Inhoud Voorwoord
7
1. Saudische oorlogsverklaring
9
2. De revolutie zegt: ‘Hier zijn we’
21
3. Yoghurt en het nieuws
39
4. Tanken in oorlogstijd
71
5. Slangen in de kelder
95
6. ‘Je weet niet in welk land je zal sterven’
123
7. Een stadstoren in de woestijn
151
8. Legitiem raketten afvuren
187
Nawoord
203
Saoedi-Arabië Saudi-Arabië Oman Sa'ada
Yemen Jemen
Amran
Sirwah
Sana'a al-Hudeidah
RODE ZEE al-Mokha
Eritrea
Marib al-Mukalla
Dhamar Ibb
ARABISCHE ZEE
Taiz Aden
Soqotra ũŝďŽƵƟ
GOLF VAN ADEN
ũŝďŽƵƟ
Ethiopië
Somalië
Voorwoord Oorlog is voor een groot deel wachten. Wachten op het volgende bombardement; wachten tot het ophoudt. Wachten tot er gas of benzine voorhanden is. Wachten tot het nieuws begint op de radio. Wachten tot de internetcaféhouder de generator heeft aangezet voor een uurtje contact met de buitenwereld. Wachten in de rij bij de waterpomp om je jerrycans te vullen. Al dit wachten brengt onherroepelijk verveling met zich mee; voor een groot deel van de tijd ben je simpelweg bezig met overleven en komt er verder weinig uit je vingers. Je kunt je ook nergens goed op concentreren. Als je dit al probeert, is de kans groot dat er iemand roept: ‘Vliegtuig!’, waarna je direct opspringt om het luchtafweergeschut te volgen en klaar te staan om eventueel een sprint te kunnen trekken naar een veiliger plek, of naar buiten rent om de rookpluimen van neergevallen bommen en raketten te aanschouwen en te gokken waar de ellende zich precies voordoet. Oorlog betekent ook slaapgebrek: een hele nacht doorslapen zonder – letterlijk of fijiguurlijk – wakker gebombardeerd te worden, is er niet meer bij. Een boek schrijven onder deze omstandigheden is dan ook geen eenvoudige opgave. Toch heb ik het geprobeerd. Enerzijds om enige bekendheid te geven aan een oorlog die over het algemeen slecht wordt begrepen. En anderzijds om vanuit het perspectief van de burger een beschrijving te geven van wat oorlog inhoudt – welke oorlog dan ook.
7
1.
Saudische oorlogsverklaring
Het is even voor drieën in de nacht van 25 op 26 maart 2015. Ik word wakker van dofffe dreunen in de verte. Het dringt niet direct tot me door wat dat betekent, maar starend in het duister, m’n oren gespitst, overtuig ik mijzelf ervan dat dit op het geluid van neervallende bommen lijkt – al heb ik die nooit eerder horen vallen. Mijn 14-jarige dochter ontwaakt ook. ‘Wat is dat?’ informeert ze slaperig. ‘Oorlog, als je het mij vraagt,’ antwoord ik. Zo’n 17 burgers komen om bij dit eerste Saudische bombardement op de hoofdstad Sana’a. Zij woonden in snel in elkaar gemetselde huisjes, direct naast de landingsbaan van het vliegveld in het noorden van de stad. Een paar dagen later rijden we erlangs. De bom, die haar doel blijkbaar miste, heeft niets van hun onderkomens heel gelaten. De huizen ernaast hebben gescheurde muren en geen ramen en deuren meer. Ze vormen een stil aandenken aan de verwoesting. Jemenieten zijn gewend aan onrust en oorlogsdreiging, en niemand verwacht dat het dit keer echt uit de hand zal lopen. Al vraagt men zich toch enigszins bezorgd af of dit een éénmalige actie was of dat dit nu elke nacht staat te gebeuren. Bij de benzinepompen vormen zich – zoals de laatste tijd vaak het geval is – weer lange rijen om brandstof te hamsteren, zowel in auto’s als in jerrycans. Meer mensen dan anders zeulen met gasflessen en zakken meel. De bevolking neemt voorzorgsmaatregelen, zoveel is duidelijk. Op de radio zijn telefonische reacties te horen van verontwaardigde of ronduit woedende burgers. ‘Nu weten we wie onze échte vijand is!’ En: ‘Wie compenseert de slachtofffers? Niemand natuurlijk!’ 9
* De oorlogsverklaring van Saudi-Arabië met haar alliantie van Arabische staten1 kwam zogezegd niet helemaal uit de lucht vallen. Saudi-Jemenitische relaties zijn nooit optimaal geweest. Daarvoor moeten we een heel eind terug in de tijd. Het Arabische schiereiland, waar beide landen zich bevinden, heeft nooit precieze grenzen gekend tijdens het komen en gaan van talloze pre-islamitische en islamitische heersende machten. De bevolking heeft altijd voor een groot deel bestaan uit nomadische bedoeïenen in de woestijn en stammen in de bergen, en grenzen waren veranderlijk al naargelang wie er waar aan de macht was. Slechts heel sporadisch was Jemen verenigd onder één heerser. Dit was bijvoorbeeld het geval in de 7e eeuw v.C. onder de Sabanen, in de 5e eeuw n.C. onder de Himjarieten, van de 13e tot 15e eeuw onder de Rassulieden, en, iets recenter, in de 17e eeuw onder een zaiditische imam. Dit zogenoemde Greater Yemen strekte zich in die periodes uit van de westkust en de zuidkust tot aan Hadramout en de provincie Dhofar in het huidige Oman, en Najran, of zelfs Mekka, in het noorden. De noordelijke provincie Sa’ada is altijd het centrum geweest van de zaiditische leiders, imams genaamd, die Jemen vanaf het eind van de 9e eeuw n.C. tot aan de revolutie van 1962 in meer of mindere mate bestuurden. In het jaar 897 kwam imam al-Hadi Yahya bin Hussein bin Qasim al-Rassi naar Sa’ada. Hij was een afstammeling van Ali bin Abi Taleb, de neef en schoonzoon van profeet Mohammed, en daardoor een directe afstammeling van de profeet. Hem was gevraagd om een stammendispuut op te lossen. Nadat 1 De Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar, Bahrein, Egypte, Jordanië, Marokko, Sudan, met logistieke steun van de Verenigde Staten.
10
hij deze taak had volbracht, bleef hij en stichtte hij de Rassidische dynastie. Vanaf de 17e eeuw heersten de imams van de Qassimidische dynastie, een tak van de Rassieden. Allen behoorden zij tot de zaiditische tak van islam, die gematigd sjiitisch genoemd kan worden. Het sjiisme begon na de dood van profeet Mohammed in 632. Drie kaliefen (islamitische leiders) gingen Ali bin Abi Taleb voor – Abu Bakr, Omar en Uthman – terwijl Ali door een deel van de moslims werd gezien als de beste kandidaat. Sjiieten beschouwen Ali dan ook als hun eerste imam. Maar ook het sjiisme kent verschillende stromingen, die voor het gemak zijn genoemd naar het aantal islamitische leiders uit de beginperiode van de islam dat men erkent. De zaidieten splitsten zich af na de dood van de vierde shi’a imam Ali Zain al-‘Abidin in de 8e eeuw. Zij erkenden diens jongere zoon Zaid als imam (vandaar de naam ‘zaidieten’), terwijl de meerderheid zijn oudere broer Mohammed volgde. Daarom worden zaidieten ook wel ‘vijvers’ genoemd in tegenstelling tot de shi’a ‘twaalvers’ in bijvoorbeeld Iran. Zaid ibn Ali leidde een opstand tegen de Umayaden, maar werd in 740 vermoord. Een verschil tussen de ‘vijvers’ en de ‘twaalvers’ is dat deze laatsten geloven dat de twaalfde imam, Mohammed al-Mahdi, in 939 verdween en terug zal komen aan het eind der tijden. Zaidieten geloven niet in een ‘verborgen’ imam. Belangrijker is dat de zaidieten Ali bin Abi Taleb geen bijna goddelijke status geven. Zij verwerpen de kalifaten van Abu Bakr en Omar niet – hoewel het kalifaat van Uthman minder schappelijk tegemoet wordt getreden.2 Zij dragen Ali enkel een warmer hart toe dan andere gezellen van de 2 Hij had volgens hen de plaats van Ali bin Abi Taleb niet in mogen nemen. En omdat er zich gedurende Uthmans kalifaat sociale onrust, tumult en rellen voordeden, wordt hij afgedaan als een zwak, of zelfs incompetent, leider.
11
profeet. De imam, of leider, van de zaidieten moet dan ook afstammen van Ali en Fatima, de dochter van de profeet Mohammed. Afstamming is echter niet voldoende. Ook moet hij een islamitisch geleerde zijn; vroom, en moedig. Om dat te bewijzen vochten verschillende kandidaten voor het imamaat vaak eerst een onderlinge oorlog uit, waarna de overwinnaar de titel opeiste. Zaiditische leiders worden niet als onfeilbaar gezien zoals de ‘twaalvers’ beweren. Zaidieten menen dat het hun plicht is om in opstand te komen tegen onrechtvaardige heersers – en dat is wellicht een reden dat zij rebelleerden tegen president Ali Abdullah Saleh (zelf een zaidiet) en later Abdu-Rabo Mansour Hadi. De soennitische islam kent vier grote rechtsscholen, allen genoemd naar de grondleggers ervan in de 8e en 9e eeuw: Hanafiji, Maliki, Hanbali en Shafa’i. De verschillen zitten voornamelijk in de interpretatie van bepaalde zaken in de Koran en de overleveringen van profeet Mohammed. Van alle shiitische stromingen staan de zaidieten het dichtst bij de soennitische islam en zij noemen zichzelf wel de ‘vijfde rechtsschool’. Soennieten in Jemen behoren veelal tot de gematigde Shafa’i-leerschool en in gebieden waar de zaidieten en soennieten samenleven, wordt vaak in dezelfde moskeeën gebeden. Schattingen over het percentage zaidieten onder de Jemenitische bevolking lopen uiteen van 35 tot 50 procent. In de loop der eeuwen veranderde het gebied waarover de zaidieten heersten in omvang en ze voerden vele oorlogen tegen binnen- en buitenlandse dynastieën en machten. De zaidieten overleefden ze allemaal. In het begin van de 18e eeuw stichtte ene Mohammed ibn AbdulWahab een religieuze beweging in het noorden van het Arabische schiereiland, gebaseerd op de strenge Hanbali rechtsschool die sjiieten als afvalligen (rafijidha in 12
het Arabisch) beschouwd. Zijn aanhangers, de zogenoemde Wahabieten, ontheiligden het graf van Ali bin Abi Talebs zoon Hussein. Zij hielpen Mohammed bin Saud het eerste Saudische koninkrijk te stichten, maar zij werden door de Ottomanen verslagen aan het begin van de 19e eeuw. De Ottomanen vielen ook het zuidelijke deel van het Arabische schiereiland binnen; halverwege de 19e eeuw bezetten zij de kuststreek Tihama en wat later Sana’a. De Britten hadden in 1832 Aden ingenomen, want dat leek ze een goed bevoorradingspunt tussen Europa en hun Indische kolonie. Hun macht breidde zich uit, totdat zij een overeenkomst tekenden met de Ottomanen in 1904, waarin een grens werd getrokken tussen de gebieden onder beider gezag. Zo ontstond een Brits Zuid-Jemen en een Ottomaans Noord-Jemen – al bleef de zaiditische imam Yahya Hamidad-Din, die datzelfde jaar het imamaat van zijn vader had overgenomen, daar de macht behouden over een groot aantal stammen. Nadat het Ottomaanse rijk aan het eind van de Eerste Wereldoorlog instortte, kreeg de imam de macht over geheel Noord-Jemen. Wel bleven de grenzen in het noorden vaag, zoals dat al eeuwenlang het geval was geweest. In 1926 verklaarde hij zichzelf koning van het Mutawakkil Koninkrijk (Mutawakkil was zijn familienaam) en hij werd als zodanig internationaal erkend. Imam Yahya droomde ervan het Greater Yemen in ere te herstellen. De etnisch gezien Jemenitische provincies Asir, Najran en Jayzan hoorden daarbij en imam Yahya lijfde delen ervan in bij zijn koninkrijk. Na het vertrek van de Ottomanen probeerde AbdulAziz ibn AbdulRahman al-Saud (die kortweg ibn Saud wordt genoemd) het noordelijk deel van het Arabische schiereiland te verenigen in één staat, zoals zijn voorvader Mohammed al-Saud ook had geprobeerd. Hiervoor nam hij zijn toevlucht 13
tot militaire middelen en hij wist zich verzekerd van de steun van Wahabistische milities. In 1932 werd Saudi-Arabië internationaal erkend. Hoewel de grenzen met Irak, Koeweit, en Jordanië grotendeels waren vastgesteld, ontstonden er problemen in het zuiden van het nieuwe land, dat grensde aan Noord-Jemen dat onder het bewind stond van imam Yahya, en aan Zuid-Jemen onder Britse bezetting. Tijdens een korte Saudi-Jemenitische oorlog in 1934 veroverde Saudi-Arabië Asir, Najran en Jayzan op imam Yahya. Ibn Saud had zich bovendien tot doel gesteld de kuststreek Tihama tot aan de Jemenitische havenstad al-Hudeidah in te lijven bij zijn koninkrijk. Toen de Saudische troepen optrokken tot aan al-Hudeidah had imam Yahya geen andere keus dan de overeenkomst van Taif te tekenen. Dit verdrag plaatste de drie betwistte provincies voor 40 jaar onder Saudisch bewind en gaf het stuk van de Tihama dat door het Saudische leger was binnengevallen, terug aan de imam. Toch was hiermee het grensconflict niet opgelost. Slechts de scheidslijn tussen de twee landen net ten noorden van Midi aan de Rode Zee-kust tot aan de Najran-oase werd vastgesteld; niet de maritieme grens in de Rode Zee. Ook de scheidslijn in de woestijn (het ‘Lege Kwartier’), die zo’n 1500 kilometer lang was, bleef ongemarkeerd. Vanaf de jaren veertig begon Saudi-Arabië olie te exploiteren die in ruime mate aanwezig bleek. Dat maakte het land al snel tot een rijke macht. Noord-Jemen, daarentegen, was en bleef een arm land. Het werd geregeerd door imams die het niet zo hadden op vernieuwing of vooruitgang, en het land vrij goed wisten af te schermen tegen de buitenwereld. Zo gaat bijvoorbeeld het verhaal dat een Amerikaanse oliemaatschappij imam Yahya eens 2 miljoen dollar bood
14
voor exploitatierechten. De imam reageerde droogjes: ‘En hoeveel zal het kosten om jullie hier weer weg te krijgen?’ Imam Yahya werd in 1948 vermoord; hij was toen de 80 al gepasseerd. Eén van de daders werd onmiddellijk tot nieuwe imam uitgeroepen. Maar de staatsgreep mislukte. Imam Yahya’s zoon Ahmed wist de macht te grijpen en liet de daders onthoofden. Het nieuwe staatshoofd zette zijn vaders beleid voort, terwijl hij heel voorzichtig de deur naar de rest van de wereld opende. Niet ver genoeg, volgens sommigen. Hij overleefde twee moordaanslagen en stierf uiteindelijk in 1962. Dit was het begin van een roerige periode in Jemens moderne geschiedenis. Imam Ahmeds zoon en opvolger Mohammed al-Badr werd al na een week afgezet door republikeinen. Dit gebeurde tijdens de zogenoemde September Revolutie, die plaatsvond op 26 september 1962 en die nog altijd wordt herdacht. Al-Badr gaf echter niet direct op en vocht terug met zijn aanhang, wat tot een 8 jaar durende burgeroorlog leidde. Hij werd in zijn strijd gesteund door Saudi-Arabië, terwijl de republikeinen konden rekenen op het Egypte van Jamal Abdul-Nasser. Egypte zond zo’n 70.000 soldaten om de nieuwe ‘Yemen Arab Republic’ (yar) te verdedigen, wat Saudi-Arabië opvatte als een bedreiging – zowel voor zijn invloed op één van zijn buurlanden als voor het voortbestaan van de monarchie in Saudi-Arabië zelf. De Egyptenaren bleken niet voorbereid op een strijd in de bergen tegen de aanhangers van de imam. Naar eigen zeggen verloor het land maar liefst 20.000 soldaten voordat Abdul-Nasser zich in 1967 terugtrok vanwege problemen dichter bij huis.3 Saudi-Arabië zag al snel ook geen heil meer in de situatie en erkende de yar in 1970. Imam al-Badr 3
De Zesdaagse Oorlog met Israël.
15
vertrok naar Groot-Brittannië, en bracht daar de rest van zijn leven door. Eén van de redenen waarom Saudi-Arabië zijn koers veranderde en de hulp aan de royalisten stopzette, was dat er zich schermutselingen voordeden rond de onduidelijke grens tussen het koninkrijk en Zuid-Jemen. Om zichzelf te beschermen begon Saudi-Arabië Noord-Jemen militaire en economische steun te geven. Dit maakte de republiek sterker tegenover het marxistische Zuid-Jemen, dat door de Sovjet-Unie werd gesteund. Deze staat, de People’s Democratic Republic of Yemen (pdry), was in 1967 gesticht toen de Britten zich na een revolutie aldaar hadden teruggetrokken. Saudi-Arabië en de yar hadden nu een gezamelijke vijand, en dat bracht hen enigszins nader tot elkaar. Maar hoewel Saudi-Arabië graag zag dat Noord-Jemen zich kon verdedigen tegenover Zuid-Jemen, wilden de Saudische machthebbers niet dat Noord-Jemen sterk genoeg werd om het koninkrijk te bedreigen. Het uitgangspunt was dus een middenweg te bewandelen waarbij Noord-Jemen zijn focus voornamelijk op Zuid-Jemen richtte. Ook na de burgeroorlog in Noord-Jemen bleef de politieke situatie precair en enkele staatshoofden werden vermoord. In 1979 kwam Ali Abdullah Saleh aan de macht. Hij was het eerste staatshoofd dat in staat bleek enige stabiliteit te brengen in het land. In de overeenkomst van Taif van 1934 was vastgelegd dat de Jemenieten redelijk eenvoudig naar Saudi-Arabië konden reizen. Ze hadden geen visum nodig en konden een zaak openen zonder Saudische partner, wat voor andere nationaliteiten een voorwaarde was. Tijdens de ‘olieboom’ van de jaren zeventig verbleven er naar schatting 1 à 2 miljoen Jemenieten in Saudi-Arabië, inclusief de families van werkers. Toch was alles niet koek en ei tussen de onderdanen 16
van de twee landen. De Jemenitische expats, die veelal werk deden dat de Saudiërs niet wilden doen, klaagden over discriminatie en ondankbaarheid. De Saudiërs waren op hun beurt nog altijd bang dat de Jemenieten op de één of andere manier een opstand tegen de monarchie in gang zouden zetten. Buitenlands (Saudisch) geld stroomde Noord-Jemen binnen, wat grote fijinanciële voordelen met zich meebracht. Het nadeel van deze situatie was wel dat Noord-Jemen rond de jaren tachtig erg afhankelijk was geworden van zijn noordelijke buur. In 1974 werd de overeenkomst van Taif voor 20 jaar verlengd; de grens in de woestijn bleef ongemarkeerd. Dit was eerst van weinig belang, totdat Jemen midden jaren tachtig olie ontdekte in een gebied dichtbij de vage demarcatielijn. Saudi-Arabië begon hierop land te claimen in de regio om verdere werkzaamheden op dit vlak te ontmoedigen. Ook zou het land waarschuwingen hebben gestuurd naar zes internationale oliemaatschappijen om hun werk in Jemen te staken. De hoeveelheden gevonden olie waren voor Saudi-Arabië van minimaal belang vergeleken met zijn eigen productie. Voor Jemen waren ze echter uitermate belangrijk. Hierdoor laaide het grensdispuut opnieuw op. Tegen 1989 produceerden de olievelden van Noord-Jemen zo’n 200.000 vaten olie per dag. Voor het eerst had Jemen een eigen inkomen, wat meer economische vrijheid betekende, en dus minder afhankelijkheid van Saudi-Arabië. Dit werd in het koninkrijk met lede ogen aangezien. Misschien dat de zuidelijke buur nu genoeg geld kon verdienen om zijn wapenarsenaal uit te breiden. Wat Saudi-Arabië ook zorgen baarde was de éénwording van Noord-en Zuid-Jemen in 1990. Het proces van éénwording was al jaren aan de gang, maar kwam door 17
enkele voorvallen in een stroomversnelling. Tijdens de regering van Gorbatsjov verlaagde de Sovjet-Unie in 1989 haar hulp aan Zuid-Jemen drastisch, waardoor de staat zich genoodzaakt zag perestroika-achtige veranderingen door te voeren. Desalniettemin nam door een rappe inflatie de armoede toe, en de economie van de pdry dreigde volledig in te storten. Daarnaast werd er olie gevonden op de vaag afgebakende grens tussen Noord- en Zuid-Jemen. Men besloot dat het gezamelijk exploiteren van de olievelden de beste optie was. Op 22 mei 1990 werd de éénwording van Jemen bekendgemaakt. Ali Abdullah Saleh, staatshoofd van de yar, werd president en Ali Salim al-Bayd, de zuidelijke partijleider, werd benoemd tot vicepresident. Het idee dat het land een radicale pro-Sovjet staat zou worden, waarop Saudi-Arabië weinig invloed kon uitoefenen, was voor het koninkrijk een nachtmerrie. Het feit dat de nieuwe staat een democratisch karakter voorstond, was een extra zorg. Men vreesde dat de koninklijke familie onder druk zou komen te staan om soortgelijke hervormingen door te voeren, met alle gevolgen voor de stabiliteit van het koningshuis van dien. Ook de grote bevolking en het hoge geboortecijfer van Jemen4 werd door sommigen gezien als een potentieel gevaar. Minder dan drie maanden na de éénwording van Jemen viel de Iraakse president Saddam Hussein Koeweit binnen. Dit stelde Jemen voor een groot dilemma. Jemen had altijd goede relaties onderhouden met Irak, zowel op religieus en economisch als militair gebied. Irak had ook de éénwording van Jemen gesteund. Anderzijds was Jemen nog altijd voor een groot deel afhankelijk van Saudisch geld. Saudi-Arabië zat echter op dezelfde lijn als de VS, die er 4
18
Bevolkingsgroei 1980-1993: 3,9 procent.
troepen stationeerde en een alsmaar grotere invloed kreeg. Jemen koos de middenweg: het land veroordeelde de Iraakse invasie van Koeweit, maar sprak zich tegelijkertijd uit tegen Westerse militaire interventie en vóór een ‘Arabische’ oplossing. Dit kwam het land duur te staan. Saudi-Arabië voelde zich verraden en stopte abrupt zijn economische hulp aan Jemen. Bovendien moesten Jemenitische expats in SaudiArabië nu een lokale sponsor vinden, of het land verlaten. De deadline hiervoor was zó kort dat tussen de 750.000 en 1 miljoen Jemenieten naar huis werden gestuurd, wat de toch al hoge werkeloosheid daar deed pieken. Vanuit Jemenitisch oogpunt was dit een schending van de overeenkomst van Taif. De relatie tussen Saudi-Arabië en Jemen bereikte een dieptepunt. Bovendien begon Saudi-Arabië troepen te mobiliseren aan de grens met Jemen. Dit alles maakte de onderhandelingen over het grensdispuut in 1990 en 1991 onmogelijk. De Taif-overeenkomst zou echter spoedig verlopen. In 1992 werd daarom een begin gemaakt met gesprekken. Die werden in 1994 gestaakt, toen er een burgeroorlog uitbrak tussen het zuiden en het noorden van Jemen. Bij de eerste parlementsverkiezingen van het verenigde Jemen in april 1993 was de ysp (Yemen Socialist Party) slecht uit de bus gekomen en zuidelijke politici zagen zich van hun invloed beroofd. Hoge inflatie, groeiende werkeloosheid en de – volgens de zuiderlingen althans – oneerlijke verdeling van de olie-inkomsten wakkerden protest in het zuiden nog verder aan. Hierdoor kon een militaire confrontatie tussen het verdeelde leger niet langer worden afgewend. De Saudiërs kozen ditmaal de kant van de zuiderlingen en bevoorraadden hen met wapens, in de hoop Jemen door een scheiding opnieuw te verzwakken. 19
De oorlog duurde kort en werd beslist in het voordeel van de noorderlingen, waarna de eenheid op 7 juli 1994 opnieuw werd bezegeld. Na schermutselingen aan de grens werd in 1995 de Taif-overeenkomst wederom verlengd zonder nieuwe grensbijzonderheden. Wel beloofde Saudi-Arabië zijn hulp aan de separatisten in Zuid-Jemen te beëindigen en economische relaties met Ali Abdullah Salehs regering te hervatten. In 2000 kwam de overeenkomst van Jeddah, het sluitstuk van de Taif-overeenkomst, als een verrassing. De twee landen markeerden eindelijk de gezamelijke grens in het Lege Kwartier en de maritieme grens in de Rode Zee. Hoe deze overeenkomst precies tot stand kwam is niet bekend. Het ligt voor de hand dat fijinanciële bijdragen aan het behoeftige Jemen een rol hebben gespeeld in een schappelijke opstelling van de Jemenitische delegatie. Toch zat het verlies van Asir, Najran, en Jayzan vele Jemenieten niet lekker. Niemand was er dan ook echt van overtuigd dat deze overeenkomst defijinitief het einde betekende van het slepende conflict tussen de twee buurlanden.
20