.
TWISTER juni 2011
.
Colofon Twister is het tijdschrift van T.W.I.S.T., de studievereniging voor (Vergelijkende IndoEuropese) Taalwetenschap en Talen en Culturen van Afrika. Redactie:
Bas Clercx Milan Lopuhaä Rob Verhoeven Alain Corbeau Matthias Franken Vincent Martig Jeroen van der Mark Vormgeving:
Rob Verhoeven Bas Clercx Omslag:
Bas Clercx
Inhoudsopgave
.
Woord van de voorzitter assessor . . . 4 Over de uitspraak van dode talen . . . 5 Milan Lopuhaä Typology and language evolution . . . 7 Matthias Franken Appelmoes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Alain Corbeau Lycisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Milan Lopuhaä Grace’s Phonology . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Vincent Martig Wáaqi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Bas Clercx, Jorik Groen, Alain Corbeau Voor- en achterwaartse agenda . . . . . 22 T.W.I.S.T.-lied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Jaargang: 9, nr. 2 Oplage: 140 stuks
Reacties en kopij:
[email protected]
Website:
studieverenigingtwist.nl youtube.com/user/TWISTleiden ook op: facebook.com
3
.
Woord van de voorzitter assessor
Mensen, mensen, wat een truttige cover. En dat op de zomertwister! Maar ik kan het uitleggen. Laat ik ermee beginnen dat je nu niet toegesproken wordt door de gevleugelde woorden van uw aller geliefde praes. Zij is nu in Botswana, een natte taalkundedroom aan het leven in, zoals zij het noemt, taalkundeparadijs. Volgens een mail die aan het bestuur is doorgekomen vanuit dat verre oord, en ik citeer: “Botswana is cool, vandaag voor het eerst geveldwerkt, iedereen spreekt hier gekke talen! Gisteren in een church meeting met tien mensen en acht moedertalen – taalkundige hemel.” Zoals je nu misschien wel begrijpt, zit zij er helemaal niet op te wachten om nu een woord van de voorzitter de haag van haar tanden te moeten laten ontsnappen. Daarom nu een voorwoord van je Bassessor, de vice-voorzitter. Dus, het is weer zomer, midzomer komt er bijna aan en de tentamina zijn in volle gang. De eerstejaars zijn bijna geen eerstejaars meer, de tweedejaars voelen zich nu echt anciens. En de ouderejaars, die voelen het einde nu echt komen. In de vorm van scripties dan. Hoop ik. Vakantie komt er ook aan! Je kunt van alles gaan doen. Doorkoken in Chersonisos – o, o, Linguo!, Taalkundigen aan het strand. Of fijn de Alpen beklimmen – met of zonder fiets. Of met 30°C het Louvre te Parijs bezoeken. Kortom er is legio keuze. Maar er zijn natuurlijk ook andere dingen te doen. Als je ouders het nodig vinden om naar een leuk WOII-museum te gaan op jullie vakantie in Normandië, ga dan taalkundig veldwerk doen. Zoek uit wat er anders is aan het plaatselijke dialect. Je bevindingen hoeven niet in een paper wereldkundig gemaakt te worden, maar zo vermaak je je tenminste wel. Je zou ook elke avond voor het slapen de moeite kunnen nemen om een aantal rijtjes grammatica uit je hoofd te leren. En dat dan van de taal van je vakantieland. Zo breng je je tijd nog eens nuttig door. Maar er is natuurlijk nog een nuttiger tijdverdrijf. En dat is het lezen van deze TWISTER. Hij staat weer barstensvol. Zo raadt onze Milan je (in)direct aan om het Lycisch eens te gaan bestuderen, of je uitspraak van het Klassiek Grieks eens bij te spijkeren. Verder is er de laatste editie van het Wáaqi. Leg de verschillende versies eens naast elkaar en doe aan Vergelijkende Wáaqi Taalwetenschap! Ik zal niet alle artikelen gaan bespreken, maar het is weer duidelijk: door de moeite van de commissie staat jouw TWISTER deze zomer weer vol met prachte stukken! Dan ben ik je nu nog verschuldigd de cover uit te leggen. Het is een bord met linguine, wat tongetjes betekent in het Italiaans. En laat linguina nou eens verwant zijn met onze favoriete bezigheid Linguistics (van het Latijn lingua, tong of taal, voor die zondaars die geen Latijn kennen). Veel plezier met het lezen van de TWISTER. Wees niet zo’n Hollander en smeer je flink in met zonnebrand. Word er niet zo een met een rooie neus. Bas
4
.
Over de uitspraak van dode talen
Milan Lopuhaä
Ik zal niet de enige zijn geweest die er pas hier in Leiden achter kwam dat Latijn fonemische klinkerlengte had. Goed, toen ik nog jong, onbezonnen en onwetend van het bestaan van VIET was, had ik ook geen idee wat het bovenstaande begrip betekende, maar alsnog wist ik niet beter of je had in het Latijn 5 klinkers: e, a, i, o, u, waarbij de e soms als een schwa en soms niet werd uitgesproken, meestal om het verschil in vervoeging tussen timēre en currere duidelijk te maken. Maar verder was überhaupt het bestaan van klinkerlengte iets totaal onbekends. Ook voor het Grieks golden dergelijke dingen. De accentjes moest je, volgens mijn leraar, “gewoon maar negeren,” en de rest van de uitspraak kwam slechts gedeeltelijk overeen met de openbaring die tot ons kwam bij Historische Grammatica van het Grieks I, het leek voornamelijk dat het Griekse foneemsysteem in de gebrekkige Nederlandse fonologie van mijn hoofd werd gepropt, zodat (φ, θ, χ) = [f, t, x], terwijl we redelijk zeker zijn dat de echte uitspraak iets in de trend van [ph , th , kh ] geweest moet zijn. Maar ook eenmaal hier in Leiden aangekomen vinden dit soort dingen nog regelmatig plaats. Bij Middelnederlands kregen we te horen dat er “een standaarduitspraak voor het Middelnederlands is gebaseerd op het modern Nederlands” en bij Oudijslands dat “het Oudijslands zoals het modern IJslands wordt uitgesproken, omdat de IJslanders vinden dat het hun taal is.” En terwijl door noeste geesten de Proto-IndoEuropese laryngalen *h1 , h2 , h3 gereconstrueerd zijn als [ʔ, ʕ, ʕw ], worden ze bij menig VIET-college gewoon uitgesproken als [x] (of [χ], al naar gelang het dialect van de spreker). De vraag is of dit erg is. Persoonlijk vind ik van wel: als taalwetenschapper bestudeer ik het liefst natuurlijke talen en een fundamenteel aspect daaraan is dat ze gesproken worden of in elk geval ooit gesproken zijn, en bij het leren van een taal wil ik ook dat aspect onder de knie krijgen. Ik vind het zonde dat ik bij een zin in het klassiek Grieks, een taal waar ik nu al 7 jaar mee bezig ben, slechts bij benadering weet waar de accenten staan en hoe. Dit hoeft natuurlijk niet voor iedereen te gelden, ik kan me voorstellen dat als je een ietwat letterkundigere kijk op het leven hebt, de precieze ligging van het accent in een Grieks woord niet iets is om ’s nachts over wakker te liggen. Maar dan nog hoort het niet dat in een conferentie van classici de Duitsers en Fransen elkaar niet verstaan wanneer ze Grieks praten omdat de schooluitspraak van de desbetreffende landen zo verschillend is. Los van het feit dat mijn romantische idealen over het leren van talen bevredigd dienen te worden, doet de huidige houding de (taal)wetenschap geen goed. Aangezien de meeste dode talen er geen sport van maken om hun hele fonologie zelf te beschrijven, moet dit door taalwetenschappers gedaan worden, maar elke gereconstrueerde fonologie moet wel realistisch blijven, en dat controleer je niet door over die taal in een andere uitspraak na te denken. Sowieso is het lastig om over de fonologie van een 5
taal na te denken terwijl je de taal anders geleerd hebt en de woorden dus anders ‘in je hoofd’ zitten. In die zin is de houding van IJslanders tegenover het Oudijslands zelfs schadelijk, omdat ze ons zicht op de Oudijslandse fonologie vertroebelt. En het is niet onhaalbaar om van een dode taal de uitspraak goed te leren: bij Sanskrit spreken we de retroflexe consonanten en lange en korte klinkers ook gewoon uit. Het is voornamelijk zaak om het in één keer goed te doen omdat het niet fijn is om als je een taal al redelijk kent, je uitspraak om te keren. Nu is dat voor Sanskrit of Oudijslands niet zo’n probleem, maar ik kan me voorstellen dat middelbare scholen er niet om zitten te springen om hun scholieren korte en lange klinkers onafhankelijk van accent aan te leren (hoewel je tegenwoordig ook Chinees kan krijgen op je middelbare school, terwijl tonen ook geen feest zijn voor de Nederlandse tong), maar zelfs dan zou je op de universiteit consistent college moeten krijgen in de uitspraak zoals we weten dat hij is. Natuurlijk kleven er ook nadelen aan. Er zijn talen waarvan we de uitspraak nog niet zo zeker weten, en als je je dan een uitspraak aanleert, heb je kans dat je die over een paar jaar overboord moet gooien. Ook loop je bij talen zoals Oudgrieks tegen het probleem dat het een taal is die over verscheidene eeuwen gesproken werd, met fonologische ontwikkelingen daartussen. Idealiter zou je dan van elke schrijver zijn of haar uitspraak moeten achterhalen en gebruiken, maar dit is natuurlijk onhaalbaar. Aan de andere kant zou dit wel helpen om je bewust te zijn voor de verschuivingen die zich in een taal hebben plaatsgevonden. Uiteindelijk kan het de wetenschap alleen maar goed doen als er in elk geval op de universiteit een ‘goede’ uitspraak gegeven wordt van de dode talen waarvan de uitspraak met redelijke zekerheid bekend is. En daarnaast is het gewoon fijn om de talen die je bestudeert ook echt te kunnen spreken; ook al is iedereen met wie je zou kunnen praten al lang dood, het geeft toch het gevoel dat je iets nuttigs aan het doen bent.
“For some reason, my childhood suspension of disbelief had no problem with the fact that this ancient galaxy is full of humans, but was derailed by language. There’s no Asia OR Europe there, so where’d they get all the Indo-European roots?” – xkcd.com
6
Typology and language evolution .
(Using methods from evolutionary biology in linguistics)
Matthias Franken
Recently, two articles concerning language evolution have been published. I take this opportunity to discuss the findings of both articles. The first is a letter to the journal Nature on changes in word order by Michael Dunn and colleagues. Dunn et al. cite two branches of theoretical linguistics that have posited claims in order to explain language diversity. Generative linguists consider linguistic diversity constrained by innate parameters, set during language acquisition. From this perspective, it follows that features controlled by the same parameter necessarily must co-occur and co-vary, whereas features controlled by different parameters need not co-occur. Another branch of theoretical linguistics cited is Greenbergian linguistics, which claims that there are statistical universal tendencies for some features to occur and vary together. The article in question reports a study of word order features in four language families. In particular, 79 Indo-European languages, 130 Austronesian languages, 66 Bantu languages and 26 Uto-Aztecan languages were examined for 8 word order features. This way, it is possible to account for genetic relationships between the languages in question as well. Using recent statistical methods from evolutionary biology, for each pair of word order features, the likelihood that both features were linked was compared to the likelihood that they evolved independently. The relative fit of dependent and independent models is generally expressed in Bayes Factors (BF). BF > 5 is conventionally taken as strong evidence that the dependent model (i.e. where the two features are linked) is preferred over the independent model. The results of the statistical analysis are shown in the figure on the right. Black lines connecting two features are linkages with BF > 5. Line width is proportional to BF. First, the figure shows that the specific linkages are highly lineage-specific: only two linkages occur in more than one of the language families. This contrasts with the claims of both generative and Greenbergian linguists, as both assume universal linkages between 7
several of these word order features. A recent study of the Greenbergian word order universals (by Dryer) examined a worldwide sample of languages and identified a set of universally dependent features (indicated by the marked area in the figure). However, as is clear this study shows that only one linkage within this set is even found in more than one family, and several connections are found between this dependent set and other features (from the ‘independent’ set). The figures below examine the linkage between adposition-noun and object-verb from closer by, a feature found in both Austronesian and Indo-European languages. Remarkably, even for this linkage that has been found in the two language families, the two families differ. Whereas in Austronesian, language changes funnel towards one solution (preposition, VO), Indo-European language changes tend to funnel towards two different solutions (postposition, OV and preposition, VO).
In short, this study suggests that, rather than constrained by universal tendencies/constraints, language changes seem far more likely to follow lineage-specific tendencies. From this, it can be assumed that language diversity is in the first place constrained by its genetic heritage, rather than by innate constraints or universal statistical tendencies. A second recent article was published in Science by Atkinson. Atkinson explores phoneme inventory size across the globe. Previous studies had already shown that phoneme inventory size correlated with speaker population size of the language in question. In this article, Atkinson uses methods used in human genetics research in order to show a significant reversed correlation between phoneme inventory size in a language and its distance from Africa. In human genetics, it has been well established in the recent decade that genetic as well as phenotypic variation declines with distance from Africa. This finding can be explained by the so-called serial founder effect. In short, the founder effect refers to the fact that when a subset of a population is used to create a new population, population variability decreases. The figure makes this clear. A succession of founder effects – or serial founder effect – is established by successive 8
human migrations from Africa, effectively colonizing the globe. A series of linear regressions showed that phoneme inventory size could be predicted from the log of speaker population and the distance from Africa. Originally, 2560 potential origins all over the world were entered into the analysis. Africa clearly came out as the best-fit origin. The same result appears when consonant inventory, vowel inventory and tone inventory are analysed separately. These results seem to indicate that in addition to genetic variability, language as well spread out from Africa all over the world. Another possible scenario would be that Africa is simply the main origin, in a polygenesis scenario. However, adding a second place of origin in a model did not reach significance. It is noteworthy to add that, when analysis was restricted to languages in the Americas, phoneme inventory size inversely correlated with distance to the Bering Strait, the passage across which humans putatively entered the continent. This further supports migration from Africa. Such a conclusion suggests of course that language must have evolved before human migration out of Africa, which is generally dated 50,000 to 70,000 years ago. Both the articles I shortly discussed here indicate how methods developed in evolutionary biology can effectively be used in language research. These research efforts effectively show how promising a biolinguistic approach can be in studying the fundaments of the language faculty and its origins.
References Atkinson, Q.D. (2011), “Phonemic Diversity Supports a Serial Founder Effect Model of Language Expansion from Africa”, Science, 332:346–349 M. Dunn et al. (2011), “Evolved structure of language shows lineage-specific trends in word-order universals”, Nature, 473:79–82
9
Appelmoes
(Waar is het IPA in taalgidsen voor op reis?)
. Alain Corbeau
Ons Alain vroeg zich met recht af waarom er nooit IPA-tekens worden gegeven in de uitspraaksecties van kleine taalgidsen voor op reis. Daarom schreef hij een brief naar één zo’n uitgever om hen een verzoek in te dienen voor een kleine uitweiding over IPA in taalgidsen ten behoeve van degenen die IPA wél kunnen gebruiken. Het wachten is nog op de repliek, maar toch vonden wij het de moeite om de brief met jullie te delen. Wellicht: wordt vervolgd. .
L.S. Naar aanleiding van de door u uitgegeven taalgidsen voor op reis schrijf ik u om hierover een vraag te stellen. Ik schrijf namens de tijdschriftcommissie van T.W.I.S.T., de studievereniging van taalwetenschap aan de universiteit Leiden. Wij willen namelijk over dergelijke taalhulpboekjes graag iets schrijven in ons blad. Hierbij dan ook het verzoek om uw reactie te mogen plaatsen. Allereerst moet ik zeggen dat taalgidsen voor een taalkundestudent best interessant zijn, ondanks de laagdrempeligheid. Ik heb in de loop der tijd aardig wat van zulke boekjes bekeken en ook verzameld, hetgeen voor talen die ik verder nooit bestudeerd heb toch zeker nuttige kennis heeft opgeleverd. Een aantal van ons taalkundestudenten vroeg zich echter af waarom in uw boekjes bij het beschrijven van de uitspraak van de betreffende vreemde taal geen gebruik wordt gemaakt van het internationaal fonetisch alfabet (IPA). U bent er vast mee bekend: het is een alfabet dat is ontwikkeld om alle spraakklanken ter wereld eenduidig weer te kunnen geven. Nu is het zonneklaar dat de leek niet zit te wachten op moeilijke tekens en dus het meest gebaat is bij het weergeven van de uitspraak ‘op z’n Nederlands’. Het heeft dus geen zin om door het hele boekje heen de uitspraak in IPA te schrijven. Niettemin lijkt het ons een goed idee om in de inleiding, daar waar de uitspraak systematisch behandeld wordt, wel de uitspraak in IPA toe te voegen aan de hoe dan ook gebruikte ‘Nederlandse’ uitspraakweergave. Dit zou namelijk de lezer met enige taalkennis zeer tegemoet komen, maar de leek niet in de weg zitten – deze kan namelijk gewoon over de moeilijke tekens heen lezen en alleen op de eenvoudigere (doch omslachtigere, weliswaar) omschrijving afgaan. Daar in veel vertalende woordenboeken van de betere uitgeverijen het IPA ook gebruikt wordt bij het weergeven van de uitspraak, zal aan menig lezer het gebruik hiervan (althans van de meeste veelvoorkomende tekens) niet geheel onbekend zijn.
10
Zo treft men bijvoorbeeld in een Engels woordenboek aan: through [θɹu:]
Als een eenvoudige taalgids deze th-klank moet uitleggen, wordt ofwel bekendheid met de Engelse klank verondersteld, ofwel is een langdradige omschrijving van hoe de klank te vormen vereist. Wie het IPA niet machtig is, zal het hiermee moeten doen, maar het zal allicht veel lezers een plezier doen om het kort en ondubbelzinnig in IPA genoteerd te zien. Zo zou bijvoorbeeld een stukje uit de uitspraakparagraaf van een taalgids Spaans er als volgt uit kunnen zien: Spelling
Uitspraak
…
… k (voor a, o, u of medeklinker), th (voor e of i) als Engels th in thing
…
…
…
…
c ch j
tsj
ch (als Nederlandse harde g, in hoog )
Of, met IPA-toevoeging, zo: Spelling
… c ch
… j
…
Uitspraak
… k [k] (voor a, o, u of medeklinker), th [θ] (voor e of i) als Engels th in thing tsj [tʃ] … ch [χ] (als Nederlandse harde g, in hoog ) …
Zoals u ziet, kleine moeite, groot gemak. Zou het daarom geen goed idee zijn om in toekomstige uitgaven van uw taal-op-reisboekjes deze toevoeging op te nemen? Nogmaals, ik bedoel dan dus alleen in de inleiding tot de uitspraak, omdat het in de rest van het boekje niet tot zijn recht zou komen. Graag verneem ik van u wat uw mening hierover is. Hoogachtend,
.
Alain Corbeau
11
Lycisch
. Milan Lopuhaä
Nu de zon weer hevig aan het schijnen is of in ieder geval behoort te zijn en het tentamenseizoen zijn einde nadert, bevinden sommigen van ons zich in een zee van tijd en geen idee waar die mee te vullen. Nu is de enige logische stap in zo’n situatie ofwel een zoektocht naar je sprituele zelf, of het leren van een nieuwe taal. Daar dit de TWISTER is zal ik mijn adviezen betreffende het eerste punt achterwege laten, maar voor het tweede valt zeker wat te zeggen. Met het scala van talen dat een mens tot zijn beschikking heeft om te leren is het moeilijk om hier een keuze tussen te maken. Om deze keuze ietwat te versimpelen volgt hier een recensie van het Lycisch. Het Lycisch was een Anatolische taal die gesproken werd in Lycië in het zuiden van Anatolië, of minder triviaal geformuleerd, in het zuidwesten van het hedendaagse Turkije. Het Lycisch is aan ons overgeleverd in zo’n 170 inscripties en 150 opschriften op munten, van tussen 500 en 300 v.Chr. De meeste van die inscripties zijn grafteksten, dus verwacht geen hoogstaande poëzie, of veel teksten van meer dan 4 regels, maar daardoor laat de hardcore taalkundige zich natuurlijk niet tegenhouden. Bovendien is er van een van de grotere teksten, de trilingue van Letoon, naast een Lycische ook een Griekse en een Aramese versie, dus je kan mooi gebruik maken van al je kennis van het Grieks. Het geheel is tot ons gekomen in een alfabetschrift, waarvan ik de transcriptie zal gebruiken. Maar genoeg achtergrondinformatie, laten we overgaan tot de taalkundige aspecten. Het Lycisch is een feest voor mensen met een affiniteit voor nasalen, zoals te zien aan de volgende tabel1 :
fonemisch
/i/, /ĩ/
orthografisch
/u/
, <e>, <ẽ>
/e/, /ẽ/
,<ã>
/a/, /ã/
1 Deze
fonologie is nog niet helemaal zeker, maar voldoet om de situatie vooralsnog te beschrijven.
12
dentaal/ alveolair
labiaal stops
/p/
fricatieven
/ɸ/
affricaten nasalen
/m/
<m, m̃ >
liquida
palataal
/t/
/θ/ /s/ /ts / /n/ /l/ /r/
<s>
velaar
/c/
/k/ /kw /
<x>
/ç/
/x/
glottaal
/h/
Bij deze tabel dient nog vermeld te worden dat er ook nog tekens <j> en <w> zijn, die te beschouwen zijn als consonantische allofonen van /i/ en /u/. De <m̃ > en <ñ> zijn vocalische allofonen van /m/ en /n/, waaruit te concluderen valt dat deze taal meer nasale dan niet-nasale fonemen heeft die als klinker kunnen opnemen. Tel daarbij op dat klinkers automatisch genasaliseerd werden voor een nasaal, dan blijkt dat het Lycisch echt een taal is voor mensen met meer affiniteit voor hun neus dan hun mond. De afwezigheid van stemhebbendheid in obstruenten zal onze Hollandse lezer deugd doen, al dient er gewaarschuwd te worden dat de fricatieven naar alle verwachting intervocalisch stemhebbend werden. Het is echter jammer dat er, naast de vocalische nasalen, geen echt exotische klanken voorkomen. Om dit enigszins te compenseren kan er volop geümlaut worden, voorzover mogelijk met vier klinkers: De /e/ wordt een /a/ voor een /u/, en de /a/ een /e/ voor een /i/. Dit alles maakt zowel het reconstrueren als het synchrone rijtjes stampen niet veel eenvoudiger. Aan de andere kant, dit rijtjes stampen is geen heel ingewikkeld proces. Grafinscripties hebben niet heel veel verschillende werkwoordsvormen nodig, en zo komt het dat er, bijvoorbeeld, geen enkele 2e persoon is geattesteerd. Met maar slechts twee tijden, twee diathesen en twee modi, en dan nog steeds behoorlijke gaten in dat systeem, is Lycisch een waar genot voor iedereen die afgeschrokken wordt van gedrochten zoals aśnāva (1.du.imv.act. van Skt. aś- ‘eten’). Ook hier kunnen de Lyciërs hun liefde voor nasalen niet in bedwang houden, en in de preteritumuitgangen sluipt nog wel eens een nasalisatie van de klinker binnen, zoals in aite/aitẽ ‘zij maakten’. Het Lycisch is een degelijke Anatolische taal in de zin dat ze houden van partikels, en series ervan. Het Lycisch vindt het vooral leuk om te verwijzen naar dingen die twee woorden geleden genoemd worden: ebẽñnẽ prñnawã m=ẽ=ti prñnawatẽ Xisterija Xzzbãzeh tideimi hrppi ladi ehbi se tideime
‘Dit gebouw, wie dit bouwde, [is] Xisterija, kind van Xzzbãze, voor zijn vrouw en kinderen.’
Hier verwijst =ẽ naar ebẽñnẽ prñnawã en =ti naar Xisterija Xzzbãzeh. Het is dan ook van harte aan te bevelen om bij het vertalen van Lycisch ietwat vrijer te zijn dan ik hierboven was, om in het Nederlands geen overvloed aan demonstrativa te krijgen. De vraag die nu natuurlijk op ieders spreekwoordelijke lippen brandt is of je deze zomer moet vullen met Lycisch of niet. Qua praktisch nut lijkt er weinig reden te zijn 13
om Lycisch te leren; iedereen die die taal of iets aanverwants sprak is al ruim 2000 jaar dood. Voor de mooie verhalen hoef je het ook niet te doen, want de meeste teksten zijn niet meer dan één zin, en van de grotere, historisch meer interessante teksten weet niemand wat er staat. Aan de andere kant, met zijn nasalen overal en rare zinsbouw heeft het Lycisch voldoende rare dingen om de taalkundige hobbyist bezig te houden, en over de betrouwbaarheid van de door mij als feit gepresenteerde beweringen valt nog genoeg te steggelen om er leuke dingen in te ontdekken. Het is dus een prima plan voor de zomer, maar als je op vakantie gaat is het waarschijnlijk beter om de taal van dat land onder de knie te krijgen.
Æl f t o r elftor.com
e wr i t e n h e r b i þ l a r e o f Æl f t o r þ æs c r æf t i g e s c e mp a n i n g e a r d a g u m G mi s d æd a b e o þ y mb s p r æc a þ u r h l a n d me a r c e s
h wo n n e Æl f t o r f o r œt l a n d u m b e n o r þ a n Æl f l a n d h e h i e r d e c we n c i g e þ f r a m d u n a h e l p me
→ i n d u n a h e s e a h g e b u n d e n g e f æmn e g e h æf t e n d e s o f æð r e c l i c l y f t f l o g e
←Æl f t o r b e a l d l i c e we o r p h i s s p e r e
h e l p
o n d a wr æc a h g e f æmn e þ u r h h i r e h e a f o d
s p e r e f l e o g f æs t e
Æl f t o r o n d l y f t f l o g a wær o n f r y n d æf t e r
En d e
14
Grace’s Phonology
.
(Het vervolg op Grace’s Phonology uit een eerdere TWISTER.)
Vincent Martig
Grace riep er een agent bij. “Ik wil een verslag van wat er op die open pagina’s staat van dat woordenboek!” Maar dat hoefde niet meer: ondertussen was Verhoeven zelf komen aansnellen. Sinds zijn beproefde methode was hij een zeer gerenommeerd taalkundige, die de koers van de Leidse historische taalstudies bepaalde. Grace stelde zich voor: “Grace Mbeekes, politie Leiden. Wie bent u, als ik vragen mag?” “Professor Germanistiek en Vergelijkende Taalkunde, Frank Verhoeven, aangenaam. Mag ik weten wat er aan de hand is? ik kijk van mijn kantoor direct uit op de UB en had de hectiek en de aanwezigheid van de politie opgemerkt. Is er iets ergs gebeurd?” “Dat is te zeggen. Kent u Luna Zonnewende?” “Niet persoonlijk, ik heb haar les gegeven. Hoezo, wat is er met haar?” “Het spijt me om het u te moeten zeggen, maar ze is waarschijnlijk vermoord.” “Dat meent u niet.. Hoe, wat is er gebeurd?” “Ze is neergestoken en met een boek op haar hoofd geslagen.” Frits mengde zich in het gesprek: “Wat ik tot nu toe kan vaststellen, is dat ze eerst bewusteloos is geslagen met het boek. Vervolgens heeft de dader haar nog messteken toegebracht, die haar fataal zijn geworden. Waarschijnlijk wilde hij haar met het boek vermoorden en waren de messteken voor de zekerheid.” Grace keek Frank Verhoeven aan. “Kent u iemand die iets tegen haar heeft, of gehad zou kunnen hebben?” “Nee, ze was zeer geliefd, onder zowel haar medestudenten als ook haar leraren. Wat ontzettend! Hoe kan zoiets gebeuren!” “Kunt u me misschien contactgegevens van medestudenten en docenten verschaffen? Oh, en kijkt u hier eens naar.” Grace pakte het Etymologisch Germaans woordenboek. “Het boek lag open op deze bladzijdes, kunt u me hier iets over vertellen?” “Niet zo op het eerste gezicht, de Gotische woorden van fra- tot fro-, maar daar zou ik niet meteen iets aan kunnen verbinden.” “Goed, hartelijk dank voor uw hulp. Ik zal u bellen als ik nog vragen heb.” ’s Middags zat Grace tegenover Maarten van de Heide, een studiegenoot van Luna. “Maarten, vertel eens wat over Luna. Kende je haar goed?” “Een beetje, zoals studiegenootjes elkaar kennen. Je gaat af en toe wat drinken na college, een spelletjesavond af en toe ofzo, verder ken ik haar niet zo goed.” “Was ze geliefd?” “Oh, absoluut niet. Met haar mooie uiterlijk probeerde ze van alles voor elkaar te krijgen, en bij leraren lukte dat aardig, maar wij kenden haar beter. Ik zou bijna zeggen dat sommige van mijn medestudenten haar wel konden schieten af en toe… Dat bedoel ik natuurlijk niet letterlijk!” “Nee uiteraard. Maar met de leraren kon ze goed opschieten?” “Ze slijmde zich bij iedereen in, althans, bij de mannelijke docenten dan. Dus ja, die dachten dat ze aardig met Luna op konden schieten. Maar dat viel behoorlijk tegen. Onze grote meneer Verhoeven bijvoorbeeld, ik verdenk hem ervan dat hij zelfs een oogje op haar had. Ik zag ze een keer samen op zijn bureau, ze zat nog net niet bij hem op schoot, maar dat heeft waarschijnlijk niet meer lang geduurd. Als hij er achter is gekomen, dat 15
zij het allemaal maar speelde… Oef, dan zou Verhoeven nog wel eens de moordenaar kunnen zijn.” “Dank je wel, je kunt gaan.” De volgende kandidaat was Jorik Hendrikse. Hij keek wat onwennig om zich heen, dus probeerde Grace hem op zijn gemak te stellen. “Kom binnen, ga zitten. Thee?” “Ja, graag, dank u wel.” “Asje. Nou, vertel eens, kende je Luna?” “Niet goed, ik praatte nooit met haar. Ik praat sowieso niet zo veel met de mensen van mijn studie.” “Was ze aardig voor je? Heeft ze wel eens iets tegen je gezegd?” “Ze was wel aardig ja, de meesten vonden haar wel aardig. Alleen Maarten niet, maar dat was omdat ze hem negeerde, terwijl hij verliefd op haar was.” “Is dat zo?” “Ja, al heeft hij dat nooit hardop uitgesproken. Maar omdat ze hem geen blik waardig keurde, sloeg die liefde om in haat. Ik kan me voorstellen dat hij blij is dat ze niet meer leeft… Het is zo’n haatdragend persoon.” Jorik haalde treurig zijn schouders op. – “Dankjewel, je hebt me erg geholpen. Je mag gaan.” Grace snelde haar kantoor uit. “Mensen, ik wil dat twee van jullie Maarten gaan halen, ook al is hij net vertrokken. Ik ben over een half uurtje terug.” Ze sprong op de fiets en racete naar de UB. Daar liep ze met grote stappen de trap op naar het kantoor van Frank Verhoeven. Ze klopte op de deur, maar geen gehoor. Ze klopte nog eens. Niets. Ze probeerde of de deur open ging, maar hij zat op slot. Opeens hoorde ze achter zich een stem: “Ah, mevrouw Mbeekes, was het toch?” Met een brede lach kwam Frank Verhoeven aanlopen. “Ik was even naar de wc, en doe dan altijd de deur van mijn kantoortje op slot. Waarmee kan ik u helpen?” “U zult wel vermoeden dat we de verdachte van deze moordzaak binnen de studie zoeken, gezien het woordenboek en de moordlocatie?” “Dat zat er in ja. Dat is helaas niet anders.” “Hoe goed kent u Maarten van de Heide?” “Bedoelt u… Dat zou verschrikkelijk zijn, een medestudent!” “Ik hoorde van Jorik Hendrikse dat hij op Luna verliefd was, maar dat zijn liefde onbeantwoord bleef. Zou Maarten haar daarom zo erg kunnen gaan haten, dat hij haar zou willen vermoorden?” “Ik moet zeggen dat ik daar geen idee van heb. Het was mij inderdaad ook opgevallen dat hij haar erg leuk leek te vinden. Luna hield zich echter niet zo met jongens bezig. Het zou wel verklaren waarom dat Germaanse woordenboek daar lag. Naast dat hij verliefd op haar was maar zij niet op hem, had zij ook nog eens zijn scriptieonderwerp gestolen: een onderzoek op het gebied van Gotische etymologie.” “Goed, hartelijk dank. U hoort nog van me.” Ze rende de trappen weer af en fietste naar hat bureau terug. Daar was Maarten ondertussen gearriveerd, Jorik zat er verbazingwekkend genoeg ook nog op een bankje in de wachtruimte. Grace groette de beide jongens en nam eerst Maarten mee voor verhoor. “Ik heb uit verschillende bronnen vernomen dat jij verliefd was op Luna, maar dat zij niets voor jou voelde. Is dat waar? En zo ja, waarom heb je dat niet eerder verteld?” “Oh, daarom zit Jorik hier zeker. Ja dat is inderdaad waar. Ik dacht, als ik dat vertel, word ik alleen maar verdacht, terwijl ik haar niets aangedaan heb.” “Maar je haatte haar toch? Ze zag je niet staan! Dat kon je toch niet ongestraft laten gebeuren?” “Word ik nu beschuldigd? Ik baalde daar inderdaad ontzettend van, maar ik zou haar nooit vermoorden! Heb je die Frank Verhoeven al aan de tand gevoeld?” 16
“Nog niet.” “Hij is het geweest! Ik weet het zeker. Hij moet erachter zijn gekomen dat Luna het maar als een spelletje zag, als niets meer.” “Als je het niet erg vindt, ga ik even aan Jorik vragen wat hij nog wilde vertellen.” Ze liep de gang op en vond Jorik in het wachthokje. “Wilde je nog iets vertellen?” “Ja, ik heb Frank Verhoeven en Luna gisteren zien ruziemaken. Hij was erg boos op haar in ieder geval, haar leek het niet zo veel te kunnen schelen, ze liep gewoon weg. Hij riep haar nog wat achterna, volgens mij het Gotische woord frijathwa.” “Wat betekent dat?” “Liefde.” Grace pakte dit keer de auto, rende nog sneller de trappen op, klopte op de deur. “Binnen. Ah, dat is snel. Weet u al iets meer?” “Professor Frank Verhoeven, u bent aangehouden op verdenking van moord. Alles wat u zegt…”
Cartoon van de hand van Alain Corbeau. Op waargebeurde feiten gebaseerd (met een knipoog naar de afgebeelde personen).
17
Wáaqi
.
Bas Clercx, Jorik Groen, Alain Corbeau
In deze TWISTER het laatste deel van ons taalkundedrama: Wáaqi. U heeft kunnen zien hoe deze schitterend regelmatige taal door onze vakidioten goedgrondig is verwoest. Verbaast u zich voor de laatste maal over hun bekwaamheid hiertoe.
ɸ’áki-(Bas Clercx) Voor sprekers van het Baki wordt het steeds moeilijker om de prefixen van bezieling goed toe te passen. Ze lenen de lidwoorden hɔ en tɔ uit het Grieks voor bezield en onbezield respectievelijk. Stemhebbende stops verliezen stemhebbendheid: eerste klinker erna krijgt een lage toon. /h/ verdwijnt in de anlaut, wordt [ħ] elders. /x/ wordt /ʃ/ voor een [e], [ɛ], [i], [ɪ]. Wáaqi -suu (loc.), -mii (all.), -nguu (comi.), -juu (dat.), -wuu (ins.) worden -si (naar analogie van Grieks dat.pl.). De gen. -p wordt versterkt door -oon (naar analogie van Grieks gen. pl.): -poon. Eerste mora van een stam verdwijnt, als er een prefix aan vooraf gaat. ɪcɪ wordt een postpositief encliticum: cɪ.
Alle stemhebbende fricatieven worden stemloos. Als een mora een hoge toon heeft, dan wordt de voorafgaande obstruent een ejectief, een voorafgaande sonorant een implosief. ɔθjoliíkàkò
ɔθjoliíkàkò ɔ́ssokà tɔɸulan’ósi tiisikèsɔpɔ̀ħ’óoʎe íikè tɔpofuʃ’íikè ɸiitapɔ̀ħ’óol íikè tɔmokɑɸajiʃ’íikè ɸiitapɔ̀ħ’óole íikè tɔfoluʃ’íikè tɔɸj’ísi fít tɔɸulan’ósi ɸitɛkɛ̀ʃ’él ʃ’íikè tɔɸs’ópoon tɔħħol’íici tɔtɲiísi kùupìíkìpìkɛ̀ʃel cɪ ʃ’íikè tɔtŋootic’íici tɔtŋoosil’íici cɪ tɔtɲ’íisi fít kùupìíkìpìkɑ̀fal cɪ l’íikè tɔ́ttɪ ̀ci cík cɪ xalɛkɛ̀ʃ’él ʃ’íikè ɔtɲ’íici tɔnuŋ’ɪ ́si pɔ̀koókɛ̀ʃel cɪ ʃ’íikè ɔtŋ’úlɪci ɔtɲiísi t’ʕ’t sos’ókɑ̀fal íikè tɔmokɑɸajiʃ’íikè ɔħ’ísikò tɔtìnamiʃ’íikè cɪ tɔtisiʃ’íikè cɪ tɔftinukoósi (2x) ʕ’mʕn
18
Egʕ’ddokhphiit (Jorik Groen) Onbeklemtoonde lange klinkers worden kort. Klinkerreductie buiten accent: ɛ, e, a, ä > ə i, u, o, ö, ɔ > ɨ ɨCɨ > ɨCj əCə > əC J > K / _u, o, ɔ J > Kj / _C J > K / elders P > B / V_V F > Ch CjC > CCj a, ö > ʕ ā, u > ʕ’ e, i, ɨ > e ə, o > o l(l) > ɖ > d Cj > Ci
tédesophdet
tosósekphi tédesophdet tédeso; todéstesogets tóphesophet, tobédodeph dʕsophet, tophénogets nʕ’sphet tedwiʕios. towéphteph tʕphok wéseksiophdego wéseso. ʕ’ topkɔ́deph poŋʕ’dokhphdiego péph popkʕ’dophteph poŋedommógokhphdiego. ʕ’t tʕ’dodeph tʕphok dʕ’iesi ʕ’ toskɔ́deph tʕphok téŋŋego. tʕt posósekphi dʕsophet, ʕ’ pʕsophet ʕ’ tésokhphiet péphos. ʕmmen
19
Kwèxw (Alain Corbeau) ɸ>f ð>ɣ ðy > y
Klankverschuiving: w > gw ł>w
š, ž > xw, ɣw c, j > š, ž ty, dy > c, j
k̚ > ʔ
Een glottisslag ontstaat in intermorfemisch hiaat en aan woordbegin voor een klinker; in andere hiaten kunnen klinkers samensmelten. Tonogenese: Klinkers krijgen een hoge toon naast een stemloze obstruent, een lage toon naast een stemhebbende. Tussen stemloos en stemhebbend wordt de toon stijgend, tussen stemhebbend en stemloos wordt de toon dalend. Andere medeklinkers dan obstruenten hebben geen invloed op de toon. Over morfeemgrenzen heen nivelleert analogie de toonwerking (dus lexicale woorden krijgen lengte op de klinker die dat ook krijgt in de kale vorm). De oude beklemtoonde klinker wordt gerekt en krijgt altijd hoge toon. Verstemlozing van obstruenten. Door de verstemlozing vallen de achtervoegsels van de locatief (eerst -f ) en de genitief (eerst -v) samen. De locatief wordt voortaan uitgedrukt d.m.v. achterzetsels (zoals láʔ ‘in’).
20
Na-sīla-xá
Na-ʔā-xà ʔōna-f na-sīla-xà ŋa-fǎfū-f láʔ Hāʔ cī-syà-fà-ʔú-s tìkwā-f ŋa-pwōfú-s Kwītà-fà-ʔ tìkwā-f ŋa-mwōšà-kwāyi-s Kwītà-fà-ʔ tìkwā-f ŋa-fōwu-s Ŋa-kwāyi-f láʔ sí ŋa-fǎfū-f láʔ Kwīa-x ŋa-kwēa-f ʔōna-f ŋa-wō-xw ʔóna-yū ʔîxw kūfyì-sīfyì-x ŋa-yiŋwō-cì-xw ʔîxw ŋa-yiŋwō-ʔí-xw ʔóna-yū Sí ʔîxw ʔóna-sī kūfyì-sīfyì-xà-ʔ na-yēxà-xw ʔîxw xwîš hāla-x ōna-xw ŋa-nwūŋa-my ʔîxw fàkū-x na-ŋwūla-xw ʔóna-ʔī Tât hā-xà-ʔá ŋa-mwōšà-kwāyi-s tìkwō-y ʔîxw ŋa-fwī-s ʔîxw ŋa-cī-s Ŋa-sīcì-nwu-kū-my Ŋa-sīcì-nwu-kū-f láʔ Ēmin
“Yes, I mean she said that during sex. Yes, it was a little weird.” – xkcd.com
21
Voor- en achterwaartse agenda
.
25 t/m 27 maart 8 april 18 april 3 mei 13 mei 31 mei 14 juni 15 t/m 19 augustus 5 september
y y y
Tweekend Gala T.W.I.S.T. Spelletjesavond Tworrel Taalkundeconferentie T.W.I.S.T. Twarbecue bij Milan Taalkundequiz EL CID-week Opening academisch jaar
y y y
y y y
y
Op ge richt twee dui zend twee te Lei den, 4
T.W.I.S.T. 8
guïst.
12
maal.
y y y y
y y
y y y
Vast be ra den schaart zij zijd' aan zij de,
on ze stu die ver e ni ging
y y y
y
C A, T W en
VIET,
y y y y y y y y y y y y
y y y
tot E ris' gram schap elk lin
y y y y y y y y y y y y y y y y Ver e nigd T
y
y y y y y y y y y
de ap pel is
y y y y
daar voor ons al le
y y y y y y y y
Hoe wel elk spe cia list op een an der ge bied, wor den wij ge bon den door de taal.
Het T.W.I.S.T.-lied.
22