Scriptiehandleiding
Inhoud
Scriptiehandleiding 1 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.2 3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7 3.1.8 3.1.9 3.1.10 4 5
Inleiding Inschrijving en begeleiding De formele procedure De procedure bij de inschrijving De procedure bij de begeleiding en de beoordeling De begeleiding bij het maken van de scriptie De scriptie De verschillende onderdelen van de scriptie Het titelblad Samenvatting Summary Inleiding Methode Resultaten Discussie Literatuurverwijzingen Bijlagen Vormgeving De criteria waarop de scriptie wordt beoordeeld Literatuurverwijzingen
– –
Bijlage 1 Beoordelingsformulier Bijlage 2 Checklist voor studenten en begeleiders bij de eindversie van de scriptie
S1531/07/23/02/SDA
1
Open universiteit
Scriptiehandleiding
1
Inleiding
Het maken van een scriptie is geen gemakkelijke opgave. U moet met een grote mate van zelfstandigheid een theoretisch en/of maatschappelijk relevante doel- en vraagstelling formuleren, onderzoek doen om vragen te beantwoorden die hieruit voortvloeien, en schriftelijk verslag doen van het gehele onderzoek. Om binnen de beschikbare tijd de scriptie tot een goed einde te brengen, is het van belang dat u vanaf het begin planmatig en gestructureerd te werk gaat. In deze handleiding vindt u informatie over de gang van zaken rondom het doen van uw afstudeeronderzoek en het schrijven van de scriptie. Ook staat beschreven welke opbouw uw scriptie moet hebben en aan welke eisen de scriptie moet voldoen. Wat is een (psychologie)scriptie? Een scriptie is een door de student vervaardigd schriftelijk werkstuk over een onderwerp van psychologische aard. Dit werkstuk is gebaseerd op een bij huidig onderzoek aansluitende doel- en vraagstelling, die op basis van empirisch onderzoek beantwoord wordt. Het dient te voldoen aan de criteria en normen zoals die in de psychologie gelden voor een wetenschappelijke publicatie, zoals vermeld in de Publication Manual van de American Psychological Association. LEERDOELEN VAN HET AFSTUDEERONDERZOEK EN DE SCRIPTIE
Door het maken van een scriptie doet u ervaring op met het zelfstandig opzetten en uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek en met het schriftelijk presenteren daarvan. Meer specifiek leert u – langere tijd aan een onderzoekstaak te werken – een scriptieonderwerp te kiezen en dat op creatieve wijze om te zetten in een hanteerbare doel- en vraagstelling – uit diverse bronnen relevante informatie voor de vraagstelling te putten – deze informatie te selecteren en te ordenen – eerder verworven kennis en vaardigheden te gebruiken voor het uitwerken van een vraagstelling in deelvragen of hypothesen – een complex geheel van gegevens onder te brengen in een helder en systematisch betoog – geschikte meetinstrumenten te kiezen of te ontwerpen – in een onderzoeksveld systematisch gegevens te verzamelen – geschikte technieken te kiezen om de gegevens te analyseren – de resultaten van de gegevensanalyse te bediscussiëren en in een breder kader te plaatsen – eigen conclusies en meningen te formuleren; eventuele aanbevelingen te verbinden aan onderzoeksresultaten – het onderzoek schriftelijk en mondeling te presenteren.
S1531/07/23/02/SDA
2
Scriptiehandleiding
Gedurende uw studie hebt u de zojuist genoemde vaardigheden al kunnen verwerven en oefenen. Bij uw scriptie integreert u deze vaardigheden in een zelfstandig uit te voeren onderzoek. 2
Inschrijving en begeleiding
2.1
DE FORMELE PROCEDURE
Toelatingsvoorwaarden Als algemene toelatingseis geldt (vanaf 1 september 1997) dat u 120 studiepunten (40 modulen) van het volledig diplomaprogramma van 168 studiepunten (56 modulen) moet hebben behaald. Vrijstellingen kunnen bij de 120 studiepunten worden meegerekend. Als nadere vakinhoudelijke vereiste geldt dat u in ieder geval de cursussen Onderzoekspracticum inleiding psychologisch survey, Onderzoekspracticum inleiding psychologisch experiment (of de voorlopers van deze cursussen: Methoden en technieken 1 en 2), Statistiek 1 en 2, Gegevensverwerking met SPSS en het Onderzoekspracticum psychologische surveys met goed gevolg hebt afgerond. Daarnaast dient u verplichte cursussen, voorzover deze relevant zijn voor het gekozen onderwerp, met goed gevolg te hebben afgesloten. Omvang van de scriptie In de opleiding Psychologie is de studiebelasting van de scriptie gelijk aan zes modulen. In een zogenoemd vrij doctoraal diplomaprogramma kent de scriptie ook een studiebelasting van zes modulen. Deze zes modulen zijn onderverdeeld in: één module ‘Onderzoekspracticum scriptieplan’ en vijf modulen ‘Scriptie’. In de eerste module, ‘Onderzoekspracticum scriptieplan’ gaat u uw onderzoek gedegen opzetten en voorbereiden. Het zal u in de latere fasen van het onderzoek veel tijd besparen als u zich goed voorbereidt en u met een goed onderzoeksplan van start gaat. In de vijf modulen ‘Scriptie’ gaat u vervolgens uw onderzoeksplan ten uitvoer brengen en rapporteren. De omvang van de scriptie mag variëren tussen 20 en 40 pagina’s, exclusief titelpagina, samenvattingen (Engelstalig en Nederlandstalig), inhoudsopgave, bijlagen, noten en de lijst met verwijzingen. De belangrijkste reden voor de beperking van het aantal pagina’s is dat in wetenschappelijke publicaties bondigheid betracht moet worden. Idealiter heeft de scriptie de vorm van een wetenschappelijk artikel dat bij de redactie van een wetenschappelijk tijdschrift ingediend kan worden. 2.1.1
De procedure bij de inschrijving
Als eerste dient u zich in te schrijven voor de module ‘Onderzoekspracticum scriptieplan’. Pas als u deze module met een voldoende hebt afgesloten, kunt u zich inschrijven voor de overige vijf modulen ‘Scriptie’. 2.1.2
De procedure bij de begeleiding en de beoordeling
U krijgt aan het begin van de module ‘Onderzoekspracticum scriptieplan’ twee begeleiders toegewezen een zogenoemde eerste en tweede begeleider
S1531/07/23/02/SDA
3
Open universiteit
(zie ook paragraaf 2.2 De begeleiding bij het maken van een scriptie). Deze blijven u ook begeleiden bij het vervolgtraject van het uitvoeren van uw onderzoek en het schrijven van de scriptie. De eerste begeleider is tevens examinator. NB : De eerste begeleider heeft maximaal 40 uur begeleidingstijd, de tweede
begeleider maximaal 10 uur. De begeleidingstijd van de eerste begeleider kan hoogstens met 10% worden verhoogd. De eerste begeleider registreert de verbruikte tijd en meldt vroegtijdig (dat wil zeggen: uiterlijk nadat 2/3 van de beschikbare tijd verbruikt is) een overschrijdingsgevaar aan de student en aan de onderwijscoördinator. Deze laatste kan dan – indien nodig – besluiten om de toegestane begeleidingstijd met 10% te verhogen, dus met 4 uur tot maximaal 44 uur. Als ook deze tijd is overschreden, kan in principe geen aanspraak meer op begeleiding worden gemaakt. De beoordeling van de scriptie vindt plaats op basis van de aangegeven beoordelingscriteria (zie paragraaf 4) en komt, evenals het eindcijfer tot stand in overleg tussen de eerste en tweede begeleider. De uiteindelijke beoordeling kan pas plaatsvinden na goedkeuring van zowel de eerste als de tweede begeleider. Ingeval zij niet tot overeenstemming komen over goedkeuring van de scriptie, wordt de scriptie aan de scriptiecommissie voorgelegd. Bij de beoordeling van de scriptie maakt de eerste begeleider gebruik van een beoordelingsformulier (zie bijlage 1). Deze loopt de categorieën op dit formulier na en maakt bij elke ervan enkele aantekeningen. Het eindoordeel over een scriptie is alleen voldoende wanneer elke categorie op dit formulier ten minste als voldoende is beoordeeld. Daarna wordt aan het werkstuk als geheel één cijfer toegekend, gebaseerd op de uitwerking van de verschillende onderdelen uit bijlage 1. Om voor de eindbeoordeling van de scriptie in aanmerking te komen dient u bovendien eenmaal tijdens de totstandkoming van uw scriptie een mondelinge presentatie te geven over uw scriptieonderzoek. Dit doet u door zich aan te melden voor de presentaties tijdens een van de landelijke scriptiedagen. Deze presentatie kan gaan over uw eindverslag, maar ook over het onderzoeksplan dat u hebt gebruikt. De keuze daarvoor is aan uzelf. Het is wel de belangrijk dat de presentatie gaat over de inhoudelijke en methodologische aspecten van uw onderzoek. De duur van uw presentatie bedraagt 15 minuten. De scriptiefase wordt afgerond met een eindgesprek met de eerste en tweede begeleider. In dit eindgesprek geeft de student een korte presentatie van het gedane onderzoek. Vervolgens stellen de begeleiders vragen naar aanleiding van het definitieve scriptieverslag en de presentatie. Het eindgesprek wordt afgesloten met het geven van de definitieve beoordeling (eindcijfer) voor de scriptie. Na het eindgesprek stuurt de student vier exemplaren naar de onderwijscoördinator van de faculteit Psychologie (de reproductiekosten zijn voor rekening van de student). De eerste begeleider/examinator geeft het eindcijfer voor de scriptie door aan de Commissie voor de Examens.
S1531/07/23/02/SDA
4
Scriptiehandleiding
De Commissie voor de Examens deelt u formeel de uitslag van de beoordeling mee en zorgt voor de toezending van het certificaat. Beroep tegen de uitslag is mogelijk conform de geldende beroepsprocedure. 2.2
DE BEGELEIDING BIJ HET MAKEN VAN DE SCRIPTIE
In de vorige paragrafen hebben we de formele en verplichte aspecten van de inschrijving, begeleiding en beoordeling beschreven. Hieronder gaan we in op wat u van uw begeleiders kunt verwachten en noemen we enkele zaken waarover u met uw eerste begeleider afspraken kunt maken. De eerste begeleider helpt u zowel inhoudelijk als met de methodologische aanpak van het onderzoek. Op inhoudelijk gebied kan uw scriptiebegeleider u attenderen op zaken die u wellicht over het hoofd ziet. Hij of zij kan en moet bijsturen wanneer u inhoudelijk op een verkeerd spoor zit. Verder beoordeelt de scriptiebegeleider of uw plannen haalbaar zijn binnen de beschikbare tijd. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek bespreekt u problemen met uw scriptiebegeleider en ook geeft de scriptiebegeleider feedback tijdens het schrijven van de scriptie. De eerste begeleider is tevens de examinator. De tweede begeleider heeft in principe geen contact met de student. Hij of zij kan slechts door de eerste begeleider worden geconsulteerd. De tweede begeleider wordt betrokken bij het definitief vaststellen van het onderzoeksplan, het meetinstrument, en bij de laatste conceptversie van de scriptie. Hieronder noemen we nog enkele zaken waarvoor u bij uw eerste begeleider terecht kunt: − Maak afspraken over de tijden en plaatsen waar u elkaar telefonisch kunt bereiken. − Zorg dat u steeds een afspraak hebt over de termijn waarop u het volgende (deel)product aan hem of haar voorlegt. Wanneer u die termijn niet haalt, maak dan een nieuwe afspraak. Op deze manier kan uw begeleider zicht houden op uw voortgang. − Wanneer u werk aan uw begeleider voorlegt, spreek dan steeds met hem of haar af op welke termijn u commentaar ontvangt. Wanneer u schriftelijk commentaar ontvangt en sommige opmerkingen zijn u niet helemaal duidelijk, neem dan gerust telefonisch contact op om nadere toelichting te vragen. − Conceptversies van de scriptie kunt u voor commentaar aan uw begeleider voorleggen. Bespreek vooraf wat voor conceptversies u aan hem of haar voorlegt. Het is ten zeerste aan te raden de verschillende onderdelen van de scriptie (inleiding, methode, resultaten en discussie) apart en in deze volgorde door uw begeleider te laten beoordelen. Op die wijze houdt u de te schrijven en te beoordelen tekst overzichtelijk en voorkomt u dat u in een laat stadium nog weer grondige wijzigingen moet aanbrengen. − De totale begeleidingstijd bedraagt per student 40 uur (zie paragraaf 2.1.2). Hebt u deze 40 uur verbruikt, dan staat u er verder alleen voor. Gaat u dus zorgvuldig met deze tijd om. Bespreek met uw begeleider hoeveel begeleidingstijd deze nog voor u heeft.
S1531/07/23/02/SDA
3
De scriptie
3.1
DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN VAN DE SCRIPTIE
5
Open universiteit
Het belangrijkste doel van het onderzoeksrapport/scriptie is een zo duidelijk mogelijke beschrijving te geven van wat u in achtereenvolgens elke fase van uw onderzoek hebt gedaan, te weten: het formuleren van de doel- en vraagstelling (inleiding), het verzamelen van de data (methode), het analyseren van de data (resultaten) en het bediscussiëren van de resultaten (discussie). Bij het omschrijven van datgene wat u in uw onderzoek hebt gedaan, dient u het criterium van replicatie in gedachten te houden. Uw onderzoeksrapport is goed wanneer een collega-onderzoeker die uw rapport leest, in staat is het onderzoek te repliceren. Uw onderzoeksrapport dient te bestaan uit achtereenvolgens titelblad, inhoudsopgave, samenvatting, summary (Engelse samenvatting) inleiding, methode, resultaten, discussie, literatuurverwijzingen en bijlagen. Teneinde te controleren of uw scriptie voldoet aan de vormvereisten, dient u zorgvuldig de checklist in te vullen die staat in bijlage 2. 3.1.1
Het titelblad
Het doel van de titel is een nauwgezette omschrijving te geven van de relaties tussen de onderzochte variabelen. De titel wordt getypt in kleine letters. Elk woord begint met een hoofdletter (dit geldt niet voor voorzetsels en lid- en voegwoorden). Doorgaans is de lengte tussen de tien en vijftien woorden. De titel staat gecentreerd ongeveer op een derde van de bovenkant van het titelblad. De naam van de auteur dient meteen onder de titel te staan en dient evenals de titel te worden gecentreerd. Op het voorblad dient verder te staan: de datum waarop de scriptie wordt ingediend, de naam van de scriptiebegeleider en tweede begeleider, en Faculteit Psychologie, Afstudeerrichting Arbeids- en organisatiepsychologie of Gezondheidspsychologie, Open Universiteit Nederland. Voor een voorbeeld van een titelblad zie figuur 1.
S1531/07/23/02/SDA
6
Scriptiehandleiding
Invloed van Beloningen en Taakgerichte Feedback op Prestatiemotivatie bij Kinderen
Jan M. Janssen
eerste begeleider: dr. J.M. Pietersen tweede begeleider: dr. M.J. de Groot Augustus 2001 Faculteit Psychologie Afstudeerrichting Arbeids- en organisatiepsychologie Open Universiteit Nederland
FIGUUR 1
Voorbeeld van een titelblad van de scriptie
S1531/07/23/02/SDA
7
Open universiteit
3.1.2
Samenvatting
De samenvatting heeft tot doel, een korte beschrijving te geven van het probleem en de achtergrond ervan, de gebruikte methode (inclusief een beschrijving van de onderzoeksgroep en instrumenten), de procedure, de resultaten en enkele conclusies en implicaties. De samenvatting staat op een aparte bladzijde, met het woord ‘Samenvatting’ gecentreerd boven aan de bladzijde, en is maximaal 350 woorden lang. 3.1.3
Summary
Een Engelse samenvatting die dezelfde elementen bevat als de Nederlandse. 3.1.4
Inleiding
De inleiding heeft tot doel, de belangstelling van de lezer te wekken voor het onderwerp, een overzicht te bieden van eerder onderzoek op dit gebied en een omschrijving te geven van de doelstelling, vraagstelling, deelvragen of hypothesen en de psychologische theorie waarin deze is ingekaderd. De inleiding dient de lezer duidelijkheid te verschaffen over de reden die u hebt voor uw onderzoek, en over de wijze waarop uw onderzoek aansluit bij eerder onderzoek en u hierop doorborduurt. Boven aan de bladzijde waarop de inleiding begint, dient u eerst – gecentreerd – de titel van het onderzoeksrapport te zetten. Na een lege regel begint de inleiding. De inleiding begint met een vrij algemene omschrijving van het probleemgebied, om vervolgens steeds specifieker te worden. U bespreekt de resultaten van eerder onderzoek op het probleemgebied die van invloed zijn op uw specifieke onderzoek. Het geheel dient te resulteren in een omschrijving van de onderzochte variabelen. Door middel van een beschrijving van het theoretisch kader dient u te vermelden hoe u denkt dat de onderzochte variabelen zich tot elkaar verhouden. Ter bevordering van de duidelijkheid kunt u de relaties tussen de variabelen in een figuur zetten. Van belang is dat u aan de hand van theorie en empirisch materiaal de door u veronderstelde relaties tussen de variabelen in het conceptueel model overtuigend beargumenteert. Bij het citeren van eerder onderzoek dient u zich te beperken tot onderzoek dat in directe zin relevant is voor uw onderzoek, waarbij u de samenhang van dit eerder onderzoek en uw eigen onderzoek aangeeft. 3.1.5
Methode
Het belangrijkste doel van de methodenparagraaf is de lezer exact te informeren over hoe het onderzoek is uitgevoerd, zodat hij kan beoordelen of het onderzoek aan de methodologische vereisten voldoet. Het belangrijkste criterium dat hier geldt, is replicatie. Wanneer anderen op grond van de informatie die u in deze paragraaf geeft, uw onderzoek kunnen repliceren, hebt u het op een juiste manier geschreven. De methodenparagraaf is verdeeld in de volgende subparagrafen: onderzoeksgroep, meetinstrumenten, procedure en analyse. Onderzoeksgroep In deze subparagraaf wordt de lezer geïnformeerd over het aantal personen dat u aanvankelijk hebt benaderd om mee te doen, over de wijze waarop u
S1531/07/23/02/SDA
8
Scriptiehandleiding
deze personen hebt geselecteerd over de personen die aan het onderzoek deelnamen, hun aantal, hun kenmerken (leeftijd, geslacht, enzovoorts.). Ook alle andere relevante informatie over de deelnemers wordt hier vermeld, bijvoorbeeld de wijze waarop zij werden toegewezen aan de verschillende condities (bij experimenteel onderzoek). Meetinstrumenten In deze subparagraaf wordt de lezer geïnformeerd over de instrumenten die zijn gebruikt om de variabelen te meten. Per gemeten variabele dient u aan te geven welk(e) meetinstrument(en) is/zijn gebruikt en waaruit deze bestaan (bijvoorbeeld bij vragenlijsten geeft u aan om welke schalen het gaat, het aantal items per schaal en het scoringsformat). Indien u meetinstrumenten hebt gebruikt die door andere onderzoekers zijn ontworpen, dienen betrouwbaarheid en validiteitsgegevens te worden vermeld. Indien voor een of meer variabelen geen meetinstrumenten voorhanden zijn en u deze daarom zelf hebt ontworpen, dient u te beschrijven welke procedure u daarbij hebt gevolgd. U dient aan te geven dat u zorgvuldig bent nagegaan – bijvoorbeeld via de cd-rom PsycLit of in het boek Documentatie van tests en testresearch in Nederland (Evers et al., 1996) – of de benodigde meetinstrumenten al voorhanden waren, en dat dit niet het geval bleek te zijn. Procedure In deze subparagraaf moet u exact vermelden hoe u het onderzoek hebt uitgevoerd, vanaf het eerste contact met de ‘poortwachters’ en deelnemers aan het onderzoek tot het moment waarop dit contact is beëindigd. U vermeldt hier exact wat u en de deelnemers aan het onderzoek deden, en hoe zij dit deden. Wanneer u experimenteel onderzoek doet, dient u hier de condities te vermelden (bijvoorbeeld experimentele groep en controlegroep, enzovoorts), de instructies die u gaf aan de deelnemers in elk van de condities, het gedrag dat u van de deelnemers in elk van de condities verwachtte, en de controletechnieken die u hebt gebruikt (bijvoorbeeld randomisatie). Analyse In deze subparagraaf vermeldt u hoe u te werk bent gegaan bij het analyseren van de gegevens. Hierbij vermeldt u ook welk significantieniveau u hebt toegepast, en waarom. 3.1.6
Resultaten
Het doel van deze paragraaf is de lezer te informeren over de gegevens die werden verzameld, en de uitkomsten van de analyse. U dient deze paragraaf te beginnen met een beschrijving van de steekproef en de respondenten. Daarna gaat u verder met het vermelden van de belangrijkste resultaten van uw onderzoek. Dit zijn de resultaten die betrekking hebben op uw deelvragen of hypothesen. U geeft per deelvraag of hypothese de waarde van de betrouwbaarheid van de daarbij behorende variabelen (indien van toepassing), met daarbij een criterium voor voldoende betrouwbaarheid. Vervolgens dient u de waarden op beschrijvende statistische maten voor alle gemeten variabelen te vermelden. Zo dient u, wanneer u met vragenlijsten onderzoek hebt gedaan, in een tabel de gemiddelden en de standaardafwijkingen van de variabelen te
S1531/07/23/02/SDA
9
Open universiteit
zetten, alsmede de correlaties tussen de variabelen. U moet kort aangeven welke conclusie(s) u trekt op basis van deze resultaten. Ten slotte beschrijft u de resultaten van de toetsen die u hebt uitgevoerd. Bij de resultaten van de toetsen vermeldt u of u eenzijdig of tweezijdig hebt getoetst, de waarde op de toets (bijvoorbeeld bij de F-toets de waarde van F), het waarschijnlijkheidsniveau (de p-waarde), en de richting van het effect. U dient tabellen en/of figuren te maken, wanneer u denkt dat deze de overzichtelijkheid van de resultaten bevorderen. Tabellen en figuren komen niet in de plaats van de tekst, maar dienen te worden gebruikt als aanvulling op de tekst. In de tekst dient u dan ook te verwijzen naar alle tabellen en figuren die u gebruikt. Tabellen en figuren moeten zelfstandig te lezen en te begrijpen zijn. Voor de lay-out dient u de APA -richtlijnen te hanteren. 3.1.7
Discussie
Het doel van de discussieparagraaf is het geven van een interpretatie en evaluatie van de verkregen resultaten. Het accent dient hierbij te liggen op de relaties tussen de resultaten en de hypothesen waar het onderzoek mee startte. Deze paragraaf dient te beginnen met het antwoord op de vraag of de hypothesen wel of niet bevestigd zijn. Vervolgens dient u te verklaren waarom u denkt dat de hypothesen bevestigd danwel verworpen zijn, waarbij u probeert om deze bevindingen te verbinden met resultaten uit eerder onderzoek. Merk op dat deze paragraaf de enige in het onderzoeksrapport is waarin u enige ruimte hebt voor uw eigen mening en interpretaties. Deze paragraaf is ook de plaats waar u dient te vermelden wat de voornaamste tekortkomingen van uw onderzoek zijn. Hierbij dient u zich te beperken tot die gebreken die een belangrijke invloed op de resultaten zouden kunnen hebben. Het komt echter vaak voor dat een of meer van uw resultaten negatief zijn, zonder dat dit kan worden toegeschreven aan methodologische tekortkomingen. De maatschappelijke en/of theoretische relevantie van uw onderzoek verdient ook aandacht in deze paragraaf. Zo dient u te vermelden wat mogelijk met uw resultaten kan worden gedaan en welk vervolgonderzoek logischerwijs zou kunnen voortvloeien uit uw resultaten, al dan niet in combinatie met de beperkingen van uw onderzoek. 3.1.8
Literatuurverwijzingen
Het doel van de verwijzingen is te voorzien in een correcte en complete lijst van al de geciteerde literatuur die u in uw onderzoeksrapport gebruikt. Alle verwijzingen die in de lijst zijn opgenomen, moeten ook voorkomen in de tekst. 3.1.9
Bijlagen
In bijlagen kunt u informatie geven over belangrijke zaken waarvoor in de tekst geen plaats is. Als bijlagen dienen zeker opgenomen te worden de vragenlijsten die u in het onderzoek hebt gebruikt, de brieven die dienden als introductie van de vragenlijsten, en de brieven die u naar de ‘poortwachters’ stuurde om medewerking voor het onderzoek te vragen. 3.1.10
S1531/07/23/02/SDA
10
Vormgeving
Scriptiehandleiding
– Gebruik van begin tot eind een dubbele regelafstand. – Neem 3 cm voor linker-, boven- en ondermarges, en 2 cm voor de rechtermarge. – Als u met een rechte kantlijn werkt, dient u afbreking (hyphenation) toe te passen. – Begin iedere alinea met vijf spaties, behalve na een kopje. Geen regel wit tussen alinea’s. – Alinea’s bevatten altijd meer dan één zin en zijn nooit langer dan één pagina. – Vermijd voetnoten voorzover mogelijk, uitgezonderd bij tabellen. – Plaats voetnoten onderaan op de desbetreffende pagina, van de tekst gescheiden door een streep. Bij de voetnoot niet inspringen – Als appendix komen in aanmerking: woordelijke instructies aan de proefpersoon, indien van speciaal belang, vragenlijstitems en ruwe gegevens. (Let op: Spaarzaamheid is echter geboden. Tabellen die een rol spelen in het verslag, dienen daar te worden opgenomen.) – Voor de redactie van literatuurverwijzingen, zie APA -Publication Manual, par. 3.94-3.103, p. 168-174 betreffende de lopende tekst en par. 3.104-3.117, p. 174-188 betreffende de lijst van verwijzingen. Hieronder hebben wij de APA -richtlijnen voor literatuurverwijzingen samengevat. In de tekst worden verwijzingen als volgt geschreven: – Bij één auteur: In een onderzoek van Anderson (1983)...; of: In een ander onderzoek (Janssen, 1992)... – Bij twee auteurs: Hier worden steeds, dus zowel de eerste keer als de keren daarna, beide namen gegeven: In een onderzoek naar attitudes (Fishbein & Ajzen, 1978)… – Wanneer de auteurs tussen haakjes worden genoemd, wordt steeds het &teken gebruikt. In de lopende tekst wordt het voegwoord en gebruikt. Dus: Fishbein en Ajzen (1978) lieten hun proefpersonen... – Als er meer dan twee auteurs zijn, worden de eerste keer dat naar hen verwezen wordt, alle namen genoemd (Prochaska, DiClemente & Norcross, 1992); bij volgende verwijzingen naar dezelfde publicatie wordt alleen de eerste auteur genoemd, gevolgd door et al. Bijvoorbeeld: Prochaska et al. (1992) hebben erop gewezen dat...; of: Uit een eerder onderzoek (Prochaska et al., 1992) is gebleken dat… Wanneer naar meer dan één publicatie wordt verwezen, volgen deze elkaar in alfabetische volgorde op, gescheiden door een puntkomma: Verschillende studies (Prochaska et al., 1992; Weinstein, 1988) laten zien… Heeft één auteur (of een bepaalde groep auteurs) verschillende publicaties in één jaar uitgebracht, waarnaar wordt verwezen, dan worden de corresponderende verwijzingen als volgt onderscheiden: Volgens Petty en Cacioppo (1986a, 1986b)... Aan het eind van de tekst moet een volledige literatuurlijst worden gegeven. De lijst moet voldoen aan de APA -richtlijnen: namen van auteurs, titels van artikelen en boeken en van tijdschriften moeten voluit worden geschreven. Voorbeelden
S1531/07/23/02/SDA
11
Open universiteit
Ajzen, I., & Fishbein, M. (1980). Understanding attitudes and predicting behavior. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall. (Let op: De titel van het boek is gecursiveerd.) Ajzen, I., & Madden, T. J. (1986). Prediction of goal-directed behavior. Attitudes, intentions and perceived behavioral control. Journal of Experimental Social Psychology, 22, 435-474. (Let op: De naam van het tijdschrift waarin het artikel is verschenen, is gecursiveerd, alsmede de jaargang van het tijdschrift. Paginanummers gaan zonder p. of pag. of blz.) Armstrong, B. K., Mann, J. L., Adelstein, A. M., & Eskin, F. (1975). Commodity consumption and ischemic heart disease mortality, with special reference to dietary practices. Journal of Chronic Disease, 36, 673-677. Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action. A social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall. Schaalma, H. (1993). De analyse van gedragsdeterminanten. In V. Damoiseaux, H.T. van der Molen & G.J. Kok (Eds.), Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering (pp. 133-167). Assen: Van Gorcum. 4
De criteria waarop de scriptie wordt beoordeeld
In dit hoofdstuk bespreken we de criteria waaraan uw scriptie moet voldoen. Deze criteria staan ook op het beoordelingsformulier dat door de eerste begeleider gebruikt wordt bij de beoordeling van de scriptie (zie bijlage 1). Hieronder volgt een nadere toelichting op de beoordelingscriteria. 1 Doelstelling, centrale vraagstelling en deelvragen of hypothesen Duidelijkheid. De deelvragen of hypothesen die in de scriptie worden gesteld en beantwoord, moeten duidelijk zijn. Dit betekent dat zij concreet, beantwoordbaar en eenduidig zijn. Verantwoording. In de scriptie moet het belang van de gestelde vragen of de hypothesen worden verantwoord, evenals de gemaakte keuzen bij het formuleren van de vraagstelling. Bovendien moet de aanleiding voor en de relevantie van het onderzoek zijn aangegeven. Theoretisch kader. Aangegeven dient te worden in welke theorie de vraagstelling is ingekaderd en in hoeverre deze theorie empirisch ondersteund wordt (op het specifieke terrein van het onderwerp). Dit hoeft overigens niet te leiden tot bladzijdenlange samenvattingen van de literatuur. 2 Gebruik van bronnen Selectie. De gegevens op basis waarvan de centrale vraag wordt beantwoord, moeten voldoende representatief zijn. Dat wil zeggen dat geen belangrijke bronnen over het hoofd gezien mogen worden. Verder moeten de gebruikte bronnen van voldoende wetenschappelijk gehalte en voldoende actueel zijn. Inhoudelijke verwerking. De aangehaalde bronnen moeten vakinhoudelijk op correcte wijze zijn verwerkt. De aan de literatuur ontleende stellingen en argumentaties moeten tot een eigen tekst verwerkt zijn, dat wil zeggen: geen aaneenschakeling van citaten of parafrasen.
S1531/07/23/02/SDA
12
Scriptiehandleiding
Correcte bronvermelding. Alle aangehaalde bronnen moeten op de juiste wijze worden vermeld. 3 Argumentatie Onderbouwing van de conclusies. Alle conclusies en eigen meningen moeten goed worden onderbouwd. Daarbij moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen eigen meningen/onderzoeksresultaten en die van anderen. Kwaliteit van de redeneringen. De scriptie mag geen foutieve redeneringen of drogredenen bevatten. Aansluiting van de conclusies op de probleemstelling. In het discussiehoofdstuk van de scriptie moet antwoord worden gegeven op de vraagstelling of de hypothesetoetsing van de scriptie. 4 Kwaliteit van onderzoek Keuze van methode. De gebruikte onderzoeksmethode dient geschikt te zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen c.q. het toetsen van de hypothesen. Een onderzoeksmethode is geschikt als die in de internationale psychologische literatuur blijkt te worden toegepast voor het beantwoorden van soortgelijke onderzoeksvragen c.q. het toetsen van soortgelijke hypothesen. Gebruik van methode. De onderzoeksmethode dient conform de wetenschappelijke eisen te zijn toegepast. Keuze van analysetechniek. De gebruikte analysetechniek dient geschikt te zijn om de verkregen gegevens te analyseren. Gebruik van analysetechniek. De analysetechniek dient conform de wetenschappelijke eisen te zijn toegepast. 5 Opbouw en structuur Indeling. De verslagtekst bestaat, tenzij er dwingende redenen zijn om daarvan af te wijken, uit vier delen, namelijk: 1 Inleiding 2 Methode 3 Resultaten 4 Discussie. Voor al deze delen geldt dat zij een heldere en logische opbouw moeten hebben. Deze delen kunnen worden onderverdeeld in subparagrafen. Passende titels. De titels van de scriptie, de paragrafen en subparagrafen moeten goed passen bij de inhoud. 6 Schriftelijke presentatie Taalgebruik. Hierbij gaat het om de leesbaarheid van de scriptie (precisie, eenvoud, bondigheid, enzovoorts). Verder wordt gelet op de stijl en het voorkomen van taal- en spelfouten. Vaste onderdelen. Aanwezig en goed verzorgd moeten zijn: titelpagina, Engelstalige en Nederlandstalige samenvattingen, inhoudsopgave, hoofdtekst en literatuurlijst (zie paragraaf 3.1). Typografische verzorging. De scriptie dient aan de vormgevingseisen te voldoen (zie paragraaf 3.1). 5
Literatuurverwijzingen
American Psychological Association. (1994). Publication Manual of the American Psychological Association (4th ed.). Washington, DC: Author.
S1531/07/23/02/SDA
13
Open universiteit
Emans, B. (1985). Interviewen: Theorie, techniek en training. Groningen: Wolters-Noordhoff. Evers, A., Vliet Mulder, J. van, & Laak, J. ter (1996). Documentatie van tests en testresearch in Nederland. Assen/Maastricht: Van Gorcum; Amsterdam: Nederlands Instituut van Psychologen. Buuren, J.A. van., & Hummel, J. (1997). Onderzoek: de basis. Groningen: Wolters-Noordhoff. Hutjes, J.A., & Buuren, J.A. van (1992). De gevalsstudie: Strategie van kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom. Miles, M.B., & Huberman, A.M. (1994). Qualitative data analysis: An expanded sourcebook. Thousand Oaks, CA: Sage. Nijdam, A.D., & Buuren, J.A. van (1995). Statistiek voor de sociale wetenschappen deel 3: Vergelijking groepen en regressie. Alphen aan den Rijn: Samsom. Nooij, A. T. J. (1995). Variabelen en modellen: Multivariate analyse in het sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Amsterdam: Boom. Nunnally, N.C. (1978). Psychometric theory. New York: McGraw-Hill Inc. Sande, J.P. van de (1986). Gedragsobservatie: Een inleiding tot systematisch observeren. Groningen: Wolters-Noordhoff. Strauss, A.L. (1987). Qualitative analysis for social scientists. Cambridge: University Press. Tacq, J.A. (1991). Van probleem naar analyse: De keuze van een gepaste multivariate analysetechniek bij een sociaal-wetenschappelijke probleemstelling. De Lier: Academisch Boeken Centrum. Verschuren, P.J.M. (1986). Het probleem voor een onderzoek. Utrecht: Spectrum. Verschuren, P.J.M., & Doorewaard, H. (1995). Het ontwerpen van een onderzoek. Utrecht: Lemma.
S1531/07/23/02/SDA
14
Scriptiehandleiding
Bijlage 1
Beoordelingsformulier
Naam student: Naam scriptiebegeleider/examinator: Naam tweede begeleider/examinator: Titel scriptie: Datum:
1 Probleemstelling - duidelijkheid - verantwoording - theoretisch kader 2 Gebruik van bronnen - selectie - inhoudelijke verwerking - correcte bronvermelding 3 Argumentatie - onderbouwing conclusies - kwaliteit redeneringen - aansluiting van de conclusies op de probleemstelling 4 Kwaliteit van onderzoek - keuze van de methode - gebruik van de methode - keuze van de analysetechniek - gebruik van de analysetechniek 5 Opbouw en structuur - hoofdstukindeling - probleemstelling - structuur van de tekst - passende titels 6 Schriftelijke presentatie - taalgebruik - vaste onderdelen - typografie 7 Mondelinge presentatie - argumentatie
O V
O V
O V
O V
O V
O V
O V
Eindcijfer: Handtekening eerste begeleider
S1531/07/23/02/SDA
15
Handtekening tweede begeleider
Open universiteit
Ondergetekende als examinator Psychologie belast met de tentaminering van de scriptie met de titel
verklaart hierbij dat de student
naam: adres: woonplaats studentnummer
studerende binnen de opleiding Psychologie, afstudeerrichting heeft deelgenomen aan het tentamen over deze scriptie op (datum)
Het voor deze scriptie behaalde resultaat is (in letters)
Heerlen,
Handtekening examinator scriptie
S1531/07/23/02/SDA
16
(datum)
Scriptiehandleiding
Bijlage 2
Checklist voor studenten en begeleiders bij de eindversie van de scriptie
Titelblad 1 Dekt de titel de lading van de scriptie? 2 Bestaat de titel uit een verzameling van bibliometrische termen? 3 Is de naam van de student midden onder de titel gecentreerd vermeld? 4 Zijn de namen van de begeleider(s), inclusief titulatuur, correct vermeld? 5 Staat onderaan vermeld: Faculteit Psychologie Open Universiteit Nederland Afstudeerrichting:…. 6 Staan de maand en het jaartal waarin de scriptie wordt gepubliceerd, links onderaan vermeld? Inhoudsopgave 7 Correspondeert de inhoudsopgave met de titels in de hoofdtekst? 8 Kloppen de hier genoemde paginanummers? Structuur van de scriptie 9 Bestaat de scriptie uit de volgende onderdelen: Titelblad, Inhoudsopgave, Samenvatting, Summary (in het Engels), Inleiding, Methode, Resultaten, Discussie, Verwijzingen en genummerde Bijlagen? Zo nee: zijn er dwingende redenen om van deze indeling af te wijken? 10 Beslaat de scriptie maximaal 40 pagina’s? Samenvatting 11 Geeft de samenvatting een goede dekking van de inhoud van de scriptie? 12 Bevat de samenvatting de belangrijkste antwoorden op de hoofdvraag of hoofdvragen? 13 Staat de samenvatting op 1 A4 (max. 350 woorden)? Summary 14 Is de Engelse Summary aanwezig? 15 Is het Engels adequaat/ geen ‘Hollengels’? Inleiding 16 Staan de doelstelling, vraagstelling en deelvragen of hypothesen beschreven in de inleiding? 17 Zijn de doelstelling, vraagstelling en deelvragen of hypothesen duidelijk beschreven? 18 Zijn de achtergronden van het onderzoek duidelijk beschreven? 19 Zijn de achtergronden bondig beschreven? 20 Is daarbij voldoende gebruikgemaakt van recente literatuur (Psyclit)? 21 Is het overzicht van het onderzoek duidelijk? 22 Zijn de verwachtingen aangegeven? 23 Is aangegeven hoe deze verwachtingen zijn onderzocht? Methode 24 Bestaat de Methode-sectie uit de onderdelen: Onderzoeksgroep (Proefpersonen), Instrumenten, Procedure en Analyse? Zo nee: zijn er dwingende redenen om hiervan af te wijken?
S1531/07/23/02/SDA
17
Open universiteit
25 Zijn deze onderdelen duidelijk en correct? Resultaten 26 Begint de sectie Resultaten met de vermelding van de belangrijkste bevindingen? 27 Bevat de sectie Resultaten een beperkt aantal tabellen en figuren? 28 Heeft iedere tabel en figuur een dekkende titel? 29 Staat bij tabellen de titel boven de tabel? 30 Staat bij figuren de titel onder de figuur? 31 Zijn toetsgrootheden (F,t) en waarschijnlijkheden (p) onderstreept? 32 Is er geen sprake van decimalitis (p = .00001; NB = p = .01 is genoeg)? 33 Is er geen sprake van tabellitis of figuritis? Discussie 34 Vindt in de Discussie een terugkoppeling plaats naar de hoofdvraag/vragen? 35 Worden de bevindingen afgezet tegen resultaten van vergelijkbaar onderzoek? 36 Worden de resultaten voldoende kritisch besproken? 37 Bevat de discussie een paragraaf: Beperkingen van het onderzoek? 38 Geeft de discussie aanknopingspunten naar verder onderzoek? Bronvermeldingen en verwijzingen 39 Staan de bronvermeldingen correct in de tekst? 40 Worden bij twee auteurs steeds beide auteurs vermeld? (bijv: Brouwers & Houtmans, 1999) bij referentie. Maar: Brouwers en Houtmans (1999) vonden dat… Let op verschil tussen ‘& ’en ‘en’. 41 Worden bij meer dan twee auteurs alle auteurs bij de eerste vermelding genoemd (Jansen, Pietersen & Kornelissen, 1999)? 42 Wordt bij meer dan twee auteurs bij volgende referenties alleen de eerste auteur genoemd (Jansen, et al., 1999)? 43 Staan alle verwijzingen in de lopende tekst genoemd in de lijst Verwijzingen? 44 Staan alle verwijzingen ook in de lopende tekst? 45 Zijn de verwijzingen in APA -stijl weergegeven? 46 Zijn er voldoende verwijzingen naar anderstalige publicaties? Bijlagen 47 Zijn de bijlagen genummerd? 48 Wordt in de tekst correct naar de bijlagen verwezen? Lay-out en spelling 49 Is de juiste regelafstand gekozen? 50 Zijn de kopjes Inleiding, Methode, Resultaten, Discussie en Verwijzingen gecentreerd? 51 Bevatten de subparagrafen maximaal 3 getallen (1.1.1 , 1.1.2, enzovoorts)? 52 Is de spelling correct? Op basis van deze checklist kan de student zelf net zo lang verbeteren totdat alle vragen met ‘ja’ beantwoord zijn. Op basis van deze checklist kan de scriptiebegeleider aangeven waar de student nog verbeteringen moet aanbrengen.
S1531/07/23/02/SDA
18
Scriptiehandleiding
Op basis van deze checklist kunnen scriptiebegeleider en examinator het beoordelingsformulier invullen en tot een eindoordeel komen over de kwaliteit van de scriptie. NB: Een checklist blijft slechts een checklist; zie voor verdere aanwijzingen de tekst van de Scriptiehandleiding en de APA -Publication Manual.
Noot *
Deze paragraaf is gebaseerd op de APA Publication Manual (1994) en voor een deel op Christensen, L. B. (1994). Experimental methodology. Boston: Allyn and Bacon.
S1531/07/23/02/SDA
19