Inhoudsopgave
Foto: Robert Wielemaker
Snoeibeitels Niet alleen hoogstamfruitbomen en oude boerderijen laten je het verleden zien, maar ook oude gereedschappen kunnen soms voor verrassende ontdekkingen zorgen. Wie nog lange houten stokken met een stuk plat ijzer in z’n schuur heeft staan; blijkt dus een museumstuk te bezitten. Vroeger werden deze zogenaamde snoeibeitels en stokscharen gebruikt om hoogstamfruitbomen te snoeien vanaf de grond.
8
De Stelle, de Helle en de Hemel Landschap en hoeves die naar elkaar verwijzen. Gerard Smallegange weet er alles van. De namen van oude boerderijen zijn meestal niet zomaar verzonnen omdat men het een mooie naam vond, maar komen vaak van zaken uit het verleden. Bij voorbeeld dus vanuit de streek of de polder waar de boerderij stond of staat. Vele namen zijn in de loop der tijd ook verbasterd waardoor het soms puzzelen is wat de oorsprong is geweest. 10
De zoektocht naar oude hoogstamrassen Vroeger stonden er bij ieder boerenerf in Zeeland hoogstamfruitbomen, echter door de opkomst van modernere (vaak meer productieve) rassen zijn de oude fruitrassen grotendeels verdwenen. Hoogstambomen werden opgeruimd, vervangen door laagstambomen, of verdwenen door aftakeling en achterstallig onderhoud. Het verdwijnen van hoogstamboomgaarden betekende niet alleen een landschappelijk verlies, maar ook een genetische verarming: oude fruitrassen dreigden uit te sterven. SLZ zoekt samen met haar vrijwilligers al jaren naar deze oude fruitbomen. Van deze bijzondere bomen wordt entmateriaal genomen en hiervan worden weer jonge bomen gekweekt. Als we er in slagen oude fruitrassen te behouden, beschikken we daarmee over een grotere genetische diversiteit. Het is een bron voor nieuwe fruitrassen. 17
En verder • Getuigen van een veranderend landschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 • De oudste Zeeuwse levende elementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 • De waarde van oude paden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 • Canadapopulier: Kampioen van de Zeeuwse klei. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 • Op zoek naar de verborgen buitens van Schuddebeurs. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 • Stuifduintjes Koewacht: een uniek landschapstype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 • Kort Nieuws . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 • Overzicht Vrijwilligersorganisaties in Zeeland. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 • Agenda . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
1
Getuigen van een veranderend landschap Door: Sandra Dobbelaar, medewerker SLZ
Oude spoorbaan in Clingse bos. Foto: Luciën Calle
Het zonnetje staat al aardig hoog als we een onverhard pad op lopen vlakbij Kapellebrug. Het is er prachtig: kleine hollebollige weilanden, oude knotwilgen, enorme dikke populieren. Het pad gaat verder door het bos en langs watertjes. De naam van het pad, Galgeveldstraat bezorgt me rillingen. Ineens blijken we langs de landsgrens te wandelen. Tussen de wel bekende gietijzeren Rijksgrenspalen, staan verschillende tussenstenen. Die laten zien, hoe grillig de grens hier eigenlijk loopt, anders dan op de kaart. Dan weer staan ze verscholen in het bos, dan weer pal langs het pad. Een strook land waar in het verleden vaak wat om te doen is geweest. Vroeger zou je hier waarschijnlijk niet zo makkelijk hebben kunnen lopen. Een stuk verder langs de grens staan op verschillende plaatsen bijzondere grenspalen met de Oostenrijkse adelaar, het wapen
In 1814 werd het Koninkrijk der Nederlanden gevormd: Nederland en België samen onder koning Willem I. In juli van dat jaar, komt Zeeuws-Vlaanderen onder één bestuur met de provincie Zeeland. Zeeland bestaat dus zogezegd 200 jaar! Op allerlei manieren wordt daar gedurende het hele jaar bij stil gestaan. Musea haken in op gebeurtenissen uit die periode en overal worden allerlei tradities feestelijk in ere gehouden. Maar hoe zag ons landschap er in die tijd eigenlijk uit? Zijn er nu nog elementen te vinden die er toen ook al waren? Elementen die ook hun 200 jarig bestaan kunnen vieren?
2
Geestraat in het Clingse bos. Foto: Aafko Tuin
van Oostenrijk er op. De grens overstekend, wandel je zo door de geschiedenis: via Spanje en Oostenrijk naar het naar het Koninkrijk van nu, bij wijze van spreken. Toch wel heel bijzonder! We lopen verder door het bos. Langs het pad staan stukken natuursteen. De bovenste helften zijn wit geverfd. Een passant weet ons te vertellen dat dit geen grenspalen zijn, maar wegmarkeringen. Het pad, de Geeststraat, was in de 17e eeuw een belangrijke verbinding tussen Hulst en Klinge. Had het iets te maken met het kerkbezoek, omdat de Rooms Katholieke godsdienst in het Land van Hulst niet openbaar beleden mocht worden? Bekend is dat er geen schuurkerken waren toegestaan. Paters uit Hulst hadden een kerk in Klinge, mede opgericht voor mensen uit het Land van Hulst. Aan de poort van Hulst moest poortgeld worden betaald en men mocht slechts een bepaalde route volgen.
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
3
Drukkerij Zoeteweij Molendijkseweg 2, 4401 NM Yerseke T +31(0)113 571404 E
[email protected], I www.dzy.nl Tussenpaal van de Rijksgrens bij Clinge Foto: Aafko Tuin
De witte delen van de stenen lichten op in het donker, zodat de route beter zichtbaar is. Langs de weg lagen in die tijd akkertjes, de zogenaamde geest- ofwel hooggelegen gronden. Misschien zijn het tegelijk toch wel palen geweest, die de grenzen aangaven van de akkers. Door de bomen en struiken is daar nu in elk geval niets meer van te zien, hoewel er hier en daar nog een soort van greppel te onderscheiden is.
Noordhoeksewegeling 3 Kapelle-Biezelinge 0113-341170 www.bermanfruitplants.com 4
Ineens maakt het pad een rare knik. Bielzen en kasseien in de grond verraden dat we een oude spoorbaan kruisen. Het gaat hier om het spoor van de treinverbinding Mechelen-Terneuzen. Haast niet voor te stellen, dat hier een trein heeft gereden. Het uitzicht moet schitterend geweest zijn, maar voor de reizigers waarschijnlijk heel gewoon in die tijd. Indrukwekkend zijn de dikke haagbeuken langs het spoortracé. Ze vormen een tunnel waar je door heen gaat. Zouden ze nog uit de tijd van de trein zijn?
Even verderop komen we langs een serie akkertjes met een graangewas van wel een meter hoog. De kleuren van verschillende kruiden die er tussen staan, maken het tot een schilderachtig geheel. Het kost dan ook niet veel moeite om hier paarden met karren en werkende mensen bij te fantaseren. Is dit een stukje Zeeland van lang geleden? Oude kaarten laten zien, hoe het er ruim 150 jaar geleden ongeveer uit zag: kleinschalig agrarisch cultuurlandschap, vol elementen. Nog afwisselender dan nu het geval is. Hoe het er precies uit heeft gezien, weten we niet. In elk geval zijn er een heleboel stille getuigen van het veranderde landschap. Als we het bos uit lopen zien we een paar enorme dikke eiken hakhoutstoven van wel 2 meter in doorsnee. Zouden die misschien ook een 200-jarig jubileum vieren?
Weggetje bij Kapellebrug Foto: Sandra Dobbelaar
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
5
De oudste Zeeuwse levende elementen
Grenslinde Berendijk, ‘s Heerenhoek. Foto Luciën Calle
Door: Luciën Calle, medewerker SLZ De linde bij kasteel Westhove. Foto: Bomenstichting
Op 20 juli 2014 was het precies 200 jaar geleden dat Zeeuws-Vlaanderen bij Zeeland gevoegd werd. Twee eeuwen is een lange periode waarin er ontzettend veel is veranderd. Zijn er überhaupt nog levende organismen die er toen al waren en die pakweg 7 generaties mensen en alle landschappelijke aanslagen hebben overleefd? We gaan in Zeeland op zoek naar echte oude knoerten. Bij oude levende wezens denk je al snel aan bomen. De oudste nog in leven zijnde organismen op aarde zijn dennen die hoog in de White Mountains in Californië groeien, bomen die ongeveer 4800 jaar oud zijn. Dichter bij huis in Europa kunnen vooral Olijfbomen en de taxus erg oud worden, waarbij leeftijden tot wel 2000 jaar genoemd worden. Mogelijk de
6
oudste boom van Nederland is de Kroezeboom in Fleringen in de provincie Overijssel. Deze zomereik is naar alle waarschijnlijkheid tussen de 400 en 500 jaar oud. In Zeeland is het klimaat (zeewind) minder gunstig voor hoogbejaarde bomen. De oudste boom van Zeeland is waarschijnlijk de linde bij Kasteel Westhove te Domburg, die op ruim 300 jaar geschat wordt. De Bomenstichting heeft op haar website heel overzichtelijke lijsten gepubliceerd, met per provincie de hoogste, dikste en oudste bomen. De lijst vermeldt nog 3 bomen van boven de 200 jaar, allen van Walcheren. Een taxus op Landgoed Berkenbosch, een paardenkastanje aan de Bagijnhof te Middelburg en een vleugelnoot bij het Gasthuis ziekenhuis in dezelfde stad.
Het lijkt er echter op dat de lijst voor Zeeland nog lang niet compleet is. Want ook onder de talrijke grenslinden in de Zak van Zuid Beveland zijn er bomen die waarschijnlijk de grens van twee eeuwen al gepasseerd zijn. Hetzelfde geldt voor monumentale eiken en beuken die her en der in Zeeland op landgoederen en binnensteden te vinden zijn. Ook onder de hoogstamfruitbomen zijn er wel oude knoerten zoals walnoten, appels en peren. Waarschijnlijk zal het overgrote deel hiervan toch wel jonger zijn dan 2 eeuwen. Zwammen Is het daarmee zeker dat bomen de oudste Zeeuwse wezens zijn? Nee! Verassend genoeg blijken er ook onder de paddenstoelen hele taaie rakkers te zijn. Het gaat dan niet om de paddenstoel zelf, maar om de leeftijd van de hele zwamvlok, het ondergrondse mycelium. Bij soorten die in heksenkringen groeien kan je de
leeftijd afleiden uit de doorsnede van de cirkel, omdat ze in een regelmatig tempo naar buiten toe groeien. De absolute kampioen en wereldrecordhouder blijkt de Sombere honingzwam te zijn. In de staat Oregon, is een ca. 2400 jaar oude Honingzwam met zijn mycelium, die zich over een oppervlakte van 880 hectare uitstrekt! De Sombere honingzwam komt ook in Zeeland voor, met name op het dekzand (bv de bossen van Clinge en St. Jansteen) en in de duinen. Voor zover we weten zijn er in Zeeland nog geen schattingen gedaan naar de leeftijd van deze zwammen. Omdat juist in de duinstrook en op het dekzand wel heel oude bebossingen aanwezig zijn en de honingzwam van bomen leeft, is het op voorhand niet uit te sluiten dat er hier toch ook een aantal erg oude exemplaren zijn. Wie in de herfst een bos bezoekt moet maar eens letten op de grootte van al die heksenkringen.
Foto: Honingzwam Foto: Luciën Calle
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
7
Snoeibeitels Door: Jan Ruissen, vrijwilliger van het Fruitteeltmuseum te Kapelle Snoeien is een noodzakelijke, maar tevens een arbeidsintensieve bezigheid in de fruitteelt. Noodzakelijk omdat daardoor de bomen vitaal en voldoende open blijven, zodat ook binnenin voldoende bloemen en vruchten kunnen worden gevormd. Arbeidsintensief omdat het toch nog hoofdzakelijk handwerk is. Een groot deel van de winter, als de bomen in rust zijn, wordt dan ook aan de snoei besteed. Het is dan niet de meest plezierige tijd om buiten te werken. Vormsnoei Vroeger was de vormsnoei heel belangrijk. Bij de grote boomvormen als hoogstam en struik moest in de eerste jaren veel aandacht aan de boomvorm worden besteed, om daardoor de toegemeten ruimte later zo goed mogelijk te benutten. De vruchtbaarheid werd daarmee bewust uitgesteld. Voor de kweek en het vormen van hoogstammen en grote struiken was veel vakkennis nodig. Hij moest vooral de groeireacties van de bomen kennen. Sommige snoeiers waren daarin echte kunstenaars. De “echte” snoeier hanteerde daarbij alleen het snoeimes, want met een snoeischaar maakte je te ruwe wonden. Bij de snoeilessen werd zeer veel aandacht aan de snoei besteed. De leerling moest precies aan de leraar kunnen uitleggen waarom een tak werd weggesnoeid of ingekort. En pas na vele lessen mocht hij, onder toezicht van de leraar, zelf een boom snoeien. De leerlingen van een groep kwamen één voor één aan de beurt en de rest keek toe.
8
Onderhoudssnoei Als de boom ongeveer volgroeid was volgde de periode van onderhoudssnoei. Deze moest zorgen dat de boom niet te dicht werd, zodat ook binnen in de boom voldoende licht kwam en ook daar vruchten konden groeien. Volwassen hoogstammen snoeien was een vak apart. Als je er met een ladder inklom om te snoeien had je geen goed overzicht over het geheel van de boom. Daarom werkte men wel met twee snoeiers in een boom, één onderin en één boven in de boom. De eerste kon dan aanwijzingen geven aan de bovenste snoeier.
Scharen en beitels In andere delen van ons land werd wel met stokscharen gewerkt, een snoeischaar op een lange stok. De snoeier kon dan vanaf de grond takken wegsnoeien. Maar in Zeeland werd veel met een snoeibeitel gewerkt. Vanaf de grond kon, zonder te klimmen, de gehele boom worden gesnoeid en had je een goed overzicht. De snoeibeitel was op een lange stok bevestigd. Vaak werkte men met twee beitels, een korte met een stok van ca. 2 meter, voor het onderste deel en een lange voor het bovenste deel. Volgens de Zeeuwse fruittelers was de snoeibeitel veel beter dan een zaag, want je maakte er gladde wonden mee. Op tuinbouwcursussen en snoeicursussen was het leren beitelen een vast onderdeel van de snoeilessen. Dat heeft heel wat pijnlijke polsen opgeleverd. Want als je met de korte slegge missloeg, kwam deze niet tegen de stok maar tegen je pols terecht. In de commerciële fruitteelt zijn de bomen nu aanmerkelijk kleiner dan vroeger en ze kunnen, ook zonder beitel, vanaf de grond worden gesnoeid, met schaar en zaag. De beitels en houten hamers zijn daardoor museumstukken geworden. De scharen worden bovendien pneumatisch aangedreven. Nu hoor je tijdens het snoeien niet meer het geklop van de hamer op de beitelstok, maar het gepuf van de pneumatiek. Foto’s: Fruitteeltmuseum, Kapelle.
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
9
heel ander verhaal; daarover heb ik 6 jaar geleden al eens een boek geschreven. Landschap en hoeves die naar elkaar verwijzen. Het mooiste voorbeeld is de stelle – de verhoogde plek in het onbedijkte middeleeuwse schorren- en krekenlandschap van het vroegere Zeeland. Die stelles, overal in Zeeland te vinden, ook nog in de hedendaagse polders, waren later ideale vestigingsplaatsen voor boerderijen. Juist door hun hoge ligging. Bij dijkdoorbraken bleef het daar het langste droog. En een kelder onder een boerenhuis dat op een stelle stond, bleef vrijwel altijd droog. De stelles – ooit overblijf- en vluchtplaats voor de schapen en de scheper op de schorren - werden naamgever van de hoeves die nu op of in de buurt van die oude hoogtes gesitueerd zijn. Langs de A58 bij de afslag Rilland, ligt bij de hoeve van de fam. Blok een mooie hoge stelle als landschapskunst in het verder vlakke landschap.
De Stelle, de Helle en de Hemel Door: Gerard Smallegange, Boerderijenstichting Zeeland
Bij Anna Jacobapolder ligt tegenover hoeve “De Stelberg” een magnifieke hoge stelle aan de buitenkant van de dijk. Dat is zelfs een hollestelle; dat wil zeggen: een stelle met een zoetwaterput in het midden, bestemd om vee en mensen te drenken en te laven. Hollestelle op Anna Jacobapolder. Foto: Gerard Smallegange
Ergens in de buurt waar ik ben opgegroeid (de Oosterlandpolder bij Wolphaartsdijk), kronkelde een oude kreek zich door het landschap, richting zee. De kreek, beeldend “De Kromme Kreke” genoemd, stroomde langs de sterk verbrokkelde percelen van onze familieboerderij. In m’n prille jeugd zat die kreek vol paling en kleine visjes. Een buurjon-
10
gen van de naastgelegen boerderij, was een bekwaam visser met het kruisnet. Vele glibberige palingen verdwenen in z’n oude, slijmerige opvangzak. Hij is door die jeugdige visserij zo gefascineerd geraakt, dat hij later biologie ging studeren, met als specialisatie kreek- en riviervissen. Daar is hij ook op gepromoveerd en later hoogleraar geworden.
Bij de genoemde Kromme Kreke lag vroeger een oude hoeve die ook “Kromme Kreke” heette. Landschap en hoeve correspondeerden, weerspiegelden elkaar. Voor een deel van onze Zeeuwse hoeves was (en is dat nog steeds) zo. Voor een ander en groter deel van onze boerderijenschat, geldt, dat hun naamgeving een andere bron of oorsprong heeft. Maar da’s een
De naam “Stelle” is zo exclusief Zeeuws, omdat hij eerst diende als aanduiding voor een hoge of verhoogde plaats op de schorren, daarna diende als naam voor hoeves, en tenslotte ook als persoonsnaam: van der Stel(le), Hollestelle. Een bekende stelle in Zeeuws Vlaanderen is de stelle tussen Axel en Hulst bij de Lange Weg. Daar woonde Willem de Putter op de Stellehoeve (tegenwoordig Nooitgedacht). Ten westen van Terneuzen, ter hoogte van de Dow fabriek, lag de Grote Stelle, de meest omvangrijke stelle van Zeeland. De zee is nu tientallen meters diep…
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
11
De Bushoeve te Driewegen. Foto: Gerard Smallegange
“Panta Rhei”, ”Alles wisselt” is Zeeland; ook een boerderijnaam trouwens. Andere min of meer bekende namen die het landschap weerspiegelen zijn: Bushoeve bij Driewegen, Zuid-Beveland. “Bus” is een lage plek in het landschap waar bus groeit; lage nutsbosjes. Zo ook “Rietbos” in de Rammersdijkpolder in Oost-Zeeuws Vlaanderen. ”Pekelinge”, laag, ziltig weidegebied met een hoeve in midden Walcheren; Warde, Waarde of Weerde; lage landen en gelijknamige boerderijen in resp. Tholen, Oost Zuid-Beveland en Oost-Zeeuws Vlaanderen. De naam “Berghoeve” (bv. Cadzand of Ossendrecht) verwijst òf naar een vliedberg, òf naar de eerste heuvel bij de Aanwas, de aangeslibde lagen kleigrond aan de oever van de Brabantse Wal. Die aanwas was ooit Zeeuws grondgebied.
Prooijenseweg 26 4332 RD Middelburg tel: 0118-613984 fax: 0118-642038 email:
[email protected]
Een mooi voorbeeld is ook de Kaneelpolderhoeve bij Kwadendamme in Zuid-Beveland. Alle fraaie verhalen ten spijt is Kaneel niet anders dan de verbastering van het woord kanaal. Het afwateringskanaal liep vroeger dwars door de polder om het overtollige water van de achterliggende polders te lozen op de zeearm Het Zwake. Dat kanaal is
nog goed te zien als een lage streep grond in de nieuw verkavelde polder, vlakbij de hoeve met de eens raadselachtige benaming “Kaneelpolderhoeve”. Een mooi laatste voorbeeld van de invloed van het landschap op boerderij benamingen is hoeve “De Helle” bij Renesse. Ondanks alle schijnbare verwijzingen naar het rijk van de duivel is Helle, of Haelle, in oud Zeeuws de aanduiding voor een lage plek, meestal achter de duinen. Je treft hellegaten aan van Flakkee tot Kloosterzande. De grote herenhoeve achter de duinen van Renesse stond in de Haelle, en werd dus de Hel(le) genoemd. Mede vanwege het onplezierige karakter van z’n bewoners in de 19e eeuw. Het onvermijdelijke gebeurde: de boer van het hoefje aan de andere kant van de weg noemde zijn bedoeninkje: “Het Hemeltje”. Toen aan het eind van de 19 eeuw de eigenaar van De Helle in Renesse ging rentenieren aan een chique kade in Middelburg, heette een huis iets verderop “De Hemel”. D’r restte hem dus naar zijn mening maar één benaming voor z’n eigen nieuwe huis: “De Hel”. Literatuur: Land- en Zeezicht, Boerderijnamen in Zeeland. Gerard Smallegange, uitg. Koperen Tuin Goes, 2008.
12
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
13
SLZ heeft samen met anderen gezocht naar manieren om juist dat kenmerkende van het landschap zichtbaarder te maken door de kwaliteiten van het gebied op te sporen en die open te stellen voor een groter publiek.
De waarde van oude paden Arbeidershuisjes langs het Personeelspad. Foto: Esther Jansen
Door: Caroline Geluk, medewerker SLZ Al wandelend over de smalle onverharde of semiverharde weggetjes van ons Zeeuwse wandelnetwerk, loop je soms - zonder het te weten - over een pad met een geschiedenis. Bij de realisatie van het wandelnetwerk hebben we zoveel mogelijk geprobeerd deze oude paden erin op te nemen. Om zo het cultuurhistorische belang zichtbaar en toegankelijk te maken. Een pad met een verhaal erachter Behalve een fysieke route zijn deze oude paden ook een individueel en collectief geheugen. Aan deze structuren in het landschap zijn ontelbaar veel verhalen en herinneringen verbonden, van groepen mensen, van de vorige generaties, van de ontstaansgeschiedenis, van hoe mensen ooit leefden en wat zij belangrijk vonden. Het geeft karakter aan het pad. Het zijn vaak paden met oude gebruiken, waarvan alleen ouderen nog de verhalen kennen. Bijvoorbeeld over de tradities, waarvoor en door wie het werd gebruikt. Vaak kun je het aan de naam nog wel herleiden; die relateert aan functie, plaats, type gebruiker of ontstaanswijze. Denk bijvoorbeeld aan de
14
namen Jaagpad (langs trekvaarten), handelsroute, kerkepad, personeelspad etc. Kwaliteit van de leefomgeving Door ontwikkeling van het landgebruik zijn in de loop der tijd veel van dit soort paden ontoegankelijk geworden. Door het weer toegankelijk te maken van de paden, die soms zelfs helemaal verdwenen zijn, is er een legitieme situatie gecreëerd om door het landschap te lopen op plaatsen waar dat vaak niet meer mogelijk was. De kwaliteit van de leefomgeving neemt toe als landschappen toegankelijk en beleefbaar zijn. Met het ontbreken aan fysieke toegankelijkheid, neemt ook de mentale toegankelijkheid af; het wordt dan steeds moeilijker om binding te voelen met het landschap. Toegang in fysieke zin is namelijk noodzakelijk voor het ontstaan of behouden van betrokkenheid bij een gebied. Het is een manier om het landschap beter waar te nemen, te begrijpen en te beleven.
Toegankelijkheid van het landschap als uitdrukking van de geschiedenis Elk landschap heeft zijn eigen samenhang, zijn eigen verhaal, zijn eigen identiteit. Allerlei landschapspatronen zoals paden, maar ook beplanting en bebouwing, geven uitdrukking aan een tijdstip of fase in de geschiedenis. Doordat deze oude paden zijn opgenomen in het wandelnetwerk wordt de leesbaarheid van het landschap vergroot. Leesbaarheid betekent dat je begrijpt waarom het landschap er zo uitziet, zoals het er nu bij ligt. Bij veel kenmerkende paden zijn borden geplaatst die iets vertellen over het pad en de omgeving. Je krijgt een indruk van de geschiedenis van de omgeving en het pad waarover je loopt. Boerenlandpaden In het agrarisch gebied zijn er vaak weinig wandelmogelijkheden. Veel paden die van oorsprong aanwezig waren zijn tijdens herinrichting en verkavelingen verdwenen. Het gevolg is dat wandelaars gedwongen worden om over de steeds drukker wordende wegen te lopen. Door nu paden aan te leggen over boerenland, en eventueel in combinatie met paden over openbare grond of door natuurterreinen, willen we het boerenland weer meer toegankelijk maken. SLZ heeft goede contacten met de agrariërs die het buitengebied in pacht of bezit hebben. Daardoor is er nu al ruim 150 kilometer boerenland pad gerealiseerd! Al wandelend over het pad, zie je welke gewassen de
agrariër op zijn land heeft staan. Je ziet met eigen ogen waar ons voedsel vandaan komt en hoe de boer het produceert. Meestal zijn dit nieuw aangelegde paden over bestaande akkers, soms zijn het officieuze paadjes doordat bewoners vroeger de kortste weg naar het dorp namen en het toen eigenlijk vanzelfsprekend was dat je langs de rand van een akker liep. Een paar voorbeelden van paden met een geschiedenis binnen het wandelnetwerk: Personeelspad Het Personeelspad bij Wilhelminadorp geeft de functie aan die het pad lange tijd heeft gehad. Landarbeiders uit Kattendijke volgden het Kapelse wegje en de Kooiweg om de akkers van de Wilhelminapolder te kunnen bereiken, waar ze werkten. Ook werd het pad door inwoners uit het in 1812 ontstane dorp Wilhelminadorp als kerkepad gebruikt omdat ze tot 1841 zelf nog geen kerk hadden. Ze gingen tot die tijd naar de kerk van Kattendijke. Dit pad leidt je onder andere langs het kanaal, de schaapskooi en de - in 1916 gebouwde - arbeidershuisjes. Zowel aan het begin als aan het eind van het pad staat een informatiebord waar de route op staat en nog wat extra informatie over de bezienswaardigheden. Napoleonpad Belangrijke landelijke wegen waren in Zeeland vroeger vaak verhard met grind. Er leeft de mythe dat Keizer Napoleon I opdracht heeft gegeven het deel tussen de dorpen Wissekerke en ’s-Heer Hendrikskinderen met klinkers te verharden. De onverharde weg bij Ter Lucht, bij ‘s-Heer Arendskerke, vanaf de Wissekerkseweg
De Boom In • HERFST 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
15
Een zoektocht naar oude hoogstamrassen Grindpad over de Oude Veerdijk bij Wolphaartsdijk. Foto: Ewoud Voogd
naar Ter Lucht, wordt door de bewoners ‘het Napoleonpad’ genoemd. In de tijd van Napoleon zou die onverharde weg ‘Heirweg van Napoleon’ genoemd zijn, waar boomstammen voor verharding zouden zijn gebruikt. Jaagpad Als je dit 19de-eeuwse Jaagpad langs het kanaal door Walcheren, richting Middelburg volgt kom je uit bij de 16de-eeuwse haven van de stad (schuin tegenover het stadskantoor). Dit havenkanaal liep richting Nieuw- en Sint Joosland, waar het in open water (Westerschelde) uitkwam. Van 1535 tot 1817 konden zeeschepen op deze manier de stad bereiken. Het einde van die oude haven aan de Dam was vervolgens van 1876 tot kort voor 1940 in gebruik als droogdok. Aan de overzijde, aan de Maisbaai, was het huis van de opper-equipagemeester van de VOC De Maisbaai (links op de foto). Foto: Zeeuwse Bibliotheek / Beeldbank Zeeland
16
Hogepad. Foto: Marinus Vuijk
Door: Adri Scheele, Vrijwilliger en determinatiedeskundige oude fruitrassen
werf, die daar gevestigd was in de bloeitijd van Middelburg als haven- en handelsstad. De pakhuizen aan de Kinderdijk en de vele imposante grachtenpanden aan de kaaien en de Dam getuigen daar nog van. De imposante barokke Oostkerk (uit 1667) dateert eveneens uit deze periode. Hogepad Het Hogepad is een wandelroute in lijn van ca. 7 km die voert van Wemeldinge naar Kloetinge. Deze wandeling is een benadering van een eeuwenoud pad dat ooit als waterkerende dijk is aangelegd. Na een zware overstroming in 1134 legde men een beschermende dijk aan op een bestaande kreekrug. Die liep globaal van Wemeldinge via de noordkant van Kapelle naar Kloetinge. Daar sloot de dijk aan op een verdedigingsdijk naar Goes, ’s-Heer Hendrikskinderen en ’s-Heer Arendskerke. Hier en daar bestaan nog stukken van die oude dijk: door de stad Goes en ten westen ervan is het oude tracé nog vrij goed te volgen. Tussen Wemeldinge en Kloetinge is er door ruilverkaveling, dorpsuitbreiding en wegenaanleg veel verdwenen, maar ook hier zijn er toch wel degelijk sporen van te zien. De uitgezette wandelroute probeert zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke loop van de dijk te blijven.
Appelkist. Foto: Janet Dekker
Al weer enkele jaren geleden nam SLZ het initiatief tot het vormen van een groep vrijwilligers die gericht op pad zouden gaan voor het zoeken van oude rassen. Bij oude bomen denk ik aan bomen die geplant zijn voor 1940 en in ieder geval voor 1953. Alles wat later is geplant zijn soorten die terug te vinden zijn in recente documentatie en ze zijn ook nog in de handel verkrijgbaar. Als groep hoef je daar niet veel energie in te steken al zijn die soorten wel een mooie aanvulling op je kennis en met die kennis kun je eigenaren van die bomen, als ze met fruit bijvoorbeeld naar de hoogstamdagen komen, de service bieden dat hun boom een rasnaam krijgt. Dat kweekt interesse en kennis.
We zijn gestart met cursuswerk om wat terminologie te kunnen hanteren zodat we ook onderling als groep met vakjargon ‘’verstaanbaar’’ werden. Als achtervanger konden en kunnen we nog altijd terugvallen op specialisten als de heren J. Bosschaerts en H. Rossel en ook de kennis die aanwezig is bij het Fruitteeltmuseum in Kapelle. In Oost- Zeeuws Vlaanderen en vooral rondom Zaamslag werden we als groep herhaaldelijk aangesproken op het terug kunnen vinden van de appelsoort Dekkers Roem. De heer Antheunis Dekker woonde vlakbij Othene langs de gelijk genaamde kreek en was een gekend paardenfokker en bijenhouder, maar ook de fruitteler die dit ras had geteeld.
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
17
In de beginjaren van het project kregen we in september keiharde groene appels op tafel waarmee we niet verder kwamen dan vaststellen dat ze waarschijnlijk van een boom kwamen waarvan de doorgegroeide onderstam deze vruchten vormde. We hadden geen informatie die deze vruchten op kenmerken beschreef en dan zijn het zoals de heer Bosschaerts ze noemde vruchten ‘’sans papier’’. Die zijn vergelijkbaar met mensen zonder registratie en paspoort en dan besta je niet in formele zin. Een kennis maakte me attent op de Krantenbank-Zeeland en daarin zoekend vond ik de veilingberichten van Terneuzen uit de jaren ‘50 met Dekkers Roem als zijnde daar geveild. In die krantenbank vond ik ook een interview met de heer Dekker waarin hij zijn soort beschreef en vertelde dat hij ent-materiaal had verspreid via de Fruitteeltvakschool in Philippine. Dat bracht me in contact met een oud-medewerker van de fruitteelt-voorlichting die aangaf dat er geen archief van die opleiding bij hem bekend was. Ook het Fruitteeltmuseum had geen documentatie.
Dekkers Roem
Inmiddels was er door een ander lid van de groep, Walter Berentsen contact gelegd met de familie Dekker. Daaruit volgde een gesprek met een dochter van de heer Dekker, die me de appels vanuit haar herinnering beschreef en me met haar schoonzus in contact bracht die nog een oude veilingkist met opschrift bezat. Een volgende stap was contact zoeken met de Landbouw Hogeschool in Wageningen wat per omgaande raskenmerken van Roem van Dekker opleverde wat duidelijk maakte dat het ras in de rassenlijst opgenomen was geweest en dat de regionale naam juist andersom is dan de formele, wat het zoeken lastig maar ook leuker had gemaakt. Met die kennis konden we aan de slag om de soort te gaan vermeerderen wat inmiddels bij Eddy Dobbelaar tot resultaat heeft geleid. Tijdens een gesprek met een biljart collega bij de Zaamslagse seniorenclub vertelde hij me de enter te zijn van die tot nu toe enige gevonden oude Dekkers Roem. Hij had de onderstammen. In de jaren ‘50, ge-spleetent wat de aparte vorm van de boom verklaart met een korte onderstam waarop 3 taken met die spleet enten. Dekkers Roem is een appelsoort die in die tijd van waarde was door zijn goede bewaarbaarheid zonder daar extra moeite voor te hoeven doen. De appels blijven makkelijk tot april geschikt voor gebruik. Het is daardoor meer een bak- en moesappel dan een handappel. Aan de boom kleurt ze pas in eind september/oktober en ze is aardig resistent tegen aantastingen waartegen in de reguliere fruitteelt frequent moet worden ‘’beschermd’’.
18
De heer Jan Hamelink bij de oude boom. De onderstam was volgens hem toen al wel 50 jaar zodat hij moest spleetenten op een hoogte boven de 2 meter. Foto: Adri Scheele
Het project heeft een aardig rijtje oude rassen nu in opkweek en kan op termijn ook de familie Dekker weer hun Roem in hoogstamvorm leveren. Voor particuliere telers van hoogstamfruit is een lijst in aanmaak waarmee een keuze wordt geadviseerd voor soorten die het zonder veel extra teeltzorg prima doen. Veel oude rassen zijn nog in de handel verkrijgbaar en daarvan heeft het project documentatie of de verwijsmogelijkheid. Iedere maand in het plukseizoen kent wel enkele favoriete appels en peren. Zo waren de vroege handappels en -peren als Stark Early en de Doyenne van de boom te plukken en direct eetbaar en heb ik me de Juttepeertjes ook dit jaar weer prima laten smaken. Puur jeugdsentiment en daardoor herkend in mijn smaakgeheugen.
SLZ gaat nog steeds door met de zoektocht naar oude rassen. Als mensen het leuk vinden om hierbij aan te sluiten om mee te helpen zoeken en om te determineren kan men zich aanmelden bij Pieter:
[email protected] Ook als u een oud ras heeft of een locatie weet waar een oud ras staat, meld dit dan a.u.b. ook even aan Pieter.
Nieuwe opkweek van Dekkers Roem Foto: Eddy Dobbelaar
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
19
Boerderijrestaurant & streekpakketwinkel
Canadapopulier: Kampioen van de Zeeuwse klei
www.debaeckermat.nl +31 (0)115 45 38 32
Aannemersbedrijf
STURM b.v. Buurtweg 6 4696 RV Stavenisse T: 0166 65 32 46
E:
[email protected] W: www.hagebouwadvies.nl M: 0629 15 63 11
n Brandveiligheid
n Bouwkundig tekenwerk
n Bouwadvies
n Beheer en Onderhoud
n Bouwbegeleiding
n Directievoering en
n Bouwkundige
Toezicht
keuringen
n Kostencalculatie
n Second opinion
n Vergunningen
voor al uw
NIEUWBOUW VERBOUW ONDERHOUD Schellachseweg 1a 4352 AJ Gapinge tel: 0118 591447 / fax: 593556
* sfeervolle locatie voor familiefeesten, bruiloften * personeelsbijeenkomsten met outdoor activiteiten en lunch of diner * teambuildingsdagen met trainers mogelijk BOSBOUW, LOON-, GROND-, CULTUURTECHNISCH- & STRAATWERK
voor informatie : www . twistvliet . nl mail : landgoed @ twistvliet . nl N ico M esu , tel . 0118-594757
Oude klonen verdienen meer aandacht Door: Johan Calle, medewerker SLZ Sinds lange tijd is de populier een belangrijke en dominant aanwezige boomsoort voor Zeeland. Er is dan ook veel fantasie nodig om Zeeland zonder populieren voor te stellen, een schikbeeld dat we maar zo snel mogelijk weer vergeten. De boom is door middel van stek gemakkelijk en goedkoop te vermeerderen, groeit prima op de Zeeuwse bodems, levert bruikbaar hout en verdraagt ook nog eens goed zeewind. Logisch dat boeren deze boom vroeger veel aanplantten. Op het erf, in de wei in houtkanten maar vooral ook op de dijken. De boer kon het hout goed gebruiken en was zo ook verzekerd van een appeltje voor de dorst. De intrede van de iepziekte tussen 1910 en 1930 zorgde voor een massale sterfte van iepen. De canadapopulier was de belangrijkste vervanger, kreeg zodoende een nog prominentere rol en werd een belangrijke peiler van ons cultuurlandschap.
Markante groep oude canadapopulieren in een weiland bij het ‘Gat van Pinte’ te Zaamslag. Bomen die veel ruimte hebben hoeven niet opgekroond of gesnoeid te worden, de natuurlijke vorm komt zo het beste tot uiting.
In de jaren tachtig kwam er een kentering in de populariteit. In toenemende mate werd er negatief gedacht over canadapopulieren. Er waren nogal wat redenen die tot deze negatieve gedachtevorming leidden: populierenbeplantingen werden als saai en eentonig ervaren, de boom had wat last van ziekten maar werd vooral als exoot beschouwd. Omdat dit enige jaren de heersende opvatting was liep landelijk het aandeel populieren dan ook sterk terug. In 2010 werden er ongeveer 8 x minder populieren aangeplant dan in 1975. Als alternatief voor de populier werden vooral es, esdoorn en winterlinde aangeplant. Soms met goede resultaten maar in de moeilijkere groeiomstandigheden
Kerkring 7 | 4444AB ‘s-Heer Abtskerke | t: 0113-311363 | f: 0113-311318 | email:
[email protected]
20
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
21
echter toch vaak met onvoldoende resultaat. Vanwege de essentaksterfte is men momenteel vooral terughoudend met nieuwe aanplant van es. Dit alles maakt dat de belangstelling voor de populier weer groeiend is. De canadapopulier en de diverse klonen van de grauwe abeel profiteren hiervan. Kruising Canadapopulieren zijn ontstaan uit kruisingen tussen de inheemse zwarte populier en de verwante Amerikaanse populier. Na introductie van de Amerikaanse populier in 1705 ontstonden de eerste spontane kruisingen. In 1775 wordt de kloon ´Serotina’ voor het eerst beschreven en komt ze via België naar Nederland. Wat later ziet ook de kloon ‘Marilandica’ het levenslicht. De nieuwkomers overtreffen beide ouders in groeikracht en bezitten enkele gunstige eigenschappen waardoor ze al gauw meer aangeplant worden dan de inheemse zwarte populier. Oude versus nieuwe klonen Een kloon is een variëteit, ontstaan door vegetatieve vermeerdering. Alle nakomelingen bezitten exact dezelfde eigenschappen. Vanwege de grote vraag naar populieren met ‘betere’ eigenschappen is men doorgegaan met kruisen en kwamen er veel nieuwe klonen in de handel. Bij selectie lette men vooral op een snelle groei, rechte en opgaande groeiwijze en ziekteresistentie. Door deze criteria lijken de nieuwe canadapopulieren dan ook steeds meer op elkaar. Aantrekkelijk voor wegbeheerders en houtproductie maar vanwege uniformiteit minder interessant voor het landschap. In tegenstelling tot de nieuwe klonen vertonen de oude juist een veel meer eigen karakteristieke kroonvorm.
22
voorkomen % 2010 voorkomen % 1975 voorkomen % 1950 voorkomen % 1930 voorkomen % voor 1930
Fondorf
Heidemij Serotina Nieuwe klonen Marlandica Robusta
De tabel geeft het % voorkomen van de klonen bij enkele jaartallen. Tot 1930 zijn ‘Marilandica’ en ‘Serotina’ zeer dominant aanwezig. ‘Heidemij’ en ‘Forndorf’ hebben het hoogtepunt zo rond de jaren 50. ‘Robusta/ Zeeland’ neemt een tussenpositie in en wordt in wat mindere mate nog steeds aangeplant. Duidelijk is te zien hoe snel de verschuiving plaatsvindt naar de nieuwe klonen.
Doordat de oude klonen al geruime tijd veel minder of niet meer worden aangeplant dreigen ze zonder ingrijpen op termijn uit het landschap te verdwijnen. Hoewel begrijpelijk dat in veel gevallen de keuze op een van de nieuwe klonen zal vallen, zijn er voldoende situaties denkbaar waarbij een plantkeuze uit een van de oude klonen beter is. Vooral op standplaatsen waar ze de ruimte krijgen om volledig te kunnen uitgroeien als solitair of in klein groepsverband. Denk daarbij aan weilanden, houtkanten, grote erven, landgoederen etc. De drie oudjes ’Serotina’ heeft op volwassen leeftijd een kenmerkende zeer grote ronde en open kroon. Vanuit onder de kroon lopen enkele zware, sterk omhoog buigende takken tot de top door. Door het ontbreken van kortloten wordt het open karakter versterkt. Lange tijd was dit de samen met ‘Marilandica’ de meest algemene populier in Zeeland. ‘Serotina’ loopt inmiddels sterk in aantal terug en zonder nieuwe aanplant zal ze op termijn uit het landschap verdwijnen.
‘Marilandica’ aan de Damsche vaart in Sluis. Kroonvorm is sterk asymmetrisch, stam en takken zijn hoekig.
’Marilandica’ is een natuurlijke kruising tussen de zwarte populier en ‘Serotina’. Volwassen bomen hebben een zeer uitgesproken vorm: per takkrans is er één tak opvallend zwaar ontwikkeld. Deze groeien uit tot enkele zeer zware zijtakken die in de windrichting geplaatst zijn.
‘Serotina’ met kenmerkende ronde kroonvorm
Doordat het hier gaat om een terugkruising met zwarte populier heeft deze canada het hoogste percentage inheems bloed en toont er veel gelijkenis mee. ‘Marilandica’ is nog steeds in de handel en wordt zo hier en daar nog aangeplant. In Sluis staat langs de Damsche Vaart een bekende rij bomen die ruim over de 100 jaar is en nog steeds in redelijke goede conditie verkeert. Deze beplanting is van ongekende schoonheid, een kroonjuweel in het landschap. Het heeft de lokale wegbeheerders geïnspireerd en in de buurt van Sluis kom je nu op diverse plaatsen jonge aanplant van ‘Marilandica’ tegen. Veel oude knotpopulieren in Zeeuws-Vlaanderen zijn overigens ook ‘Mariladica’s. ‘Forndorf’ is de vrouwelijk vorm van ‘Serotina’ met een al even machtige maar meer kegelvormige kroon. Haar grote hoe-
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
23
‘Marilandica’ komt in West ZeeuwsVlaanderen ook veel voor als knotboom. Stam en knot meestal wat knoestiger dan bij knotwilgen en betere weerstand tegen de wind.
veelheid zaadpluisjes kan het in de zomer al doen sneeuwen. Deze kloon is van de drie het minst algemeen. ‘Zeeland/Robusta’ Als vervanger van de bovengenoemde oudjes werd deze kloon in de jaren ‘70, ‘80 en ‘90 zeer veel aangeplant. Was jaren de standaard, nieuwkomers moesten een snellere groei hebben dan deze kloon om een kans te maken op selectie. Een sterke betrouwbare en snel groeiende boom maar met weinig eigen ‘karakter’. Wordt in minder mate nog steeds aangeplant. Ecologie Omdat de canadapopulier maar voor de helft inheems bloed heeft hoort ze niet thuis in onze natuurlijke bostypen of natuurgebieden. Voor landschappelijke beplantingen hanteren we andere criteria en in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt leveren populieren wel degelijk een aanzienlijke bijdrage in de biodiversiteit. In verschillende onderzoeken naar insecten die enkel op de populier leven zijn ongeveer 100 soorten geteld. De populier staat hiermee zelfs op de zevende plaats van alle boomsoorten. Insecten vormen op hun beurt weer
24
het voedsel voor veel vogel- en andere diersoorten. Populieren kunnen in goede omstandigheden makkelijk over de 100 jaar worden. Vooral oudere bomen krijgen veel holtes en zijn daardoor waardevol voor veel holenbroeders. Alle foto’s: Johan Calle
‘Marilandica’ aan de Damsche vaart in Sluis.
Op zoek naar de verborgen buitens van Schuddebeurs Door: Rudie Geus, medewerker SLZ
Schuddebeurs rond 1910 uit de Historische atlas
Verborgen buitens Zeeland was in de Gouden Eeuw een zeer welvarende provincie. Middelburg groeide uit tot handelscentrum van de VOC en andere Zeeuwse steden, zoals Zierikzee, profiteerden van de welvaart. Zierikzee groeide uit tot centrum van visserij, zouten meekraphandel en landbouw.
Opvallend is dat meeste buitenplaatsen op Schouwen-Duiveland zich bevonden in een klein gebied op de hogere zandige kreekrug in de Noordgouwe polder. Dit gebied lag op korte reisafstand van de stad Zierikzee en zal in de Gouden Eeuw al een aantrekkelijke groene woonomgeving zijn geweest met veel beplanting.
Net als op Walcheren kochten de rijke kooplieden en rengenten van Zierikzee boerderijen op en bouwden deze uit tot kleine buitenplaatsen. De meeste buitenplaatsen op Schouwen Duiveland bestonden uit een stenen huis bij de boerenwoning, een zogenaamde stenen kamer of landstede. Enkele van deze landsteden groeiden uit tot grote buitenplaats met bossen, lanen en vijverpartijen. Op Schouwen-Duiveland bleven de meeste buitenplaatsen echter klein van omvang t.o.v. de grote buitenplaatsen op Walcheren en elders in het land.
Fraaie lindelaan van huize Potter te Noordgouwe
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
25
Het grand Canal op Mon Plaisir; voormalige overtuin van Welgelegen. SLZ snoeit hier jaarlijks de bloklindes.
De Noordgouwe polder is ontstaan in de 2e helft van de 14e eeuw door inpoldering van de het eerste deel van de oude stroomgeul “de Gouwe” tussen het eiland Schouwen en Dreischor/Duiveland. De buitenplaatsen waren gelegen op het hogere deel in de polder op de zandige kreekruggrond, de meeste in het zuidelijke deel bij het gehucht Schuddebeurs. In de kreekrug bevindt zich een zoetwaterbel in de ondergrond, als een van de weinige plekken in de polders van Schouwen-Duiveland waar vaak sprake is van zoute kwel. Schuddebeurs als oord van vermaak In de loop van de 17e eeuw groeide de Noordgouwe polder uit als oord van vermaak. Naast de ongeveer 30 landsteden/ buitenplaatsen waren er ook 3 herbergen gevestigd in de groene omgeving, één ervan groeide uit tot het huidige Hostellerie Schuddebeurs. Verval In de Franse tijd ging het echter snel bergafwaarts met de Zeeuwse buitenplaatsen. De handel stokte en veel buitenplaatsen werden verkocht en weer omgevormd tot landbouwgrond. In de Tweede Wereldoorlog werd door de inundatie op Schouwen-Duiveland alle beplanting van de buitenplaatsen gedood en werden ook twee landhuizen vernield. Na de droogmaking werden enkele buitens weer van beplanting voorzien en kreeg een deel van de buitens bij Schuddebeurs het karakter van vroeger weer wat terug. Van de dertig buitenplaatsen zijn er nog zes goed herkenbaar als buitenplaats. De andere vierentwintig zijn zo goed als verdwenen en weer verworden tot boerderij, we spreken dan van een verborgen buiten.
26
Dampaal van buitenplaats Bleykzigt.
Wat is er nog te zien van de verborgen buitens van Schuddebeurs Schuddebeurs is nog steeds een plek van allure, het is een opvallend bosrijk deel in het verder open polderlandschap van Schouwen Duiveland. Al wandelend door Schuddebeurs zijn enkele buitenplaatsen zoals Mon Plaisir en Heesterlust nog duidelijk herkenbaar. Verderop richting Noordgouwe wordt het landschap opener en zien we enkele grotere boerderijen en landhuizen. Soms zijn hier nog oude elementen van de buitenplaats te zien zoals een laan, dampalen of een vijver. Het zijn juist deze elementjes die het landschap karakter geven en zorgen voor een beleefbaar landschap. Voor de liefhebbers van dit groen erfgoed: dit jaar is er een fraai boek uit over de buitenplaatsen van Noordgouwe, geschreven door Martin van de Broeke. Alle foto’s: Rudie Geus
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
27
het te stuiven. Het lichte zand stoof op en viel op andere plaatsen waar bijvoorbeeld wel bos of vegetatie stond. Zo konden er duintjes ontstaan. Indien hier geen aanplant aanwezig was konden deze dan weer wegstuiven.
De Bushoeve te Driewegen. Foto: Gerard Smallegange
Stuifduintjes Koewacht een uniek landschapstype Door: Alex Wieland, medewerker SLZ
Langs de doorgaande weg tussen Heikant en Koewacht liggen enkele opmerkelijke bulten met zand. Het gaat hierbij om stuifduintjes. Dit landschapstype is een opvallende verschijning in het vlakke landschap. Er waren vroeger meer stuifduintjes in de grensstreek, maar deze zijn door zandwinning grotendeels verdwenen. Meestal gaat het nu nog maar om een paar relatief kleine gebiedjes.
We noemen dat dekzand en dat komt in een aantal evenwijdige ruggen in de grensstrook met België aan de oppervlakte. Deze locaties zijn hoger gelegen en waren destijds aantrekkelijke plaatsen om een huis of boerderij te bouwen. Op deze locaties ontstond de kenmerkende lintbebouwing. De weg van SintJansteen naar Koewacht volgt grotendeels de bovenkant van zo’n dekzandrug, slechts onderbroken door de Boskreek.
IJstijd Op het eind van de laatste IJstijd werd onder invloed van de wind een deel van het zand van de Noordzeebodem, die toen dus grotendeels drooggevallen was, tot aan de grensstreek van Zeeuws-Vlaanderen geblazen.
Middeleeuwen In de Middeleeuwen werden grote stukken grond begraasd. Vaak leidde dit tot overbegrazing waardoor bos en kruiden verdwenen. Indien dit grote oppervlakten betrof, kon de wind vat krijgen op het kale zand en begon
28
Achttiende eeuw Al in het begin van de achttiende eeuw vielen deze hobbels de toenmalige bewoners op. Er is een kaart van omstreeks 1718 van de Wildelandenpolder waarop we ter plaatse de aanduiding ‘De heuvels genaamd’ vinden. Ook toen in de jaren dertig van de vorige eeuw ter plaatse een nieuw wegvak moest komen in de verbinding Heikant naar Koewacht, trokken de zandhopen de aandacht van de toenmalige districtsingenieur van Zeeuws-Vlaanderen in dienst bij de provincie. Hij vermoedde dat het wel eens een geologisch en/of historisch belangwekkend hoekje kon wezen en vatte het plan op om ze voor het nageslacht te bewaren. Gelukkig dat deze man dat gedaan heeft anders was dit object waarschijnlijk verdwenen. Het lapje grond
met de heuveltjes werd aangekocht als een overhoekje. Om te voorkomen dat iemand op de gedachte zou komen ze af te graven om het zand te verkopen, legaal dan wel illegaal, werd in het bestek een beplanting met dennen voorzien. Dat is gebeurd en een aantal van die dennen staat er nog steeds. Het terrein was eigendom van de gemeente Axel en is voor een symbolisch bedrag overgedragen aan Staatsbosbeheer. Het beheer wordt uitgevoerd door de natuurbeschermingsvereniging De Steltkluut. SLZ springt soms ook bij in de uitvoering voor het specialistische beheerwerk. Uitheemse Amerikaanse vogelkersen worden bestreden en af en toe worden voor de verkeersveiligheid gevaarlijke bomen omgezaagd. Recent Onlangs zijn nieuwe Grove dennen van autochtone afkomst geplant op deze stuifduintjes. Zo blijft dit unieke element hopelijk nog lang behouden. In dit gebiedje staat een informatiebord met informatie over het ontstaan en de huidige natuurwaarden. Hierdoor weet je dat het meer is dan een begroeid zanddepot!
Beplante stuifduintjes.
De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
29
OPROEP: Nestmanden voor ransuilen Sinds een paar jaar vraagt SLZ in Zeeland aandacht voor de ransuil. Elke winter plaatsen we een oproep om ‘roestende’ ransuilen te melden. Ransuilen gaan in het najaar en de winter bij elkaar zitten in een groep op een zgn. rust(roest)plek. Dat is meestal in een spar, den, conifeer of anders groenblijvende boom. Vaak bij mensen op het erf, zelfs in de bebouwde kom. Je herkent deze plekken het eerst als je braakballen vindt, onder de boom waarin de ransuilen zitten. Na goed zoeken zie je ze tussen de takken.
Je uitleven in het Nederlandse landschap? Meld jezelf, vrienden en familie aan voor een actief dagje op de mooiste buitenlocaties van Nederland. Kijk op www.natuurwerkdag.nl of volg Landschapsbeheer Nederland op Facebook en Twitter.
In deze oproep willen we echter aandacht vragen voor de broedplaats van ransuilen. Ransuilen broeden meestal ergens in de buurt van hun winterroest. Van nature maakt een ransuil niet zelf een nest van takken. Hij ‘kraakt’ meestal een verlaten eksterof kraaiennest. Ransuilen gaan in aantal achteruit. De precieze oorzaken weten we niet. Algemene oorzaken als de verkleining en versnippering van het leefgebied zullen een rol spelen. Om meer te weten te komen over de ransuil, wil SLZ o.a. nestmanden voor de ransuil plaatsen. In het verleden heeft SLZ bijgedragen aan het plaatsen van kerkuil- en steenuilkasten. Daardoor leerden we over de jaren meer over de uilensoort en hun leefgebied en leerden we
ook wat werkt en wat niet. Het ophangen van nestmanden, gevuld met takjes, is een experiment, waarvan we niet weten of deze maatregel succesvol zal zijn. Wel wordt landelijk geconstateerd dat ransuilen hun natuurlijke schuwheid overwinnen en meer naar de bewoonde wereld trekken. Kerkuilen en steenuilen leven in Zeeland vrijwel altijd in de buurt van mensen. Mogelijk kunt u bijdragen aan het verzamelen van kennis over de ransuil in Zeeland. SLZ heeft hiervoor 100 Vivara-nestmanden besteld. Dankzij een bedrag van de Provincie Zeeland kan SLZ de nestmanden aan particulieren aanbieden en laten ophangen voor slechts € 30,-. Leden van de uilen- of roofvogelwerkgroep of medewerkers van SLZ kunnen deze manden plaatsen. Ze moeten 10- 15 m. hoog hangen, dus zal er geklommen worden met valbeveiliging. Vooral mensen met een hectarebosje of een boomrijk erf of buurt kunnen in aanmerking komen voor een nestmand. Samen met een ervaren kenner uit de uilen- of roofvogelwerkgroep of de veldmedewerker van SLZ wordt beoordeeld of de plek geschikt is. Heeft u belangstelling voor een nestmand bij u op het erf of in de buurt (toestemming van de eigenaar nodig!) neem dan contact op met SLZ: 0113-230936 of
[email protected]
een initiatief van Landschapsbeheer Nederland De Boom In • Herfst 2014 • Stichting Landschapsbeheer Zeeland
31
Kort nieuws Landschapsbeheer 2017 Voor de komende 3 jaar is er een beleidsplan gemaakt. Naast deze “uitgebreide” versie is er ook een publieksvriendelijke kortere versie verschenen in folder formaat. Deze is te bekijken op onze website. Kijk bij ‘Wat Landschapsbeheer doet’. SLZ nomineert Gemeente Schouwen-Duiveland voor Juichwilg De provinciale organisaties Landschapsbeheer nomineren jaarlijks gemeenten voor de Juichwilg-trofee. De Juichwilg gaat naar de gemeente die volgens de vakjury het best heeft laten zien hoe initiatieven van burgers met steun van gemeenten tot optimale resultaten in het landschap leiden. Tijdens het symposium ‘Het Landschap Ben Je Zelf’ van Landschapsbeheer Nederland, op vrijdag 10 oktober 2014, wordt de winnaar bekend gemaakt.
Grenadierweg 15 4338 PG Middelburg Postbus 8021 4330 EA Middelburg Tel. 0118-629353 Fax 0118-613488
32
Activiteiten voor vrijwilligers Speciaal voor onze vrijwilligers diverse (gratis) activiteiten en cursussen! Als waardering voor uw vrijwillige inzet in natuur en landschap in uw omgeving nodigen wij u uit om (gratis) deel te nemen aan diverse activiteiten. In onze agenda op de website www.landschapsbeheerzeeland.nl vindt u diverse activiteiten, excursies, cursussen en dergelijke waaraan u, als vrijwilliger, gratis kunt deelnemen.
Cursussen en activiteiten 2015 Ook voor onze vrijwilligers willen we toegesneden (gratis) cursussen aanbieden. We denken dat we een goed aanbod hebben liggen voor 2015, maar mis je nog een cursus of workshop stuur dan even een e-mail aan
[email protected] zodat we wellicht het e.e.a. kunnen regelen.