Lukas 2: 11 ds. Dick Schinkelshoek, Zoelen 24 december 2011, Kerstnacht
Gemeente van Christus, Wat doen we hier eigenlijk? Begrijp me niet verkeerd, maar: het is zaterdagavond. En misschien hebben we meestal op zaterdagavonden van alles te doen … maar in de kerk zitten, is daar niet bij. En nu zitten we hier -‐ en het is al behoorlijk laat ook -‐ opeens in de kerk. Alsof het zondagmorgen is. Wat doen we hier eigenlijk? Ja, zeg! Dát is flauw! We zitten hier omdat het Kerstavond is. Natuurlijk! Dat hoef je een kind nog niet uit te leggen! Het is Kerstavond, en al vallen de Kerstdagen meestal niet op een zondag, dan ga je naar de kerk. Dan is er een kerkdienst, dan ga je liederen zingen, en luisteren naar dat verhaal over Jozef en Maria, en dat Kind, en de herders, en de engelen … Oké, we zijn hier in de kerk omdat het Kerst is. Maar stel dat ik nu vanavond laat bij u een kijkje in de huiskamer zou gaan nemen -‐ nee, maakt u zich geen zorgen! -‐ Maar stel, dan zou ik ook daar vermoedelijk merken dat het Kerst is. Ik zie dan waarschijnlijk bij u thuis een boom, en wellicht allerlei lichtjes, een ijskast vol eten. Waarom doet u dat eigenlijk? Wat vind ik nou zo belangrijk aan Kerst? Dat ik speciaal daarvoor inkopen gedaan heb, -‐ en nog lang in de rij bij de kassa gestaan heb ook -‐ En dat ik daarvoor een boom in de kamer heb neergezet, Dat ik misschien wel speciaal daarvoor het hele huis versierd heb. Wat vind ik nou zo belangrijk aan Kerst Dat ik op een gewone zaterdagavond naar de kerk ben gegaan? En dat ik hier morgenochtend misschien wel wéér zit? Wat vindt u -‐ wat vind ik -‐ nu zo belangrijk aan Kerst? Nu kun je op die vraag een heleboel antwoorden verzinnen,
1
en dat doet u in gedachten nu vast ook: Eventjes twee dagen van licht in het donkerste gedeelte van het jaar. Twee dagen van rust en gezelligheid in een hectisch leven. Twee dagen van vrede in een wereld vol leed en oorlog. Maar ik denk dat Kerst voor u nog wel ietsje méér is Dan lichtjes, en gezelligheid, en lekker eten. Ik bedoel: u zit met Kerst in de kerk. Dan zoekt u toch iets méér, deze feestdagen, dan het Albert Heijngevoel. Of niet dan? Maar wat zoekt u? Misschien vindt u het maar een beetje flauw, al die vragen. Alsof die dominee niet snapt wat we met Kerst in de kerk aan het doen zijn! Maar goed, en toch … het zouden de vragen van uw buurvrouw kunnen zijn, of van uw collega, of van uw kinderen. Zeg pap, mam, hé Jan, hé Annemarie -‐ wat zoek je nu eigenlijk met Kerst in de kerk? Waarom ga je daar ’s avonds laat zitten? En tja, hoe je het dan ook wendt of keert, Uit welke hoek van de kerk je ook komt; op wat voor manier je ook het geloof beleeft, of uit welke kerkelijke richting je ook komt, Of je een regelmatige kerkganger bent, of eigenlijk niet zo – Dan gaat het over dit oude, overbekende verhaal van Lukas. Daarom zijn we hier. Om dat te horen. Ook al hebben we het misschien al dertig, veertig, vijftig, zestig keer gehoord. En als we dan onze ogen dichtdoen, Dan zien we ook vanavond die machtige Romeinse keizer Augustus weer, die met zijn pink zijn hele rijk in beweging zet, Van de Bataven en de Friezen, hier in de lage landen. Tot aan Jozef en Maria in die andere uithoek van het rijk: Palestina. En dan zien we ze gaan: Jozef, met zijn hoogzwangere vrouw. Waarschijnlijk met een ezeltje. Zo heeft dat in onze hoofden postgevat. Waarschijnlijk is het ook koud in onze voorstelling, al vertelt Lukas niets over een jaargetijde. We zien het stel aankloppen bij de herbergen in de stad.
2
we horen: “Geen plaats.” En dan zien we de stal. De os en de ezel. En de kribbe, waarin het Kind gelegd wordt. In doeken gewikkeld. Straks zullen de herders komen, gelokt door de engelenzang. Door het ‘Ere zij God’ en het ‘Vrede op aarde’. En nog weer later staan de wijzen uit het oosten op de stoep. Dat verhaal. Waarom willen we dat eigenlijk ieder jaar weer horen? Als je het goed bekijkt, is het een heel naar verhaal. Een martelgang om hoogzwanger zo'n eind te moeten reizen, Geen moeder zou er bovendien aan moeten denken om in een stal te bevallen. En wat een valse start voor dat kind – geen wieg maar een voederbak! De geschiedenis van Jezus’ geboorte is niet echt geschikt om er allerlei warme, romantische gevoelens bij te krijgen. Waarom is het dan toch zo'n bijzonder verhaal? Nou, hebben christenen gezegd, alle eeuwen door en over de hele wereld zeggen ze dat: Omdat dit Kind -‐ ja, inderdaad: dat baby’tje in die voederbak -‐ Gods Zóón is – God zélf in mensengedaante. Door dit Kind, deze Man, redt God ons, maakt Hij ons vrij. Dat zeggen we in de kerk op gezag van de oude profeten, en op gezag van de engelen die opeens opdoken in de velden bij Betlehem. Maar dat zeggen we vooral omdat we Hem zélf meemaken, omdat we Zijn Kracht in ons hart voelen, als we ons aan Hem toevertrouwen. Dan zie je het opeens, dan weet je het opeens: Dit Kind, deze man, deze Jezus is Gód zelf. En daar zijn we blíj mee. Want zonder dat God ingrijpt, komt het hier beneden níet goed. *** Nu hebt u het Kerstverhaal vermoedelijk al wel een paar keer gehoord, en daardoor zult u al wel zo’n beetje gewend zijn aan het idee dat de Zoon van God mens is geworden, en als weerloos kind geboren wordt. Dat is het nadeel als je verhaal door en door kent: je hoort soms niet meer wat voor rare dingen ze eigenlijk zeggen. Maar probeer je je nu eens één seconde voor te stellen
3
dat je deze geschiedenis vanavond voor het éérst hoort. -‐ misschien ís dat trouwens ook zo; dat kan best. Welkom! -‐ Zou u dan niet denken: wat ís dat voor een raar verhaal? Is dát God – moet dát ons redden – een baby met niet eens een wieg? En als je de levensloop van Jezus verderop nog een beetje kent: iemand die eindigt aan een kruis? Is dat het teken van 'Ere zij God' en 'Vrede op aarde'? *** Een God die zich zo klein maakt als de christenen geloven, Dat is onmogelijk – schreef iemand vorig jaar in felle toon op een islamitisch internetforum. Zo'n God – dat is net zoiets als een vierkante cirkel. Onmogelijk. Dat bestaat niet. Een God die mens wordt, en dan nog op zo’n armzalige manier ook, dat slaat nergens op. Ik denk dat ook veel niet-‐moslims dat gevoel hebben, al zullen ze het waarschijnlijk niet zo fel zeggen als deze jonge moslim. God – als Hij al bestaat – is toch groot, hoog verheven, de oerkracht die het hele heelal gaande houdt? Is God niet veel meer 'energie', die je kan vervullen als je dat nodig hebt? In zo'n God kunnen mensen vaak nog wel geloven. Maar een kínd, een baby – en dan geen prinsje, maar arm en kwetsbaar? Een man die langs de straten ging, en die werd terechtgesteld? Dat is de omgekeerde wereld. Dát is niet God. En toch is dat wat christenen geloven. Toch is dat wat in de kerk al eeuwenlang klinkt met Kerst: Wil je ergens écht op kunnen bouwen -‐ in je leven én in het uur van je dood -‐ zonder dat het halverwege toch weer instort, dan moet je dit Kind hebben, deze Jezus. De Zoon van God. Dáárom zitten we met Kerst in de kerk, En dáárom willen we dat verhaal van Lukas weer horen. Al is het voor de tig-‐ste keer. Wat dáár – in het woeden der gehele wereld – dáár zien we God, Dáár zien we het begin van zijn nieuwe Koninkrijk, van zijn nieuwe wereld, van ‘vrede op aarde’ én ‘vrede in mijn hart’. 'Dit zal voor jullie het teken zijn', zegt de engel.
4
'Jullie zullen een pasgeboren kind vinden in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe.’ Waar is God? -‐ die vraag hoor je zo vaak. Daar zie je God, zegt de engel, dat is zijn teken: Een kind, in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe. Daar ligt jouw Redder. Op Hem moet je vertrouwen, Niet op je euro’s, niet op jezelf, nergens anders op. Ja, zegt u, maar hoe kan ik dat nou zeker wéten? Hoe kan ik wéten dat dat Kind méér is dan een mooi verhaal, dat die Jezus nog steeds leeft? Want dat is best lastig om te geloven, en aan de buren, je vrienden, je kinderen is dat ook helemaal niet zo makkelijk uitgelegd. Dat je vanavond buigt om een stal binnen te gaan, Dat je knielt bij een kind. Hoezo God? Waar dan? Het is zo ánders dan we gewend zijn dat je niets ziet Als je niet weet waar je kijken moet. Dan blijf je met je hoofd omhoog naar de sterren staren, op zoek naar God, En loop je pal aan de stal voorbij. Dan vier je Kerst misschien wel met de grootste gezelligheid, En met een heerlijk warm gevoel van binnen, Maar als je dat Kind niet vindt, dan blijft je hart leeg. En dan sta je maandag weer in de kou. Ik zeg u eerlijk: ik kan u niet uitleggen hoe u zeker kunt weten dat u met Jezus het allerbeste af bent. Ik kan alleen zeggen: probeer het maar. Probeer het maar uit, zo’n leven. En dan zul je het zien. Daaraan is weinig te snappen, of niet te snappen. Dat is vooral een keuze. Een levenskeuze. De engel zegt: Zoek je God? Zoek je een teken van God? Daar vind je een pasgeboren kind, in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe. Daar vind je Jezus. Dáár is God. En nergens anders. En nu moet je kiezen: Is dat je te min – of ga je mee, en aanbidden we die Koning? Amen
5