inhoud
Inhoudsopgave 1. Voorwoord van de voorzitter
2
2. Kerncijfers
4
3. Het Restauratiefonds in beeld
6
4. Verslag van het bestuur
8
4.1 Modernisering monumentenzorg; van beleid naar praktijk 4.2 Markt- en productontwikkeling en strategische advisering 4.3 Restauratie- en instandhoudingsmarkt voor rijksmonumenten 4.4 Samenwerking met provincies, gemeenten en fondsen 4.5 Communicatie en voorlichting 4.6 Algemeen beheer en bedrijfsvoering 4.7 Vooruitblik op 2012 en verder
5. Bestuur
8 9 11 12 13 14 19
20
6. Jaarrekening 2011 24 6.1 Balans per 31 december 6.2 Staat van baten en lasten 6.3 Waarderingsgrondslagen 6.4 Toelichting op de balans 6.5 Niet uit de balans blijkende verplichtingen 6.6 Toelichting staat van baten en lasten
24 25 25 27 40 42
7. Overige gegevens
46
8. Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
47
9. Organisatiestructuur
48
1
voorwoord
1. Voorwoord van de voorzitter Begin 2011 had ik als voorzitter van Nationaal Restauratiefonds een gesprek met de wethouders monumentenzorg van een aantal grote Nederlandse gemeenten. De discussie voerde ons langs de veranderende wereld van de monumentenzorg. Het beschikbare ruimtelijke ordenings instrumentarium, de wijzigende bestuurlijke verhoudingen, het herbestemmen van monumenten. Het was opvallend dat er weinig gesproken werd over regels of geld, en destemeer over draagvlak voor cultureel erfgoed. De term ‘beschermd’ is een predikaat van trots geworden, niet langer de last van bevriezen of hinderen. Tijdens dit gesprek werd ik getroffen door de bevlogenheid waarmee de wethouders spraken over het erfgoed in hun stad en hun ambities voor het behoud van ons cultureel erfgoed.
2
prof. mr. pieter van vollenhoven
Diezelfde bevlogenheid trof ik dit jaar ook weer op de Open Monumentendag. Op de zaterdag bezocht ik twee prachtige monumenten. Een boerderij die met veel inzet en inspanning van een zorginstelling, samen met de toekomstige bewoners, werd omgevormd tot een leefgemeenschap voor mensen met een verstandelijke beperking. Vervolgens bezocht ik een monumentaal kerkje, dat op een prachtige manier is herbestemd en een woonfunctie heeft gekregen. De trotse eigenaren leidden die dag niet alleen mij, maar ook honderden belangstellenden rond in hun net gerestaureerde woning. En zo bezochten die dag nog zo’n 950.000 mensen de open gestelde monumenten in ons land. Elk jaar word ik getroffen door de trots die bewoners van monumenten tonen voor hun bezit. En door het elan waarmee zij vertellen over de geschiedenis daarvan. Wat leert mij dat? In ieder geval dat het draagvlak voor het behoud en het gebruik van monumenten groot is. Een solide draagvlak in de samenleving is van groot belang. Het is echter geen vanzelfsprekendheid. Dat ondervind ik dezer dagen als voorzitter van Nationaal Groenfonds, wanneer ik kijk naar de draconische ingrepen in het natuurbeleid die daar in het kader van de bezuinigingen plaatsvinden. Het draagvlak voor natuurbehoud in ons land leek decennialang zeer groot. En toch kan er aan de Ecologische Hoofdstructuur getornd worden zonder dat er een breed protest uit de samenleving klinkt. In mijn beleving ligt de oorzaak hiervoor mede in het feit dat de wereld van de natuur helaas aanzienlijk onduidelijker is dan de wereld van de monumenten. Natuurlijk besef ik dat “vergelijken ongelukkig maakt”, maar toch is het meer dan de moeite waard om van de monumentenwereld te leren. De wereld van de monumenten is goed georganiseerd en transparant. Bovendien is er een belangrijke rol voor de particulier. Zonder Victor de Stuers of zonder de in 1911 opgerichte - dit jaar vierden zij hun 100 jarig
bestaan - Bond Heemschut was er misschien geen monumentenzorg geweest. Zonder de inzet van de vele particuliere eigenaren waren talloze gebouwde monumenten verloren gegaan. Maar tegelijkertijd kan dat particulier initiatief niet zonder een overheid die kaders schept en randvoorwaarden invult. Een overheid die bovenal een eigen inzet pleegt om de zaken van nationaal belang op te pakken en te financieren. Geen enkele particulier of organisatie is in staat om Beschermde Stads- en Dorpgezichten te creëren. Geen enkele particulier of organisatie kan een Ecologische Hoofdstructuur realiseren. Die megaopgaven zijn bestemd voor een handelende overheid. Rond de oprichting van het Restauratiefonds werd de monumentenzorg geconfronteerd met een uiterst moeizame financiële situatie. Er was door bezuinigingen op de begroting van de monumentenzorg sprake van een grote restauratie-achterstand, terwijl politiek gezien iedereen doordrongen was (en nog steeds is) van de noodzaak om monumenten te behouden. Dat vroeg om een creatieve oplossing; het vervangen van een deel van de subsidie door laagrentende leningen. Dat brengt een groot voordeel met zich mee: de rente en aflossing van die leningen vloeien terug, zodat je per saldo méér geld voor monumenten kan uittrekken. Er kwam een aparte stichting om de financiële kant van de monumentenzorg te structureren: Nationaal Restauratiefonds. Want een stichting die buiten de overheid stond, kon iets wat een Rijksdienst destijds niet kon: leningen verstrekken en beheren, subsidies voorfinancieren, kortom: restauratieprojecten financierbaar maken. Iets dat vandaag de dag nog steeds geldt. Nationaal Restauratiefonds doet dat met verstand van financieren en hart voor monumenten. Uit de huidige omvang van het Revolving Fund van ruim 350 miljoen en het feit dat dit bijna geheel is uitgezet in leningen mag blijken dat dit beantwoordt aan een behoefte. In die rol is het Restauratiefonds uitgegroeid tot een volwaardig financier voor de monumentensector, zowel voor eigenaren als voor overheden. Ook in 2011 heeft het Restauratiefonds haar rol als monumenten financier goed kunnen vervullen. Ondanks de economische tegenwind blijven eigenaren van monumenten investeren in het in stand houden van hun bezit. De ingrepen beperken zich wellicht tot het hoogstnood zakelijke. De spreekwoordelijke gouden kranen blijven achterwege. Dat eigenaren blijven investeren uit zich ook in de financieringsproductie van het Restauratiefonds. In 2011 werd voor bijna 40 miljoen euro aan Restauratiefonds-hypotheken verstrekt. Een fors hoger bedrag dan voor-
gaande jaren, omdat in 2011 ook eigenaren die normaal gesproken voor subsidie in aanmerking komen de keuze voor een laagrentende lening hebben gemaakt. Het geeft aan dat monumenteigenaren – overigens al jarenlang – bereid zijn om te investeren in het behoud van ons cultureel erfgoed. Dat moeten we koesteren. Als voorzitter van het Restauratiefonds ben ik in de afgelopen jaren pleitbezorger geweest van een financieringsstelsel waarin structureel budget is voor de twee sporen die samen zorgen voor het in stand houden van monumenten; onderhoud en restauratie. Door tijdig onderhoud financieel te ondersteunen, wordt gewaarborgd dat monumenten zo lang mogelijk in goede staat blijven. Omdat veel bouwmaterialen, ondanks goed onderhoud een eindige levensduur hebben, moet ook voor het uitvoeren van restauraties budget worden gereserveerd. Ik ben zeer verheugd dat ik dit tweesporenbeleid herken in de brief die staatssecretaris Zijlstra eind 2011 naar de Tweede Kamer stuurde over het structureel beschikbaar stellen van budget voor restauraties en herbestemmingen. Daarmee maakt de staatssecretaris een einde aan de werkwijze waarbij in de afgelopen jaren vooral via ad hoc-regelingen gesubsidieerd werd, wat leidde tot veel onzekerheid bij de eigenaren van monumenten. De staatssecretaris hanteert als uitgangspunten voor de verdeling van de restauratiemiddelen; ‘laagrentende leningen voor de eigenaar die kan financieren, subsidie voor de eigenaar die daar niet toe in staat is’. In mijn ogen een gezond standpunt, waarmee de beweging wordt voortgezet die met de oprichting van het Restauratiefonds in 1985 begon. Met ingang van 2012 stelt het ministerie van OCW de komende zes jaar – met jaarlijkse stortingen – ruim 100 miljoen euro aan het Restauratiefonds beschikbaar voor het financieren van restauraties en herbestemmingen. Daarnaast heeft de staatssecretaris aangekondigd dat er vanuit het Rijk jaarlijks 20 miljoen euro beschikbaar is om samen met de provincies subsidie regelingen voor monumentenrestauraties te bekostigen. Ik kan niet nalaten nogmaals te betogen dat de Nederlandse overheid er – juist in deze economisch zware tijden – verstandig aan doet te blijven investeren in de restauratie, het onderhoud en waar nodig het herbestemmen van monumenten. Dat is niet alleen goed voor de monumenten zelf, maar voor de hele Nederlandse economie. Het restaureren van monumenten is een arbeidsintensief proces, waardoor elke in monumentenzorg geïnvesteerde euro veel werkgelegenheid oplevert. Het Restauratiefonds heeft met het rapport ‘Investeren in Monumenten 2010’ nogmaals aangetoond dat een overheidsinvestering voor het in stand houden van monumenten een forse extra investering
vanuit de markt oproept (de multiplier). Uiteindelijk krijgt de overheid bij elke geïnvesteerde euro één euro vijftig terug in de schatkist. Investeren levert meer op dan bezuinigen! Als ik als voorzitter van het Restauratiefonds nog een zorg mag uiten betreft dat het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle landschappen in ons land. De zorg hiervoor lijkt achter te blijven bij het behoud van ons gebouwd erfgoed. Om deze reden onderzoekt het Restauratiefonds hoe het behoud van onze cultuurhistorisch waardevolle landschappen beter vorm kan krijgen. Wij willen samen met de Rijksdienst en de provincies meer helderheid krijgen over wat nu de echt cultuurhistorisch waardevolle landschappen zijn, welke financiële uitdagingen er zijn en welke instrumenten nodig zijn om deze landschappen voor de toekomst daadwerkelijk te kunnen behouden. Ik wil daarbij ook onderzoeken of je in de toekomst ook voor waardevolle landschappen kunt gaan spreken van rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten. Nationaal Restauratiefonds blijft zich ook in de komende jaren inzetten voor de financiering van monumenten in hun omgeving, en dus ook voor die cultuurhistorisch waardevolle omgeving. Samen met de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, met gemeenten en provincies, met particuliere instellingen en vooral met eigenaren, de ‘monumentenzorgers’ bij uitstek. Gezamenlijke krachten zijn nodig om de vele kansen van onze rijke cultuur historie te benutten. Juist in deze economisch moeilijke tijd. Professor mr. Pieter van Vollenhoven Voorzitter Nationaal Restauratiefonds
3
kerncijfers
2. kerncijfers (bedragen x E 1.000,-)
Portefeuille financieringen
Bouwrekeningen Voorfinanciering rijkssubsidies Overige Bouwrekeningen Totaal Bouwrekeningen
2010
2009 18.383
0
10.020
17.003
22.135
27.572
17.003
32.155
45.955
Leningen Laagrentende leningen Marktconforme rentende leningen Financiering OCW Overige laagrentende leningen: Regionale Restauratiefonds-hypotheken Cultuurfonds-hypotheken Varend Monument-Leningen Totaal leningen
227
232
192
588.585
562.197
542.505
Totaal portefeuille financieringen
605.588
594.352
588.460
Overige portefeuilles
4
2011
Aangetrokken onderhandse leningen Zero-leningen Belegde Subsidie-op-termijn Brom rekening-courant (aantal)
Productie
Bouwrekeningen Leningen
Overige gegevens
338.913
316.672
300.234
198.956
198.936
198.840
10.455
13.217
16.285
15.133
13.210
9.815
24.901
19.931
17.139
2011
2010
2009
58.865
87.757
104.254
65.539
72.991
76.540
88.199
96.170
103.318
221
221
271
2011
2010
2009
83.758
119.702
111.722
68.352
58.887
69.967
2011
2010
2009
Uitbetaalde rijkssubsidies
115.298
136.346
122.048
Revolving Fund
350.683
345.291
319.437
21.072
22.115
26.754
2.119
5.417
8.044
Gecreëerd opnieuw beschikbaar Revolving Fund Resultaat
“De Nederlandse overheid doet er verstandig aan te blijven investeren in de restauratie, het onderhoud en waar nodig het herbestemmen van monumenten. Dat is niet alleen goed voor de monumenten zelf, maar voor de hele Nederlandse economie. Het restaureren van monumenten is een arbeidsintensief proces, waardoor elke in monumentenzorg geïnvesteerde euro veel werkgelegenheid oplevert”
5
restaur atiefonds
3. Het Restauratiefonds in beeld Stichting Nationaal Restauratiefonds is in 1985 opgericht, op initiatief van het toenmalige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). De basis hiervoor is in 1984 gelegd in ‘de Nota voor de Monumentenzorg’. Het Restauratiefonds opereert binnen de statuten en de (beleids-)kaders van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en werkt nauw samen met dit ministerie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
6
Bij de start in 1985 was het Restauratiefonds primair belast met het uitbetalen van monumentensubsidies, het verstrekken van Restauratiehypotheken, voorfinancieren van subsidies en het beheren van het zogenoemde Revolving Fund. Deze dienstverlening is met instemming van het ministerie verbreed tot het bieden van een totale financierings oplossing voor het restaureren van monumenten. De dienstverlening bleef daarnaast niet beperkt tot rijksmonumenten, maar breidde zich uit naar gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden en, in het kader van de stadsvernieuwing, de particuliere woningverbetering. Monumenten staan immers niet op zichzelf, maar maken integraal deel uit van de zorg voor de gebouwde omgeving. Deze visie deelde ook minister d’Ancona, toen zij in 1991 formeel toestemming gaf aan het Restauratiefonds om het werkterrein hiernaar uit te breiden. In het midden van de jaren negentig startte het Restauratiefonds actief met het uitbrengen van strategische adviezen over (het financieren van) de monumentenzorg. Dat leidde in de jaren daarna tot een hechte samenwerking met de ministeries van OCW en Financiën. Sinds 1996 stelt de Staat der Nederlanden zich borg voor de activiteiten van het Restauratiefonds die zich richten op rijksmonumenten. In 2010 werd deze borgstelling uitgebreid naar gemeentelijke en overige monumenten. Het Restauratiefonds verbreedde het aandachtsgebied naar het gehele koninkrijk. Op verzoek van het ministerie van OCW werd op Curaçao meegewerkt aan het opzetten van een monumentenfonds naar analogie van het Restauratiefonds. Met instemming van datzelfde ministerie zijn op alle eilanden van Caraïbisch Nederland ook revolverende fondsen beschikbaar gesteld. Sinds de Nota Belvedère in 1999 zet het Restauratiefonds zich eveneens actief in voor het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle landschap in ons land. Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot een bredere focus op het cultureel erfgoed. In 2006 zijn de statuten van het Restauratiefonds als gevolg van de hierboven geschetste ontwikkelingen aangepast, met instemming van het ministerie van OCW.
De missie en visie van het Restauratiefonds beschrijft het gehele brede werkterrein en dient als afbakening van alle activiteiten. In dit jaarverslag leest u een samenvatting van deze missie en visie, die de hoofddoelstellingen van de organisatie duidelijk in beeld brengt. Missie Het Restauratiefonds zet zich in voor het in stand houden van Nederlandse monumenten door het financieren, het geven van informatie en voorlichting, het uitbetalen van subsidies en het beheren van revolverende fondsen. Wij doen dit voor monumenteigenaren. Op klantgerichte wijze, waarbij wij streven naar een gezond financieel resultaat. Integer, solide en efficiënt. Dit betekent dat onze kerntaken liggen op het gebied van financiering en advies (subsidies, revolverende fondsen, informatie en voorlichting). Onze focus ligt op monumenten in Nederland. De manier waarop wij dit doen, is klantgericht; de behoefte van de eigenaar van het monument staat centraal. Wij zoeken geen maximaal financieel resultaat, maar een gezonde balans tussen kosten en opbrengsten (gezond financieel resultaat). Het Restauratiefonds heeft geen winstoogmerk. Wij zijn een betrouwbare en degelijke partner (integer en solide) en zoeken altijd naar een zo efficiënt mogelijke manier om aan de wensen van onze klanten te voldoen. Visie Het Restauratiefonds wil een onafhankelijke en onmisbare partner zijn voor monumenteigenaren als het gaat om het financieren van en kennis over het behoud van monumenten. Wij hebben hiervoor structureel voldoende middelen beschikbaar. Hiermee leveren wij een substantiële bijdrage aan een mooi en herkenbaar Nederland. Dit betekent dat het Restauratiefonds ernaar streeft zelfstandig te opereren en voldoende bestaansrecht te hebben. De markt voor monumentenzorg vraagt om een professionele ketenregisseur, die met behulp van financiële kennis en kunde in staat is een brug te vormen tussen de monumenteigenaar en overheden aangaande monumentenzorg. Wanneer het gaat over financiering van en kennis over monumenten vervullen wij als ‘totaalleverancier’ deze rol betreffende het proces en het financiële aspect van het behoud van monumenten. Er is voldoende continuïteit in de vorm van geld. Onze trots ligt in een belangrijke bijdrage aan een mooi en herkenbaar Nederland; met verstand van financieren en een groot hart voor monumenten.
7
bestuursversl ag
4. Verslag van het bestuur 4.1 Modernisering monumentenzorg; van beleid naar praktijk In het afgelopen decennium is de monumentenzorg volop in verandering. Door verschillende kabinetten zijn extra financiële middelen beschikbaar gesteld om de restauratie-achterstand weg te werken. Het accent ligt nu op het instandhouden van monumenten. Daarnaast is een duidelijke verbreding te zien van de objectgerichte, individuele monumentenzorg naar een meer gebiedsgerichte benadering. Ook heeft een verschuiving in bestuurlijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden plaatsgevonden. De modernisering van de monumentenzorg krijgt hiermee steeds verder gestalte.
8
Modernisering Monumentenbeleid In 2010 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsvoornemens van toenmalig minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voor de Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Er werd enthousiast gereageerd. Vooral omdat de minister minder regels, kortere procedures en structureel meer financiële middelen aankondigde, om bij te dragen aan het duurzaam in stand houden van rijksmonumenten. In 2011 is voortvarend gewerkt aan het implementeren van het MoMo beleid. Het ministerie van OCW en het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) hebben in 2011 wijzigingen in wet- en regelgeving voorbereid, zoals het aanpassen van de Monumentenwet, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (het Bor). In 2011 zijn kleinere ingrepen vergunningvrij geworden. Ingrepen gericht op onderhoud aan rijksmonumenten, zoals het opstoppen van een rieten dak of het schilderen in eenzelfde kleur. Een belangrijke doelstelling van de Modernisering van de Monumentenzorg is om de cultuurhistorie meer te integreren in de ruimtelijke ordening. Gemeenten zijn vanaf januari 2012 verplicht om bij het maken van een bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden te inventariseren en vervolgens vast te leggen in het bestemmingsplan. Dat geeft vooraf duidelijkheid aan de initiatiefnemers. Monumentenzorg wordt hierdoor minder als een ‘hindermacht’ ervaren. Een punt van zorg voor het Restauratiefondsbestuur is echter of alle gemeenten hiertoe in staat zijn. Uit onderzoek dat het Restauratiefonds heeft verricht, blijkt dat ruim een op de drie monumentenambtenaren zijn of haar gemeente hiertoe voorlopig nog niet in staat acht. Vooral omdat de benodigde capaciteit ontbreekt. In meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten is slechts 0,1 tot 0,5 fte beschikbaar voor het opstellen en uitvoeren van het monumentenbeleid. Nu steeds meer taken worden gedecentraliseerd van het Rijk naar provincie of gemeente, is een goede ondersteuning vanuit het Rijk van groot belang.
Herbestemmen van gebouwen, complexen en structuren die hun functie verliezen, kan leegstand en verval tegengaan, en daarmee het verlies aan belangrijke cultuurhistorische waarden voorkomen. Bij het moderniseren van de monumentenzorg is herbestemmen daarom een essentieel onderwerp. Om de aandacht voor herbestemmen vorm te geven is een Nationaal Programma Herbestemming in het leven geroepen. Een groot aantal organisaties werkt aan een gezamenlijke agenda van activiteiten. Het Restauratiefonds participeert hier ook in. Samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is in 2011 een regeling voor het wind- en waterdicht houden van leegstaande objecten die wachten op een herbestemming en een regeling voor haalbaarheidsonderzoeken opgezet. In samenwerking met BOEi is ook gewerkt aan een onderzoek naar de onrendabele top bij herbestemmingsprojecten en aan het bijeenbrengen van kennis over de financiering van herbestemmingprojecten. Deze is ingebracht in de digitale Kennisbank Herbestemmen van het Nationaal Programma Herbestemming. Financiering monumentenzorg Een toekomstbestendig monumentenbestel vraagt ook om een adequate en structurele financiering. Een situatie waarin het begrip ‘restauratieachterstand’ tot het verleden behoort en klantgerichte subsidieregelingen en financieringsinstrumenten de monumenteigenaar in staat stelt het cultureel erfgoed zo goed mogelijk in stand te houden. In 2011 is de instandhoudingsregeling voor monumenten aangepast en is onderzocht hoe deze verder verbeterd kan worden. Ook zijn de eerste stappen gezet naar een structurele restauratieregeling en is de fiscale aftrekregeling voor monumenten gewijzigd. Op 1 januari 2011 is een aangepaste instandhoudingsregeling (Brim) van kracht geworden. Hierin zijn ten opzichte van de vorige regeling een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd, die het aanvragen van subsidies eenvoudiger en minder tijdrovend maken. Een belangrijke aanpassing is het introduceren van een keuzemogelijkheid tussen subsidie en laagrentende lening. Eigenaren van rijksmonumenten die in aanmerking komen voor subsidie (circa 20.000) kunnen in plaats van subsidie ook een Restauratiefonds-hypotheek aanvragen. In 2011 is daar al veelvuldig gebruik van gemaakt. Afgelopen jaar is in opdracht van het ministerie van OCW een evaluatie van het Brim uitgevoerd. Deze had als hoofdvraag: bereikt het Brim zijn doel? Stimuleert het eigenaren van monumenten tot planmatig onderhoud van hun pand? Uit de evaluatie komt naar voren dat de Brim-filosofie door het veld breed gedragen wordt. Eigenaren geven aan dat zij inderdaad planmatiger te werk gaan als het gaat om het in stand houden van hun monument. Dure restauraties worden hierdoor beperkt of uitgesteld, wat het op de langere termijn economisch voordelig maakt. De effectiviteit van de regeling wordt echter voor een deel teniet gedaan door de grote
overvraag sinds 2010 en door de onvoorspelbaarheid of men wel of niet in de prijzen valt. Het bestuur van het Restauratiefonds kijkt met zorg naar deze grote overvraag aan Brim-subsidies. Zeker nu de staatssecretaris heeft laten weten dat het jaar 2012 een ‘tussenjaar’ wordt voor het Brim. In 2012 wordt gekozen voor continuïteit. Dit betekent dat afgewezenen uit 2011 en laagste begrotingen voorrang krijgen. Hiervoor is 48,5 miljoen euro beschikbaar. Een nieuw Brim treedt pas in 2013 in werking. Met ingang van 2012 stelt het ministerie van OCW een meerjarig restauratiebudget beschikbaar voor restauraties en herbestemmingen. Het Restauratiefonds is verheugd over de komst van een meerjarig restauratiebudget, waarbij jaarlijks 37 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld t.b.v. de monumentenzorg. Hiervan wordt in zes jaarlijkse termijnen een bedrag van 17 miljoen euro (totaal 103 miljoen euro) gedoteerd aan het Revolving Fund van het Restauratiefonds ten behoeve van nietwoonhuismonumenten. Het overige deel van 20 miljoen euro wordt jaarlijks via de provincies beschikbaar gesteld aan de monumentenzorg. Daarmee wordt gestalte gegeven aan de lang gekoesterde wens voor een structurele geldstroom voor grote restauratieprojecten. Deze zijn in de afgelopen jaren vooral via ad hoc-regelingen gesubsidieerd, wat leidde tot veel onzekerheid bij de eigenaren van deze monumenten. Het bestuur van het Restauratiefonds onderschrijft de keuzes die de staatssecretaris heeft gemaakt bij de uitgangspunten voor de toekomstige verdeling van de middelen. Laagrentende leningen voor de eigenaar die kan financieren, subsidie voor de eigenaar die daar niet toe in staat is. Hoe de verdeling van deze subsidies via de provincies gaat verlopen is eind 2011 nog onzeker. Met een potentieel reservoir van aanvragers tot een totaal van 600 miljoen euro subsidie, blijft het toekennen van restauratiesubsidies echter wel een kwestie van prioriteren en keuzes maken. Eind 2011 is een wetsvoorstel aangenomen voor de zogeheten Geefwet. Het doel is om giften aan culturele instellingen (tijdelijk) extra te stimuleren en het totaalbedrag aan giften substantieel toe te laten nemen. Om de Geefwet mogelijk te maken, wordt de aftrek van uitgaven voor monumenten panden versoberd. Dat moet een bedrag van 12 miljoen euro opleveren. Daarvan komt overigens maar circa 5 miljoen euro terecht in de cultuursector en de rest bij onder andere sportverenigingen en scoutingclubs. Het vrij gekomen budget van de afbouw van de monumentenaftrek wordt nu dus helaas voor meer dan de helft besteed buiten de culturele sector. Voor de eigenaar van een rijksmonumentaal woonhuis vervalt de mogelijkheid om eigenaarslasten en afschrijvingen als aftrekbare kosten voor de Inkomstenbelasting op te geven. Van de onderhoudskosten is met ingang van het belastingjaar 2012 nog maar 80% aftrekbaar. Dat geldt voor zowel monumenten die eigen woning zijn, als voor monumenten die onder de
vermogens-rendementheffing (Box III) vallen. De drempel om voor de aftrek in aanmerking te komen vervalt ook voor alle monumenten. Daarmee wordt de regeling dus veel simpeler en wordt onderhoud gestimuleerd. Een punt van zorg voor het Restauratiefondsbestuur zijn de forse bezuinigingen op het cultuurbudget. Ook de monumentenzorg wordt hierdoor getroffen. In 2012 wordt een generieke en structurele bezuiniging van 2,2% doorgevoerd. Deze loopt vanaf 2013 en verder op naar 5%. Daarmee ontstaat de zorg dat juist op het moment dat de restauratie-achterstanden van de afgelopen 20 jaar weggewerkt worden, er wederom nieuwe achterstanden dreigen te ontstaan. In veel monumentale panden vinden culturele activiteiten plaats. Hierbij kan het gaan om concerten in kerken, maar ook om theatervoorstellingen in een herbestemd fabrieksgebouw. Bezuinigingen in de cultuursector kunnen dus ook een negatieve uitwerking krijgen op de exploitatie en het gebruik van monumenten.
4.2 Markt- en productontwikkeling en strategische advisering Modernisering Monumentenzorg In 2011 heeft veel overleg plaatsgevonden met het ministerie van OCW en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over de implementatie van het beleidsplan Modernisering Monumentenzorg en de wijzigingen in wet- en regelgeving die hieruit voortkomen. De betrokkenheid van het Restauratiefonds is het meest concreet bij het uitwerken van nieuwe regelingen voor grote restauraties en herbestemmingen, het aanpassen van het Brim en het project Kennisinfrastructuur Modernisering Monumentenzorg (KiMoMo). Restauratiefondsplus-hypotheek Op verzoek van het ministerie van OCW heeft het Restauratiefonds in 2011 de Restauratiefondsplus-hypotheek ontwikkeld. De positieve ervaringen met het Revolving Fund voor woonhuismonumenten zijn voor de staatssecretaris aanleiding geweest om dit systeem ook voor andere (grote) restauraties en herbestemmingen in te zetten. Met ingang van 2012 stelt het ministerie van OCW de komende zes jaar – met jaarlijkse stortingen – ruim 100 miljoen euro beschikbaar. Uit dit fonds wordt de zogeheten Restauratiefondsplus-hypotheek verstrekt. Vergelijkbaar met de lening voor woonhuizen, maar met een hoger leenbedrag. Het minimale leenbedrag is 300.000 euro, het maximale 2,5 miljoen euro. De looptijd van de lening is maximaal 30 jaar. Ook hier worden rente en aflossing weer aan het Revolving Fund toegevoegd om nieuwe projecten uit te financieren. In november 2011 zijn de Voorwaarden en Kenmerken voor deze leningen gepubliceerd in de Staatscourant en per 1 januari 2012 kunnen aanvragen worden ingediend.
9
bestuursversl ag
10
Onderzoeken monumentenzorg In de zomer van 2011 heeft het Restauratiefonds een groot onderzoek uitgevoerd onder eigenaren van gemeentelijke monumenten, met als doel de restauratiebehoefte bij gemeentelijke monumenten in Nederland in kaart te brengen. Het is voor het eerst dat hiernaar landelijk onderzoek is verricht. Hiervoor werden ruim 33.000 monumenteigenaren benaderd. Uit het onderzoek blijkt dat de helft van de monumenteigenaren niet positief is over de onderhoudsstaat van het monument. Ruim 17 procent van de eigenaren noemt de onderhoudsstaat zelfs slecht of matig en 33 procent beoordeelt het als redelijk. Geldgebrek is voor 64 procent van de eigenaren de belangrijkste reden voor de gebrekkige onderhoudsstaat. Aan de eigenaren die verwachten de komende drie jaar (een deel van) de restauratiewerkzaamheden te gaan uitvoeren, is gevraagd hoe zij deze gaan financieren. Opvallend is dat 54% van deze groep wel concrete restauratieplannen heeft, maar nog niet weet hoe men de restauratie werkzaamheden gaat financieren. Uit onderzoek van het Restauratiefonds uit 2009 bleek een enorme bereidheid onder gemeenten om nieuwe gemeentelijke monumenten aan te wijzen (6.000 tot 13.000 nieuwe monumenten in twee jaar). Het is daarbij wel van belang dat het in stand houden van deze monumenten ook voldoende ondersteund wordt. Bijna de helft van de monumenteigenaren is ontevreden over de ondersteuning van de gemeente. Het Restauratiefonds heeft naar aanleiding van dit onderzoek aan de provincies en aan ruim honderd gemeenten een onderzoeksrapport met de resultaten voor de eigen gemeente of provincie beschikbaar gesteld. Met veel van deze gemeenten en provincies wordt gesproken over de onderzoeksuitkomsten en de verbetermogelijkheden bij het ondersteunen van monumenteigenaren.
monumentale woningbezit. Het zijn vooral de herbestemmingsactiviteiten die bij corporaties vrijwel stoppen. Caribisch Nederland Samen met het ministerie van OCW is in 2011 verder invulling gegeven aan een financieringsoplossing voor de monumentenproblematiek op de eilanden van Caribisch Nederland. Er is gewerkt aan het opzetten van een structuur om restauraties op deze eilanden te financieren, via een eigen fonds of rechtstreeks via het Restauratiefonds. Hiervoor is in de periode 2008-2011 acht miljoen euro beschikbaar gesteld door het ministerie van OCW. Deze middelen worden revolverend, als laagrentende leningen ingezet. De bestemming wordt door de diverse eilandbesturen vastgesteld, binnen de kaders die het ministerie van OCW hiervoor aangeeft. Het Restauratiefonds heeft hierover in 2011 intensief contact gehad met bestuurders en monumentenzorgers op alle eilanden van Caribisch Nederland. Sinds eind 2011 is het op alle eilanden mogelijk om leningen te verstrekken. Productontwikkeling In 2011 zijn diverse verkenningen uitgevoerd of producten ontwikkeld: • Als onderdeel van MoMo is samen met het ministerie van OCW gewerkt aan de uitbreiding van de bestaande ‘Achterborg’ voor rijksmonumenten naar de cultuurhistorisch waardevolle objecten die door gemeenten en provincies zijn aangewezen. Met de Achterborg stelt de Staat zich garant voor het Restauratiefonds ten opzichte van haar geldgevers bij de financiering van monumenten. De interne procedures, automatisering en marktbewerking zijn hier in 2011 op aangepast.
In het afgelopen jaar is het Restauratiefonds betrokken bij een onderzoek naar de restauratiemarkt en de arbeidscapaciteit tot 2015 van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB). Het Restauratiefonds heeft hiervoor informatie beschikbaar gesteld en deelgenomen aan de begeleidingscommissie .
• Op verzoek van het ministerie van OCW is de Restauratiefondsplushypotheek ontwikkeld. Een laagrentende lening voor grote restauraties en herbestemmingen van rijksmonumenten zonder woonfunctie. In november 2011 zijn de Voorwaarden en Kenmerken van deze leningen gepubliceerd in de Staatscourant.
In de eerste helft van 2011 is samen Aedes (overkoepelende organisatie voor woningcorporaties), de ministeries van OCW en Binnenlandse Zaken en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opdracht gegeven aan het EIB voor een onderzoek onder corporaties. Ruim 150 corporaties hebben via een enquête en interviews aangegeven wat hun verwachtingen zijn voor de komende jaren met betrekking tot het restaureren en herbestemmen van hun monumentale panden. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat corporaties in de periode 2006-2010 bijna 3.000 monumenten gerestaureerd hebben. Voor de komende periode 2011-2015 is de verwachting dat de corporaties veel minder restauratie-inspanningen gaan verrichten dan in de voorgaande periode. Het aantal restauraties door corporaties zal ruwweg halveren en ze gaan zich vooral concentreren op het al verworven
• Uit marktonderzoek onder eigenaren van gemeentelijke monumenten is gebleken dat de helft van de eigenaren van plan is om de komende drie jaar werkzaamheden uit te voeren in het monument om het energieverbruik omlaag te brengen. Voor het Restauratiefonds is dit aanleiding om actief te verkennen of er eenvoudige financieringsvormen te ontwikkelen zijn die de monumenteigenaar ondersteunen in de realisatie van een duurzaam monument. • In juni 2011 is het Fonds voor Mobiel Erfgoed opgericht. Het ministerie van OCW heeft hiertoe al eerder een miljoen euro toegevoegd aan het Revolving Fund. Uit dit fonds worden Mobiel Erfgoed-Leningen verstrekt aan eigenaren van mobiel erfgoed. De uitvoering vindt plaats
in samenwerking met de Mondriaan Stichting. De Mondriaan Stichting fungeert als loket en verzorgt de beoordeling en toekenning. Het Restauratiefonds verstrekt de financieringen. • Samen met de provincie Noord-Holland is het Noord-Hollands Fonds voor Monumenten ontwikkeld. De provincie heeft ruim vijf miljoen euro beschikbaar gesteld aan het Restauratiefonds om dit fonds op te richten. Eigenaren van provinciale monumenten met een woonfunctie, kunnen een lening tegen een lage rente aanvragen voor hun restauraties. • Fonds 1818, actief in De Haag en de regio Haaglanden, heeft bij het Restauratiefonds een eigen revolverend fonds voor restauratie, her bestemming en duurzaamheid ondergebracht. Het Restauratiefonds voert het beheer en verstrekt vanuit dit fonds laagrentende leningen. • Met provincies wordt in toenemende mate samengewerkt bij het inzetten van de beschikbare gelden voor de monumentenzorg. Dit gebeurt in de vorm van het uitbetalen van subsidies of het verstrekken van financieringen.
4.3 Restauratie- en instandhoudingsmarkt voor rijksmonumenten Financieringen voor rijksmonumenten Met het verstrekken van financieringen en het uitbetalen van subsidies heeft het Restauratiefonds een belangrijke bijdrage bij het in stand houden van monumenten. Voor de eigenaar van een rijksmonument is het Restauratiefonds een vast aanspreekpunt als het gaat om de financiering van restauratie of onderhoud. Bijvoorbeeld voor een laagrentende Restauratiefonds-hypotheek of een Totaal-financiering; een financiering op maat voor het hele restauratieproject. Het Restauratiefonds heeft de ambitie om bij tenminste 70% van de restauraties van rijksmonumenten daadwerkelijk betrokken te zijn. Een goede indicator voor het aantal restauraties vormen de afgegeven mededelingen door Belastingdienst Bureau Monumentenpanden (BBM) en het aantal door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed afgegeven subsidiebeschikkingen voor restauraties. Op basis van deze telling bedroeg het aantal restauraties gedurende geheel 2011: 858. Over geheel 2010 waren dit 1.073 restauraties. In 2011 was het Restauratiefonds bij bijna 70% van deze restauraties betrokken, bijvoorbeeld via een financiering, de RestauratieWijzer of een subsidie-uitbetaling. De dienstverlening door het Restauratiefonds wordt in 2011 door klanten met een 8,8 (2010: 8,7) als rapportcijfer gewaardeerd.
Restauratiefonds-hypotheken Met de invoering van het Brim 2011 komen alle eigenaren van woonhuizen of monumenten met een woonfunctie in aanmerking voor de laagrentende Restauratiefonds-hypotheek. Het Restauratiefonds verstrekt deze laagrentende leningen (beduidend lager rentepercentage dan de marktrente met een minimum van 1,5%) uit het Revolving Fund. In 2011 is voor 39,4 miljoen euro aan Restauratiefonds-hypotheken verstrekt. Dit is fors hoger dan de 31,3 miljoen euro die in 2010 is gerealiseerd. Aan eigenaren die in het Brim in aanmerking komen voor subsidie wordt met ingang van 2011 de mogelijkheid geboden om in plaats van subsidie een Restauratiefonds-hypotheek aan te vragen. Met de invoering van het Brim 2011 kan tevens voor elke zelfstandige eenheid binnen een monumentaal complex een aanvraag worden gedaan. Voor 2011 was dat per monumentnummer. Door deze wijzigingen is er voor 8,5 miljoen euro meer aan Restauratiefonds-hypotheken verstrekt. Met deze productie komt het bedrag aan verstrekte Restauratiefondshypotheken boven het in de meerjarenprognoses beoogde niveau. Overige financieringen voor monumenten In 2011 hebben ruim 240 eigenaren gekozen voor een langlopende financiering bij het Restauratiefonds voor een totaalbedrag van 18,9 miljoen euro. Bij de Restauratiefonds-hypotheken financiert het Restauratiefonds bij bijna 35% van de restauraties ook de overige investeringskosten voor zijn klanten. Naast deze financieringen biedt het Restauratiefonds bijzondere kredietfaciliteiten voor onder meer Stadsherstel-organisaties en restaurerende instellingen. Het totaalbedrag aan verstrekte leningen is gestegen van 58,9 miljoen euro in 2010 naar 68,4 miljoen euro in 2011. Dit betreft zowel de laagrentende leningen als de marktconforme leningen voor alle soorten monumenten, zowel rijksmonumenten als gemeentelijke en provinciale monumenten (zie paragraaf 4.4). Bouwrekeningen In 2011 zijn minder Bouwrekeningen verstrekt dan het jaar ervoor. In 2011 werd voor 83,8 miljoen euro aan Bouwrekeningen gecontracteerd, tegen 119,7 miljoen euro in 2010. In aantallen is de totale productie van Bouwrekeningen gedaald van 601 in 2010 naar 583 in het afgelopen jaar. De portefeuille Bouwrekeningen bedraagt per ultimo 2011: 17,0 miljoen euro. In de portefeuille Bouwrekeningen zijn ook de ‘Voorfinancieringen Belastingteruggave’ opgenomen. Het Restauratiefonds verstrekt deze kortlopende leningen, waarmee een eigenaar een deel van de kosten die hij terugkrijgt van de Belastingdienst kan voorfinancieren. Subsidie voor rijksmonumenten Naast het verstrekken van financieringen betaalt het Restauratiefonds ook subsidies uit voor rijksmonumenten. In 2011 zijn door de Rijksdienst voor
11
bestuursversl ag
het Cultureel Erfgoed in totaal 1.272 nieuwe rijksbeschikkingen afgegeven. Dit is een forse daling ten opzichte van 2009 en 2010 (resp. 2.443 en 1.673). Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) In 2006 is de subsidieregeling voor het in stand houden van rijksmonumenten van start gegaan, waarmee het Rijk een verschuiving van restauratie naar het in stand houden van monumenten wil bewerkstelligen. Verspreid over een periode van zes jaar worden de verschillende categorieën monumenten opgenomen in de instandhoudingsregeling. In 2011 kon de laatste groep eigenaren van kerkelijke gebouwen een aanvraag indienen. Ook voor de zogeheten ‘groene monumenten’ werd het aanvragen van een Brim-subsidie mogelijk. Daarmee zijn alle categorieën monumenten toegetreden tot de instandhoudingsregeling. In 2011 zijn in het kader van deze regeling in totaal 486 beschikkingen afgegeven, met een totaal toegekend subsidiebedrag van 57,6 miljoen euro. Door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werden ruim 1.800 aanvragen afgewezen bij gebrek aan budget.
12
Het Restauratiefonds betaalt namens het ministerie van OCW de Brimsubsidies uit en verzorgt de bevoorschotting tijdens de planperiode van zes jaar. Hierdoor is de uitvoering van het geplande onderhoud minder afhankelijk van het jaarlijks beschikbaar komen van subsidie. Achterstandsregelingen In 2011 zijn ook extra subsidiegelden beschikbaar gekomen voor monumenten die een restauratie-achterstand hebben. De uitvoering van deze bijzondere regelingen is afhankelijk van het beschikbaar komen van incidenteel extra geld. In 2011 is via de Restauratieregeling 2010-2011 een bedrag van 46,2 miljoen euro beschikbaar gekomen voor 57 grote restauratieprojecten. Op grond van oudere achterstandsregelingen als de Rrwr en de SRHCE zijn in 2011 nog drie beschikkingen afgegeven voor een bedrag van 2,3 miljoen euro. Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (Brrm) Voor het Brrm konden in 2011 geen nieuwe aanvragen meer ingediend worden. Reeds ingediende aanvragen worden nog afgehandeld. Door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is in 2011 nog voor 122.000 euro aan Brrm-subsidiebeschikkingen afgegeven voor twee restauratieprojecten. Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (Brom) Het aantal eigenaren dat gebruikmaakt van het Brom is geleidelijk minder geworden. 2012 is het laatste jaar waarin nog Brom-subsidies verstrekt zullen worden. In 2011 zijn in totaal 682 Brom-beschikkingen afgegeven. Dit is aanzienlijk minder dan in 2010 (1.037 beschikkingen).
Uitbetaling rijkssubsidies In 2011 is in totaal 115,3 miljoen euro aan rijkssubsidies uitbetaald (2010: 136,3 miljoen euro).
4.4 Samenwerking met provincies, gemeenten en fondsen Naast de financiering van rijksmonumenten financiert het Restauratiefonds ook provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden in Beschermde Stads- en Dorpsgezichten en stadsvernieuwing. Het Restauratiefonds werkt hierbij samen met verschillende gemeenten en provincies, maar ook met particuliere organisaties, zoals Prins Bernhard Cultuurfonds en VSBfonds. Cultuurfondsen voor Monumenten Het Restauratiefonds en Prins Bernhard Cultuurfonds hebben tien jaar geleden het initiatief genomen om de financiële mogelijkheden te verruimen voor het behoud van gemeentelijke en provinciale monumenten en van beeldbepalende panden in Beschermde Stads- en Dorpsgezichten. Sinds 2005 zijn negen provinciale Cultuurfondsen actief in Friesland, Gelderland, Groningen, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland. Deze fondsen worden mede gevoed door VSBfonds, provincies, gemeenten, corporaties en andere monumenten organisaties. Uit de Cultuurfondsen voor Monumenten worden laag rentende leningen verstrekt. In 2011 zijn 79 Cultuurfonds-hypotheken verstrekt voor een bedrag van 5,5 miljoen euro. Daarmee is het productievolume gestegen (2010: 3,5 miljoen). Inmiddels is 24,9 miljoen euro, van de beschikbare 29 miljoen euro in de Cultuurfondsen voor Monumenten, uitgezet in leningen. In de meeste provincies (met uitzondering van Utrecht en Overijssel) zijn de beschikbare middelen in 2011 vrijwel geheel besteed. In 2011 is overleg gevoerd met Prins Bernhard Cultuurfonds en de provincies over extra stortingen in de Cultuurfondsen. Dit heeft geleid tot een extra storting door de provincie Zeeland. De provincies Noord-Brabant en Gelderland hadden in 2010 al een aanvullende storting verricht. Regionale Restauratiefondsen Voor een aantal gemeenten en provincies heeft het Restauratiefonds eigen ‘Regionale Restauratiefondsen’ opgericht. Dit is een eigen revolverend fonds, waaruit de gemeente of provincie laagrentende leningen kan toekennen aan eigenaren van gemeentelijke en provinciale monumenten. Het Restauratiefonds zorgt daarna voor het beoordelen, verstrekken en beheer van de leningen. In totaal zijn er nu tien decentrale overheden met een eigen revolverend fonds, waarvan zeven gemeenten: Amsterdam, Deventer, Dordrecht, Leeuwarden, Rotterdam, Schiedam en
Utrecht, en de drie provincies Drenthe, Gelderland en Noord-Brabant. De totale omvang van deze Regionale Restauratiefondsen bedraagt eind 2011: 29,7 miljoen euro, waarvan 15,1 miljoen euro in de vorm van laagrentende leningen is uitgezet. In 2011 werden 29 leningen verstrekt voor een bedrag van 2,6 miljoen euro. Overige lokale revolverende fondsen Samen met de provincie Noord-Holland is het Noord-Hollands Fonds voor Monumenten ontwikkeld. De provincie heeft ruim 5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het Restauratiefonds om dit fonds op te richten. Eigenaren van provinciale monumenten met een woonfunctie en eigenaren van stolpboerderijen kunnen een lening tegen een lage rente aanvragen voor hun restauraties. Fonds 1818, actief in Den Haag en de regio Haaglanden, heeft in samenwerking met Prins Bernhard Cultuurfonds bij het Restauratiefonds een eigen revolverend fonds voor de restauratie en herbestemming van gemeentelijke monumenten en rijksmonumentale kerken ondergebracht. Het Restauratiefonds verstrekt na de kredietbeoordeling vanuit dit fonds laagrentende leningen en voert het beheer uit. Subsidie-op-termijn Subsidie-op-termijn is feitelijk een mengvorm van subsidie en financiering en wordt met name toegepast bij stadsvernieuwing. De gemeente verstrekt op termijn (veelal na 15 jaar) een subsidie aan de eigenaar. Deze kan voor de tussenliggende periode gebruikmaken van een aflossingsvrije lening van het Restauratiefonds. Deze lening wordt uiteindelijk door de eigenaar afgelost met de subsidie die beschikbaar komt. De portefeuille Subsidie-op-termijn bestaat eind 2011 uit 3.426 definitieve beschikkingen met een totale schuldrest van 87,8 miljoen euro. Deze beschikkingen moeten gedurende hun looptijd ‘aangroeien’ tot een eindwaarde van 109,4 miljoen euro. Nieuwe beschikkingen worden nog beperkt afgegeven (2011: 122 stuks). Naast de definitief vastgestelde beschikkingen zijn er ook nog 294 ‘voorlopige beschikkingen’ in portefeuille. Deze beschikkingen worden door de gemeente definitief gemaakt, zodra de betreffende restauratie/renovatie is uitgevoerd en alle controles daarop hebben plaatsgevonden. Mobiel erfgoed Naast het reeds bestaande Fonds voor Varend Erfgoed, dat in samen werking met VSBfonds wordt gevoerd, is in juni 2011 het Fonds voor Mobiel Erfgoed opgericht. Het ministerie van OCW heeft hiertoe een miljoen euro toegevoegd aan het Revolving Fund. Uit dit fonds worden Mobiel Erfgoed-Leningen verstrekt aan eigenaren van mobiel erfgoed. De uitvoering vindt plaats in samenwerking met de Mondriaan Stichting. Deze stichting fungeert als loket en verzorgt de beoordeling en toekenning. In 2011 zijn nog geen Mobiel Erfgoed-Leningen verstrekt.
4.5 Communicatie en voorlichting Het Restauratiefonds wil monumenteigenaren zo goed mogelijk informeren over de financiering van de restauratie en het onderhoud in de meest ruime zin van het woord. Voorlichting over wet- en regelgeving is hier onlosmakelijk mee verbonden. Intensief contact Voorlichting wordt door het Restauratiefonds op verschillende manieren gegeven. Dagelijks beantwoordt het Restauratiefonds vele vragen van monumenteigenaren en professionele monumentenzorgers. De trend, waarin telefonisch contact met eigenaren en professionals steeds meer vooraf wordt gegaan door contact via internet, is dit jaar verder doorgezet. Dat is met name te merken aan de ‘voorkennis’ waarover de bellers beschikken. Het aantal inkomende telefoongesprekken met een voorlichtend karakter is licht gestegen (5.130 ten opzichte van 5.000 in 2010). Het aantal bezoekers van onze website is ongeveer 6% lager (65.000 ten opzichte van 69.000 in 2010). Bijna 10% van de bezoekers aan de website van het Restauratiefonds komt via Monumenten.nl. Ongeveer 20% vindt ons via adwords in Google. Samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is in 2011 gewerkt aan een informatiegids voor nieuwe monumenteigenaren. De intentie van staatssecretaris Zijlstra en het Restauratiefonds is om elke nieuwe monumenteigenaar direct te voorzien van uitgebreide informatie. Monumenten.nl Monumenten.nl is een overkoepelende informatiebron binnen de monumentenzorg. De site richt zich in eerste instantie op eigenaren van monumenten, met informatie over het in stand houden van hun pand. Daarnaast wil de site iedereen die beroepsmatig betrokken is bij monumenten van dienst zijn. Uiteraard is de informatie ook toegankelijk voor iedereen die geïnteresseerd is in monumenten in de meest brede zin van het woord. Monumenten.nl is een samenwerking tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Restauratiefonds. In 2011 is Monumenten.nl technisch en qua uitstraling geheel vernieuwd en voorbereid op de doelstellingen van het project Kennisinfrastructuur Modernisering Monumentenzorg (KiMoMo), waarmee kennis en informatie beter gedeeld kan worden met de eigenaren en ‘het monumentenveld’. Het aantal unieke bezoekers is ruim 124.000 in 2011. Het aantal abonnees op de maandelijkse digitale nieuwsbrief is bijna 4.000. RestauratieWijzer Met de RestauratieWijzer wordt de eigenaar via persoonlijke begeleiding, vanaf het eerste uur, zo goed mogelijk begeleid bij alle financiële en procesmatige aspecten van het restauratieproject. Bijvoorbeeld met een
13
bestuursversl ag
14
handig stappenplan, maar ook met een vrijblijvend advies of een eigenaar de financiële lasten van een restauratie kan dragen. Alle aanvragen voor deze dienst komen via de website van het Restauratiefonds binnen. Eind 2011 maken ruim 330 klanten gebruik van de RestauratieWijzer. Van hen zijn 157 in 2011 klant geworden. Zij geven een gemiddeld tevredenheidscijfer van 8,2. Van de nieuwe aanvragers zit het grootste deel (ruim 70%) in een aankoopsituatie. Juist op dat moment is grote behoefte aan goede en snel beschikbare informatie en ondersteuning. Ongeveer de helft van deze klanten besluit uiteindelijk niet over te gaan tot aankoop, bijvoorbeeld omdat de lasten voor de restauratie te hoog worden. Daarmee zijn veel potentiële monumenteigenaren behoed voor een ‘valkuil’. In 2011 is de dienstverlening van de RestauratieWijzer vergaand gedigitaliseerd en is de ‘papieren’ informatiemap volledig verdwenen. Klanten ervaren de actuele digitale informatie positief. Opleidingen en cursussen De voorlichting aan gemeenteambtenaren en andere professionals vindt plaats binnen het cursusproject ‘Erfgoed in de Praktijk’. Dit is een samenwerkingsverband met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Erfgoed Nederland. In 2011 zijn 25 cursusdagen georganiseerd, waaraan 423 professionals hebben deelgenomen. Via ‘Erfgoed in de Praktijk’ worden door het Restauratiefonds ook samen met NVM-SOM, het opleidingsinstituut voor makelaars, cursusdagen georganiseerd. In 2011 zijn vijf cursussen gegeven. Deze dagen trokken 95 enthousiaste deelnemers. Naast deze cursusdagen verzorgt het Restauratiefonds regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten in samenwerking met gemeenten en/of monumentenorganisaties. In 2011 gebeurde dat tien keer, met in totaal ruim 900 toehoorders. Evenementen en publiciteit In 2011 heeft het Restauratiefonds een aantal evenementen georganiseerd en bijdragen geleverd aan verscheidene door derden georganiseerde evenementen. Voorbeelden hiervan zijn de start en afronding van restauraties, diverse symposia en congressen rond herbestemmen van monumenten en religieus erfgoed, de introductie van het informatiepakket voor nieuwe monumenteigenaren, de Nederlandse Restauratiebeurs en de Open Monumentendag. In 2011 zijn door en over het Restauratiefonds persberichten uitgebracht en artikelen geplaatst, zowel in landelijke als in regionale media. In 2011 waren het vooral de artikelen naar aanleiding van de economische onderzoeken, onderzoek naar de restauratiebehoefte van gemeentelijke monumenten, de uitreiking van de informatiegids Monumentaal Wonen, de introductie Restauratiefondsplus-hypotheek, de Cultuurfondsen voor Monumenten en de ‘optredens’ van onze voorzitter die de aandacht vroegen.
Het Restauratiefonds stelt huize Hoevelaken regelmatig beschikbaar als ‘vergaderlocatie’ voor andere organisaties in monumentenland, waarbij het Restauratiefonds aan de vergadering deelneemt of daarin een presentatie verzorgt. In 2011 waren dat bijvoorbeeld, de provinciale steunpunten monumentenzorg, de Monumentenwacht, de taxateurs van Belastingdienst Bureau Monumentenpanden (BBM), de Erfgoedacademie en Federatie Instandhouding Monumenten (FIM).
4.6 Algemeen beheer en bedrijfsvoering Verantwoord ondernemen Het Restauratiefonds wil integer en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Een hoogwaardig MVO-beleid is daarom onderdeel van onze reguliere dienstverlening en productverantwoordelijkheid. Het Restauratiefonds is transparant in zijn product- en dienstverlening en de rapportages daarover. Het Restauratiefonds hanteert een gedragscode. Deze geeft de spelregels en de speelruimte aan waarbinnen de werkzaamheden van de medewerkers zich moeten afspelen. Wij hebben daarbij aandacht voor klanttevredenheid, klachtenbehandeling, zorgplicht, transparantie, veiligheid, reclame en privacy. In onze producten en processen willen wij integer en transparant zijn en voldoen aan de geldende regelgeving en gedragscodes. Het Restauratiefonds streeft in zijn bedrijfsvoering naar een lage milieubelasting door het bewust gebruik van materialen en duurzame inkoop. Papierarm werken is hiervan een voorbeeld. Uitvoering activiteiten door Fondsenbeheer Nederland B.V. Evenals voorgaande jaren zijn alle activiteiten voor het Restauratiefonds uitgevoerd door Fondsenbeheer Nederland B.V. Via Fondsenbeheer Nederland stelt Rabo Vastgoedgroep haar brede expertise van vastgoed (ontwikkeling, financiering en management) beschikbaar aan het Restauratiefonds. Fondsenbeheer Nederland biedt dergelijke faciliteiten, zonder winstoogmerk, ook aan Nationaal Groenfonds, Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn), Maatschappij voor Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van industrieel erfgoed (BOEi), Boerderij en Landschap, Stichting Klimaatlandschap Nederland en de Stichting behoud en herbestemming Religieus Erfgoed (BHRE). Dankzij deze organisatievorm worden belangrijke synergievoordelen behaald. De dienstverlening van Fondsenbeheer Nederland is contractueel vastgelegd in een managementovereenkomst. Het waarborgen van het onafhankelijk opereren van het Restauratiefonds ten opzichte van Fondsenbeheer Nederland is één van de belangrijkste aspecten van deze overeenkomst. In samenhang met deze managementovereenkomst werken het Restauratiefonds en Fondsenbeheer Nederland samen op
het gebied van kostendeling. Fondsenbeheer Nederland gaat hiervoor verplichtingen aan (bijvoorbeeld voor personeel, huisvesting, kantoor automatisering e.d.) voor rekening en risico van het Restauratiefonds en de andere fondsen waarmee Fondsenbeheer Nederland soortgelijke overeenkomsten heeft gesloten. Voordeel van deze werkwijze is onder andere dat de verrekening van deze onderling gedeelde kosten vrij van btw is. Fondsenbeheer Nederland maakt onderdeel uit van Rabo Vastgoedgroep, een 100% dochter van Rabobank. Rabobank en Rabo Vastgoedgroep tonen een warme belangstelling voor de activiteiten van Fondsenbeheer Nederland. De activiteiten van Fondsenbeheer Nederland passen goed binnen het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, zoals Rabo Vastgoedgroep en Rabobank dat hoog in hun vaandel hebben. Personeel en organisatie Eind 2011 werkten (vanuit Fondsenbeheer Nederland) 41 fte voor het Restauratiefonds (eind 2010: 40 fte). Dit is inclusief alle ondersteunende diensten. Met deze personele inzet zijn in 2011 de activiteiten voor het Restauratiefonds uitgevoerd, ondanks de toename van het aantal activiteiten. Een en ander is mogelijk geweest dankzij de steeds verdergaande inzet van geautomatiseerde hulpmiddelen en dankzij de samenwerking met de andere organisaties waarvoor Fondsenbeheer Nederland het management voert. Informatievoorziening en automatisering Ook in 2011 heeft de geautomatiseerde ondersteuning voor het merendeel van de Restauratiefonds-activiteiten plaatsgevonden met behulp van het systeem SF2000 in combinatie met het CRM-pakket Scope en het digitaal archiefsysteem Xtendis. Via deze systemen wordt het proces van uit te betalen subsidies, rekening-courantverhoudingen en het verstrekken en beheren van financieringen ondersteund. SF2000 is in 2011 verbeterd waardoor een betere stroomlijning van het administratieve verwerkingsproces is ontstaan. Ook is in 2011 een grote functionele aanpassing doorgevoerd in SF2000, waarmee het uitbetalen en verantwoorden van subsidies volgens het Uniform Subsidiekader (USK) mogelijk is geworden. Nagenoeg alle processen voor het Brim, zowel het deel dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uitvoert als het deel van het Restauratiefonds, worden via het SF2000-systeem ondersteund. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de hedendaagse mogelijkheden die het internet biedt, zoals het digitaal kunnen aanvragen van subsidies en het digitaal kunnen indienen van declaraties. Dankzij deze samenwerking tussen de Rijksdienst en het Restauratiefonds kan de uitvoering van het Brim efficiënt en klantvriendelijk plaatsvinden. In 2011 is het project ‘Papierarm werken’ in samenwerking met de andere fondsen binnen Fondsenbeheer Nederland afgerond. Een project dat gestart is in 2009 met als doel om de gehele papierstroom te digitaliseren. Wij kunnen
spreken van een groot succes. Niet alleen is nu sprake van een efficiëntere procesgang, maar er zijn hiermee ook aansprekende resultaten geboekt op het terrein van MVO. In 2011 is een start gemaakt met het Innovatieprogramma 2011-2016. Dit innovatieprogramma is erop gericht om samen met de andere fondsen binnen Fondsenbeheer Nederland de huidige automatiseringstoepassingen, waaronder het systeem SF2000, gefaseerd te vernieuwen. Bij de automatisering wordt nauw samenwerkt met Rabo Vastgoedgroep en wordt gebruikgemaakt van alle faciliteiten die zij op dit terrein biedt. Kwaliteitsbewaking In 2011 is het programma van kwaliteitsbewaking gecontinueerd. Hierbij wordt, door niet direct bij het uitvoeringsproces betrokken medewerkers, stelselmatig beoordeeld of de werkzaamheden voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Hiermee wordt de kwaliteit van de dienstverlening vastgesteld en wordt een aanzet tot verbetering gegeven. Het programma van kwaliteitsbewaking wordt in goed overleg met de externe accountant opgesteld en uitgevoerd. Contractuele relatie met de Rijksoverheid Een groot deel van de activiteiten van het Restauratiefonds komt voort uit hierover met de Rijksoverheid gesloten overeenkomsten. In 2011 zijn met het ministerie van OCW afspraken gemaakt over de Restauratiefondsplushypotheek. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de invoering van het Uniform Subsidiekader en over de uitvoering van enkele specifieke regelingen. Het ministerie van OCW heeft in 2011 aangekondigd dat zij in 2012 willen komen tot een algehele vernieuwing van de contracten met het Restauratiefonds. Dit met als doel deze (soms gedateerde) contracten te actualiseren en aan de huidige eisen te laten voldoen. Er is bij dat alles geen intentie om de feitelijke samenwerking te gaan herzien. In 2010 is de Achterborgovereenkomst tussen de ministeries van Financiën en OCW en het Restauratiefonds in het kader van de modernisering van het monumentenbeleid aangepast. Deze overeenkomst is van groot belang bij het verstrekken van financieringen door het Restauratiefonds. Op grond van deze overeenkomst stelt de Staat zich garant voor het Restauratiefonds ten opzichte van haar geldgevers, voor zover dit betrekking heeft op door het Restauratiefonds verstrekte financieringen aan eigenaren van monumenten. In 2011 is voldaan aan de voorwaarden, zoals deze zijn vastgelegd in de Achterborgovereenkomst. De samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over de geautomatiseerde ondersteuning van de Rijksdienst bij de uitvoering van het Brim (via het systeem SF2000+) loopt formeel tot eind 2011, maar is
15
bestuursversl ag
voor (een deel van) 2012 verlengd. De Rijksdienst heeft de intentie dit deel van de automatisering weer in eigen beheer te nemen. De afspraken met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over Monumenten.nl zijn in 2011 herzien en verlengd tot 2013. Kern daarbij is dat de Rijksdienst mede in het licht van het project KiMoMo een steeds prominentere rol krijgt bij de dagelijkse operatie van Monumenten.nl. Monumenten.nl versterkt daarmee de rol als portal naar alle informatie over monumenten. Rechtmatigheid Bij de overheid is steeds meer aandacht voor rechtmatig handelen. Het Restauratiefonds heeft overeenkomsten met het ministerie van OCW afgesloten, waarin is afgesproken dat onderdelen van overheidsbeleid door het Restauratiefonds worden uitgevoerd. Dit betreft voornamelijk het op voorschot uitbetalen van subsidies en het verstrekken van Restauratiefondshypotheken. Via het interne programma kwaliteitsbewaking wordt continue getoetst of de activiteiten plaatsvinden binnen de kaders die hierover met de overheid zijn afgesproken. Deze controle is mede gericht op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsregelingen.
16
Sinds 2010 wordt op verzoek van, en in overleg met, het ministerie van OCW een rechtmatigheidsonderzoek door de externe accountant uitgevoerd. De accountant heeft op basis van dit onderzoek bij de jaarrekening 2011 een rechtmatigheidsverklaring afgegeven ten behoeve van het ministerie van OCW. Op voorschot uitbetalen van subsidies Het Restauratiefonds is betaalloket voor vrijwel alle subsidies die door het ministerie van OCW worden toegekend aan eigenaren van rijksmonumenten. De eindverantwoording wordt opgemaakt door het ministerie van OCW. Het Restauratiefonds betaalt, naar gelang het werk vordert, op voorschot subsidies uit aan eigenaren en incasseert zo nodig te veel uitbetaalde voorschotten terug. De in dit kader uitbetaalde subsidies zijn in balanspost nummer 5 weergegeven. Verstrekken van Restauratiefonds-hypotheken Op grond van de instandhoudingsregeling worden door het Restauratiefonds laagrentende leningen (Restauratiefonds-hypotheken) verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende eigenaren van rijksmonumenten. Deze leningen worden vanuit het Revolving Fund van het Restauratiefonds verstrekt binnen de kaders van de Voorwaarden en Kenmerken van de hypotheek. Deze zijn door het ministerie van OCW vastgesteld, conform het voorstel van het Restauratiefonds. In 2011 heeft het Restauratiefonds 364 nieuwe Restauratiefonds-hypotheken verstrekt, met een totale hoofdsom van 39,4 miljoen euro.
Wet op het financieel toezicht Een deel van de activiteiten van het Restauratiefonds vallen onder de werking van de Wet financieel toezicht. Voor een gedeelte van deze wet heeft het Restauratiefonds van De Nederlandsche Bank een ontheffing ontvangen. De activiteiten waarvoor ontheffing is verkregen, betreffen specifiek zogenaamde niet-professionele partijen die bij het Restauratiefonds gelden aanhouden. Bij banken is op dergelijke gelden het deposito garantiestelsel van toepassing. Deze ontheffing is door De Nederlandsche Bank in 2006 verleend en in 2009 voor drie jaar verlengd. De ontheffing loopt nu tot 1 september 2012. Aan de aan deze ontheffing gestelde voorwaarden is in 2011 voldaan. Bij het Restauratiefonds aangehouden gelden, waarvoor in principe het depositogarantiestelsel van toepassing zou zijn, zijn gedekt door een hiervoor door Rabobank afgegeven garantie. Risicomanagement Het Restauratiefonds hecht sterk aan een laag risicoprofiel. Het beleid is gericht op het voortdurend en zorgvuldig bewaken en beheersen van risico’s die zijn activiteiten met zich meebrengen. De voornaamste te beheersen risico’s bij het Restauratiefonds betreffen de kredietverlening, het liquiditeitsrisico, renterisico en het operationele risico. Kredietverlening De kredietverlening door het Restauratiefonds gebeurt grotendeels voor eigen rekening en risico. De interne en administratieve organisatie is ingesteld op de hoge eisen die dit met zich meebrengt. Er is een Customer Due Diligence-regeling (CDD) voor de acceptatie, identificatie, verificatie, monitoring en review van klanten en transacties. Daarnaast is kennis van de ‘monumentenmarkt’ cruciaal bij het beheersen van de uit de kredietverlening voortvloeiende risico’s. Voor het grootste deel van de kredieten geldt, dat de acceptatie daarvan plaatsvindt op basis van hiervoor in Nederland gangbare bancaire kredietacceptatieregels, evenals regels vastgelegd in het eigen handboek Kredieten. Hierin zijn onder andere de toetsnormen, zoals die door Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn ontwikkeld, opgenomen. Daarmee volgt het Restauratiefonds de geldende Gedragscode Hypothecaire Financiers. Als altijd is het Restauratiefonds zeer alert op monumenteigenaren die hun verplichtingen aan het Restauratiefonds niet na kunnen komen. Bij dit alles kan het Restauratiefonds zijn toegevoegde waarde voor de monumentensector laten zien door, daar waar dat krediettechnisch verantwoord is, restauraties te blijven financieren. Renterisico De activiteiten van het Restauratiefonds brengen renterisico’s met zich mee. Binnen de kaders van het treasury-statuut is het beleid erop gericht
deze renterisico’s te minimaliseren. Het renterisico wordt actief gemanaged en het risico wordt voornamelijk beperkt met rente derivaten. De overeenkomsten die zijn gesloten met financiële instellingen ten behoeve van het aangaan van derivaat transacties kennen geen bijstort verplichting als gevolg van marktwaarde ontwikkelingen van de derivaten. Operationele risico’s Operationele risico’s worden beheerst door een continue kwaliteitsbewaking op het juist naleven van procedures, zoals vastgelegd in het handboek Administratie Organisatie. Bevindingen vanuit kwaliteitsbewaking worden periodiek gerapporteerd aan het management, evenals aan de externe accountant. Jaarlijks wordt bovendien een EDP-audit uitgevoerd op de geautomatiseerde informatievoorziening. In deze audit is aandacht voor SF2000 in combinatie met het CRM-pakket Scope. Deze systemen zijn binnen Fondsenbeheer Nederland specifiek ontwikkeld voor financieringsactiviteiten met subsidiemiddelen, waaronder uit te betalen subsidies, rekening-courantverhoudingen en het verstrekken en beheren van financieringen. De rapportage van kwaliteitsbewaking en de EDP-audit geven aan dat de uitvoering van de processen en het gebruik daarbij van geautomatiseerde hulpmiddelen onder controle is. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico beperkt zich tot de portefeuille Totaal-financieringen, waarbij de uitgezette leningen worden gefinancierd op de kapitaalmarkt.
Het liquiditeitsrisico is het risico dat het Restauratiefonds de uitgezette Totaal-financiering niet kan aantrekken op de kapitaalmarkt en dat de opslag op de rente over aan te trekken leningen kan variëren. Als gevolg van de kredietcrisis en de onrust op de financiële markten is deze opslag toegenomen. De opslag die de financiële partijen het Restauratiefonds in rekening brengen is echter beperkt vanwege de hoge kredietwaardigheid van het fonds en vanwege de Achterborgovereenkomst. Treasury Alle treasury-activiteiten hebben in 2011 plaatsgevonden binnen de kaders van het in 2011 herziene treasury-statuut van het Restauratiefonds. Hoofdlijn van dit statuut is, dat de treasury-activiteiten een sterk risicomijdend karakter hebben. Per eind 2011 wordt voor 10 miljoen euro gelden aangehouden bij het ministerie van Financiën. Dit betreft nog uit te betalen subsidies, die bij het ministerie worden aangehouden in het kader van het Geïntegreerd Middelenbeheer. In 2011 is specifiek aandacht gegeven aan ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt en aan ontwikkelingen bij banken (de kredietcrisis). Mede dankzij het risicomijdende treasury-beleid heeft het Restauratiefonds geen nadelen ondervonden van deze crisis. Het Restauratiefonds houdt zijn middelen alleen aan bij partijen die voldoen aan de hoge eisen die het treasury-statuut daaraan stelt. De kredietverlening van banken aan het Restauratiefonds staat niet onder druk.
17
bestuursversl ag
Financieel resultaat Over 2011 is een financieel resultaat behaald van 2,1 miljoen euro (2010: 5,4 miljoen euro). Dit resultaat wordt toegevoegd aan het Revolving Fund en komt daarmee direct beschikbaar voor het (laagrentend) financieren van restauraties. Het renteresultaat van 2011 is 189.000 euro hoger dan het resultaat over 2010 (2011: 11,661 miljoen euro / 2010: 11,472 miljoen euro). Het hogere renteresultaat ten opzichte van 2010 is de resultante van lagere rentebaten (2,203 miljoen euro), lagere rentelasten (2,045 miljoen euro) en een hogere rente opbrengsten op het saldo nog uit te betalen subsidies (348.000 euro). De gerealiseerde bedrijfslasten over 2011 zijn 3,70 miljoen euro hoger dan 2010 (2011: 11,79 miljoen euro, 2010: 8,09 miljoen euro). De hogere bedrijfslasten ten opzichte van 2010 worden voor een groot deel verklaard door een toename van dotatie aan de voorzieningen van 2,86 miljoen euro. De dotatie valt uiteen in een hogere dotatie aan de voorziening voor insolventie met 290.000 euro en een dotatie aan de voorziening renteswaps van 2,57 miljoen euro. Verder zijn de beheerkosten ten opzichte van 2010 toegenomen met 640.000 euro. De hogere kosten van de vergoeding aan Fondsenbeheer Nederland ten opzichte van 2010 worden verklaard door de start van het innovatieprogramma.
18
Het Restauratiefonds maakt al jaren, volgens een bestendige lijn, gebruik van het instrument renteswaps. Het beleid van het fonds is erop gericht om risico´s, waar mogelijk, volledig af te dekken. Hiertoe is een treasurystatuut vastgesteld. Het huidige gebruik van de financiële instrumenten vindt geheel plaats binnen de kaders van het genoemde statuut. De opname van de voorziening renteswaps in de jaarrekening is de boekhoudkundige verwerking van de marktwaarde van de lopende renteswaps per ultimo 2011. De negatieve marktwaarde van deze renteswaps wordt volledig gecompenseerd door de positieve marktwaarde op uitgezette leningen. De regelgeving gebiedt dat de positieve marktwaarde van de uitgezette leningen niet zichtbaar is in de jaarrekening, maar dat alleen
de negatieve marktwaarde zichtbaar wordt gemaakt door verwerking in de staat van baten en lasten. De toepassing van de verslagleggingsregels R.J.290 moet bijdragen aan het verschaffen van inzicht in een betrouwbaar beeld van de aard en de omvang van het vermogen en het resultaat. Uiteraard voldoet het Restauratiefonds geheel aan alle regelgeving in dit kader. Het specifieke karakter van het Restauratiefonds brengt echter met zich mee dat de toepassing van de regelgeving tot een grotere fluctuatie in het jaarresultaat leidt. Naar het oordeel van het bestuur sluit de hierboven genoemde regelgeving daarom niet goed aan bij de uitvoeringsopdracht die het Restauratiefonds heeft gekregen vanuit de overheden. Dit oordeel heeft betrekking op de afwijkende financieringscondities in relatie tot de waarderingsgrondslagen van RJ290. Met name toepassing van ‘kostprijs hedge accounting’ ten aanzien van de positie renteswaps in relatie tot niet-marktconforme financieringsbronnen, komt naar het oordeel van het bestuur het vereiste inzicht in de aard en omvang van vermogen en resultaat niet ten goede. De toepassing van de regelgeving maakt het resultaat grilliger als gevolg van marktwaarde wijzigingen, terwijl het risicobeleid gericht is op het beperken van de invloed van rentefluctuaties op de onderliggende kasstromen over een langere periode. Revolving Fund Het Revolving Fund heeft per eind 2011 een omvang van 351 miljoen euro (eind 2010: 345 miljoen euro). In 2011 heeft het ministerie van OCW de laatste dotatie aan het Revolving Fund van 2 miljoen euro gestort, waarmee de vorming van een Monumentenfonds voor de restauratieprojecten op de eilanden van Caribisch Nederland van 8 miljoen euro is voltooid. Vanuit dit onderdeel van het Revolving Fund worden aan de eilanden van Caribisch Nederland of aan eigenaren van monumenten aldaar leningen verstrekt. De schuldrest van de per eind 2011 vanuit het Revolving Fund verstrekte leningen bedraagt 343 miljoen euro. Belangrijk voor de ronddraaiende werking van het Revolving Fund is de mate waarin verstrekte leningen worden afgelost. In 2011 is voor 19 miljoen euro aan aflossingen ontvangen. Dit is 5,92% van de portefeuille per begin 2011 (2010: 5,5%).
stand van zaken aanwending Revolving Fund (bedragen x E 1.000,-)
Beschikbaar Revolving Fund Uitgezet in laagrentende leningen Tekort / overschot
2011
2010
2009
351.000
345.000
319.000
343.000
320.000
303.000
8.000
25.000
16.000
4.7 Vooruitblik op 2012 en verder In 2012 krijgt het nieuwe beleid van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het moderniseren van de monumentenzorg verder vorm. Beleidsvoornemens worden vertaald naar nieuwe wet- en regelgeving, en belangrijker, naar een nieuwe uitvoeringspraktijk. Op basis van zijn specifieke expertise wil het Restauratiefonds als deskundige op het gebied van financiën in relatie tot monumentaal erfgoed in de meest brede zin van het woord, bijdragen aan de uitwerking hiervan. Het bestuur van het Restauratiefonds ziet een structureel en transparant financieringsstelsel als een belangrijke voorwaarde voor het behoud van cultureel erfgoed als essentieel onderdeel van een toekomstbestendig monumentenbeleid. Een passend budget voor de restauratie en het in stand houden van monumenten is daarbij essentieel. In het kader van de modernisering van het monumentenbeleid zijn de financiële middelen verruimd voor de twee ‘sporen’ binnen het in stand houden van monumenten: het onderhoudsspoor en het restauratiespoor. Het Restauratiefonds geeft graag uitwerking aan dit voornemen. In 2012 zullen wij hiervoor ook daadwerkelijk nieuwe producten en diensten, zoals de Restauratiefondsplus-hypotheek, introduceren. Het Restauratiefonds kijkt met belangstelling naar de uitkomst van de evaluatie van het Brim en de voorstellen voor een vernieuwde instand houdingsregeling per 2013. Voor de toekomst heeft de monumentensector behoefte aan een helder en meetbaar investeringsprogramma. Zeker als in ogenschouw genomen wordt dat er een potentieel reservoir van aanvragers tot een totaal van 600 miljoen euro subsidie bestaat en er een veel kleiner budget beschikbaar is. Het toekennen van restauratiesubsidies blijft een kwestie van prioriteren en keuzes maken. Het Restauratiefonds wil in de komende jaren blijven bijdragen aan het in stand houden van onze monumenten door het uitbetalen van beschikbare subsidies, het verstrekken van laagrentende Restauratiefonds(plus)- hypotheken én door gerichte voorlichting aan monumenteigenaren. In 2013 zal het gehele Revolving Fund uitgezet zijn in laagrentende leningen. Belangrijk voor de ronddraaiende werking van het Revolving Fund is de mate waarin verstrekte leningen worden afgelost. Dat bepaalt vanaf 2013 hoeveel middelen er de volgende jaren beschikbaar zijn voor het verstrekken van nieuwe laagrentende leningen. Wij willen samen met het ministerie van OCW zoeken naar mogelijkheden om blijvend aan de vraag naar laagrentende leningen te voldoen en het Revolving Fund inflatie bestendig te maken. De uitbetalings- en financieringsprocessen, evenals de voorlichtingsactiviteiten zullen steeds verder worden gedigitaliseerd, met als doel deze nog efficiënter en klantvriendelijker te laten verlopen.
De toenemende belangstelling onder gemeenten en provincies naar financiële instrumenten (onder andere regionale restauratiefondsen) voor eigen monumentenbeleid, zal in 2012 naar verwachting doorzetten. Het Restauratiefonds blijft voor gemeenten en provincies dé natuurlijke partner bij het uitwerken van nieuwe revolverende fondsen voor het behoud van ons cultureel erfgoed. Het Restauratiefonds zet in 2012 extra in op het versterken van de provinciaal georganiseerde Cultuurfondsen voor Monumenten. In het licht van het moderniseren van de monumentenzorg blijft het Restauratiefonds ook aandacht vragen voor actuele thema’s, zoals het stimuleren van herbestemmen van monumenten, het cultuurhistorisch waardevolle landschap en het borgen van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordeningsprocessen. Het bestuur van het Restauratiefonds vindt het zorgelijk dat het daadwerkelijke behoud van de cultuurhistorisch waardevolle landschappen achter lijkt te blijven bij het behoud van ons gebouwd erfgoed. Het jaar 2012 wordt benut om meer helderheid te verkrijgen en te verschaffen over wat nu de cultuurhistorisch waardevolle landschappen zijn. Ook wil het Restauratiefonds samen met Rijk en provincies een beeld krijgen van het aantal en de omvang hiervan, van de financiële uitdagingen die er zijn en van de instrumenten die nodig zijn om deze landschappen voor de toekomst daadwerkelijk te kunnen behouden. Voor 2012 is een resultaat begroot van 2,6 miljoen euro. Dit hogere begrote resultaat ten opzichte van het gerealiseerde resultaat in 2011 (2,1 miljoen euro) wordt met name veroorzaakt door de verwachte lagere dotatie aan de voorzieningen, de begrote lage geldmarktrente en de lagere ‘rentebaten over nog uit te betalen subsidies’. Voor 2012 is de totale productie aan leningen begroot op ruim 74,3 miljoen euro. Hierin is een bedrag begroot van 28 miljoen euro voor het verstrekken van Restauratiefonds-hypotheken en 18 miljoen euro voor het verstrekken van Restauratiefondsplus-hypotheken. De verdere ontwikkelingen in de Nederlandse economie en binnen de financiële wereld laten zich vooralsnog moeilijk schatten. Zonder enige concessie te doen aan de kwaliteit van onze dienstverlening en krediet beoordeling blijft het Restauratiefonds alert op de ontwikkelingen. De economische crisis biedt niet alleen bedreigingen, maar ook kansen. Eigenaren zullen sneller de weg vinden naar het Restauratiefonds en overheden en instellingen zijn steeds meer geïnteresseerd in het instrument van laagrentend lenen. Deze kansen pakt het Restauratiefonds graag op.
19
bestuur
5. Bestuur Samenstelling en mutaties Het bestuur is het hoogste besluitorgaan en geeft strategische richting aan het Restauratiefonds. Het bestuur telt maximaal negen leden. In principe heeft het bestuur vier geplande vergaderingen per jaar. Aanvullende vergaderingen kunnen op ieder gewenst moment worden belegd. In december 2011 heeft het bestuur afscheid genomen van de heer J.L.M Bartelds. De heer Bartelds is tien jaar lid geweest van het bestuur, waarvan de laatste zes jaar als penningmeester. De heer Bartelds heeft zich in die jaren voor het Restauratiefonds en de bedrijfsvoering daarvan buitengewoon verdienstelijk gemaakt. Het bestuur is hem daarvoor veel dank verschuldigd. Het bestuur is als volgt samengesteld.
Professor mr. P. (Pieter) van Vollenhoven (1939), voorzitter
20
Eerste benoeming: 1985 Functies: • voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid (tot februari 2011) • medeoprichter en lid van de European Transport Safety Council • medeoprichter en emeritus voorzitter International Transportation Safety Association • lid van de Group of Experts on Accident Investigation (adviesgroep van de Europese Commissie) • hoogleraar Risicomanagement, Universiteit Twente • voorzitter Nationaal Groenfonds • voorzitter Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie • voorzitter Fonds Slachtofferhulp • voorzitter Raad van Advies Europese Beweging Nederland (EBN).
Mr. B. (Boele) Staal (1947), vicevoorzitter Eerste benoeming: 2001 Functie: • voorzitter Nederlandse Vereniging van Banken. Belangrijke nevenfuncties: • voorzitter Raad van Advies Twynstra Gudde • president-commissaris ONVZ Verzekeraars • lid Raad van Toezicht TROS • lid Raad van Toezicht St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein • lid bestuur Liszt Concours • lid Nationaal Comité 4 en 5 mei • voorzitter Comité Nederlandse Veteranendag • adviseur Helen Dowling Instituut.
Mevrouw A. (Ans) van den Berg (1942), penningmeester (per 14 december 2011) en lid Financiële Commissie Eerste benoeming: 1997 Laatste functie: • Burgemeester Bergen op Zoom Belangrijke nevenfuncties: • lid Raad van Commissarissen HTM personenvervoer N.V • voorzitter Raad van Commissarissen Stichting Stadlander • bestuurslid Stichting Beheer Aandelen Fondsenbeheer Nederland.
J.L.M. (Hans) Bartelds RA (1946), penningmeester en lid Financiële Commissie (tot 14 december 2011) Eerste benoeming: 2001 Laatste functie: • voorzitter Raad van Bestuur Fortis Belangrijke nevenfuncties: • voorzitter Raad van Toezicht VSBfonds • lid bestuur VSB Vermogensfonds • voorzitter bestuur Carel Nengermanfonds • lid Raad van Commissarissen Hulskamp Audiovisueel • lid Raad van Toezicht Zorgspectrum • lid Raad van Toezicht St. Antonius Ziekenhuis • lid bestuur RK Luchthavenpastoraat Schiphol.
Mevrouw A. (Albertine) van Vliet-Kuiper (1951), secretaris Eerste benoeming: 2007 Functie: • dijkgraaf Waterschap Velt en Vecht. Belangrijke nevenfuncties: • lid van de Commissie AedesCode • voorzitter Raad van Toezicht Gooise Scholen Federatie • voorzitter Raad van Toezicht Centrum Maliebaan • lid Raad Openbaar Bestuur.
Mevrouw mr. M.M.R. (Marisa) Monsanto (1962), bestuurslid Eerste benoeming: 2001 Functie: • projectleider ministerie van Infrastructuur en Milieu. Belangrijke nevenfuncties: • lid van het College van Advies van Atana • voorzitter werkgroep Kunst & Cultuur, PvdA Leiden.
De heer P. (Peter) Blom (1956), bestuurslid Eerste benoeming: 2010 Functie: • CEO en statutair directeur Triodos Bank NV. Belangrijke nevenfuncties: • bestuurslid Nederlandse Vereniging van Banken • bestuurslid Stichting Face • bestuurslid Natuurcollege • bestuurslid Nature & More • vice-voorzitter Stuurgroep Taskforce Multifunctionele Landbouw • voorzitter Triodos Foundation • chairman Global Alliance for Banking on Values • lid Raad van Commissarissen Triodos Vastgoedfonds • lid Raad van Commissarissen Triodos Cultuurfonds • lid Raad van Commissarissen Triodos Groenfonds.
Mevrouw M.M. (Marga) Kool (1949), bestuurslid Eerste benoeming: 2010 Functie: • dijkgraaf Waterschap Reest en Wieden. Belangrijke nevenfuncties: • lid Raad van Toezicht Stichting Kennis voor Klimaat • bestuurslid Drents Architectuurcentrum • voorzitter Koninklijke Nederlandse Heidemij, afdeling Drenthe • voorzitter Biblionet Drenthe • lid programmaraad Trendbureau Provincie Overijssel • bestuurslid Stichting De Oldenhof.
De heer M.W.J. (Rien) Hinssen (1956), bestuurslid en lid Financiële Commissie Eerste benoeming: 14 december 2011 Laatste functie: • COO en lid Raad van Bestuur SNS REAAL. Belangrijke nevenfuncties: • adviseur van de Raad van Bestuur van SNS REAAL.
Namens het ministerie van OCW is de heer J. (Jan) van de Voorde, adjunct-directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tot 14 december 2011 waarnemer in het bestuur geweest. Het ministerie heeft eind 2011 besloten de functie van waarnemer niet langer in te vullen. Binnen het bestuur is een Financiële Commissie ingesteld. Deze heeft een adviserende functie naar het bestuur en staat het bestuur bij in haar toezichthoudende taken met betrekking tot de interne controle in de ruimste zin, met inbegrip van de interne controle van de financiële verslaglegging. De Financiële Commissie bestaat uit twee leden van het bestuur, penningmeester J.L.M. Bartelds (tot 14 december 2011), algemeen bestuurslid mevrouw A. van den Berg (per 14 december 2011 penningmeester van het bestuur) en algemeen bestuurslid M.W.J. Hinssen (per 14 december 2011). De directeur en de controller van het Restauratiefonds participeren in de vergaderingen van de Financiële Commissie als adviseur. Desgewenst kan de bezetting van de Financiële Commissie door het bestuur of door de Financiële Commissie worden uitgebreid. De taken en werkwijze van de Financiële Commissie zijn vastgelegd in een separaat bestuursreglement. Op verzoek van het bestuur is in 2009 een College van Advies samen gesteld. Het College van Advies heeft als doel het bestuur van het Restauratiefonds gevraagd en ongevraagd te adviseren met betrekking tot beleidsmatige zaken op het terrein van de monumentenzorg. Het College van Advies komt twee- tot viermaal per jaar bijeen. In 2011 is het College twee keer bijeengekomen. De leden van het College zijn gevraagd op persoonlijke titel. Het College bestaat uit: mevrouw Machteld Linssen, mevrouw Isja Finaly, de heer Karel Loeff en de heer Hero Klinker. De heer Fons Asselbergs treedt in dit kader op als voorzitter.
21
bestuur
Statutaire bepalingen rond het bestuur Bestuursleden worden sinds de statutenwijziging van 2006 benoemd voor een periode van drie jaar en kunnen daarna twee keer voor een periode van drie jaar worden herbenoemd. Tussentijds benoemde bestuursleden treden in het rooster van aftreden in de plaats van degene die dezelfde functie daarvoor bekleedde. Voor de benoeming van bestuursleden is een schriftelijke goedkeuring van de minister van OCW nodig. Functioneren van het bestuur Het bestuur is in 2011 vier keer bijeengekomen. Bestuursvergaderingen vinden plaats in aanwezigheid van de directeur en desgewenst andere medewerkers van het Restauratiefonds. Naast de bestuursvergaderingen is er frequent contact tussen de voorzitter, de vicevoorzitter en de penningmeester met de directeur en andere medewerkers van het Restauratiefonds. De Financiële Commissie is in 2011 vier keer bijeengekomen. Zowel het bestuur als de Financiële Commissie heeft in 2011 eenmaal overleg gevoerd met de externe accountant. Dit naar aanleiding van de jaarrekening 2010. De Financiële Commissie heeft daarbij ook overleg gehad met de externe accountant buiten aanwezigheid van de directeur en de controller van het Restauratiefonds.
22
Corporate governance Het Restauratiefonds hecht aan zijn reputatie als een solide en integere partner voor overheden en investeerders in behoudenswaardige panden. Er is geconstateerd, dat het Restauratiefonds op meerdere facetten zijn ´governance´ goed op orde heeft. De inzet en kwaliteit van onze medewerkers
vormen hiervoor de basis. Er is een goed toegeruste werkorganisatie bij Fondsenbeheer Nederland, die voor een groot gedeelte valt onder richtlijnen en regelingen die voor Rabo Vastgoedgroep als geheel van toepassing zijn. Voor de interne procesgang is dit een keten van goed beschreven procedures, de kwaliteitsbewaking en de eindcontrole daarop door de externe accountant. Het Restauratiefonds heeft de werkwijze van het bestuur in een drietal bestuursreglementen nader gedefinieerd. In het algemene bestuurs reglement zijn afspraken vastgelegd over het functioneren van het bestuur, uiteraard in aansluiting op wat de statuten hierover bepalen. In het reglement bevoegdhedenstructuur is de gehele procuratie/volmachtstructuur van het Restauratiefonds vastgelegd. Aansluitend hierop is er een interne procuratieregeling. Ten slotte zijn de taken en bevoegdheden van de Financiële Commissie vastgelegd in een reglement. De hiervoor genoemde reglementen zijn in 2011 niet gewijzigd. In 2011 is gewerkt binnen de kaders en conform deze reglementen (respectievelijk conform de procuratieregeling). In de wijze van verantwoording wordt een scherp onderscheid gemaakt tussen de kwartaalrapportages, waarmee de directeur verantwoording aflegt aan het bestuur, en de jaarrekening, waarmee het bestuur verantwoording aflegt aan haar stakeholders. Het functioneren van het bestuur voldoet hiermee aan de hedendaagse eisen op dit terrein. Via haar waarnemer in het bestuur is het ministerie van OCW steeds nauw betrokken geweest bij de ontwikkelingen op dit terrein.
“Een overheidsinvestering voor het in stand houden van monumenten roept een forse extra investering vanuit de markt op (de multiplier). Uiteindelijk krijgt de overheid bij elke geïnvesteerde euro één euro vijftig terug in de schatkist. Investeren levert meer op dan bezuinigen”
23
ja arrekening
6. Jaarrekening 2011 6.1 Balans per 31 december 2011 (na bestemming resultaat, bedragen x E 1.000,-) actief
Financiële vaste activa 1 Portefeuille financieringen 2 Zero-leningen 3 Onderhandse leningen
2011
2010
605.588
594.352
65.539
72.991
395
473 671.522
Vlottende activa 4 Vorderingen 5 Op voorschot betaalde Brim-subsidies 6 Liquide middelen
24
7.027
1.748
60.690
141.725
7 Revolving Fund 8 Voorziening
14 Kortlopende schulden
8.459
25.646
passief
Langlopende schulden 9 Onderhandse leningen 10 Regionale Restauratiefondsen 11 Provinciale Cultuurfondsen voor Monumenten 12 Revolving Fund Varend Erfgoed 13 Belegde Subsidie-op-termijn
667.816
93.363
151.932
764.885
819.748
2011
2010
350.683
345.291
17.987
14.297
58.865
87.757
29.667
27.819
25.583
25.096
162
159
88.199
96.170 202.476
237.001
193.739
223.159
764.885
819.748
6.2 Staat van baten en lasten (bedragen x E 1.000,-) gerealiseerd 2011
Rentebaten Rentelasten Extra rentebaten ten behoeve van Revolving Fund 15 Rentemarge 16 Ontvangen provisies 17 Overige baten
Som der bedrijfsopbrengsten
begroting gerealiseerd 2011 2010
19.143
20.537
21.346
9.245
11.037
11.290
1.763
910
1.416
11.661
10.410
11.472
1.890
1.640
1.686
358
390
350
13.909
12.440
13.508 5.829
18 Beheerkosten
6.470
7.060
19 Dotatie aan voorziening
3.760
900
900
20 Overige lasten
1.560
1.730
1.362
11.790
9.690
8.091
2.119
2.750
5.417
Som der bedrijfslasten Resultaat
6.3 Waarderingsgrondslagen Algemeen Tenzij anders weergegeven, worden bedragen in de jaarrekening vermeld in duizendtallen. Activiteiten De activiteiten van Stichting Nationaal Restauratiefonds, statutair gevestigd te Zeist, kantoorhoudend aan Westerdorpsstraat 68 in Hoevelaken bestaan voornamelijk uit: • kassieren: het uitvoeren van subsidieregelingen voortvloeiend uit het stelsel voor monumentenzorg • financieren van monumentaal (on)roerend goed • geven van voorlichting en advies • strategisch adviseren binnen de relevante beleidsvelden vanuit een financieel-economische ervaring.
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening De jaarrekening is opgesteld volgens in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen en de bepalingen volgens Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’. De waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij de desbetreffende grondslag voor de specifieke balanspost anders wordt vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Winsten worden slechts opgenomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen, die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen als zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn.
25
ja arrekening
Financiële instrumenten Het Restauratiefonds gebruikt al jaren op bestendige wijze financiële instrumenten om het rente- risico af te dekken. Onder de verslag gevingsregels van de Raad van de Jaarverslaggeving (RJ) kunnen deze instrumenten gewaardeerd worden op reële waarde of op kostprijs en kan er gebruik gemaakt worden van ‘hedge accounting’. Het Restauratiefonds waardeert de financiële instrumenten tegen kostprijs of de lagere marktwaarde. De overeenkomsten die zijn gesloten met financiële instellingen ten behoeve van het aangaan van derivaattransacties kennen geen bijstortverplichting als gevolg van marktwaarde ontwikkelingen van derivaten. Renterisico Het renterisico is het risico dat toekomstige kasstromen uit hoofde van financiële activa en financiële passiva posities onderhevig zijn aan fluctuaties in de rentevoet. Het renterisicobeleid is gericht op het beheersen van dit risico, waarbij wordt gestreefd naar het beperken van het effect van de invloed van renteschommelingen op de rentemarge op financieringsportefeuilles. Het Restauratiefonds gebruikt renteswaps om dit risico af te dekken.
26
Valutarisico Het valutarisico is het risico, dat de waarde van een financieel instrument fluctueert als gevolg van veranderingen in de wisselkoers van een valuta. Het valutarisicobeleid is gericht op het beheersen van dit risico, waaraan de activiteiten worden blootgesteld als gevolg van wisselkoersschommelingen. Het Restauratiefonds gebruikt valutaswaps om de valutarisico’s te beperken. Vreemde valuta Vorderingen, schulden en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. Transacties in vreemde valuta’s gedurende de verslagperiode worden in de jaarrekening verwerkt tegen de koers per 31-12-2011. De uit de omrekening per balansdatum voortvloeiende koersverschillen worden, rekening houdend met eventuele dekkingstransacties, opgenomen in de staat van baten en lasten. Wanneer de koersverschillen beperkt zijn, wordt van opname tegen koers per balansdatum afgezien. In dit geval wordt volstaan met het toelichten van de koersverschillen in de toelichting op de betreffende jaarrekeningpost. Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Financiële vaste activa De hieronder opgenomen portefeuille financieringen en de verstrekte leningen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Bij de vorming van de noodzakelijk geachte waardeverandering voor mogelijke oninbaarheid van de vorderingen op klanten wordt ten eerste rekening gehouden met de op balansdatum bekende risico’s op basis van een individuele beoordeling van grote posten. Daarnaast wordt een deel van de waardeverandering dynamisch gevormd op basis van de omvang van de laagrentende leningen die voor rekening en risico van het Restauratiefonds komen. Overige en overlopende activa De vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde. Langlopende schulden De portefeuille belegde gelden betreffende Subsidie-op-termijn is gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuldresten per balansdatum, vermeerderd met de nog bij te schrijven rente per balansdatum. Revolving Fund Het eigen vermogen wordt aangehouden in overeenstemming met de vereisten volgens Richtlijn 640 ‘Organisaties zonder winststreven’. Hieronder valt de onderverdeling van algemene reserve en bestemmingsfondsen. Bestemmingsfondsen worden onderscheiden van de algemene reserve omdat daaraan een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven, die door derden is aangebracht. Stortingen door het ministerie van OCW, ter versterking van het Revolving Fund, worden rechtstreeks toegevoegd aan het bestemmingsfonds. Voorziening Voor risico’s die voortvloeien uit het verstrekken van financieringen aan derden wordt een voorziening gevormd. Bij de vorming van deze voorziening wordt ten eerste rekening gehouden met de op de balansdatum bekende risico’s op basis van een individuele beoordeling van grote posten. Daarnaast wordt een deel van de voorziening dynamisch gevormd op basis van de omvang van de laagrentende leningen die voor rekening en risico van het Restauratiefonds komen. Jaarlijks vindt een statische toets plaats, waarbij een soll-positie van de voorziening wordt opgebouwd. Grondslagen voor de resultaatbepaling Rentemarge Rentebaten en rentelasten worden op basis van het toerekeningbeginsel verantwoord in de staat van baten en lasten voor alle rentedragende instrumenten. Provisie-opbrengsten De aan geldnemers in rekening gebrachte kosten voor de verstrekking van financieringen worden als opbrengst verantwoord op het moment van het verlijden van de (hypotheek)akte.
6.4 Toelichting op de balans: financiële vaste activa 1. portefeuille financieringen (bedragen x E 1.000,-) De portefeuille financieringen is als volgt samengesteld: a. Laagrentende leningen b. Voorfinancieringen rijkssubsidie c. Totaal-financieringen d. Financiering OCW e. Regionale Restauratiefonds-hypotheken f. Cultuurfonds-hypotheken g. Varend Monument-Leningen
2011
2010
338.913
316.672
0
10.020
215.959
221.070
10.455
13.217
15.133
13.210
24.901
19.931
227
232
605.588
594.352
2011
2010
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente
316.672
301.239
41.034
32.251
4.204
3.891
22.997
20.709
Schuldrest per 31 december
338.913
316.672
AD A. laagrentende leningen (bedragen x E 1.000,-) Dit betreft de verstrekte Restauratie- en Restauratiefonds-hypotheken. Het verloop van de portefeuille naar schuldrest:
In deze portefeuille is een USD-lening (4,124 miljoen USD of 3,175 miljoen euro) opgenomen. Deze is gewaardeerd tegen de koers van 31 december 2011. Het betreft de financiering van de monumentenfondsen en restauratieprojecten op de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba.
Het verloop van de portefeuille naar aantallen en percentages:
2011
2010
aantal
renteperc.
aantal
Lopende leningen per 1 januari Bij: verstrekkingen Af: aflossingen
5.653
1,23%
5.497
renteperc. 1,21%
408
1,45%
347
1,46%
208
1,16%
191
1,26%
Lopende leningen per 31 december
5.853
1,26%
5.653
1,23%
Voor deze leningen vindt hypotheekvestiging plaats. Veelal betreft dit een tweede (of lagere) hypotheek. Voor een beperkt aantal leningen vindt geen hypotheekvestiging plaats en worden ook geen andere zekerheden verstrekt. Het totaal van deze leningen zonder hypotheekvestiging bedroeg per 31 december 2011: 500.000 euro (2010: 500.000 euro), waarvan 3,175 miljoen euro voor de financiering van hierboven genoemde monumentenfondsen en restauratieprojecten op de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba. Voor een bedrag van 33,3 miljoen euro in 2011 (2010: 35,0 miljoen euro) is tevens gemeentegarantie verkregen.
27
ja arrekening
AD B. voorfinanciering rijkssubsidies (bedragen x E 1.000,-) Dit betreft de verstrekte voorfinancieringen van toekomstige Brrm-subsidieuitkeringen. Het verloop van de portefeuille naar schuldrest: Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente Schuldrest per 31 december
2011
2010
10.020
18.383
-
6.565-
0
100
10.020
1.898
0
10.020
2011
2010
Het verloop van de portefeuille naar aantallen en percentages:
Lopende leningen per 1 januari Bij: verstrekkingen Af: aflossingen Lopende leningen per 31 december
aantal
renteperc.
aantal
renteperc.
116
1,01%
358
1,00%
0
0,00%
100
0,97%
116
1,01%
342
1,50%
0
0,00%
116
1,01%
28
Ten aanzien van de gehele portefeuille zijn zekerheden ontvangen in de vorm van verpanding van toegekende subsidies en subsidietoezeggingen door het ministerie van OCW.
AD C. totaal-financieringen (bedragen x E 1.000,-) Dit betreft de verstrekte Bouwrekeningen, Annuïteitenleningen, Aflossingsvrije leningen en overige leningen. Het verloop van de portefeuille naar schuldrest: 2011
2010
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente
221.070
225.407
Schuldrest per 31 december
66.096
87.133
10.802
10.630
82.009
102.100
215.959
221.070
2011
2010
Het verloop van de portefeuille naar aantallen en percentages: aantal
renteperc.
aantal
Lopende leningen per 1 januari Bij: verstrekkingen Af: aflossingen
4.448
5,19%
4.447
renteperc. 5,19%
765
4,50%
663
5,29%
1.007
5,64%
662
5,44%
Lopende leningen per 31 december
4.206
5,12%
4.448
5,19%
Voor de gehele portefeuille zijn per ultimo onderstaande zekerheden ontvangen. Hierbij de aantekening dat alleen de ‘hoofdzekerheden’ waaronder een financiering is verstrekt, zijn aangegeven. In de praktijk komen vele combinaties van zekerheden voor. Gemeentegarantie (met o.a. recht van hypotheek) Verpanding van overheidssubsidie Recht van hypotheek
2011
2010
59.669
69.458
1.577
2.052
154.713
149.560
215.959
221.070
Het deel verstrekt onder ‘recht van hypotheek’ is het deel van de portefeuille dat voor rekening en risico van het Restauratiefonds is verstrekt aan eigenaren van rijksmonumenten.
29
ja arrekening
AD D. financiering ministerie van ocw (bedragen x E 1.000,-) 2011
2010
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente
13.217
16.285
Schuldrest per 31 december
-
-
38
268-
2.800
2.800
10.455
13.217
Deze financiering is aan het ministerie van OCW verstrekt ten behoeve van door het ministerie afgegeven ‘kanjersubsidie’-beschikkingen. Jaarlijks wordt voor rente en aflossing van deze lening 2,8 miljoen euro ontvangen van het ministerie van OCW. De daadwerkelijke looptijd is daarmee afhankelijk van de in rekening te brengen rente. Over deze lening wordt door het ministerie van OCW een marktconforme rente vergoed, als en voor zover het saldo aan nog uit te betalen (normale) rijkssubsidies lager is dan 13,6 miljoen euro.
AD E. Regionale restauratiefonds-hypotheken (bedragen x E 1.000,-) 30
De Regionale Restauratiefonds-hypotheken zijn verstrekte leningen uit de regionale restauratiefondsen. Het verloop van de portefeuille naar schuldrest: 2011
2010
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente
13.210
9.815
2.660
4.561
221
196
958
1.362
Schuldrest per 31 december
15.133
13.210
De leningen worden verstrekt onder recht van hypotheek voor risico van de betreffende gemeenten, provincies en fondsen.
Het verloop van de portefeuille naar aantallen en percentages: 2011
2010
aantal
renteperc.
aantal
Lopende leningen per 1 januari Bij: verstrekkingen Af: aflossingen
130
1,53%
106
renteperc. 1,54%
30
1,50%
28
1,50%
2
1,52%
4
1,49%
Lopende leningen per 31 december
158
1,52%
130
1,53%
AD F. cultuurfonds-hypotheken (bedragen x E 1.000,-) De Cultuurfonds-hypotheken zijn verstrekte leningen uit de provinciale Cultuurfondsen voor Monumenten. Het verloop van de portefeuille naar schuldrest: 2011
2010
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente
19.931
17.139
5.876
3.473
356
289
1.262
970
Schuldrest per 31 december
24.901
19.931
De leningen worden verstrekt voor risico van het Restauratiefonds met als zekerheid recht van hypotheek. Voor een beperkt deel van de portefeuille is tevens gemeentegarantie verkregen.
AD G. varend monument-leningen (bedragen x E 1.000,-) De Varend Monument-Leningen zijn verstrekte leningen uit het Fonds Varend Erfgoed. Het verloop van de portefeuille naar schuldrest:
31
2011
2010
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente
232
192
25
67
Schuldrest per 31 december
4
4
34
31
227
232
De leningen worden verstrekt voor risico van het Restauratiefonds. Als zekerheid is bij deze leningen pandrecht op de gefinancierde schepen bedongen.
ja arrekening
2. zero-leningen (bedragen x E 1.000,-) De door gemeenten bij het Restauratiefonds belegde Subsidie-op-termijn wordt deels gebruikt voor de financiering van de portefeuille Totaal-financieringen en wordt deels als zero-lening belegd bij bankiers. Het verloop van de portefeuille zero-leningen naar schuldrest en rentepercentages: 2011
2010
bedrag
renteperc.
bedrag
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen rente Af : aflossingen en rente
72.991
5,94%
76.540
5,94%
-
0,00%
-
0,00%
11.100
7,70%
8.209
0,00%
Schuldrest per 31 december
65.539
5,60%
72.991
5,94%
3.648
renteperc.
4.660
3. onderhandse leningen (bedragen x E 1.000,-) 2011
32
2010
bedrag
renteperc.
bedrag
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen Af : aflossingen en rente
473
4,00%
553
4,00%
19
0,00%
21
0,00%
97
4,00%
101
4,00%
Schuldrest per 31 december
395
4,00%
473
4,00%
Dit betreft een uitgezette lening bij ABN AMRO.
renteperc.
Toelichting op de balans: vlottende activa 4. vorderingen (bedragen x E 1.000,-) Hieronder zijn opgenomen: 2011
a. Brom rekeningen-courant b. Rekeningen-courant gemeenten en provincies c. Overige vorderingen d. Overlopende activa
2010
156
231
267
588
6.587
7.591
17
49
7.027
8.459
a. Brom rekeningen-courant De maximale kredietlimiet bedraagt per 31 december 2011: 3,0 miljoen euro (per 31 december 2010: 4,0 miljoen euro). b. Rekeningen-courant gemeenten en provincies De maximale kredietlimiet bedraagt per 31 december 2011: 12,5 miljoen euro (per december 2010: 12,5 miljoen euro). 33
c. Overige vorderingen Dit betreft voornamelijk de saldi van diverse rekeningen-courant.
5. op voorschot betaalde brim-subsidies (bedragen x E 1.000,-) 2011
2010
Schuldrest per 1 januari Bij : opgenomen bedragen Af : aflossingen en rente
1.748
5.133
32.758
16.565
8.860
19.950
Schuldrest per 31 december
25.646
1.748
Deze uitbetalingen zijn gedekt door toezeggingen van het ministerie van OCW van in totaal 78,0 miljoen euro uit te betalen aan het Restauratiefonds in 2012 en 2013.
ja arrekening
6. liquide middelen (bedragen x E 1.000,-) Hieronder zijn opgenomen: Saldi bij bankinstellingen en ministerie van Financiën
2011
2010
60.690
141.725
60.690
141.725
Het saldi bij bankinstellingen en het ministerie van Financiën is, op depositos en spaarrekeningen, tegen geldmarkt conforme tarieven uitgezet.
7. revolving fund (bedragen x E 1.000,-) Het Revolving Fund bestaat uit het bestemmingsfonds en de algemene reserve. 2011
2010
Bestemmingsfonds Algemene reserve
278.535
275.262
72.148
70.029
Totaal vermogen
350.683
345.291
34
Bestemmingsfonds Het bestemmingsfonds is gevormd uit dotaties van de overheid ten behoeve van te verstrekken laagrentende leningen. Het verloop van het bestemmingsfonds is als volgt: 2011
2010
Stand per 1 januari Dotaties
275.262
254.825
3.273
20.437
Stand 31 december
278.535
275.262
In 2011 is door het ministerie van OCW 2,0 miljoen euro (2010: 2,0 miljoen euro) in het Revolving Fund gestort, specifiek voor de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba. In 2011 is 1,3 miljoen euro subsidie ontvangen van het ministerie van OCW voor het verstrekken van Restauratiefonds-hypotheken.
Algemene reserve De algemene reserve is gevormd uit resultaten van het Restauratiefonds. Het verloop is als volgt: 2011
2010
Stand per 1 januari Dotaties
70.029
64.612
2.119
5.417
Stand 31 december
72.148
70.029
8. voorzieningen (bedragen x E 1.000,-) Het verloop van de voorzieningen: 2011
2010
Voorziening voor insolventie Voorziening voor renteswaps
15.417
14.297
2.570
0
Totaal voorziening
17.987
14.297
2011
2010
Stand per 1 januari Bij: toevoeging Af: onttrekking
14.297
13.448
1.190
900
70
51
Stand 31 december
15.417
14.297
Voorziening voor insolventie Het verloop van de voorziening voor insolventie:
Aan de voorziening voor insolventie wordt jaarlijks een toevoeging gedaan, die afhankelijk wordt gesteld van de portefeuilles, de rentemarge, het risicoprofiel van de debiteuren en de daadwerkelijk ten laste van de voorziening gebrachte posten.
35
Voorziening voor renteswaps Het verloop van de voorziening renteswaps: 2011
2010
Stand per 1 januari Bij: toevoeging Af: onttrekking
0
0
2.570
0
0
0
Stand 31 december
2.570
0
In 2011 is gebleken dat het Restauratiefonds ultimo 2010 op basis van de verslagleggingsregels een voorziening had moeten treffen in verband met de lagere marktwaarde van de renteswaps voor een bedrag van 1,852 miljoen euro. Aangezien de jaarrekening van 2010 al is vastgesteld is dit gecorrigeerd in de jaarrekening van 2011. De marktwaarde van de renteswaps was 1,852 miljoen euro negatief per ultimo 2010, en 2,570 miljoen euro negatief per ultimo 2011. De negatieve marktwaarde van de renteswappositie per ultimo 2011 is volledig voorzien. Marktwaarde mutaties worden bij- en afgeboekt ten baten/laste van de voorziening renteswaps voor zover de marktwaarde negatief is. Een positieve marktwaarde van de renteswap-positie wordt tegen kostprijs gewaardeerd in de jaarrekening.
ja arrekening
Toelichting op de balans: langlopende schulden 9. onderhandse leningen (bedragen x E 1.000,-) Het verloop van de portefeuille naar schuldrest: 2011
Schuldrest per 1 januari Bij: opgenomen Af : afgelost Schuldrest per 31 december
2010
bedrag
renteperc.
bedrag
87.757
4,40%
104.254
renteperc. 4,46%
11.000
3,32%
-
0,00%
39.892
4,24%
16.497
4,77%
58.865
4,32%
87.757
4,40%
Aan de geldgevers zijn de volgende zekerheden verstrekt: • verpanding van (bij dezelfde geldgevers) uitgezette zero-leningen • verpanding van hypothecaire vorderingen met gemeentegarantie • voor zover de aangetrokken gelden zijn gebruikt voor de financiering van rijksmonumenten, is de achterborg-overeenkomst van toepassing. Het totaal aan verstrekte zekerheden is gelijk aan het bedrag van de schuldrest per balansdatum.
36
In deze portefeuille is een USD-lening (386.000 euro) opgenomen. Deze is gewaardeerd tegen de koers van 31 december 2011.
10. regionale restauratiefondsen (bedragen x E 1.000,-) 2011
2010
Stand per 1 januari Bij: gestort door samenwerkingspartners rente vervallen termijnen Af: opgenomen beheervergoeding
27.819
23.413
2.153
5.169
Schuldrest per 31 december
16
4
221
194
466
895
76
66
29.667
27.819
Van dit bedrag is per 31 december 2011: 15,1 miljoen euro aangewend in de vorm van Regionale Restauratiefonds-hypotheken. Er zijn geen zekerheden en looptijd overeengekomen.
11. cultuurfondsen voor monumenten (bedragen x E 1.000,-) 2011
2010
Stand per 1 januari Bij: gestort door PBC en VSBfonds rente vervallen termijnen Af: opgenomen beheervergoeding
25.096
22.663
202
2.249
0
0
124
100
Schuldrest per 31 december
25.583
25.096
49
0
360
284
Per 31 december 2011 is, inclusief de bijdrage van het Restauratiefonds, 24,9 miljoen euro aangewend in de vorm van Cultuurfonds-hypotheken. Er zijn geen zekerheden en looptijd overeengekomen. In 2011 heeft het VSBfonds haar aandeel overgedragen aan het Prins Bernhard Cultuurfonds.
12. Het fonds varend erfgoed
37
(bedragen x E 1.000,-) 2011
2010
Stand per 1 januari Bij: gestort door VSBfonds rente vervallen termijnen Af: opgenomen beheervergoeding
159
123
0
34
0
0
4
4
0
0
1
2
Schuldrest per 31 december
162
159
Per 31 december 2011 is, inclusief de bijdrage van het Restauratiefonds, 227.000 euro aangewend in de vorm van Varend Monument-Leningen.
ja arrekening
13. Belegde subsidie-op-termijn (bedragen x E 1.000,-) Dit betreft door gemeenten belegde gelden. 2011
2010
95.698
102.409
569
1.001
Schuldrest per 1 januari Bij: belegde bedragen rente Af: uitgekeerd Schuldrest per 31 december nog bij te schrijven rente Balanswaarde per 31 december
191-
168-
87.817
95.698
382
472
88.199
96.170
2011
2010
Belegging Pandgarant Balanswaarde per 31 december
5.055
5.510
13.314
13.054
88.008
95.866
Het verloop van de portefeuille naar aantallen en percentages:
38
aantal
renteperc.
aantal
renteperc.
Lopende beleggingen per 1 januari Bij: nieuwe beleggingen Af: uitgekeerd
3.937
5,48%
4.298
5,52%
27
4,47%
62
4,56%
Lopende beleggingen per 31 december
3.433
531
423 5,41%
3.937
5,48%
14. kortlopende schulden (bedragen x E 1.000,-)
a. Nog uit te betalen rijkssubsidies b. Brom rekeningen-courant c. Rekeningen-courant gemeenten en provincies d. Garantiefondsen e. Bouwkredieten f. Overige schulden g. Overlopende passiva
2011
2010
136.703
153.684
10.619
12.550
13.684
14.256
4.070
3.782
22.112
28.520
2.545
5.093
4.006
5.274
193.739
223.159
A. nog uit te betalen rijkssubsidies (bedragen x E 1.000,-) De opdracht aan het Restauratiefonds tot uitbetalen van subsidies vloeit voort uit de overeenkomst met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Specificaties van de nog uit te betalen rijkssubsidies:
Brrm-budget Brom-budget, art. 11 (meerjarig onderhoud kerken) Brim-budget, art. 43 (restauratie-achterstand) Budgetten regeling grootschalige restauraties (Brgr 1 t/m 4) Extra dotatie 2008 (Rerrm 2009) Gelden WWI Restauratieregeling 2010/2011 Regeling stadsherstellichamen Regeling stimulering herbestemming
2011
2010
25.902
21.425
12.797
12.959
48.950
47.923
6.481
10.404
-
29.485
4.112
31.488
34.061
-
2.000
-
2.400
-
136.703
153.684
De rentebaten over nog uit te betalen rijkssubsidies komen ten gunste van het Revolving Fund. De afwikkeling van de bovengenoemde nog uit te betalen subsidies per 31 december vindt plaats naar gelang de toegekende subsidies worden opgevraagd. De uitbetaling geschiedt aan de hand van door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of gemeenten geaccordeerde declaraties.
e. Bouwrekeningen Dit betreft de Bouwrekeningen, die per 31 december een creditsaldo tonen. Dit creditsaldo is het gevolg van nog niet opgenomen bedragen bij al ingegane leningen, alsmede gestorte en nog niet uitbetaalde eigen bijdragen. De gemiddelde rentevergoeding over deze Bouwrekeningen bedraagt 1.85% (2010: 2,06%).
b. Brom rekeningen-courant Dit betreft rekening-courantfaciliteiten voor eigenaren van kerken, die per balansdatum een creditstand tonen.
f. Overige schulden De overige schulden betreffen voornamelijk de saldi van diverse rekeningen-courant, die alle direct opvraagbaar zijn.
c. Rekeningen-courant gemeenten en provincies Dit betreft rekening-courantfaciliteiten met gemeenten en provincies, die per balansdatum een creditstand tonen.
g. Overlopende passiva Dit betreft voornamelijk aan geldgevers nog te betalen rente en van geldnemers vooruit ontvangen rente.
d. Garantiefondsen Dit betreft de door gemeenten bij het Restauratiefonds aangehouden garantiefondsen ter dekking van eventuele verliezen op financieringen verstrekt onder gemeentegarantie.
39
ja arrekening
6.5 niet uit de balans blijkende verplichtingen (bedragen x E 1.000,-) actief
Laagrentende leningen Reeds gecontracteerd maar nog niet ingegaan Voorfinancieringen rijkssubsidies Totale kredietlimiet Af: uitbetaald Kredietruimte
2011
2010
15.400
11.400
113.700
111.300
113.700
86.500
0
24.800
0
24.800
Totaal-financieringen De hierbij opgenomen ‘toegezegde’ financieringen zijn een raming van de te verwachten productie uit de openstaande offertes per 31 december. Totale kredietlimiet Bouwkredieten Af: uitbetaald Kredietruimte Toegezegd 40
186.200
196.000
111.700
117.600
74.500
78.400
16.700
15.600
91.200
94.000
passief
Door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn de volgende toezeggingen ten gunste van het Revolving Fund gedaan:
Voor te verstrekken Restauratie-hypotheken
2011
2010
0
1.392
0
1.392
Voor de extra dotaties zijn subsidiebeschikkingen ontvangen. Tegenover de nog te ontvangen bedragen voor te verstrekken Restauratie-hypotheken staan verplichtingen tot het verstrekken van deze Restauratie-hypotheken voor nagenoeg hetzelfde bedrag. De nog te ontvangen extra dotaties zijn bedoeld om hieruit Restauratiefonds-hypotheken te gaan verstrekken. Beleggingen Subsidie-op-termijn Reeds gecontracteerd maar nog niet ingegaan
4.000
8.000
Rentederivaten Vanwege afdichting van onderliggende risico’s lopen per ultimo van het jaar verschillende swap-contracten. Om renterisico’s af te dekken, zijn de volgende renteswaps gecontracteerd: • voor 93 miljoen euro contracten, waarbij een vaste rente wordt betaald van gemiddeld 2,79 % en een variabele rente wordt ontvangen op basis van het zesmaands euribor. Deze contracten kennen looptijden tot 2 september 2019 • voor 3 miljoen euro contracten, waarbij een variabele rente wordt betaald op basis van het zesmaands euribor en een vaste rente wordt ontvangen van 3,8%. Deze contracten kennen looptijden tot 6 december 2021. Om valutarisico’s af te dekken, zijn valutaswaps gecontracteerd: • voor 500.000 dollar (386.000 euro) contracten, waarbij een vaste rente wordt betaald van gemiddeld 4,0%. Dit contract kent een looptijd tot 1 december 2016 • voor 395.000 euro contracten, waarbij een vaste rente wordt ontvangen van gemiddeld 5,6%. Dit contract kent een looptijd tot 1 december 2016. In 2011 worden de renteswaps tegen kostprijs of lagere marktwaarde gewaardeerd. De lagere marktwaarde van de renteswaps per 31 december 2011 bedraagt 2.570.000 euro negatief, welke volledig is voorzien. De negatieve marktwaarde is te splitsen in een marktwaardemutatie van renteswaps over 2011 van 718.000 euro negatief en een correctie van de negatieve marktwaarde per 31 december 2010 van 1.852.000 euro. De activa positie waarvoor de renteswaps zijn aangetrokken ter afdekking van het renterisico in de portefeuille marktconforme leningen wordt gewaardeerd tegen nominale waarde. De netto marktwaarde positie (marktwaarde activa verminderd met de marktwaarde passiva inclusief renteswaps) van de portefeuille marktconforme financieringen is positief. De negatieve marktwaarde op de renteswaps wordt volledig gecompenseerd door de positieve marktwaarde op uitgezette leningen. Het Restauratiefonds heeft als beleid om alleen actuele openstaande posities af te dekken om daarmee het renterisico te beperken. De overeenkomsten die zijn gesloten met financiële instellingen ten behoeve van het aangaan van derivaattransacties kennen geen bijstortverplichting als gevolg van marktwaarde ontwikkelingen van derivaten.
Wet op het financieel toezicht Een deel van de activiteiten van het Restauratiefonds valt onder de werking van de Wet financieel toezicht (onderdeel ‘bankstatus’). Hiervoor is van De Nederlandsche Bank een ontheffing ontvangen. De activiteiten waarvoor ontheffing is verkregen, betreffen specifiek zogenaamde niet-professionele partijen die bij het Restauratiefonds gelden aanhouden. Bij banken is op dergelijke gelden het depositogarantiestelsel van toepassing. Deze ontheffing is door De Nederlandsche Bank in 2006 verleend en in 2009 voor drie jaar verlengd. De ontheffing loopt nu tot 1 september 2012. De voorwaarden van deze ontheffing zijn onder andere: • de som van de bij het Restauratiefonds, door niet-professionele partijen, aangehouden gelden, mag maximaal 3% van de totale toevertrouwde middelen bedragen. Per 31 december 2011 was dit percentage 0,95% (eind 2010 was deze 1,18%) • het bedrag van de door niet-professionele partijen bij het Restauratiefonds aangehouden middelen bedroeg per 31 december 2011 6,391 miljoen euro (2010: 8,631 miljoen euro). Dit bedrag moet worden gedekt door een bancaire garantstelling. Deze garantstelling is afgegeven door de Rabobank voor een (maximum)bedrag van 20 miljoen euro. Nationaal Restauratiefonds heeft in 2011 aan al deze voorwaarden voldaan.
41
ja arrekening
6.6 Toelichting staat van baten en lasten Over geheel 2011 is een positief resultaat behaald van 2,119 miljoen euro. Dit is lager dan het begrote resultaat van 2,75 miljoen euro. Het renteresultaat over geheel 2011 is 1,251 miljoen euro hoger dan begroot (gerealiseerd 2011 11,661 miljoen euro ten opzichten van begroot 2011 10,41 miljoen euro). De inkomsten uit hoofde van de betaalvergoeding en de afsluitprovisies zijn respectievelijk 107.000 euro en 143.000 euro hoger dan begroot. De totale bedrijfsopbrengsten zijn in 2011 1,47 miljoen euro hoger dan begroot. Aan de lastenzijde is de vergoeding aan Fondsenbeheer Nederland met 590.000 euro lager dan begroot. Dit is nagenoeg geheel te verklaren door de latere start van het innovatie programma in 2011 waardoor overige automatiseringskosten zijn achter gebleven. De overige bedrijfslasten zijn 170.000 euro lager dan begroot (gerealiseerd: 1,56 miljoen euro, begroot: 1,73 miljoen euro).
42
In 2011 is gebleken dat het Restauratiefonds ultimo 2010 op basis van de verslagleggingsregels een voorziening had moeten treffen in verband met de lagere marktwaarde van de renteswaps voor een bedrag van 1,852 miljoen euro. Aangezien de jaarrekening van 2010 al is vastgesteld, is dit gecorrigeerd in de jaarrekening 2011. De marktwaarde van de renteswaps was 1,852 miljoen euro negatief per ultimo 2010, en 2,570 miljoen euro negatief per ultimo 2011. De dotatie aan de voorziening voor insolventie bedraagt 1.190.000 euro en is daarmee 290.000 euro hoger dan begroot. De dotatie is mede gebaseerd op een lagere dekkingsgraad van de portefeuille zekerheden (meestal in de vorm van een (tweede) hypotheek) en de toename in de risicovolle posten. De daadwerkelijke afschrijvingen op de portefeuille leningen zijn vooralsnog beperkt. De methodiek ten aanzien van het vaststellen van de voorziening voor insolventie is niet gewijzigd.
15. rentemarge (bedragen x E 1.000,-) gerealiseerd 2011
Liquide middelen Vorderingen op kredietinstellingen Portefeuille financieringen Overige Totaal rentebaten
begroting gerealiseerd 2011 2010
0
105
206
3.648
4.372
4.660
15.381
16.018
16.215
114
41
265
19.143
20.537
21.346
Schulden aan kredietinstellingen Schulden aan klanten Derivaten (netto) Overige Totaal rentelasten
2.724
3.917
4.310
5.481
5.860
6.034
1.037
1.200
926
3
60
20
9.245
11.037
11.290
Extra rentebaten ten behoeve van Revolving Fund
1.763
910
1.416
11.661
10.410
11.472
Rentemarge
43
De rentebaten uit vorderingen op klanten kunnen als volgt worden uitgesplitst: Totaal-financieringen Laagrentende leningen Overige
11.197
11.870
12.261
4.172
3.970
3.854
12
178
100
15.381
16.018
16.215
4.888
5.130
5.376
593
730
658
5.481
5.860
6.034
De rentelasten uit schulden aan klanten kunnen als volgt worden uitgesplitst: Rente belegde Subsidie-op-termijn Overige
ja arrekening
15. rentemarge (vervolg) (bedragen x E 1.000,-) De rentemarge kan tevens op onderstaande wijze worden weergegeven: gerealiseerd 2011
Rentemarge financieringen Rentemarge Revolving Fund Rentebaten over nog uit te betalen subsidies Overige rentebaten
begroting gerealiseerd 2011 2010
5.223
4.740
5.567
4.412
4.550
4.104
1.763
910
1.416
263
210
385
11.661
10.410
11.472
16. ontvangen provisies (bedragen x E 1.000,-) gerealiseerd 2011
Afsluitkosten financieringen Vergoeding betaalfuncties 44
begroting gerealiseerd 2011 2010
927
820
823
963
820
863
1.890
1.640
1.686
De vergoeding voor de betaalfunctie betreft de van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontvangen vaste vergoeding voor de uitbetaling van rijkssubsidies, evenals van klanten ontvangen behandelingskosten voor de Brom rekeningen-courant.
17. overige baten (bedragen x E 1.000,-) Deze post betreft: gerealiseerd 2011
Vergoeding cursusproject en verkoop documentatie Overige
begroting gerealiseerd 2011 2010
107
130
131
251
260
219
358
390
350
18. beheerkosten Dit betreft de door Fondsenbeheer Nederland B.V. te Hoevelaken in rekening gebrachte kosten voor het gevoerde beheer.
19. dotatie aan de voorzieningen Dotatie aan de voorziening voor insolventie De dotatie aan de voorziening voor insolventie betreft de mutatie van de voorziening. De dotatie is ingegeven door de actuele inschatting van de kredietrisico’s in de huidige kredietportefeuilles in relatie tot de aanwezige voorziening. Dotatie aan de voorziening renteswaps De dotatie aan de voorziening voor renteswaps is de marktwaarde mutatie van de renteswaps. De negatieve marktwaarde van de renteswaps is volledig voorzien.
20. overige lasten (bedragen x E 1.000,-) gerealiseerd 2011
Bestuurskosten Accountantskosten Extern jaarverslag Brochures en promoties Advieskosten Overige algemene kosten
De bestuursvergoeding aan bestuursleden inclusief vergoeding voor gemaakte kosten bedraagt per jaar: Voorzitter Vice-voorzitter, penningmeester, secretaris Lid Financiële Commissie Overige bestuursleden
35.000 euro per jaar 13.500 euro per jaar 13.500 euro per jaar 8.750 euro per jaar
Er zijn geen andere vergoedingen, leningen, garanties en dergelijke verstrekt aan bestuursleden.
begroting gerealiseerd 2011 2010
120
140
142
75
70
65
17
15
9
286
340
304
163
210
101
898
955
740
1.560
1.730
1.362
45
algemeen
7. Overige gegevens Controleverklaring Hiervoor wordt verwezen naar de hierna opgenomen verklaring.
Statutaire regeling betreffende de bestemming van het resultaat In de statuten zijn geen bepalingen opgenomen omtrent de resultaat bestemming. De bestemming van het resultaat is derhalve voor behouden aan het bestuur van het Restauratiefonds.
Bestemming van het resultaat over het boekjaar 2010 De jaarrekening 2010 is vastgesteld in de bestuursvergadering gehouden op 6 april 2011. Het bestuur heeft de bestemming van het resultaat vastgesteld. Het resultaat is toegevoegd aan de algemene reserve Revolving Fund.
Bestemming van het resultaat over het boekjaar 2011 Het resultaat over het boekjaar 2011 ten bedrage van 2,119 miljoen euro wordt geheel ten gunste van de algemene reserve Revolving Fund gebracht. Dit is aldus in deze jaarrekening verwerkt. 46
Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben geen gebeurtenissen na balansdatum plaatsgevonden die vermeld moeten worden in de jaarstukken.
Hoevelaken, 28 maart 2012 Bestuur Professor mr. Pieter van Vollenhoven Mr. B. Staal Mevrouw A. van den Berg Mevrouw A. van Vliet-Kuiper Mevrouw mr. M.M.R. Monsanto P. Blom Mevrouw M.M. Kool M.W.J. Hinssen
Voorzitter Vicevoorzitter Penningmeester Secretaris
8. Controleverklaring van de onaf hankelijke accountant Aan: Het bestuur van Stichting Nationaal Restauratiefonds Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Nationaal Restauratiefonds te Zeist gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Oordeel betreffende de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat.
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Nationaal Restauratiefonds per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening.
Zwolle, 26 april 2012 Deloitte Accountants B.V. Was getekend: drs. E. Dijkgraaf RA
47
algemeen
9. Organisatiestructuur Bestuur Professor mr. Pieter van Vollenhoven Mr. B. Staal Mevrouw A. van den Berg Mevrouw A. van Vliet-Kuiper Mevrouw mr. M.M.R. Monsanto P. Blom Mevrouw M.M. Kool M.W.J. Hinssen
Voorzitter Vicevoorzitter Penningmeester Secretaris
Directie Mr. P. Siebinga
48
Directeur
Nationaal Restauratiefonds heeft de organisatie en dagelijkse bedrijfsvoering ondergebracht bij Fondsenbeheer Nederland B.V. te Hoevelaken. Fondsenbeheer Nederland is een onderdeel van Rabo Vastgoedgroep en stelt zaken als huisvesting, personeel, ICT en financiële kennis beschikbaar. Fondsenbeheer Nederland heeft geen invloed op de bedrijfsvoering of het beleid van het Restauratiefonds. Dat wordt bepaald door het bestuur.
Accountant Deloitte Accountants B.V. te Zwolle Nationaal Restauratiefonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Utrecht onder nummer 41181555. BTW-identificatienummer NL 0085.15.220.B.01.
Binnen Fondsenbeheer Nederland B.V. is de organisatie voor Nationaal Restauratiefonds als volgt georganiseerd:
directie en secretariaat
controlling & treasury
voorlichting & advies
financieringen
informatie & automatisering
binnendienst
communicatie & strategische advisering
49
algemeen
Colofon Nationaal Restauratiefonds Kantooradres: Westerdorpsstraat 68 3871 AZ Hoevelaken Postadres: Postbus 15 3870 DA Hoevelaken T (033) 253 94 39 F (033) 253 95 95
[email protected] www.restauratiefonds.nl
50
© Nationaal Restauratiefonds Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet, of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
“De economische crisis biedt niet alleen bedreigingen, maar ook kansen. Eigenaren zullen sneller de weg vinden naar het Restauratiefonds en overheden en instellingen zijn steeds meer geïnteresseerd in het instrument van laagrentend lenen. Deze kansen pakt het Restauratiefonds graag op”
Postbus 15 3870 DA Hoevelaken T (033) 253 94 39 F (033) 253 95 95
[email protected] www.restauratiefonds.nl
j aa rv e rsl a g 20 1 1 | Na ti ona a l Res ta ur at iefon ds
Nationaal Restauratiefonds Westerdorpsstraat 68 3871 AZ Hoevelaken