffen te bedenken door de problemen die gemaakt zijn door het ongewenste gedrag op te lossen. Bijvoorbeeld wanneer een kind iets stuk gemaakt heeft, kan de straf zijn dat het kind de schade dient te herstellen. De straf volgt best zo snel mogelijk na het ongewenste gedrag. Dit geldt zeker voor kleuters. Wanneer de straf kan aansluiten bij het ongewenste gedrag, zoals wanneer het kind zijn/haar kamer niet opruimt, is het zinvol om steeds dezelfde straf op te leggen, in dit geval bijvoorbeeld de kamer gaan opruimen. Wanneer de straf niet aansluit op het ongewenste gedrag, is afwisseling in de straf aan te raden. 17
De straf heeft een einde. Eens uitgevoerd, moet je als ouder je kind proberen te vergeven en moet de boosheid plaats maken voor liefde en genegenheid.
18
Een wens, een eis… en vooral een LACH! Wanneer het eens wat moeilijker gaat, vergeten we al vaak dat er nog een ander instrument bestaat in de opvoeding, namelijk humor. We bedoelen hiermee niet het probleem weglachen of je kind uitlachen. Soms kan een grappig gezicht trekken of een grapje maken, je kind op andere gedachten brengen en een vervelende situatie oplossen zonder discussies met je kind. Een kind vindt het leuk om te zien dat zijn/haar ouders nog steeds kunnen lachen, ook al is er wel eens een probleem. Het zorgt voor een aangename sfeer in het gezin wanneer er nog plaats is voor wat humor. Het maakt de zaken ook gemakkelijker bespreekbaar. Bij kleinere kinderen kan je via afleiding wat humor in de opvoeding brengen. Door je kind op andere gedachten te brengen, zal het nieuwsgierig worden in plaats van ongewenst gedrag te stellen. Door er een spelletje van te maken blijft het probleem weg.
19
Je bent bij familie en je peuter van twee wil niet naar huis en protesteert om zijn schoenen aan te doen. Met wat humor kan je deze situatie proberen op te lossen. Je neemt bijvoorbeeld de veel grotere schoenen van zijn broer/zus en vraagt of dit misschien zijn schoenen zijn. Dan neem je jouw eigen schoenen en geef je aan: ‘Heb ik misschien jouw schoenen aan?’. Je kind zal hier waarschijnlijk om moeten lachen en zijn protest vergeten.
Dit lukt uiteraard maar tot een bepaalde leeftijd. Kinderen die ouder zijn dan drie jaar vragen een andere aanpak. Je kan bijvoorbeeld zeggen ‘Raad eens wat ik vandaag meegemaakt heb…’ en dan vertel je een ongelooflijk sterk verhaal. Bij oudere kinderen is overleg en onderhandeling mogelijk bij een eventuele botsing. Wanneer je voelt dat je op een redelijke manier kan praten met je kind, kan je het proberen. Dat je hierbij enige onzekerheid voelt, is zeker heel normaal. Opvoeden is vallen en opstaan. Onthoud dat jij als ouder uiteindelijk
het laatste woord hebt. Voor
een
kind is
onderhandelen een blijk van waardering vanuit jouw kant als ouder. Jij geeft de boodschap dat je jouw kind als een gesprekspartner ziet en hem/haar respecteert.
20
Hulp of informatie nodig? Solidariteit voor het Gezin – Afdeling Hopon A.&M. Hellinckxstraat 45 – 1083 Ganshoren Tel.: 02/421.79.91 - E-mail:
[email protected] www.solidariteit.be
Meer lezen? Voor ouders
Dat vind ik. Wat vind jij? Over grenzen van volwassenen en kinderen. Jesper Juul
Opvoeden is een groeiproces. Wegwijzer voor vaders en moeders. Peter Adriaenssens, Lannoo.
Je
kind
kan
het
zelf.
Kinderen
opvoeden
tot
zelfredzaamheid. Marijke Bisschop & Theo Compernolle
Kinderen opvoeden. Zo lukt het beter. Wendy Bosmans.
Peuteropvoeding. Moeders vertellen. 18 problemen, 425 oplossingen. Karin Amstutz.
Waarom doet mijn kind zo moeilijk? Moeilijk gedrag begrijpen – efficiënt straffen en belonen. Peter Prinzie, Lannoo.
21
Discipline met zachte hand. 50 manieren om uw kind wat regels bij te brengen. Dawn Lighter, De Driehoek.
Hoe minder straffen? Een boek over eisen, straffen en belonen voor ouders, leerkrachten en andere opvoeders. Ludo Driesen, Garant.
Kinderen opvoeden. Een antwoord op de meest gestelde vragen. Stef Desodt.
Kinderen van de lagere school. De 100 meest gestelde vragen van ouders over kinderen van 6 tot 12 jaar. Stef Desodt, Globe.
Nee zeggen. Waarom het belangrijk is voor jou en je kind. Ascha Phillips, Houtekiet.
Straffen? Ludo Driesen, Garant.
Voor kinderen
Max en de Maximonsters / Maurice Sendak, Lemniscaat, 1990 4+.
Heksenfee /
Brigitte
Minne, ill. Carll Cneut, De
Eenhoorn, 1999 5+.
Gaten / Louis Sachar, Lemniscaat, 1999 13+
Tom en Free Jonas Boets Met illustraties van Rocío Del Moral 6-7 jaar.
Ik heb al goede manieren! 22
Voor hulpverleners Idem als voor ouders.
Opvoedingsproblemen 0-4 jarigen. Handleiding voor opvoedingsondersteuners. M.M.W. Oosterhof-van der Poel.
Kinderen… de baas!? Praktijkboek voor deskundigen. Els Merlevede, Thierry Meerschaert, Guy Bosmans, Wim De Mey & Caroline Braet.
Bovenstaande boeken werden gebruikt bij het opmaken van deze brochure en kunnen bij ons uitgeleend worden in onze bibliotheek. Deze brochure is een realisatie van Solidariteit voor het Gezin.
23