ALLEMAAL BOEREN 0
Gemeente Herent
[email protected] ALLEMAAL BOEREN 2009-2010
INHOUD
Voorwoord en inleiding
Een woordje Q’eqchi’
Wat voorafging
Verslag van het bezoek van Herentse boeren aan Guatemala - 20 juni tot 1 juli 2009
Aandachtspunten bezoek van Guatemalteekse boeren aan Vlaanderen - september 2009
Debat in het kader van de Boerenmarkt van Veltem – Boerenmarkt gaat Fair Trade (2 oktober 2009)
Wat is blijven hangen
Wat nog zou kunnen volgen
Foto’s Pypen, Saelens, Caal Redactie Paul Beghin
ALLEMAAL BOEREN 1
Voorwoord In 2009 kwam het thema ‘landbouw’ op de agenda van het partnerschap Herent – Nimlaha’kok en Nimlasachal. Dat partnerschap kadert in de ontwikkelingssamenwerking waarin de Vlaamse overheid een plaats geeft aan initiatieven op gemeentelijk niveau. Nimlaha’kok en Nimlasachal zijn twee gemeenschappen of ‘regio’s’ van de gemeente Cobán, waarmee Herent sinds 2003 een zusterband heeft. Sinds 2007 is die zusterband, intussen partnerschap genoemd, toegespitst op Nimlaha’kok en Nimlasachal. Daarmee staan we als gemeente wat meer tegenover vergelijkbare partners, ten minste wat bevolking betreft. Nimlaha’kok heeft een bevolking van bijna 8.000 inwoners en Nimlasachal van bijna 5.000, samen 13.000. Wat oppervlakte betreft, blijft het verschil groot: Nimlaha’kok en Nimlasachal zijn elk ongeveer acht keer groter dan Herent. Denk onze wegen weg, vervang de vlakte en wat wij hier ‘de bergen’ noemen door Zwitserse bergen en vorm de Alpenweiden en de sneeuw om tot tropisch woud. En je hebt ongeveer de geografische situatie voor ogen. Nu nog de mensen erin. Vanuit onze koloniale invalshoek noemen wij hen Maya-indianen: Indianen doordat Colombus dacht dat hij in Indië was geland – Maya wegens het toentertijd politiek-culturele overheersende systeem. Zij noemen zichzelf graag ‘indígenas’, ‘inheemsen’, ‘kinderen van de aarde’ en ze gaan daarvoor minstens vijf eeuwen terug naar de tijd voor de koloniale bezetting. Ze voelen zich ook in het huidige Guatemala tweederangsburgers. De gewapende onderdrukking van de jaren negentig heeft echter een heropstanding teweeg gebracht. De geschiedenis zal uitwijzen hoe sterk en hoe lang die zal zijn en in welke richting ze zal gaan. Het feit dat we een partnerschap hebben aangegaan met Nimlaha’kok en Nimlasachal, betekent meer dan dat we nu met een kleinere administratieve eenheid samenwerken. We zitten niet meer in een ‘moderne’ administratie, waarin wij ons in ons element voelen en geneigd zijn en ook gevraagd worden onze efficiënte organisatie over te hevelen. We hebben nu te doen met een eigen vorm van bestuur die echt ‘dicht bij de mensen’ staat. Dat betekent in de Mayacultuur bijvoorbeeld dat gezag niet voorkomt uit een opsplitsing van het grondgebied, waardoor alle personen die er wonen, meteen individuele inwoners worden. Het zijn gemeenschappen (comunidades) die zich verenigen en zo een hogere eenheid vormen. Die gemeenschappen en hun hogere eenheden wringen zich overigens wel in de structuren die de staat oplegt, maar hoe ze met die structuren omgaan, de cultuur, dat is hun zaak … en voor ons is het dus niet zo eenvoudig om ons er direct thuis in te voelen en er onze draai in te vinden met onze goede bedoelingen van wat we ontwikkelingssamenwerking plegen te noemen. Door ons partnerschap met Nimlaha’kok en Nimlasachal maken we het ons dus niet gemakkelijk. Wedden we op het juiste paard? Het is alvast niet het sterkste. Maar om de metafoor even op te heffen: in die streek en in die sociaal-politieke toestand kun je met een paard niet veel aanvangen, laat staan met een tractor. En zo komen we bij de landbouw. Onze boeren die op bezoek zijn geweest, zijn alvast letterlijk en figuurlijk van hun tractor afgestapt. En de boeren uit Guatemala die op tegenbezoek zijn gekomen, hebben hier wel op tractoren gezeten, maar ze hebben ingezien dat wat ze hier kunnen opsteken, op een ander terrein ligt.
Luk Draye Schepen voor ontwikkelingssamenwerking
ALLEMAAL BOEREN 2
Inleiding
Hoezo landbouw voor het eerst op de agenda? Reeds voor de gemeentelijke Herentse samenwerkingsovereenkomst (2000) mochten we vele Q’eqchi’s als gasten ontvangen. En ze keken hun ogen uit op onze landbouw. Ze spaarden ook hun kritiek niet, ze vergeleken voortdurend met hun ‘landbouw-cultuur’ en ze vroegen dan ook steevast of de cultuur van onze voorouders niet was verloren gegaan met de moderne bio-technieken en de hedendaagse machines (bv. kunstmatige bevruchting en maïspik-hakselaar). In de samenwerking zelf bleef landbouw wel wat op de achtergrond. Landbouwbeleid leek in Herent en Cobán niet de prioriteit van de gemeentebesturen waarmee de samenwerking liep. Dat neemt niet weg dat er onder de leden van de delegaties die we te gast hadden, altijd wel enkelen waren die oog hadden voor onze velden en dat die altijd wel iemand in Herent vonden die hun eens een boerderij van binnen liet zien. Omgekeerd konden onze bezoekers er niet naast kijken: eens buiten de stadsrand van de gemeenten Cobán of Cahabón kwamen ze terecht … neen, niet in de velden. Die liggen wat verdoken, gecamoufleerd bijna, in het woud. Maar velen van onze bezoekers geraakten geboeid door de manier waarop daar, middenin het woud, op steile hellingen toch wordt gezaaid en geoogst, voor eigen voedsel vooral, maar hier en daar toch ook voor de verkoop. Hoezo allemaal boeren? Inderdaad, in de Latijns-Amerikaanse gemeenschappen die wij met onze dorpen vergelijken, is ongeveer iedereen betrokken bij wat wij landbouw zouden noemen: de natuurlijke plantengroei vervangen door geselecteerde teelten ten bate van voedsel, voeder en ander gebruik zoals bouwmaterialen. Veel werk gebeurt gemeenschappelijk volgens een tamelijk vaste werkverdeling tussen mannen en vrouwen, jongeren en ouderen. Dat betekent dat er ook voorouderlijke regels zijn voor verdeling van grond en opbrengst tussen de gezinnen. De verkoop van meeropbrengst is een nieuw, koloniaal, element in de voorouderlijke cultuur. Diegenen die in die verkoop verder gaan dan het gemiddelde, komen dichter bij wat wij ons in Europa als landbouwers voorstellen. Maar wegens het gemeenschappelijke karakter van bijvoorbeeld het zaaien is het voorlopig moeilijk om zich te onttrekken aan het bewerken van de grond. En in die zin zijn de Q’eqchi’ die in de dorpengemeenschappen wonen, inderdaad allemaal boeren. Bij ons zijn er ‘landbouwers’. Buiten de officiële, financiële, statistische terreinen noemen ze zich graag ‘boeren’. Ze dragen die naam met fierheid en we kunnen alleen maar hopen dat steeds minder mensen nog ‘ach, het is maar een boer’ zullen denken en zeggen. Hoe minder boeren er zijn, hoe meer we ze in ere moeten houden. In Herent schieten er volgens de landbouwtelling nog enkele tientallen over. Als de trend zich doorzet – en daarmee zeggen we niet dat dit zou moeten – zijn er binnen pakweg tien jaar voor de 1.500 hectaren of minder nog een dozijn boeren met akkerbouw en/of veeteelt (gemiddeld elk 100 hectaren) en een half dozijn fruittelers, tuinders, planten- of bomenkwekers; daarnaast nog enkele uitbollende of hobby-boeren en paardenhouders (gemiddeld 10 hectaren). Vermindert de kwantiteit, hopelijk houdt de kwaliteit stand. De boeren die, om het met de woorden ven Werumeus Buding te zeggen, voort ploegen, die zijn dan toch ‘allemaal boeren’. ALLEMAAL BOEREN 3
Of de boeren, al dan niet uitgedund, al dan niet aangevuld met ‘nieuwe’ boeren, inderdaad ‘boeren’ zullen blijven, hangt voor een groot stuk af van hun buren, zeker in een gemeente die verstedelijkt zoals Herent. Zullen die buren respect tonen? Zullen ze zich interesseren aan wat de boeren in hun stallen en op hun velden winnen? Zullen ze zich realiseren dat het om hun voedsel gaat? En zullen ze de boeren aanmoedigen en steunen door zo direct mogelijk producten af te nemen bij die boeren die zich op hoeveverkoop en –verwerking richten? Uiteindelijk is het de vraag die het aanbod bepaalt (reclame niet te na gesproken). Welk soort voedsel ‘consumenten’ willen (van waar het komt, welke veiligheids- en gezondheidseisen, welke ecologische en sociale voorwaarden, enz.), beïnvloedt de productie ervan. In die zin zijn we, als ‘eters’, allemaal boeren. Als het thema ‘landbouw’ op de agenda komt van het partnerschap tussen Herent en Nimlaha’kok, Nimlasachal, is dat zaak van ons allemaal, op welke manier we ook ‘allemaal boeren’ zijn. In 2009 hebben we verkennende bezoeken en tegenbezoeken gehad. We brengen er hier verslag over uit zodat we allemaal mee kunnen overleggen over hoe we in de volgende jaren samen kunnen werken ten bate van de landbouw ginder én hier. Met mensen uit Noord en Zuid samen aan tafel zitten, overleggen en bijna letterlijk kijken wat er de komende decennia op ons bord komt is de uitdaging. U wilt toch ook weten hoe de vork aan de steel zit? Mag ik voor dit verslag Paul Beghin bedanken. Aan hem hebben we dit document te danken. Hij nam de tijd om het materiaal aan te maken, te verzamelen, te verwerken, te schrijven en te ordenen. Bernard Dumoulin Noord-Zuidambtenaar
ALLEMAAL BOEREN 4
Een mondje Q’eqchi’ Landbouw, voedselvoorziening, spiritualiteit … en wat wij ons daarbij voorstellen. Vertaal dat maar eens in het Q’eqchi’! En hoe stellen de Q’eqchi’ zich dat dan voor? Of hoe stellen Vlamingen zich maïs verbouwen voor? Enkele voorbeelden kunnen ons alvast laten aanvoelen dat landbouw hier en ginder iets anders betekent. Landbouw (Spaans: agricultura) als je ‘landbouw’ zegt, zeg je meteen 'maïs' voor de Q'eqch'i’. ‘Awk’ wil zeggen: zaaien, waarbij in eerste instantie 'maïs zaaien' in beeld komt, maar het kan ook andere gewassen betreffen. Als onze Q’eqchi’gasten ons tegemoetkomen in het Spaans horen we inderdaad nogal eens ‘siembra’ (het zaaien). Ook 'k'alek' (kappen, terrein vrijmaken) kan een vertaling zijn: want als je aan landbouw wil doen, als je (maïs) wil zaaien, moet je een stuk grond klaarmaken. Landbouwer wordt daarom door twee termen vertaald: aj awinel (de zaaier) of aj k'alom (de kapper). Veeteelt kun je vertalen als: k'irisiink ketoomq (dieren kweken in en rond het huis). Agroforestry (Spaans: agroforestería) is voor ons een nieuw woord en een nieuwe vorm van landbouw, waarvoor we nog geen algemeen gebruikte vertaling hebben; voor de Q’eqchi’ gaat het om een eeuwenoude vorm van landbouw in het bos, maar er gebeurt meer in het bos - of zeggen we beter ‘woud’ – dan land-bouw. Een vertaling zou kunnen zijn: 'li waank (of li wa'ak) chiru li TzuulTaq'a. En dat betekent: het leven (het ‘zijn’ en ons eten) op het Heilige Berg-Dal.
Nog meer leesvoer binnen de Herentse samenwerking rond landbouw (bij de Herentse Noord-Zuiddienst beschikbaar): Partners in landbouw: een terugblik.(2010) Wat eten we morgen? Evaluatie van het GROSH project voor landbouw 2015. (2007)
Wereldbeschouwing (Spaans: cosmovisión) zou min of meer kunnen overeenkomen met 'xyaalalil
¿Qué comeremos mañana? samenvattende vertaling van ‘Wat eten we morgen’ (2009)
li kaaxakuutil', dat inhoudt: de waarheid, de kern, de grond van hoe de wereld in elkaar zit (de wereld vertaald als vierkant).
Partners in landbouw vanuit Herents perspectief (2010)
Inge Hatse, Noord-Zuidambtenaar
Intercambio agri-cultura ¿Adónde vamos juntos? (2010)
ALLEMAAL BOEREN 5
Wat voorafging Sinds kort is er een uitvoerig document over de lange voorgeschiedenis beschikbaar ‘Partners in Landbouw: een terugblik’. Dat document puurt uit alle bestaande vorige verslagen van bezoeken en tegenbezoeken van 1996 tot 2008 wat we kunnen te nutte maken in een toekomstige samenwerking op het domein van de landbouw. Hier beperken we ons tot de onmiddellijke voorbereiding in 2009. Begin 2009 nodigde de Noord-Zuiddienst alle Herentse landbouwers, op grond van de lijst van de landbouwtelling, uit voor een avond waarop hij voorstelde het thema landbouw expliciet naar voren te schuiven in het partnerschap, onder meer via een bezoek en tegenbezoek van boeren. Twee koppels boeren aanvaardden de uitdaging nog hetzelfde jaar op bezoek te gaan naar Guatemala. Voor de voorbereiding was er onder meer een avond over het landbouwsysteem van de MayaQ’eqchi’s. Daarvoor werd een beroep gedaan op Patrick De Ceuster, die in de jaren negentig in die streek heeft gewerkt. Hij zou later ook het bezoek en tegenbezoek mede begeleiden en tolken. Min of meer onverwachts diende zich nog de volgende kans aan voor de voorbereiding. De gemeente Herent heeft naast een zusterband-partnerschap in het kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking ook een programma lopen bij de Belgische federale ontwikkelingssamenwerking. Dat programma is op dit moment toegespitst op een markt en een gemeenschapsradio in de regio Nimlaha’kok met als lokale partner de regioraad. Om dat programma op te stellen kwamen in maart twee vertegenwoordigers naar Herent: Herminio Ramirez Caal die hier in 1993 was om, als toenmalig ‘burgemeester’ van de regio Nimlaha’kok mee de samenwerkingsovereenkomst te ondertekenen en nu penningmeester van de regioraad en voorzitter van de commissie markt; en Hector Col Choc, vrijgestelde voor het project markt – radio. Buiten het voor hen drukke werk het project te schrijven, bezochten ze een zestal boeren met een of andere vorm van thuisverkoop in Herent. Daarna wisselden ze samen met hen en vooral met de toekomstige bezoekers indrukken uit over wat ze hier zagen evenals verwachtingen voor bezoek en tegenbezoek.
ALLEMAAL BOEREN 6
Verslag van het bezoek van Herentse boeren aan Guatemala 20 juni tot 1 juli 2009 De delegatie bestond uit Chris Pypen en Mia Morren (fruitbedrijf), Paul Saelens en Lydie Wuyts (gemengd bedrijf). Patrick De Ceuster (Wervel) ging mee als gids en tolk.Ter plaatse werden ze begeleid door iemand van de plaatselijke ngo ADICI, door de plaatselijke vertegenwoordigers van de regio of van gemeenschappen, waaronder Miguel Chub, verkozen voorzitter van de regioraad en Hugo Ramirez Caal door de gemeente Cobán aangestelde coördinator van de regio.
Samenvattende uittreksels uit het verslag van Herbert Caal Figueroa, begeleider van Adici
Uittreksels uit het dagboek van Mia Morren aangevuld met toelichting tijdens interviews met alle vier de bezoekers
Koffieplantage van de coöperatieve Chicoj Raxquix: Een jonge Q’eqchi’ vrouw deed een rondleiding waarbij ze een degelijke uitleg gaf over de geschiedenis en de teeltwijze van koffie in de streek van Alta Verapaz. Spijtig vergat ze iets te vertellen over de uitbuiting van de generatie van haar grootouders op de plantages van de Duitsers, of nog de vervanging van de natuurlijke bossen door eenzijdige aanplanting van naaldbomen.
Er komt heel wat bij kijken voor je en kopje koffie hebt. Ze planten hout aan voor hout. Snoeien en enten gebeurt zoals bij ons.
Gemeenschap Seilob Sekawayaché (groenteteelt, kardemom). Leden van de gemeenschap gaven uitleg over de acties die
Waterreservoirs zijn recent gebouwd met de hulp van Adici. Dat is een hele verbetering, want ’s zomers zaten ze maanden zonder
ALLEMAAL BOEREN 7
ze in samenwerking met Adici uitvoeren op het gebied van milieuzorg, bouw van waterreservoirs, teelt van streekeigen groente, veeteelt, pluimvee en bouw van gemeenschapslokalen. De vrouwen onderscheidden zich door hun verhaal over de groentevelden, met name hoe ze aan het zaad daarvoor zijn geraakt. De delegatie hielp ook om de grond klaar te maken en amarant te zaaien.
water.
Amarant is een gras met pluimen waarop kleine zaadjes zitten. Die bevatten veel eiwit. Ter plaatse worden ze onder meer klaar gemaakt met honing. De grond wordt heel fijn gemaakt, met de hand verkruimeld. Er wordt compost van kippenmest toegediend.
Gemeenschap Inupal (honing en De honing is heerlijk. bijenplanten). Enkele gezinnen toonden ons de Alle bijenrassen zijn zachtaardig, op één na. verschillende honingplanten die ze hadden opgespoord. We konden ook de inheemse bijen en bijenplanten zien. We kregen ook uitleg over praktijken ten voordele van de bijen. Ook het systeem van boslandbouw werd toegelicht en van voedselverwerking, bijvoorbeeld de verwerking van maniokmeel. Het belang van zaaien van bosplanten, het houden van pluimvee rond het huis en het in ere herstellen van groente zoals arracach een variëteit verwant met kardemom komt aan bod. Dat alles voor meer afwisseling in de voeding te krijgen.
Ritus in Laguna Grande. Wij, Q’eqchi’, dachten dat dit een gelegenheid was om de delegatie kennis te laten maken met verscheidene aspecten van het leven in de gemeenschappen. De delegatie zag het veeleer als een feest en verwonderde zich over de dronkenschap.
Feest van de patroonheilige Sint Jan. Er was een koe geslacht en er werd gegeten en gefeest tot het vlees op was. Wij hebben lekkere soep met long en lever gegeten. De kop van het geslachte beest werd in zijn geheel verkocht.
Vergadering met de autoriteiten van de regio Nimla Hakok. Na een welkomstplechtigheid door de leiders en de ouderlingen maakten de
ALLEMAAL BOEREN 8
deelnemers van de regio kennis met de delegatie en luisterden ze naar haar indrukken tot dan toe. Proefproject van cacao in de gemeenschap van Xalaché, dat door Adici wordt gesteund. Uitleg over de mengteelt in het systeem van boslandbouw. Gemeenschap van Chinamococh: ontbijt als blijk van respect. Bezoek bij Miguel Chub: citroenen, koffie, bosbouw, kardemom, milpa (mengteelt van eenjarige planten zoals maïs en zwarte bonen), veeteelt, enz. De vragen van de bezoekers betroffen vooral de commercialisering: waarom zo vele soorten telen die niet verkocht worden?
We bezoeken het veld van Miguel, ongeveer vier hectaren met koffie, veel maïs, koeien, bonen, vanille, mango, pompoenen, limoenen, bananen, herbebossing, boomplantgoed (o.a. acajou). Meestal voor eigenvoorziening, klein deeltje voor verkoop. Bv. limoenen: kleine hoeveelheid voor verkoop aan plaatselijke bevolking, de rest blijft liggen. Miguel experimenteert veel met verschillende soorten en variëteiten. Kardemom wordt geteeld en verkocht. We zien ook een mengteelt van vanille en pepertjes. Avondmaal: witte paddenstoelen met gefrituurde patatjes.
Plechtigheid als dank voor de oogst en in naam van het bezoek en de zusterband
Ceremonie voor inwijding van internet en generator, gedurende ongeveer drie uur met veel kaarsen. Chris doet mee met de ouderlingen. Daarna nog een half uur vergadering
Copalá la Esperanza. Bezoek van enkele zonder branden aangelegde maïsvelden met bespreking van de voor- en nadelen daarvan, kokosbomen rond de huizen. In deze
Copalá la Esqperanza is een gemeenschap die 13 jaar geleden teruggekomen is uit Mexico (na de vlucht tijdens de oorlog). Er is hulp van allerlei projecten geweest. Ze zijn zeer begaan
ALLEMAAL BOEREN 9
gemeenschap leven meer dan drie Mayagroepen samen die in de tijd van het gewapende conflict van hun gronden zijn verjaagd. Leden van de vrouwenvereniging toonden hun weefsels.
met het milieu, bv. geen kunstmest of chemische sproeistoffen, composttoilet, gescheiden afval, waterzuivering. We hebben de kruising van schaap en geit gezien. Je ziet duidelijk Mexicaanse invloed.
Coöperatieve in Nimlaha’kok.
Vergadering coöperatieve. Veel gelijkenis met organisatie bij ons. Van 40 tot 95 leden gegroeid. Tot nu toe is er nog maar een wanbetaling geweest.
Landbouw promotor Alberto Chub, die in Laguna Grande een agroforestry-systeem heeft uitgewerkt met teelten zoals zwarte pepers, kaneel, cacao en met bosplanten die dreigen verloren te gaan.
Palm voor plantaardige inkt en kleurstof (bv. dollarbiljet); wierookbomen, peperbolletjes, kruidnagel, limoenen
De leden van de delegatie bezochten enkele families in de gemeenschap van Nimlaha’kok. Ze brachten ook een bezoek aan het kruis van de martelaren dat zich op een van de sacrale bergen van de gemeenschap van Nimlaha’kok bevindt.
Rustig dagje Bezoeken bij boeren en families (een tweeling, waarvan eentje geen borstvoeding wil en flesvoeding is hier niet zo simpel); gaan zwemmen in idyllisch meertje. Urenlange vergadering. Probleem: boeren hadden wierookbomen geplant in gemeenschap, maar de gemeente heeft aangezet tot privé-eigendomstitels. Dat perceel is toegewezen aan een inwijkelinge (handelaarster) die het land laat bewerken door haar zoon uit de stad. Ze kennen er niets van, maar willen wel het geld voor het wierookhars. Hetzelfde probleem stelt zich soms ook voor maïs. Bezoek Abel (die al in Herent is geweest met de delegatie sociale economie) Droogplaats en molen voor kardemom voor de gemeenschap; bezoek aan zijn tuin: vanille, kolibrie-nestjes
Gemeenschap van Sepalaw. Veeteelt
Verzorging van de koeien: zoals bij ons. Interessante uitwisseling over voeder en verzorging. Koeien worden ’s morgens ter plaatse geslacht
ALLEMAAL BOEREN 10
en het vlees wordt dezelfde dag verkocht. Markt Cangüinic en bezoek aan een finca met melkvee van Cobán. De eigenaar van de finca Chipoc, meneer Zet, mogelijks een Europeaan, ontving de delegatie om acht uur ‘s morgens. De Belgische gasten waren blij direct met hem te kunnen praten in het Engels en Patrick was zo vriendelijk voor ons enkele commentaren te vertalen. Het bezoek duurde twee uren. We bezochten de stallen, enkele weiden, en de velden waar groenvoer en maïs wordt geteeld om in te kuilen. EVALUATIE
Grootgrondbezitter.
De Belgische gasten brachten onder meer de volgende bemerkingen en voorstellen naar voren.
Vervoer, logies OK (hygiëne kon beter)
Algemeen:
Uitstekend was het logies bij families in de gemeenschappen.
Tolken naar het Engels zou nuttig zijn. Kunnen jongeren daarop worden voorbereid?
Melkkoeien, maïs, een beetje koffie, dennenbomen. Melkverwerking tot kaas, yoghurt; probeert nu eigen winkels in de stad; grassoort uit ZuidAfrika, Columbia. Proefteelten van maïs: een heel jaar maïs zaaien voor voeder
Verschillen tussen boeren zien, was interessant Boeren op zich is goed, maar de verwerking en de vermarkting van producten blijft achter.
Landbouw
Interessant is de herwaardering van streekeigen variëteiten
Spijtig is het teelten te zien die niet verkocht worden.
Interessant is de enting van cacao en de zorg die elke landbouwer besteedt aan zijn veld.
Het voedsel bestond enkel uit soep en bonen, hoewel er in de gemeenschappen andere gewassen te zien waren.
De zin van de Q’eqchi’ plechtigheden konden ze niet inzien; ze duren lang en ze konden ze niet begrijpen.
De vergadering met de coöperatieve was uitstekend. Het krediet dat ze verstrekt, werkt.
De Q’eqchi’ begeleiders en gastheren hadden onder meer volgende bemerkingen.
Spijtig dat we geen woorden rechtstreeks konden uitwisselen. De
Ritussen: goed, (bij ons is dat spijtig genoeg verloren gegaan), maar te veel De vergadering met de coöperatieve was een hoogtepunt, waar wij op dezelfde golflengte zaten
ALLEMAAL BOEREN 11
volgende keer ervoor zorgen dat er in de delegatie tenminste iemand is die Spaans spreekt. Plechtigheden houden om de Q’eqchi’ spiritualiteit mee te laten beleven is niet gelukt. De ouderlingen voelden zich daar slecht in, maar begrepen uiteindelijk wel dat de gasten een andere cultuur hebben.
De Guatemalteken moeten beter hun ervaringen doorgeven. Ze verwachten bij ons te zien: Hoe wij werken: teelten en dieren. Met oudere landbouwers praten (pensioen) Halftijds werk
Aandachtspunten bezoek van Guatemalteekse boeren aan Vlaanderen Wat we met plezier hebben gezien
dat de boeren goed georganiseerd zijn van veld tot verkoop dat er ook organische landbouw bestaat dat vele wetten en reglementen het gebruik van chemische hulpstoffen regelen dat maïs op rijen staan en dat de maïsteelt veel opbrengt
Wat ons pijn deed
dat er zo vele wetten en regels zijn dat het soms moeilijk is ermee te leven dat er veel maïs op het veld blijft liggen die niet wordt opgeraapt, alsof er geen respect voor is dat onze collega’s boeren met veel twijfels zitten
Wat we nog graag in de zusterband zouden zien gebeuren
dat wij die hier te gast waren, contact onderhouden en, elk vanuit onze streek en gemeenschap, geregeld ervaringen uitwisselen dat we hier en bij ons de landbouw in beeld blijven brengen via tentoonstellingen, informatie, evenementen dat we hier en bij ons de eigenheid van onze landbouw en van onszelf affirmeren en verdedigen dat we ervaringen uitwisselen over technieken, zaadwinning, gewasveredeling, compost maken en gebruiken dat we de ware kennis opdoen rond sproeistoffen het zich organiseren als boeren begrijpen, ervaringen delen, kennis opdoen lokale verkoop als meerwaarde bestuderen en toepassen dat we tussen de twee deelnemende regio’s informatie uitwisselen over de toestand van onze landbouw, bv.via een maandelijkse nieuwsbrief (Zuid-Zuid samenwerking) dat we aan interculturele uitwisseling doen, bv. van de Q’eqchí Mayalandbouwkalender, van didactisch materiaal
ALLEMAAL BOEREN 12
dat we tussen Herent en de twee regio’s zaden uitwisselen die we zelf hebben gewonnen dat we heen en weer inleefreizen, een soort stages, organiseren
Wat wij als onze eerste taak zien na onze terugkeer dat we werk maken van de doorstroming van onze ervaring tijdens dit bezoek: het nodige budget vinden, geschikt didactisch materiaal maken, bijeenkomsten organiseren. En hopelijk vinden we de tijd om die doorstroming naar al onze gemeenschappen te verwezenlijken Onze algemene indruk is dat dit partnerschap niet het zoveelste programma van ontwikkelingssamenwerking is maar dat we in dit partnerschap tegenover elkaar staan als broers en zussen
Debat Boerenmarkt (Veltem) gaat voor Fair Trade october 2009 Onze gasten uit Guatermala waren Eluvia Yat en Alberto Chub, een koppel, Carlos Chocooj, een ouderling, Marta Coc, actief bij de vrouwen en Herbert Caal, begeleider van Adici. Ook de Herentse boeren die naar Guatemala reisden debatteerden mee. Dirk Barrez gidste alles in goede banen. Alberto: Wat ons hier is opgevallen, is dat de maïs gezaaid en geoogst wordt met grote machines, dat hij op de grond valt en verloren gaat en dat is jammer voor het leven dat hij in zich heeft. Het werk is goed, maar het gaat allemaal zo snel. Als wij maïs zaaien, maken we eerst de grond vrij, we zoeken een stok om te zaaien, we maken daarmee een putje waarin we enkele zaadjes laten vallen. Terwijl de maïs groeit, wieden we geregeld. Als we oogsten, plukken we de kolven voorzichtig zodat er geen enkel zaadje op de grond valt. Als dat toch gebeurt, rapen we dat op. Anders zou de maïs het wel eens beu kunnen worden. Van de oogst die we in december binnenhalen selecteren we eerst de zaden voor de tweede zaaiperiode. Zo maken we de cyclus rond. Marta: Wij werken altijd als koppel, we hebben elk onze taken en vullen elkaar aan. We hebben
ALLEMAAL BOEREN 13
gezien dat het hier er ook zo aan toe gaat en dat maakt ons blij, want zo moet het zijn. Zo moet het blijven, dat we de Wij zijn boeren, maar we grond bewerken voor ons voedsel. Als we terugkeren, hebben die verbondenheid met zullen we meedelen wat we hier hebben gezien. Zoals wij, het voedsel en met de grond vrouwen in Guatemala een belangrijke rol spelen in de niet meer. verkoop van onze opbrengst, hebben we dat ook hier gezien en we willen daarvoor met vrouwen hier in contact blijven. We krijgen een te lage prijs betaald door de tussenhandelaars die onze producten afnemen. We moeten ons organiseren om een betere prijs te krijgen, want nu wordt ons product en worden wijzelf verworpen. We moeten opstaan om de plaats te krijgen die we verdienen.
[
]
Herinneringen van de bezoekers Mia: Je hebt het van hen gehoord: ze werken zonder machines. Dat is een groot verschil, maar de gelijkenis is de lage prijs. Ook bij ons gaat de winst vooral naar de tussenhandel en de winkels. Ze hebben het nog op vele andere punten moeilijk. Het klimaat bijvoorbeeld. Wij begonnen al te zweten en te puffen als we een beetje stapten; zij moeten daarin werken. Chris: We hebben de kans gehad met boeren te leven, dag en nacht in hun huis. Hun leefomstandigheden zijn helemaal anders en ook hun werkomstandigheden. Naast het klimaat zijn er de bergen. Daar kunnen in elk geval geen tractoren op. Ze moeten al een tot twee uren stappen om bij hun veld te komen. Ikzelf heb vooral op de fruitteelt gelet. De technieken die ze gebruiken en die ze al eeuwen toepassen, bv. voor enten en veredelen, zijn dezelfde als de onze. Dat heeft me verrast. Wat me pijn deed, was de commercialisering. Iemand had 150 limoenbomen geplant en wist niet wat hij met zijn vruchten moest aanvangen. Hij zou er van de opkopers een prijs voor krijgen waarvoor hij ze niet kon plukken, terwijl limoenen verkocht worden tegen 70 keer de prijs die hij ervoor zou krijgen. Een van de bedoelingen van onze reis was dat we de boeren daar zouden kunnen helpen met mogelijke tussenstappen aan te wijzen. Waarvoor we die mensen moeten bewonderen, is dat ze de moed hebben initiatieven te nemen om de vermarkting in eigen handen te nemen, wat in de huidige economische toestand niet eenvoudig is. Ik hoop dat we hen daarbij kunnen blijven ondersteunen. Als deze mensen hier bij ons op het bedrijf zijn geweest, hebben ze nieuwe ideeën kunnen opdoen hoe zij het kunnen aanpakken. En ik hoop dat er nog meer uitwisseling kan gebeuren. Paul: Het grote verschil is het volgende: als je daar komt, zeg je hier is eigenlijk geen landbouw. Zij telen maïs om te overleven, als zelfvoorziening. Toch zie je hier en daar andere planten staan die ze proberen te verkopen. De boeren die een beetje vooruit willen, zijn diegenen die zich verenigen. Een voorbeeld is de coöperatieve. De mensen die krediet willen opnemen voor de volgende oogst, zijn diegenen die op korte termijn het verst vooruit zijn gekomen. Het probleem is dat er te weinig krediet beschikbaar is voor de groeiende vraag. Wat je moet bewonderen, zijn de vrouwen. Ze staan ’s morgens op om vijf uur. Je hoort een zware motor aanslaan om de maïs te malen. En ze maken tortilla’s. Dat doen ze trouwens drie keer per dag. Vraag hier maar eens aan een vrouw drie keer per dag vers eten te maken. Wishful thinking! Ze eten altijd maar maïs en zwarte bonen. Dat is een eenzijdige voeding, maar we mogen daarop geen kritiek geven. Ook zijn zij sterk verbonden met hun grond. Voor alles hebben ze rituelen. Ze zijn dankbaar voor de maïs. Wij zijn boeren, maar we hebben die verbondenheid met het voedsel en met de grond niet meer. Of liever ik had die niet meer. Dat is wat ik het meeste heb opgestoken.
ALLEMAAL BOEREN 14
Wij werken hard of we denken dat we hard moeten werken, in elk geval fysiek niet. Zij dus wel. Maar ze zijn dankbaar dat ze op hun ‘berg’ maïs mogen telen in volle respect voor de natuur, voor hun eten. Dat is wat me het meeste gepakt heeft: ze hebben voor alles een uitleg, als ze voor iets bang zijn, dan houden ze een ritueel. Wij zijn voor alles verzekerd. Mijn grootouders, die ook boeren waren, hielden ook rekening met het weer en de maankalender. De hedendaagse boer, die kijkt eerst naar de beursberichten om te zien hoe sterk zijn maïs gezakt is. Dat is tegenwoordig belangrijker geworden dan de maïs te telen. En dan denk je: zijn we nog wel goed bezig? Uiteindelijk is het in Noord en Zuid overal hetzelfde: het ontbreekt aan respect voor wie voedsel opbrengt. Anders zouden ze er een deftige prijs voor betalen. Nu moeten we voedsel produceren aan een ongelooflijk lage prijs. En daarna geeft de overheid subsidies. Ik zou liever produceren, tarwe bv., tegen een reële prijs. Dan zijn we ook geen concurrenten van het Zuiden, want dan kan het Zuiden zijn voedsel produceren aan hun reële prijs. Nu zitten we in concurrentie en zijn we allebei het slachtoffer. Eerst was dat door het protectionisme in de landbouw. Nu gebeurt de prijszetting door een paar multinationale bedrijven die speculeren op de voedselvoorziening. Dat is verkeerd: mensen moeten eten. Dus moet je ervoor zorgen dat de voortbrenger van het eten een normale prijs ontvangt. Dat we eerst een te lage prijs krijgen en dat we daarna subsidies moeten krijgen om ons bedrijf leefbaar te houden, dat is toch tegen alle logica in. De boer heeft nog zijn fierheid. Het is nog te veel gevraagd dat we produceren tegen kostprijs plus een beetje winst. We zijn, als maatschappij, wel bereid in deze crisis de veroorzakers ervan, de speculanten in grondstoffen en geld, te ondersteunen en zelfs bonussen te geven. Maar we zijn niet bereid de voortbrengers van ons voedsel een degelijk inkomen te geven. Het zou toch veel eenvoudiger zijn de boeren een bodemprijs te garanderen in plaats van een belachelijk lage prijs. Als consument betaal je weinig in de supermarkt, maar als belastingsbetaler betaal je mee voor de subsidies aan de landbouw. Je betaalt dus twee keer. Over zo’n dingen hebben we ook gepraat in Guatemala. En het is verbazend hoe gelijklopend de situatie is. Tegen horzels gebruikt een veeteler hetzelfde product. En hoeveel betaalt hij ervoor? Zes keer minder. Hoe komt dat? Omdat die firma ervan uitgaat dat ik zes keer meer kan betalen. Vragen vanuit het publiek: Over Adici Herbert: Adici is een ngo die vorming geeft, vertrekkende niet vanuit onze universitaire kennis, maar vanuit de bestaande praktijk en daarom zit landbouw bij ons in agro-ecologie. Over kunstmest: Marta: Wij gebruiken geen chemische stoffen, we werken met de kracht van de aarde. Volgens ons maken chemische stoffen het bodemleven kapot. We gebruiken wel dierlijke mest en planten
ALLEMAAL BOEREN 15
en we hebben ook vlinderbloemigen. Alberto: Er worden zaden verkocht die chemische meststof nodig hebben. Diegenen die daarmee werken, gebruiken ook de nodige chemische meststof. Die zijn trouwens heel duur. Maar voor de planten waarvan we zelf zaad winnen, hebben we geen chemische meststof nodig. Wij houden van de grond en dat helpt ook. Paul: Voor we opgingen naar Guatemala was ons gezegd dat er met een zesslag systeem wordt gewerkt. Maar door de uitbreiding van de bevolking moet er meer maïs geteeld worden. Als we dan zien dat er op sommige flanken tot 80 % maïs staat, dan klopt dat niet. Als we de vraag stellen, antwoorden de boeren: dit is vruchtbare grond; we zetten hier twee of drie jaar maïs na elkaar. Ze gebruiken wel pesticide. Maar de overgang van hun cultuur naar die moderne producten is blijkbaar te groot. In winkels zagen we die pesticide gewoon naast de suiker staan en een kleine boer die maar een kleine hoeveelheid nodig heeft, giet die over naast de rivier. We zijn in het verleden ook slordiger geweest, maar nu hebben we wel de nodige voorlichting gekregen. Die is daar dringend nodig, ook voor hun eigen veiligheid: als je een hele dag met een rugsproeiertje op de hellingen bezig bent, kan dat niet goed zijn voor je gezondheid. Je kunt ook met de machete klaren; we hebben dat ook zien doen. Niet klaren leidt, voor zover we konden zien, tot een halvering van de gewone opbrengst. Besluit: het kan ook zonder, als ze zich houden aan hun zesslag. Maar zolang je veel kinderen blijft voortbrengen om later voor u te kunnen zorgen en die blijven leven door de verbeterde gezondheidszorg, zit je met een probleem voor de voedselvoorziening, krijg je een tekort aan grond en kun je er met de zesslag niet komen. Alberto: Wat Paul zegt, is waar: de grond heeft meststof nodig. In onze streek proberen we toch na een jaar maïs de grond zes jaar te laten rusten. We hebben anderzijds gezien dat de kunstmest de grond uitdroogt, hij wordt zand en daar groeit de maïs niet meer. Hij heeft ook gelijk dat er een grondprobleem is: mensen en gemeenschappen die van hun grond verdreven werden en geen grond hebben. Er is zelfs hongersnood op dit moment in Guatemala. We moeten een oplossing zoeken: de grond helpen om meer voort te brengen. De honger brengt ook misdaad mee. We moeten goed nadenken wat we doen om de grond te verzorgen. Over erosie Paul: In de maïsvelden zien we weinig erosie, niet meer dan in het woud. Je moet je inbeelden: die wordt geplant tussen de stenen. Er is geen kerende grondbewerking, de plantenresten blijven liggen en ze maken een putje waarin ze het zaad leggen.
ALLEMAAL BOEREN 16
Wat is blijven hangen Naast het debat en de vele keren dat ze op de vraag ‘en hoe was’t ginderachter’ hebben geantwoord - en door de thuisverkoop is dat vele, vele keren – hebben Lydie en Mia hun verhaal uitgebreid en met geprojecteerde foto’s gebracht voor de KVLV van WinkseleDelle en heeft Paul hetzelfde gedaan voor zijn collega’s in de boerengilde LeuvenHerent (vijftig boeren). Uit een (vier)dubbelinterview pikken we nog de volgende gedachten. Voor zover ze nog niet voldoende aan bod kwamen in het verslag en in het debat. Het zijn geen citaten. De oorspronkelijke sappige woorden hebben plaats gemaakt voor drogere en wat abstracte zinnen. We hebben alle vier nogal wat reiservaring in verschillende continenten. Dit was anders. Niet met de valies en in hotels, maar met de rugzak en bij de mensen thuis verblijven. Die mensen waren ‘boeren’, maar bijna iedereen is er boer. Eerst even algemeen. Zijn ze arm? Ja, in onze ogen, als we bijvoorbeeld naar hun huizen, comfort en transportmiddelen kijken. Neen, want ze lijken gelukkig met het weinige dat ze hebben. Dat ze gelukkig zijn, kun je opmaken uit hoe ze met elkaar omgaan, lachen, zingen en dansen. Als we later de tegenbezoekers bij ons thuis ontvingen, zegden ze ons dat ze die uiterlijke welvaart niet missen. Ze zijn gastvrij. Op het punt van huisvesting bieden ze wat ze hebben: een enkele kamer waar alles gebeurt, waar ook de kippen rondlopen, een hangmat, als er een bed was, kregen wij het; een afgescheiden, maar primitief toilet (met, door de warmte, wat wij geurhinder zouden noemen). Nogal eentonige voeding, alhoewel wij wel altijd kippensoep kregen tot drie keren per dag als teken van gastvrijheid. Anderzijds toch ook heerlijke proevertjes van fruit, rietsuikerwijn, amarant, honing.
Een mooi voorbeeld van hoe het met weinig middelen al veel aangenamer kan, zagen we in Copalá la Esperanza. Zie hoger in het dagboek van Mia. Eigenaardig vonden we dat de povere en soms weinig hygiënische leefomstandigheden niet beter waren bij mensen, waarvan we veronderstelden dat ze rijker waren dan gemiddeld omdat ze leidende figuren waren en economische bijactiviteiten hadden en daarvoor ‘werknemers’ inzetten (en betaalden, veronderstellen we). Ook eigenaardig is dat er in de gemeenschappelijke gebouwen zoals vergaderzalen, school en ook in de enkele eethuisjes en winkels langs de weg wel meer moderne bouwmaterialen, inrichting en elektriciteit is, tot en met internet. Dat alles is ook nog nieuw: sinds tien jaar of minder. De verharde weg via Nimlaha’kok heeft hier zeker een rol gespeeld. Onze vraag is hoe lang de mensen na de vergadering met elektriciteit nog zullen (moeten, willen) terugkeren naar hun huis met kaarsZijn ze arm? licht.
[
]
We hadden verwacht boerderijen te gaan bekijken. Dat was niet zo. Enerzijds omdat die er niet zijn zoals bij ons (als we even de finca's erbuiten laten – we hebben er toch een bezocht), anderzijds omdat we er ontvangen zijn door mensen met een eigen cultuur. Voor hen is het woord van belang, bij elke bijeenkomst stelt iedereen zich uitvoerig voor: wie ze zijn, wie ze vertegenwoordigen, wat ze verwachten en dat gebeurt niet een keer, maar op elke vergadering opnieuw alsof we elkaar voor het
ALLEMAAL BOEREN 17
eerst ontmoeten. Een vergadering is dus voor twee derden gevuld met zich voorstellen. Dat heeft ermee te maken dat ze erkenning willen krijgen. Wij deden dat vroeger ook meer, maar nu hebben we geen tijd meer. Zij wel. Want er is geen economie. Het belang van het woord heeft ook te maken met het feit dat ze jaren, door de oorlog, niet hebben mogen vrijuit spreken. Dat laatste legt ook het belang van ded ritussen uit, die ze ook pas sinds enkele jaren opnieuw niet meer verdoken, maar open mogen doen. We hebben nogal wat ritussen meegemaakt, aangeboden gekregen, moeten we zeggen. Want blijkbaar was het om ons eer te bewijzen - een beetje zoals de kippensoep – en om ons het leven-zoals-het-is te laten meemaken, En in dat leven speelt het contact met wat wij het bovennnatuurlijke zouden noemen, een grote rol. Voor hen staat dat veel dichterbij. Je moet er dus voortdurend rekening mee houden, voor zorgen, dankbaar voor zijn, mee praten. Eigenaardig genoeg geldt dat niet alleen in het woud, maar ook voor moderne dingen: veilig transport bijvoorbeeld, of nog de installatie van
internet. Die ritussen zijn niet alleen de grote plechtigheden, maar spelen ook in het dagelijkse leven een rol. En zo komen we bij de landbouw. Er zijn heel wat praktijken, geboden en verboden, vooral bij het zaaien. Wie zijn wij om die allemaal op de schroothoop van het bijgeloof te gooien? Misschien hebben we dat hier zelf te vlug gedaan met de praktijken van onze grootouders. Belangrijker dan de praktijken, inclusief de offers, is de grondhouding die eruit spreekt. En die is een grondig respect voor de grond: grond in de ruime betekenis, de hele biotoop zouden we misschien het best zeggen, met de hele flora en fauna. Die band met de grond is er bij ons ook nog. Je merkt dat bijvoorbeeld als je ziet hoe boeren in alle seizoenen hun velden 'bezoeken'. Maar misschien is die band bij ons meer economisch van aard. We schuiven hier een offergebed in waaruit die grondhouding blijkt en waarin we tussendoor kennis maken met enkele teelten.
O Heilige Berg, vergeef mij Ik smeek u mij te verontschuldigen. Wij vragen niet weinig van u: Heilige Berg, alles willen we, alles vragen we. We willlen maïs, we willen zwarte bonen, we willen chili en zout, cacao en balam, meloenen en pompoenen, aardappelen en tomaten, look en kaneel,bananen en sinaasappelen, citroenen en ananassen, we willen alles. O Heilige Berg, alles willen we van u en nauwelijks weten we het u te vragen, we kennen amper uw naam. We willen koeien en varkens, eenden, honden en katten. We willen alsmaar eten ten koste van u. Ach zondaar die ik ben, met een maag die u alsmaar uitbuit. We spalken de zaaistok in uw rug, we bezoedelen u met onze uitwerpselen en ons afval, we plegen geweld op u. Daarom ben ik nu hier,
ALLEMAAL BOEREN 18
ik wil u heiligen door u deze kleine offers -offers van een arm mens – te brengen. Aanvaard ze, neem ze aan, zegen mij en mijn werk en sta me toe dat ik u bewerk en veel van u vraag. Uit Bernard Dumoulin, Het woord heeft geen honger: over waardigheid en harmonie bij de Maya-q'eqchi' in Guatemala, EPO en CIMIC, 1999, (Monografieën over interculturaliteit, 5) p. 34
Het geciteerde offergebed is wel in het enkelvoud opgesteld (ik, arme mens). Toch zijn de praktijken, riten, offers geen individuele aangelegenheid, Traditioneel is er geen individueel eigendomsrecht, wel individueel gebruiksrecht, maar het werk, vooral zaaien is een gemeenschapsaangelegenheid.
De vraag is hoe lang die levensbeschouwelijke en sociale praktijken en houdingen zullen blijven voortbestaan. Enkele voorbeelden van afkalving die we vaststelden: de moderne staat heeft privé-eigendom ingevoerd sommigen werken met arbeiders mede door aangroeiende bevolking komt het zesslagstelsel onder druk chemische meststof en sproeistoffen zijn aanwezig (al wordt dat naar ons toe soms verzwegen)
ALLEMAAL BOEREN 19
de behoefte aan monetair inkomen zet aan tot commerciële teelten
Het is niet aan ons om te oordelen over de levensbeschouwelijk en sociale achtergrond, Vanuit technisch-economisch standpunt, en voor zover we door ons geleid bezoek hebben kunnen zien en horen, zien we een landbouwsysteem dat aangepast is aan de omstandigheden van klimaat, bodem, reliëf op traditionele kennis steunt vooral gericht is op zelfvoorziening
er een besef groeit dat ze te ver gegaan zijn met ontbossing: er is minder regen de laatste jaren en daarom worden bomen gezaaid en geplant (Miguel Chub)
enkele individuen of gemeenschappen aan verbetering werken door terug te vallen op eigen zaadwinning onder meer van verwaarloosde gewassen (bv. amarant) en praktijken (bv. mengteelt) uit de traditie of uit het koloniale verleden (bv. kardemom)
er een tendens is om meer opbrengst te verkrijgen voor de groeiende bevolking en voor de verkoop en daarvoor wordt ook kunstmest gebruikt die verkoop wel problemen stelt, bij de boeren zelf omdat ze niet vooraf de mogelijke afzet in rekening brengen, en door het gebrek aan markt (marktplaats – zie het federale programma) én afzetmogelijkheid, die ofwel ontbreekt ofwel in de handen is van opkopers die de prijs laag houden) er in Nimlaha’kok een spaar- en kredietcoöperatieve is die in volle uitbreiding is, maar kampt met tekort aan kapitaal (Vraag: komt dat kapitaal alleen uit eigen spaargeld of ook uit een pot van projecten van ontwikkelingshulp?) er gewerkt wordt aan verwerking (drogen, malen) van commerciële teelten dit alles tot een landbouw leidt die dichter bij de onze komt, niet zozeer landbouwtechnisch, maar als bedrijf en beroep
Dat laatste punt wil niet zeggen dat we een ontwikkeling zien waarvan de landbouw de motor zou zijn. Je kunt er geen echte landbouw doen, zeker niet met machines op die bergen met meer rots dan grond. Wel kan er iets verbeterd worden voor de afzet op de lokale markt, maar op de wereldmarkt kunnen ze in die omstandigheden nooit concurreren. We zijn onder de indruk geweest van hun coöperatieve en als ze hier geweest zijn, hebben we ze naar de Boerenbond gebracht. Ze hebben de uitleg over de geschiedenis gekregen. Dat heeft hen bevestigd. Ze hebben ons wel gezegd: jullie zijn te ver gegaan. We stellen, algemeen en in de landbouw, een wil tot vooruitgang vast, d.i. economische vooruitgang, welvaart, comfort. Of daarmee hun cultuur van het woord, de ritussen, de zorgvuldige bewerking van de grond en de zorg bij de oogst, enzovoort zullen verloren gaan? Dat vrezen we wel: wij hadden vroeger toch ook meer tijd voor een babbel, onze grootouders zaaiden ook volgens de maan- en heiligenkalender, en ze raapten de aren en de kleine patatjes. Maar nu het ons economisch beter gaat, laten we dat allemaal vallen. En we zijn wel wat te ver gegaan. Maar je moet mee. Anders ben je marginaal.
ALLEMAAL BOEREN 20
Een grote vraag hoe ze individuele en gemeenschappelijke vooruitgang zullen doen rijmen, Door de eigendomstitels die de regering heeft opgelegd liggen de kaarten misschien al in de individuele richting. Voorlopig zijn er wel systemen van herverdeling, bijvoorbeeld door feesten te geven voor iedereen ook ervaarden we hoe een vooruitstrevende en invloedrijke persoon thuis heel armoedig woonde. Een andere vraag i.v.m. met de toekomst, is die van de rol van de vrouwen, We hebben ze alleen 'aan de haard' gezien: koken, kinderen. Wel zijn er veel vrouwen in vergaderingen, meer dan bij ons. We hebben enkele keren een goede, enthousiaste en fiere uitleg gekregen van jonge vrouwen. Als er Q'eqchi' komen, willen we hen in alle openheid laten zien hoe wij boeren en leven. Aan hen om te zien wat ze wel en wat ze niet kunnen overnemen. We begrijpen ze natuurlijk beter nu wij zelf ginder zijn geweest Als ze ginder zegden: jullie aanzien ons als beesten omdat jullie de maïs aan de beesten voederen, verstonden we dat niet. Als ze hier meereden op onze maïshakselaar zagen we hun afgrijzen. Nog een voorbeeld: de vraag over grondgebruik, eigendom of pacht, dat is geen beleefdheidsvraag, dat houdt hen bezig. We kunnen verder praktijken en kennis bijbrengen op landbouwtechnisch gebied, maar misschien nog meer voor de verwerking en de commercialisatie (Chris), ook voor de organisatie, bv. coöperatieve (Paul). Microkredieten zouden moeten bevorderd worden. De coöperatieve die we bezocht hebben, is op goede weg (maar een wanbetaler op vijftig).
[Ze strooien en sproeien zonder te weten wat, wanneer, hoeveel en ook zonder beveiliging op de eigen
Voorlichting is een groot punt. Ze beginnen kunstmest en gezondheid. sproeistoffen te gebruiken. Die staan in de winkel naast de kruidenierswaren. Ze strooien en sproeien zonder te weten wat, wanneer, hoeveel en ook zonder beveiliging voor de eigen gezondheid. We zagen ook plastic opstoken, want “de overheid had dat voorgeschreven”. Ook voor voeding is voorlichting absoluut nodig, als we zien hoeveel witte rijst, suiker en frisdrank gelost wordt in de winkels.
]
Voor volgende gelegenheden van bezoeken van hieruit is meer voorbereiding nodig (dit en andere verslagen van vorige bezoeken kunnen daarbij helpen). Ik wil nog wel eens terugkeren, om te helpen met mijn ervaring in de verkoop (Mia) Ik wil binnen tien jaar nog eens gaan kijken hoe ver de progressieve boeren die we bij de Q'eqchi’ hebben ontmoet, bv. Miguel Chub, het hebben geschopt. En ook om te vertellen hoe wij intussen zijn geëvolueerd. (Paul) Het partnerschap zou eens een delegatie van alleen maar vrouwen moeten sturen. We zouden veel meer te weten komen en allicht ook los weken. (Lydie) En in de andere richting: heeft het zin 'boeren' van ginder, vanuit een overleveringslandbouw naar hier te laten komen? Toch wel. Het is beter te weten wat er in de wereld gebeurt. Zelfs als ze hier zien dat ze hier iets zien dat ze niet kunnen doen, kunnen ze zich toch de vraag stellen: wat kunnen we dan wel doen? Binnen enkele jaren mag er nog wel eens een delegatie speciaal voor landbouw komen, maar in elke delegatie, voor welk thema ook, zitten toch altijd boeren (M/V), want ze zijn ongeveer allemaal
ALLEMAAL BOEREN 21
bezig met voedsel voortbrengen. Een voorstel naar de gemeentelijke samenwerking toe: meer samenwerken met andere instanties, Als er bijvoorbeeld van daar uit een vraag komt voor coöperatieven of Fair Trade, dan moeten we een beroep doen op organisaties die daarin ervaring hebben en die mogelijks zouden kunnen financieren. Een voorstel naar bezoeken en tegenbezoeken (vanuit onze eigen ervaring en die van andere bezoekers): niet alleen het voorgekauwde programma volgen, verschillende tolken inschakelen. Om toch te eindigen bij onszelf: hebben wij er iets aan naar ginder te gaan? Niet dat we ginder gaan leren hoe we hier beter kunnen boeren, maar toch: je relativeert meer waar wij ons hier druk over maken je krijgt meer aandacht voor de ecologie van de planeet je hebt meer aandacht voor andere dingen, bijvoorbeeld meer contact met buren je ervaart vriendschap, zeker bij tegenbezoek
ALLEMAAL BOEREN 22