1
INHOUDSOPGAVE 1. Directieverslag 1.1 Profiel RDW 1.2 Voorwoord directie 1.3 Strategie/doelstellingen & belangrijkste projecten 1.4 Kerntaken & Bedrijfsresultaten 1.5 Human Resources: de medewerkers 1.6 Financiële resultaten 2010 1.7 In control verklaring 1.8 Governance 1.9 Maatschappelijk verantwoord ondernemen 2. Financieel verslag Jaarrekening 2010 2.1 Balans 2.2 Exploitatierekening 2.3 Kasstroomoverzicht 2.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 2.5 Toelichting behorende tot de jaarrekening Overige gegevens 2.6 Regeling voor bestemming van het exploitatiesaldo 2.7 Controleverklaring 3. Overige informatie 3.1 Prestatie-indicatoren 3.2 BKR- en CRB-audits 3.3 Personalia
3 5 7 19 28 30 34 38 41
43 43 44 45 46 50 65 66
68 73 75
2
1.
DIRECTIEVERSLAG
1.1 Profiel RDW Bestaansgrond De RDW is een publieke dienstverlener in de mobiliteitsketen. De RDW beschikt over een grote expertise door jarenlange ervaring met de uitvoering van wettelijke en opgedragen taken. Taken op het gebied van toelating van voertuigen en onderdelen daarvan, toezicht en handhaving, registratie, informatieverstrekking en documentafgifte. Taken die de RDW in nauwe samenwerking met diverse partners in de mobiliteitsketen uitvoert. Dit geeft de RDW een duidelijke positie in deze keten. Missie RDW, partner in mobiliteit. Wettelijke taken De RDW heeft vier belangrijke opdrachten van de Nederlandse overheid. - Toelating: voertuigen en voertuigonderdelen toelaten op de Nederlandse en Europese markt. En vanuit veiligheids- en milieuaspecten controle uitoefenen op de technische staat van voertuigen. - Toezicht en controle: handhaving van wet- en regelgeving en toezicht houden op bedrijven die publieke taken uitvoeren in de mobiliteitsketen zoals garagebedrijven, importeurs, providers en verzekeringsmaatschappijen. - Registratie en informatieverstrekking: registratie van rijbewijzen, voertuigen, voertuigkenmerken, voertuigeigenaren en hierover informatie verstrekken. - Documentafgifte: documenten afgeven in de voertuig- en rijbewijsketen. Maatschappelijke ontwikkelingen Mobiliteit en milieu zijn nationaal en internationaal beleidsterreinen met veel dynamiek. Dit betekent dat er voortdurend behoefte is aan nieuwe diensten die deze ontwikkelingen ondersteunen. Diensten die de RDW kan en wil bieden. De realisatie van een betere en compactere overheid ziet de RDW als een belangrijke uitdaging om aan bij te dragen. Dit betekent scherpe aandacht voor kostenbeheersing, efficiency, verdere daling van administratieve lasten, slimme inzet van ICT en verdergaande samenwerking in de verschillende ketens. Kortom, een betere en transparante dienstverlening. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, het ‘nieuwe werken’, vergroening, meer digitaal, de klant aan de knoppen. Dit zijn nieuwe ontwikkelingen die sterk de manier van werken bepalen. Ook bij de RDW. Maatschappelijke rol De RDW dient het publieke belang. Als uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu draagt de RDW bij aan de realisatie van beleidsdoelstellingen op het gebied van mobiliteit en het milieu. Met de informatie uit de registers, de kennis van voertuigtechniek, ICT en internationale regelgeving speelt de RDW in op brede maatschappelijke behoeften. Dit geldt rijksbreed. Naast de samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt de RDW intensief samen met ketenpartners in de belasting-, de handhaving-, de veiligheid- en de rijbewijsketen. Het publiek belang is voor de RDW ook breder dan de beleidsdoelstellingen van de Rijksoverheid. Zo bestaat op diverse terreinen samenwerking met gemeenten. In de rijbewijsketen, bij het parkeerbeleid en in de handhaving van milieuzones. Ook mondiaal treedt deze verbreding op. Europese en mondiale regelgeving en samenwerking op het gebied van mobiliteit en gegevensuitwisseling tussen staten neemt toe. De activiteiten van de RDW op dit gebied ondersteunen deze ontwikkelingen. Ze dragen bij aan de positie van Nederland als kennisland, aan de economische positie en aan de internationale concurrentiepositie van Nederland als ‘gateway to Europe’.
3
Strategie De missie ‘RDW, partner in mobiliteit’ is de motor van de strategie van de RDW. Samen met de wettelijke taken, de opgedragen taken en de ontwikkelingen die zich voordoen in de maatschappij geeft de missie inhoud aan de strategie van de RDW. In 2011 is naast een nieuwe missie ook een nieuw Strategisch Plan 2011-2014 vastgesteld met de volgende strategische doelen: 1. Bestaande taken blijven uitvoeren 2. Nieuwe taken uitvoeren die het publieke belang dienen, zowel in de mobiliteitsketen als op het gebied van veiligheid en milieu 3. Intern en extern permanent investeren in relaties In het verslagjaar 2010 is gerapporteerd volgens de toen geldende vijf strategische doelstellingen, te weten: 1. Waarborgen van de continuïteit van dienstverlening 2. Voor de doelgroepen de wettelijke taken en opgedragen taken goed uitvoeren 3. Een goede internationale positie verkrijgen om invloed te kunnen uitoefenen 4. Permanent investeren in medewerkers en de organisatie 5. Een communicatieve organisatie zijn: transparant en open
4
1.2 Voorwoord directie Het resultaat van 2010 was boven verwachting. In 2010 hebben we onze omzet zien stijgen. In plaats van het verwachte tekort, hebben we met een overschot kunnen afsluiten. Dat gaf na een moeilijk jaar van krimp en zelfs afscheid nemen van medewerkers, een goed gevoel in de hele organisatie. We hebben de kosten in de hand gehouden. Verder kan de RDW nog meer service bieden aan de klant. Afspraken maken voor keuringen, herinneringen ontvangen, schorsingen regelen, het gebeurt allemaal online. De tevredenheid van zowel de klant als van de medewerkers is gestegen. Een jaar vol samenwerking 2010 stond in het teken van samenwerking. De RDW wordt door de politie, Belastingdienst en gemeenten steeds meer benaderd om samen te werken. Dat zijn we dan ook in toenemende mate gaan doen. De e-overheid brengt meerdere partijen bij elkaar. De RDW is begonnen met de elektronische berichtenbox en daar maken nu ook de UWV en de Sociale Verzekeringsbank gebruik van. De berichtenservice loopt via één portal: Mijn overheid. Onze nieuwe strategie ‘RDW, partner in mobiliteit’ is helemaal gericht op samenwerking. Over deze voor de komende jaren bedoelde strategie voeren we momenteel constructief overleg met het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Onze databases worden breder ingezet. Bijvoorbeeld om het parkeerbeleid van gemeenten te ondersteunen, te helpen bij criminaliteitsbestrijding door de politie en de milieuzonering. Overschot in plaats van tekort 2010 stond ook in het teken van het herstel. Concreet gezegd, de omzet gaat omhoog na de flinke dip in 2009. De omzetverhoging komt voort uit de zich herstellende auto-industrie waar de verkoop weer omhoog gaat. Dat is op te maken uit de omzet in kentekens deel IA. Het is buiten verwachting een financieel goed jaar geworden, met een exploitatieoverschot van 3 ton in plaats van een verwacht tekort. We hebben van een min een plus weten te maken. Grotere efficiëntie Een belangrijk moment was ook de kabinetswisseling. De focus ligt nu niet meer op het verminderen van het aantal ambtenaren. We moeten nog wel bezuinigen, maar we zijn efficiënter gaan werken, een efficiency van 10% in de afgelopen jaren. Dat is mooi, de bezuinigingen raken ons daarom niet echt. Die grotere efficiëntie komt onder andere door procesverbetering. Een voorbeeld daarvan is het online afsprakensysteem. Een keuringsafspraak maken ging hiervoor altijd apart per keuringsstation, nu ziet de klant zelf online waar er plaats is en plant zijn eigen afspraak in. Meer efficiëntie komt ook door vereenvoudiging van de regelgeving voor keuringsstations. Auto’s kunnen sneller gekeurd worden, dat betekent tijdwinst. Het schorsen kan nu deels online en hoeft niet meer via de postkantoren. Er is veel geautomatiseerd. De genoemde voorbeelden leiden tot administratieve lastenverlichting. Dat is een kernpunt van dit kabinet. Gegevensuitwisseling in Europa In Europa hebben we via het EUCARIS-samenwerkingsverband verder gewerkt aan een betere uitwisseling van gegevens. De regelgeving neemt toe en zo ook het belang van samenwerking. Uitwisseling van gegevens maakt het moeilijker om een gestolen auto in het buitenland te registreren. De geldigheid van rijbewijzen is beter controleerbaar, evenals de rij- en rusttijden via de tachograafgegevens. Via het Prüm-verdrag kunnen we overtredingen van particulieren aan elkaar doorgeven. De regels staan op papier, we gaan ze nu ook daadwerkelijk uitvoeren. Gemotiveerde medewerkers Bij het Intermediair Beste Werkgeversonderzoek is de RDW opnieuw werkgever van het jaar geworden in de sector non-profit. Dat vinden wij belangrijk, want onze medewerkers zijn het gezicht en imago van de organisatie. En dat niet alleen, zij hebben alle vakkennis. Daar investeren we in en dat zie je terug in de loyaliteit van de medewerkers en de klanttevredenheid. Gemotiveerde mensen en een goede balans tussen werk en privé vertaalt zich ook in productiviteit. Intern willen we de wisseling bij de Raad van Toezicht nog noemen. We hebben twee nieuwe leden verwelkomd, Marjolein ten
5
Kroode op de ICT-portefeuille en Philip Geelkerken op HR. Bij de OR-verkiezingen was er een hoge opkomst: 73%. Dat geeft aan dat er een goed draaiende medezeggenschap is, waar veel belang aan wordt gehecht. Johan Hakkenberg Algemeen directeur
Hans van Santen Directeur bedrijfsvoering
6
1.3
Strategie/doelstellingen & belangrijkste projecten
DOELSTELLING 1 Waarborgen van de continuïteit van dienstverlening ICT-vernieuwing Het onderwerp ‘ICT-vernieuwing’ staat altijd hoog op de agenda van de RDW. In dit kader loopt een aantal trajecten. De RDW heeft gekozen voor platformonafhankelijkheid van het OS2200 platform. In 2009 zijn de voorbereidingen getroffen voor de migratie naar een nieuw platform (Winframe). Deze migratie is in 2010 van start gegaan. Dit wordt gefaseerd uitgevoerd, zodat de continuïteit van de dienstverlening van de RDW niet in het gevaar komt. Eind 2010 was een deel van het berichtenverkeer gemigreerd naar het nieuwe platform. In 2011 wordt de migratie afgerond. Dit houdt in dat alle applicaties en als laatste de totale database gemigreerd worden. Informatiebeveiliging De RDW zorgt ook voor de algemene bescherming van zijn informatie, de informatiebeveiliging. Het doel is om via een bewuste afweging van risico’s en kosten te komen tot het juiste beveiligingsniveau. In 2010 is het ICT-bedrijf van RDW gecertificeerd conform ISO 27001. Dit is een internationale standaard voor informatiebeveiliging. Hierin wordt een model geboden voor het vaststellen, implementeren, uitvoeren, controleren, beoordelen, bijhouden en verbeteren van een managementsysteem voor informatiebeveiliging. Deze certificering wordt vanaf 2011 uitgebreid tot alle afdelingen van de RDW. Met ISO 27001 wordt ook invulling gegeven aan het bijgestelde Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Vermindering complexiteit infrastructuur Het gebruik van ICT-systemen levert een steeds belangrijker bijdrage aan de dienstverlening van de RDW. De RDW registers en de dienstverlening daaromheen zijn een succesvolle en betrouwbare schakel in tal van overheidsketens, zoals belastingen, justitie, politie en gemeenten. De te verwachten explosieve groei in het aantal transacties de aankomende jaren kan leiden tot een groei in de hardware en een kleine groei in de personele bezetting. Door verdergaande digitalisering en innovatie neemt de complexiteit en daarmee het aandeel van ICT in de bedrijfsvoeringskosten toe. Aan de andere kant bemoeilijkt de complexiteit van de ICT-voorzieningen de innovatie en exploitatie ervan. Sinds enkele jaren zet de RDW zich actief in om de complexiteit te beheersen. Dit gebeurt door de ontwikkeling uit te voeren onder een projectoverstijgende visie en principes (de ICT-architectuur) en met op elkaar afgestemde kaders en richtlijnen. Hiermee wordt hergebruik van generieke ICT-voorzieningen verbeterd en onnodige dubbeling van functionaliteit voorkomen. In 2010 zijn deze beheersingsmaatregelen onderdeel geworden van de dagelijkse bedrijfsvoering. Dit gebeurt onder andere door beheersingsinformatie op te nemen in de zogenoemde Configuration Management Database (CMDB) van de RDW en door de levenscyclus van componenten te bewaken. Zodra een component zijn einde levensduur nadert, vindt signalering plaats en wordt actief gewerkt aan vervanging en/of opruimin ervan. De CMDB bevat informatie over alle te beheren objecten in het ICT-landschap. Over deze informatie wordt actief gerapporteerd naar de eigenaren van de objecten. Naar aanleiding hiervan zijn al tientallen gerichte opruimacties gestart. Binnen de RDW is duidelijk een toenemende bewustwording te zien over de noodzaak tot het terugdringen en beheersen van onnodige complexiteit. Door het totaaloverzicht is het management nu beter in staat veranderingen in het ICT-landschap en hun invloed op de complexiteit te sturen. Dit onderwerp vraagt blijvend aandacht. Administratieve Lasten Het doel van het vorige kabinet was om de administratieve lasten (AL) voor bedrijven en burgers in vier jaar met 25% te verminderen ten opzichte van 1 maart 2007. De RDW heeft in 2010 vooral een bijdrage geleverd door de vereenvoudiging van de APK en van typegoedkeuringen (reductie: € 9 miljoen) en door de verdere doorvoering van de aanpassing van de APK-frequentie (januari 2008 – januari 2012 reductie: € 7 miljoen).
7
Zo hoeven garagebedrijven bij verrichte APK-keuringen niet meer handmatig rapporten in te vullen en te archiveren. Afmeldingen kunnen voortaan digitaal gedaan worden en de rapporten kunnen nu worden geprint waarbij gegevens centraal bewaard worden. De APK hoeft voor nieuwere auto’s minder vaak te worden uitgevoerd en is bovendien efficiënter gemaakt. De nationale typegoedkeuring voor motorvoertuigen en aanhangwagens is afgeschaft en de technische eisen die gelden om een voertuig als taxi gekeurd te krijgen zijn sterk vereenvoudigd. In 2011 wordt de modernisering APK – fase 2 opgepakt.
DOELSTELLING 2 Voor onze doelgroepen onze wettelijke en opgedragen taken goed uitvoeren Alcoholslotprogramma De RDW heeft in 2010 een belangrijke bijdrage geleverd aan het Alcoholslotprogramma. Dit is een begeleidingsprogramma en een set van maatregelen in een voertuig voor een ‘alcomobilist’. Het Alcoholslotprogramma gaat het tweede kwartaal van 2011 van start. De RDW houdt vanaf dan toezicht op de inbouw, de uitbouw en op het uitlezen van informatie uit een ingebouwd alcoholslot. Ook verstrekt de RDW hierover informatie aan ketenpartners. In 2010 is een aanpassing in de wetgeving afgerond en in werking getreden. Daarnaast zijn alle softwaresystemen gebouwd die nodig zijn voor het registratieproces. Tot slot is ook gestart met de typegoedkeuring van de alcoholsloten. Berichtenservice In het eerste halfjaar van 2009 heeft de RDW een elektronische berichtenservice ontwikkeld. Hiermee kunnen overheidsinstanties (mail)berichten versturen naar de burger. Sinds de start van de berichtenservice in juni 2009 kan de herinneringsbrief APK digitaal aan de burger worden verzonden. In 2010 zijn de SVB, de UWV en het samenwerkingsverband Middelsee Gemeenten aangesloten op de berichtenservice. Sinds december 2010 kan de rijbewijs-herinneringsbrief van de RDW ook via deze digitale weg worden aangeboden. Inmiddels is de berichtenservice geïntegreerd met MijnOverheid.nl, zodat de burger toegang heeft via één centraal loket. Het beheer van de berichtenservice wordt in april 2011 overgedragen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Registratie kilometertellerstanden Op verzoek van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat hebben de RDW en Stichting Nationale Auto Pas (NAP) in juli 2007 een advies opgesteld waarin maatregelen zijn genoemd om fraude met kilometertellerstanden tegen te gaan. Begin april 2009 heeft de minister RDW de opdracht gegeven om dit advies uit te voeren. De invoering, inclusief wetgeving, moet medio 2011 gereed zijn. In 2010 is een contract ondertekend met de stichting Nationale Autopas. Hierin is vastgelegd dat de RDW de database met kilometerstanden overneemt en daarmee het intellectuele eigendom heeft. De opname van de tellerstanden in het basis kentekenregister is gerealiseerd en opgeleverd. Ook is in september 2010 overeenstemming bereikt met het ministerie van Infrastructuur en Milieu over de wettelijk verplichte registratiemomenten. Mobiliteit en beprijzen Onder regie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de RDW meegewerkt aan de invoering van een systeem voor het betalen voor mobiliteit. Uitgangspunt hierbij was dat automobilisten niet langer betalen voor het bezit van een auto, maar voor het gebruik ervan. In 2010 zijn diverse deelplannen opgeleverd voor activiteiten waar de RDW in de toekomst een rol zou kunnen spelen. In de loop van 2010 heeft de Tweede Kamer de kilometerbeprijzing controversieel verklaard. Ook het nieuwe kabinet wenst niet verder te gaan met deze ontwikkelingen. De RDW heeft de activiteiten afgebouwd en de kennis geborgd.
8
Begeleid rijden De RDW heeft in 2010 op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu een uitvoeringstoets gedaan naar het experiment Begeleid Rijden. Het doel van Begeleid Rijden is het verhogen van de verkeersveiligheid van vooral de jonge, beginnende bestuurders. Bij begeleid rijden bouwt een jonge, beginnende bestuurder onder begeleiding van een ervaren bestuurder onder beschermde omstandigheden ervaring in het verkeer op. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets heeft de RDW de opdracht gekregen het afgifteproces rondom het experiment Begeleid Rijden te realiseren. Hierbij wordt nauw samengewerkt met het CBR. Verwacht wordt dat het experiment in de tweede helft van 2011 van start gaat. Servicehuis parkeren Op verzoek van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten1 heeft de RDW in 2010 een register gebouwd, waarin de parkeer- en verblijfsrechten kunnen worden vastgelegd. Parkeert een automobilist zijn auto, dan komen in het Register Parkeer- en Verblijfsrechten (RPV) zijn kenteken en de start- en eindtijd van (alle soorten van) het parkeren te staan. Ook bevat het register andere relevante gegevens, zoals gehandicaptenparkeerkaarten, milieuzonering en differentiatie van parkeertarieven naar milieuklasse. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de RDW de bevoegdheid gegeven voor het uitvoeren van taken voor het Servicehuis. Het gaat hierbij om het ontwikkelen, in stand houden en beheren van een systeem voor de centrale registratie van parkeer- en verblijfsrechten dat gekoppeld is aan individuele kentekens. Een andere taak is het ter beschikking stellen van informatie uit het register aan daartoe gerechtigde partijen. De gemeente Enschede zal als eerste worden aangesloten op het register en daarna volgen er meer gemeenten. Digitalisering De RDW werkt jaarlijks aan verdere uitbreiding van de digitale dienstverlening. In 2010 zijn de volgende diensten voor zakelijke klanten ontwikkeld: - Rijbewijscontrole: Via het Bedrijvenportaal van de RDW kan de geldigheid van een rijbewijs gecontroleerd worden. Deze dienst wordt naar verwachting in de eerste helft van 2011 in gebruik genomen. - Voertuiggegevens raadplegen: Via de website van de RDW kunnen actuele voertuiggegevens worden opgevraagd. Deze dienst, bestemd voor bedrijven die veel voertuiginformatie opvragen, wordt naar verwachting in de eerste helft van 2011 in gebruik genomen. - Bedrijfsvoorraad opvragen: Sinds februari 2010 kunnen erkenninghouders de actuele bedrijfsvoorraad opvragen en direct online inzien via het Bedrijvenportaal. - Planning- en Afsprakensysteem: Klanten van de RDW (ook particulieren) kunnen sinds november 2010 online een keuringsafspraak inplannen op een datum en tijdstip naar keuze. Op www.rdw.nl, in de dienst ‘voertuiggegevens online raadplegen’ is wederom meer informatie beschikbaar gesteld. In opdracht van de Belastingdienst wordt vanaf 2010 de catalogusprijs van een voertuig geregistreerd. Ook wordt het signaal ‘geregistreerd als gestolen’ vermeld indien dit van toepassing is. De RDW is bezig informatie te ontsluiten door middel van een datawarehouseomgeving. Hiermee kan de RDW beter invulling geven aan het verstrekkingenbeleid. Hierdoor wordt ook voorzien in de groeiende en steeds flexibeler wordende informatiebehoefte van externe partijen en doelgroepen. Modernisering tenaamstelling voertuigen In de Regeling Kentekenbewijzen is TNT Post Retail BV, naast de RDW en daartoe erkende bedrijven, aangewezen als instantie waar een aanvrager persoonlijk moet verschijnen voor een tenaamstelling. TNT Post Retail BV houdt in 2012 op te bestaan. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de RDW naar aanleiding hiervan verzocht een uitvoeringstoets uit te voeren naar de mogelijkheden die er zijn om: - de continuïteit van de kentekenloketten te waarborgen; - een digitaal kentekenloket in te richten; 1
Samenwerkingsverband van gemeenten met als doel om voor deze gemeenten het parkeren efficiënter, effectiever en publieksvriendelijker te kunnen inrichten.
9
- de toonplicht van het kentekenbewijs bij rijden in Nederland af te schaffen; - fraude met het kentekenbewijs te verminderen; - het aantal kentekendelen terug te brengen; Om de drempel laag te houden voor uitvoerende partijen die als kentekenloket kunnen dienen, heeft de RDW nog een punt toegevoegd: - centrale aanmaak van het deel IB. De aanbevelingen van de uitvoeringstoets zijn vrijwel allemaal door het ministerie overgenomen. Het project om de aanbevelingen te implementeren is momenteel in uitvoering. Dit is in 2012 afgerond. RDW applet De RDW speelt in op de ontwikkelingen rond het mobiel gebruik van internet. Researchrapporten geven aan dat de mobiele gebruikersgroep de komende 2 jaar (2011 en 2012) zal verdubbelen. De RDW heeft in 2010 besloten om naast het traditionele kanaal via www.rdw.nl een nieuw kanaal te openen voor mobiele gebruikers voor het raadplegen van voertuiggegevens. In oktober heeft de RDW een applet geïntroduceerd om voertuiggegevens op een mobiele telefoon (Android en I-Phone) te kunnen bekijken. Doelstelling van het lanceren van een extra ontsluitingskanaal is om overal en altijd toegang te geven tot basisinformatie van de RDW via een kanaal dat het beste aansluit bij de behoeften van de klant. Heropzet website RDW De website van de RDW is aangepast aan de hand van de webrichtlijnen. Deze webrichtlijnen komen vanuit de overheid en zijn opgesteld om de toegankelijkheid van de website te garanderen voor iedere burger. Begin 2011 is de website in de vernieuwde vorm beschikbaar gekomen. Klantonderzoek Net als in 2006 en 2007 heeft de RDW heeft in 2010 de klanttevredenheid onderzocht. Met de resultaten van het onderzoek wil de RDW de dienstverlening waar nodig verbeteren. Het onderzoek geeft inzicht in de mate waarin de klanten van de RDW de verschillende communicatiekanalen gebruiken en naar hun tevredenheid over de dienstverlening van de RDW. Het cijfer dat de RDW kreeg voor algemene tevredenheid is in 2010 gestegen. Particulieren geven gemiddeld een 7,3 (dit was een 7,2 in 2007) en Handelaren gemiddeld een 7,4 (een 7,1 in 2007). Ook is gebleken dat het herhaalverkeer is afgenomen. Naar aanleiding van alle uitkomsten zijn de verbeterpunten in kaart gebracht. De acties die hieruit voortvloeien worden in 2011 bepaald. Modernisering APK In januari 2010 is het project Modernisering APK 2.0 van start gegaan. In dit project wordt, op verzoek van de minister, onderzoek gedaan naar de punten waarop de APK verbeterd en vereenvoudigd kan worden. Belangrijke aandachtspunten zijn de emissiecontrole met behulp van EOBD1, de controle op geluidsprestaties van uitlaatsystemen, controle van elektronische veiligheidssystemen door middel van OBD2 en de controle van olielekkage tijdens de APK. Hierbij mogen de APK-lasten niet hoger worden, tenzij er daadwerkelijk een substantiële verbetering van de verkeersveiligheid of het milieu wordt bereikt. Ook moeten de aanpassingen zoveel mogelijk internationaal worden afgestemd met als doel de harmonisering van keuringsvoorschriften van de verschillende lidstaten niet in de weg te staan. In 2010 is met de branchepartijen overeenstemming bereikt over een aantal onderwerpen dat per 1 januari 2012 van kracht zal worden. Naast het project Modernisering APK 2.0 is er voortdurend oog voor de optimalisatie van het APKproces. Dit heeft een positieve uitwerking op de kwaliteit en effectiviteit van de keuringen. Het streven is in 2012 het toezicht op en de informatieverstrekking aan de keurmeesters ingrijpend te veranderen, het bonus-malussysteem aan te passen, de steekproeven op keuringsinstantie en op keurmeesterniveau te beoordelen en informatie over de meest voorkomende afkeur- en adviespunten te verstrekken aan keurmeesters.
1 2
European On Board Diagnostics On Board Diagnostics
10
Planning- en Afsprakensysteem (PAS) Sinds eind 2010 is het mogelijk om bij alle RDW-keuringsstations online keuringsafspraken te maken via www.rdw.nl. Met het nieuwe planning- en afsprakensysteem kan de klant 24 uur per dag en 7 dagen per week een keuringsafspraak maken of annuleren. Het is niet meer nodig om de RDW te bellen voor een keuringsafspraak. Na een voorbereidingsperiode heeft de RDW in oktober proefgedraaid met online afspraken maken in twee keuringsstations. Op basis van positieve resultaten heeft de RDW besloten deze optie landelijk aan te bieden voor zowel particuliere als zakelijke klanten. Dit betekent dat vanaf december bij alle RDW-keuringsstations op deze manier online afspraken gemaakt kunnen worden. Recall Een recall (ook wel terughaalactie genoemd) is het terugroepen van producten van een leverancier. De RDW houdt sinds twee jaar toezicht op het recallproces van voertuigen en voertuigonderdelen in Nederland. Met betrekking tot de voertuigbranche heeft dit in 2010 wereldwijd volop in de belangstelling gestaan. Over heel 2010 zijn ongeveer 360.000 voertuigen met een Nederlands kenteken betrokken geweest bij recalls. Sinds de aanwijzing van de RDW als toezichtsautoriteit voor Recall, zijn de noodzakelijke processen ingericht. Het blijkt dat de markt nog erg moet wennen aan de rol van de RDW. Dit uit zich in bijvoorbeeld onjuiste – of onvolledige aanlevering van informatie. Het ontbreekt de RDW aan handhavingsinstrumenten. In extreme gevallen leidt het zelfs tot het uitblijven van recallmeldingen richting RDW, terwijl er wel recalls worden uitgevoerd. De RDW ondersteunt de branche door importeurs, dealers en fabrikanten te informeren over hun verplichtingen en waar mogelijk en gewenst adresgegevens te verstrekken om eigenaren van gekentekende voertuigen te benaderen over een noodzakelijke recall. Op verzoek van de branche heeft de RDW in juli 2010 bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu een voorstel ingediend om recallinformatie op kentekenniveau beschikbaar te stellen. Boordcomputer taxi De boordcomputer voor taxi’s combineert een betere registratie van rij- en rusttijden met het voorkomen van fraude. In een periode van twee jaar moeten alle circa 37.000 taxi’s in Nederland worden voorzien van een boordcomputer waarin ritgegevens zoals tijden, afstanden en prijzen op eenduidige wijze worden vastgelegd. Het hoofdprobleem van de huidige handmatige wijze van registratie is dat deze manier van registreren slecht handhaafbaar en arbeidsintensief is en fraude in de hand werkt. De overheid verwacht hiermee miljoenen euro’s aan belastinggeld niet meer mis te lopen. Daarnaast krijgen taxiklanten een overzichtelijke nota voor de gemaakte rit, wordt de administratie van taxiondernemers sterk vereenvoudigd en kunnen bijvoorbeeld verzekeraars beter vertrouwen op declaraties die door verzekerden worden ingediend. De RDW is verantwoordelijk voor de typegoedkeuring van en het toezicht op de inbouw van de boordcomputer. In 2010 heeft de RDW samen met Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) gewerkt aan de regeling ‘werkplaatsen boordcomputer taxi’. Daarnaast heeft de RDW het voortouw genomen om het overleg met de branchepartijen te starten. In 2010 zijn de testen afgerond en de RDW-systemen staan klaar om de boordcomputer te kunnen registreren en deze te kunnen koppelen aan een kenteken. Verwacht wordt dat de eerste boordcomputer taxi eind 2011 is ingebouwd.
DOELSTELLING 3 Een goede internationale positie verkrijgen om invloed uit te kunnen oefenen Internationale gegevensuitwisseling De RDW bekleedt sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw enkele officiële functies binnen het samenwerkingsverband EUCARIS, zoals de invulling van het secretariaat en de ICT-ontwikkeling. Dit maakt dat RDW in Europa een invloedrijke positie heeft verworven wanneer het aankomt op internationale gegevensuitwisseling.
11
EUCARIS-verdrag: voertuigen en rijbewijzen De basis voor het EUCARIS-systeem is het in 2009 in werking getreden EUCARIS-verdrag. Op basis van dit verdrag wisselt de RDW technische voertuiggegevens en rijbewijsinformatie uit met 14 andere landen. In 2010 is een recordaantal van 9.443.051 bevragingen gedaan via EUCARIS. De RDW heeft ruim 4 miljoen bevragingen gedaan aan andere landen en is zelf bijna 900.000 keer bevraagd. In 2010 was het de beurt aan RDW om de jaarlijkse Participant’s Board vergadering te organiseren. In september verzamelden 43 collega’s uit 19 landen zich in Maastricht. Voor de eerste maal was er ook een vertegenwoordiger van de Europese Commissie aanwezig. Verkeersboetes In 2010 heeft de RDW namens het ministerie van Infrastructuur en Milieu deelgenomen aan Brusselse raadswerkgroepen waarin werd onderhandeld over een nieuwe Richtlijn over grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens na een verkeersovertreding. Door de actieve deelname van de RDW en door gebruik te maken van het internationale netwerk van de RDW is de Raad in december in eerste lezing akkoord gegaan met een tekst waarin direct verwezen wordt naar het EUCARIS-systeem. Dit betekent dat EUCARIS straks uitgebreid gaat worden met een nieuwe functionaliteit, waarmee alle landen van de EU gegevens over verkeersovertreders kunnen uitwisselen. Daarmee zullen burgers straks ook vervolgd kunnen worden voor een verkeersovertreding die is gemaakt in een andere EUlidstaat. Transportondernemingen De Europese Commissie heeft in 2010 akkoord gegeven op de inzet van EUCARIS voor de uitwisseling van gegevens over transportondernemingen. Als voorzitter van EUCARIS en door het leveren van experts voor de ERRU1-werkgroep oefent de RDW invloed uit op de vorm te geven ERRU-wetgeving. Tachograafkaartinformatie Parallel aan de akkoordverklaring van de Commissie voor de inzet van EUCARIS voor ERRU, heeft de Commissie ook een officiële aanbeveling gepubliceerd, dat lidstaten hun tachograafkaartgegevens nu via EUCARIS mogen uitwisselen. Dit gebeurde na een intensieve lobby vanuit de RDW. Tot voor kort was het lidstaten alleen toegestaan dit via het systeem van de Commissie uit te wisselen. Door deze beslissing hoeft de RDW nu slechts één Europees uitwisselingsmechanisme – EUCARIS – in de lucht te houden. eCall Ook binnen het Europese eCall-traject staat EUCARIS scherp op de kaart. eCall staat voor ‘emergency call’. Het omvat een Europees project, dat moet waarborgen dat vanaf 2015 alle nieuwe voertuigen zijn uitgerust met techniek waarmee tijdens een ongeluk, gevraagd of automatisch, een noodoproep naar de dichtstbijzijnde 112-centrale kan worden gestuurd. De noodoproep of eCall bevat onder andere de GPS-coördinaten van het ongeval en het chassisnummer van het voertuig. Is een buitenlands voertuig betrokken bij een ongeluk, dan zal EUCARIS worden ingezet bij de bevraging van de buitenlandse voertuigregistraties. Ook bij buitenlandse voertuigen is een hulpverlener dan op de hoogte van het type voertuig, zodat ook ter plekke op maat toegesneden hulp kan worden geboden. Samenwerking met zusterorganisaties In 2006 kreeg de internationale samenwerking op allerlei andere documentatie- en informatieonderwerpen met de oprichting van de EReg (Association of European Vehicle and Driver Registration Authorities) een formele status. EReg heeft momenteel 27 leden (nieuwste leden zijn Portugal, Slovenië en Frankrijk). De RDW heeft sinds 2007 het voorzitterschap en secretariaat van EReg. Op de jaarlijkse conferentie in 2010 is RDW-er Hans van der Bruggen herbenoemd als voorzitter voor een periode van 3 jaar. Daarnaast heeft in mei 2010 de jaarlijkse EReg Plenary Board & Annual Conference plaatsgevonden. Belangrijke onderwerpen op de agenda waren de typegoedkeuringsdatabase, het vehicle administrative platform en verkeersveiligheid. Ook is een 1
The European Register of Road Transport Undertakings (ERRU)
12
voorstel aangenomen voor het onderzoeken van een juridische basis van EReg en een hogere compensatie voor de inzet van de RDW voor het EReg secretariaat. In het kader van onderling van elkaar leren is in 2001 door de RDW het initiatief genomen tot het rapport ‘The Vehicle Chain in Europe’. In dit rapport worden de processen van registratieautoriteiten in Europa met elkaar vergeleken. Begin 2011 is een nieuwe editie uitgebracht. Binnen EReg-verband wordt ook bekeken wat de mogelijkheden zijn om op korte termijn alle EReg-leden toe te voegen aan ‘The Vehicle Chain’ en of een online (digitale) versie van het document kan worden gerealiseerd. Advies- en bijstandsprojecten met andere landen Ook in 2010 heeft de RDW door het uitvoeren van internationale projecten zijn internationale netwerk verder verstevigd. Behalve Bonaire werden alle projecten betaald met fondsen van het Agentschap NL of via Europese fondsen. - Bonaire is op verzoek van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat en de gedeputeerde van Verkeer op Bonaire geassisteerd bij het maken van een inventarisatie van voertuiggerelateerde risico’s. Voorbeelden hiervan zijn onveilige of niet-verzekerde voertuigen. - Op verzoek van Curaçao hebben twee RDW-medewerkers geadviseerd over de verbetering van de APK. - In opdracht van de Europese Commissie heeft de RDW Noord-Cyprus geadviseerd over hoe de APK kan worden versterkt. - Op verzoek van Servië ondersteunt de RDW de verbetering van de APK. - India heeft de RDW gevraagd te assisteren bij het ontwikkelen van de APK, voertuigregistratie en e-learning. In 2010 is het budget goedgekeurd. Het project start in 2011. Aanpassen internationale regelgeving APK in Europa Binnen Europa leeft de indruk dat het APK-proces en de bijbehorende handhaving op vele punten kan worden verbeterd. De Commissie heeft in 2010 een aantal richtlijnen en aanbevelingen gepubliceerd waarmee een aantal verbeteringen in gang is gezet. De wijzigingen zijn nog onvoldoende en de Commissie inventariseert nu mogelijkheden rondom extra wetgeving en techniek voor de internationale uitwisseling van APK-, CVO- en TGK-gegevens. Zowel het aan elkaar koppelen van nationale registraties als de inzet van een nieuwe centrale Europese APK-registratie behoort wat de Commissie betreft tot de mogelijkheden. De insteek van de Europese registratieautoriteiten is dat gebruik moet worden gemaakt van bestaande registraties en systemen (EUCARIS) en dat nieuwe systemen van de Commissie niet nodig zijn voor een effectiever APK-proces. Op het gebied van APK in het buitenland zijn er ook ontwikkelingen. De noodzakelijke aanpassingen van de wet- en regelgeving zijn klaar. Het besluit APK buitenland is eind november aangenomen in de ministerraad. Voordat het besluit naar de Eerste en Tweede kamer kan worden gestuurd moet het bovenliggende wetsvoorstel (de Verzamelwet VenW 2010) worden aangenomen. Verwacht wordt dat het geheel in de tweede helft van 2011 in werking zal treden. Op dat moment kan gestart worden met de implementatie in Spanje. Elektrische voertuigen De RDW neemt deel aan de werkgroep veiligheid van het Formule E-team (FET). Het FET stimuleert onder leiding van prins Maurits het elektrisch rijden in Nederland. Nederland moet dé internationale proeftuin worden voor elektrisch rijden. In een plan van aanpak trekt het kabinet hiervoor 65 miljoen euro uit. De RDW heeft bijgedragen aan een onderzoek naar de veiligheid van de ombouw van Elektrische Voertuigen. KEMA en TNO waren de projectpartners. Het project is gefinancierd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De resultaten van het onderzoek zijn gebruikt om de Regeling Voertuigen te verbeteren. Naar aanleiding van de aanpassingen zijn Kamervragen gesteld. Hieruit volgden geen vervolgacties. De RDW heeft zelf een elektrisch voertuig aangeschaft om ervaring met elektrisch rijden op te doen. Het voertuig wordt in het dagelijks werk gebruikt bij het toezicht op de APK. Prins Maurits overhandigde de sleutels van de RDW Th!nk City tijdens het Ecomobiel congres aan Johan Hakkenberg, algemeen directeur van de RDW.
13
Er wordt gewerkt aan een aangepast opleidingstraject voor RDW-medewerkers die met elektrische voertuigen (gaan) werken, bijvoorbeeld tijdens een APK of een toelatingskeuring. De RDW heeft op sponsorbasis meegewerkt aan een aantal innovatieve voertuigontwikkelingen. Voorbeelden daarvan zijn de Nuna 5, Superbus en de Shell Eco marathon. Internationaal overleg De RDW participeert namens de Nederlandse overheid in internationaal overleg over voertuigeisen die invloed hebben op milieu, voertuig- en verkeersveiligheid en volksgezondheid. In 2010 is de RDW nauw betrokken geweest bij de volgende ontwikkelingen: - De RDW heeft een verzoek ingediend bij de Europese Commissie (EC) over de aanvraag van een Europese goedkeuring van een scooter met elektrische aandrijving en een waterstoftank voor een brandstofcel. Het verzoek was nodig, omdat er in de kaderrichtlijn ‘twee- en driewielers’ geen voorzieningen zijn voor deze nieuwe technologie. Artikel 20 uit de kaderrichtlijn 2007/46/EG vereist een separaat verzoek tot goedkeuring. Deze is door de EC gehonoreerd. - In november 2010 zijn de wijzigingsvoorstellen aangenomen voor de emissieverordening Euro 5 en 6 voor personenauto’s. Een belangrijk onderdeel hiervan betreft de afspraken over de door de fabrikant te leveren reparatie- en onderhoudgegevens aan niet-merkgebonden garagebedrijven. Tijdens de vergadering van november is ook de implementatieverordening emissies voor vrachtauto’s, Euro VI aangenomen. - Het Europese Parlement wil realistischer CO2-waarden bij de typegoedkeuring van personenauto’s. Als gevolg hiervan is de ontwikkeling van een nieuwe wereldwijd geharmoniseerde ‘Light Duty Test Procedure’ (WLTP) in een versnelling geraakt. Er zijn twee subgroepen: een subgroep voor de ontwikkeling van een nieuwe ritcyclus (DHC) en een subgroep voor de ontwikkeling van een nieuwe testprocedure (DTP) opgericht. De RDW heeft zitting in de subgroep DTP. - De EU gaat een bandenlabel invoeren dat zal aangeven hoe een band ‘presteert’ qua brandstofverbruik, grip op nat wegdek en geluidsproductie. De rolweerstand van een band is bepalend voor het brandstofverbruik. Banden krijgen, net als bijvoorbeeld wasmachines een label toegekend (groene A-labels tot en met rode G-labels). Gebleken is dat de waarden voor rolweerstand en grip die tijdens de typegoedkeuring worden bepaald, onvoldoende nauwkeurig zijn om het onderscheid in de labels te kunnen weergeven. Er wordt gewerkt aan een oplossing. - De werkgroep ‘Alternative Method to assess the EVSC1’ (AMEVSC) werkt aan de mogelijkheid om in de toekomst ook testrapporten te kunnen afgegeven voor stabiliteitscontrolesystemen van bussen en vrachtauto’s. Nu is dat alleen mogelijk voor aanhangwagens en opleggers. - Het toepassingsgebied van UNECE Reglement 100 wordt uitgebreid naar allerlei soorten van aandrijving die gebruik maken van elektriciteit met hoge voltages. Voorheen bevatte deze alleen veiligheidseisen voor geheel elektrische voertuigen. Dit betekent dat er nu ook typegoedkeuringen mogelijk zijn voor bijvoorbeeld hybride aandrijvingen. In het Reglement 100 wordt geen rekening gehouden met de gevolgen van crashes. Daarom zullen de reglementen over full-frontal crashtest (Reg.12), frontal offset crashtest (Reg.94) en de laterale crashtest (Reg.95) worden aangepast. - Op verzoek van de Japanse overheid en met instemming van de EU is een werkgroep gestart die zich buigt over een te realiseren IWVTA2. Dit is een typegoedkeuring voor een geheel voertuig op basis van reglementen. - De EC heeft het plan opgevat om in het kader van de Algemene Veiligheidsverordening 661/2009/EC, een nieuwe verordening te maken voor massa’s en afmetingen voor alle voertuigen. Voor deze categorieën bestaan al richtlijnen voor typegoedkeuring. Deze vallen onder DG-ENTR3 en zullen op den duur vervangen worden door de nieuwe verordening. Richtlijn 97/27/EC bevat nog opties voor lidstaten en fabrikanten die in de nieuwe verordening niet meer voorkomen. Daarnaast bevat transportrichtlijn 96/53/EC regels voor afmetingen in het nationale en internationale verkeer en voor massa’s in het internationale verkeer. Deze is tot stand gekomen
1
Electronic Vehicle Stability Control-systemen International Whole Vehicle Type Approval 3 Directoraat Generaal Enterprise (industrie en ondernemingen) 2
14
-
onder verantwoordelijkheid van DG-TREN1. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven op hun eigen grondgebied niet beperkt te willen worden in massa’s en afmetingen. In juli 2010 zijn de nieuwe bijlage II van richtlijn 2009/40 over de APK en een aanbeveling over de risicobeoordeling van gebreken gepubliceerd. Voor richtlijn 2000/30 over controles langs de weg zijn de nieuwe bijlagen I en II gepubliceerd, evenals een aanbeveling met richtsnoeren voor de beoordeling van gebreken. De nieuwe bijlage II bevat een meer uitgebreide beschrijving van te controleren punten, met per punt een beschrijving van de testmethode en afkeurcriteria. Wijzigingen op het gebied van de keuringsfrequentie en toevoegingen van voertuigcategorieën aan het verplichte keuringsregime komen in een latere fase weer aan de orde.
DOELSTELLING 4 Permanent investeren in medewerkers en de organisatie Nieuwe CAO In november is 2010 de CAO 2010-2011 vastgesteld met als looptijd: 1 juni 2010 tot 1 december 2011. De nieuwe CAO is het resultaat van een aantal maanden onderhandelen met de bonden. Deze onderhandelingen vonden plaats in een open en constructieve sfeer. In de CAO is onder andere het volgende afgesproken: Een loonsverhoging van 1,25% per 1 april 2011; Een extra verlofdag per 1 januari 2011; Een persoonlijk loopbaanbudget van € 1.000,- dat de medewerker gedurende 3 jaar op eigen initiatief kan aanwenden voor activiteiten die bijdragen aan loopbaanontwikkeling of inzetbaarheid; De mogelijkheid om minimaal 20% van de werktijd thuis te werken indien de functie dit toelaat. Onderzoek flexibilisering arbeidsvoorwaarden De RDW streeft naar (arbeids)omstandigheden die maximaal bijdragen aan de mogelijkheden voor medewerkers om zelf te blijven werken aan hun duurzame inzetbaarheid. Dit gebeurt onder andere door het bieden van een flexibel arbeidsvoorwaardenpakket. Hiermee krijgen de medewerkers meer keuzevrijheid, keuzemogelijkheden en keuzemomenten om tegemoet te kunnen komen aan de wensen en behoefte die ze hebben als gevolg van hun persoonlijke levens- en werksituatie. Tijdens de looptijd van de huidige CAO onderzoekt een speciale werkgroep de mogelijkheden om te komen tot flexibiliseren van de arbeidsvoorwaarden. Het doel is bij de onderhandelingen van een volgende CAO tot een akkoord te komen over de inhoud en invoering van een flexibel arbeidsvoorwaardenpakket. Strategisch HR beleid Het strategisch HR beleid heeft als doel een solide basis van personeelsbeleid en -instrumenten neer te zetten. Management en medewerkers worden hierdoor zodanig gefaciliteerd in hun ontwikkeling dat zij gezamenlijk in staat zijn de strategie van de RDW en de daarvan afgeleide bedrijfsdoelstellingen te realiseren. In 2010 is wederom voortvarend gewerkt aan de diverse projecten uit het strategisch HR plan 2007-2010. Belangrijke mijlpalen daarbij zijn de invoering van het nieuwe functiegebouw RDW en het vaststellen van de visie op leren en ontwikkelen. Ook is een start gemaakt met het herijken van het bestaande strategisch HR-plan. Beste werkgever non-profit In 2010 werd de RDW, net als in 2009, uitgeroepen tot de beste werkgever in de non-profit sector. Sinds 2001 houdt VNU Media elk jaar het Intermediair Beste Werkgeversonderzoek. Het onderzoek vindt plaats onder ruim 100 bedrijven in de profit en non-profit sector en bestaat uit twee onderdelen: arbeidsvoorwaarden en medewerkerstevredenheid/werkbeleving. In het gezamenlijke klassement voor de profit en non-profit sector eindigde de RDW op een vijfde plaats.
1
Directoraat Generaal Transport en Energie, nu opgesplitst in DG-MOVE en DG-Energy
15
Nieuw functiegebouw De basis van een goede verdere uitvoering van het Strategisch HR plan is een nieuw functiegebouw dat resultaatgericht, flexibel en onderling vergelijkbaar is. In 2010 is het Functiegebouw RDW vastgesteld. Alle medewerkers zijn per 1 januari 2011 ingedeeld in één van de 18 functieprofielen. De volgende stap is om op basis van het functiegebouw leerlijnen en loopbaanpaden op te stellen. Strategische personeelsplanning Strategische personeelsplanning is één van de projecten uit het Strategisch HR plan. In 2010 is onderzoek gedaan naar of het wenselijk en mogelijk is om een systematiek te (laten) ontwikkelen waarmee het huidige en het toekomstig personeelsbestand in kwantitatief en kwalitatief opzicht in kaart kan worden gebracht. Daarbij is gekeken hoe deze op elkaar kunnen worden afgestemd, rekeninghoudend met in- en externe ontwikkelingen. Er is een pilot gedaan bij een afdeling van de RDW. Mede op basis hiervan is de RDW tot de conclusie gekomen dat het invoeren van strategische personeelsplanning het management kan ondersteunen bij de realisatie van de (strategische) organisatiedoelstellingen. Vanaf 2011 wordt strategische personeelsplanning gefaseerd ingevoerd. Vervoerplan Met het Vervoerplan wil de RDW vervoersmanagement inzetten als een professionele bedrijfsactiviteit. In het Vervoerplan staan de items efficiency, duurzaamheid, marktconformiteit en administratieve lastenverlichting centraal. In januari 2010 is begonnen met een gefaseerde invoering van het plan, te beginnen met de nieuwe Reis- en verhuiskostenregeling. Een van de meest opvallende veranderingen is de aangepaste bedrijfsautoregeling. De nieuwe regeling is meer marktconform, doordat de kosten die aan medewerkers worden doorbelast voor privégebruik van de bedrijfsauto een andere vorm krijgen. Daarnaast is medio 2010 het nieuwe videovergadersysteem tussen de drie hoofdlocaties van de RDW in gebruik genomen. Met deze nieuwe manier van vergaderen neemt het aantal zakelijke kilometers en het aantal reisuren aanzienlijk af. Ook is in september de eerste elektrische auto door RDW in gebruik genomen. De E-dienstwagen maakt deel uit van de landelijke proef ‘100% Elektrische Voertuigen’. Tenslotte zijn ook in de nieuwe CAO afspraken gemaakt over Het Nieuwe Werken en de mogelijkheid om op fiscaal vriendelijke manier een fiets aan te schaffen. Deze onderwerpen zijn ook onderdeel van het Vervoerplan. Managementleergang Tools Vanuit de ambitie om de RDW te laten groeien naar een proactieve en uiteindelijk naar een high performance organisatie wordt doelgericht in de ontwikkeling van het middelmanagement geïnvesteerd. Sinds 2008 hebben in totaal 96 managers deelgenomen aan de veertien maanden durende managementleergang Tools. In 2010 hebben 60 managers de leergang afgerond. 15 van de in totaal 96 managers hebben aangegeven in aanmerking te willen komen voor het certificaat Hoger Management Programma. Zij hebben met succes hun eindrapport verdedigd voor een jury onder leiding van de Business School Nederland. Het certificaat Hoger Management Programma geeft toegang tot de tweede fase van het MBA-programma van de Business School Nederland. De meeste managers hebben de managementleergang inmiddels afgerond. Daarom zijn in 2010 plannen gemaakt om de positieve resultaten te borgen en om voor andere organisatieonderdelen een collectief leertraject op te zetten. Visie op leren en ontwikkelen In 2010 is de visie op leren en ontwikkelen van medewerkers en managers tot stand gekomen. Om de organisatiedoelen te kunnen realiseren, is het belangrijk dat medewerkers competent zijn en bereid zijn om zich naar beste kunnen in te zetten voor de organisatie. De RDW wil daarom een omgeving scheppen waarin leren en ontwikkelen vanzelfsprekend zijn, zodat medewerkers hun talenten optimaal kunnen ontplooien en ze duurzaam inzetbaar zijn. Het visiedocument is richtinggevend voor alle activiteiten die de komende jaren op het gebied van leren en ontwikkelen worden ondernomen. Integriteit De RDW heeft een publieke taak. Dit brengt met zich mee dat er hoge eisen worden gesteld aan de integriteit van de medewerkers van de RDW. In 2010 is de Gedragscode Internet- en E-mailgebruik
16
RDW op een aantal punten aangepast. Het doel hiervan is om oneigenlijk en buitensporig gebruik van internet en e-mail tegen te gaan en om de privacy van de medewerkers zoveel mogelijk te waarborgen. Integraal Gezondheidsmanagement In 2009 heeft TNO een businesscase uitgevoerd naar de invulling van arbomanagement bij RDW. In vervolg hierop is in 2010 de nota ‘RDW, gezond en veilig op weg’ vastgesteld. Dit is het resultaat van een intensief samenwerkingsproces met het Arboplatform, HR en TNO. De RDW wil dat zijn medewerkers zich optimaal kunnen ontplooien en duurzaam inzetbaar blijven. Vitaliteit van mens en organisatie zijn daarbij van cruciaal belang. In de nota is vastgelegd wat verwacht wordt van alle betrokkenen; niet alleen van leidinggevenden en medewerkers, maar ook hoe HR-adviseurs, het Arboplatform en de Arbodienst hierbij kunnen faciliteren. De rode draad is een betere communicatie tussen de betrokkenen, waarbij een goede balans wordt nagestreefd tussen persoonlijke en zakelijke belangen. Dit zal bijdragen aan een gezonde organisatie met betrokken medewerkers. In de nota ‘RDW, gezond en veilig op weg: zo doen we dat!’ staan de beleidsinitiatieven van de RDW op weg naar een proactief gezondheidsbeleid.
DOELSTELLING 5 Een communicatieve organisatie zijn: transparant en open Evaluatie verzelfstandiging RDW In 2010 is de verzelfstandiging van de RDW geëvalueerd door een, door de minister van I&M benoemd, onafhankelijk adviesbureau. Het onderzoeksresultaat is positief. Het bureau concludeert onder andere: “Ondanks de grote fluctuaties in de omzet kan de conclusie getrokken worden dat de RDW in de evaluatieperiode doelmatiger is geworden als gekeken wordt naar de wijze waarop de tarieven en de kwaliteit zich ontwikkeld hebben. De RDW is ook doeltreffender geworden afgemeten aan de kwaliteitsontwikkeling van de dienstverlening en de klantgerichtheid. Ook is de RDW transparanter geworden. Zo hebben het ministeriële toezicht en de sturing zich, evenals de relatie van de RDW met haar maatschappelijke omgeving, positief ontwikkeld. De RDW wordt door zijn stakeholders gezien als een organisatie die zijn klanten serieus neemt en die betrouwbaar en deskundig is. Voor dit goede functioneren krijgt de RDW steeds meer erkenning. De status van zelfstandig bestuursorgaan biedt de RDW de mogelijkheid om de bedrijfsvoering voor een belangrijk deel naar eigen inzicht in te richten. Als gevolg hiervan kon de RDW een meer bedrijfsmatige managementstijl ontwikkelen wat weer een belangrijke verklarende factor is achter het goede functioneren van de RDW.” Kostendekkende taakclusters Bij de verzelfstandiging van de RDW is met het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat afgesproken dat de producten en diensten van de RDW op het niveau van wettelijke taakclusters kostendekkend moeten zijn. Vanwege de conjunctuurgevoeligheid van de afgifte van kenteken- en rijbewijsdocumenten, zijn er twee bestemmingsreserves gemaakt om de tarieven te steunen bij laagconjunctuur. Deze bestemmingsreserves worden weer gevuld in tijden van hoogconjunctuur. In 2010 is, met behulp van een onafhankelijk adviesbureau, een analyse uitgevoerd op conjunctuurgevoelige diensten van de RDW die door de vaste kostenstructuur niet snel op conjunctuurveranderingen kunnen reageren. Deze analyse heeft geleid tot een bijgesteld model voor kentekenbewijs deel IA. Het afgelopen jaar hebben de autoverkopen zich goeddeels hersteld van de recessie. Dit heeft ertoe geleid dat de kostendekkendheid van de verschillende taakclusters veel beter is uitgekomen dan begroot en geprognosticeerd. De kostendekkendheid wordt berekend en transparant gemaakt met een kostprijscalculatiemodel. Dit model is in 2010 opnieuw geaudit en akkoord bevonden.
17
Gematigd tarievenbeleid De RDW streeft naar een professionele en betrouwbare dienstverlening. Met het ministerie van Infrastructuur en Milieu is afgesproken dat de tarieven jaarlijks met maximaal vijf procent mogen stijgen of dalen, exclusief inflatie. Ook in 2010 is hard gewerkt aan het verbeteren en efficiënter maken van de bedrijfsprocessen. De RDW heeft ook in 2010 zijn 2%-efficiencydoelstelling uitgevoerd. Dit gebeurde door zowel een reductie van tijdelijk en vast personeel als door besparingen in de overige kostensfeer. In 2010 zijn de tarieven inclusief drempeltarieven schorsen en vervangend kenteken en rijkskostencomponent met gemiddeld 3,6% gestegen. Dit is ruim binnen de gestelde marge van 5% plus inflatie. De RDW heeft dankzij de eigen efficiencydoelstellingen al jaren een uitstekend resultaat op het gebied van de gemiddelde tariefontwikkeling. Sinds de verzelfstandiging is de cumulatieve tariefstijging 5% geweest bij een gelijktijdige ontwikkeling van de inflatie van cumulatief 30% sinds 1996. Daarmee laat de RDW zien, dat het verantwoord omgaat met gemeenschapsgeld. Sinds 2008 worden deze cijfers geborgd door een doelmatigheidsverklaring over de gemiddelde tariefgroei in het verslagjaar. Strategie- en organisatieontwikkeling Strategieontwikkeling In 2010 heeft een herijking van de RDW-strategie plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in een nieuw Strategisch Plan 2011-2014. Dit plan is korter, krachtiger en meer vanuit de doelgroepen geschreven dan het vorige Strategisch Plan. De middlemanagers, de Raad van Toezicht en het ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van het plan. In het nieuwe plan wordt aangegeven waar de RDW zich de komende jaren op gaat richten. Centrale punten zijn daarbij innovatie, digitalisering, samenwerking (intern/ extern en nationaal/ internationaal) en het leveren van toegevoegde waarde op het gebied van mobiliteit. Dit wordt nader uitgewerkt aan de hand van drie strategische doelen; bestaande taken blijven uitvoeren, nieuwe taken uitvoeren die het publieke belang dienen (zowel in de mobiliteitsketen als op het gebied van veiligheid en milieu) en intern en extern permanent investeren in relaties. Aangezien de missie de motor is van de strategie is in dit traject tevens gekozen voor een nieuwe missie; RDW, partner in mobiliteit. Samen met de wettelijk, opgedragen taken en ontwikkelingen die zich voordoen in de maatschappij geeft de missie inhoud aan de strategie van de RDW. In 2011 gaat de RDW de nieuwe strategie verder uitwerken zodat deze voldoende richting geeft aan de activiteiten van de RDW. Ook de wensen van de klanten zullen daarin worden meegenomen. Organisatieontwikkeling In 2010 is de rol van de stafafdeling Strategische en Externe Ontwikkelingen (SEO) opnieuw beschouwd om deze af te stemmen op de nieuwe eisen die de omgeving en de organisatie aan SEO stelt. Dit is een gevolg van ontwikkelingen binnen de RDW, zoals de ontwikkeling van een nieuwe strategie en missie, het samenvoegen van Relatiemanagement VT en R&I en personele wijzigingen (vertrek wnd. manager SEO). Deze en een aantal andere ontwikkelingen in een steeds complexer wordende omgeving vormden aanleiding voor een organisatieonderzoek. In 2011 wordt een advies uitgebracht over de nieuwe focus van de afdeling SEO. In de loop van 2009 is behoefte ontstaan aan een herbezinning op de divisie Voertuigtechniek (VT). In lijn met de startnotitie V10 en de strategieontwikkeling bij de RDW heeft de divisie in 2010 een intensief traject doorlopen onder de noemer V10. Binnen het programma V10 is nagedacht over hoe de VT-organisatie verbeterd kan worden. De doelen voor de divisie zijn vastgezet op excellent opererende dienstverlening en organisatie gekoppeld aan de (deels wettelijke) taken, die proactief acteert en zich ontwikkelt. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de aanwezige kennis en kunde in de nieuwe organisatie goed benut worden en dat de toegevoegde waarde van VT en de RDW helder is. Dit heeft geleid tot drie leidende strategiepijlers: - Publiek domein (klantgericht denken en handelen); - Efficiency en operational excellence (stabiele tarieven, hoogwaardige bedrijfsvoering); - Eénduidige verantwoordelijkheid voor zowel leidinggevenden als medewerkers. In het eerste kwartaal van 2011 vindt besluitvorming plaats over het programma; implementatie is voorzien medio 2011.
18
1.4
Kerntaken & Bedrijfsresultaten
TOELATING Voordat voertuigen op de weg worden toegelaten en bij eventuele wijzigingen achteraf, beoordeelt de RDW of is voldaan aan de wet- en regelgeving. De RDW is de nationale autoriteit die de veiligheidsen milieuaspecten van het wagenpark in Nederland bewaakt. Typegoedkeuringen (TGK) Na beoordeling, testen, en goedkeuring van voertuigen of voertuigonderdelen ontvangt de fabrikant een internationaal certificaat of een nationaal geldende typegoedkeuring. Hiermee kan hij producten zonder aanvullende keuring op de markt brengen. De goedkeuringen vormen de basis voor toelating op de weg en daarmee voor de registratie en kentekening van een voertuig. Als Nederlandse goedkeuringsautoriteit voert de RDW deze activiteiten uit voor fabrikanten en importeurs uit de hele wereld. De RDW doet dit in toenemende mate in concurrentie met andere Europese toelatingsautoriteiten.
In 2010 zijn minder certificaten afgegeven dan in 2009. Dit wordt veroorzaakt door het na-ijleffect van de economische crisis, met name in Azië. Ook zijn er als gevolg van de nieuwe kaderrichtlijnen minder nationale typegoedkeuringen afgegeven. In 2010 heeft de economie zich zichtbaar hersteld. Op het gebied van testen, zowel van voertuigen als van componenten, was de vraag groter dan de RDW testers beschikbaar had. Het Test Centrum Lelystad (TCL) heeft een fors hogere omzet gerealiseerd dan in 2009. Dit komt onder meer door het project voor ‘stille banden’. Ook zijn in 2010 meer testrapporten afgegeven door de uitbreiding van het aantal modellen bij Hyundai. Daarnaast is als gevolg van de nieuwe Regeling Voertuigen een testrapport bij een certificaat vereist. Bij de oude nationale goedkeuringen was dit nog niet nodig. Vooral op het gebied van individuele aanvragen voor zware en/of speciale voertuigen blijft het aantal aanvragen laag. Het lijkt er op dat bedrijven in deze sector zo lang mogelijk doorwerken met bestaand materieel. Naast de reguliere werkzaamheden is hard gewerkt aan diverse ontwikkelingen. Er ligt inmiddels een voorstel voor een herinrichting van de organisatie, waarmee de samenwerking tussen enkele afdelingen die in 2010 zijn samengevoegd vergroot wordt. Ook is de werkwijze voor digitalisering van archieven uitgerold. In het vervolg hierop wordt nu de implementatie van een webportal voorbereid, zodat klanten digitaal hun aanvragen kunnen indienen. De toezichtsprocessen zijn geëvalueerd en een aantal verbeteringen is doorgevoerd of in gang gezet. Met een aantal andere Nederlandse partners is een symposium in Shanghai georganiseerd. Daarmee is zowel aan de Chinese overheid als het bedrijfsleven toegelicht wat de diverse bijdragen van onder anderen de RDW kunnen zijn bij het betreden van de Europese markt of het inrichten van de lokale markt. Vermeldenswaardig is dat de afdeling Administratie & Registerbeheer van de divisie Voertuigtechniek eind 2010 de miljoenste registratie van een typegekeurde uitvoering heeft verwerkt in de typegoedkeuringsdatabase van de RDW.
19
Individuele keuring en toelating De RDW laat ook voertuigen toe op individuele basis. Het gaat onder meer om voertuigen die vanuit het buitenland worden ingevoerd, voertuigen die na een zware schade zijn hersteld en opnieuw moeten worden gekeurd en voertuigen waarvan de inrichting is aangepast (bijv. een wijziging brandstof). Voertuigen met een bijzondere toepassing, zoals autobussen, taxi’s, voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (ADR) en voor gekoeld vervoer van levensmiddelen (ATP), ondergaan naast de ‘gewone’ toelatingskeuring ook een specifieke inrichtingskeuring bij de RDW. Daarnaast is het een taak van de RDW om bijzondere voertuigen zoals autobussen en voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen periodiek te keuren.
In 2010 hebben meer kentekenonderzoeken plaatsgevonden dan in 2009. Deze toename is vooral een gevolg van een toename van het aantal importkeuringen voor ‘lichte voertuigen’. De zware voertuigen bleven nog achter in vergelijk met 2009. Het aantal periodieke keuringen is in 2010 gestegen. Net als voorgaande jaren werden bussen niet vervangen. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de mindere economische omstandigheden. Bij de ADR-voertuigen was vooral bij het containervervoer een relatief kleine terugval bij periodieke keuringen te zien. Uiteindelijk zijn er in 2010 meer individuele keuringen uitgevoerd door minder medewerkers. De samenwerking met de Politie en Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) is verder geïntensiveerd en de RDW heeft in 2010 meer uren geassisteerd bij controles langs de weg. Toelating exceptioneel transport
Alle transporten die de wettelijke toegestane maten en/of gewichten overschrijden, moeten voor ze de openbare weg op mogen in het bezit te zijn van een ontheffing. Sinds de invoering van de wet centrale ontheffingverlening (COV) in 2006, is de RDW aangewezen als centrale ontheffingverlener voor heel Nederland. In de afgelopen jaren heeft dit tot een forse stijging geleid in het aantal afgegeven ontheffingen. Sinds 2009 is de stijging in het aantal ontheffingen nog wel aanwezig, maar is deze relatief beperkt ten opzichte van de eerste jaren na de invoering van de wetgeving. In 2010 werd de stijging met name veroorzaakt door toename in het aantal jaarontheffingen. Het aantal incidentele ontheffingen is ten opzichte van 2009 vrijwel gelijk gebleven. Wel was er in het laatste kwartaal van 2010 weer een toename te zien van het aantal aanvragen voor een incidentele ontheffing. In het verslagjaar is de RDW er wederom in geslaagd in alle categorieën (gebaseerd op maatvoering van het transport en beslisruimte van wegbeheerders) de doelstellingen te halen ten aanzien van de doorlooptijd van de aanvraag tot en met de afgifte van een ontheffing. Deze afspraken met de branche staan ook gepubliceerd op de website van de RDW. De RDW geeft niet alleen ontheffingen af voor exceptionele transporten, maar ook voor Langere en Zwaardere Vrachtautocombinaties (LZV). Deze worden ook wel Ecocombi’s genoemd. Het aantal LZV’s is in 2010 verder gestegen naar een totaal van 664. Eind 2009 waren dit er nog 398. Het aantal vrijgegeven ‘kerngebieden’ is inmiddels ruim de 500 gepasseerd.
20
Vermoedelijk blijft het aantal LZV’s in Nederland groeien. Om transporteurs beter van dienst te zijn, is in 2010 een nieuwe ontheffingensystematiek ingevoerd. Hierdoor is het is sinds 1 november 2010 mogelijk om één landelijke ontheffing aan te vragen voor alle in Nederland vrijgegeven kerngebieden. Hierdoor hoeft de transporteur niet meer per kerngebied een ontheffing aan te vragen. TOEZICHT EN CONTROLE Erkenningen De RDW verleent verschillende erkenningen aan bedrijven uit de voertuigbranche. Naast erkenningen voor het uitvoeren van de periodieke keuringen (APK) en het inbouwen van gasinstallaties (LPG), snelheidsbegrenzers (SB) en tachografen (TA) verleent de RDW ook erkenningen voor het houden van voertuigen in bedrijfsvoorraad, het rijden met een handelaarskenteken (groene platen) en het produceren van kentekenplaten.
Toezicht op erkenninghouders Door het afleggen van bedrijfsbezoeken controleert de RDW of de erkende bedrijven nog steeds voldoen aan de voorwaarden. Als dit niet het geval is, kan de RDW een sanctie opleggen. Een erkenning kan tijdelijk worden geschorst of definitief worden ingetrokken. Afhankelijk van de erkenning worden erkenninghouders één keer per twee jaar, jaarlijks of halfjaarlijks bezocht. Bedrijfsbezoeken en sancties
In 2010 heeft de RDW in totaal 28.644 bedrijfsbezoeken afgelegd. Ruim 4.000 hiervan vonden plaats bij bedrijven met een erkenning voor het uitvoeren van de APK en het inbouwen van LPG, snelheidsbegrenzers (SB) en tachografen (TA).
21
Het betrof zowel periodieke controlebezoeken als bezoeken naar aanleiding van aanvragen voor een nieuwe erkenning. Ruim 24.000 bezoeken vonden plaats in het kader van een erkenning bedrijfsvoorraad, handelaarskenteken, kentekenplaten en gerelateerde bevoegdheden. De inzet van een lager aantal inspecteurs (vanwege minder fte’s, ziekte en ouderdomsverlof) heeft geleid tot 12% minder bedrijfsbezoeken dan in 2009. Daarnaast is tegelijk een start gemaakt met risicogestuurd toezicht. De bezetting zal in 2011 weer tot het benodigde peil worden aangevuld.
In 2010 heeft de RDW 454 sancties opgelegd aan erkenninghouders APK, LPG, snelheidsbegrenzers en tachografen. Van de erkenninghouders kregen er 202 een waarschuwing, 38 een voorwaardelijke intrekking, 193 een intrekking voor bepaalde tijd. Uiteindelijk kregen 19 bedrijven een intrekking voor onbepaalde tijd. Ook hebben 457 keurmeesters een sanctie opgelegd gekregen.
Het aantal sancties is over de hele linie toegenomen door verdere aanscherping van de uitvoering van het toezichtsbeleid. Deze aanscherping is ingevoerd per september 2010 en bestond voornamelijk uit zwaardere sancties voor het in bedrijfsvoorraad nemen van een voertuig zonder eigendom en het optellen van overtredingen op één controlemoment waardoor de sancties hoger uitvielen. Toezicht op erkenningen In 2010 is het wettelijke APK 2-percentage van 3% gehaald, ondanks dat het keuringsaanbod en het aantal afmeldingen fors hoger was dan voorspeld. Hierdoor dienden er meer steekproeven te worden uitgevoerd. De steekproefnorm voor APK 1 (zware voertuigen) is niet gehaald. Dit is een gevolg van het feit dat ook hier meer afmeldingen zijn geweest dan op voorhand werd verwacht. Het aantal afmeldingen en steekproeven LPG zijn in 2010 fors gedaald. Dit komt onder meer door de opkomst van elektrische voertuigen, waardoor de LPG-inbouw aan populariteit verliest. Uiteindelijk is in 2010 een nagenoeg gelijk aantal steekproeven uitgevoerd in vergelijk met 2009. Dit is gebeurd met minder technische medewerkers.
22
REGISTRATIE EN INFORMATIEVERSTREKKING De RDW registreert de gegevens van bijna tien miljoen voertuigen en hun eigenaren. De databanken bevatten daarnaast ook vaartuig-, verzekerings-, rijbewijs-, bromfietscertificaat- en persoonsgegevens. Deze registers zijn een belangrijke informatiebron voor medeoverheden en private organisaties. Informatieverstrekking uit de registers
23
De RDW registers worden dagelijks geraadpleegd voor handhavingstaken die voortkomen uit Wet- en regelgeving door Politie, Justitie, BZK en instanties met een publiekrechterlijke taak. Voorbeelden hiervan zijn de Wegenverkeerswet en handhaving op de APK- en de WAM-verplichting1. De informatie wordt op twee manieren geleverd. De ene manier is dagelijks een vaste set gegevens voor bijvoorbeeld de opsporing van gestolen voertuigen. De andere manier betreft het bevragen van individuele voertuigen bij bijvoorbeeld een verkeerscontrole. Meer dan de helft van de verstrekte informatie betrof frequent herhaalde verstrekkingen over voertuigen waar iets mee ‘aan de hand is’ voor de zogenoemde ANPR-controles (automatic numberplate recognition) door de Politie. Een substantieel deel van de gevraagde informatie bestaat uit een aantal eenvoudige bevragingen, zoals de controle van APK-goedkeuringen. De tellingen vinden plaats op ontvanger van de berichten. In 2010 is het aantal informatieverstrekkingen aan Politie, Justitie en BZK vergeleken met vorig jaar vrijwel gelijk gebleven. In 2010 is 12% meer informatie verstrekt aan de voertuigbranche. Dit komt doordat Autotaxatie, een provider die in 2009 werd aangesloten, nu voor het eerst het hele jaar informatie van de RDW heeft ontvangen. Ook is er een toename geweest in het aantal structurele leveringen van informatie aan leasemaatschappijen. De informatieverstrekking aan het ministerie van Financiën is in 2010 gestegen met 11%, dit is onder andere een gevolg van de toename van informatieverstrekking over de houderschapsbelasting. Particulieren hebben in 2010 aanmerkelijk minder informatie opgevraagd (- 19%). Dit komt deels door een verschuiving van OVI2 Particulieren naar OVI zakelijk en OVI via mijn-overheid.nl. Daarnaast zijn er maatregelen getroffen om oneigenlijk gebruik van opvragingen op de website tegen te gaan. In 2010 hebben verzekeraars 2% meer informatie opgevraagd bij de RDW. Dit was voornamelijk ter controle van lopende dekkingen. Net als het voorgaande jaar hebben klanten van het BKR in totaal 2,3 miljoen keer de geldigheid van een rijbewijs geverifieerd. Dit zijn voornamelijk banken. Gemeenten hebben 13% meer informatie opgevraagd ten opzichte van 2009. Dit gebeurt vooral door de afdelingen Burgerzaken, Milieuzaken, Parkeerdiensten en Parkeerbelastingen. Burgerzaken is van deze afdelingen de ‘grootste’ afnemer van informatie. In 2010 is vooral meer informatie opgevraagd voor het toezicht op het parkeren en de handhaving van parkeervergunningen. Daarnaast speelt mee dat in de laatste kwartalen van 2009 twee nieuwe diensten zijn geïntroduceerd (online voertuiginformatie voor overheden en parkeervergunningen aanvragen via internet), die in 2010 voor het hele jaar meetellen. Andere partijen die informatie opvragen bij de RDW zijn onder andere het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De RDW stelt steeds meer informatie beschikbaar over bijvoorbeeld het milieu. Net als vorig jaar is er een toename van het aantal informatieverstrekkingen aan deze partijen te zien. Dit komt doordat bestaande klanten meer informatie willen hebben en doordat er veel nieuwe klanten zijn bijgekomen. 27% van alle nieuwe klanten behoren tot de categorie ‘Overigen’. Overige informatieverstrekking
1 2
Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen Online Voertuig Informatie
24
De afgelopen jaren is de trend zichtbaar geworden dat klanten steeds minder bellen en mailen, en steeds meer gebruik maken van internet om antwoord op hun vraag te krijgen. Het aantal telefoontjes daalt al vijf jaar. Het aantal e-mails is sinds 2009 afgenomen, als gevolg van de komst van meer selfservice modules op de internetsite van de RDW. Uit de cijfers blijkt ook dat deze selfservice op de website steeds vaker gebruikt wordt. Ondanks deze ontwikkeling wil de RDW het internet niet per definitie inzetten voor alle informatieverstrekking en dienstverlening. Dit gebeurt alleen als de website ook daadwerkelijk het meest geschikte kanaal is. Voor sommige vragen wil iemand liever bellen, andere zaken regelt hij liever online. Er wordt altijd een afweging gemaakt tussen wat voor de klant het beste en meest wenselijke kanaal is en voor de RDW het meest efficiënte kanaal. De kwaliteit van het klantcontact is continue onder de aandacht. Kwalitatief betere gesprekken leiden tot minder herhaalverkeer en meer tevreden klanten. Een kwalitatief goed gesprek is een combinatie van de juiste gesprekstechniek en -vaardigheden en het verstrekken van de juiste informatie. Een goed beheerde kennisbank en website garanderen die juistheid. DOCUMENTAFGIFTE
Kentekenbewijs deel IA In 2010 zijn 10% meer kentekenbewijzen afgegeven dan in 2009. Zowel de individuele afgifte (11,1%) als de versnelde afgifte (16,3%) zijn toegenomen. De toename betreft vooral personenauto's, kleine zuinige voertuigen met belastingvoordeel. Er zijn minder bijzondere kentekenbewijzen (-6%) afgegeven. Dit is vooral een gevolg van een daling van het aantal transitokentekenbewijzen (-31,1%) en in grensverkeerkentekens (-13,5%). Dit laatste is te verklaren doordat er sinds de inwerkingtreding van het nieuwe voertuigreglement in bepaalde gevallen een keuring nodig is om het kenteken te verkrijgen. Kentekenbewijs deel IB In 2010 zijn er meer tenaamstellingsbewijzen afgegeven dan het voorgaande jaar. De afgelopen jaren is een verschuiving te zien van tenaamstellingen bij Postkantoren (-3%) naar tenaamstellingen bij erkende bedrijven (+15%). Dit is mogelijk het gevolg van de economische situatie en van de toename van het aantal bedrijven met een erkenning Tenaamstellen Voertuigen. Rijbewijzen De gemeenten verzorgen de reguliere afgifte van rijbewijzen. De RDW handelt onder andere de vernieuwingen af van rijbewijzen van Nederlanders die in het buitenland verblijven. Daarnaast verzorgt de RDW het omwisselen van buitenlandse rijbewijzen naar Nederlandse. De levenscyclus van rijbewijzen is 10 jaar. In 2006 zijn de ‘vette’ jaren aangebroken. Deze lopen tot en met 2011. In de vette jaren worden jaarlijks ruim een half miljoen rijbewijzen meer afgegeven dan in de magere jaren. BEZWAAR EN BEROEP De RDW neemt een veelheid aan besluiten waartegen burgers en bedrijven bezwaar kunnen maken op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast legt de RDW als toezichthouder sancties op aan erkenninghouders en keurmeesters. Ook hier bestaat de mogelijkheid van bezwaar, voorlopige voorziening en beroep.
25
Ten opzichte van het voorgaande jaar is het totaal aantal ingediende bezwaren- en beroepschriften en gevraagde voorzieningen afgenomen. Er zijn wel enige verschillen te constateren bij de verschillende organisatieonderdelen. Zo is het aantal bezwaren op beslissingen van de divisie Voertuigtechniek iets gestegen. Het gaat hierbij om bezwaren die worden ingediend naar aanleiding van bijvoorbeeld een intrekking van een erkenning APK, van een bevoegdheid van een APK-keurmeester of van een beslissing omtrent een toelatingskeuring. De bezwaren ten aanzien van beslissingen van de divisie Registratie & Informatie zijn iets gedaald. Bij deze divisie betreft het bezwaren gericht tegen beslissingen van bijvoorbeeld de intrekking van de erkenning Bedrijfsvoorraad, beslissingen over tenaamstellingen van voertuigen of omwisselingen van buitenlandse rijbewijzen voor Nederlandse. Afhandeling bezwaar en beroep
In het totaal aantal afgehandelde bezwaar- en beroepzaken is geen significant verschil ten opzichte van het voorgaande jaar te bespeuren. KLACHTEN EN OMBUDSMANZAKEN Klachten In 2010 zijn totaal 916 klachten binnengekomen bij de RDW. Bij de divisie R&I is het aantal klachten toegenomen, terwijl het aantal klachten bij de divisie VT is gedaald. Dit leidt RDW-breed tot een marginale toename in het aantal klachten ten opzicht van 2009 (+5,6%). De stijging van het aantal klachten binnen R&I (van 116 naar 195) vindt zijn oorzaak in de invoering in 2009 van het elektronische klachtenformulier. Klanten kunnen hierdoor op laagdrempelige wijze hun beklag doen over bijvoorbeeld de afgifte van kenteken- of rijbewijzen. Ondanks de stijging van het aantal klachten bij deze divisie is het percentage gegronde klachten hier gedaald naar 24%. Bij de divisie Voertuigtechniek is het aantal klachten bij nagenoeg alle bedrijfsprocessen gedaald. Zo zijn er minder klachten binnengekomen over afgegeven typegoedkeuringen en over speciale individuele keuringen en de daarmee samenhangende facturen (180). Het aantal klachten over het keuringsproces (zowel individueel als APK) heeft zich gestabiliseerd op 224. Bij de afdeling Toelating Exceptioneel Transport is het aantal klachten licht gestegen. Het betreft hier voornamelijk fouten in afgegeven ontheffingen. Het aantal producten bij deze afdeling is ook toegenomen in 2010. De klachtenindex ligt bij de RDW al enige jaren fors onder de 1%. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt dat het aantal klachten relatief gezien zeer laag is ten opzichte van de totale geleverde productie (zoals aantal uitgevoerde keuringen, gefactureerde orders en afgegeven ontheffingen).
26
In 2010 is 93% van de klachten binnen de RDW-norm van vier weken afgehandeld. Ten opzichte van 2009 is dit een marginale verbetering. Evenals in 2009 is vorig jaar 97% van de klachten binnen de wettelijke termijn van zes weken afgehandeld.
Nationale ombudsman Op grond van de Wet Nationale ombudsman kan een burger een klacht indienen over de RDW. De Nationale ombudsman stelt in beginsel geen onderzoek in voordat de interne klachtenprocedure bij de RDW is doorlopen.
Het aantal ombudsmanzaken is in 2010 verminderd ten opzichte van 2009. Van de 17 binnengekomen klachten in 2010 zijn er 14 zaken in behandeling genomen via de interne klachtenprocedure bij de klachtencoördinatoren. Deze klachten zijn binnen de daarvoor gestelde termijnen afgehandeld. De Nationale ombudsman is in 3 gevallen een onderzoek gestart. De RDW heeft de in dit kader door de Nationale ombudsman gestelde vragen beantwoord. De onderzoeken in die zaken lopen echter nog.
27
1.5
Human Resources: de medewerkers
Personele bezetting In onderstaande overzichten zijn de cijfers 2009 gecorrigeerd (ten opzichte van het jaarverslag 2009) met de aantallen van RDW-Algemeen, zoals overeengekomen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Dit om een juist vergelijk te kunnen maken tussen de jaren. Op RDW-Algemeen staan medewerkers die niet productief zijn voor de RDW en waarvan de kosten op diverse alternatieve manieren worden vergoed. De verdeling over de verschillende organisatieonderdelen per 31 december 2010 is als volgt:
2010 was het tweede opeenvolgende jaar waarin het aantal fte per jaareinde lager is uitgekomen dan het voorafgaande jaar. De gemiddelde bezetting (exclusief RDW-Algemeen en gecorrigeerd voor de PAS-regeling) over 2010 was 1.372,2 fte. In 2009 was de gemiddelde bezetting 1.417,6 fte. In 2010 is actief ingezet op een verdere daling van het personeelsbestand. Daardoor is het aantal fte met 45,4 fte fors gedaald. Leeftijdsopbouw De gemiddelde leeftijd van de RDW-medewerker in 2010 is 46,8 jaar. Dit is een stijging van 0,5 jaar ten opzichte van het voorgaande jaar. De afdeling OVR is de afdeling met de hoogste gemiddelde leeftijd (54,7 jaar). De afdeling met de langste gemiddelde diensttijd (24,5 jaar) is eveneens OVR. De afdeling SEO is met gemiddeld 36,9 jaar de ‘jongste’ afdeling. SEO is ook de afdeling met de kortste gemiddelde diensttijd (6,6 jaar). De gemiddelde diensttijd bij de RDW is 15,8 jaar. 31% van de medewerkers is vrouw. Dit is vrijwel gelijk aan het percentage werkzame vrouwen in voorgaande jaren. In- en uitstroom In 2010 traden er 22 nieuwe medewerkers in dienst (2009: 32) en hebben 75 medewerkers de RDW verlaten (2009: 62). Ziekteverzuim Het ziekteverzuim in 2010 bedroeg 4,5%. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2009 (4,7%). Gemiddeld meldt een medewerker zich 1,6 keer per jaar ziek. In 2009 was dit nog 1,7 keer. De gemiddelde verzuimduur was 11 kalenderdagen, een toename van 0,6 dag.
28
Opleidingskosten In 2010 is gemiddeld € 1.284 per medewerker geïnvesteerd in opleiding en training. Dat komt overeen met 2,2% van de loonsom. Dit is inclusief training ‘on the job’, heroriëntatie en managementleergang Tools.
29
1.6
Financiële resultaten 2010
FINANCIËLE RESULTATEN 2010 stond voor de RDW in het teken van herstel. Bij het opstellen van de begroting voor 2010 hield de RDW weer rekening met een moeilijk jaar. Er werd voor 2010 een lichte verbetering van de marktomstandigheden verwacht. Dit resulteerde in een begroot tekort van € 6,9 miljoen. Het recessiejaar 2009 eindigde uiteindelijk € 5 miljoen beter dan de prognose. Desondanks bedroeg het exploitatietekort in 2009 € 5,3 miljoen. De kosten zijn in 2010 goed in de hand gehouden. Het herstel van het laatste kwartaal van 2009 zette ook in 2010 door. Als er niet een aantal incidentele grote kostenposten was geweest, dan was het eindejaarsresultaat veel beter uitgekomen. Bij het opstellen van het FMB 2011, halverwege 2010, is daarom al een beter resultaat voor 2010 geprognotiseerd: een tekort van € 2,6 miljoen. Uiteindelijk heeft het herstel zich boven verwachting doorgezet, waardoor 2010 zelfs met een klein positief resultaat is geëindigd.
De opbrengsten (inclusief de subsidie Nieuw Rijbewijs) zijn in 2010 met € 10,4 miljoen gestegen naar afgerond € 188,5 miljoen. De tariefsverhoging bedroeg nacalculatorisch 2,65%. Hierin is geen rekening gehouden met tariefsmutaties voor drempeltarieven schorsen en vervangend kenteken en de rijkskostencomponent uit het rijbewijstarief (anders is de tariefsverhoging 3,56%). De omzetstijging werd echter voor het grootste deel veroorzaakt door een onverwacht grote stijging van de omzet in het cluster Afgifte Documenten. Dit betrof met name de delen IA, overige documenten en schorsingen. Het herstel van de autoverkopen heeft zich onverwacht snel doorgezet, vooral in het segment kleine voertuigen. Voor de omzet van de RDW is het niet van belang welk type auto wordt verkocht. De omzet op Afgifte Documenten steeg uiteindelijk met 14%.
30
Onderstaande tabel geeft de omzetveranderingen op de diverse clusters weer:
De omzetstijging op de betreffende clusters komt deels door de tariefstijging die in 2010 is doorgevoerd en deels door toename van volumes. De toename van volumes deed zich vooral voor bij Kentekenonderzoek vanwege een herstel van de import na de recessie in 2009. De daling bij Informatieverstrekking komt door een afname bij het verstrekken van betaalde online informatiediensten doordat een aantal diensten nu gratis wordt verstrekt. De Overige inkomsten is omzet van opdrachten die voor derden (andere overheden) zijn uitgevoerd. Met name het stopzetten van Anders Betalen voor Mobiliteit maakt dat deze inkomsten zijn achtergebleven. De bedrijfslasten zonder de financiële baten en lasten zijn in 2010 met € 4,2 miljoen gestegen tot een niveau van afgerond € 188 miljoen. Belangrijkste oorzaak zijn de bijzondere baten en lasten. In 2009 was er een bijzondere bate van € 2,6 miljoen door een vrijval in de voorziening ambtsjubileum. In 2010 is een bijzondere last ontstaan van € 4,2 miljoen voor de vorming van een voorziening voor het toekomstige gebruik van de PAS-regeling door personeelsleden waarvan de feitelijke verplichting op balansdatum is ingegaan. De capaciteitskosten van deze regeling werden tot nu toe niet onderkend. De personele bezetting nam na de daling met 30 medewerkers in 2009, ook in 2010 af. In 2010 daalde de bezetting met 53 medewerkers naar 1.497 medewerkers (1.362,5 fte). De gemiddelde personele bezetting in 2010 was 1.372,2 fte (voorgaande cijfers zijn gecorrigeerd voor de PAS-regeling en de medewerkers die in het verslagjaar kostenneutraal op de loonlijst van de RDW staan). De salarissen en wachtgelden (lonen, pensioen, sociale lasten, personeelsvoorzieningen) bleven ondanks algemene salarisverhoging, jaarlijkse periodieken en hogere eindejaarsuitkering in 2010 gelijk aan 2009. Het lagere aantal fte compenseerde deze kostenstijgingen. Door de temporisering van projecten vanaf 2009 is de inhuur van externen voor projecten in 2010 € 1,9 miljoen lager dan 2009. De variabele kosten zijn € 2,6 miljoen lager dan 2009. Dit is gerealiseerd door een besparing op de verzendkosten door een nieuw contract, minder kosten voor de GBA-/ KvK-berichten door een prijsverlaging per bericht en lagere volumes en waardedocumenten. Door diverse kleine voordelige verschillen zijn de algemene kosten in 2010 € 1,1 miljoen lager dan in 2009. De ‘Kosten voor projecten’ kende in 2010 een kostenstijging van € 1,9 miljoen ten opzichte van 2009. Dit komt vooral door de schadeloosstelling voor het NAP-register en kosten voor Servicehuis Parkeren. Als deze kosten buiten beschouwing worden gelaten, blijkt dat de gerealiseerde projectkosten zijn achtergebleven. In 2010 zitten naar verhouding veel projecten in de opstartfase en deze zijn in de loop van 2010 pas gestart. De ICT-kosten gaan in de meeste gevallen voor de besparingen en efficiencyslagen uit. De belangrijkste projecten/ programma’s waaraan in 2010 is gewerkt zijn:
31
Tegenover de projectkosten van een aantal van deze projecten stonden ook opbrengsten bijvoorbeeld in de vorm van subsidies. Ten opzichte van 2009 stijgen de afschrijvingslasten met € 0,7 miljoen. Dit is vooral een gevolg van de investeringen in het mainframe en een aanpassing in de administratieve verwerking van de kantoorautomatisering. Als gevolg van de daling van de liquiditeitspositie van het afgelopen jaar en een daling in het rentepercentage is het renteresultaat met € 0,5 miljoen gedaald. Het exploitatieresultaat in 2010 is € 0,3 miljoen. De afwijking van € 7,2 miljoen ten opzichte van het begrote exploitatietekort van € 6,9 miljoen is vooral ontstaan door de meevallende omzet van het cluster Afgifte Documenten. Deze onverwacht grote verbetering van de omzet, de inspanningen op kostenbeheersing, de kostenbesparing door de afname van het aantal fte en de achterblijvende projectkosten maakten het mogelijk de bijzondere last voor de PAS-regeling in het resultaat te nemen en toch een positief resultaat te behouden. Eigen vermogen en reserves Met een netto resultaat van + € 0,3 miljoen is het eigen vermogen met 1% toegenomen tot € 44,3 miljoen. Het eigen vermogen is wel € 12,1 miljoen hoger uitgekomen dan in het FMB van 2010 was begroot. Dit komt vooral, omdat het resultaat in 2009 € 5 miljoen en in 2010 € 7,2 miljoen beter was dan halverwege 2009 op het diepste punt van de crisis bij het opstellen van de begroting van 2010 werd voorzien. De structurele reserve is met 19,4% onder de maximale 20% van het balanstotaal gebleven. Investeringen De investeringen in materiële en immateriële vaste activa bedroegen in 2010 € 12,0 miljoen. € 3,8 miljoen is geïnvesteerd in onder andere het huisvestingsconcept Zoetermeer, een stuk grond bij het Test Centrum Lelystad en een investering in de testbaan. Daarnaast zijn er diverse investeringen gedaan in automatiseringsbenodigdheden en in een computervloer voor het nieuwe uitwijkcentrum. In 2010 is € 2,5 miljoen geïnvesteerd in immateriële vaste activa: € 1,1 miljoen in de aanschaf van externe software en € 1,4 miljoen in door de RDW ontwikkelde software. Dit laatste betreft een verbetering in het typegoedkeuringsproces en de ontwikkeling van het beheer en de aansluiting op de RDW-infrastructuur van het register voor parkeer- en verblijfsrechten.
32
Treasury Sinds 2003 participeert de RDW in het zogeheten schatkistbankieren. Hierbij roomt het ministerie van Financiën dagelijks de standen op de bankrekeningen van de RDW af. De RDW ontvangt interest over het positieve saldo. De liquiditeit is in 2010 met € 8,4 miljoen gedaald naar € 13,6 miljoen. Dit is voornamelijk het gevolg van de aflossing van de lening van € 12 miljoen bij het ministerie van Financiën. In 2010 is een nieuwe leencapaciteit van € 5,0 miljoen overeengekomen met het ministerie van Financiën. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een garantie afgegeven voor de nakoming van de rente- en aflossingsverplichtingen uit deze overeenkomst. Aanvullend is een bancaire leencapaciteit van € 9 miljoen, waarvan € 5 miljoen voorwaardelijk, in de afrondende contractuele fase. FINANCIËLE VOORUITZICHTEN In het FMB 2011 is rekening gehouden met het herstel dat in 2010 heeft plaatsgevonden. Cumulatief wordt in 2011 met een nagenoeg gelijke omzet gerekend als was geprognotiseerd voor 2010. De kostenbesparingen door inkrimping van de personele bezetting werken ook in 2011 door. Het verwachte exploitatietekort komt hiermee uit op € 0,5 miljoen. Omzet en tariefontwikkeling Voor 2011 wordt een omzetdaling van € 2 miljoen verwacht ten opzichte van 2010. Er is gerekend met een tariefswijziging van gemiddeld genomen 0%. Kostenontwikkeling In het FMB 2011 is in een verdere afname van het aantal fte voorzien. Niettemin is er door kosten voor loonindexeringen en periodieken sprake van een geringe stijging op de kosten voor Salarissen. Wel stijgen de kosten voor de externe inhuur op formatieplaatsen door extra taken bij R&I en de inrichting van het nieuwe onafhankelijke platform bij ICT. In 2011 is geen rekening gehouden met een temporisering op projecten, zoals die zich in 2010 heeft voorgedaan. Daarom zal ook de externe inhuur op projecten in 2011 hoger zijn dan in 2010. Ook zullen de Algemene kosten in 2011 hoger zijn dan in 2010 door de prijsindexatie, die leveranciers doorberekenen en door eenmalige besparingen in 2010, die zich in 2011 niet meer voordoen. Reserves De in het FMB verwachte eindwaarde van het eigen vermogen per eind 2011 was € 40,9 miljoen. Na de definitieve vaststelling van het resultaat over 2010 zal deze in 2011 uitkomen op € 43,8 miljoen. De structurele reserve bedraagt in overeenstemming met de verwachting ca.19% van het balanstotaal. De verwachting is dat de reserve ook in 2011 toereikend zal zijn. De conjunctuurreserve daalt conform het FMB met € 0,8 miljoen. Uitgaande van de reserve per 31 december 2010 daalt de reserve daardoor tot € 6,1 miljoen. De bestemmingsreserve Rijbewijzen groeit conform het FMB naar € 11,6 miljoen. Voor de uitputting van de reserve Flankerend beleid is in 2011 € 1 miljoen voorzien voor de effecten van de verdere uitwerking van de Vernieuwing Rijksdienst. Het is niet uitgesloten dat de uitputting van de reserve Flankerend beleid door voortschrijdend inzicht aanzienlijk meer zal zijn dan de begrote € 1 miljoen. Voor de reserve Beleidsinitiatieven is nog niet duidelijk of en wanneer nieuw beleid voor de kentekening van landbouwvoertuigen wordt uitgevoerd. Investeringen en financiering De investeringen groeien met € 3,5 miljoen naar € 15,5 miljoen in 2011. Voor de immateriële investeringen is € 3,2 miljoen begroot. De begroting voor investeringen in materiële vaste activa bedraagt € 12,3 miljoen. De verbouwingen in Groningen en Zoetermeer en de aanschaf van automatiseringsapparatuur zijn enkele grotere investeringen. Met het begrote exploitatieverlies en onder druk van de investeringen zal de liquiditeit per eind 2011 € 5 miljoen lager zijn dan per eind 2010. 33
1.7
In control verklaring
I. Visie en ambities ten aanzien van de bestuursmededeling en het in control zijn De directie van de RDW ziet risicomanagement als een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering. Het risicobeheersingsplan wordt jaarlijks geactualiseerd door het management van de RDW, waarna het wordt afgestemd met de Auditcommissie en de Raad van Toezicht. Op basis van de risicoanalyse zijn strategische restrisico’s gedefinieerd, oorzaak en gevolg in kaart gebracht en zijn preventieve actieplannen opgesteld. Deze plannen zijn geïntegreerd in de afdelingsplannen van de divisies en afdelingen. In 2010 zijn deze voortvarend opgepakt. II. Toelichting op het door de organisatie gehanteerde risicomanagementraamwerk Risicoanalyse De RDW beschikt over een actuele risicoanalyse die door het management is opgesteld. Op basis van deze analyse zijn strategische restrisico’s gedefinieerd, zijn oorzaak en gevolg in kaart gebracht en zijn preventieve actieplannen opgesteld. Deze plannen zijn geïntegreerd in de afdelingsplannen van de divisies en afdelingen. In het laatste kwartaal van het jaar wordt de risicoanalyse voor het volgend jaar geactualiseerd. Interne beheersmaatregelen Op basis van de bestaansgrond en de missie van de RDW is de Strategie opgesteld. In dit plan zijn strategische doelstellingen geformuleerd waarmee de RDW aangeeft via welke weg het op langere termijn de missie wil realiseren. De Strategie wordt jaarlijks op actualiteit bezien en eens per drie jaar vernieuwd. Daarbij vindt afstemming plaats met de Raad van Toezicht, het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Ondernemingsraad en medewerkers van de RDW. Vervolgens wordt het plan nog aangepast en eind januari verspreid binnen de organisatie, aan de OR en aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De verschillende projecten en activiteiten die we bij de RDW uitvoeren om de dienstverlening te verbeteren en de organisatie op een hoger plan te brengen, zijn terug te vinden in de Jaaragenda. Deze zijn dus de concrete invulling van hoe de strategische doelstellingen worden gerealiseerd in het betreffende jaar. Op basis van de Strategie en de Jaaragenda worden de divisie- en afdelingsplannen opgesteld. In deze plannen staat hoe de verschillende divisies en afdelingen bijdragen aan het realiseren van de Jaaragenda, en daarmee de Strategie. Afspraken uit die divisie- en afdelingsplannen worden opgenomen in zogenoemde managementcontracten. Deze dienen om gedurende het jaar goed te kunnen bekijken of en hoe de activiteiten worden uitgevoerd. Per kwartaal bespreekt de directie de voortgang met de divisie- en afdelingsmanagers. Er zijn interne beheersmaatregelen (zoals procedures) voor het maken van de begroting, de financiële administratie en verslaglegging, voor primaire en ondersteunende processen en voor geprogrammeerde controles en logische toegangsbeveiliging. De interne controleafdeling van de RDW ziet toe op de naleving van deze beheersmaatregelen. In een enkel geval gebeurt dat in samenwerking met de externe accountant. Jaarlijks wordt hierover gerapporteerd aan de directie en de Raad van Toezicht. Zo nodig volgen verbeteracties. De voortgang van de verbeteracties wordt met de directie en de Raad van Toezicht besproken. Binnen de RDW wordt de Prince2-methodiek toegepast voor projectbeheersing. Per kwartaal wordt gerapporteerd over de voortgang van de projecten aan het MT, de directie en de Raad van Toezicht. Handvest Publieke Verantwoording In het kader van het Handvest Publieke Verantwoording wordt de RDW periodiek gevisiteerd door het Visitatiecollege. Het object is de manier waarop de RDW zijn publieke verantwoording organiseert en daaraan invulling geeft. De aandachtspunten uit deze Visitatie worden verwerkt in de managementcontracten van het MT. De voortgang wordt elk kwartaal besproken met de directie.
34
Betrouwbaarheidsmanagement Vele partijen maken gebruik van de gegevens die bij de RDW zijn opgeslagen. Betrouwbaarheid van deze gegevens is dus uitermate belangrijk. Een goede beveiliging van de systemen en van de communicatie met andere organisaties is een vereiste. Betrouwbaarheidsmanagement bij de RDW bestaat uit verschillende elementen. Audits De RDW voert diverse audits uit. Een daarvan is de audit waarbij wordt gekeken of de registers, processen en beheersingsmaatregelen voldoen aan het door de directie geaccordeerde normenkader. In 2010 zijn drie audits uitgevoerd: één op het Basis Kenteken Register (BKR), één op het Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificaten Register (CRB) en één op het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid (VIR). De audits hebben aangetoond dat de systemen voldoen aan de daaraan gestelde normen. Ook in 2011 zullen audits plaatsvinden, in ieder geval op het BKR en het CRB. BKR en CRB Door de externe accountant is in 2010 vastgesteld dat het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van de gegevensverwerking in en rondom deze registers voldeed aan de in opzet, bestaan en werking gestelde normen. VIR De RDW moet voldoen aan het VIR, het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid. Onderdeel van het VIR is het evalueren en zo nodig aanpassen van het beveiligingsbeleid. In 2010 heeft de externe accountant als onafhankelijke auditor vastgesteld dat de RDW voldoet aan het VIR, waarmee de RDW dus ‘VIR-proof’ is. Nieuw beveiligingsconcept In 2010 is het ICT Bedrijf van RDW gecertificeerd conform ISO 27001, een internationale standaard voor informatiebeveiliging. Belangrijk aspect is het kwantificeren van risico’s en op basis hiervan beheersmaatregelen te implementeren. De RDW is in 2010 gestart om ook alle divisies en stafafdelingen conform ISO 27001 te certificeren. III Nadere specificatie belangrijkste risico’s/thema’s en voorgestelde beheersingsmaatregelen Het risicobeheersingplan heeft twee aandachtsgebieden waar de RDW een mogelijk risico loopt. Per aandachtsgebied worden concrete, meer specifieke risicogebieden onderkend. Om de (mogelijke) risico’s te beheersen worden preventieve maatregelen voorgesteld. De volgende aandachtsgebieden worden onderscheiden: Politiek: De RDW is voor de taakuitvoering afhankelijk van besluitvorming in ‘Den Haag’ en in toenemende mate van ‘Brussel’. Deze afhankelijkheid van de politiek beïnvloedt onze bedrijfsvoering en kan leiden tot meer en minder werk. De RDW hecht daarom aan goede samenwerking en overleg met het ministerie op strategisch en tactisch niveau. Ook hecht de RDW aan transparante communicatie en verantwoording over meerjarenplannen en bedrijfsvoering. -
Bezuinigingen nieuwe kabinet: Het kabinet Rutte heeft een regeerakkoord gepubliceerd. Een aspect van het regeerakkoord is de hierin beschreven intentie om tot meer samenwerking te komen tussen overheidsorganisaties. Los van de eigen ambitie om meer met en voor andere publieke organisaties te werken, zal de RDW op zoek gaan naar mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan een meer compacte rijksdienst.
Slagvaardigheid: Het is belangrijk dat de RDW slagvaardig kan inspelen op veranderingen in zijn omgeving. Om goed en vooral tijdig op veranderingen in te kunnen spelen moet de interne organisatie, de personele
35
kwantiteit en kwaliteit afgestemd zijn op de marktbehoefte. Voorwaarden zijn ondermeer een goede financiële basis en innovatief vermogen (bijv. het doorzetten van ICT vernieuwing). -
Vergrijzing RDW personeel: Het rijk heeft de ziekte- en pensioenregelingen aangescherpt en een fte-reductiedoelstelling opgelegd voor de periode tot einde 2011. Ook voor de inleen van tijdelijk personeel geldt voor de centrale overheid een beperking. Dat betekent dat er nauwelijks ruimte is voor het aantrekken van nieuw personeel als steeds meer collega’s de dienst verlaten door pensionering. De gemiddelde leeftijd van de vaste personele bezetting van RDW is 46,8 jaar (2009: 46,3 jaar) en stijgt jaarlijks. Daarnaast wordt de inzetbaarheid en flexibiliteit van vaste medewerkers bij nieuwe, vaak digitale, processen en wijziging van organisatiestructuren steeds vaker een issue. De RDW wil groeien naar een proactieve organisatie. Om deze ambitie te realiseren met de beschikbare capaciteit zal de druk op de vaste bezetting toenemen. Het is daarom absoluut noodzakelijk om de jonge generatie te laten instromen bij de RDW. Zodoende wordt een evenwichtige leeftijdopbouw gecreëerd en daarmee de continuïteit van de dienstverlening van RDW zeker gesteld. Het strategisch HR-beleid draagt bij aan de vergroting van de employability van het RDW personeel. Hierin wordt de eigen verantwoordelijkheid van de medewerkers benadrukt en worden passende instrumenten aangeboden zoals het functiehuis, opleidingen, personeelsplanning, mobiliteitsbeleid en integraal gezondheidsmanagement.
-
Migratie Mainframe naar Doelplatform: Uitgangspunt bij de migratiestrategie is het minimaliseren van de risico’s in de bedrijfsvoering. De bedrijfszekerheid blijft voorop staan. Om de continuïteit van de bedrijfsvoering niet te verstoren wordt de migratie naar een nieuw productieplatform stap voor stap uitgevoerd in plaats van ineens (big bang). Nadat de op het mainframe aanwezige Delta Cobol-applicaties platformonafhankelijk zijn en andere noodzakelijke voorbereidingen zijn getroffen, volgt een geleidelijke overgang van de productieomgeving van het huidige platform (Unisys OS2200/RDMS) naar het nieuwe platform (Wintel). De informatiesystemen worden stapsgewijs in tranches overgebracht. De daadwerkelijke migratie (fase 2) is gestart in april 2010. Naar huidig inzicht zal deze in het derde kwartaal van 2011 worden afgerond. Kritisch pad is de opbouw van voldoende kennis en ervaring van de betrokken RDW-medewerkers om het nieuwe platform op het overeengekomen serviceniveau te kunnen beheren. Met Unisys is overeengekomen om het lopende contract met zes maanden te verlengen tot 31 december 2011 voor het geval er tegenvallers zijn bij dit project met uitloop als gevolg.
Voor het geval de risico’s zich manifesteren wordt naast specifieke reserves en/of voorzieningen een structurele reservepositie van maximaal 20% van het balanstotaal aangehouden. IV In control statement Verantwoordelijkheden en toetsingen De directie is verantwoordelijk voor de opzet en werking van de op de RDW toegesneden interne risicobeheersings- en controlesystemen. Deze systemen zijn ingericht om significante risico’s te beheersen en om de realisatie van operationele en financiële doelstellingen te waarborgen. De interne risicobeheersings- en controlesystemen van de RDW kunnen echter geen absolute zekerheid bieden tegen het niet realiseren van de doelstellingen van het bedrijf; noch kunnen deze systemen alle onjuistheden van materieel belang, verlies en fraude geheel voorkomen. In 2004 is de ‘Code Goed Bestuur’ door de Handvestgroep Publiek Verantwoorden opgesteld. Om zijn verantwoordelijkheden te kunnen dragen, heeft de directie de interne risicobeheersings- en controlesystemen van de RDW gedurende het verslagjaar op systematische wijze geanalyseerd, geëvalueerd en bewaakt. De directie heeft de effectieve werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen vastgesteld. Zowel de opzet, de werking en de aangebrachte significante verbeteringen zijn besproken met de Auditcommissie en de Raad van Toezicht.
36
Conclusie De directie is van mening dat de risicobeheersings- en controlesystemen adequaat zijn ingericht en effectief hebben gewerkt. Het geheel van de hierboven bedoelde werkzaamheden heeft geen indicaties opgeleverd die afbreuk doen of zouden moeten doen aan onze conclusie. De directie Zoetermeer, 11 maart 2011 drs. J.G. Hakkenberg drs. H. van Santen
37
1.8
Governance
RDW De RDW is een tariefgefinancieerd, zelfstandig bestuursorgaan dat op basis van de Wegenverkeerswet wettelijke, en door de minister van Infrastructuur en Milieu opgedragen taken uitvoert. Hieronder een overzicht van de taken en bevoegdheden van de diverse partijen: Minister van Infrastructuur en Milieu > Heeft ministeriële eindverantwoordelijkheid over de RDW. > Houdt toezicht op hoofdlijnen op het functioneren van de RDW. > Wordt geïnformeerd door de Raad van Toezicht en de directie van de RDW. > Geeft goedkeuring aan onder meer de begroting en de tarieven. > Benoemt de leden van de Raad van Toezicht. > Keurt de bezoldiging van de directie goed. Raad van Toezicht > Ziet toe op de werkzaamheden van de directie en staat die met raad ter zijde. > Geeft goedkeuring aan onder meer de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening, het rechtspositiereglement van het personeel, de bezoldiging van de directie en investeringen. > Legt verantwoording af aan de Minister over het eigen functioneren. > Heeft een Auditcommissie en een Remuneratiecommissie. > Benoemt de leden van de directie. > Bestaat uit vijf leden. Directie RDW > Is belast met de dagelijkse leiding van de RDW. > Is verantwoordelijk voor de uitvoering van de opgedragen taken. > Ziet toe op een correcte naleving van mandaatregelingen, het informatiestatuut, het reglement voor het financiële beheer en van toepassing zijnde wet- en regelgeving. > Laat zich daarbij bijstaan door een managementteam. > Legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht en de Minister over het gevoerde beleid. > Verstrekt de Minister inlichtingen die deze ten behoeve van zijn taakuitoefening nodig oordeelt. > Bestaat uit twee leden. OVERIGE BELANGHEBBENDEN Voor een goede uitvoering van de publieke taken onderhoudt de RDW op gestructureerde wijze relaties met diverse andere ministeries en overheidsinstellingen, verschillende sectoren in de voertuigbranche, verzekeraars, leasemaatschappijen en met individuele branche- en belangenorganisaties. Gebruikersoverleg voertuigbranche Het gebruikersoverleg voertuigbranche bevordert de aansluiting tussen de werkwijze van de voertuigbranche en de RDW. Het bespreekt naast onderwerpen op voertuigtechnisch gebied en regelgeving ook tarieven van de RDW, de strategie en de jaaragenda van de RDW. Deelnemers zijn vertegenwoordigers van de RDW en organisaties uit de voertuigbranche en van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
38
Branche Begeleidingsgroep (BBG) De Branche Begeleidingsgroep overlegt periodiek over voertuigdocumenten en registratie, en stemt specifieke onderwerpen, nieuwe diensten en voornemens van de RDW af. Deelnemers zijn vertegenwoordigers van de RDW en verschillende brancheorganisaties. Stichting Overlegorgaan APK (SO APK) Deze stichting adviseert de minister van Infrastructuur en Milieu over aangelegenheden in het kader van de APK. Deelnemers zijn alle bij de APK betrokken partijen. Ter afstemming van (beleids-)ontwikkelingen voeren de RDW en haar belangrijkste opdrachtgever, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, naast het periodieke overleg met de directie en met de Raad van Toezicht, gestructureerd overleg in een aantal overleggremia: Managementoverleg Implementatie (MOI) Het MOI bewaakt de voortgang en implementatie van regelgeving en richtlijnen. Coördinatieberaad Voertuigbeleid (CBV) Het CBV richt zich op beleidsvoorbereiding, implementatie en uitvoering van (inter)nationale regelgeving op voertuigtechnisch gebied. Coördinatieberaad Documenten en Informatie (CDI) Het CDI richt zich op beleidsvoorbereiding, implementatie en uitvoering van (inter)nationale regelgeving op het gebied van documenten en gegevens van voertuigen en hun eigenaren. Voor rijbewijzen voeren het Ministerie en de RDW daarnaast overleg met de overige ketenpartners binnen de rijbewijsketen in het Coördinatie Overleg Rijbewijzen en Certificaten (CORC). Overlegorgaan Centrale Ontheffingsverlening (OCOV) In het OCOV geïnitieerd door de RDW, neemt de overheid deel (KLPD, BVOM, I&M, Rijkswaterstaat, IPO, VNG, Unie van Waterschappen) en belangenorganisaties (TLN, EVO, Cumela, Vereniging Transportbegeleiders (VTB), Vereniging Vertikaal Transport (VVT)). Providers Er zijn diverse overleggen met providers. Zo vindt jaarlijks een providerbreed overleg plaats (onder andere als toelichting op de jaarbrief). Structureel en regulier vindt overleg plaats met de providers op het gebied van de dienstverlening (communicatiediensten en informatiediensten). Indien wenselijk worden ook thematische bijeenkomsten georganiseerd. Dit laatste is afhankelijk van de wijzigingen die doorgevoerd worden en die de dienstverlening met de providers raken.
PUBLIEKE VERANTWOORDING De maatschappelijke positie van de RDW vereist een kwalitatief hoge dienstverlening en een zorgvuldige publieke verantwoording. Om daar invulling aan te geven is de RDW onder meer lid van de Rijksbrede Benchmarkgroep, de Manifestgroep en de Handvestgroep. Rijksbrede Benchmarkgroep Deze groep bestaat uit 33 uitvoeringsorganisaties die zich regelmatig met elkaar vergelijken daar waar het de bedrijfsvoering betreft. De aangesloten organisaties hebben als doel gesteld van elkaar te leren om zodoende de bedrijfsvoering te verbeteren. Zie ook www.rbb-groep.nl.
39
Manifestgroep Sinds 2005 is de RDW lid van de Manifestgroep. In totaal doen twaalf grote uitvoeringsorganisaties hieraan mee. De leden van de Manifestgroep spannen zich gezamenlijk in om de elektronische dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren. Handvestgroep Publiek Verantwoorden en Code goed bestuur uitvoeringsorganisaties De Handvestgroep Publiek Verantwoorden bestaat uit twaalf uitvoeringsorganisaties. Ze wil zich naast het afleggen van verantwoording aan de verantwoordelijke minister vanwege diens ministeriële verantwoordelijkheid, tevens publiek verantwoorden over de kwaliteit van dienstverlening. De leden handelen daarbij volgens de thema’s Kwaliteit, Prijs/prestatie, Transparantie en Responsief handelen en participatie. Toetsing aan deze thema’s vindt plaats via periodieke visitaties door een onafhankelijk Visitatiecollege. Bij de RDW is in 2003 en 2009 een dergelijke visitatie uitgevoerd. Daarnaast geven de leden van de Handvestgroep uitvoering aan de “Code Goed Bestuur uitvoeringsorganisaties”. Deze door de groep opgestelde code bevat regels waar de bedrijfsvoering aan moet voldoen en hoe hierover publiekelijk verantwoording moet worden afgelegd. De RDW onderschrijft de code. Bij de implementatie ervan binnen de RDW zijn de reglementen van directie en raad van toezicht aangepast, zijn de relevante documenten op de website geplaatst en is zowel de reguliere jaarverslaglegging als die van de raad van toezicht aangevuld. Dit jaarverslag over 2010 en het hierin als bijlage gevoegd verslag van de raad van toezicht bevat de informatie die er ingevolge de Code Goed Bestuur in moet zijn opgenomen, zoals de rapportage over de doelstellingen van de RDW, de verklaring over de werking van de interne risicobeheersing- en controlesystemen, en de gegevens van de leden van de directie en de Raad van Toezicht. De RDW handelt volgens de bepalingen van de code en voldoet aan de verschillende uit de code voortvloeiende verplichtingen. Er zijn in 2010 geen besluiten genomen waarbij sprake zou zijn van tegenstrijdig belang van de directie of leden van de Raad van Toezicht. Afwijkingen van de code goed bestuur uitvoeringsorganisaties zijn: 1. de Wegenverkeerswet bepaalt dat de leden van de raad van toezicht van de RDW slechts eenmaal herbenoembaar zijn voor een periode van vier jaar, en 2. de profielschets van de raad van toezicht is niet door de raad zelf opgesteld, maar is bij de verzelfstandiging van de RDW opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat en is niet op de site van de RDW geplaatst. Zie ook www.publiekverantwoorden.nl.
40
1.9
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
De maatschappelijke positie van de RDW vereist een kwalitatief hoge dienstverlening en een zorgvuldige publieke verantwoording. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen hanteert de RDW hiertoe een aantal thema’s. Het gaat om de bereidheid van een organisatie om verantwoordelijkheid te nemen voor de gevolgen die haar activiteiten en beslissingen hebben op mens, milieu en maatschappij en om daar publiek verantwoording over af te leggen. Algemeen De RDW heeft stappen ondernomen voor het structureel inbedden van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) in de organisatie. De aanleiding hiervoor was een in opdracht van de directie uitgevoerde nulmeting naar duurzaamheid in de bedrijfsvoering bij de RDW. De meting laat zien dat de RDW het op gebieden als wet- en regelgeving, HR-beleid en communicatie met klantengroepen goed doet. De RDW hanteert het beleid om duurzame inkoop en het nieuwe vervoerplan ten uitvoer te brengen en om nieuwe initiatieven uit de organisatie aan te moedigen. In 2010 is gestart met het formuleren van een duidelijk ambitieniveau, een programma met samenhangende plannen en met transparantie te organiseren over de voortgang. Om voorbereid te zijn op de toekomst streeft de RDW naar afstemming met stakeholders over welke bijdrage de RDW kan leveren aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op het gebied van mobiliteit en milieu. Door zowel in het primaire proces als in de bedrijfsvoering van RDW actief te zijn op het gebied van MVO, wordt de geloofwaardigheid van de organisatie versterkt. Duurzaamheid en innovatie blijken in de praktijk vaak samen te gaan. Daarmee wordt de aantrekkingskracht van de organisatie voor nieuwe (jonge) medewerkers vergroot en met procesinnovaties zijn vaak de grootste verbeterslagen te maken op het gebied van kostenbesparingen en efficiency. Maatschappelijk verantwoord ondernemen in 2010 In 2010 heeft de RDW verschillende activiteiten uitgevoerd op een aantal thema’s. Deze thema’s zijn: milieu, goed werkgeverschap, internationale kennisdeling en duurzaam inkopen. Milieu: CO2 en Energie De RDW voert een pilot ‘Elektrisch rijden en gedragsbeïnvloeding CO2’ uit. Ook werkt de RDW mee aan mobiliteitsconvenanten in Groningen en de Randstad. De RDW heeft voertuiggegevens uit het kentekenregister beschikbaar gemaakt voor ondersteuning van het milieubeleid en onderzoek naar de CO2-uitstoot van het Nederlandse wagenpark. Voor de bedrijfsvoering voldoet RDW aan de wettelijke milieueisen. In 2010 is een nieuw vervoerplan ingevoerd. Onderdeel daarvan is de overgang naar categorie A-, B-, Cleaseauto’s, het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en videoconferencing tussen de drie grote vestigingen van de RDW. Het milieubeleidsplan wordt uitgevoerd. . Binnen RDW-ICT wordt aandacht besteedt aan Green-IT. Op het vlak van kantoorautomatisering is de migratie ingezet naar LCD-beeldschermen en Thin-clients die beduidend minder stroom verbruiken. Daarnaast is in het voorjaar van 2011 een verhuizing aanstaande van één van de twee computervloeren naar een nieuw energiezuinig ingerichte computervloer. Bij de nieuwe computervloer wordt er gewerkt met warme en koude straten waardoor er effectief met de energie wordt omgegaan op de vloer. Goed werkgeverschap: Zowel in 2009 als in 2010 is de RDW in onderzoek van Intermediair naar voren gekomen als beste werkgever in de publieke sector. De RDW heeft een integriteitsbeleid en een gedragscode voor alle medewerkers. Daarnaast heeft de RDW een strategisch HR-beleid waarin aandacht is voor de ontwikkeling van medewerkers en de balans tussen werk en privé. Eens in de drie jaar houdt de RDW een medewerkerstevredenheidsonderzoek. Verbeterpunten die daaruit voortkomen worden uitgevoerd. In de CAO voor 2011 is het recht opgenomen dat, behoudens uitzonderingen, minimaal 20% van de werktijd thuis gewerkt kan worden.
41
Ook heeft de RDW een begin gemaakt met de inrichting van faciliteiten voor Het Nieuwe Werken (HNW) en wordt er een programma gemaakt om HNW integraal te plannen en te implementeren. De RDW werkt samen met universiteiten en hogescholen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast zijn afspraken gemaakt voor traineeships en stageplaatsen. Internationale kennisdeling: In het primaire proces is er kennisdeling met nieuwe EU-landen. Dit gebeurt tegen minimale kosten met EUCARIS en in EReg-verband. De RDW ondersteunt (potentieel) nieuwe EUlidstaten bij de inrichting van het registratie- en toelatingsbeleid. Duurzaam inkopen: De RDW ontwikkelt ambities om duurzaam in te kopen. Bij enkele door de RDW uitgevoerde Europese aanbestedingen zijn de minimumeisen van SenterNovem voor duurzaam inkopen reeds opgenomen. In het voorjaar van 2011 wordt een nulmeting uitgevoerd.
42
2. FINANCIEEL VERSLAG Jaarrekening RDW 2.1 Balans per 31 december 2010
43
2.2 Exploitatierekening 2010
44
2.3 Kasstroomoverzicht 2010
45
2.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Per 1 juli 1996 is de wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet, houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, in werking getreden. Vanaf deze datum is de RDW een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) en heet de dienst in het maatschappelijk verkeer: RDW. De RDW, voertuigautoriteit in Nederland, bewaakt de veiligheids- en milieuaspecten van het Nederlandse voertuigpark. Daarnaast registreert de RDW de gegevens van voertuigen, hun eigenaren en de afgegeven documenten zoals kenteken- en rijbewijzen. Ook verstrekt de RDW hierover informatie aan autoriteiten in binnen- en buitenland. Toegepaste standaarden De jaarrekening van de RDW is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de aanbevelingen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Aanvullend zijn in de Gemeenschappelijke verklaring ter gelegenheid van de Verzelfstandiging van de Dienst voor het Wegverkeer (het Vademecum) afspraken met het ministerie van Infrastructuur en Milieu over de samenstelling en omvang van het vermogen vastgelegd. Daarbij is het vermogen geclassificeerd volgens nadere met het ministerie van Infrastructuur en Milieu gemaakte afspraken. De specificatie van de exploitatierekening is ten opzichte van de jaarrekening 2009 op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangepast aan de indeling uit het Financiële Meerjaren Beleidsplan. Tevens is de verantwoording van het aantal fte’s in detail met het ministerie afgestemd, leidend tot het opnemen van uitsluitend die capaciteit die daadwerkelijk actief voor de RDW werkzaam is. De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten. Waarderingsgrondslagen De cijfers over 2009 en de begroting 2010 zijn opnieuw gerubriceerd om de vergelijkbaarheid met 2010 mogelijk te maken. Voor zover niet anders is vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer de toekomstige opbrengstwaarde dat rechtvaardigt en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de exploitatierekening opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s, de functionele valuta van de RDW. De opstelling van de jaarrekening vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. 46
Grondslagen voor de omrekening van vreemde valuta Transacties luidend in vreemde valuta worden in euro’s omgerekend tegen de geldende wisselkoers per transactiedatum. In vreemde valuta luidende monetaire activa en verplichtingen worden per balansdatum in de functionele valuta omgerekend tegen de op die datum geldende wisselkoers. Nietmonetaire activa en passiva in vreemde valuta’s die tegen historische kostprijs worden opgenomen, worden in euro’s omgerekend tegen de geldende wisselkoersen per de transactiedatum. De bij omrekening optredende valutakoersverschillen worden als last in de exploitatierekening opgenomen. Financiële instrumenten Financiële instrumenten omvatten vorderingen, liquide middelen, leningen, handelsschulden en overige te betalen posten. Financiële instrumenten worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde. Na de eerste opname worden financiële instrumenten gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve rentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen. Immateriële vaste activa De zelf ontwikkelde software is, voor zover daar een economisch voordeel tegenover staat, gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen, of tegen het economisch voordeel indien dat lager is. De afschrijvingen zijn lineair berekend en gebaseerd op de geraamde economische levensduur. De restwaarde is op nihil gesteld. De gekochte software is gewaardeerd tegen de aanschafprijs, verminderd met de afschrijvingen, of tegen de bedrijfswaarde indien deze lager is. De afschrijvingen zijn lineair berekend en gebaseerd op de geraamde economische levensduur. Voor zover niet anders is vermeld, is de restwaarde op nihil gesteld. Voor het nog niet afgeschreven deel van de geactiveerde ontwikkelingskosten wordt een wettelijke reserve gevormd. Materiële vaste activa Materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs (voor zover > € 2.500), verminderd met de afschrijvingen, of tegen de bedrijfswaarde indien deze lager is. De afschrijvingen zijn lineair berekend en zijn gebaseerd op de geraamde economische levensduur. Hierbij is rekening gehouden met de restwaarde. Voor zover niet anders is vermeld, is de restwaarde op nihil gesteld. Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd indien zij de gebruiksduur van het object verlengen. Bijzondere waardeverminderingen Vaste activa met een lange levensduur dienen te worden beoordeeld op bijzondere waardeverminderingen wanneer wijzigingen of omstandigheden zich voordoen die doen vermoeden dat de boekwaarde van een actief niet terugverdiend zal worden. De terugverdienmogelijkheid van activa die in gebruik zijn, wordt bepaald door de boekwaarde van een actief te vergelijken met de geschatte contante waarde van de toekomstige nettokasstromen die het actief naar verwachting zal genereren. Wanneer de boekwaarde van een actief hoger is dan de geschatte contante waarde van de toekomstige kasstromen, worden bijzondere waardeverminderingen verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. Voorraden (Kantoor)voorraden zijn gewaardeerd op historische aanschafwaarde. Onderhanden werk Het onderhanden werk immateriële vaste activa is gewaardeerd tegen de directe kosten inclusief een opslag voor de algemene kosten. Het bedraagt maximaal de verwachte waarde van het economisch voordeel minus de nog te besteden projectkosten. Het onderhanden werk bij de voorraden is gewaardeerd op basis van het aantal lopende opdrachten per balansdatum en het gemiddelde percentage gereed gekomen product. Per balansdatum is 50% van het resultaat genomen.
47
Vorderingen De vorderingen zijn gewaardeerd op de nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor niet inbaar geachte posten. Voorzieningen Voorzieningen zijn getroffen voor bekende verplichtingen en verliezen. Dit gebeurt eveneens voor de risico’s van toekomstige verplichtingen en verliezen, onder de voorwaarden dat hiervan een redelijke schatting kan worden gemaakt en dat de oorsprong moet liggen in het huidige boekjaar. De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte verplichtingen. De gehanteerde rentevoet varieert afhankelijk van de termijnen waarop de voorziening betrekking heeft. Voor voorzieningen met een looptijd van 3 jaar is 1,4% gehanteerd, voor 5 jaar 2,3% en voor langere looptijden is 3,3% gehanteerd (in 2009 was dit 1,9% voor voorzieningen korter lopend dan 4 jaar en 3,7% voor de langer lopende voorzieningen). Pensioenen Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan het pensioenfonds verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, wordt hiervoor een verplichting opgenomen. Als de op balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies overtreffen, wordt een overlopende actiefpost opgenomen voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies. Verder wordt op balansdatum een voorziening opgenomen voor bestaande additionele verplichtingen ten opzichte van het fonds en de werknemers, indien het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichtingen een uitstroom van middelen zal plaatsvinden en de omvang van de verplichtingen betrouwbaar kan worden geschat. Het al dan niet bestaan van additionele verplichtingen wordt beoordeeld aan de hand van de uitvoeringsovereenkomst met het fonds, de pensioenovereenkomst met de werknemers en andere (expliciete of impliciete) toezeggingen aan de werknemers. De voorziening wordt gewaardeerd tegen de beste schatting van de contante waarde van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen op balansdatum af te wikkelen. Voor een op balansdatum bestaand overschot bij het pensioenfonds wordt een vordering opgenomen als de RDW de beschikkingsmacht heeft over dit overschot, het waarschijnlijk is dat het overschot naar de RDW zal toevloeien en de vordering betrouwbaar kan worden vastgesteld. Resultaatbepaling In de exploitatierekening zijn opbrengsten en kosten verantwoord in het jaar waarop zij betrekking hebben. De omzet omvat de opbrengst van goederen en diensten die gedurende het jaar zijn geleverd, onder aftrek van eventueel over de omzet geheven belastingen. Belastingen De RDW is niet vennootschapsbelastingplichtig en behoudens een enkele uitzondering ook niet voor de omzetbelasting. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode. Kasstromen in buitenlandse valuta zijn herleid naar euro’s met gebruikmaking van de gewogen gemiddelde omrekeningskoersen voor de betreffende periodes. Bepaling reële waarde Een aantal grondslagen en toelichtingen in de jaarrekening vereist de bepaling van de reële waarde van zowel financiële als niet-financiële activa en verplichtingen. Voor waarderings- en informatieverschaffingsdoeleinden is de reële waarde op basis van de volgende methoden bepaald.
48
Niet-afgeleide financiële verplichtingen De reële waarde van niet-afgeleide financiële verplichtingen wordt slechts bepaald ten behoeve van informatieverschaffing en berekend op basis van de contante waarde van toekomstige aflossingen en rentebetalingen, gedisconteerd tegen de marktrente per verslagdatum.
49
2.5 Toelichting behorende tot de jaarrekening Algemeen De bedragen die in de toelichting zijn opgenomen, zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Vaste activa 1. Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa betreffen de kosten van zelf ontwikkelde software en de kosten van aangekochte software met meerjarig gebruiksrecht. Immateriële vaste activa zelf ontwikkeld De kosten van zelf ontwikkelde software worden vanaf het moment van ingebruikname afgeschreven in maximaal vijf jaar. De investering betreft geactiveerd onderhanden werk voor een tweetal projecten; Excellent opereren is het verbeteren van het typegoedkeuringsproces op diverse onderdelen ( € 0,3 miljoen) en Servicehuis Parkeren het beheer van en de aansluiting op de RDW-infrastructuur van het register voor parkeer- en verblijfsrechten ( € 1,1 miljoen). Immateriële vaste activa gekocht De gekochte software wordt in de regel afgeschreven in drie jaar. De software voor het mainframe wordt overeenkomstig de verwachte levensduur over 4 jaar afgeschreven. De investering van € 1,1 miljoen betreft voornamelijk de aanschaf van licenties. Onderzoek en ontwikkeling Kosten gemaakt in 2010 voor onderzoek en ontwikkeling maken integraal onderdeel uit van haalbaarheidsonderzoeken en uitvoeringstoetsen, en worden niet als zodanig geregistreerd; in 2011 zal worden bezien of separate registratie van deze kosten nuttig is.
50
2. Materiële vaste activa
Gebouwen en terreinen De gebouwen zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving van 3,33% per jaar en een restwaarde van 20%. De verbouwingen en verbeteringen die in de gebouwen zijn aangebracht, zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving van 10% per jaar. Op de terreinen wordt niet afgeschreven. Er wordt op de fundering van de testbaan van het Test Centrum Lelystad (TCL) jaarlijks 3,33% en op de toplaag 10% afgeschreven. De investeringen van totaal € 3,8 miljoen betreffen o.a. de aanschaf van grond van de testbaan in Lelystad ( € 1,4 miljoen), diverse investeringen in de huisvesting van Zoetermeer en een investering voor de testbaan. De directe opbrengstwaarde rechtvaardigt de boekwaarde van TCL. Machines en installaties De categorie ‘machines en installaties’ bestaat hoofdzakelijk uit apparatuur voor het verrichten van keuringen en documentverwerking. Deze zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving variërend van 10% tot 20% per jaar. Er heeft slechts een kleine investering plaatsgevonden van € 0,4 miljoen. Dit betreft de investering in apparatuur voor diverse keuringsplaatsen. Andere vaste bedrijfsmiddelen De andere vaste bedrijfsmiddelen omvatten informatieverwerkende computerapparatuur, netwerkfaciliteiten, kantoorinventaris en vervoermiddelen. Deze zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs verminderd met een afschrijving variërend van 10% tot 33,3% per jaar. De investering van € 5,3 miljoen betreft voornamelijk de uitvoering van huisvestingsconcept in Zoetermeer, de aanschaf van een computervloer voor het uitwijkcentrum en de aanschaf van diverse automatiseringsbenodigdheden. Voor 2011 is voor het beheer hiervan een administratieve lastenverlichting beoogd. Er is besloten kantoorautomatisering met een aanschafwaarde kleiner dan € 2.500 niet langer te activeren, maar gelijk in de kosten te boeken. Op kantoorautomatisering is daarom voor € 0,9 miljoen versneld afgeschreven.
51
Vlottende activa 3. Voorraden
De kantoorvoorraden betreffen de voorraad blanco kentekenbewijzen en drukwerk. In het onderhanden werk zijn de opdrachten typegoedkeuringen en testen opgenomen die in behandeling zijn. Deze zijn gewaardeerd op basis van het aantal lopende opdrachten per balansdatum en het gemiddeld percentage (50%) gereed gekomen product. 4. Vorderingen
De vordering op TNT Post Retail B.V. bestaat uit de nog te ontvangen gelden uit afgiften kentekenbewijzen en andere documenten gesaldeerd met de te betalen handelingsvergoeding. De vordering op de gemeenten betreft de nog te ontvangen gelden uit hoofde van de afgifte van rijbewijzen. Het saldo van de overige debiteuren is in 2009 inclusief € 2,0 miljoen inzake ABvM, die in de loop van het eerste kwartaal 2010 aan de RDW werd voldaan. De RDW heeft in 2010 grotendeels afscheid genomen van de betaalwijze ‘rekening courant’, waardoor de vordering op de overige debiteuren exclusief ABvM is toegenomen. Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan één jaar. 5. Overlopende activa
52
De nog te factureren diensten/producten bestaan voornamelijk uit nog te factureren reguliere diensten uit december (€ 6,4 miljoen), een bedrag van € 0,3 miljoen van het BVOM (Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie) en te ontvangen belastinggelden (€ 0,3 miljoen). De voorschotten verstrekt aan personeelsleden zijn verhoogd doordat de RDW in 2010 een leningsfaciliteit heeft aangeboden aan personeelsleden om een computer aan te schaffen. De vooruitbetaalde computerkosten betreffen gebruikerslicenties, die voor een langere periode dan een jaar zijn aangeschaft en hierdoor jaarlijks voor een deel vervallen. De overlopende activa hebben een looptijd korter dan één jaar, met uitzondering van gebruikerslicenties (€ 0,3 miljoen). 6. Liquide middelen
De liquide middelen zijn per 31 december 2010 met € 8,4 miljoen gedaald in vergelijking met het voorgaande jaar. De schulden aan kredietinstellingen van € 12,0 miljoen zijn in augustus 2010 afgelost. De liquide middelen staan vrij ter beschikking aan de organisatie. 7. Reserves
53
Structurele reserve De structurele reserve van het vermogen van de RDW is bestemd voor het opvangen van tegenvallers in de exploitatie die onder het 'normale' bedrijfsrisico van de RDW vallen. In het Vademecum is vastgelegd dat de structurele reserve maximaal 20% van het vigerende balanstotaal bedraagt. Het balanstotaal per 31 december 2010 bedraagt afgerond € 85,4 miljoen. De structurele reserve bedraagt 19,4% van het balanstotaal. De stand per ultimo 2010 is € 16,6 miljoen. Conjuncturele reserve De conjuncturele reserve vormt een buffer voor schommelingen in de inkomsten, die rechtstreeks zijn gerelateerd aan de conjunctuurgevoelige verkopen van nieuwe voertuigen en de daaraan gerelateerde afgifte van het kentekendocument deel IA. De reserve wordt berekend met een speciaal ontwikkeld en met het ministerie afgestemd econometrisch conjunctuurmodel. Als gevolg van de recessie en de afgifte deel IA voor Brom- en Snorfietsen was een herijking van het model noodzakelijk. De voorspellende werking nam af. Daarop is het econometrische model in 2010 geactualiseerd. Hierbij zijn de exogene variabelen Bruto Binnenlands Product (BBP) en Werkloosheidspercentage verklarend voor het aantal delen IA exclusief Brom en Snorfietsen. Deze herziening van het model en de het onverwacht snelle herstel van de automarkt in 2010 hebben geleid tot een dotatie van € 0,3 miljoen aan de conjunctuurreserve. Bestemmingsreserve rijbewijzen De afgifte van rijbewijzen kent een cyclus van tien jaar. De nieuwe cyclus is weer gestart in 2006 met de introductie van het nieuwe rijbewijs document (NRD). Op 1 oktober 2006 is het eerste jaar ingegaan waarbij in de eerste vijf jaar substantieel meer rijbewijzen worden afgegeven dan in de daaropvolgende vijf jaar. Om een tarief voor een langere periode te kunnen vaststellen is besloten om een bestemmingsreserve te vormen voor overdekkingen die gedurende de eerste vijf jaar ontstaan. Deze reserve zal vervolgens in de tweede vijf jaar worden afgebouwd door de onderdekking van het taakcluster. De eerste volledige jaren (tot en met 2010) werd gerekend met de uitgifte van rond de 1,9 miljoen rijbewijzen per jaar. In 2010 zijn 1,8 miljoen rijbewijzen uitgegeven. Als gevolg van de omslag in de cyclus in 2011 is voor het FMB2011 in 2010 een analyse naar de benodigde reserve uitgevoerd. Deze analyse van de benodigde reserve heeft geleid tot een aanpassing van de reserveringsgrondslag. De bestaande methode op basis van de gemiddelde vaste kostencomponent van het rijbewijstarief is vervangen door een methode op basis van de contributiemarge. Hierdoor houden we beter rekening met mutaties in het tarief, schommelingen in de variabele kosten en effecten van drempeltarieven, zoals voor Spoedrijbewijzen.
54
De wijziging van deze systematiek leidt tot een extra dotatie in 2010 ter compensatie van de te lage dotatie in de periode oktober 2006 t/m 2009 van € 946.696 naast een reguliere dotatie van € 1.736.480. De totale dotatie aan de rijbewijsdotatie bedraagt € 2.683.176. Reserve flankerend beleid In het kader van de ‘Vernieuwing Rijksdienst’ is de RDW gevraagd zijn personeelsbestand met 10% te reduceren. In het FMB 2010-2013 is afgesproken om deze reserve te vormen uit de reserve beleidsinitiatieven. Deze operatie zal kosten met zich meebrengen; in overleg met Infrastructuur en Milieu is een reservering van € 6,3 miljoen voor dit doel gevormd. Hierbij is dezelfde berekenmethode als in de Rijksbegroting gebruikt. De reserve is in 2010 voor dit doel gebruikt voor € 1,1 miljoen. Reserve beleidsinitiatieven In de jaarrekening van 2007 is gemeld dat de RDW op een aantal gebieden gevraagd is mee te werken aan nieuwe beleidsinitiatieven als ‘Anders betalen voor Mobiliteit’ (ABvM), kentekening van landbouwvoertuigen en de herziening van het voertuigreglement. In 2009 is de herziening van het Voertuigreglement afgerond en in 2010 werden alle kosten van ABvM rechtstreeks bij Infrastructuur en Milieu in rekening gebracht. Voor de conversie landbouwvoertuigen is onveranderd € 2,6 miljoen gereserveerd. Wettelijke reserve immateriële vaste activa Bij activering van kosten van onderzoek en ontwikkeling dient een wettelijke reserve ter hoogte van het geactiveerde bedrag onder het eigen vermogen te worden opgenomen. Naar gelang de boekwaarde van dit immaterieel vast actief vermindert, valt de wettelijke reserve weer vrij. 8. Voorzieningen
De voorzieningen hebben voor circa € 8,9 (2009: € 5,6) miljoen een langlopend karakter. Voorziening wachtgeld De RDW is risicodrager uit hoofde van de wachtgeldregeling. De dotatie betreft de toevoeging van nieuwe wachtgeldverplichtingen die ultimo 2010 bestonden en ten gunste van de voorziening zijn gebracht, uitgaande van de maximale variant als ook vrijval van aflopende verplichtingen. Daarnaast heeft een onttrekking plaatsgevonden door de uitbetaling van wachtgeldverplichtingen. Voorziening sociaal plan De RDW streeft naar een grotere efficiency. Dit heeft gevolgen voor de organisatie. De personele consequenties die hieruit voortvloeien in het kader van het sociaal plan zijn, voor zover het verplichtingen betreft, opgenomen onder deze voorziening. De dotatie betreft de nieuwe sociaal planverplichtingen die ultimo 2010 bestonden. De vrijval betreft afgelopen verplichtingen. Daarnaast heeft een onttrekking plaatsgevonden voor de uitbetaalde verplichtingen.
55
Voorziening PAS-regeling De PAS-regeling houdt in dat oudere medewerkers de mogelijkheid hebben om, tegen een korting op het salaris, minder te werken. Het aantal medewerkers dat van de regeling gebruik maakt is tussen 2006 en 2010 gegroeid van 80 naar 151. Omdat de capaciteitskosten van deze regeling tot nu toe niet werden onderkend, is er een voorziening gevormd voor het verschil van de korting op de werktijd en de korting op het salaris. Deze voorziening wordt jaarlijks geactualiseerd voor de uitstaande PASverplichtingen voor de medewerkers op balansdatum. Voorziening ambtsjubilea Deze voorziening is gevormd voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige uitkeringen bij ambtsjubilea van de medewerkers. Er heeft een onttrekking plaatsgevonden door de uitbetaling van ambtsjubilea. Kortlopende Schulden 9. Overige schulden
De balanspost nog te betalen kosten per ultimo 2010 bestaat voor € 9,5 miljoen uit nagekomen facturen en € 0,7 miljoen uit nog te betalen huur. In deze post zijn opgenomen o.a. de nog te ontvangen facturen inzake het NAP register voor € 2,5 miljoen en Servicehuis Parkeren voor € 1,0 miljoen. Er is € 0,6 miljoen (2009: € 0,3 miljoen) opgenomen voor lopende schadeclaims voor bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheid en arbeidsrechtelijke geschillen. De nog te betalen kosten ultimo 2010 zijn gedurende 2011 afgewikkeld. 10. Schulden aan kredietinstellingen
Het betrof hier een vaste lening bij het ministerie van Financiën van € 12 miljoen tegen een rentepercentage van 3,43%, die is afgelost in augustus 2010.
56
11. Overlopende passiva
De RDW heeft in 2010 grotendeels afscheid genomen van de betaalwijze ‘rekening courant’. Betaalden de rekening-couranthouders hiervoor vooraf voor nog te leveren diensten door de RDW, nu betalen zij achteraf met incasso of op rekening en zijn derhalve terug vinden onder de overige vorderingen. De erfpachtverplichting is de contante waarde van toekomstige canonbetalingen. De rekenrente bedraagt 3,5% en de resterende looptijd is 23 jaar. Door de vrijval van de subsidie inzake Alcoholslot zijn de vooruitontvangen bedragen afgenomen met € 1,3 miljoen. De overlopende passiva hebben voor circa € 0,7 miljoen een langlopend karakter (erfpachtverplichting). 12. Financiële instrumenten Algemeen De RDW maakt in de normale bedrijfsuitoefening gebruik van financiële instrumenten die de onderneming blootstellen aan markt- en/of kredietrisico’s. Het betreft financiële instrumenten die in de balans zijn opgenomen. De RDW handelt niet in deze financiële instrumenten en heeft procedures en gedragslijnen om de omvang van het kredietrisico bij elke tegenpartij of markt te beperken. Bij het door een tegenpartij niet-nakomen van aan de onderneming verschuldigde betalingen blijven eventuele daaruit voortvloeiende verliezen beperkt tot de marktwaarde van de desbetreffende instrumenten. In 2010 is een nieuwe leencapaciteit overeengekomen met het ministerie van Financiën. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft hiervoor een garantie afgegeven. Aanvullend is een bancaire leencapaciteit van € 9 miljoen, waarvan € 5 miljoen voorwaardelijk, in de afrondende contractuele fase. Kredietrisico Gezien de beperkte concentratie en de aard van de debiteuren wordt het kredietrisico beperkt geacht. Renterisico Het renterisico is beperkt tot eventuele veranderingen in de marktwaarde van opgenomen leningen. Bij deze leningen is sprake van een vast rentepercentage over de gehele looptijd. De leningen worden aangehouden tot het einde van de looptijd. De RDW heeft als beleid om geen afgeleide financiële instrumenten te gebruiken om (tussentijdse) rentefluctuaties te beheersen. Marktwaarde De marktwaarde van alle in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen, leningen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde ervan.
57
13. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Onderstaand zijn de niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen met een materieel financieel belang vermeld.
De langdurige verplichtingen (langer dan 1 jaar) voor Huur gebouwen hebben een looptijd tot 7,25 jaar. Die voor Telecommunicatie en Overige verplichtingen tot respectievelijk 4 en 11,75 jaar. Overig Per 31 december 2010 heeft de RDW de volgende rechten: De RDW heeft bij het ministerie van Financiën een regeling voor de kortetermijnfinanciering (schatkistbankieren) en een rekening-courantfaciliteit van € 5 miljoen tegen dagrente.
Bedrijfsopbrengsten 14. Omzet
Typekeuringen De omzet van het taakcluster Typekeuringen is met 2% en € 0,3 miljoen gestegen ten opzichte van 2009. Hoewel de omzet een stijging laat zien, is er sprake van een kleine afname van de productie aantallen. Dit doet zich met name voor bij zware/ speciale individuele aanvragen uit de bouwsector. 58
Hiervoor blijft de markt nog steeds achter en wordt langer doorgewerkt met bestaand materieel. De tarieven zijn gemiddeld 2,8% gestegen ten opzichte van 2009. De omzet is € 0,3 miljoen lager dan begroot voor 2010. Erkenningregelingen De omzet van het taakcluster Erkenningregeling is € 1,1 miljoen hoger dan 2009. De tarieven zijn in 2010 met gemiddeld 0,9% gestegen in vergelijking met 2009. Deze tariefstijging is een reden van de hogere omzet. Verder zijn er meer APK-afmeldingen door een toename van de ouderdom van het wagenpark en is er in 2009 een tussentijdse tariefsverhoging geweest. De omzet is € 0,7 miljoen hoger dan de begroting 2010. Kentekenonderzoeken De omzet voor kentekenonderzoeken is met 16% en € 1,8 miljoen gestegen in vergelijking met 2009. De tarieven zijn ten opzichte van 2009 met 6% gestegen. De stijging van de omzet is te danken aan de tariefswijziging en een toename van de kentekenonderzoeken. De lagere import in 2009 als gevolg van de recessie is in 2010 vrijwel hersteld. Ten opzichte van de begroting is er in 2010 een overschrijding van € 0,3 miljoen. Periodieke keuringen Bij periodieke keuringen is de omzet € 0,5 miljoen hoger dan 2009. Dit is het gevolg van een volumeen prijsstijging. De tarieven zijn met gemiddeld 5,9% gestegen ten opzichte van 2009. De omzet is € 0,3 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Informatieverstrekking De omzet op informatieverstrekking is € 0,1 miljoen lager dan in 2009, terwijl de tarieven gemiddeld 0,3% zijn gestegen in vergelijking met 2009. Er is een afname van het verstrekken van informatie bij betaalde online diensten doordat een aantal diensten nu gratis wordt verstrekt. De opbrengsten uit informatieverstrekking zijn € 0,7 miljoen lager dan de begroting 2010. Afgifte rijbewijzen De omzet uit de afgifte rijbewijzen is € 0,8 miljoen lager uitgekomen dan 2009. Dit wordt vooral veroorzaakt door een lager volume van de omwisseling van rijbewijzen. De tarieven zijn in 2010 met 9% verhoogd in vergelijking met 2009. De omzet is € 0,4 miljoen lager dan de begroting 2010. Afgifte documenten De omzet uit de afgifte documenten is 14% en € 10,5 miljoen hoger uitgekomen in vergelijking met 2009. De tarieven zijn in 2010 3,2% gestegen in vergelijking met 2009. De stijging van de omzet is dan ook te danken aan zowel de prijsstijging als vooral de volume stijging. De omzetstijging heeft vooral plaatsgevonden bij delen IA (18%), overige documenten (71%) en schorsingen (13%). Een stijging van 7% is te zien bij delen IB. De omzet is € 10,9 miljoen hoger uitgekomen dan begroot voor 2010. Overige clusters De omzet van de overige clusters is € 0,3 miljoen hoger dan 2009. Het tarief voor ontheffingen is 7,6% gestegen in vergelijking met 2009. Het tarief voor WAM is gelijk gebleven. De omzetstijging is vooral ontstaan bij ontheffingen 6%, met name veroorzaakt door een stijging van de jaarontheffingen. De opbrengsten zijn € 0,2 lager dan de begroting 2010. Overige inkomsten Deze omzet uit projecten voor derden, contributiebijdragen voor EUCARIS, desinvesteringen en ontvangen ziekengeld is € 1,4 miljoen lager dan in 2009. De inkomsten voor projecten zijn fors lager voornamelijk door het stopzetten van het project Anders Betalen voor Mobiliteit. Subsidie Nieuwe Rijbewijsdocument
59
De NRD subsidie voor de backoffice is wel begroot maar per 1 januari 2010 beëindigd. Dit betekent een tekort ten opzichte van de begroting van € 1,7 miljoen. Het te veel ontvangen voorschot op de NRD-subsidie is in 2010 in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangewend als subsidie voor het programma Alcoholslot. Bedrijfslasten 15. Variabele kosten
De variabele kosten zijn € 2,4 miljoen lager dan begroot en € 2,6 miljoen lager dan 2009. Dit is gerealiseerd door een besparing op de verzendkosten bij VT ( € 0,9 miljoen) door een nieuw contract. Ook zijn er minder kosten voor de GBA/ KvK berichten (€ 0,6 miljoen) door een prijsverlaging per bericht en lagere volumes. Ten slotte zijn er minder kosten door het vervallen van de handelingsvergoeding voor uitvoerverklaringen (€ 0,7 miljoen). Deze waren wel begroot. 16. Personeelskosten
De ‘Lonen en salarissen’ zijn in 2010 € 0,9 miljoen lager dan in 2009. Dit komt vooral doordat de kosten van de PAS-regeling in 2009 nog in de lonen en salarissen verwerkt zijn. Buiten deze administratieve correctie zijn de lonen en salarissen gelijk aan 2009. Het gemiddelde personeelsbestand is in 2010 gedaald ten opzichte van vorig jaar met 45,4 fte’s. Hierdoor dalen de ‘Lonen en salarissen’. Deze daling is gecompenseerd door de algemene salarisverhoging, jaarlijkse periodieken en hogere eindejaarsuitkering. Ten opzichte van de begroting zijn de lonen en salarissen € 3,7 miljoen lager door een lager aantal fte en de vorming van de PAS-voorziening. De RDW is risicodragend voor aanspraken uit hoofde van werknemersverzekeringen inzake wachtgeld. De RDW is aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. De dekkingsgraad en grondslag van het ABP zijn vermeld in onderstaand schema:
60
De RDW verwacht niet dat bovenstaande dekkingsgraad op korte termijn implicaties zal hebben voor de pensioenafdracht. Het ABP heeft zich intensief beraden over de gevolgen van de kredietcrisis en met name over de eventuele bijstelling van de afweging tussen enerzijds de betaalbaarheid van pensioenen en de ambitie tot volledige indexatie en anderzijds de daarmee gepaard gaande risico’s.
17. Algemene kosten
De algemene kosten zijn per eind 2010 € 0,6 miljoen lager dan begroot. Dit verschil is opgebouwd uit diverse kleine afwijkingen, waarvan de onderschrijding op Inhuur advies- en organisatiebureaus (Overige kosten) met € 0,5 miljoen het meeste opvalt. Eveneens is de afwijking ten opzichte van 2009 gering: de realisatie in 2010 is € 1,1 miljoen lager. Ook hier zijn diverse kleine verschillen, maar er is wel een paar opvallende overschrijdingen. Bijvoorbeeld binnen de Overige kosten op Telecommunicatiekosten (€ 0,6 miljoen), doordat in 2010 de opbrengsten van de 0900servicenummers ( € 0,5 miljoen) in de overige opbrengsten zijn geboekt en in de Onderhoudskosten Onderhoud software/ licenties (€ 0,7 miljoen) door in vergelijking met 2009 duurdere onderhoudscontracten voor o.a. Microsoft-APA, Microsoft Premier Plus en meerkosten voor SAPonderhoud.
61
18. Projectkosten
De kosten voor projecten zijn € 1,2 miljoen hoger dan de begroting. Dit wordt vooral veroorzaakt door de schadeloosstelling voor het NAP-register (€ 3,7 miljoen) en kosten voor Servicehuis Parkeren (€ 1,0 miljoen) die in de uitbestede projectkosten zijn verantwoord. Als de kosten voor het NAPregister buiten beschouwing worden gelaten, dan zouden de projectkosten lager uitgekomen zijn dan de begroting. Dit komt doordat er in 2010 naar verhouding veel projecten in de opstartfase zitten. Daarnaast zijn de projectkosten per saldo hoger uitgekomen, doordat er € 0,6 miljoen minder is geactiveerd dan de stelpost in de begroting 2010. 19. Afschrijvingskosten
De kosten van afschrijvingen zijn in 2010 met € 0,7 miljoen gestegen. Voornamelijk als gevolg van de investeringen in het mainframe en een aanpassing in de administratieve verwerking van de kantoorautomatisering. Vanaf 1 januari 2011 nemen we kosten voor kantoorautomatisering met een aanschafwaarde kleiner dan € 2.500 direct in het resultaat. In 2010 is de post kantoorautomatisering daarom versneld afgeschreven tot nihil. 20. Bijzondere baten en lasten Omdat de capaciteitskosten van de PAS-regeling tot nu toe niet werden onderkend, zijn deze per eind 2010 voor € 4,2 miljoen als bijzondere last verantwoord. 21. Financiële baten en lasten Als gevolg van de daling van de liquiditeitspositie van het afgelopen jaar en een daling in het rentepercentage is het renteresultaat met € 0,5 miljoen gedaald. 22. Honoraria van de accountant Vanaf 2010 treedt PwC Accountants N.V. op als accountant voor de RDW. In 2009 werden de accountantswerkzaamheden nog door KPMG accountants N.V. uitgevoerd. De volgende honoraria van PwC Accountants N.V. en het overige PwC netwerk zijn ten laste gebracht van de RDW, zoals bedoeld in artikel 2:382a BW:
62
23. Beloningen van directie en leden van de Raad van Toezicht
Toelichting tabel en bezoldigingsbeleid In vorenstaande tabel worden de bedragen vermeld die in het boekjaar ten laste van de RDW zijn gekomen ter bezoldiging van de directie en de Raad van Toezicht. Onder ‘overige werkgeverslasten’ wordt de werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering en het werkgeversdeel WW en WAO verstaan. In de overzichten zijn de beloningen vergelijkbaar gemaakt met het gemiddeld belastbaar jaarloon uit de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT).
63
Voor 2010 vallen de salarissen van de beide directeuren onder de openbaarmakingsregels van de WOPT. De vaste salariscomponent van de leden van de directie wordt goedgekeurd door zowel de Raad van Toezicht als door de minister van Infrastructuur en Milieu. De variabele beloning voor de directieleden wordt jaarlijks, aan de hand van een voorstel van de Remuneratiecommissie, door de Raad van Toezicht bepaald. Dit geschiedt met inachtneming van de in het managementcontract tussen Raad van Toezicht en de directie bepaalde meetbare en beïnvloedbare doelen en de in dat jaar geleverde prestaties. De Raad van Toezicht acht de hoogte van de totale bezoldiging van de directieleden voor 2010 verantwoord gezien de behaalde resultaten. De personeelsregelingen van de RDW zijn ook van toepassing op de leden van de directie. De minister van Infrastructuur en Milieu stelt de vergoedingen voor de voorzitter en leden van de Raad van Toezicht vast. De hoogte van deze vergoeding is gerelateerd aan de omvang van de organisatie en de gemiddelde tijdsbesteding. In het verslagjaar bedroeg de vergoeding € 23.420 voor de Voorzitter en € 17.800 voor de overige leden.
De directie Zoetermeer, 11 maart 2011
De Raad van Toezicht Zoetermeer, 11 maart 2011
drs. J.G. Hakkenberg drs. H. van Santen
T. Netelenbos (voorzitter) drs. P.P.J.J.M. van Besouw dr. P.C. Plooij-van Gorsel mr. N.Ph. Geelkerken drs. M.P.I. ten Kroode MCM MIM
64
2.6
Regeling voor bestemming van het exploitatiesaldo
Bij de Gemeenschappelijke verklaring ter gelegenheid van de Verzelfstandiging van de Dienst voor het Wegverkeer is een bijlage opgenomen met specifieke afspraken op financieel en personeel gebied. In deze afspraken is voor de bestemming van het exploitatiesaldo geregeld dat exploitatiesaldi van de RDW te allen tijde worden toegevoegd aan of in mindering gebracht op het eigen vermogen van de RDW. Tevens zijn er afspraken gemaakt over de samenstelling en maximale omvang van het duurzaam aan de RDW verbonden vermogen. In overeenstemming met het bovenstaande is het exploitatiesaldo over 2010 ten laste van de reserves gebracht. Dit voorstel is in de balans per 31 december 2010 verwerkt, en verklaard in de toelichting op de reserves.
65
2.7
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: de directie van Dienst Wegverkeer (RDW)
Controleverklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de winsten-verliesrekening over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van de directie De directie van de RDW is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De directie is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de RDW. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door de directie van de RDW gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de RDW per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
66
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Den Haag, 11 maart 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door M. van Ginkel RA
67
3.
Overige informatie
3.1
Prestatie-indicatoren
Om onze dienstverlening te beoordelen en zonodig te verbeteren, werkt de RDW met prestatieindicatoren. Met deze maatstaven checken we of de zaken ook daadwerkelijk verbeterd zijn. De prestatie-indicatoren zijn opgenomen in de managementafspraken die de directie jaarlijks maakt met de divisie- en afdelingshoofden. Ook in de toezichtsrelatie met het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden deze indicatoren gehanteerd. Op deze gegevens is geen accountantscontrole toegepast. Hieronder treft u een overzicht aan van de prestatie-indicatoren en resultaten van de RDW.
68
69
70
71
72
3.2
BKR- en CRB-audits
Mededeling inzake BKR- en CRB-systemen Opdracht In opdracht van de directie van RDW Centrum voor Voertuigtechniek en Informatie (hierna: RDW) hebben wij een onderzoek uitgevoerd naar het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid (zijnde beschikbaarheid, integriteit, exclusiviteit en controleerbaarheid) van de gegevensverwerking in en rondom de systemen Basis Kenteken Register (hierna: BKR) en Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificaten Register (hierna: CRB). De doelstelling van dit onderzoek was om met een redelijke mate van zekerheid vast te stellen dat door de RDW binnen de geautomatiseerde en handmatige processen voor de invoer, verwerking en verstrekking van gegevens in en uit de BKR- en CRB-systemen in opzet voldoende interne beheersingsmaatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat voldaan wordt aan de gestelde betrouwbaarheidsnormen, dat deze maatregelen hebben bestaan en dat deze maatregelen gedurende het controle jaar effectief werden uitgevoerd. Het onderzoek is niet gericht op de inhoudelijke kwaliteit van de gegevens in de BKR- en CRBsystemen maar op de processen voor de invoer, verwerking en verstrekking van gegevens. De beheersingsmaatregelen die de betrouwbaarheid regelen van aanleverende systemen/diensten en van het gebruik door externe partijen behoren niet tot het onderzoeksgebied. Het opzetten en toezien op de effectieve uitvoering van de interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van gegevensverwerking in en rondom de BKR- en CRBsystemen is de verantwoordelijkheid van de directie van de RDW. Het is onze verantwoordelijkheid hierover een oordeel te verstrekken. De in het onderzoek gehanteerde betrouwbaarheidsnormen zijn op te vragen bij de RDW (0900-0739 / € 0,10 p/m). Verrichte werkzaamheden Ons onderzoek is verricht in overeenstemming met de standaarden en richtlijnen van NIVRA en NOREA voor het uitvoeren van Assurance opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie. Ook zijn op deze opdracht onder andere de Verordening Gedragscode van NIVRA en de Code of Ethics van NOREA van toepassing. Wij hebben de interne beheersingsmaatregelen onderzocht binnen de drie divisies van RDW, te weten Registratie & Informatie (R&I), Voertuigtechniek (VT) en ICT-bedrijf (ICT). Als onderdeel daarvan is de status van onderhanden actiepunten onderzocht. Binnen ICT zijn onderzocht informatiebeveiligingsbeleid, operationeel beheer/continuïteit, wijzigingenbeheer, fysieke en logische toegangsbeveiliging en service level management leveranciers. Binnen R&I zijn onderzocht het erkenningsproces, het tenaamstellingsproces, persoons- en voertuigregistratieprocessen, afhandeling van rijbewijsaanvragen, processen rondom echtheidsverklaring van rijbewijzen, (de)blokkeringsprocessen van rijbewijzen, informatieverstrekking vanuit beide registers. Binnen VT zijn onderzocht de individuele en typegoedkeuringsprocessen die leiden tot mutaties in het kentekenregister. Oordeel BKR Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van de gegevensverwerking in en rondom de BKR-systemen in 2010 in opzet en bestaan voldeed aan de gestelde normen. Tevens zijn wij van oordeel dat de maatregelen gedurende 2010 effectief werden uitgevoerd. CRB Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat het stelsel van interne beheersingsmaatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van de gegevensverwerking in en rondom de CRB-systemen
73
in 2010 in opzet en bestaan voldeed aan de gestelde normen. Tevens zijn wij van oordeel dat de maatregelen gedurende 2010 effectief werden uitgevoerd. Amsterdam, 28 februari 2011 PricewaterhouseCoopers Advisory N.V A.J.M. de Bruijn RE RA Partner
74
3.3
Personalia
RAAD VAN TOEZICHT De RDW heeft een Raad van Toezicht. De Raad ziet toe op de werkzaamheden van de directie en geeft haar advies. De samenstelling van de Raad van Toezicht was in 2010 als volgt: Mw. T. Netelenbos, voorzitter Aandachtsgebied ‘politiek/bestuurlijk’ Benoemingstermijn van 01-07-2008 tot 30-06-2012 (2e termijn) Voorzitter Stichting Annie M.G. Schmidt Huis Lid Wetenschappelijke Raad Policy Research Lid programmaraad Teleac Voorzitter Taskforce Arbeidsmarkt Zeescheepvaart Voorzitter Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders Voorzitter emissieplatform Voorzitter stichtingsbestuur Museum de Cruquius Lid Nationale Havenraad Vice-voorzitter Logistieke Alliantie Voorzitter stichting Pro-Sea Lid Raad van Toezicht MARIN Voorzitter Programmaraad Digivaardig/digibewust Lid algemeen bestuur VNO/NCW Dhr. drs. P.P.J.J.M. van Besouw, plaatsvervangend voorzitter Aandachtsgebied ‘financiën’ Benoemingstermijn van 01-07-2008 tot 30-06-2012 (2e termijn) General Manager van SMALLTAILS.COM Extern lid Audit Committee van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (tot 31 december 2010) Lid Raad van Commissarissen Royal Haskoning Voorzitter Beleggingsadviescommissie SPW Bestuurslid Stichting Cordeans Lid Raad van Commissarissen Total Specific Solutions BV Lid Raad van Commissarissen Optiver Holding BV Mw. dr. P.C. Plooij-van Gorsel, secretaris Aandachtsgebied ‘consument/branche’ Benoemingstermijn van 01-07-2008 tot 30-06-2012 (2e termijn) Lid van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), adviescollege voor de regering inzake buitenlands beleid, defensie, mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking Voorzitter Raad van Deskundigen voor de nationale meetstandaarden, onafhankelijk adviescollege van regering en parlement over de metrologische infrastructuur in Nederland Lid Euramet Research Council, Supervisory Board of European metrological infrastructure Lid Centrale Commissie Statistiek (CCS), toezichthouder op het CBS Commissaris Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (OMFL) Bestuurslid INK, Nederlands instituut voor kwaliteitsmanagement Voorzitter Centraal College Deskundigen van Veneca, kwaliteitsbewaking cateringbranche
75
Dhr. mr. P.W. de Kam, lid Aandachtsgebied ‘informatica’ Benoemingstermijn van 01-07-2006 tot 30-06-2010 (2e termijn) Adviseur bij Het Expertise Centrum, bureau voor informatiseringsadviezen aan de overheid Lid Auditcommissie Anders betalen voor Mobiliteit (tot 1 juli 2010) Penningmeester van Bestuur van de Stichting Quality-Assurance Netherlands Universities Secretaris/penningmeester van het Belasting- en Douanemuseum Mw. drs. M.P.I. ten Kroode MCM MIM, lid Aandachtsgebied ‘informatica’ Benoemingstermijn van 01-07-2010 tot 01-07-2014 (1e termijn) Voorzitter Raad van Bestuur Rivierduinen Lid Raad van Commissarissen Sleutelnet BV Lid Raad van Commissarissen SynQuest BV SIOO - docent Masteropleiding Executive Change Management Voorzitter Stichting Amstelwijs, primair onderwijs Amstelland e.o. Lid Beheer en Adviesraad CJIB Dhr. C.A. Vrins, lid Aandachtsgebied ‘personeel’ Benoemingstermijn van 01-07-2006 tot 30-06-2010 (2e termijn) Dhr. mr. N. Ph. Geelkerken, lid Aandachtsgebied ‘personeel’ Benoemingstermijn van 01-07-2010 tot 01-07-2014 (1e termijn) Directeur CAOP Voorzitter van de Haagsche Scholen, primair en speciaal openbaar onderwijs Covoorzitter van het landelijk Platform Sport, Bewegen en Onderwijs De Raad van Toezicht heeft, gelet op de Code Goed Bestuur Uitvoeringsorganisaties, uit zijn midden twee commissies samengesteld, met de volgende bezetting: Auditcommisie: Van Besouw (voorzitter) en mw. Ten Kroode (lid) Remuneratiecommissie: Geelkerken (voorzitter) en mw. Netelenbos (lid) Het secretariaat wordt gevoerd door mw. mr. J.C. ten Brug.
DIRECTIE Dhr. drs. J.G. Hakkenberg, Algemeen Directeur -
Lid van de Raad van Advies van ORMIT Voorzitter van Stichting De Arkduif Voorzitter RBB-groep (Rijksbrede Benchmark) Voorzitter Manifestgroep Lid van het Bestuur van de Stichting ICTU Lid Regiegroep E-overheid (BZK)
76
Dhr. drs. H. van Santen, Directeur Bedrijfsvoering -
Extern lidmaatschap Stuurgroep Eerstelijn voor Bedrijven Extern lidmaatschap Stuurgroep IMAC Lid Manifestgroep
MANAGEMENTTEAM De directie laat zich ten behoeve van de besluitvorming bijstaan door een managementteam waarvan de samenstelling in 2010 was: Adjunct-directeur/ manager afdeling Strategie en Externe Ontwikkelingen Dhr. J.A.F. van der Bruggen (tot 1 maart 2010) Manager afdeling Strategie en Externe Ontwikkelingen Dhr. Ir. S.A.J. Beckers (waarnemend vanaf 1 maart 2010) Manager divisie Voertuigtechniek Dhr. drs. R.G. Labordus Manager divisie Registratie en Informatie Dhr. Z. Baelde RA Manager ICT Bedrijf Dhr. G.J.F. Doll Manager afdeling Financiën en Control Dhr. drs. J.A. van Aller RC Manager afdeling Juridische en Bestuurlijke Zaken Dhr. mr. H. Pasman Manager afdeling Human Resources Mw. mr. M.A.C. Ruimers Manager afdeling Communicatie Mw. drs. J. Eising Het secretariaat wordt gevoerd door mw. drs. M.J. Stiksma. Daarnaast laat de directie zich adviseren door: Manager afdeling Ontwikkeling Voertuigreglementering Dhr. ir. C. Doornheim Manager Facilitair Bedrijf Dhr. ing. P.H.F. Bom
77
ONDERNEMINGSRAAD De samenstelling van de OR was in 2010 als volgt: Vanaf 1 januari 2010 t/m 31 mei 2010: R. van den Brink – voorzitter (Abvakabo FNV) R. Welling – 1e vicevoorzitter (Abvakabo FNV) J. Krol – 2e vicevoorzitter (niet namens een vakbond lid van de ondernemingsraad) Abvakabo FNV J.N.M. Baas R.J.J. Verblakt CNV Publieke Zaak H. Korsten A. de Man K. Westerhuis Niet namens een vakbond lid van de ondernemingsraad: G. Boukes A. Oosting A. Stam Vanaf 1 juni 2010 tot heden: R. Welling – voorzitter per 1 september 2010 (Abvakabo FNV) R. van den Brink – 1e vicevoorzitter per 1 september 2010 (Abvakabo FNV) J. Krol – 2e vicevoorzitter (niet namens een vakbond lid van de ondernemingsraad) H. Korsten – lid dagelijks bestuur (CNV Publieke Zaak) Abvakabo FNV H.J. Mulder CNV Publieke Zaak R.J.W.N. Ariaans J. Blokzijl K. Westerhuis Niet namens een vakbond lid van de ondernemingsraad: G. Boukes Mw. M.T. Daniels C.M.M. Didden Mw. M.A.H.C.E. van Elteren-Bik F.G.H. Frielink G.R.J. Post Mw. B. van Rij-van Leeuwen Het secretariaat wordt gevoerd door mw. C. Mooij, (ambtelijk) secretaris.
78