2
Inhoud
Thema 1: Inleiding en situering 1 Basisbegrippen 2 Welvaart en welzijn 3 De economische kringloop
5 5 16 24
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven 1 De bedrijfskolom 2 Btw 3 Indeling van de ondernemingen 4 Hoe een faillissement vermijden? 5 Hoe motiveer ik mijn personeel? 6 Mijn werknemers doen wat ik wil, of niet ...? 7 Als ondernemer moet je met iedereen rekening houden
32 32 43 52 66 80 90 99
Thema 3: Handel en handelaar 1 Functies van de handel 2 Verplichtingen en rechten van de handelaar
111 111 129
Thema 4: Kopen en verkopen 1 Het verkoopproces 2 De handelsdocumenten 3 De verkoopsvoorwaarden
138 138 143 163
Thema 5: Betaling 1 De rechtstreekse betaling 2 De onrechtstreekse betaling 3 De elektronische betalingstechnieken 4 E-bankieren of e-banking 5 Andere betaalvormen
174 174 184 197 208 217
Thema 6: Verzekeringen 1 Wat zegt de wetgeving 2 Waarom verzekeren de mensen zich? 3 Hoe sluit je een verzekeringscontract af? 4 Het verzekeringscontract of de polis 5 Soorten verzekeringen 6 De schaderegeling
221 222 224 225 226 231 241
Thema 7: Krediet 1 Begrip en belang 2 Krediet op korte termijn 3 Krediet op lange termijn 4 Intrestberekening 5 Intrestvergelijking
249 249 252 256 264 266 3
6 Valkuilen voor de kredietnemer 7 Bescherming van de kredietnemer: wet op het consumentenkrediet 8 Steunmaatregelen bij specifieke financieringsvormen
269 272 274
Thema 8: Gezinnen 1 Inkomensvorming 2 De inkomensbesteding
282 282 300
Tijdens je ontdekkingstocht door de fascinerende wereld van de economie zul je in je handboek deze icoontjes terugvinden:
Info & analyse
Aan de hand van teksten, foto’s, grafieken, tekeningen ... en onderzoeksopdrachten verken je de wereld van de economie.
Kernleerstof
Hier vind je de sleutelwoorden, een samenvatting van de leerstof in de vorm van een tekst of een oefening.
Oefeningen
Hier vind je oefeningen, toepassingen of uitdieping van de leerstof.
Wat-en-hoe-overzicht
Na ieder item vind je hier wat je moet kennen en kunnen en hoe je de leerstof kunt herhalen.
Wist je dat ...
In deze rubriek vind je extra informatie bij het onderwerp. Meestal gaat het om leuke weetjes. Dit logo verwijst naar oefeningen of extra informatie op de methodesite www.optimumsite.be.
4
Thema 1 Inleiding en situering 1 Basisbegrippen Wat zul je leren?
• Het begrip behoefte omschrijven en concretiseren via voorbeelden. • De begrippen goederen en diensten omschrijven en concretiseren via voorbeelden. • De begrippen produceren (productie) en consumeren (consumptie) omschrijven en concretiseren via voorbeelden. • De productiefactoren (natuurlijke hulpbronnen, arbeid en kapitaal) opsommen en omschrijven aan de hand van zelf verzamelde informatie. • Het begrip economie omschrijven en illustreren. • Een procentberekening maken. • Een schematische synthese van een tekst maken.
Info & analyse 1 Wat heb je allemaal nodig?
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
5
Je hebt de voorbije maand waarschijnlijk heel wat geld uitgegeven aan allerlei dingen. Voor sommige zaken heb je je eigen zakgeld gebruikt, maar voor andere zul je geld van je ouders gebruikt hebben … Som 10 zaken op waaraan je de voorbije maand geld hebt uitgegeven. 1 ______________________________________ 2 ________________________________________ 3 ______________________________________ 4 ________________________________________ 5 ______________________________________ 6 ________________________________________ 7 ______________________________________ 8 ________________________________________ 9 ______________________________________ 10 ________________________________________ Lees onderstaand artikel over de uitgaven bij jongeren.
Jongeren hebben geld genoeg Uit een onderzoek bij bijna 4000 Vlaamse jongeren tussen 16 en 18 jaar blijkt dat jongeren veel geld hebben. Op hun kamer staat steeds vaker een computer met internet aansluiting naast de tv met dvdspeler. Een derde van de jongeren heeft wel eens een aankoop gedaan die hij of zij zich niet kon veroorloven, wat bij twee derde tot discussies met de
ouders leidde. Die ouders blijven wel de grootste bron van inkomen voor jongeren. Gemiddeld krijgt een Vlaamse jongere 12.29 EUR zak geld. Jongens krijgen gemiddeld 2 EUR meer dan meisjes. Maar 40 % van de jongeren heeft ook een job tijdens het schooljaar en 50 % van de jongeren werkt tijdens de zomervakantie. Alles samen ver dienen jongeren ongeveer 18 EUR
per week uit eigen arbeid. Een van de vaste uitgaven zijn gsmfacturen. 90 % heeft een eigen gsm en 50 % van de gsm-bezitters be taalt de helft van die factuur. Voor 25 % komen de ouders tussenbeide in de kosten en voor 25 % betalen de ouders zelfs de hele factuur. Ook aan cd’s, dvd’s en kleren wordt veel geld besteed.
Naar: De Morgen, 03-01-2006 Over welke jongeren handelt deze studie?
Waaraan geven deze jongeren hun (zak)geld uit?
Komt dat overeen met de zaken waaraan jij je geld uitgeeft? Waarom (niet)?
Waarom besteden jongeren zoveel geld aan hun gsm-gesprekken of aan cd’s?
6
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
Met andere woorden: ze hebben er behoefte aan. Zijn er in jouw lijstje behoeften waarzonder je niet zou kunnen overleven als ze niet bevredigd worden? Waarom?
Zijn er in je lijstje ook behoeften die niet echt levensnoodzakelijk zijn? Welke?
In het artikel kun je ook lezen dat heel wat jongeren tussen de 16 en 18 jaar een eigen tv met dvd-speler op hun kamer hebben. Dat is toch een echte luxe!
We kunnen de behoeften dus onderverdelen in drie categorieën: • de levensnoodzakelijk behoeften of de primaire behoeften. • de niet-levensnoodzakelijke behoeften of de secundaire behoeften. • de luxebehoeften of de tertiaire behoeften. Het onderscheid tussen secundaire en tertiaire behoeften is niet altijd zo eenvoudig te bepalen. Is een mp3-speler een luxe? Waarschijnlijk niet, maar als je die vraag stelt aan een jongere van 15 jaar in de achterwijken van Mexico-Stad, zal die waarschijnlijk anders antwoorden … Hecht jij veel belang aan luxegoederen? Waarom (niet)?
We zullen eens kijken! Kun je jouw eigen lijstje met 10 behoeften ook indelen in:
• primaire behoeften:
• secundaire behoeften:
• tertiaire behoeften:
Wat is je besluit?
2 Wat koop je? Behoeften worden bevredigd door bepaalde zaken te kopen. De meeste goederen uit het artikel op de vorige pagina of in jouw lijstje kun je aanraken, zoals een cd. Toch besteed je ook zakgeld aan dingen die je niet kunt aanraken, zoals een bezoek aan de tandarts. Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
7
Aanraakbaar
Niet-aanraakbaar
Internet Kun je de zaken uit het artikel indelen in de tabel? Zet een kruisje in de juiste kolom. Vul de tabel aan met een voorbeeld uit elke categorie.
Kleren Cd’s Dvd’s Gsm-gesprekken
De eerste kolom noemen we goederen, de tweede diensten. Behalve dat een goed tastbaar is en een dienst niet-tastbaar, is er nog een belangrijk verschil: van goederen kun je een voorraad aanleggen in een winkel of het bedrijf, van een dienst niet. Je kunt bijvoorbeeld een stapel gsm’s bewaren in een winkel, maar dat is moeilijk voor een doktersbezoek … Als je geen onderscheid wilt maken tussen goederen en diensten, noem je ze best producten. Kun je uit het artikel afleiden waar die jongeren het geld halen om de producten te betalen?
1
2
3
Kunnen ze daarmee alles kopen wat hun hartje verlangt?
Wat doe jij als je op een bepaald ogenblik van alles wilt kopen, maar je hebt niet genoeg geld op zak?
3 Waarom koop je niet alles wat je wilt? Aangezien je maar een beperkte hoeveelheid geld hebt, moet je dus een keuze maken tussen al je behoeften! Bovendien moet je kiezen uit de beschikbare producten, zelfs al heb je genoeg geld: je wilt een cd van Lily Allen kopen, maar die laatste van Moby is ook niet slecht … Dat is de kern van de economie. Zou je andere dingen kopen als je zakgeld zou verhogen met 10 %? Hoeveel bedraagt je zakgeld in dat geval?
8
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
In het artikel heb je gelezen dat men vooral geld uitgeeft aan kleren. Welke kledij zouden de jongeren van 15 jaar vooral kopen, m.a.w. waardoor laten ze zich leiden bij de aankoop van hun kleren?
4 Eerst produceren en dan consumeren … Steeds meer jongeren kopen milieubewust of ethisch verantwoord. Dat betekent dat men onder andere rekening houdt met de omstandigheden waarin bijvoorbeeld het T-shirt is gemaakt of welke grondstoffen men gebruikt. Denk maar aan de kinderarbeid in sommige Aziatische landen of het gebruik van schadelijke onderdelen in batterijen. Nu zijn er kleine bedrijfjes die inspelen op die behoefte van de jongeren en milieuvriendelijke T-shirts op de markt brengen. Van een gat in de markt gesproken!
Wij produceren voor de milieubewuste consument! Natuurlijk comfort Bamboe T-shirts zijn de meest comfortabele, zachte, milieuvriendelijke, bacteriebestrijdende, reukvrije, snel drogen de en verkoelende modetrend sinds jaren. Bamboe shirts zijn ecologisch verantwoord, duurzaam en van hoge kwa liteit. Ze worden doorgaans voor 70 % van bamboevezels geproduceerd en voor 30 % van katoen, maar er komen ook shirts die volledig van bamboevezels zijn gemaakt.
Milieuvriendelijk
Bamboe is van nature volledig afbreekbaar en dus in het geheel niet milieuverontreinigend. Omdat bamboe zo snel groeit en vaker geoogst kan worden, is het een verantwoord product dat niet bijdraagt aan de ontbossing.
Hightechrevolutie
Bamboe T-shirts veroorzaken binnenkort een revolutie in de modewereld, omdat gemak en kwaliteit hand in hand gaan met natuurvriendelijke productie en dat voor een aangename prijs. De bamboe wordt in China geoogst en ver malen tot een brij waarvan zijdezachte draden worden gesponnen. Daarmee worden stoffen geweven die eerst een aantal behandelingen ondergaan, zoals voorkrimpen en op kleur brengen, voordat de kledingstukken worden ge maakt in het naaiatelier. Trendy patronen worden wereldwijd aangeleverd om de meest modieuze modellen te kun nen leveren.
Wat bedoelt men in de titel met de woorden: • produceren:
• consument:
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
9
Om de behoeften te bevredigen, heb je dus telkens twee groepen, nl. de producent en de consument. De consument gebruikt of verbruikt goederen en diensten die worden geleverd door de producent. Wat is er zo speciaal aan het bamboe T-shirt?
Wat is er allemaal nodig om zo’n T-shirt te produceren?
5 Wat heeft een producent nodig? Bij de productie van een goed moet de producent een beroep doen op: • natuur of natuurlijke hulpbronnen, zoals lucht, zonlicht, water, olie, gas ... Als je een bamboe T-shirt wilt maken, heb je natuurlijk bamboe, vruchtbare grond, water ... nodig. • arbeid: dit is de geestelijke en de lichamelijke inspanning die mensen leveren voor de productie van goederen of diensten. Kun je bij de productie van ons T-shirt een voorbeeld geven van: – een geestelijke inspanning: – een lichamelijke inspanning: • kapitaal: dit zijn de machines en werktuigen die in het productieproces worden ingeschakeld om het eindproduct te maken. Het zijn de zogenaamde kapitaalgoederen. Die factoren heb je nodig om een bamboe T-shirt te produceren. We noemen ze dan ook de drie productiefactoren. Natuurlijk moeten die productiefactoren goed met elkaar samenwerken: als je arbeiders klaarstaan om de bamboe te snijden, maar er is geen vervoer naar de fabrieken, klopt er iets niet … De ondernemersactiviteiten die alles op elkaar afstemmen, worden daarom ook wel de vierde productiefactor genoemd. Zo, nu ken je al heel wat basisbegrippen uit de economie. Vul onderstaande zin aan, zodat je een mooie omschrijving krijgt van het begrip ‘economie’. Gebruik de woorden: middelen, keuze maken, behoeften. Economie is de wetenschap die ernaar streeft zoveel mogelijk __________________________ te bevredigen met een beperkt aantal _________________________________ Daarvoor moet iedereen een ___________________________ .
10
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
Kernleerstof Iedereen, ook jij, heeft enorm veel behoeften. Spijtig genoeg kun je slechts beschikken over je zakgeld, en misschien krijg je nog wat geld toegestopt van je ouders. Sommige jongeren gaan zelfs nog wat bijklussen, maar ze zullen niet al hun behoeften kunnen bevredigen. Je zult dus een keuze moeten maken tussen al die behoeften met het aantal middelen dat je hebt: “Wat ga ik eerst kopen? Een cd of dvd?” En dan zul je moeten kiezen of je een cd van Lily Allen of van Moby gaat kopen … Je merkt het wel: economie is steeds weer opnieuw een keuze maken! Als je éénmaal je keuze hebt gemaakt, kun je het product kopen of consumeren. Je kunt goederen of diensten kopen. Een goed is tastbaar, zoals een cd, en een dienst is niet-tastbaar, zoals een telefoongesprek. Als je geen onderscheid tussen beide wilt maken, spreek je van een product. Maar vanwaar komen al die producten? Ze worden natuurlijk geproduceerd in een bedrijf: zij produceren of maken enorm veel producten om te voldoen aan al die behoeften van de mensen. Bij de productie maakt men gebruik van grondstoffen, arbeid en machines. De juiste terminologie voor die drie productiefactoren is Natuur, Arbeid en Kapitaal.
Schematiseer die synthese nu in onderstaand schema. Gebruik daarvoor de woorden die vet gedrukt zijn. De kern van de economie
KEUZE
consumeren
}
Handige woorden: behoeften – consumeren/consumptie – consument – diensten – economie – goederen – producent – produceren/productie – productiefactoren – natuur – arbeid – kapitaal
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
11
Oefeningen
1 Lees het onderstaande artikel.
Gsm, MP3-speler, internet en Playstation Pakweg vijftien of twintig jaar geleden zaten jongeren amper thuis in hun vrije tijd. Ze gingen een potje voetballen, maakten fietstochten, bouwden kampen of ravotten in de tuin. Vandaag zitten meer en meer jongeren tijdens weekends en schoolvakanties binnen aan hun computer- of televisiescherm geklampt om dvd's te bekijken, te surfen, chatten of gamen. Koen Pairoux uit Genk is veertien. Zijn hobby's zijn internetten, gamen en dvd's bekijken. Koen is geen uitzonde ring, heel wat jongeren tussen 12 en 17 spenderen uren per dag aan mul timedia. Bovendien gaat ook al hun zakgeld naar hun hobby. "Mijn zakgeld gaat grotendeels naar prepaid-tele foonkaarten en games, maar ik ben nu volop aan het sparen om een Xbox
collega's dezelfde verhalen. Zeker bij jongens, ze doen niets liever dan com puteren en videospelletjes spelen. Als zijn rapport goed is, heb ik er eigenlijk geen problemen mee. Maar als hij een buis heeft, mag Koen een paar weken niet meer op de pc of Playstation. Het enige voordeel van zijn hobby is dat hij door het chatten snel kan typen," besluit Mia Nijssen.
a Som de belangrijkste behoeften van Koen en zijn drie zussen op.
b Zijn dat allemaal economische behoeften? Zoek eventueel eerst de betekenis van economische behoeften op in de woordenlijst op www.optimumsite.be.
c Een van de belangrijkste behoeften van de drie zussen is sport. Kun je enkele goederen en diensten opnoemen die ze nodig kunnen hebben om te volleyballen?
12
360 te kunnen kopen." Koen is de jongste van het gezin, hij heeft nog drie zussen. "Onze dochters zijn bij een jeugdbeweging geweest en sporten nog elke week, zoals volleybal, fietsen en judo," leggen de ouders Mia Nijssen (45) en Daniel Pairoux (48) uit. "Ik vind het soms wel jammer dat Koen niet aan sport doet en zo weinig buitenkomt, maar ik hoor van heel wat
Goederen
Diensten
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
2 Stel een lijstje op van jouw behoeften en vergelijk die dan met de behoeften van een medeleerling. a Waarom zouden jullie behoeften verschillend zijn?
b Waardoor laten jullie je leiden bij de aankoop van goederen en diensten? Kun je enkele concrete voorbeelden geven?
3 a Geef de productiefactoren om een broodje gezond te maken.
b Maak per twee een collage waarin je die productiefactoren afbeeldt. Misschien komt ze wel aan de muur te hangen! 4 Welke productiefactoren heb je nodig bij de productie van: a een auto:
Natuur: Arbeid: Kapitaal:
b elektriciteit:
Natuur: Arbeid: Kapitaal:
5 Ga via www.optimumsite.be naar de website van Max Havelaar ( Producten Cacao). a Kun je hieruit de belangrijkste productiefactoren afleiden om tot een heerlijke reep chocolade te komen?
b Wat is Max Havelaar?
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
13
c Zou je zelf bereid zijn om iets meer te betalen voor deze chocolade? Waarom (niet)?
6 Ga via www.optimumsite.be naar de OIVO-studie. a Welke behoeften hebben de jongeren tussen 13 en 14 jaar?
b Verschillen hun behoeften met die van jongeren tussen 15 en 17 jaar? Waarom?
7 Speeltje: zoek de (5) kernwoorden van de definitie van economie.
W
R
B
R
I
P
E
R
R
R
E
F
N
T
O
M
E
G
T
O
T
T
J
T
L
B
M
T
E
Z
E
C
O
N
O
M
I
E
P
M
N
D
Z
B
K
G
D
C
W
V
S
E
A
E
Y
F
D
Z
R
N
C
R
B
E
H
O
E
F
T
E
H
F
A
M
H
D
L
I
W
L
A
C
K
E
U
Z
E
T
Z
G
P
C
Q
P
J
S
N
C
Y
E
14
Schrijf hier nu nog eens die definitie.
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
Wat-en-hoe-overzicht Wat?
Hoe?
1 Het begrip behoefte omschrijven en concretiseren via voorbeelden.
1 Studeer je kernleerstof. Wat zou je allemaal willen kopen met je wekelijkse zakgeld? Wat willen je ouders deze maand nog kopen?
2 De begrippen goederen en diensten omschrijven en concretiseren via voorbeelden.
2 Studeer je kernleerstof. Wat koop je allemaal met je zakgeld? Deel dit dan in in zaken die je wel en niet kunt aanraken. Je kunt dit eventueel ook doen voor de producten die je ouders kopen.
3 De begrippen produceren (productie) en consumeren (consumptie) omschrijven en concretiseren via voorbeelden.
3 Studeer je kernleerstof. Wat maken bedrijven om aan je behoefte te kunnen voldoen? Neem een product uit je directe omgeving en zoek wie de producent is en wie dit product koopt.
4 De productiefactoren (natuurlijke hulpbronnen, arbeid en kapitaal) opsommen en omschrijven aan de hand van zelf verzamelde informatie.
4 Studeer de kernleerstof. Zoek op (internet, boeken …) waarmee een bepaald product uit de oefeningen of uit je directe omgeving wordt geproduceerd.
5 Het begrip economie omschrijven en illustreren.
5 Studeer de kernleerstof. Argumenteer waarom je een bepaald product consumeert.
6 Een intrest berekenen.
6 Raadpleeg leerfiche 1 op www.optimumsite.be
7 Een schema vervolledigen aan de hand van een gegeven tekst.
7 Lees de tekst een eerste maal, dan een tweede maal om de kernwoorden te markeren, en probeer ten slotte het schema te vervolledigen.
Thema 1: Inleiding en situering | 1 Basisbegrippen
15
2 Welvaart en welzijn Wat zul je leren?
• Het onderscheid tussen welvaart en welzijn toelichten. • Aantonen dat welvaart en welzijn hand in hand kunnen gaan, maar elkaar ook kunnen tegenwerken. • Het belang van de vrijetijdsbesteding voor de mens aantonen. • Rekening houden met de mening van de anderen. • Respect opbrengen voor de mening van de anderen. • Een tabel analyseren.
Info & analyse 1 Welvaart en welzijn Je zult zelf ook wel mensen kennen, of er alleszins van gehoord hebben, die zo rijk zijn als de zee diep is en toch niet gelukkig zijn; ofwel zijn ze ziek, ofwel hebben ze geen tijd om hun geld te spenderen, of …
Opdracht Elke groep van 4 leerlingen krijgt een placemat van de leerkracht, waarop jij in jouw veld die dingen noteert die jou gelukkig maken. In jouw veld schrijf je ook je naam. Iedereen noteert minstens 5 zaken, waarvan je vindt dat ze je gelukkig maken of je een gevoel van tevredenheid geven. Je hoeft dit niet te verantwoorden voor de andere groepsleden. Nadien wordt het centrale deel in de placemat ingevuld door de secretaris. Hierin komen die dingen die gemeenschappelijk zijn voor de vier groepsleden. Hierbij moet je jouw antwoorden verdedigen, maar tegelijk moet je ook openstaan voor de antwoorden van de anderen. De gespreksleider stuurt het gesprek. Ten slotte licht de woordvoerder van je groep de antwoorden bondig klassikaal toe. Vooraf moet je duidelijk afspreken wie in jouw groepje gespreksleider is, wie secretaris en wie woordvoerder. De placemats worden gekopieerd en in je map gestoken. Welke zaken komen bij de meeste groepjes voor in het centrale veld?
16
Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
Noteer in de eerste kolom die dingen uit je antwoorden, waarvoor je geld moet uitgeven om het te bereiken; in de tweede kolom noteer je die dingen waaraan je geen geld moet uitgeven. Hiervoor moet ik geld uitgeven:
Hiervoor moet ik geen geld uitgeven:
Voor sommige zaken heb je geld nodig om aan die behoefte te voldoen, zoals een cd kopen of naar een pretpark gaan. Je kunt dan een bepaalde mate van welvaart bereiken. Welvaart heb je dus als je kunt doen wat je wilt: naar de laatste film met Brat Pitt gaan, dat nieuwste pc-spel kopen … Het zijn meestal materiële behoeften die worden bevredigd. Zoek in het woordenboek of op www.wikipedia.be eens op wat ‘materieel’ betekent?
Toch heb je niet voor alle dingen geld nodig, m.a.w. je kunt gelukkig zijn zonder geld uit te geven, zoals wandelen of gewoon in de zon liggen. Het maakt je leven aangenaam! Nu spreek je over welzijn. Het betreft dus niet alleen materiële, maar ook immateriële zaken. Zo kan het zonnige weer je welzijn bepalen, maar het helpt als je daarbij een frisdrank kunt kopen. Kun je nu ook noteren wat 'immaterieel' betekent? Zoek het eventueel op in het woordenboek of op Wikipedia.
Zijn voor jouw groep de materiële of immateriële zaken het belangrijkste? Bekijk hiervoor je placemat.
Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
17
2 Alles hebben wat je wil, maar wat met ons milieu? Het spijtige van welvaart is dat er niet in meegerekend wordt of we gelukkig zijn, veel vrienden hebben of in een mooie leefomgeving wonen. De overheid streeft vooral naar een grote welvaart en een goede economie. Pas de laatste jaren is de overheid gaan inzien dat bijvoorbeeld ook een schoner milieu belangrijk is. Toch is het zeer moeilijk om steeds meer nieuwe producten te maken, zonder het milieu te belasten. Geef drie voorbeelden waarbij het milieu wordt belast door te streven naar meer welvaart:
•
•
• Als we willen dat het beter gaat met het milieu, zullen we misschien een deel van onze welvaart moeten opgeven. Maar vergeet niet dat daartegenover een schoner milieu, een mooiere leefomgeving en een plaats om te leven voor ons nageslacht staan. Geef drie mogelijkheden hoe je je welvaart toch kunt verbeteren zonder schade te berokkenen aan het milieu:
•
•
• We kunnen nu onze omschrijving van economie uitbreiden. Vul de juiste woorden in: welzijn, keuze, behoeften, welvaart, middelen. Economie is de wetenschap die ernaar streeft de ____________________________ en het _______________________ te verbeteren door zoveel mogelijk ______________ ____________ te bevredigen met een beperkt aantal __________________________ Daarvoor moet iedereen een __________________________ maken. 3 Vrije tijd en je welvaart … of welzijn Om je welzijn te verbeteren, geef je heel wat geld uit aan je vrijetijdsbesteding: een bioscoopbezoek, een cd, nieuwe sportschoenen ... Ook je ouders spenderen meer en meer geld aan hun favoriete vrijetijdsbesteding; ze gaan misschien af en toe naar een sauna of naar het theater. België: verdeling van de uitgaven volgens de Huishoudbudgetonderzoeken (in promille)
Code Omschrijving goederen en diensten
0 1 2 3 4 5 6 7
Totale consumptie Voeding, drank, tabak Kleding, schoeisel Eerste of tweede woning Meubelen, huishoudtoestellen Gezondheid Vervoer en communicatie Cultuur, ontspanning, onderwijs
8
Andere goederen en diensten,
zoals lichaamsverzorging, horeca, toeristische reizen, financiële diensten ...
1978-79 1987-88 1.000,0 1.000,0 221,5 189,5 78,5 73,2 241,8 267,8 85,9 67,2 32,7 36,3 111,8 115,6 72,8 74,1
155,0
176,2
1995-96 1.000,0 174,9 61,2 264,0 66,5 45,0 125,5 81,1
2000 1.000,0 156,0 48,7 261,2 66,0 41,9 162,6 88,4
2006 1.000,00 159,72 44,80 249,76 61,22 49,80 159,19 81,42
182,0
175,2
194,09
Evolutie 1978-2006 +0,00‰ -91,78‰ -33,70‰ +7,96‰ -24,68‰ +17,10‰ +47,39‰ +8,62‰ +39,09‰
Bron: www.statbel.fgov.be, Huishoudbudgetonderzoek - Uitgaven per huishouden in de periode 1978/79 tot 2006, België
18
Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
In de bovenstaande tabel vind je de resultaten van de jaarlijkse huishoudbudgetonderzoeken. Om te weten waaraan het gemiddelde Belgische gezin zijn inkomen spendeert, verricht de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie huishoudbudgetonderzoeken. Maandelijks worden door meer dan 300 gezinnen alle inkomsten en uitgaven gedetailleerd bijgehouden! Meer info nodig? Ga via www.optimumsite.be naar het Huishoudbudgetonderzoek. Wat betekent ‘in promille’?
Wat is het symbool voor promille?
Wat betekent het getal 81,42?
Welke uitgaven kun je in verband brengen met vrijetijdsbesteding (zet een kruisje in de kolom ‘Vrijetijdsbesteding’)? Geef ook een voorbeeld voor die rubrieken? België: verdeling van de uitgaven volgens de Huishoudbudgetonderzoeken (in promille)
Vrijetijdsbesteding
Voorbeeld
Code Omschrijving goederen en diensten
1 2 3 4 5 6 7
8
Voeding, drank, tabak Kleding, schoeisel Eerste of tweede woning Meubelen, huishoudtoestellen Gezondheid Vervoer en communicatie Cultuur, ontspanning, onderwijs
Andere goederen en diensten, zoals lichaamsverzorging, horeca, toeristische reizen, financiële diensten ...
Hoe evolueren de uitgaven voor cultuur, ontspanning, communicatie, lichaamsverzorging en horeca? Geef een daarvoor verklaring.
Je merkt dat er heel wat geld omgaat in de vrijetijdssector. Zowel de overheid als de bedrijven besteden er meer en meer aandacht aan. Geef zelf enkele voorbeelden van initiatieven die jouw gemeente neemt om tegemoet te komen aan de vrijetijdsbesteding van de mensen?
Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
19
Voor andere vrijetijdsbestedingen wordt er een beroep gedaan op ondernemingen, zoals pretparken, bioscopen, vakantiewoningen … Ook binnen de ondernemingen zelf wordt meer belang gehecht aan het ‘goedvoelen’ van de werknemers. Want als de werknemer zich goed in zijn vel voelt, zal hij beter presteren! Geef enkele voorbeelden hoe een bedrijf ernaar streeft om zijn werknemers geestelijk en lichamelijk te ontspannen.
Het is duidelijk dat de vrijetijdssector in de toekomst een van de belangrijkste sectoren in onze westerse samenleving wordt.
Kernleerstof Welvaart is het gevoel dat je hebt als je in staat bent om aan je economische behoeften te voldoen. Je kunt al dan niet die goederen en diensten kopen, die je op een bepaald ogenblik nodig hebt. Welzijn is een totaal ander begrip dat buiten de economie staat. Welzijn is een algemeen geluksgevoel, zonder dat je daarvoor geld moet spenderen. Een voorbeeld zal dat verduidelijken: op woensdagnamiddag ga je naar de bioscoop (welvaart) en ga je nog even frisdrank kopen (welvaart) met je vriend/vriendin waar je heel erg verliefd op bent (welzijn). Daarna ga je samen wandelen in het stadspark (welzijn); je was nooit zo gelukkig! Met welvaart wordt vaak aangeduid hoe goed een bepaald land het, economisch gezien, doet. Toch kan die welvaart negatieve gevolgen hebben voor het welzijn. Denk maar aan de milieuvervuiling in China, een land met een enorme stijging van de welvaart … economische behoefte
gelduitgave
welvaart
vrije tijd ...
welvoelen
welzijn
gelukkig zijn
Steeds meer mensen voelen zich gelukkig als ze zich kunnen ontspannen in hun vrije tijd. In onze drukke maatschappij is die vrijetijdssector heel belangrijk geworden. We geven er jaarlijks meer geld aan uit. De overheid en de bedrijven spelen hierop in door het bouwen van nieuwe sporthallen, bibliotheken, pretparken, zwembaden, culturele centra … Handige woorden: Welvaart – welzijn – vrijetijdssector – promille
20
Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
Oefeningen
1 Welzijn betekent voor iedereen iets anders. Wat betekent dat welzijn voor: • je grootouders:
• de mensen in een arm land, zoals Ethiopië of Soedan:
• iemand met aids:
2 Hoe kan je school je welzijn verbeteren? Moet de school daarvoor geld uitgeven?
3 België is een welvarend land. Maar niet iedereen deelt in gelijke mate in die welvaart. Sommige mensen wonen in een luxevilla met zwembad en tennisterrein, anderen moeten dagelijks wikken en wegen om rond te komen. Niet iedereen vindt dat terecht. Dat alles roept verschillende vragen op:
Hoe groot mogen de welvaartsverschillen zijn? Heeft iedereen in België recht op zo'n ‘minimumpakket aan welvaart’? Denk aan een student of een asielzoeker.
Wat is welvaart? Immers, wat voor de één welvaart is, vindt de ander verspilling.
Wat is volgens jou in België minimaal nodig om een ‘normaal’ leven te leiden? Hoort daar bijvoorbeeld een auto bij? Een kleurentelevisie? Een gsm?
Vind je dat iemand die rijk is, verplichtingen heeft tegenover minderbedeelden?
Je schrijft af en toe een artikel voor het maandblad ‘Wel gevaren’. Maak in een artikel van maximaal 1 bladzijde duidelijk wat je mening is over de verdeling van de welvaart. Ga in op de vijf bovenstaande vragen.
4 Maak een overzicht van al jouw uitgaven van de voorbije maand voor je vrijetijdsbesteding. Neem in dat overzicht ook de prijs op van de aankoop van al de dingen die je nodig hebt om dat te kunnen doen (bijvoorbeeld een Playstation heb je nodig als je een game wilt spelen). Noteer hier eerst wat je denkt hoeveel dat bedraagt: ____________________________
Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
21
5 De klas wordt in twee delen opgedeeld. In elke groep wordt één stelling onder de loep genomen.
a Stelling 1: 'Geld maakt gelukkig.' i Ben je het eens met deze zin? Denk er enkele minuten over na. ii Overleg dan met een klasgenoot. Stel je mening eventueel bij. iii Je leerkracht vraagt je mening.
b Stelling 2: 'Hoe hoger de welvaart, hoe hoger het algemeen welzijn'. i Ben je het eens met deze zin? Denk er enkele minuten over na. ii Overleg dan met een klasgenoot. Stel je mening eventueel bij. iii Je leerkracht vraagt je mening.
6 Ga via de Optimumsite naar de website van Douwe Egberts. Op welke manieren verhoogt Douwe Egberts het welzijn van:
a zijn eigen werknemers:
b zijn koffieleveranciers:
7 Speeltje: vul het kruiswoordraadsel in. Het zijn allemaal begrippen die je in dit hoofdstuk hebt behandeld. Horizontaal: 3 Gratis encyclopedie op het 1 2 internet. 3 4 Om ons welzijn te verbeteren, hechten we veel belang aan een schone leef 4 5 6 omgeving of ... 7 7 Wat moeten we maken om met een beperkt aantal middelen zoveel mogelijk behoeften te bevredigen? 8 Onze arbeid, geld, machines, grondstoffen ... 8
22
Verticaal: 1 5,00 euro op 1000,00 euro of 5/1000ste of 5 ... 2 We hebben er ongelofelijk veel, eigenlijk oneindig veel. 3 Wanneer de mensen het economisch gezien goed hebben. 5 Hierover gaat dit handboek. 6 Mensen verwarren dit woord wel eens met welvaart. Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
Wat-en-hoe-overzicht Wat?
Hoe?
1 Het onderscheid tussen welvaart en welzijn toelichten.
1 Studeer je kernleerstof. Som enkele zaken op die je gelukkig maken en duid aan waarvoor je geld moet uitgeven en waarvoor niet.
2 Aantonen dat welvaart en welzijn hand in hand kunnen gaan, maar elkaar ook kunnen tegenwerken.
2 Studeer de kernleerstof. Geef enkele voorbeelden waarbij de productie van een bepaald product negatieve gevolgen heeft voor het milieu, arbeidsomstandigheden …
3 Het belang van de vrijetijdsbesteding voor de mens aantonen.
3 Studeer de kernleerstof. Geef voorbeelden waarbij de overheid en de ondernemingen inspelen op de vrijetijdsbesteding van de mens. Analyseer de tabel van de gezinsbudgetenquêtes en trek de juiste besluiten betreffende de evolutie van de uitgaven voor vrije tijd.
4 Rekening houden met de mening van de anderen.
4 Luister naar de mening van de anderen. Laat iedereen uitspreken en onderbreek niet. Probeer je in de plaats te stellen van de anderen.
5 Respect opbrengen voor de mening van de anderen.
5 Zie 4.
6 Een tabel met procenten of promilles analyseren.
6 Kijk eerst naar de legende, zodat je weet in welke eenheden de getallen worden uitgedrukt. Druk de getallen uit in de vorm van: ‘op 100,00 (of 1000,00) EUR geeft men gemiddeld x euro uit aan product y’.
Thema 1: Inleiding en situering | 2 Welvaart en welzijn
23
3 De economische kringloop Wat zul je leren?
• Een eenvoudige economische kringloop opbouwen (gezinnen en bedrijven) en toelichten via voorbeelden. • De macro-economische grootheden nationaal inkomen en nationaal product omschrijven. • Enkele voorbeelden geven waarbij de termen nationaal inkomen en nationaal product worden gebruikt. • Samenwerken met een andere leerling om tot een juiste oplossing te komen. • Een grafiek analyseren. • Grote getallen lezen. • Eenvoudige bewerkingen uitvoeren op grote getallen.
Info & analyse 1 De economische kringloop Lees het onderstaande verhaal van Fientje en Tibo. Fientje zit in het derde jaar en volgt er handel. Haar broer Tibo is een jaar ouder en zit in de afdeling economie-moderne talen. Hun vader Muzaffer is als lasser tewerkgesteld bij autobouwer Ford. Hij zorgt ervoor dat de metalen onderdelen van een auto aan elkaar worden gelast. Hij werkt er al 12 jaar en verdient momenteel 17,54 EUR bruto per uur. Linda, de moeder van Fientje en Tibo, werkt bij het grootwarenhuis Discount als boekhoudster. Zij verdient 2311,50 EUR per maand. Maandelijks hebben ze ongeveer een bruto-inkomen van 5000,00 EUR. Maar over die som kunnen ze spijtig genoeg niet beschikken, want ze moeten daarop onder andere belastingen betalen. Netto houden ze ongeveer 3500,00 EUR over, maar daarvan moeten ze heel wat uitgaven betalen! Ze hebben pas een auto gekocht, geven wekelijks gemiddeld 150,00 EUR uit aan allerlei producten (voeding, dokter ...), betalen een lening voor hun huis terug ... Gelukkig kunnen ze maandelijks nog een beetje sparen, zodat ze in het verlof op vakantie kunnen gaan. In dit verhaal kom je heel wat personen en bedrijven tegen, die allemaal hun plaats hebben in de economie. We gaan ze even in detail bestuderen. Je vormt een groepje van 2 leerlingen. De ene leerling (hij is de pupil) lost de onderstaande vragen op, terwijl de andere (de mentor) de pupil observeert en raad geeft zodat de opdracht goed wordt uitgevoerd. Voor opdracht c wissel je van rol. a Het eerste stukje van de puzzel …
24
Vervolledig onderstaand schema op basis van deze vragen: 1 Welke twee economische hoofdrolspelers kun je uit het verhaal afleiden? Vul ze in bij 1 en 2. Tip: Fientje, Tibo, Muzaffer en Linda zijn een groep; autobouwer Ford en het grootwarenhuis Discount zijn een andere groep. 2 Wat moeten Linda en Muzaffer doen om dit geld te verdienen? Vul dat in bij 3. Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
3 Wat krijgen Linda en Muzaffer van Ford en Discount in ruil? Vul dat in bij 4.
3 1
2
4 b Het tweede stukje van de puzzel … Vervolledig het onderstaande schema op basis van deze vragen: 1 Schrijf de twee hoofdrolspelers over in vak 1 en 2. 2 Wat doen Linda en Muzaffer hoofdzakelijk met hun inkomen? Vul dat in bij 5. 3 Wat krijgen ze van die winkels en bedrijven in ruil voor hun aankopen? Vul dat in bij 6. 4 Wat doen ze met de rest? Dat noteer je in vak 7.
7 5 1
2
6 c De volledige puzzel Eerst wissel je van rol, nl. de pupil wordt mentor en de mentor wordt pupil … Voeg beide schema’s samen en schrijf bij de verschillende nummers de juiste economische term, nl. Bedrijven, Arbeid leveren, Sparen, Aankopen, Loon, Goederen en diensten, Gezinnen. Vergeet niet om die woorden bij de juiste pijl te zetten: • De volle pijl ( ) stelt een geldstroom voor, d.w.z. dat er geld wordt overgedragen van de ene naar de andere partij. • De streepjespijl ( ) stelt een goederen– en dienstenstroom voor. Tip: arbeid leveren is een dienst! Je moet nog twee pijlen invullen, nl. 8 en 9. De bedrijven, zoals Ford en het warenhuis, moeten zelf ook machines aankopen om hun versleten machines te vervangen of om nieuwe machines te gebruiken in het bedrijf. Dat noemt men investeringen (of investeringsgoederen).
Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
25
Geef enkele voorbeelden van dergelijke investeringsgoederen bij: • de autobouwer Ford:
• het grootwarenhuis Discount:
7 3 1
2 4 5
9
6
8
Proficiat! Je hebt de economische kringloop opgesteld! Waarom heet dit ‘de economische kringloop’?
2 Het nationaal product en het nationaal inkomen Uit de economische kringloop kun je dus afleiden dat de bedrijven goederen en diensten produceren, die dan later door de gezinnen worden gekocht. De gezinnen kunnen die goederen en diensten kopen van hun inkomen dat ze van die bedrijven hebben ontvangen.
26
• Het Nationaal inkomen (NI): dat zijn de inkomens van alle inwoners van een land, verdiend in de loop van één jaar. • Het Nationaal product (NP): dat is de waarde van alle goederen en diensten die de inwoners van een land produceren in de loop van één jaar.
Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
Als we veronderstellen dat: • de inkomens van de gezinnen volledig worden gespendeerd aan de geproduceerde goederen en diensten; • de geproduceerde goederen en diensten allemaal gekocht worden door de gezinnen; dan is: Nationaal inkomen = Nationaal product of NI = NP Opmerking: tegenwoordig wordt de term ‘bruto binnenlands product’ (BBP) veel meer gebruikt. Dat is de toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in de loop van een jaar worden geproduceerd op het Belgische grondgebied. Wat is het verschil met het ‘nationaal’ product? Lees de definities nog eens goed!
Aan de hand van het nationaal product of het nationaal inkomen kun je de rijkdom van een land zoals België vergelijken met een ander land, of kun je zien of een land rijker wordt. In de onderstaande grafiek zie je hoe het nationaal inkomen (NI) van België verandert van 2003 tot 2007.
in miljarden euro
Nationaal inkomen 340 330 320 310 300 290 280 270 260
335,1
301,1
317,1
292,4 278,4
2003
2004
2005
2006
2007
Bron: www.mineco.fgov.be (nationaal bruto inkomen, in werkelijke prijzen)
Hoeveel miljard euro hebben de Belgen met zijn allen verdiend in 2007? Tip: kijk eerst hoe de getallen worden uitgedrukt!
Druk dat nu uit in miljoenen EUR:
Schrijf dat getal volledig in cijfers: ____________________________________________ EUR. Hoeveel euro is dat dan per Belg, als je weet dat er ongeveer 10 miljoen inwoners zijn? Tip: maak eerst een schatting!
Dat noemt men het inkomen per hoofd of het inkomen per capita. Hoe bereken je dat?
Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
27
Waarom zou het nationaal inkomen, en dus ook het nationaal product, jaarlijks toenemen?
Nu weet je ook waarom de werkgevers niet graag hebben dat hun werknemers staken. Een dag staken betekent immers dat er één dag minder productie is … Wat kost één dag staken in 2007 (ga ervan uit dat NI = NP)?
Hoe heb je dat berekend?
Kernleerstof De relaties tussen de gezinnen en de bedrijven worden uitgedrukt in de economische kringloop. Het is een schematische voorstelling van alle geldstromen en goederen- en dienstenstromen tussen de bedrijven en de gezinnen. Sparen
Gezinnen
Arbeid leveren
Bedrijven
Loon Aankopen
Investeringsgoederen
Goederen en diensten Nationaal inkomen
Aankoop investeringsgoederen Nationaal product
De toegevoegde waarde van al de goederen en diensten die door de inwoners van het Belgische grondgebied in de loop van een jaar worden geproduceerd, noemt men het nationaal product (NP). Het inkomen dat de gezinnen van een land gedurende één jaar verdienen, noemt men het nationaal inkomen (NI). Steeds geldt dat NI = NP Handige woorden: Economische kringloop – nationaal inkomen – nationaal product – binnenlands product 28
Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
Oefeningen
1 Maak per vijf leerlingen een muurkrant die de economische kringloop voorstelt en verduidelijkt. Je mag foto’s, tekeningen, schema’s, krantenknipsels ... gebruiken om je muurkrant te verfraaien. Gebruik hiervoor de achterzijde van behangpapier, zodat je genoeg ruimte hebt. Als je teksten gebruikt, moeten die vanaf 1 meter leesbaar zijn. Bepaal zelf wie welke taak op zich neemt. Elk groepje bespreekt zijn krant bondig. De andere groepen beoordelen jouw krant!
2 Als je het nationaal inkomen deelt door het aantal inwoners, krijg je het inkomen per hoofd. Dit is dus het bedrag dat de gemiddelde Belg per jaar verdient. Geeft dit een goed beeld of het een rijk land betreft of niet? Waarom (niet)? Kijk ook eens naar bovenstaande afbeelding.
3 Onze economische kringloop is sterk vereenvoudigd. Welke twee ‘blokken’ zou je nog moeten opnemen als je het volgende artikel leest.
Belgische handelsmissie naar China levert rijke oogst op Samen met Prins Filip bezocht Mi nister Moerman de Chinese Volks republiek, met in hun kielzog 320 zakenlui en 220 Belgische be drijven, waarvan een honderdtal
Vlaamse. Een handvol contracten voor onze industriële bedrijven, land- en voedingsorganisaties zijn de tastbare resultaten van de grootste handelsmissie die ons
land ooit ondernam. De Belgische bedrijven mogen daarbij op subsidies rekenen van de Belgische overheid.
4 Bekijk de economische kringloop nogmaals. Beschrijf de kettingreactie die kan ontstaan als er berichten komen dat het minder zal gaan met de economie. Doe dat door de zinnen hieronder aan te vullen met de volgende woorden: werknemers ontslaan - minder consumeren - minder consumeren - minder inkomen minder produceren
‘Als de berichtgeving over de economie verslechtert, dan zullen de gezinnen
Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
29
_________________________________ Hierdoor gaan bedrijven _______________________ en moeten zij ____________________________ Hierdoor hebben de gezinnen _________ ____________________________ , waardoor ze weer ____________________________ , ...’
5 Plaats in de economische kringloop de onderstaande letters (a – d) bij de juiste pijl. a Leen ontvangt haar maandwedde van 1 240,00 EUR netto van haar bedrijf. b Leen betaalt 1,72 EUR aan de bakker voor een broodje. c Leen werkt als bankbediende in een grote bank. d ‘De stoker’ levert 2000 liter stookolie bij ons thuis.
Gezinnen
Bedrijven
6 Hieronder staat een zin die op het eerste gezicht onzin lijkt. Maar als je de woorden in de juiste volgorde zet, krijg je de definitie van
Goederen België het geproduceerd product toegevoegde alle en in nationaal is van van de diensten van waarde die een de jaar zijn inwoners door loop de.
30
Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
Wat-en-hoe-overzicht Wat?
Hoe?
1 Een eenvoudige economische kringloop opbouwen (gezinnen en bedrijven) en toelichten via voorbeelden.
1 Studeer je kernleerstof. Maak een schema van het verhaal: 'mijn ouders gaan werken om een inkomen te krijgen en met dat inkomen kopen ze de goederen en diensten die door de bedrijven worden geproduceerd'.
2 De macro-economische grootheden nationaal inkomen en nationaal product omschrijven.
2 Studeer je kernleerstof. Bouw de definitie op vanuit de economische kringloop.
3 Enkele voorbeelden geven waarbij de termen nationaal inkomen en nationaal product worden gebruikt.
3 Studeer je kernleerstof. Hoe druk je de rijkdom van een land uit, hoeveel verdient een Belgische inwoner gemiddeld, wat kost een dag staken …
4 Samenwerken met een andere leerling om tot een juiste oplossing te komen.
4 Wacht met commentaar te geven tot je het volledige antwoord van je medeleerling hebt gehoord.
5 Een grafiek analyseren.
5 Kijk eerst naar de legende, zodat je weet in welke eenheden de getallen worden uitgedrukt.
6 Grote getallen lezen.
6 Stel je de vraag of het gelezen getal mogelijk is. 1 miljoen = 1 000 000 1 000 miljoen = 1 miljard = 1 000 000 000
7 Eenvoudige bewerkingen uitvoeren op grote getallen.
7 Bij een deling schrijf je de getallen volledig in cijfers en vervolgens schrap je de nullen.
Thema 1: Inleiding en situering | 3 De economische kringloop
31
Thema 2 Ondernemingen en bedrijven 1 De bedrijfskolom Wat zul je leren?
• De verschillende stappen beschrijven en schematisch voorstellen hoe een product bij de consument terechtkomt. • Het begrip toegevoegde waarde omschrijven. • Uit de bedrijfskolom de toegevoegde waarde voor elke stap bepalen. • De samenstelling van de toegevoegde waarde bepalen aan de hand van een voorbeeld.
Info & analyse 1 De lange weg van de cacaoboom tot de winkel Suiker, cacaomassa, cacaoboter,
Hiernaast zie je de ingrediënten van een reep chocolade. Wat is het belangrijkste bestanddeel van die reep ‘pure’ chocolade?
emulgator (sojalecithine), aroma, cacao (ten minste 45 %). Kan sporen van noten, ei en melk bevatten.
Bestudeer deze wereldkaart. Waar wordt cacao geproduceerd?
Bron: www.cotedor.be
32
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
Het is dus een hele weg vooraleer je van een handvol cacao een reep chocolade hebt. Die weg ga je nu zelf zoeken aan de hand van het cacaoverhaal dat je op de Optimumwebsite vindt.
a In het onderstaande schema vul je links de verschillende stappen in die bijdragen tot de uiteindelijke productie van een reep chocolade. Je begint bij de oogst in de cacaoplantage en eindigt met de aankoop door de consument.
b Vervolgens vul je in de rechterkolom de verschillende bedrijven in die meewerken aan het product. Al de stappen uit de linkerkolom gebeuren immers niet in hetzelfde bedrijf! 1 Alleen die bedrijven die eigenaar zijn van het product mag je in deze kolom schrijven. Bedrijven die voor het vervoer zorgen, bijvoorbeeld van MiddenAmerika naar België, mag je hierin niet opnemen! Zet een kruisje in het kleine kadertje in de linkerkolom als het bedrijf in die stap geen eigenaar wordt van het product. 2 Als je een kadertje te weinig hebt, teken je het erbij; als je er eentje over hebt, laat je dat leeg … 3 Kies de bedrijven uit de volgende woorden: groothandel – de arbeiders – cacaoplantage – vervoer per schip – chocoladefabriek – kleinhandel – cacaofabriek – vervoer per vrachtwagen naar cacaofabriek – de consument
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
33
De oogst in de cacaoplantage
consument 34
consument
De rechterkolom stelt de bedrijfskolom van chocolade voor. • Geef nu zelf een omschrijving van het begrip bedrijfskolom. Gebruik daarin zeker de woorden: eigenaar – tot eindproduct – bedrijven – opeenvolgende – van oorsprong – productie.
• Waarom behoort de consument niet tot de bedrijfskolom?
• De lengte van de bedrijfskolom (het aantal bedrijfstakken in de kolom) is afhankelijk van product tot product: de bedrijfskolom van benzine is zeer kort, want er is meestal maar één bedrijf vanaf de oliewinning tot de benzinestations, nl. de olie-industrie (bv. Shell). Schets hiernaast de bedrijfskolom van de olie-industrie, zoals hierboven besproken.
consument
• In het bovenstaande voorbeeld van de cacao gebeurt het transport van Midden-Amerika naar Europa in opdracht van het cacaobedrijf (of het chocoladebedrijf). In werkelijkheid zal een gespecialiseerd exportbedrijf de cacao opkopen bij de cacaobedrijven en vervoeren naar Europa. Daar kopen dan de zogenaamde importbedrijven de cacao die ze nodig hebben om verder te verkopen aan de chocoladebedrijven. Vermits het export- en importbedrijf eigenaar worden van het product, moeten ze ook in de bedrijfskolom worden opgenomen. In onze uitgewerkte bedrijfskolom zorgt het cacaobedrijf (of het chocoladebedrijf) zelf voor het vervoer en blijft dus eigenaar van de cacao. In dat geval is er sprake van integratie: het import- en exportbedrijf verdwijnen dan uit de bedrijfskolom.
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
cacaobedrijf exportbedrijf importbedrijf chocoladebedrijf
35
2 Waarom kost die reep chocolade zo veel? Er zijn heel veel mensen aan het werk voor jij : PROMOR een reep chocolade bij je boterham kunt eten. U 0,85 E De boer die cacaobomen teelt, de plukkers, de drogers, de inpakkers, de vervoerders op land, op zee en weer op land, de mensen in de cacaofabriek en de chocoladefabriek, de mensen die in de supermarkt werken … Hiernaast vind je een promotieaanbieding voor een reep chocolade bij een internetwinkel. Daarvan gaat 0,83 EUR naar het vervoer, de opslag, de fabrieken en de winkels. Er blijft dus maar 0,02 EUR over voor de cacaoboer in het land waar de cacao verbouwd wordt. De cacaoboer moet daarmee zijn familie onderhouden en zijn cacaobomen goed laten groeien. Dat is vaak erg moeilijk met zo weinig geld! Meer details vind je in het onderstaande schema. Net zoals in de werkelijkheid, hebben we het export- en importbedrijf toegevoegd aan de bedrijfskolom.
cacaoplantage
De Braziliaanse cacaoboer verkoopt zijn geplukte cacaovruchten voor 0,02 EUR aan de cacaofabriek.
cacaofabriek
In deze Braziliaanse fabriek worden de vruchten o.a. gedroogd en in zakken verpakt, zodat ze klaar zijn voor transport naar Europa. Ze verkopen de cacao voor 0,07 EUR.
exportbedrijf
Het exportbedrijf verzamelt zakken cacao van verschillende cacaofabrieken en verscheept ze naar Europa.
importbedrijf
Het Nederlandse importbedrijf koopt de cacao voor 0,24 EUR van het exportbedrijf en verkoopt de cacao verder aan de chocoladefabriek voor 0,39 EUR.
chocoladefabriek
De chocoladefabrieken verkopen de reep chocolade aan 0,72 EUR aan de groothandelaar.
groothandel
kleinhandel
De winkel koopt de chocolade voor 0,79 EUR bij de groothandelaar en verkoopt de reep ten slotte aan de consument voor 0,85 EUR.
consument
Je merkt dat bij elke stap in de bedrijfskolom de waarde van de ‘reep chocolade’ toeneemt, er wordt m.a.w. waarde toegevoegd. In de onderstaande tabel is de toegevoegde waarde voor de cacaoboer al berekend, nl. 0,02 EUR. Hoe wordt de toegevoegde waarde berekend?
36
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
Bereken nu in de onderstaande tabel de toegevoegde waarde van de andere bedrijfstakken. Vul de kolommen beginwaarde, eindwaarde en toegevoegde waarde in.
Beginwaarde Cacaoplantage
-
Eindwaarde 0,02 EUR
Toegevoegde waarde
Voorbeeld
0,02 EUR
Cacaofabriek Exportbedrijf Importbedrijf Chocoladefabriek Groothandelaar Kleinhandel TOTAAL
-
0,85 EUR -
-
In elke bedrijfstak is er dus toegevoegde waarde. Uit welke elementen bestaat die toegevoegde waarde, m.a.w. wat is het verschil tussen de eindwaarde en de beginwaarde? Tip: denk aan de productiefactoren!
Noteer in de laatste kolom een voorbeeld van een ‘toegevoegde waarde’ voor die bedrijfstak. Bereken ten slotte het totaal van de toegevoegde waarden en vul dat in de bovenstaande tabel in. Merk op dat dit totaal gelijk is aan de verkoopprijs van de reep chocolade. Waarom is dat zo?
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
37
Kernleerstof De bedrijfskolom is een schematische voorstelling van de opeenvolgende bedrijven bij de fabricage van een product. Alleen die bedrijven die eigenaar zijn van het product, worden in de bedrijfskolom opgenomen. De consument werkt niet mee aan de totstandkoming van het product en behoort dus ook niet tot de bedrijfskolom. toegevoegde waarde bedrijfstak
toegevoegde waarde
consument De toegevoegde waarde van elke stap in de bedrijfskolom is het verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs. Daarin zitten o.a. de lonen, de winst …
Beloning voor Arbeid (loon)
Natuur (pacht)
Kapitaal (rente/interest)
Ondernemerschap (winst)
Totaal Toegevoegde Waarde
Handige woorden: Bedrijfskolom – groothandel – kleinhandel – bedrijfstak – integratie – toegevoegde waarde
38
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
Oefeningen
1 Surf naar www.optimumsite.be. Stel aan de hand van het videofragment de bedrijfskolom op van:
a frietjes
b appelmoes
consument
consument
2 Surf via www.optimumsite naar Suikerwereld en leid zelf de bedrijfskolom van suiker af.
3 Frituur ‘Het park’ heeft de afgelopen maand november 120 frietjes per dag verkocht. Je kunt alleen maar een grote friet kiezen en die kost 1,50 EUR. ’s Maandags kun je er spijtig genoeg geen kopen, want dan is de frituur gesloten. Er waren vijf maandagen in november. De aankoopprijs van de diepgevroren frietjes was 1 200,00 EUR en voor het frietvet betaalde de uitbater 150,00 EUR. Hij betaalde ook 100,00 EUR huur om de frituur aan het park uit te baten. Hoeveel bedraagt de toegevoegde waarde?
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
39
Draagt deze frituur bij aan onze welvaart? Verklaar je antwoord. (Kijk eventueel de definitie in het vorige hoofdstuk na!)
Situeer deze frituur in de economische kringloop (kijk eventueel het hoofdstuk over de economische kringloop na).
4 Vul de tabel verder aan en bereken de toegevoegde waarde aan de hand van het onderstaande fictieve verhaal.
Dagelijks worden er in Vlaanderen ongeveer 80 000 exemplaren van de krant De Standaard verkocht. De consument betaalt daarvoor 1,00 EUR. Al dat papier komt van de bomen van bosontginningsbedrijf De boom. Zij verkopen de bomen aan het houtverwerkingsbedrijf voor 4 000,00 EUR. Hier vermalen ze de bomen tot houtsnippers. De papierfabriek koopt die snippers voor 10 000,00 EUR. Ze verwerken de snippers tot een deeg en ten slotte tot grote rollen papier. Deze rollen worden verkocht aan de drukkerij van De Standaard voor 24 000,00 EUR. De krantenuitgeverij verkoopt de kranten ten slotte aan de dagbladhandelaars voor 75 000,00 EUR.
Bedrijfskolom
Aankoopprijs/ verkoopprijs
Toegevoegde waarde
Aankoopprijs: ____________ EUR Verkoopprijs: ____________ EUR
EUR
Aankoopprijs: ____________ EUR Verkoopprijs: ____________ EUR
EUR
Aankoopprijs: ____________ EUR Verkoopprijs: ____________ EUR
EUR
Aankoopprijs: ____________ EUR Verkoopprijs: ____________ EUR
EUR
Aankoopprijs: ____________ EUR Verkoopprijs: ____________ EUR Consument
40
EUR
Aankoopprijs: 80 000 kranten x 1,00 EUR = 80 000,00 EUR
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
5 Luc Tuymans (geboren in 1958) is een Vlaamse beeldende kunstenaar die woont en werkt in Antwerpen.
Het schilderij hiernaast heeft een verkoopwaarde van minstens 25 000,00 EUR. De prijs van de verf en het doek bedraagt amper 200,00 EUR. Waaruit bestaat de toegevoegde waarde?
6 Electra Gates is eigenaar van een computerwinkel. Maandelijks koopt ze voor 2 478,94 EUR PSP’s aan. Ze heeft een verkoopster in dienst die een maandloon van 2 145,00 EUR heeft. Allerlei kosten, zoals telefoon, verwarming, verlichting … kostten de afgelopen maand 348,00 EUR. Voor de huur van de winkel moet Electra maandelijks 750,00 EUR betalen. Ze wil een winst realiseren van 50 % op de totale kostprijs.
a Bereken kostprijs
verkoopprijs
b Bereken de toegevoegde waarde Toegevoegde waarde: _____________________ EUR
EUR
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
EUR
EUR
EUR
41
7 Hiernaast zie je een ingewikkelde bedrijfskolom. Waarvan is het de bedrijfs kolom?
Delfstofwinning
Veehouderij
Staalfabrikant
Slachterij
Tuinbouw
Blikfabrikant Vleesconservenfabrikant
Groentenconservenfabrikant
Groothandel
Groothandel
Detailhandel
Detailhandel
8 Speeltje: ontrafel de woorden en vorm een nieuw woord met de letters in de vetgedrukte kadertjes. Dat woord is het kernwoord van dit hoofdstuk.
a Eindpunt van de bedrijfskolom, hoewel het geen deel uitmaakt van de bedrijfs kolom.
b Ander woord voor bedrijf.
c Koopt producten aan bij de producent en verkoopt ze aan de kleinhandel.
Het nieuwe woord:
J
42
Wat-en-hoe-overzicht Wat?
Hoe?
1 De verschillende stappen beschrijven en schematisch voorstellen hoe een product bij de consument terechtkomt.
1 Vertrek van de productiefactor Natuur: welke grondstof heb je nodig en waar wordt die ontgonnen. Vervolgens ga je naar de bedrijven waar die grondstof wordt verwerkt tot het eindproduct. Som al die bedrijven op. Ten slotte ga je na hoe het eindproduct wordt verdeeld tot bij de consument.
2 Het begrip toegevoegde waarde omschrijven.
2 Studeer je kernleerstof.
3 Uit de bedrijfskolom de toegevoegde waarde voor elke stap bepalen.
3 Voor elke bedrijfstak in de bedrijfskolom bereken je het verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs.
4 De samenstelling van de toegevoegde waarde bepalen aan de hand van een voorbeeld.
4 De belangrijkste elementen van de toegevoegde waarde zijn de lonen, de winst en de aankoop van de grondstoffen. Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 1 De bedrijfskolom
2 Btw Wat zul je leren?
• Het begrip btw omschrijven. • Aan de hand van een bedrijfskolom het principe van de btw verklaren en aantonen dat de btw een verbruiksbelasting is. • De btw herkennen op een factuur. • Een btw-bedrag berekenen.
Info & analyse
Farm Beuh Bvba Farm Beuh Koestraat 1 3500 Hasselt 011 57 85 54 Bank van de Post 000-5424562-31 IBAN BE04 0005 4245 6231 BTW BE 0215 452 785 RPR Hasselt
FACTUUR Voor levering aan: Groothandel nv Koetjeboe Hoogstraat 4 1000 Brussel KBC 421-4527856-76 IBAN BE91 4214 5278 5676 BTW BE 0125.325.458
Datum: 31/03/2008 Product Potje 250 gr. aardbeienyoghurt
Aantal 1000
Eenheidsprijs 0,59
Totaal Btw 6% Totaal te betalen
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
Totaal 590,00
590,00 35,40 625,40
43
FACTUUR nr. : 03/125
Nv Koetjeboe Hoogstraat 4 1000 Brussel
Groothandel in zuivelwaren www.koetjeboe.be
KBC 421-4527856-76 IBAN BE91 4214 5278 5676 RPR Brussel Tel. 02-452.65.54 BTW BE 0125.325.458 Factuurdatum: 2008-04-19
Klant: Vervaldag: 2008-05-19
De Lekkerbek Voldersstraat 5 3500 Hasselt BTW BE 0519.210.943
Omschrijving
1000
Potje yoghurt 250 gr. aardbeien
Verkoopvoorwaarden:
- klachten binnen 8 dagen - levering aan huis Algemene verkoopvoorwaarden: zie achterkant
Groothandel
Leveringsdatum: 2008-04-19
Kleinhandel
Voor verkoop en levering van het volgende: Aantal
Hoeveproducten boerderij
Eenheidsprijs
Totaalprijs
0,67
670,00
Brutoprijs
670,00
Btw 6%
40,20
Totaal te betalen 710,20
consument
De Lek kerb prijs 0, 76 excl. 6 % EUR btw
1 De belasting over de toegevoegde waarde Hierboven zie je twee documenten die worden opgesteld bij de verkoop van yoghurt tussen twee handelaars. Aan de rechterkant vind je de bedrijfskolom van die yoghurt. De lekkere potjes worden gemaakt in een boerderij waar allerlei hoeveproducten worden geproduceerd. Aan wie verkoopt de boerderij zijn hoeveproducten?________________________ Telkens wanneer het hoevebedrijf iets verkoopt aan de groothandelaar, wordt een document opgesteld. Bestudeer nu even het eerste document.
F A
Hoe heet dat document? Tip: de naam van het document staat erop vermeld!
C
_____________________________________________________________
T U
Er staan nog heel wat andere gegevens op de factuur! Vul de onderstaande begrippen in in de kadertjes op het document:
R
Factuur – verkoper – koper – bedrag zonder btw – bedrag met btw
U
1 44
Boerderij
Groothandel
Wie is hier de verkoper? ______________________________________________________________ Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
ek
Wie is de koper?______________________________________________________________________ Aan welke prijs, zonder btw, verkoopt Farm Beuh zijn 1000 potjes yoghurt? ____________________________________ EUR. F
Bestudeer de volgende factuur.
A
Wie is nu de verkoper? ___________________________________
C
En de koper? _____________________________________________
T U
Groothandel
Aan welke prijs, zonder btw, heeft de groothandel de 1000 Kleinhandel
U
potjes gekocht? _________________________ EUR
R
Aan welke prijs, zonder btw, verkoopt groothandelaar Koetjeboe aan De Lekkerbek? _________________________ EUR
2 De consument betaalt voor 1 potje 0,76 EUR, exclusief btw. Die getallen gaan we nu even in een tabel gieten! Vul in de onderstaande tabel de lichtgrijze vakjes in. Aankoopprijs, zonder btw Boerderij
Verkoopprijs, zonder btw
Toegevoegde waarde
-
-
Belasting over de toegevoegde waarde (6 % btw)
-
Groothandelaar Kleinhandelaar Consument
Je merkt dat in elke stap van de bedrijfskolom waarde wordt toegevoegd. In het vorige hoofdstuk heb je geleerd dat hierin o.a. de loonkost en de winst zitten. Over die toegevoegde waarde moet aan de overheid belasting betaald worden, de zogenaamde
of afgekort de ________________________________________________________________________ De btw wordt uitgedrukt als een percentage, nl. 6 %. Dit wordt berekend op de brutoverkoopprijs. Hoeveel btw moet de boerderij doorstorten aan de overheid? _____________________ EUR Hoe heb je die berekend?
Vul nu de andere btw-bedragen aan in de bovenstaande tabel. Hoeveel stort de groothandelaar door aan de overheid? ___________________________ EUR En de kleinhandelaar? ___________________________________________________________ EUR Hoeveel euro storten de verschillende takken van de bedrijfskolom dus door aan de overheid? _______________ EUR + _______________ EUR + _______________ EUR = ______________ EUR Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
45
2 Wie moet de btw betalen? Hoeveel betaalt de consument of hoeveel betalen al de consumenten samen, voor de 1000 potjes yoghurt? ______________ EUR + ______________ EUR btw Begrijp je nu de advertentie van de kleinhandelaar? De consument betaalt dus het bedrag inclusief de btw! Als je niet weet wat ‘inclusief’ betekent, zoek het dan even op in het woordenboek:
50 gr. UR
t2 Yoghur
0,81
Aan wie betaalt de consument die btw?
3 Moet de groothandelaar … dan geen btw betalen? Om die vraag te beantwoorden, ga je de onderstaande tabel iets verfijnen aan de hand van de facturen. Noteer op de facturen telkens de overeenkomstige letter (A tot F) uit de tabel.
Groothandelaar Aankoopbedrag zonder btw
Btw op de aankopen
Totaal te betalen
A
B
C
___________________ EUR
___________________ EUR
___________________ EUR
Verkoopbedrag zonder btw
Btw op de verkopen
Totaal te ontvangen
D
E
F
___________________ EUR Verschil
___________________ EUR
___________________ EUR
___________________ EUR
Welk bedrag geeft de groothandelaar dus aan de overheid? _______________________ EUR Hij mag de btw die hij krijgt van de kleinhandelaar dus niet houden! Hij moet die doorgeven aan de overheid; het is de Te betalen btw. De btw die hij zelf betaalt aan de boerderij, krijgt hij terug van de overheid; dat is de zogenaamde Terug te vorderen btw. Wat stort de groothandelaar dus aan de overheid?
Te betalen btw
= ___________________________ EUR
- terug te vorderen btw = ___________________________ EUR
46
___________________________ EUR
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
E incl. btw
Op dezelfde manier kun je dit schema maken voor de boerderij en de kleinhandelaar. Geen enkele tak van de bedrijfskolom ‘betaalt’ dus btw: ze storten alleen de btw die ze zelf krijgen van hun klanten door aan de fiscus. Dat is de overheidsdienst die zich bezighoudt met het innen van de belastingen. Elk bedrijf, zoals de boerderij en de handelaar, zal op regelmatige tijdstippen een btw-aangifte moeten doen, zodat de fiscus weet hoeveel btw er betaald is aan de leveranciers en hoeveel er ontvangen is van de klanten. Kan het dat de handelaar btw terugkrijgt van de fiscus, m.a.w. dat de btw op aankopen groter is dan de btw op verkopen?
Alleen de consument betaalt de btw! De consument betaalt die belasting telkens hij of zij een goed of een dienst koopt en verbruikt. Omdat de boerderij, de grooten kleinhandelaar de yoghurt niet verbruiken, moeten ze geen btw betalen. Men spreekt dan ook terecht van een verbruiksbelasting.
4 Meer weten? De btw-tarieven Hoeveel procent btw heb je betaald op de bovenstaande facturen?
Dat is het meest gebruikte btw-tarief voor basisproducten. Toch zijn er ook andere btw-tarieven. • 0 % : dagbladen • 6 % : onder andere op water, vis, tijdschriften en boeken, fruit … • 12 % : onder andere op banden, margarine, betaaltelevisie • 21 % : al de rest.
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
47
Kernleerstof De btw is de belasting over de toegevoegde waarde. De btw wordt berekend op de toegevoegde waarde in elke stap van de bedrijfskolom. De handelaar of producent mag de btw die hijzelf heeft betaald op zijn aankopen aftrekken van de btw die hij van zijn klanten ontvangt. Het saldo stort hij door aan de fiscus. Het is de consument die de volledige btw betaalt. Handelaar / producent
Leveranciers
Klanten
Terug te vorderen btw
Te betalen btw
Te betalen btw > terug te vorderen btw: saldo doorstorten aan fiscus Terug te vorderen btw > te betalen btw: krijgt saldo van de fiscus
De meest gebruikte btw-tarieven zijn 6 % en 21 %. Handige woorden: Btw – terug te vorderen btw – te betalen btw – fiscus
48
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
Oefeningen
1 Vervolledig de onderstaande tabel. Het btw-tarief voor hout kun je vinden via www.optimumsite.be. Bedrijfskolom
Aankoop excl. btw
Boomkwekerij Boom & Zonen
Verkoop excl. btw
0,00 EUR
500,00 EUR
Houtzagerij Houtbewerking Jansen
500,00 EUR
875,00 EUR
Meubelfabriek Meubelen nv
875,00 EUR
2 375,00 EUR
Meubelwinkel Topinterieur
2 375,00 EUR
3 000,00 EUR
Consument
3 000,00 EUR
-
Toegevoegde waarde e
Btw %
Bedrag
-
Welke bedrijfskolom wordt hier gegeven?___________________________________________
Wie betaalt de btw? _______________________________________________________________
Wie stort de btw aan de fiscus? ____________________________________________________
2 Zie de onderstaande factuur. Provinciale en Intercommunale Drinkwatermaatschappij der Provincie Antwerpen Klantenservice Tel. 0800-90 300 Gratis nummer Op werkdagen van 8 tot 17 uur. Voor dringende zaken: 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 Briefwisseling: Pidpa-klantenservice, Desguinlei 246, 2018 Antwerpen Fax: 03 260 60 03 E-mail:
[email protected]
JAARREKENING FACTUUR
DATUM NR. AFREKENINGSNR. AFNAMEPUNTNR. KLANTNR.
: : : : :
09-02-2008 2.869.658 1.535.353 999.957 1.111.111
DE KABOETER POL SPOORWEGSTRAAT 369 B-2300 TURNHOUT
LEVERINGSADRES: SPOORWEGSTRAAT 369 B-2300 TURNHOUT METERNR. ∅ VERBRUIKSPERIODE 61559657 70 09-02-2007 06-02-2008
METERSTANDEN 411 E 521 E TOTAAL VERBRUIK
VERBRUIK 110 110 m3
PERIODE VAN 10-07-2007 TOT 31-03-2008
OPMERKINGEN E = eigen opname
EURO
HUISHOUDELIJK VERBRUIK 10-02-2007/31-12-2007 99 m3 X 1,2200 01-01-2008/05-02-2008 11 m3 x 1,8805 VERREKENING BASISVERBRUIK 01-04-2007/31-03-2008 - 30 m3 x 1,2200 HUUR METER "/" 12 maand x 0,9875 VASTE VERGOEDING HUISHOUDELIJK VERBRUIK "/" 12 maand x 3,5633 AANREKENING VOORSCHOT VERREKENING VOORSCHOT VORIGE PERIODE(S) BTW 6 % x 159,48
TE BETALEN VOOR 08-02-2008 Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
FACTUURTOTAAL
EURO
% btw
120,75 20,69 -36,60 11,85 42,76 54,61 - 54,61 9,57
6 6 6 6 6 6 6
169,05
49
a Hoeveel bedraagt het btw-bedrag? ____________________________________________ Omcirkel het bedrag op de factuur. b Hoeveel bedraagt het btw-percentage? _______________________________________ Omcirkel het percentage op de factuur. c Waarom is het dit btw-percentage? Raadpleeg de tabel op www.optimumsite.be.
d Wat moet het bedrijf doen met de ontvangen btw van deze klant?
________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________
e Stel dat je het btw-precentage (6%) kent en het bedrag inclusief btw (169,05 EUR). Bereken dan het btw-bedrag.
________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________
3 Lees het onderstaande artikel.
Lagere btw voor heropbouw bouwvallige woning Wie een verkrot huis koopt, dat sloopt en op dezelfde plek een nieu we woning bouwt, kan genieten van een verlaagd btw-percentage van 6 %. De maatregel is al sinds begin dit jaar van kracht, maar volgens de Confederatie Bouw weinig bekend bij de aannemers en de kandidaatbouwers.
Wel zijn enkele voorwaarden aan de maatregel verbonden. Zo komen al leen privéwoningen in aanmerking die in stedelijke gebieden of bepaal de wijken liggen waar de verloede ring of verkrotting erg hoog is. Mo menteel staan 32 steden op de lijst. Voor Vlaanderen gaat het om Aalst, Antwerpen, Gent, Mechelen, Leuven,
Kortrijk, Sint-Niklaas, Dendermonde, Genk, Brugge, Hasselt, Roeselare en Oostende. Met de maatregel wil de overheid de verkrotting en verloede ring van wijken in steden tegengaan en jonge gezinnen de kans geven opnieuw in de stad te komen wonen tegen een betaalbare prijs.
Bron: Het Laatste Nieuws, 02-07-2007
Maak groepjes van twee. Interview vervolgens je medeleerling en stel hem/haar de volgende vraag: Wat is de bedoeling van een verlaagd btw-percentage? Denk hierbij ook aan: • de totale besparing van dit verlaagd btw-percentage als je een huis zou kopen voor 100 000,00 EUR. • het effect op de buurt wanneer enkele mensen een verkrotte woning renoveren. Dan wissel je van rol en stel je de vraagsteller van daarjuist de volgende vraag: Is dit volgens jou een oplossing om de verkrotting tegen te gaan? Denk hierbij ook aan: • het feit of mensen willen wonen in een verloederde buurt. • de mensen die een huis huren. • het feit of mensen een bouwvallige woning nog willen heropbouwen. Ten slotte zullen sommige leerlingen hun antwoord toelichten voor de volledige klas.
50
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
4 Speeltje: maak een zin door de tegels in de juiste volgorde te zetten. Je krijgt dan een omschrijving van het basisbegrip van dit hoofdstuk. Opmerking: het liggend streepje stelt een spatie voor.
TOE
__DE
WAA
BTW
.__
RDE
DE __
__IS
LAS
VER
__BE
__DE
G__O
TIN
GEV
DE__
OEG
___________________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________________
Wat-en-hoe-overzicht Wat?
Hoe?
1 Het begrip btw omschrijven.
1 Studeer je kernleerstof.
2 Aan de hand van een bedrijfskolom het principe van de btw verklaren en aantonen dat de btw een verbruiksbelasting is.
2 Bereken voor elk bedrijf van de bedrijfskolom de btw (meestal 6 % of 21 %). De som van al die btw-bedragen is de uiteindelijke btw die de consument betaalt wanneer hij de producten verbruikt.
3 De btw herkennen op een factuur.
3 Bestudeer een factuur. De btw staat meestal onderaan de factuur.
4 Een btw-bedrag berekenen.
4 De btw wordt berekend als een percentage (meestal 6 % of 21 %) op het verkoopbedrag. Gebruik je rekentoestel of eventueel de regel van drie om dit te berekenen.
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 2 Btw
51
3 Indeling van de ondernemingen Wat zul je leren?
• Het onderscheid tussen ondernemingen en bedrijven illustreren via voorbeelden. • De begrippen eenmanszaak en vennootschap omschrijven. • De begrippen eenmanszaak en vennootschap concretiseren via voorbeelden. • Enkele kenmerken van een eenmanszaak en een vennootschap opzoeken. • De voor- en nadelen van een eenmanszaak en een vennootschap toelichten. • De (e)bvba en de nv vergelijken met elkaar op basis van enkele criteria. • De (e)bvba en de nv vergelijken met elkaar met behulp van opgezocht materiaal.
Info & analyse 1 Heb je ondernemerskwaliteiten? Jozefien heeft net haar diploma Informaticabeheer op zak. Ze heeft mooie cijfers behaald, maar ze is dan ook dagelijks bezig met het ontwerpen van websites. Voor haar eindwerk heeft ze een website ontwikkeld voor de nieuwe sportwinkel in het centrum. Ze heeft er zelfs de prijs van beste ‘nieuwe website’ van UNIZO mee gewonnen, zomaar eventjes 500,00 EUR! Ze wil dat natuurlijk blijven doen, maar ze weet nog niet goed hoe. Ze zou het liefst voor zichzelf beginnen. Ze heeft immers weinig materiaal nodig: alleen maar een computer, een internetverbinding en een kamertje. Haar ouders willen echter dat ze eerst in dienst gaat werken bij een bedrijf, zodat ze nog meer ervaring opdoet. Ja, als daar maar geen problemen van komen … Daarom gaat ze eerst een test doen om te weten of ze wel geschikt is om haar eigen baas te zijn.
Maak jij deze test ook eens om te kijken of je ondernemersbloed in je aders hebt! Zet een cirkel rond de uitspraak (A of B) waarmee je akkoord gaat. 1
2
52
Ik durf risico’s te nemen. Zo zal ik zeker een uitdaging aannemen zonder dat ik weet hoeveel dat zal opbrengen.
A
Neen hoor! Ik laat moeilijke beslissingen over aan mijn baas. Hij moet de verantwoordelijkheid maar dragen. Ik doe gewoon wat hij zegt.
B
Ik weet graag op voorhand wanneer ik moet werken. ’s Avonds en in het weekend wil ik zeker niet aan het werk denken!
A
Ik heb graag dat mijn werk af is. Als ik om 18.00 uur niet kan eten, zal het later wel gebeuren. De zondag hou ik vrij als het mogelijk is. Voetballen op zaterdagnamiddag kan niet als ik nog werk heb.
B
Thema 2: Ondernemingen en bedrijven | 3 Indeling van de ondernemingen