Kunstroof uit Peru
Doctoraalscriptie Nederlands Recht Vanina Flor Delgado Rivera Begeleider: prof. dr. Inge C. Van der Vlies Universiteit van Amsterdam 1
Inhoudsopgave Afkortingen en woordenlijst
3
I. Inleiding
4
II. De geschiedenis en het erfgoed van Peru
5
Chavín
5
Paracas & Nazca
6
Moche
7
Tiwanaku en Wari
9
Sicán
10
Chimú
10
Inca
12
III. Internationale wetgeving betreffende culturele goederen
15
UNESCO
15
UNESCO 1972
16
UNESCO 1970
17
UNIDROIT
21
ICOM
22
Bilaterale verdragen
24
IV. Bescherming van het cultureel erfgoed in Peru
26
De geschiedenis van de peruaanse wetgeving
26
De huidige wetgeving van Peru
27
De huidige situatie van het peruaans cultureel erfoed
29
Repatriëring van objecten uit het buitenland
31
V. Conclusie
34
VI. Bibliografie
36
VII. Bijlage
39
2
Afkortingen en woordenlijst
EEG
Europese Economische Gemeenschap
Decreto Supremo
Hoogste Decreet
Huaca
Quechua voor speciale of heilige plaats
Huacos
Quechua voor aardewerken potten of kunst objecten
Huaqueros
Quechua voor tempel- of grafrovers
INC
Instituto Nacional de Cultura – Nationaal Cultureel Instituut
ICOM
International Council of Museums
n.C.
na Christus
el Niño
Klimatologisch verschijnsel waar veel natuurrampen aan worden toegeschreven
Nr.
Nummer
Precolumbiaans
Refereert aan het tijdperk vóór de ontdekking van het Amerikaanse continent door Christoffel Columbus in 1492
Pre-Inca
Tijdperk vóór de overheersing van de Inca’s
Quechua
De taal van de Inca’s en naast Spaans de officiële taal van Peru
UNESCO
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
UNIDROIT
International Institute for the Unification of Private Law
v.C.
voor Christus
3
I Introductie Het verloren gaan van cultureel erfgoed is een groot dilemma waarmee we vandaag de dag worden geconfronteerd. Natuurlijke omstandigheden en veroudering zijn de meest voor de hand liggende bedreigingen voor archeologische monumenten en objecten. We zien echter dat de mens tegenwoordig de grootste dreiging vormt. Nu het bewustzijn van de waarde van het cultureel erfgoed groeit blijkt dat we deze vooral moeten beschermen tegen de mens zelf. Objecten van cultureel erfgoed belichamen de kunstzinnige, religieuze en sociale geschiedenis van de mensheid en vormen de voornaamste bron van kennis en inspiratie voor de hedendaagse cultuur. 1 Niettemin wordt hun voorbestaan bedreigd door politieke en economische belangen. In de 20e eeuw zijn er veel initiatieven geweest om deze kwestie internationaal te coördineren en reguleren, maar op nationaal niveau blijft de bescherming achter. Peru is als casus voor deze kwestie zeer geschikt. Het doet in historische beschavingen niet onder voor Europa, maar omdat het hier om culturen zonder schrift betreft is de wetenschappelijke kennis sterk afhankelijk van de weinige overblijfselen. Elk object dat van cruciaal belang kan zijn voor de archeoloog, heeft tegelijkertijd ook grote waarde op de zwarte markt waar grafrovers, handelaren en verzamelaars actief zijn. Daarom zijn er naast de multilaterale verdragen ook andere initiatieven als ethische codes en bilaterale verdragen opgesteld welke het mogelijk maken dat de aankopen van musea in het buitenland daar staan met instemming van Peru. Deze scriptie zal kijken naar hoe Peru poogt haar cultureel erfgoed intact te houden en met name het roerend cultureel erfgoed. Hiervoor bestudeer ik het juridisch kader in het land evenals de internationale rechtsregels die zich over deze kwestie buigen. Allereerst zal ik een overzicht geven van de rijke geschiedenis van precolumbiaanse culturen in Peru. Hierna beschrijf ik de multilaterale verdragen en de belangrijkste ethische code, daarna kijk ik naar de juridische structuur in Peru en de dagelijks praktijk daar.
1
Gerstenblith 2004, p. 593.
4
II De geschiedenis en het erfgoed van Peru De geschiedenis van Peru is opgebouwd uit meerdere beschavingen, archeologen hebben in het land vondsten gedaan die terug te dateren zijn tot 8000 v.C. Grofweg zijn deze in te delen in pre-Inca beschavingen, de Inca beschaving, de koloniale tijd en de onafhankelijke tijd. Elk van de beschavingen heeft op zijn eigen wijze een bijdrage geleverd aan het cultureel erfgoed van Peru en kenmerkt zich door de verschillende voor hen typerende culturele uitingen, gebruiken en objecten. Er zijn echter enkele gemeenschappelijke kenmerken te herleiden uit de opgegraven kunstobjecten van zowel de pre-Inca beschavingen als die van de Inca’s.
Het individuele vakmanschap is vaak ondergeschikt aan een gedeelde voorkeur voor bepaalde, vaak abstracte, vormen en specifieke kleuren zoals ook het ontbreken van portretten en historische gebeurtenissen.
Het leven en de dood worden niet als tegenstrijdige toestanden beschouwd, maar verklaard in hun samenhang. De meeste kunstuitingen waren erom begonnen de dynamiek, het cyclische van het bestaan en de wereld aan te duiden; het fenomeen van een voortdurende metamorfose die op allerlei manieren esthetisch tot uitdrukking werd gebracht.
In het kader van dit onderzoek zal de bespreking zich met name richten op de pre-Inca en de Inca beschaving, welke ook wel de Andes beschavingen worden genoemd, omdat deze de begerenswaardige objecten, de huacos, vervaardigd hebben. Chavín 2 Tussen de bergketens in het noorden van Peru ontwikkelde zich rond 900 v.C. de eerste bekende beschaving met een wijde invloedsfeer. In het centrum lag Chavín de Huántar, een tempel met een ondergronds labyrint, waar priesters en pelgrims van verschillende clans bijeen kwamen voor gemeenschappelijke culten en riten. 3 Chavín heeft een complexe en esoterische stijl dat wordt gekenmerkt door visuele communicatie. Dit uit zich in een 2 3
Stone-Miller 1995, p. 28-49. www.museumkennis.nl > de Inca’s > Bronnen van inspiratie
5
overvloed aan afbeeldingen van goden met dierlijke eigenschappen, te zien in de monumenten van Chavín de Huántar, maar ook in handwerk zoals textiel, keramiek, gouden sieraden en andere metaalbewerkingen. Deze objecten werden in grote mate ‘meegezonden’ met de doden en zijn dus vooral teruggevonden in graven. De weide invloed van de Chavín op cultureel en economisch vlak blijkt uit de vondsten van Chavín-objecten die verspreid liggen over een groot geografisch gebied zoals bijvoorbeeld schelpen afkomstig uit het noorden en vulkanisch glas uit het zuiden van het land. De archeologische vindplaats Chavín de Huántar is aangetast door overstromingen en door de bewoners van de regio, die stenen van de ruïne gebruikten om hun huizen te repareren. 4 Ook is er veel informatie verloren gegaan door het uitvoeren van slecht archeologisch onderzoek. 5 De archeologische vindplaats staat sinds 1985 op UNESCO’s werelderfgoed lijst. 6 Paracas & Nazca 7 Toen de wijde invloed van de Chavín-cultuur afnam, ontwikkelde er in het zuiden van Peru een andere beschaving, met een eigen stijl. De Paracas-cultuur ontstond rond 600 v.C. in een droge omgeving aan de kust en was georganiseerd als een losse confederatie van verschillende clans. Net als bij de Chavín zijn de meeste archeologische vondsten gedaan in de graven van de Paracas. Deze vondsten verschillen echter van die van de Chavín daar er uit de onderaardse grafkamers van de Paracas ook een groot aantal mummies is opgegraven. De doden werden begraven in een foetushouding, omwikkeld in prachtig geweven textiel. Keramiek en soms goud en zilver, werd in de graftombe bijgezet. De stijl van Paracas lijkt daar veel op die van Chavín, maar ontwikkelde zich meer in een lineaire stijl, met gedetailleerdere patronen en meer kleur gebruik. Meer naar het zuidoosten van Paracas, ontstond er rond 200 v.C. een andere cultuur. De Nazca-cultuur had een stijl waarbij de nadruk meer kwam te liggen op meer simplistische ‘tekeningen’ van individuele figuren en onafhankelijke motieven. Vooral in de keramiek zijn de karakteristieke combinatie van kleuren, geometrische vormen en verscheidenheid aan afbeeldingen van de Nazca’s te herkennen. Van de Nazca zijn er onder andere geweven 4
www.wikipedia.nl > Chavín de Huántar Ibid. 6 http://whc.unesco.org/en/list/330 7 Stone-Miller 1995, p. 50-82. 5
6
textiel en sieraden gevonden, maar het aantal gevonden kunstobjecten van de Nazca ligt lager dan bij de Paracas. Dit door een cultureel verschil tussen de beschavingen. De objecten werden bij de Paracas gebruikt in het begrafenisritueel en in de Nazca cultuur hadden deze meer een ceremoniële functie waardoor er minder bewaard is gebleven. Het belangrijkste onderdeel van het Nazca cultureel erfgoed bestaat uit onroerend goed. Zo zijn er de mysterieuze ‘Nazca-lijnen’ in het grondgebied van de Nazca welke alleen zichtbaar zijn vanuit de lucht en waarover, sinds de ontdekking ervan in de jaren ’20 onenigheid bestaat hoe deze enorme in de grond getekende patronen te verklaren. Even ten zuiden van de lijnen is de Nazca-stad Cahuachi opgegraven. De aanwezigheid van water in dit uitzonderlijk droge gebied maakt dit een zogenaamde huaca. 8 Volgens archeologe Helaine Silverman, die in de jaren ’80 onderzoek deed in en rondom Cahuachi, duidt de archeologische indeling van deze stad erop dat zij niet zozeer is gebouwd om erin te wonen, maar louter voor ritueel gebruik. Het gebied staat sinds 1994 op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Moche 9 Aan de noordkust van Peru ontwikkelde zich vanaf 100 v.C. een goed georganiseerde en hiërarchische samenleving. Door hun succesvolle irrigatie systeem groeide de bevolking en was men genoodzaakt te zoeken naar nieuwe gebieden om te leven. De Moche hadden een eigen geloof, bouwmethodes en stijl in architectuur en kunst. Omdat ze veel hebben gemaakt en veel uitbeeldden is hun geschiedenis goed te reconstrueren. Ze vervaardigden expressieve kunst en illustreerde allerlei activiteiten zoals slagvelden en rituelen, ze beeldden goden, priesters, planten, dieren, uitdrukkingen en ziektes af. En maakten portretten van de belangrijke personen. Net als bij Chavín hebben de priesters en de goden tanden van dieren. De Moche maakte als eerste cultuur in Zuid-Amerika gebruik van tweedelige mallen om replica’s te maken van hun kunstwerken, dit was vooral voor expansie bedoelt. Er is veel Moche keramiek is gevonden.
8 9
“Speciale of heilige plaats”. Stone-Miller 1995, p. 83-118.
7
Ze bouwden piramides, forten en paleizen van leem, met meerkleurige muurschilderingen. De Huaca del Sol was een van de grootste piramides van Peru, tot het verwoest werd door de Spanjaarden op hun rooftocht naar goud. 10 Vandaag de dag wordt ook de lokale bevolking betrokken bij het beschermen van deze archeologische vindplaats. Ook mogen ze hier zelf iets aan verdienen. Als gevolg zien we hoe de universiteit van Trujillo, een lokaal biermerk en de lokale bevolking succesvol zijn in de bescherming van erfgoed en tegelijkertijd ook nog eens winst weten te maken. 11 Dit maakt deze archeologische vindplaats voorbeeldig voor het management van cultureel erfgoed. Een van de meest spectaculaire archeologische vondsten, is de Koninklijke tombe van Sipán, ontdekt aan het einde van de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Decennia lang zijn de piramides en graven rondom Sipán (nabij de stad Chiclayo) onderhevig geweest aan plundering door de lokale bevolking. Meestal gaat het dan om de vondst van keramiek dat als antiek wordt verkocht op de lokale markt. Maar soms wordt er ook een graf gevonden met kostbare sieraden van goud en zilver, hetgeen een groot aantal zoektochten naar dergelijke tombes in de hand heeft gewerkt. 12 In 1987, toen een groot gebied inmiddels was afgestroopt, besloot men nog eens terug te gaan naar één van de centraal gelegen piramiden en zodoende stuitte men op de rijk gevulde tombe van een Moche-heerser, de grootste en meest spectaculaire vondst ooit gedaan die gelukkig tijdig door de politie is opgemerkt. 13 Daardoor was het mogelijk om de tombe in haar originele staat te herstellen en er, na uitgebreid archeologisch onderzoek, uiteindelijk een museum van te maken. Veel bouwwerken hebben het door de ravages van de natuur niet overleefd. Waarschijnlijk waren de overstromingen door het klimatologisch verschijnsel ‘el Niño’ de oorzaak van het verdwijnen van deze cultuur.
10
http://athahualpa.wordpress.com/nieuwe-pagina Higueras 2008, p.1084. 12 Alva 1994, p. 29. 13 Ibid. 11
8
Tiwanaku & Wari 14 Van de noordkust tot aan het zuiden van de Andes deelden van 400 v.C. tot 900 n.C. verschillende beschavingen eenzelfde iconografisch systeem bekend als Wari-Tiwanaku. 15 Ze beschikten over een gelijksoortige stijl in textiel, keramiek en metaalbewerking, maar architectonisch zeer verschillend. Ook heerste er niet altijd vrede tussen deze culturen. Beide ontwikkelden zich voorspoedig door greep op de natuur te krijgen met behulp van geïrrigeerde terrassen. Aan de zuidoost kust van het Titicaca-meer ligt Tiwanaku, 16 vooral bekend om haar enorme monolieten, dat sinds het jaar 2000 op de UNESCO-lijst van het werelderfgoed staat. De muren van de tempel zijn glad afgewerkt, de stenen passen precies op en in elkaar en de openingen zijn trapezoïde, typerend voor de Tiwanaku-stijl die de Inca’s later ook zouden toepassen. 17 De Zonnepoort van Puma Punku is een belangrijk monument, waarop de kenmerkende iconografie van de Tiwanaku staat, dat terugkeert in andere monumentale sculpturen. Deze zijn klein van schaal, waarschijnlijk bedoeld voor religieuze ceremonieën die vaak ver buiten het imperialistische centrum dienden te worden uitgevoerd en daarom makkelijk vervoerbaar dienden te zijn. Mogelijk is de beschaving verdwenen na een grote periode van droogte. 18 De Wari ontwikkelden zich vanaf ongeveer 500 n.C. Het was een oorlogzuchtig volk dat andere volkeren aan zich heeft onderworpen en zo uitgroeide tot een groot rijk. Het was een hiërarchische samenleving met een strak georganiseerde staat en een sterk leger. 19 Het centrum lag in de streek wat nu de regio Ayacucho is. Ze bouwden in een groot gebied terrassen, legden wegen en een irrigatie systemen aan. 20 Het was ook de eerste cultuur, die steden met verdedigingswerken en forten bouwde. 21 Verder beschikten ze over gebouwen voor de opslag van voedsel en andere voor rituelen, zoals bijvoorbeeld het offeren van 14
Stone-Miller 1995, p. 119-158. Ook bekend als Tiahuanaco & Huari. 16 Hoewel deze archeologische vindplaats gesitueerd is in Bolivia, strekte de invloed van de cultuur tot in Peruaans territorium. 17 http://athahualpa.wordpress.com/nieuwe-pagina 18 Ibid. 19 www.museumkennis.nl > de Inca’s > Bronnen van inspiratie 20 Ibid. 21 http://athahualpa.wordpress.com/nieuwe-pagina 15
9
mensen. De belangrijkste personen werden begraven in het woestijnzand, waar ze door de droogte gemummificeerd werden. Er is veel kleurrijk textiel bewaard gebleven, vol met motieven in een abstracte stijl. Ook wisten ze een soort blauwe kleur te maken, hetgeen zeer zeldzaam was in die tijd. Verder is er weinig metaal gevonden. Hun keramiek en hun goudbewerking waren niet erg bijzonder. Veel culturele kennis en orale geschiedenis is verdwenen omdat de Wari de culturele expressie van de volkeren die ze overwonnen hadden, onderdrukten. 22 Na de ondergang van de Wari leefde de bevolking verspreid over het gebied, totdat de Inca’s macht over het gebied overnamen. Sicán 23 De Sicán vormde zich rond 700 n.C. in het noorden van Peru. De cultuur ontstond vermoedelijk uit overlevenden van de Moche-beschaving, wat betreft samenleving en kunststijl komen ze veel overeen. Net als de Moche maakten zij gebruik van mallen voor het vervaardigen van hun keramiek. Ze beeldden meer vissersscènes uit en hun keramiek, als hun textiel, was vooral zwart van kleur. Er zijn tombes gevonden met offerandes en grote dodenmaskers. De Sicán waren zeer ontwikkeld in het bewerken van metaal; er zijn veel koperen voorwerpen gevonden. Ze waren behendig met het inleggen van schelpen en turquoise en maakten ook gebruik van repousse-technieken. Bijvoorbeeld de befaamde Tumi is door hen vervaardigd: een ceremonieel mes van koper met het hoofd van hun god, ingelegd met goud, zilver en turquoise. De Chimú heeft rond 1100 n.C. de regio ingenomen en nam naast de stijl, technologie en handelsnetwerk van de Sicán, waarschijnlijk ook hun kunstenaars over. In Túcume staat een nieuw museum waar alle vondsten te bewonderen zijn. Chimú 24 Na de Moche ontwikkelde zich in het kustgebied in het noorden van Peru (rond 1000 n.C.) het koninkrijk van de Chimor, met als hoofdstad Chan Chan 25 . Het koninkrijk was
22
www.wikipedia.nl > Wari Stone-Miller 1995, p. 156-162. 24 Ibid., p. 151-175. 23
10
welvarend door het gebruik van een uitgebreid irrigatiesysteem en ze waren beter bestand tegen el Niño dan de Moche. De citadel Chan Chan bestaat nu uit negen paleizen die naast elkaar gebouwd zijn en beslaat zo’n twintig vierkante kilometer. In de tijd van de Chimor bouwde elke koning zijn eigen paleis en als hij overleed, werd hij daar samen met zijn vrouwen begraven. Het paleis werd dan verzegeld en veranderde in een mausoleum. 26 De paleizen zijn gemaakt van adobe, de buitenmuren waren soms wel tien meter hoog en sommige binnenmuren hebben reliëfs met geometrische en dierenfiguren. Binnen de paleizen bevonden zich openbare plaatsen voor onder andere offers, administratieve gebouwen, opslagplaatsen, woonruimten en begraafplaatsen voor de elite. De staat ondersteunde de kunstenaars, maar ze moesten vooral veel produceren. De mooiste stukken werden gemaakt voor de rijke en machtige elite. Daarvoor gebruikten ze veel goud en andere edelmetalen die ze van ver haalden: schelpen uit Ecuador, smaragden uit Colombia en amber uit Midden-Amerika. Er worden vooral nog voorwerpen van keramiek gevonden, omdat de Spanjaarden de tijd van de kolonisatie het meeste goud eruit gehaald hebben. 27 Net als de Moche gebruikten ze mallen om grote hoeveelheden keramiek te kunnen maken. Het was ook bedoeld voor de ‘export’; zo werden de kunstenaars van de Chimor bekend in andere gebieden van Peru. De laatste generatie Chimor-kunstenaars zijn gedeporteerd naar Cuzco door de Inca’s nadat ze het gebied hadden overwonnen. 28 De archeologische vindplaats Chan Chan staat op de werelderfgoedlijst sinds 1986 en sinds dat jaar ook op de lijst van bedreigd werelderfgoed, omdat naast de vernietiging door de tijd en natuurlijke erosie de ruïne veelvuldig wordt bedreigd door el Niño. 29 Pas in 1999 kwam men met een redddingsplan voor het monument. Het laat zien dat er ook in het beschermen van cultureel erfgoed tegenstrijdige belangen bestaan. Enerzijds heeft de centrale regering het belang om de sites zowel voor de wetenschap als voor het toerisme zo goed mogelijk te beschermen, aan de andere kant zien we dat de lokale bevolking ook 25
Chan Chan betekend ‘zon zon’. www.wikipedia.nl > Chan Chan 27 In die tijd was bij Chan Chan een mijnbouwbedrijf van de Spanjaarden gevestigd, om de graftombes en offerplaatsen uit te graven. 28 Door Inca Tupac Yupanqui, zie http://athahualpa.wordpress.com/nieuwe-pagina. 29 http://www.livinginperu.com/news/2744. 26
11
veelvuldig gebruik maakt van dit land en de grote adobe stenen gebruikt voor hun eigen constructies. 30 Inca 31 De Inca’s hebben vanaf 1438, tot aan de komst van de Spanjaarden in 1532, de dienst uitgemaakt over de gehele Andes en zorgden daarmee weer voor een meer algemene culturele stroming. Om deze reden zijn sommige namen van pre-Inca beschavingen in Quechua: de taal van de Inca’s. In minder dan één eeuw veroverden de Inca’s, onder aanvoering van Pachacutec, het gebied van Quito tot aan Santiago de Chile, een deel van Bolivia en Noord-Argentinië door. Het rijk werd Tawantinsuyu genoemd, ‘het land van de vier disticten’, die allemaal samenkwamen in de hoofdstad Cuzco. In deze ‘Axis Mundi’ van de Inca’s werden de belangrijkste ceremonieën uitgevoerd. Alle burgers betaalden belasting, in de vorm van voedsel, arbeid of kunst. Van de overwonnen volkeren namen ze de leiders, kunstenaars en hun religieuze huacos mee naar Cuzco. De laatste heerser was Huayna Capac, deze overleed, al voordat Francisco Pizarro Peru bereikte, aan het pokkenvirus die het continent bereikten door de verovering van Mexico door Cortés in 1519. Door de ziekte vielen er vele doden en omdat Huayna Capac geen erfgenaam had aangewezen ontstond er een burgeroorlog tussen zijn zoons Huascar en Atahualpa. Toen Pizarro Peru bereikte verkeerde het land in een crisis. De onderdanen die de Inca’s als bezetters zagen verwelkomden de Spanjaarden als bevrijders. Weinig huacos hebben de koloniale tijd overleefd, dit is bekend omdat er tekeningen en beschrijvingen van belangrijke stukken zijn gevonden. 32 Sommige stukken werden begraven door de vluchtende Inca’s en zijn aan de goudkoorts ontkomen. De beeldhouwwerken zijn bijna allemaal vernietigd door de Spanjaarden.
30
Higueras, p. 1076. Stone-Miller 1995, p. 181-216. 32 Zie bijvoorbeeld ‘Primer nueva crónica y buen gobierno’ door Guamán Poma de Ayala uit 1615. 31
12
De Inca’s hadden een hoge kwaliteit van kunst bereikt en ook hun productie was erg hoog. Om hun stijl correct over het hele rijk gekopieerd te krijgen hadden ze een simpele maar herkenbare stijl; geometrisch, maar elegant. Ze maakten daarvoor gebruik van gestandaardiseerde eenheden. In hun bouwstijl lijken ze veel op de Tiwanaku; gepolijste stenen die zonder cement feilloos op en in elkaar passen met trapezoïde openingen. In het centrum van Cuzco is hier nog veel van te zien. De Spanjaarden konden de massieve stenen niet allemaal verwijderen en dus hebben ze hun gebouwen in koloniale stijl erbovenop gebouwd. 33 Cuzco staat sinds 1983 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het bekendste bouwwerk van de Inca’s is Machu Picchu (“Oude berg” in Quechua) dat sinds 1983 op de lijst van UNESCO staat. Het ligt tussen twee bergpieken bij de rivier Urubamba, ten noordwesten van Cuzco. De bouw begon waarschijnlijk in 1440 en het was bedoeld als buitenverblijf van de Inca en zijn hofhouding. De beste ambachtslieden hebben Machu Picchu gebouwd: architecten, ingenieurs, steenhouwers en ook astrologen waren erbij betrokken, want Machu Picchu moest in verbinding staan met de belangrijkste astrologische en geografische lijnen. 34 De stad bestaat uit woningen, een militaire zone, religieuze zone met een zon- en een maantempel, de zonnewijzer en middenin een groot plein. 35 Machu Picchu werd door de Inca’s verlaten in de tijd van de Spaanse verovering. Pas in 1867 heeft de Duitse goudzoeker en houthandelaar Augusto Berns de archeologische vindplaats gevonden en nam (met toestemming van de toenmalige regering) de stukken mee naar Europa waar hij ze verkocht aan Europese musea. 36 De ontdekkingsreiziger Hiram Bingham is beroemd geworden met zijn ontdekking van Machu Picchu in het begin van de 20e eeuw. Hij nam ongeveer 4000 huacos mee terug naar de Verenigde Staten voor verdere bestudering. Deze bevinden zich nu in het Yale Peabody Museum en Peru probeert deze stukken terug te krijgen. Destijds was afgesproken dat Peru ze in bruikleen gaf aan de National Geographic Society, die als cosponsor van Bingham’s expeditie naar Machu Picchu had opgetreden. 37
33
http://whc.unesco.org/en/list/273. http://athahualpa.wordpress.com/over. 35 www.wikipedia.nl > Machu Picchu 36 Artikel: “Un empresario saqueó Machu Picchu casi medio siglo antes del descubrimiento ‘oficial’ de la ciudadela.” El País 06-06-2008. 37 http://www.elginism.com/20070626/770 34
13
Een belangrijk twistpunt is dat Bingham destijds toestemming van de zittende Peruaanse president Augusto B. Leguía zou hebben verkregen om de archeologische vondsten naar Amerika te verplaatsen. Maar de huidige Peruaanse opvatting is dat deze toestemming onrechtmatig is afgegeven, dan wel verkeerd is opgevat. Het zou duidelijk gaan om een lening, niet om een overdracht. 38 Yale stelt daar tegenover dat de Peruaanse civiele code van 1852, ten tijde van Bingham’s expeditie nog effectief, het recht gaf om de gevonden voorwerpen van Machu Picchu weg te halen en op basis van diezelfde code nog steeds de rechtmatige beheerder is. 39 De onderhandelingen tussen de staat Peru en Yale die vanaf 2001 plaats hebben gevonden zijn op niets uitgelopen. 40 De toenmalige president Toledo heeft het verzoek, ondersteund door de National Geographic Society en Senator Christopher Dodd (Connecticut, V.S.) voorgelegd aan de rector van Yale, Richard C. Levin. Deze laatste weigerde echter te erkennen dat Peru de enige rechtmatige eigenaar is van de Binghamcollectie. Na onderhandelingen in 2007 met de huidige president Alan Garcia veranderde Yale van standpunt. In het Memorandum of Understanding erkent Yale dat Peru de rechtmatige eigenaar is van alle objecten van de collectie en dat de stukken van museumkwaliteit in een nieuw museum in Cuzco tentoon worden gesteld binnen twee jaar. Ook zou een uitwisselingsprogramma opgezet worden voor wetenschappenlijk onderzoek. 41 Omdat er geen vooruitgang in de zaak geboekt werd, heeft Peru eind 2008 een vordering ingediend bij de Amerikaanse rechtbank. 42 De partijen zijn het oneens over welke stukken, de hoeveelheid en wanneer deze gerepatieerd zouden worden. Niet alleen eist Peru de repatriëring van alle stukken op, ook willen ze genoegdoening voor de baten die de collectie Yale heeft opgebracht. 43
38
Aldus David Ugarte, regionaal directeur van Peru’s Nationaal Cultuur Instituut (INC). Artikel: “Peru requests return of artefacts in Yale University.” Verkrijgbaar op www.elginism.com/20051230/291. 40 Artikel: “Peru & Yale reach deal on artefacts.” Verkrijgbaar op: http://www.elginism.com/20070917/804. 41 Artikelen: “Peru recuperara tesoros incaicos.” 17-9-2007 en “Legado de Machu Picchu en disputa.” 26-32008, verkrijgbaar op www.bbc.co.uk/mundo. 42 Nu aanhangig bij de rechtbank van Conneticut, zie artikel: “Yale gana cambio de corte distrital en caso de piezas sacadas de ciudadela”, El Comercio 31-07-09. 43 Artikel: “Pillagers are being called to acount.” Verkrijgbaar op www.elginism.com/20090108/1673 39
14
III De internationale wetgeving betreffende culturele goederen. De noodzaak van een gedeelde verantwoordelijkheid blijkt uit het feit dat ‘kunstrijke’ landen vaak te kort schieten bij de beveiliging van archeologische terreinen en culturele centra, of doordat gebrekkige catalogisering de illegale export van erfgoed niet kunnen voorkomen. Door het aangaan van bilaterale relaties of meer algemene internationale afspraken, zoals bijvoorbeeld overeengekomen binnen het kader van de UNESCO, kan men komen tot een betere bescherming en beheer van het cultureel erfgoed van een bepaald land. De ontwikkeling van internationale organisaties kan worden verklaard vanuit de behoefte van staten om samen te werken. De belangrijkste internationale organisatie die zich bezighoudt met de bescherming van cultureel erfgoed is de UNESCO. In dit hoofdstuk zal ik eerst deze organisatie beschrijven en de belangrijkste verdragen omtrent culturele goederen. Hierna zal ik de overige verdragen die zich hiermee bezighouden bespreken. UNESCO Het voorstel om een opvoedkundige en culturele organisatie van de VN op te richten kwam oorspronkelijk van de Verenigde Staten. 44 Uit drie internationale organisaties werd de United Nations Educational and Cultural Organization (UNECO) opgericht. 45 Pas later werd de ‘S’ van Scientific er aan toegevoegd. Dit na de gebeurtenissen van Hiroshima en Nagasaki om zodoende wetenschappers zoveel mogelijk te verbinden met de mensheid. 46 In 1946 werd de constitutie ondertekend. Het had een vrij westers karakter gezien verlichtingsideeën als ‘hoge idealen en een grote missie’ het basisprincipe vormde van het initiatief. Landen die geen partij zijn bij het verdrag kunnen in een later stadium alsnog toetreden; de UNESCO kent een open lidmaatschap. 47 In 1947 is het verdrag door Nederland geratificeerd en Peru heeft dit gedaan in 1946. 48 44
Leurdijk 1987, p. 11. Te weten het Internationaal Instituut voor Intellectuele Samenwerking, het Internationaal Bureau voor Onderwijs, en CAME: het geïnstitutionaliseerd overleg tussen Geallieerde Ministers van Onderwijs. Leurdijk 1987, p. 10. 46 Valderama 1995, p. 22. 47 Nollkaemper 2004, p. 209. 48 Valderama 1995, p. 22. 45
15
De juridische structuur ten aanzien van de bescherming van cultureel erfgoed zoals door UNESCO opgesteld is gebaseerd op conventies met een bindend karakter en aanbevelingen gebaseerd op een (dwingend) advies. 49 Naast regelstelling door middel van aanbevelingen en internationale verdragen bestaan de activiteiten van de UNESCO uit het volgende: 50 het organiseren van kunsttentoonstellingen, het aanmoedigen van internationale acties, het publiceren van resultaten van gemeenschappelijk onderzoek, het organiseren van bijeenkomsten voor deskundigen en het uitsturen van deskundigen. 51 Feitelijk actie ondernemen kan de UNESCO echter niet. Ze kan enkel aanbevelingen doen, richting geven en activiteiten coördineren. Dit omdat ze onvoldoende financiële 52 middelen hebben noch daadwerkelijk macht kunnen uitoefenen. 53 In de jaren tachtig ontstond er dan ook een crisis binnen de UNESCO. De veel te hoge verwachting en het gebrek aan visie waren hiervoor de aanleiding. Zelfs Nederland dreigde uit het verdrag te treden als er geen stevige hervormingen zouden komen. 54 UNESCO 1972 Een conventie die de UNESCO meer potentie heeft gegeven is het verdrag ter Bescherming van het Wereld Cultureel en Natuurlijk Erfgoed uit 1972. De bescherming van cultureel erfgoed in tijden van vrede ontbrak tot dan. 55 Het UNESCO verdrag uit 1954 gaf immers alleen bescherming aan objecten en monumenten in tijden van oorlog. 56 Internationale samenwerking om kwetsbaar erfgoed te beschermen in naam van niet alleen het eigen volk maar ook vanuit een universalistisch perspectief begon toen Egypte overging tot het bouwen van de Aswan Dam. Hierdoor zouden talloze archeologische vindplaatsen 49
Williams 1978. In het kader van dit onderzoek noem ik alleen de activiteiten van Unesco op het gebied van roerend erfgoed. 51 Leurdijk 1987, p. 35-37. 52 Ibid., p. 14-16. 53 Ibid., p. 36. 54 Ibid., p. 68, 83-85, 14-16. 55 Van Beurden 2001, p. 70. 56 Dit verdrag bespreek ik hier niet aangezien het onderzoek zich richt op roof in vredestijd. Het verdrag kan niet met terugwerkende kracht toegepast worden op de vroege koloniale periode van Peru. 50
16
verdwijnen of zwaar beschadigd raken. 57 De UNESCO deed een oproep aan de hele wereld om dit te voorkomen en leidde het reddingsplan. Geld en expertise werd door landen beschikbaar gesteld en als gevolg werden sommige tempels verplaatst. Hierna sleepte de discussie over de collectieve verantwoordelijkheid voor het behoud van cultuur- en natuurmonumenten voort. Het verdrag van 1972 nodigt in artikel 11 de lidstaten uit om hun erfgoed, bestaande uit monumenten, groepen gebouwen en archeologische vindplaatsen, op de lijst van Werelderfgoed in te schrijven; een register met cultuur- en natuurmonumenten. 58 Het is een erkenning van de bijzondere waarde dat het nationaal erfgoed kennelijk heeft en als gevolg moet dit dus gezamenlijk beschermd en geconserveerd worden voor de hele wereld. Lidstaten dragen zelf hun erfgoed voor en de Commissie beslist of het op de lijst van het Werelderfgoed wordt ingeschreven. Bij goedkeuring bestaat er de verplichting om het erfgoed effectief te beschermen en te behouden. 59 Blijkt een land niet in staat te zijn om dit te doen, dan wordt het erfgoed op een lijst van bedreigd Werelderfgoed geplaatst. Een staat komt dan in aanmerking voor financiële steun en deskundigheid voor het behoud. De enige sanctie dat het UNESCO ter beschikking staat als staten hun erfgoed niet goed onderhouden is het van de lijst van Werelderfgoed af halen. Er zijn nu 186 staten die de conventie geratificeerd hebben; Peru trad toe in 1982 en Nederland in 1992. 60 UNESCO 1970 Het behoud in vredestijd van kunst- en cultuur objecten dat landen als cultureel erfgoed beschouwen wordt door het bovenstaande verdrag echter niet gewaarborgd. Het UNESCO verdrag van 1970, het Verdrag inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen, poogt dit soort objecten te beschermen. In de jaren voor 1970 nam het aantal ontvreemdingen van kunst- en cultuurgoederen alarmerend toe. De bronlanden 57
http://whc.unesco.org/en/convention Artikel 1 en 2 van het UNESCO 1972 verdrag. 59 Artikel 6 van het UNESCO 1972 verdrag. 60 http://whc.unesco.org/pg.cfm?cid=246 58
17
(de landen van herkomst van culturele objecten die veel erfgoed hebben en dat kwijtraken) lagen vooral in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. De kopers van deze illegaal geïmporteerde objecten, soms van onbekende oorsprong, waren vooral in het Westen te vinden. Deze landen waren zelf niet goed in staat om de illegale handel tegen te gaan en in 1964 verzochten Mexico, Guatemala en Brazilië de UNESCO om over het verdrag te gaan onderhandelen. Het belangrijkste van dit verdrag is de verandering in attitude. 61 Het is niet meer zo dat elk kunst- of cultuurobject vrij verhandelbaar is, zoals in de westerse traditie gebruikelijk was. 62 Het verdrag oefent een morele plicht uit op diegenen die roerend cultureel erfgoed dienen te beschermen, maar ook op de kopers zoals musea, handelaren en privé-verzamelaars. Objecten die in de internationale kunsthandel belanden zonder duidelijke herkomst, zijn sinds dit verdrag verdacht te noemen. 63 In het verdrag wijzen staten bepaald roerend cultureel erfgoed aan als onvervreemdbaar, waarvan het voorkomen moet worden dat het hun territorium verlaat. Ook verplichten de staten zich tot restitutie wanneer deze goederen, eventueel vanuit een andere verdragsstaat, onrechtmatig hun land zijn geïmporteerd. Door het ondertekenen erkennen ze elkaars cultuurgoed. 64 In de begripsbepaling staat dat een ondertekenende staat voorwerpen als culturele goederen kan aanwijzen. 65 Deze voorwerpen moeten van belang zijn voor de archeologie, prehistorie, geschiedenis, literatuur, kunst of wetenschap. Ook moeten ze vallen onder een van de elf categorieën, waaronder bezit dat verband houdt met geschiedenis; archeologische vondsten bestanddelen van artistieke of historische monumenten die van archeologische vindplaatsen zijn losgekoppeld; antiquiteiten van meer dan 100 jaar oud of bezit van artistiek belang. Ook moet er een aantoonbare band bestaan met het land. 66 Het begrip ‘cultureel erfgoed’ blijft echter vrij vaag omdat elke ondertekenende staat zelf de
61
Clément 1994, p. 51. Leyten 1995, p. 14-16. 63 van Beurden 2001, p. 75. 64 Artikel 2 van het UNESCO 1970 verdrag. 65 Artikel 1 van het UNESCO 1970 verdrag. 66 Artikel 4 van het UNESCO 1970 verdrag. 62
18
voorwerpen aanwijst, dit kan in beperkte of in ruime zin en dus wat de andere verdragsstaten moeten terug geven als het illegaal is geïmporteerd. 67 Het verdrag maakt restitutie makkelijker, maar de meeste verplichtingen die erin staan zijn bestemd voor de bronlanden. Volgens artikel 5 van de conventie zijn landen die zich hieraan committeren het aan zichzelf verplicht om het cultureel erfgoed zo goed als mogelijk te beschermen door het aannemen van nationale wetgeving, het opstellen van een inventaris van nationaal bezit, deskundige begeleiding en zorgen voor bewaking bij opgravingen, het stimuleren van openbare tentoonstellingen in musea, het oprichten van instituten, het opstellen van ethische richtlijnen en de ontwikkeling van kennis, bijvoorbeeld door middel van educatie. Ook wordt geadviseerd om een exportverbod voor objecten zonder certificaat in te stellen. 68 Zo kan men monitoren welke objecten het land uitgaan voor bijvoorbeeld tentoonstellingen in het buitenland en welke objecten populair zijn op de internationale kunstmarkt, zodat er specifieke maatregelen getroffen kunnen worden. 69 Maar het voornaamste is misschien wel dat het zo eenvoudiger wordt om op te treden bij illegale praktijken en dat buitenlandse kopers van objecten met een certificaat bewijs in handen hebben van een legale eigendomsoverdracht. De meerwaarde van dergelijke certificaten is echter sterk afhankelijk van de mate waarin autoriteiten efficiënt en snel werken alsook de manier waarop een land controle heeft over de grensbewaking. Het belangrijkste artikel van het verdrag is artikel 7, dat handelt over de kwestie van de import. Het moet voorkomen worden dat musea en vergelijkbare instellingen illegaal geëxporteerde goederen met betrekking tot het cultureel erfgoed van een ander land verkrijgen. Daaronder vallen dus ook voorwerpen die uit andere musea zijn ontvreemd of bij als monument aangeduide locaties zijn weggenomen. Clandestien uitgegraven objecten uit onbekende locaties vallen hier niet onder, deze kunnen immers niet op een inventarislijst staan. 70 Verder hebben landen zichzelf en elkaar verplicht om zich actief in te zetten om de in artikel 1 aangewezen objecten op te sporen en te retourneren naar het land van herkomst, indien deze dit verzoekt. Dit kan echter alleen op een effectieve manier gebeuren wanneer de 67
Artikel 6 van het UNESCO 1970 verdrag. Artikel 6 van het UNESCO 1970 verdrag. 69 Clément 1994, p. 48. 70 Prott 1998, p. 205. 68
19
landen die de vordering indienen over een goede inventaris van het nationaal bezit beschikken om de onrechtmatigheid van de overdracht te kunnen aantonen. Het verzoek tot teruggave is niet gebonden aan een specifieke tijdslimiet. 71 Teruggave kan alleen plaatsvinden als op het tijdstip van de ontvreemding of illegale export beide landen al partij waren bij dit Verdrag. Indien de koper te goeder trouw is of over een andere eigendomstitel beschikt, is het land alsnog verplicht tot restitutie. Maar in een dergelijk geval kan de eigenaar of koper te goeder trouw gecompenseerd worden op grond van lid 2. 72 Ook maken de verdragspartijen het importeren en exporteren van deze goederen strafbaar. 73 Artikel 9 geeft een mogelijkheid om concretere maatregelen te treffen indien het cultureel erfgoed het gevaar loopt geplunderd te worden. De Verenigde Staten hebben, op verzoek van onder andere Peru, in zulke gevallen een importverbod in gesteld. 74 Zo kunnen stukken die clandestien uitgegraven zijn en nog niet op een inventaris staan beschermd worden. Volgens artikel 10 moeten landen de verplaatsing van illegaal cultureel erfgoed zoveel mogelijk beperken en antiekhandelaren straf of sancties opleggen als zij hun register niet goed bijhouden. 75 Behalve deze maatregelen die landen nationaal moeten regelen, bevat het verdrag ook bepalingen die aanzetten tot internationale samenwerking. Zo geeft artikel 13 ook een verplichting tot restitutie en samenwerking, zij het meer op een indirecte manier. Inmiddels zijn 119 landen toegetreden tot het Verdrag, 76 waarvan de meeste landen bronlanden zijn. Peru heeft dit in 1979 geratificeerd en Nederland in juli 2009. Veel marktlanden (landen waar de vraag naar culturele objecten het grootst is, vooral westerse landen) wachtten hiermee omdat ze de begripsbepaling van ‘cultureel erfgoed’ te vaag vonden. Nederland had vooral bezwaren voor de privaatrechtelijke gevolgen voor de positie
71
Clément 1994, p. 49. O’Keefe 2000, p. 14-17. 73 Artikel 8 van het UNESCO 1970 verdrag. 74 Prott 1998, p. 210. 75 In het register moet onder andere staan: de herkomst van het object, de prijs, een omschrijving van het object en de namen en adressen van leverancier. ook moeten zij de koper informeren over het eventuele exportverbod wat op het object kan rustten. 76 http://portal.unesco.org/la/convention.asp?KO=13039&language=E 72
20
van de bezitter te goeder trouw, maar na implementatie van richtlijn 93/7/EEG, vielen deze weg. 77 Het verdrag is voor Peru en Nederland van toepassing vanaf het moment dat Nederland is toegetreden. 78 Maar de Inspectie Cultuurbezit en de meeste musea in Nederland doen pas onderzoek naar de herkomst van een aangeboden object als het na 1970 het land heeft verlaten. 79 UNIDROIT Gezien het feit dat nationale rechtssystemen vaak niet met elkaar in overeenstemming zijn, heeft UNESCO in 1984 UNIDROIT benadert, 80 een intergouvernementele organisatie die zich toelegt op de harmonisering van privaat recht. Zo zou men op internationaal niveau tot betere afspraken moeten komen met betrekking tot teruggave van cultureel erfgoed. Dit heeft uiteindelijk in 1995 geleid tot het UNIDROIT-verdrag inzake de internationale terugkeer van gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen. 81 In het algemeen wordt dit verdrag aangemerkt als een belangrijk supplement bij het UNESCO verdrag van 1970. Er zijn echter ook verschillen. Zo is het niet nodig dat culturele goederen eerst op een inventaris moeten te staan om teruggevorderd te worden, eenieder kan een gestolen of illegaal geëxporteerd object terugeisen bij een daartoe bevoegde rechter. 82 Het terugvorderen van clandestien uitgegraven objecten zijn daarom onder dit verdrag eenvoudiger terug te vorderen. 83 Deze kunnen teruggevorderd worden op grond van illegale uitgravingen of uitvoer. 84 Het bewijs dat een object illegaal is uitgevoerd is makkelijker te onderbouwen, zeker na het invoeren van een certificatensysteem (zoals aanbevolen in het advies van UNESCO 1970 verdrag). 85 In het UNIDROIT-verdrag kan de koper te goeder trouw ook
Volgens staatssecretaris van OCW, mw. v.d. laan en de minister van Justitie Donner in een Beleidsbrief van 19-7-2004. Verkrijgbaar op: http://www.minocw.nl/documenten/brief2k-2004-doc-56135a.pdf 78 O’Keefe 2000, p. 14-17. 79 van Beurden 2001, p. 75. 80 Grimbrère, 1995, p. 55. 81 http://www.unidroit.org/english/conventions/1995culturalproperty/main.htm 82 Artikel 1, 2 en 5 van het UNIDROIT verdrag. 83 Artikel 3 lid 2 en art 5 lid 1 en 3 van het UNIDROIT verdrag. 84 Artikel 5 van het UNIDROIT verdrag. 85 Prott 1998, p. 210. 77
21
compensatie ontvangen, maar daarentegen heeft hij een grotere verplichting om registers te controleren of zijn object als gestolen staat aangegeven. 86 In tegenstelling tot het UNESCO verdrag van 1970 kent dit verdrag wel een verjaringstermijn voor vorderingen. Elke vordering moet binnen drie jaar vanaf het moment waarop de locatie van het object en de identiteit van de bezitter bekend is ingediend worden, en binnen 50 jaar vanaf het moment van diefstal of illegale export. 87 Als een object deel uitmaakt van een monument, archeologische vindplaats of een publieke collectie moet de vordering ook binnen 3 jaar vanaf het moment waarop de locatie van het object en de identiteit van de bezitter bekend is ingediend worden, maar een land dat partij is bij het verdrag kan bekendmaken dat die vordering 75 jaar of langer van kracht is (indien dit in de wet is opgenomen). 88 Het UNIDROIT verdrag is door 30 landen geratificeerd, waaronder Peru dat in 1998 toetrad. Nederland heeft het verdrag in 1996 ondertekend, maar niet geratificeerd. 89 Zoals voor vele marktlanden is de onderzoeksplicht de voornaamste reden. 90 ICOM De opsporing van illegaal verhandelde objecten, die worden gekenmerkt als essentieel voor het cultureel erfgoed, kan worden versneld door gedegen documentatie en registratie, aldus het advies zoals opgenomen in het verdrag UNESCO 1970. De Internationale Raad van Musea (ICOM) is een internationale (non-profit) vakorganisatie die een faciliterende rol op zich heeft genomen bij de uitvoering van dit advies. De in Parijs gevestigde vakorganisatie is opgericht in 1946 met als missie de professionalisering van musea wereldwijd door middel van onderlinge samenwerking. 91 Zo wordt er hulp verleend bij het opzetten van de inventaris en wordt er via voorlichting, publicaties en onderwijs het belang van cultuurbehoud onder de aandacht gebracht bij een breder publiek. 92 Door samenwerking met Interpol, de nationale douane en politie gaat de organisatie de strijd aan met illegale handel in cultureel
86
Artikel 4 van het UNIDROIT verdrag. Artikel 3 lid3, art 5 lid 5 van het UNIDROIT verdrag. 88 Artikel 3 lid 4, 5 en 6 van het UNIDROIT verdrag. 89 http://www.unidroit.org/english/conventions/1995culturalproperty/main.htm 90 van der Vlies 2005, p. 45. 91 www. icomnederland.nl 92 Des Portes 1994, p. 34-38. 87
22
erfgoed en assisteert zij bij de opsporing van vermiste objecten. Bovendien is de ICOM een officiële adviseur van de UNESCO. 93 Naast bovengenoemde activiteiten heeft de ICOM een zeer belangrijke prestatie geleverd door de door hen in het leven geroepen “Ethische Code voor Musea”. De code bepaalt de minimumnormen voor de zelfregulering van musea waar de nationale wetgever dit laat liggen. Musea kunnen te maken krijgen met diefstal van objecten, maar ook bij aankoop daarvan kunnen er zich problemen voordoen. De herkomst kan problematisch zijn bij objecten zonder zogenoemd “provenance”: deze kunnen clandestien uitgegraven zijn , ontvreemd van een andere collectie zijn of al jaren circuleren in de legitieme kunsthandel. 94 Volgens de ICOM kunnen musea zich hiertegen het beste beschermen door systematische inventarissen van hun collectie op te maken en door hun beveiligingssysteem te verbeteren. Musea mogen geen objecten verwerven als er een redelijk vermoeden bestaat dat dit verband houdt met ongeoorloofde, onwetenschappelijke of opzettelijke vernieling of beschadiging van monumenten, archeologische of geologische vindplaatsen. Ook moet voorafgaande aan de verwerving een grondig onderzoek ingesteld worden. 95 Bij verzoek tot teruggave van een object dat in strijd met de internationale en nationale verdragen geïmporteerd is werkt het museum mee aan de repatriëring. De ICOM stelt dan ook dat de dialoog aangaan de voorkeur verdient boven acties op politiek of regeringsniveau. Naast de ICOM code bestaan er andere codes of afspraken voor musea en kunsthandelaren, maar dezen hanteren ruimere begrippen en zijn moreel minder grondig. 96 Het is ook in het belang van de kunsthandelaren dat zij een ethische code hanteren. Dit ter bescherming van hun reputatie gezien er veel vervalsingen op de kunstmarkt bestaan. 97 Volgens O’Keefe 98 moeten zij die de code volgen zoveel mogelijk aangemoedigd worden.
www.icomnederland.nl Brodie 2006, p. 56. 95 ICOM 2004 Artikel 2.3 en 2.4. 96 Brodie 2006 p. 55-56. 97 Ibid., p. 55-56. 98 In 2000, p. 75. 93
94
23
Dit kan bijvoorbeeld door hen voorrang te geven bij de aankoop van objecten die door de regering zijn goedgekeurd voor de export. 99 In Nederland is de code voor alle geregistreerde musea aangenomen als leidraad voor de beroepsethiek. 100 De belangrijkste Peruaanse musea zijn aangesloten bij ICOM-Peru. 101 Met de ICOM heeft Peru de zogenoemde “red list” gepubliceerd, een lijst met objecten die in de illegale kunsthandel circuleren met foto’s van vergelijkbare stukken. 102 Deze brochure is bedoeld voor iedereen die met dit soort objecten in aanraking komt: douane, kunsthandelaren, musea en conservatoren om zodoende de identificatie te vergemakkelijken. Eveneens is er in 1997 een uitgave van de “one hundred missing objects” van Latijns-Amerika verschenen. 103 Hierin staat een lijst met kunst- en cultuurobjecten die als vermist zijn opgegeven door de nationale opsporingsautoriteiten en Interpol. Elk vermist object staat vermeld met een foto en een registratienummer van de Interpol Database of Stolen works of Art. Bilaterale verdragen Het UNESCO verdrag van 1970 geeft de mogelijkheid om concretere maatregelen te treffen. 104 Peru heeft om de clandestien uitgegraven objecten beter te kunnen beschermen meerdere bilaterale verdragen gesloten, waarvan dat met de Verenigde Staten het belangrijkste is. In 1983 ratificeerde de Verenigde Staten het UNESCO verdrag van 1970 met de ‘implementation act’. Hierin staat dat ook landen die eveneens lid zijn van het UNESCO verdrag kunnen verzoeken om de invoer van bepaalde objecten tegen te houden. Het bilaterale verdrag dat de Verenigde Staten met Peru in 1997 hebben gesloten verbiedt de invoer van alle precolumbiaanse en koloniale objecten. 105 Hierdoor worden ook de objecten die niet op een inventaris staan juridisch
99
Leyten 1995, p. 72-78. http://www.icomnederland.nl 101 http://icom.perucultural.org.pe/museos.shtml 102 http://icom.museum/redlist/Peru/en/index.html 103 http://icom.museum/100objects.html 104 Artikel 9 van het UNESCO 1970 verdrag. 105 Higueras 2008, p. 1078. 100
24
beter beschermd. Daarnaast heeft Peru bilaterale verdragen getekend met Argentinië, Uruguay, Colombia, Ecuador en Mexico. 106
106
http://icom.museum/redlist/Peru/en/index.html
25
IV Bescherming van het cultureel erfgoed in Peru De waarde van de grote hoeveelheid precolumbiaanse objecten die Peru rijk is werd pas onderkend vanaf het moment van haar onafhankelijkheid. In de voorafgaande periode, die van het Spaanse koloniale bewind, was het privé-eigendom van dergelijke roerende en onroerende goederen simpelweg toegestaan. Visies zijn door de tijd veranderd. Wat vroeger vooral werd bewonderd om het matriaal waar het van gemaakt was, is de archeologische informatie en de historische identiteit steeds belanrijker geworden. De geschiedenis van de peruaanse wetgeving Vanaf de onafhankelijkheid in 1821 beschermde wetgeving het cultureel erfgoed. Het begon met het toezicht houden op opgravingwerkzaamheden en verbood de export van archeologische voorwerpen. 107 Het principe van privé-eigendom en binnenlandse handel van objecten bleef echter bestaan, wat plunderingen van het erfgoed in de hand werkte. Pas vanaf het begin van de 20e eeuw begon Peru pogingen te doen deze activiteiten verder aan banden te leggen door recent ontdekte voorwerpen voor het merendeel eigendom te maken van de staat. Decreto Supremo Nr. 2612 in 1911 stond alleen het privé-eigendom van objecten toe wanneer deze van vóór de uitvaardiging al in privébezit waren. 108 Dit principe ging echter rechtstreeks in tegen het Burgerlijk Wetboek van 1852 die bepaalde dat opgegraven objecten tot de vinder dan wel tot de eigenaar van de grond behoorde. Daarmee was het decreet ongrondwettelijk. Wet Nr. 6634 uit 1929 zette dit recht en verklaarde dat alle toekomstig opgegraven objecten die uniek waren aan de staat toebehoorden. 109 Eveneens begon men met het opstellen van een nationaal register waarin ook alle objecten in privé-eigendom werden geregistreerd. Zodat de overheid dusdanig zicht kreeg op het cultureel erfgoed van Peru in het algemeen en de unieke stukken in het bijzonder. De
107
Batievsky & Velarde 2006, p. 100. Decreto Supremo: hoogste decreet. 109 Batievsky & Velarde 2006, p. 100. 108
26
objecten in privé-eigendom moesten binnen een jaar na ontdekking in het nationaal register ingeschreven worden. Het nalaten betekende dat het object automatisch staatseigendom werd. Dit laatste schond echter opnieuw het recht op privé-eigendom dat vastgelegd was in de Grondwet en het Burgerlijk Wetboek. Dit was niet het enige juridische struikelblok; ook de onmogelijkheid te kunnen vaststellen wanneer een object precies was opgegraven maakt het stellen van een jaartermijn lastig. Als gevolg liep het register vertraging op en heeft het nooit naar behoren gefunctioneerd. Een tweede poging om een register op te stellen volgde in 1958, maar ook deze poging faalde jammerlijk. 110 Men beschikte over te weinig middelen om de enorme hoeveelheid culturele schatten die het land rijk was in kaart te brengen. Daarnaast hadden privé-eigenaren door het zwalkend beleid het vertrouwen verloren dat toekomstige afspraken nageleefd zouden worden. Vervolgens stelde wet in 1985 dat alle precolumbiaanse objecten, ongeacht het feit of deze privé-eigendom waren, behoorde tot het cultureel erfgoed van Peru. 111 Dit keer werd er geen register opgesteld en inventariseerde de staat zelf alle objecten die als cultureel erfgoed zouden worden beschouwd. Registratie was dus niet langer vereist. Daarnaast kwam er in deze wet ook geen referentie naar de status van culturele objecten die in de toekomst zouden worden opgegraven. 112 De huidige wetgeving van Peru Nadat in het verleden de staat onophoudelijk pogingen deed om meer grip te krijgen op de wantoestanden rondom culturele objecten, begon met de Grondwet van 1993 een nieuwe periode. Artikel 21 stelt dat privé-eigendom van culturele objecten toegestaan is en bevordert de inzet van ook de private sector om te helpen bij het conserveren, restaureren en terughalen van objecten wanneer deze onrechtmatig uit Peru verdwijnen. Daarnaast is de ongeautoriseerde export en opgravingen van culturele objecten vanaf 1991 een strafbaar feit is geworden. 113 Wet Nr. 28296 specificeert dat alle precolumbiaanse, koloniale en republikeinse goederen tot het cultureel erfgoed van Peru behoren. Dit betekent dat zo goed als alle goederen uit deze 110
In wet nr. 12956. In wet nr. 24047. 112 Batievsky & Velarde 2006, p. 100. 113 Artikel 226 en 228 Wetboek van Strafrecht. 111
27
periode per definitie bestempeld worden als onvervreembaar cultureel erfgoed. En deze objecten slechts de douane door komen wanneer zij vergezeld gaan van een certificaat dat vaststelt dat het voorwerp geen culturele waarde voor Peru heeft. Culturele objecten mogen volgens artikel 34 van de wet alleen het land verlaten voor wetenschappelijke of culturele doeleinden en niet langer dan één jaar. Binnen Peru zelf mogen objecten vrij circuleren en verhandeld worden, maar de eigenaar moet wel te allen tijde in staat zijn objecten goed te conserveren en hun verplaatsing te melden. Wanneer een object niet correct geregistreerd staat, wordt de transactie nietig verklaard. 114 De koper wordt nog enigszins beschermd door artikel 948 van het Burgerlijk Wetboek. Aankopen te goeder trouw blijven daarmee overeind. Evenwel is het zo dat wanneer een object illegaal uitgegraven is deze geen privé-eigendom kan worden en in beslag wordt genomen door de Staat. Artikel 94 van de strafwet bepaalt dat wanneer deze objecten toch te goeder trouw zijn aangeschaft hij recht heeft op een bedrag dat gelijk is aan de werkelijke waarde van het verbeurde object. Daar voegt artikel 1542 van het Burgerlijk Wetboek aan toe dat wanneer objecten in winkels aangeschaft zijn en deze te goeder trouw hebben gekocht, de kopers geen recht hebben op deze compensatie. Hiervoor zullen zij zelf juridische stappen tegen de verkoper moeten ondernemen. 115 De wet bepaalt verder wie de rechtmatige eigenaar is van toekomstige opgravingen. Artikel 5 benoemt alle objecten die niet in privébezit zijn tot publieke goederen en staatseigendom. Daarnaast heeft Decreto Supremo 559-85-ED bepaald dat na elke opgraving het INC (Instituto Nacional de Cultura – Nationaal Cultureel Instituut) de opgegraven stukken zal inschrijven in een inventaris voor archeologische roerende goederen. Dit instituut is opgericht in 1971 als toezichthouder van de Peruaanse nationale identiteit. Het ontfermt zich over de bescherming en conservatie van cultureel erfgoed en archeologische opgravingen kunnen alleen plaatsvinden met de toestemming van dit instituut, ongeacht de vraag of de grond privébezit is. 116 Door het INC is er nu beter toezicht op musea; in de periode daarvoor
114
Batievsky & Velarde 2006, p. 101-102. Ibid., p. 103. 116 www.inc.org.pe 115
28
kochten veel private musea clandestien opgegraven objecten op de zwarte markt. 117 Maar door de bureaucratie en een tekort aan financiële middelen heeft het niet de capaciteit om archeologische vindplaatsen voldoende te beschermen. Het komt er op neer dat ze het minimale doen aan ontwikkeling en bescherming van archeologische vindplaatsen en soms wat noodmaatregelen treffen. 118 De huidige situatie van het peruaans cultureel erfgoed Helaas blijkt in de praktijk dat het instituut in veel gevallen zijn taken niet kan verwezenlijken. Door slechte financiering en beperkte doelstellingen worden archeologische vindplaatsen niet actief beschermd door dit instituut. Maar al te vaak blijft het beperkt tot het plaatsen van een plakkaat met een verwijzing naar de wet die het dient te beschermen zonder nadere uitleg. Daarnaast zorgen de beperkte bevoegdheden alsook gecompliceerde bureaucratische normen voor het onvermogen om een effectief managementplan op te stellen dat bescherming van de archeologische vindplaats voor een langere periode beoogt. 119 Tussen wetenschap en commercie Toch ligt de grootste bedreiging van het cultureel erfgoed niet alleen in de kwestie van het beveiligen van de archeologische vindplaatsen. Als een van de laatste niet-linkse en liberale landen van Zuid-Amerika is er in Peru een debat gaande waarin de wetenschappelijke waarde van deze archeologische vindplaatsen tegenover hun commerciële waarde worden afgezet. De grote aantrekkingskracht die Peru heeft voor de buitenwereld ligt voor het grootste deel in de vele precolumbiaanse tempels en archeologische vindplaatsen. Dit heeft ervoor gezorgd dat vandaag de dag toerisme een belangrijke bron van inkomsten is voor het land. Daarom is het exploiteren van horeca gelegenheden in de omgeving van de nieuw ontdekte archeologische vindplaatsen erg aantrekkelijk. Hetgeen uiteraard op gespannen voet staat met de bescherming van desbetreffende vindplaatsen en het werk van de archeologen. Een omstreden wetvoorstel wil het cultureel erfgoed van Peru als een toeristische voorziening bestempelen en de weg daarmee vrij te maken voor de commerciële
117
Higueras 2008, p. 1078. Ibid., p. 1081 en p. 1082. 119 Ibid., p. 1082. 118
29
exploitatie. 120 Dit gaat echter in tegen de regels voor de ruimtelijke ordening rondom deze archeologische vindplaatsen. De belangrijkste toeristische bezienswaardigheid Machu Picchu laat al zien hoe de omliggende hotels en restaurants de druk op de Incastad ernstig hebben verhoogd. Deze stad bood oorspronkelijk onderdak aan slechts 500 Inca’s, maar het bezoekersaantal ligt nu rond de 1.500 personen per dag. Zodoende overweegt UNESCO dan ook om Machu Picchu op de lijst van bedreigd cultureel erfgoed te plaatsen indien hier niets tegen wordt ondernomen. 121 Hoe dan ook, zal Peru zich niet alleen kunnen richten op het duurzaam beschermen van haar cultureel erfgoed, maar zal zij ook door haar zwakke economie de commerciële belangen moeten laten meewegen. Hetgeen niet onmogelijk is gebleken zie de projecten van Sipán en Huaca de la Luna, waar de regio wordt betrokken bij het beschermen en in stand houden van de monumenten. 122 Hier ligt duidelijk een leidende rol voor het INC. Huaqueros 123 Naast de steeds weer nieuwe archeologische ontdekkingen die gedaan worden in Peru zijn ook plunderingen van dergelijke archeologische vindplaatsen onderdeel van de dagelijkse realiteit. Er gaan jaarlijks zeker honderden miljoenen dollars om in de illegale handel van culturele objecten; daarmee benadert het de omvang van drugshandel en maakt het de op een na grootste illegale handel die de regio al vele decennia lang in haar greep houdt. 124 Er zijn ook grote overeenkomsten tussen de illegale kunst- en de illegale drugshandel; er bestaat een grote vraag in zowel binnen- als buitenland naar objecten en het is met de jaren meer en meer geprofessionaliseerd. De huaqueros verkopen hun vondsten aan criminele organisaties, 125 die als tussenhandelaren die de grootste winst maken. 126
120
Wetvoorstel 394/2006-CR. Hierover: Higueras 2008, p. 1079. Decision text of The World Heritage Committee: 33com 7b.42, Historic Santuary of Machu Picchu C/N 274, verkrijgbaar op http://whc.unesco.org/en/decisions/1834 122 Zie ook Higueras 2008, p. 1085 en p. 1079. 123 Peruaanse benaming voor tempel- of grafrovers. 124 van Beurden 2001, p. 53. 125 Artikel: “Fiscalía denuncia tráfico de patrimonio de Ica a EE.UU.” door Nelly Luna Amancio en José Rosales Vargas. El Comercio 3-8-2008. 126 Een huaquero krijgt 0,1 tot 1,7 % en een tussenhandelaar 98.3 tot 99.9% van de winst. Zie van Beurden 2001, p35. 121
30
Omdat huaqueros vooral op zoek zijn naar unieke stukken die geld opleveren, wordt de rest als een ravage achtergelaten. Daardoor zijn deze gebieden voor archeologen moeilijk om onderzoek te doen, omdat veel waardevolle informatie al verloren is gegaan door het verplaatsen en weghalen van archeologisch matriaal. Door de zwakke economie werden bewoners van de afgelegen gebieden, waar de meeste archeologische vindplaatsen te vinden zijn, zich steeds meer bewust van de voordelen die de handel in precolumbiaanse objecten hen bood. Het onvermogen van de overheid om de archeologische vindplaatsen effectief te beschermen gaf ook aan Peruaanse privéverzamelaars de gelegenheid zichzelf te beschouwen als de ware hoeders van het cultureel erfgoed en de objecten binnen de landsgrenzen te houden. 127 Het is echter de vraag naar deze objecten die het roven van archeologische vindplaatsen stimuleert, om dit tegen te gaan zet de overheid zich steeds nadrukkelijker in voor het beschermen van archeologische vindplaatsen. De meest voor de hand liggende en toegepaste maatregel is een betere bewaking van archeologische vindplaatsen en musea. Hierbij wordt ook gebruikgemaakt, op experimentele basis, van lokale burgerwachten. Door de bevolking meer bewust te maken van de symbolische waarde van het cultureel erfgoed kan zij zelf overgegaan tot het verdedigen van archeologische vindplaatsen. 128 Als zij hier enige verdiensten uit kunnen halen zal het beschermen meer gestimuleerd worden dan het roven, hetgeen de kennis over hun voorouders ten goede zal komen. Repatriëring van objecten uit het buitenland Het merendeel van de objecten op zijn clandestien uitgegraven en voornamelijk bestemd voor de internationale kunsthandel. Soms worden deze via het internet te koop aangeboden. De Peruaanse overheid probeert samen met Interpol en de nationale politie van de marktlanden deze netwerken op te rollen. 129 Zodoende heeft Peru veel claims openstaan op onder andere in beslag genomen objecten. De belangrijkste openstaande claim op repatriëring van cultureel erfgoed van Peru is die op de Hiram Bingham collectie van Yale. Deze zaak laat goed zien dat objecten, die voor het 127
Higueras 2008, p. 1077. Ibid. 129 Artikelen: “Mafias sacan huacos hasta en panetones.” El Comercio 3-8-2008 en “Fiscalía denuncia tráfico de patrimonio de Ica a EE.UU.” door Nelly Luna Amancio en José Rosales Vargas, El Comercio 3-8-2008 128
31
inwerkingtreden van het UNESCO 1970 verdrag het land verlaten hebben, moeilijk te repatriëren zijn. Het gaat hier om objecten waarvan duidelijk is dat ze voor studiedoeleinden zijn uitgeleend en het ontvangende land verder geen aanspraak op eigendom heeft. Het is te betreuren dat het hier tot een rechtzaak heeft moeten komen. Een goede samenwerking zou honderd jaar na de ontdekking van Machu Picchu positiever zijn geweest en had het ook een voorbeeld functie kunnen hebben voor soortgelijke geschillen. Repatriëring van cultureel erfgoed blijft een gevoelig onderwerp, zeker als het object lang geleden het land heeft verlaten. Een voorbeeld van een gehonoreerde claim is die van een gouden Moche-masker uit Londen in 2006, met medewerking van Interpol, nadat was vasgesteld dat dit masker uit een graf kwam dat in 1988 clandestien was uitgegraven. Ook is een gouden Sicán-masker dat op een internetveiling werd aangeboden in 2003 teruggehaald uit Italië. 130 Het succes dat Peru heeft geboekt bij het verdedigen van haar roerend cultureel erfgoed ligt voornamelijk op het internationale vlak. Uiteraard hielp het om partij te zijn van de UNESCO verdragen bij de repatriëring van cultureel erfgoed, maar nog effectiever bleken de bilaterale verdragen. Het UNESCO 1970 verdrag beschermd alleen de objecten die geregistreerd staan en niet de clandestien uitgegraven objecten. Daarom zijn de bilaterale verdragen in de praktijk beter werkbaar; ze gaan verder dan het UNESCO verdrag. Het bilaterale akkoord met de Verenigde Staten in 1981 en de in 1997 aanvullende Memorandum of Understanding zijn het meest effectief gebleken voor repatriëring van veel Peruaans cultureel erfgoed. 131 Deze aanvulling wordt consequent om de 5 jaar vernieuwd, hetgeen noodzakelijk is gezien de Verenigde Staten de voornaamste eindbestemming is van gesmokkelde objecten. Met Europa ligt een dergelijke samenwerking ingewikkelder. Niet alle landen in Europa hebben het UNESCO 1970 verdrag ondertekend. In dat geval is het nationale recht van het ontvangende land van toepassing, tenzij als er een convenant is. Nederland is sinds 2009 lid van het verdrag en erkent daarmee het peruaans cultureel erfgoed dat door de peruaanse staat is als zodanig aangewezen. In het geval dat een onvervreemdbaar object vanuit Peru op onrechtmatige wijze het land heeft verlaten en later 130 131
www.inc.gob.pe > tráfico ilícito > bienes recuperados Higueras 2008, p. 1078.
32
in Nederland aangetroffen zou worden, is Nederland verplicht tot restitutie. Uiteraard alleen wanneer Peru een beroep doet op Nederland. Aangezien Peru een certificatensysteem heeft opgezet is elk archeologisch object zonder certificaat verdacht onrechtmatig geëxporteerd te zijn. Ook zijn handelaren in Nederland nu verplicht hun registers nauwkeurig bij te houden. Maar buiten de praktische mogenlijkheden is waarschijnlijk het belangrijkste van het UNESCO 1970 verdrag dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden ten aanzien van de internationale erkenning van cultureel erfgoed. Wanneer ook de landen die het verdrag nog niet hebben erkend zich daarbij aansluiten kunnen op het gebied van de im- en export nog heel wat worden gewonnen.
33
V Conclusie Peru kent een lange geschiedenis waarin verscheidene beschavingen zijn ontstaan en ten onder zijn gegaan. Om kennis te vergaren en het verleden te reconstrueren zijn archeologen en andere wetenschappers geheel afhankelijk van culturele objecten en hun vindplaatsen. Dit maakt het land en de archeologen extra gevoelig voor illegale, wereldwijde handel in objecten en het plunderen van archeologische vindplaatsen. Hiermee gaat niet alleen het object, maar vooral ook de kans om de cultuur in kaart te brengen grotendeels verloren. Uiteraard zijn ook natuurfenomenen als aardbevingen en el Niño voor een groot deel verantwoordelijk, maar het menselijke aandeel in de verwoesting is nog altijd ongeëvenaard. Dat de waarde van cultureel erfgoed internationaal erkend wordt blijkt onder andere uit de oprichting van de UNESCO, die het initiatief nam om dit op internationaal niveau te inventariseren om culturele kennis te behouden. Met name het UNESCO 1970 verdrag geeft een duidelijke, morele richtlijn aan musea, eigenaren, handelaren en anderen die met culturele goederen in aanraking komen. Ook de verplichting tot restitutie is een belangrijke eerste stap in de repatriëring van archeologische objecten en het op gang brengen van de discussie over de rechtmatige eigenaar. Ondanks het nobele streven van de UNESCO kennen de verdragen toch nog veel tekortkomingen. Het UNESCO verdrag van 1970 geeft geen feitelijke bevoegdheden en er kunnen geen sancties worden oplegd aan landen die zich er niet aan houden. Daarom staan bronlanden als Peru, in het geval dat landen geen partij zijn van het verdrag, geheel met lege handen. Door de leemte in dit verdrag zijn er andere initiatieven genomen om dit te ondervangen. Een ethische code voor musea als de ICOM code of het sluiten van bilaterale verdragen is in het geval van Peru het meest succesvol gebleken met betrekking tot het terughalen van roerend cultureel erfgoed. Met name het bilaterale verdrag tussen Peru en de Verenigde Staten en de aanvullende convenanten hebben gezorgd voor actieve inzet van een belangrijk marktland. Afpraken op internationaal niveau kunnen dus uitermate effectief zijn, indien er
34
in de praktijk instumenten in het leven worden geroepen om illegale handel in culturele objecten daadwerkelijk aan te pakken. In een bilateraal verdrag zouden de relaties tussen landen kunnen verslechteren bij nalatigheid; bij multilaterale verdragen zijn dergelijke gevolgen minder aannemelijk. Maar de moeilijkheden ontstaan niet alleen door de vraag naar precolombiaanse objecten vanuit de internationale kunsthandel. Ook in Peru hebben pogingen om het cultureel erfgoed deugdelijk te beschermen en in kaart te brengen via een nationale inventarisatie jammerlijk gefaald. Er is herhaaldelijk geprobeerd om grip te krijgen op de objecten die onder privé-verzamelaars en handelaren circuleerden, maar deze pogingen werden teniet gedaan, omdat de burger dat zou kunnen uitleggen als inbraak op het eigendomsrecht. Het is echter niet alleen het juridische kader dat voor problemen zorgt. Met name de politieke situatie van Peru bemoeilijkt de bescherming van het cultureel erfgoed. Denk aan het clandestien uitgraven door huaqueros dat het werk van archeologen ernstig compliceert en historische kennis vernietigt. Het speciaal hiervoor in het leven geroepen INC is niet voldoende uitgerust om archeologische vindplaatsen van Peru te beschermen. We zullen voorlopig nog lijdzaam moeten toezien hoe dergelijke plunderingen meer en meer schade zullen aanrichten, die gezien de ongekende waarde van de schatten, in schril contrast staan met de armoede waarin deze regio’s verkeren. Dit probleem doet zich ook voor wanneer we het hebben over de nationale politiek met betrekking tot het erfgoed. De waarde voor de nationale identiteit wordt weliswaar ruimschoots erkend, zoals ook de oprichting van instituten als het INC en ICOM-Peru bewijzen, maar het ontbreekt vooralsnog aan het stellen van prioriteiten en het duurzaam beheren. De economische waarde van archeologische vindplaatsen als Machu Picchu zijn bekend in de politiek en dat heeft derhalve ruimte geboden aan de toeristische sector die eveneens schade berokkent aan het erfgoed. Desalniettemin zal elk toekomstig plan om het cultureel erfgoed effectief te beheren niet om deze belangen heen kunnen. Dat maakt dat de toekomst van het cultureel erfgoed in Peru zeer onzeker is gezien er nog geen ideale formule bestaat die zowel commerciële als wetenschappelijke belangen behartigt.
35
VI Geraadpleegde literatuur Alva, W. Royal Tombs of Sipán. Los Angeles: University of California Press 1994. Batievsky, J. & Velarde, J. ‘The Protection of Cultural Patrimony in Peru’ in Hoffmann, B.T. (ed.) Art and Cultural Heritage: Law, Policy and Practice Cambridge University Press 2006, pp.100-104. van Beurden, J. Goden Graven en Grenzen: Over kunstroof uit Afrika, Azië en Latijns Amerika KIT Publishers 2001 Brodie, N. ‘An Archeologist’s View of the Trade in Unprovenanced Antiquities’ in Hoffman, B.T. (ed.) Art and Cultural Heritage: Law, Policy and Practice Cambridge University Press 2006, pp.52-63. Clement, E. ‘The UNESCO Convention on the Means of Prohibitingand Preventing the Illicit Import, Export and Transfer of Ownership of Cultural Property (Paris 1970).’ In Leyten, H. (Ed.) Illicit traffic in cultural property: Museums against pillage, Amsterdam: Royal Tropical Institute 1995, pp. 45-52. Gerstenblith, P. ‘The Cultural Heritage Debate’ in Gerstenblith, P. (ed.) Art, Cultural Heritage and Law: Case and Materials Coralina Academic Press 2004, pp.593-613. Sabine Grimbrère, S. ‘Illicit Traffic in Cultural Property and National and International Law.’ In Leyten, H. (Ed.) Illicit traffic in cultural property: Museums against pillage, Amsterdam: Royal Tropical Institute 1995, pp. 53-60. Higueras, A. ‘Cultural Heritage Management in Peru: Current and Future Challenges’ in Silverman, H. & Isbell, W.H. (eds.) The Handbook of South American Archeology Springer Science 2008, pp.1073-1088.
36
O’Keefe, P.J. Commentary on the UNESCO 1970 Convention on Illicit Traffic Leicester: Institute of Art and Law 2000. Leurdijk, D.A. UNESCO: een geval apart? Den Haag: Clingendael Instituut voor internationale betrekkingen 1987. Leyten H. ‘Illicit traffic and the collections of Western museums of ethnography.’ In Leyten, H. (ed.) Illicit traffic in cultural property: Museums against pillage, Amsterdam: Royal Tropical Institute 1995, pp.14-24 Leyten H. ‘International Cooperationin the fight against illicit traffic.’ In Leyten, H. (ed.) Illicit traffic in cultural property: Museums against pillage, Amsterdam: Royal Tropical Institute 1995, pp.72-78 Nollkaemper, A, Kern van het internationaal publiekrecht Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2004. Des Portes, E. ‘ICOM and the Battle Against Illicit Traffic of Cultural Property,’ Museum International, Paris: UNESCO, No. 191, July-September 1996, pp. 51-58. Prott, L.V. ‘UNESCO and UNIDROIT: a partnership against trafficking in cultural objects’ in Palmer, N. (ed.) The recovery of stolen art. A collection of Essays Kluwer Law International 1998. Stone-Miller, R. Art of the Andes, from Chavin to Inca London: Thames and Hudson Ltd 1995 Valderrama, F. A History of UNESCO Paris: UNESCO-publishing 1995 Van der Vlies, I.C. De kunst en het recht: over algemene publiekrechtelijke regels met betrekking tot kunst. Den Haag : Boom Juridische uitgevers 2005. Williams, S.A. The International and National Protection of Movable Cultural Property: A Comparative Study. New York: Oceana Publications. 1978
37
Gebruikte internetpagina’s Atahualpa
www.atahualpa.wordpress.com
BBC Mundo
www.bbc.co.uk/mundo
El Comercio
www.elcomercio.pe
Elginism
www.elginism.com
El Pais
www.elpais.com
Living in Peru
www.livinginperu.com
ICOM
www.icom.museum
ICOM Peru
www.icom.peru.org.pe/index.shtml
ICOM Nederland
www.icomnederland.nl
INC
www.inc.gob.pe
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
www.minocw.nl
Museumkennis
www.museumkennis.nl
UNESCO
www.unesco.org
UNIDROIT
www.unidroit.org
Wikipedia
www.wikipedia.nl
38