Inhoud
Samenvatting
3
1
Inleiding
9
2
Het basisonderwijs
3
4
5
6
7
11
De Kinderopvang
13
3.1 3.2 3.3 3.4
13 15 16 21
Het kinderdagverblijf Het gastouderbureau Buitenschoolse opvang en overblijven De kinderopvang samengevat
Spelen en verkennen
25
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
25 26 28 31 32 34 35 37
De peuterspeelzaal De speeltuinen De speelplaatsjes Speelactiviteiten in het buurthuis De Speel-o-theek De bibliotheek / bibliobus Zwemles Spelen en verkennen samengevat
Gezondheidszorg
41
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
41 41 42 43 44
Kraamzorg Het consultatiebureau De jeugdarts / GGD De huisarts Gezondheidszorg op een rij
Opvoedkundige ondersteuning
47
6.1 6.2 6.3
47 48 51
Opvoedkundige ondersteuning of hulpverlening Opvoedkundige instanties Opvoedcursus en Centrum voor Jeugd en Gezin
Veiligheid
53
7.1 7.2 7.3
Verkeersveiligheid in de buurt Sociale veiligheid in de buurt Veiligheid op een rij
53 54 56
Responsoverzicht en weging De respondenten De vragenlijst
57 59 61
Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
1
2
Samenvatting
In het kader van de zogenoemde ‘’sluitende aanpak’’ in het jeugdbeleid van de gemeente Leiden is een onderzoek uitgevoerd naar het gebruik en de waardering van een aantal voorzieningen voor kinderen van 0 tot 6 jaar in Leiden. Het gaat om het basisonderwijs, kinderopvang, speel- en verkenningsvoorzieningen, gezondheidszorg, opvoedkundige hulp en veiligheid. Bij elk van de voorzieningen is rekening gehouden met de doelgroep (leeftijdsgroepen). Het onderzoek is een vervolgmeting van het onderzoek dat in 2003 heeft plaatsgevonden. Daardoor zijn trends zichtbaar. Voor het onderzoek is een telefonische enquête gehouden onder een steekproef van alle huishoudens met één of meer kinderen van 0 tot 6 jaar. Er zijn 610 ouders ondervraagd, een respons van 60%. De gegevens zijn gecorrigeerd naar wijk en etnische groep. Bij de analyse is ook gekeken of er significante verschillen bestaan tussen de wijken, tussen autochtone en niet-westerse en westerse allochtone ouders en naar inkomen of opleiding. Alleen als er relevante verschillen bestaan tussen de groepen is dat aangegeven in het rapport. Omdat het aantal enquêtes per wijk sterk varieert moet hiermee bij de interpretatie van de gegevens rekening worden gehouden. Vanwege kleine aantallen zijn niet altijd betrouwbare uitspraken voor alle wijken mogelijk. Aansluitend aan de samenvatting is in tabel I en figuur I een overzicht gegeven van alle gebruikspercentages, de rapportcijfers en belangrijkste knelpunten. Basisonderwijs • De basisscholen worden in het algemeen positief gewaardeerd. Het gemiddelde rapportcijfer is een 7,9, vergelijkbaar met 2003. • Aansluitend op de positieve beoordeling geeft twee derde van de ouders (67%) van kinderen op de basisschool aan over geen enkel aspect van de basisschool ontevreden te zijn. In 2003 was men iets negatiever over de basisschool (54% niet ontevreden). • Eén op de drie ouders heeft wel één of meer knelpunten aangegeven. Zo is 11% niet tevreden over het schoolgebouw (met name over het onderhoud / schoon houden of de grootte van het gebouw) en is 5% ontevreden over de communicatie (te weinig informatie of te weinig inspraak). De bereikbaarheid is voor 3% van de ouders een knelpunt en het onderwijzend personeel en de groepsgrootte voor 2%. Vergeleken met 2003 worden het schoolgebouw en het onderwijzend personeel minder vaak genoemd. Kinderopvang • Ruim de helft (61%) van de gezinnen met kinderen tot 4 jaar maakt gebruik van een kinderdagverblijf, een veel kleiner deel (4%) doet een beroep op het gastouderbureau en ruim een kwart (29%) van de huishoudens met kinderen van 4 of 5 jaar maakt gebruik van de buitenschoolse opvang. Vergeleken met 2003 (42%) wordt nu veel vaker gebruik gemaakt van het kinderdagverblijf. • Eén op de tien ouders maakt gebruik van individueel geregelde betaalde oppas aan huis en 42% zet het informele circuit (familie en bekenden) in om op de kinderen te passen, al dan niet in combinatie met andere vormen van kinderopvang. Dit is vergelijkbaar met dat in 2003. • Van alle ouders maakt 88% gebruik van één of meer vormen van kinderopvang, 12% maakt er geen gebruik van. Het gebruik is sinds 2003 (83%) wat toegenomen. • Het gebruik van een kinderopvangvoorziening hangt –logischerwijs- samen met het aantal werkenden in een gezin, alsook met het gemiddelde netto maandinkomen. Tweeverdieners en hogere inkomensgroepen nemen vaker dan gemiddeld een 3
•
•
•
kinderopvangvoorziening in de arm. Autochtone gezinnen maken meer dan gemiddeld gebruik van het kinderdagverblijf. De professionele kinderopvang in Leiden wordt positief beoordeeld. Het gemiddeld rapportcijfer is het hoogst voor het kinderdagverblijf (8,0) en naschoolse opvang (7,6). Het gastouderbureau scoort lager, maar ook voldoende (6,9). Dit cijfer ligt duidelijk lager dan in 2003 (7,5). Voor zowel de kinderdagverblijven (61%) als de naschoolse opvang (58%) hebben de meeste gebruikers geen knelpunten genoemd. Degenen die wel knelpunten signaleren bij de kinderdagverblijven wijzen op de wachtlijsten, de kosten en de begeleiding (onvoldoende deskundig en te weinig contact met de kinderen). Bij de naschoolse opvang gaat het vooral om het gebouw en de begeleiding. Bij het gastouderbureau heeft 62% één of meer punten genoemd waarover men niet tevreden is. Het gaat dan met name over de kosten en de communicatie. Over de gastouders zelf is men wel tevreden (8,4 als rapportcijfer).
Spelen en verkennen • Driekwart van de gezinnen met kinderen komt wel eens in een speelplaats in de buurt (78%) en/of in een speeltuin van de Speeltuinvereniging Leiden (77%). Van de bibliotheek maakt ruim de helft van de ouders gebruik en bij de zwemles of de peuterspeelzaal is dat ongeveer een derde. Voorzieningen waarvan minder kinderen gebruik maken zijn speelactiviteiten in het buurthuis en de speel-o-theek (9%). Vergeleken met 2003 is het gebruik van de speeltuinen toegenomen en maken minder kinderen gebruik van de peuterspeelzaal. • Allochtone gezinnen maken in verhouding vaker gebruik van de peuterspeelzaal en van zwemles in Leiden. Westerse allochtonen maken meer dan gemiddeld gebruik van de speel-o-theek Niet-westerse allochtone gezinnen maken minder gebruik van de speeltuinen van de vereniging. Bij het gebruik van speelplaatsen en speelactiviteiten in het buurthuis zijn de verschillen klein. Wel blijken Marokkaanse kinderen meer dan gemiddeld gebruik te maken van het buurthuis en de bibliotheek. Dit patroon is sinds 2003 nauwelijks gewijzigd. • Hoger opgeleiden komen vaker in een speelplaats in de buurt en minder vaak in de peuterspeelzaal. Dat geldt ook voor mensen in de hoogste inkomenscategorie, ook omdat deze gezinnen hun kinderen vaker onderbrengen bij een kinderdagverblijf of een gastouder. Lager opgeleiden doen vaker mee aan speelactiviteiten in het buurthuis. • Vaak neemt het gebruik van de voorzieningen toe als het gezin meer kinderen telt en als de kinderen ouder worden. Dit geldt in meer of mindere mate voor alle genoemde voorzieningen, behalve voor de peuterspeelzaal. • De ouders die geen gebruik maken van de voorzieningen hebben daar meestal geen behoefte aan. Veel mensen die geen gebruik maken van de peuterspeelzaal brengen hun kinderen naar een kinderdagverblijf of gastouder, of zijn zelf thuis. Kosten of bereikbaarheid spelen nauwelijks een rol. Ouders die niet met de kinderen naar een speeltuin of speelplaats gaan vinden vaak nog dat de kinderen daarvoor nog te klein zijn. Bij de speelplaatsen in de buurt spelen ook de ligging en/of bereikbaarheid, de onveiligheid of het gebrek aan onderhoud een rol. • Ook de meeste ouders die geen gebruik maken van speelactiviteiten in het buurthuis, de speel-o-theek, de bibliotheek of de zwemles hebben hier geen behoefte aan. Voor de speelactiviteiten in het buurthuis of de speel-o-theek geldt dat men hier soms niet van op de hoogte is. Degenen die niet naar de bibliotheek gaan geven onder andere aan dat ze zelf voldoende kinderboeken in huis hebben of dat de kinderen nog te jong zijn. Dat geldt ook voor de zwemles. Bereikbaarheid of kosten spelen vrijwel geen rol. 4
•
• •
De speelvoorzieningen in Leiden worden door de gebruikers in het algemeen met een ruime voldoende gewaardeerd. De peuterspeelzaal (8,3) scoort het hoogst, gevolgd door de bibliotheek (7,9), de speeltuin (7,6), zwemles (7,6), speelactiviteiten in het buurthuis (7,4) en de speel-o-theek (7,3). Alleen de speelplaatsen in de buurt krijgen met een 6,6 een lager rapportcijfer. Behalve de speel-o-theek worden alle voorzieningen sinds 2003 iets beter gewaardeerd. Voor zover men punten van kritiek heeft zijn deze veelal gericht op het (onderhoud en schoon houden van het) gebouw, op de (bege)leiding of op de bereikbaarheid van de voorziening. Bij de speeltuinen wordt ook gewezen op de beperkte openingstijden en de kwaliteit, veiligheid en geschiktheid van de speeltoestellen. Ook bij de speel-o-theek spitst de kritiek zich toe op de openingstijden alsook op de materialen die men vaak vies vindt. De speelplaatsen in de buurt krijgen de meeste kanttekeningen. De kritiek spitst zich toe op (het ontbreken van voldoende) speelvoorzieningen, de veiligheid (met name van de speeltoestellen), vervuiling en sociale onveiligheid.
Gezondheidszorg • Er wordt door ouders met kinderen veel gebruik gemaakt van gezondheidszorgvoorzieningen. Zo maakt vrijwel iedereen (96%) gebruik van kraamzorg en een overgroot deel maakt gebruik van het consultatiebureau (89%). Circa driekwart gaat wel eens naar de huisarts (78%) en een derde komt wel eens bij de schoolarts. Het gebruik van de deze voorzieningen hangt niet of nauwelijks samen met etniciteit, inkomen en opleidingsniveau. Vergeleken met 2003 zijn de verschillen minimaal. • De gezondheidszorgvoorzieningen worden met een ruime voldoende beoordeeld. De huisarts krijgt gemiddeld een 7,8, gevolgd door de kraamzorg (7,7), de jeugdarts/GGD (7,5) en het consultatiebureau (7,4). • Suggesties voor het verbeteren van de gezondheidszorgvoorzieningen voor kinderen hebben veelal betrekking op de consultatiebureaus (locatie en toegankelijkheid). Ook is er behoefte aan een aparte kinderarts op huisartsniveau en zijn opmerkingen gemaakt over de bereikbaarheid buiten kantooruren, de organisatie hiervan (huisartsenpost), de wachttijden en de kosten. Opvoedkundige instanties • Tweederde van de ouders heeft geen behoefte aan opvoedkundige ondersteuning. Een kwart van de ouders (26%) denkt wel aan ondersteuning bij alledaagse problemen zoals eten en slapen en 12% aan hulp bij gedragsproblemen. • Veel ouders die vragen hebben over of hulp willen bij de opvoeding gaan hiervoor te raden bij familie of vrienden (59%) of bij het consultatiebureau (32%). Men heeft er over het algemeen geen moeite mee om bij instanties aan te kloppen voor hulp. • Twee van de drie ouders kunnen geen organisatie noemen voor opvoedkundige ondersteuning. Als men wel een instantie kan noemen, is dat Bureau Jeugdzorg (11%), het Opvoedbureau (11%) en het consultatiebureau (11%). In 2003 werd met name het Opvoedbureau vaker naar voren gebracht dan nu. Van alle ouders heeft 9% professionele opvoedkundige ondersteuning ingeschakeld, waarover men in het algemeen zeer tevreden is. • Er bestaat niet echt een voorkeur voor een bepaalde vorm van ondersteuning. Zowel themabijeenkomsten, praatgroepen als opvoedcursussen spreken aan. Het instellen van een Centrum voor Jeugd en Gezin of het aanbieden van een gratis opvoedcursus aan nieuwe ouders kan op een brede steun rekenen van de ouders. • De meeste ouders (92%) missen geen gemeentelijke voorzieningen met betrekking tot hulpverlening op dit gebied. Suggesties voor verbetering hebben betrekking op het 5
combineren/centraliseren van de hulpverlening (meerdere voorzieningen bij elkaar), een grotere bekendheid en laagdrempeligheid. Veiligheid • De verkeersveiligheid krijgt met een 6,1 maar net een voldoende. De tevredenheid varieert van een 5,4 in Leiden-Noord en het Stationsdistrict tot een 6,7 in het Merenwijkdistrict. Relatief laag scoren ook Binnenstad-Zuid (5,7), het Bos- en Gasthuisdistrict (5,8), Binnenstad-Noord (5,8) en het Boerhaavedistrict (5,9). Vergeleken met 2003 scoort het Merendistrict duidelijk hoger (+0,5) en het Boerhavedistrict lager (-0,5). • Degenen die een onvoldoende geven storen zicht vooral aan te hard rijdende auto’s (69%), verkeersgevaarlijke situaties en teveel auto’s in de buurt. Deze problemen worden vaker genoemd in Leiden-Noord. Vergeleken met 2003 gaat het vaker om teveel auto’s en verkeersonveilige situaties. • Mogelijkheden voor verbetering ziet men vooral in het aanleggen van drempels (24%) en in meer politietoezicht (19%). • De sociale veiligheid wordt met een 7,1 duidelijk beter gewaardeerd dan de verkeersveiligheid. Vergeleken met 2003 (6,7) is sprake van een verbetering van de sociale veiligheid. Dat geldt voor alle districten, vooral voor Binnenstad-Noord en Leiden-Noord. • De oorzaak van sociale onveiligheid ligt vooral bij rondhangende jongeren (42% van de ouders die een onvoldoende hebben gegeven). Vergeleken met 2003 wordt veel minder vaak gewezen op vandalisme en vernieling en op bedreiging en criminaliteit. De voorzieningen op een rij Beoordeling van de voorzieningen in 2003 en 2007, in gemiddelde rapportcijfers peuterspeelzalen
8
kinderdagverblijf
8 8
basisschool
7,9 7,9
bibliotheek
7,8 7,9
kraamzorg
7,7 7,9
huisarts
7,8 7,9
8,3
7,8 7,6
naschoolse opvang speeltuinen
7,5 7,6
zwemles
7,3 7,6
schoolarts / GGD
7,5 7,6
speelactiviteiten buurthuis
7,2 7,4
consultatiebureau
7,4 7,3 7,3 7,1
speel-o-theek gastouderbureau
6,9
2003
7,5 2007
6,3 6,6
speelplaatsen 0
1
2
3
4
6
5
6
7
8
9
10
Beoordeling van de voorzieningen voor kinderen van 0 tot 6 jaar in Leiden, in rapportcijfers gastouders (8,4) peuterspeelzalen (8,3) bibliotheek (7,9) kinderdagverblijf (8,0) basisschool (7,9) kraamzorg (7,9) huisarts (7,9) zwemles (7,6) speeltuinen (7,6) schoolarts / GGD (7,6) naschoolse opvang (7,6) speelactiviteiten buurthuis (7,4) overblijven (7,3) speel-o-theek (7,1) voorschoolse opvang (7,5) consultatiebureau (7,3) sociale veiligheid (7,1) gastouderbureau (6,9) speelplaatsen (6,6) verkeersveiligheid (6,1) 0%
10%
20%
30%
40%
goed (8 of meer)
50%
60%
voldoende (6-7)
7
70%
80%
90%
onvoldoende
100%
Alle voorzieningen voor kinderen tot 6 jaar op een rij Voorziening
Deelname doelgroep
Gemiddeld rapportcijfer
Aandeel v.d. doelgroep dat knelpunt noemt 2003 2007
2003
2007
2003
2007
-
-
7,9
7,9
46%
Kinderdagverblijf
42%
61%
8,0
8,0
Gastouderbureau
4%
4%
7,5
Gastouders Buitenschoolse opvang
-
-
19%
Peuterspeelzaal
Grootste Knelpunt
2003
2007
33%
Schoolgebouw
Schoolgebouw
41%
39%
Kosten Begeleiding
Wachtlijsten Kosten Begeleiding
6,9
49%
62%
-
8,4
-
-
29%
7,8
7,6
48%
42%
43%
24%
8,0
8,3
32%
19%
Speeltuinen Speelplaatsen Speelactiviteiten buurthuis
67% 74%
77% 78%
7,5 6,3
7,6 6,6
42% 71%
13%
9%
7,2
7,4
Speel-o-theek
12%
9%
7,3
Bibliotheek / bibliobus
53%
55%
Zwemles in Leiden
-
Basisonderwijs: Basisschool in Leiden Kinderopvang:
Kosten Communicatie Gebouw Begeleiding
Communicatie Gebouw Begeleiding
Spelen en leren:
35% 46%
Gebouw Begeleiding Openingstijden Speeltoestellen
Gebouw Begeleiding Openingstijden Speeltoestellen
30%
27%
Activiteiten
Gebouw
7,1
52%
33%
Uitleenmateriaal
Openingstijden Uitleenmateriaal
7,8
7,9
25%
17%
Aanbod boeken
Aanbod boeken
36%
7,3
7,6
49%
29%
Instructeurs
Instructeurs Te grote groepen
93%
96%
7,7
7,9
-
-
-
Consultatiebureau*
90%
89%
7,4
7,3
-
-
Opvoedkundige ondersteuning
Schoolarts / GGD*
33%
32%
7,5
7,6
-
-
Huisarts*
81%
78%
7,8
7,9
-
-
Periodieke controles -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gezondheidszorg Kraamzorg*
Opvoedkundige ondersteuning Opvoedbureau* 4% 4% Bureau Jeugdzorg* 3% 2% Alg. Maatschappelijk 3% 2% Werk *
Opvoedkundige ondersteuning Periodieke controle en inenting -
* Van deze voorzieningen is niet bekend welk aandeel van de gebruikers knelpunten heeft genoemd (door een afwijkende vraagstelling: alleen degenen die onvoldoende hebben gegeven is gevraagd naar de reden).
8
1
Inleiding
In het kader van de zogenoemde ‘’sluitende aanpak’’ die de gemeente Leiden voorstaat aangaande het jeugdbeleid heeft DIMENSUS beleidsonderzoek in 2003 een onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van en de waardering van een aantal voorzieningen voor kinderen van 0 tot 6 jaar in Leiden. Onder een “sluitende aanpak’’ wordt verstaan een laagdrempelig en fijnmazig netwerk van voorzieningen, waarbij problemen zo snel mogelijk worden gesignaleerd en aangepakt. Voor een preventief jeugdbeleid vormen de kinderen van 0 tot 6 jaar de basis. Om het beeld te actualiseren is het onderzoek van 2003 in het najaar van 2007 herhaald. Het onderzoek schetst een actueel beeld van het gebruik en de behoefte aan verschillende voorzieningen voor kinderen van 0 tot 6 jaar. Het gaat daarbij om het basisonderwijs, voor- tussen en naschoolse opvang, kinderopvang, speel- en verkenningsvoorzieningen, gezondheidszorg, opvoedkundige hulp en veiligheid. Voor al deze voorzieningen is gevraagd naar het gebruik, de gebruiksfrequentie, de waardering, eventuele knelpunten en suggesties voor verbetering. Voor het onderzoek is een telefonische enquête gehouden onder een steekproef van alle huishoudens in Leiden met één of meer kinderen van 0 tot 6 jaar. Bij het trekken van de steekproef is rekening gehouden met de verdeling over de districten en de verdeling over etnische groepen. Het databestand is ook op basis van deze twee variabelen gecorrigeerd door middel van weging. Uiteindelijk zijn 609 ouders van kinderen tot 6 jaar geënquêteerd. Een overzicht van de respons en de weegprocedure is weergegeven in bijlagen 1. De voorliggende rapportage is thematisch opgebouwd. Achtereenvolgens komen aan bod het basisonderwijs (hoofdstuk 2), de voor- tussen- en naschoolse opvang en de kinderopvang (3), de voorzieningen voor spelen en verkennen (4), gezondheidszorg (5), opvoedkundige ondersteuning (6) en veiligheid (7). De rapportage is gebaseerd op de gewogen gegevens. Daarom zijn alleen percentages weergegeven. Waar relevant en verantwoord (absolute aantallen, significantie) zijn de resultaten vergeleken voor verschillende groepen ouders van kinderen tot 6 jaar. Onderscheidende factoren zijn daarbij bijvoorbeeld het district, de etniciteit, het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, inkomensgroepen en opleidingsniveau. Daarnaast vindt een vergelijking plaats met de resultaten van het onderzoek uit 2003.
9
10
2
Het basisonderwijs
Beoordeling van de basisschool Nog meer dan in 2003 worden de basisscholen in Leiden zeer positief gewaardeerd. Bijna drie kwart van de ouders geeft een 8 of hoger als rapportcijfer hiervoor, een kwart een 6 of een 7 (26%) en een enkeling geeft een onvoldoende (2%). Beoordeling van de basisschool in 2007 en 2003
68
2003 (7,9)
2007 (7,9)
31
72
0%
10%
20%
30%
goed (8 of meer)
26
40%
50%
60%
voldoende (6 of 7)
70%
80%
90%
100%
onvoldoende (5 of minder)
Gemiddeld wordt de basisschool met een zeer hoog cijfer van een 7,9 beoordeeld, een vergelijkbaar cijfer als in 2003. De bewoners in Leiden-Noord en in het Stevenshofdistrict zijn iets negatiever gestemd dan gemiddeld, maar ook zij geven een 7, 5 voor de basisschool. Tussen autochtonen en allochtonen is het verschil minimaal. Knelpunten Aansluitend op de positieve beoordeling geeft twee derde (67%) van alle ouders aan over geen enkel aspect van de basisschool ontevreden te zijn. Eén op de drie ouders heeft wel knelpunten naar voren gebracht. Knelpunten over de basisschool, in procenten van het aantal gezinnen met kinderen op de basisschool schoolgebouw
11
17
4 5
communicatie 1
bereikbaarheid onderwijzend personeel
3
2
6
2003 2007
3 2
groepsgrootte overige aspecten
13
17 54
geen knelpunten 0
20
40
11
60
67 80
100
Deze ouders zijn het meest ontevreden over het schoolgebouw (11% van alle ouders), op afstand gevolgd door de communicatie (5%), de bereikbaarheid (3%), het onderwijzend personeel (2%) en de groepsgrootte (2%). Daarnaast zijn verschillende aspecten een enkele keer naar voren gebracht, zoals het tekort aan voorzieningen, vandalisme, te weinig organisatie, geen goede begeleiding, de overblijfregeling, het schoolplein, teveel studiedagen, de gymlessen en de kwaliteit van het onderwijs. Ouders die ontevreden zijn over het schoolgebouw vinden het gebouw vooral slecht onderhouden (2% van alle ouders), te klein (2%), niet schoon (1%) en ongezellig (1%). De ouders die niet tevreden zijn over de communicatie vinden vooral dat men te weinig informatie krijgt (2%) of dat er te weinig inspraak is (1%). Als men problemen heeft met de bereikbaarheid dan schrijft men dit vooral toe aan de te grote afstand (1%) of aan een drukke straat of het oversteken van straten (0,5%). Vergelijking met 2003 Vergeleken met 2003, toen ruim de helft van de ouders nergens ontevreden over was, zijn de ouders nu nog positiever over het basisonderwijs in Leiden. Het gemiddelde rapportcijfer ligt op hetzelfde hoge niveau (7,9). De ouders die niet tevreden zijn, zijn vergeleken met 2003 minder ontevreden over het schoolgebouw (-6%) en over het onderwijzend personeel (-4%). De bereikbaarheid scoort nu iets minder goed (+2%).
12
3
De kinderopvang
3.1
Het kinderdagverblijf Gebruik van het kinderdagverblijf Een kinderdagverblijf is bedoeld voor de opvang van kinderen totdat ze naar school gaan, ofwel van kinderen van 0 tot 4 jaar. Van de ondervraagde ouders van deze kinderen maakt 61% op dit moment of het afgelopen jaar gebruik gemaakt van een crèche of kinderdagverblijf. Ouders met een hoog netto huishoudensinkomen (>€ 4.000,- per maand) maken het meest gebruik van het kinderdagverblijf (80%, tegenover 34% van de huishoudens met een maandinkomen tot € 2.500,-). Ook tweeverdieners (70%), autochtone gezinnen (66%) en gezinnen met maar één kind (64%) maken meer dan gemiddeld gebruik van een kinderdagverblijf of crèche. Redenen waarom ouders van kinderen tot 4 jaar geen gebruik maken van een kinderdagverblijf of crèche, in procenten niet nodig (werkt niet) / geen behoefte aan
52
voorkeur voor andere opvangmogelijkheden
35
te duur
4
niet bekend / geen informatie over
1
geen plaats / lange wachtlijst
1
kwaliteit is niet goed
1
iets anders
6 0
20
40
60
80
100
De meeste gezinnen die geen gebruik maken van een kinderdagverblijf hebben hier geen behoefte aan, omdat er altijd iemand thuis is (52%) of omdat men gebruik maakt van een andere vorm van kinderopvang, zoals het gastouderbureau of het informele circuit (35%). Ongeveer 4% vindt een kinderdagverblijf te duur. Beoordeling Net als in 2003 zijn ouders zeer tevreden over het kinderdagverblijf. Het gemiddelde rapportcijfer is 8,0. Bijna driekwart (73%) van de ouders geeft een 8 of hoger en de overige ouders geven een 6 of een 7. Slechts één ouder heeft een onvoldoende gegeven. De verschillen in beoordeling naar opleidingsniveau, huishoudensinkomen en het aantal verdieners in het huishouden zijn heel klein. Daarnaast wijken autochtone gezinnen (8,0), westerse (7,8) en niet-westerse allochtone gezinnen (7,9) qua beoordeling ook nauwelijks van elkaar af.
13
Knelpunten De meeste ouders die gebruik maken van een kinderdagverblijf zijn over geen enkel aspect ontevreden (61%). Ruim een derde heeft wel één of enkele knelpunten genoemd. Knelpunten over de kinderdagverblijven, in procenten van het aantal respondenten, dat van een kinderdagverblijf gebruik maakt. 2
wachtlijsten
12
de kosten
7
de begeleiding
7
15 11
communicatie
3 4
2003
het gebouw
4 3
2007
2 2
bereikbaarheid overige aspecten
12
15 59 61
geen knelpunten 0
20
40
60
80
100
Het meest genoemde knelpunt is de lange wachtlijst voor het kinderdagverblijf (12%). Daarnaast worden de hoge kosten vaker als kritiekpunt naar voren gebracht (7%), evenals de begeleiding (7%) waarbij men onder andere doelt op onvoldoende deskundigheid (1%) en te weinig contact met de kinderen. Enkele ouders noemen nog de grote groepen en de wisselende begeleiding. Ouders die problemen hebben met de communicatie (4%) vinden de informatie veelal te summier (1%). Als men problemen heeft met het gebouw (3%) dan is dit vooral te klein (1%). Bij de bereikbaarheid, een aspect dat eveneens nauwelijks als knelpunt wordt ervaren, gaat het met name om de afstand (1%). Andere knelpunten die ouders zelf nog naar voren hebben gebracht, hebben vooral betrekking op de openingstijden. Vergelijking met 2003 Het aandeel ouders dat van een kinderdagverblijf gebruik maakt (61%) is sinds 2003 (42%) fors toegenomen. Ook in 2003 maakten hogere inkomens, tweeverdieners en autochtonen hier meer dan gemiddeld gebruik van. Met name Turken en Marokkanen maken net als in 2003 beduidend minder gebruik van het kinderdagverblijf). De beoordeling van de kinderdagverblijven (gemiddeld 8,0) ligt op precies hetzelfde hoge niveau als in 2003 (8,0). Het aandeel ouders dat knelpunten noemt (39%) is eveneens vrijwel hetzelfde als in 2003 (41%).Vergeleken met 2003 wordt minder vaak als reden genoemd dat men geen behoefte heeft aan een kinderdagverblijf. (52%, tegenover 61% in 2003). De lange wachtlijsten worden vaker als knelpunt ervaren (+10%), de kosten minder vaak (-8%) en ook de begeleiding is minder vaak dan in 2003 een aanleiding om niet tevreden te zijn (-4%).
14
3.2
Het gastouderbureau en de gastouders In de enquête hebben de ouders een oordeel kunnen uitspreken over zowel het gastouderbureau als over de gastouders zelf omdat dit duidelijk twee verschillende aspecten zijn. In 2003 is alleen aandacht besteed aan het gastouderbureau. Gebruik van het gastouderbureau Maar een klein percentage (4%) van alle ondervraagde ouders van kinderen tot 6 jaar maakt gebruik van de diensten van het gastouderbureau. In absolute zin gaat het dan ook maar om een beperkt aantal respondenten die hiervan gebruik hebben gemaakt (28). Evenals bij de kinderdagverblijven maken tweeverdieners iets vaker dan gemiddeld gebruik van het gastouderbureau (6%). Ook westerse allochtonen (9%) maken vaker gebruik van het gastouderbureau. Lagere inkomensgroepen doen beduidend minder dan gemiddeld een beroep op het gastouderbureau. Redenen waarom ouders van kinderen tot en met 4 jaar geen gebruik maken van het gastouderbureau, in procenten niet nodig / geen behoefte aan kinderopvang
52
voorkeur voor andere opvangmogelijkheden
45
niet bekend / geen informatie over
4
te duur
2
iets anders
2 0
20
40
60
80
100
Ouders die geen gebruik maken van het gastouderbureau hebben hier veelal geen behoefte aan omdat men niet werkt (52%) of hebben alternatieve mogelijkheden, zoals een crèche of het informele circuit (45%). Andere redenen spelen nauwelijks een rol. Beoordeling Vergeleken met de kinderdagverblijven is de beoordeling van het gastouderbureau gematigd. De meeste ouders geven een 6 (25%) of een 7 (36%). Bijna een derde van de ouders geeft een 8 of hoger (30%), maar aan de andere kant geeft 9% een onvoldoende. Het gemiddelde rapportcijfer is een 6,9. Autochtone ouders zijn iets positiever gestemd hierover (7,2) dan westerse allochtone (6,8) maar met name dan niet-westerse allochtone ouders (6,1). Knelpunten Ruim een derde van de ouders die gebruik maken van het gastouderbureau (38%) is over geen enkel aspect ontevreden, bijna tweederde (62%) heeft wel een of meer knelpunten genoemd. De ouders die ontevreden zijn, hebben vooral moeite met de (hoge) kosten (34%). Ook de communicatie met de ouders wordt vaker (22%) als reden naar voren gebracht. Ouders hebben daarbij vooral moeite met het gebrek aan inspraak en de 15
mate waarin naar ouders wordt geluisterd. Overige knelpunten spelen nauwelijks zoals de wachtlijst of de begeleiding. Knelpunten over het gastouderbureau, in procenten van het aantal ouders dat gebruik maakt van het gastouderbureau 9
de kosten
34
communicatie
13
de begeleiding
13
de administratie
13
22 2003 2007
overige aspecten
4
9
geen knelpunten
38 0
20
40
51 60
80
100
De gastouders Alle gastouders krijgen wel een hoog gemiddeld rapportcijfer van de ouders, die er gebruik van maken. Het gemiddelde cijfer ligt op 8,4. Niet-westerse allochtone ouders (8,9) en westers allochtone ouders (8,6) zijn over de gastouders zelf nog iets positiever dan autochtone ouders (8,0). Vrijwel niemand heeft zich negatief uitgelaten over de gastouder. Slechts één ouder is van mening dat de gastouder meer met de kinderen zou kunnen doen. Vergelijking met 2003 Het gebruik van het gastouderbureau is sinds 2003 (eveneens 4%) niet veranderd. Ook de doelgroepen die worden bediend zijn nauwelijks gewijzigd. Vergeleken met 2003 is het aandeel ouders dat geen behoefte heeft aan kinderopvang via het gastouderbureau omdat men niet werkt iets lager (-5%) en de beschikbaarheid van andere mogelijkheden juist toegenomen (+13%). De gemiddelde beoordeling van het gastouderbureau (6,9) is de afgelopen jaren aanzienlijk teruggelopen (2003: 7,5). Er hebben zich ook meer ouders in negatieve zin uitgelaten over het gastouderbureau (62% tegenover 49% in 2003). De kosten spelen nu duidelijk een grotere rol, terwijl in 2003 meer ouders moeite hadden met de begeleiding en de administratie. In 2003 zijn geen vragen gesteld over de gastouders zelf.
3.3
Buitenschoolse opvang en overblijven De buitenschoolse opvang is verdeeld in voor-, tussen- en naschoolse opvang. In 2003 hadden de vragen betrekking op de buitenschoolse opvang als geheel. De resultaten zijn daarom niet vergelijkbaar. Buitenschoolse opvang is alleen van toepassing op ouders van schoolgaande kinderen van 4 jaar of ouder.
16
Bekendheid met en gebruik van de voor- en naschoolse opvang De meerderheid van de ouders van kinderen van 4 jaar en ouder weet dat scholen verplicht zijn de voor- en naschoolse opvang te regelen als dat wordt gewenst. Bekendheid met de verplichting van scholen om de voor- en naschoolse opvang te regelen, in procenten niet bekend 14%
bekend 86%
De bekendheid is iets groter onder tweeverdieners (91%) en onder ouders met een hoog opleidingsniveau (90%). Niet-westerse (71%) en westerse allochtone ouders (73%) zijn veel minder op de hoogte van deze verplichting voor scholen dan autochtone ouders (93%). Met name ouders van Marokkaanse afkomst weten dit minder vaak (49%). Aanwezigheid van voor- en naschoolse opvang op scholen, in procenten weet niet 9%
niet aanwezig 29% aanwezig 62%
Volgens ruim de helft van de ouders is voor- en naschoolse opvang inmiddels geregeld op de school waar het kind zit. Een kwart tot een derde van de ouders zegt dat dit (vooralsnog) niet is geregeld. Niet-westerse (36%) en westerse allochtone ouders (59%) geven beduidend vaker aan dat dit op hun school niet is geregeld. Gebruik van de voor- en naschoolse opvang op scholen is geregeld, in procenten
voor- en naschoolse opvang 2%
geen gebruik 71%
naschoolse opvang 27%
17
Van elke tien ouders van schoolgaande kinderen maken er drie gebruik van de voor- en/of de naschoolse opvang. In de meeste gevallen maakt men uitsluitend gebruik van de naschoolse opvang (27%). Slechts enkele ouders maken van beide opties gebruik (2%). De voor- en naschoolse opvang wordt veelal door dezelfde organisatie geregeld. Het zijn de gezinnen met een inkomen boven € 4.000,- (55%), hoger opgeleide ouders (38%) en tweeverdieners (36%) die intensiever gebruik maken van de vooren naschoolse opvangmogelijkheid. Marokkaanse ouders doen hierop veel minder vaak een beroep (6%). Beoordeling Tevredenheid over de wijze waarop de voor- en naschoolse opvang op scholen is geregeld, in procenten
weet niet 30%
tevreden 48%
niet tevreden 22%
Bijna één op de drie ouders kan geen oordeel geven over de wijze waarop school de voor- en naschoolse opvang heeft geregeld. Dit zijn vooral ouders die er geen gebruik van maken. De overige ouders zijn vaker tevreden (48%) dan ontevreden (22%) over de voor- en naschoolse opvang. Het oordeel van de verschillende doelgroepen verschilt vrijwel niet van elkaar. Voorschoolse opvang Van de ondervraagde ouders maken er slechts 6 (2%) gebruik van voorschoolse opvang. In de helft van de gevallen vindt deze opvang op de eigen school plaats, in de andere helft elders. Redenen waarom ouders van kinderen van 4 jaar en ouder geen gebruik maken van de voorschoolse opvang, in procenten niet nodig / geen behoefte aan kinderopvang / kan werktijden aanpassen
73
andere opvangmogelijkheden (gastouders of bij een vriendje)
21
de kosten / te duur
1
iets anders
8 0
18
20
40
60
80
100
Ouders die geen gebruiken maken van voorschoolse opvang hebben hieraan veelal geen behoefte (73%) of men heeft het op een andere manier geregeld (21%). Andere redenen spelen nauwelijks een rol. Als de ouders aan de hand van een rapportcijfer hun waardering moeten uitspreken voor de voorschoolse opvang, dan krijgt deze gemiddeld een 7,5. De meeste ouders die er gebruik van maken zijn nergens ontevreden over. Slechts één ouder heeft aangegeven de wachtlijst te lang te vinden. Naschoolse opvang Van de ondervraagde ouders maakt 29% gebruik van naschoolse opvang. Redenen waarom ouders van kinderen van 4 jaar en ouder geen gebruik maken van de naschoolse opvang, in procenten niet nodig (w erkt niet) / geen behoefte aan
70
andere opvang geregeld
21
niet bekend mee / geen informatie
3
de kosten / te duur
2
kw aliteit is niet goed
1
te ver w eg / slecht bereikbaar
1
vinden de kinderen niet leuk
1
iets anders
5 0
20
40
60
80
100
Net als bij de voorschoolse opvang geven ouders die geen gebruik maken van de naschoolse opvang vooral als reden dat men niet werkt of dat men geen behoefte heeft aan opvang (70%) of dat men dit op een andere manier heeft geregeld, bijvoorbeeld via het gastouderbureau of het informele circuit (21%). Andere aspecten spelen vrijwel geen rol. Ouders die gebruik maken van de naschoolse opvang zijn hier over het algemeen zeer tevreden over. Zo wordt de naschoolse opvang door de ouders gewaardeerd met een 7,6. Niet-westerse allochtone ouders geven net een iets lager cijfer (7,2) dan autochtone ouders (7,7). Knelpunten over de naschoolse opvang, in procenten van het aantal ouders dat gebruik maakt van de naschoolse opvang 10 10
het gebouw
12 10
de begeleiding 5 6
w achtlijst de bereikbaarheid
4
de kosten
1
communicatie
1
2003 16
2007
18 19
iets anders 0
20
40
19
60
80
100
Ruim de helft van de ouders die gebruik maken van de naschoolse opvang is nergens ontevreden over. Aan de andere kant heeft 10% van de ouders moeite met de begeleiding. Daarbij wijzen ouders vooral op de deskundigheid en het contact met de kinderen. Ook het gebouw is niet volgens alle ouders even geschikt (10%), veelal omdat het te klein is. De te lange wachtlijsten vormen voor 6% van de ouders een reden om ontevreden te zijn over de naschoolse opvang. Bij de bereikbaarheid (4%) speelt vooral de afstand een rol. Ouders die zelf nog een andere reden naar voren brengen wijzen vooral op de te grote groepen (8%). Vergelijking met de buitenschoolse opvang in 2003 Het gebruik van de buitenschoolse opvang lijkt sinds 2003 ( toen 19% van de ouders hiervan gebruik maakte), te zijn toegenomen (2007: 29%). Met name onder tweeverdieners (36% in 2007 tegenover 23% in 2003) en onder hoog opgeleiden (was 26%) is het gebruik van buitenschoolse opvang toegenomen. In 2003 kreeg de buitenschoolse opvang gemiddeld een 7,8 van de ouders. Dit cijfer is ongeveer gelijk gebleven (7,6). In 2003 werden de kosten vaker als belemmering ervaren dan in 2007. Overblijven Het merendeel van de ouders maakt gebruik van de overblijfmogelijkheden voor hun kind (82%). Ouders met een hoger opleidingsniveau (85%) en tweeverdieners (eveneens 85%) maken iets meer dan gemiddeld gebruik van het overblijven. Bij vrijwel iedereen vindt het overblijven op de eigen school plaats. Gebruik van het overblijven, in procenten geen gebruik
18
1 dag per week
8
2 dagen per week
14
3 dagen per week
8
4 dagen per week
48
iets anders
4 0
20
40
60
80
100
Over het algemeen wordt vrij intensief gebruik gemaakt van het overblijven. Bijna de helft van alle ouders maakt 4 dagen gebruik van het overblijven. Een enkeling maakt hiervan 5 dagen per week gebruik. Tweeverdieners maken over het algemeen iets intensiever gebruik van het overblijven (54% 4 dagen per week). Ouders die geen beroep doen op deze voorziening hebben hier geen behoefte aan omdat men bijvoorbeeld niet werkt (73%) of maakt gebruik van andere opvangmogelijkheden (21%). Andere redenen spelen vrijwel allemaal geen rol. Wanneer de ouders het overblijven met een rapportcijfer moeten beoordelen, dan geeft ruim drie kwart van de ouders een 7 of een 8 hiervoor. Slechts 4% van de ouders vindt dit een onvoldoende waard. Het gemiddelde rapportcijfer is een 7,3.
20
Knelpunten over het overblijven, in procenten van het aantal ouders dat gebruik maakt van het overblijven de begeleiding
16
de kosten
2
communicatie
2 1
het gebouw
7
iets anders 0
20
40
60
80
100
De meerderheid van de ouders ziet geen aanleiding om ergens ontevreden over te zijn (71%). Ouders die ontevreden zijn hebben onder andere problemen met de begeleiding (16%), waarbij men vooral de deskundigheid van de begeleiding in twijfel trekt (6%) of vindt dat er te weinig contact is met de kinderen (2%). Als men problemen heeft met de communicatie (2%) dan vindt men dat de informatie te beperkt is. Ouders die problemen hebben met de kosten (2%) vinden deze te hoog. Wanneer het gebouw de aanleiding is tot gevoelens van ontevredenheid (1%) dan vinden ouders het gebouw vaak te klein of slecht onderhouden.
3.4
De kinderopvang samengevat Ruim de helft van de Leidse gezinnen met kinderen onder de 4 jaar maakt gebruik van een kinderdagverblijf (61%). Van alle ouders met kinderen tot 6 jaar doet 4% een beroep op het gastouderbureau en 29% van de huishoudens (met kinderen van 4 of 5 jaar) maakt gebruik van de buitenschoolse opvang. Vergeleken met 2003 wordt meer gebruik gemaakt van het kinderdagverblijf (42% in 2003) en van de buitenschoolse opvang (19% in 2003). Gebruik van het kinderdagverblijf, het gastouderbureau, de buitenschoolse opvang en andere opvangmogelijkheden, in procenten van de doelgroep 42
kinderdagverblijf
57 4 4
gastouderbureau
19
buitenschoolse opvang
2003
29
2007
11 12
betaalde oppas aan huis
42 42
familie en bekenden geen gebruik van deze vormen van kinderopvang
17 12 0
20
40
21
60
80
100
Van alle huishoudens met kinderen beneden de 6 jaar maakt 12% helemaal geen gebruik van de bestaande mogelijkheden voor kinderopvang, noch van de bso, noch van het informele circuit. Deze ouders geven aan altijd thuis te zijn voor de kinderen. Dat betekent dat 88% van de gezinnen wel gebruik maakt van één of meer vormen (of in combinatie) van kinderopvang. In 2003 was dat 83%. Het gebruik van een kinderopvangvoorziening hangt -logischerwijs- samen met het aantal werkenden in een gezin en het gemiddelde netto maandinkomen. Tweeverdieners en hogere inkomensgroepen nemen vaker dan gemiddeld een opvangvoorziening in de arm. Van het kinderdagverblijf wordt meer dan gemiddeld gebruik gemaakt door autochtone gezinnen. Beoordeling De professionele kinderopvang in Leiden wordt positief beoordeeld. Met name over het kinderdagverblijf (8,0) en de naschoolse opvang (7,6) laten ouders zich positief uit. Het gastouderbureau scoort met een 6,9 lager. Vergeleken met 2003 is de tevredenheid over de naschoolse opvang toegenomen en die over het gastouderbureau afgenomen. Beoordeling van de kinderopvangmogelijkheden, in gemiddelde rapportcijfers 8,0 8,0
kinderdagverblijf 7,5
gastouderbureau
6,9
2003 2007
gastouders
8,4 7,8 7,6
naschoolse opvang 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aandeel ouders dat nergens ontevreden over is, in procenten 59 61
kinderdagverblijf
2003
51
gastouderbureau
38
2007
gastouders
98 52
naschoolse opvang
58 0
20
40
60
80
100
Aan alle huishoudens in de doelgroepen is gevraagd of er aspecten van de verschillende vormen van kinderopvang zijn, waarover men niet tevreden is. Over zowel de kinderdagverblijven (61%) en de naschoolse opvang heeft ruim de helft van de ouders niet negatiefs op te merken. Over het gastouderbureau zijn iets minder ouders volledig tevreden (38%). Knelpunten betreffen zowel de wachtlijsten, de kosten als de. Bij het gastouderbureau zijn ouders minder tevreden over de 22
kosten en de communicatie. Bij de naschoolse opvang wijzen ontevreden ouders vooral op het gebouw en de begeleiding.
23
24
4
Voorzieningen voor spelen en verkennen
4.1
De peuterspeelzaal Gebruik van de peuterspeelzaal Van de kinderen van 2 tot 4 jaar maakt 34% gebruik van een peuterspeelzaal. Onder autochtone gezinnen ligt het gebruik van de peuterspeelzaal iets onder het gemiddelde (31%), westerse (42%) en niet-westerse allochtone gezinnen (39%) maken in verhouding meer gebruik van de peuterspeelzaal (40%), met name Marokkaanse en Turkse huishoudens. Tweeverdieners maken minder gebruik van de peuterspeelzaal (27%). Gebruik van de peuterspeelzaal basisschool in 2007 en 2003, in procenten
43
2003
57
34
2007
0%
10%
20%
66
30%
40%
50%
60% gebruik
70%
80%
90%
100%
geen gebruik
Kinderen die geen gebruik maken van de peuterspeelzaal (66%), gaan vaak wel naar een kinderdagverblijf (46%). De overige ouders hebben hieraan geen behoefte aan kinderopvang (21%). Een enkeling vindt het te duur (2%). Aantal dagdelen De meeste kinderen (67%) gaan maximaal twee dagdelen naar de peuterspeelzaal. De overige kinderen gaan drie (12%) of vier dagdelen (17%). Marokkaanse en Turkse ouders brengen hun kinderen vaker vier dagdelen (36%). VVE Ouders die hun kinderen naar de peuterspeelzaal brengen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om hun kind(eren) via de peuterspeelzaal extra taalonderwijs te geven, op grond van de regeling voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Als ze hiervoor kiezen betekent dit automatisch dat de kinderen vier dagdelen naar de peuterspeelzaal gaan. Van de ondervraagde ouders van kinderen die vier dagdelen naar de peuterspeelzaal gaan, maakt 12% gebruik van dit extra taalonderwijs. Het gaat in absolute zin maar om 3 kinderen, waarvan 2 van autochtone afkomst. De ouders van deze kinderen zijn tevreden over dit taalonderwijs. Beoordeling De peuterspeelzalen in Leiden worden zeer positief gewaardeerd. Van de ouders geeft 84% een 8 of hoger. Het gemiddelde rapportcijfer komt uit op een 8,3. Naar etniciteit zijn de verschillen niet groot. Marokkaanse ouders geven met een 7,8 een cijfer dat net iets onder het gemiddelde ligt, allochtone ouders uit een westers (8,7) en niet-westers land (8,8) zijn boven gemiddeld tevreden. 25
Knelpunten Knelpunten van de peuterspeelzalen, in procenten van het aantal respondenten, dat van de peuterspeelzaal gebruik maakt het gebouw
4
begeleiding
4
bereikbaarheid
8 8
3
kosten
1
2003
3
2007
2 1
communicatie overig
6
8 69
geen knelpunten 0
20
40
60
81 80
100
De tevredenheid van de ouders vertaalt zich ook in een groot aandeel ouders dat nergens ontevreden over is (81%). Een vijfde (19%) heeft echter wel kritiekpunten genoemd als het gaat om de peuterspeelzalen. Zo heeft 4% van de ouders moeite met het gebouw (te klein of te oud) en/of met de begeleiding. Wat de begeleiding betreft zijn de volgende aspecten één keer naar voren gebracht: onvoldoende contact met de kinderen, niet vriendelijk genoeg en onvoldoende deskundig. Ouders die de bereikbaarheid een probleem vinden (3%), vinden dat de peuterspeelzaal te ver weg ligt. Vergelijking met 2003 Het gebruik van de peuterspeelzaal lijkt sinds 2003 te zijn afgenomen van 43% naar 34%. Ook in 2003 maakten allochtone huishoudens vaker gebruik van de peuterspeelzaal. De intensiteit waarmee ouders gebruik maken van de peuterspeelzaal is vergelijkbaar met 2003. De waardering ligt nu een fractie hoger (8.3 tegenover 8,0 in 2003). Ouders zijn alleen iets minder tevreden over de bereikbaarheid. In 2003 maakte nog 18% van de kinderen gebruik van het extra taalonderwijs (VVE), nu is dat 12%. Toen waren het alleen maar Marokkaanse en overige niet-westerse allochtonen die hiervan gebruik maakten.
4.2
De speeltuinen Gebruik van de speeltuinen van de speeltuinvereniging Leiden kent een aantal speeltuinen die worden beheerd door de Leidse Bond van Speeltuinverenigingen. Voor deze speeltuinen wordt een lidmaatschap of een kleine toegang gevraagd. Driekwart (77%) van de ouders met kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 5 jaar komt wel eens in één of meer van deze speeltuinen. Gezinnen met één kind komen minder vaak in de speeltuin (63%), dan gezinnen met meerdere kinderen (81%). Daarnaast gaan gezinnen met alleen hele jonge kinderen (2 en 3 26
jaar) minder vaak (71%) dan gezinnen die ook kinderen hebben in oudere leeftijdsgroepen (77% ook kinderen van 4 en 5 jaar, 82% ook kinderen van 6 jaar of ouder). Niet-westerse allochtone kinderen maken in verhouding iets minder vaak gebruik van de speeltuin (70%). Ook wordt in het Merenwijkdistrict (58%) en in LeidenNoord (66%) in verhouding minder gebruik gemaakt van deze speeltuinen. Gebruik van de speeltuin van de speeltuinvereniging in 2007 en 2003, in procenten
2003
67
2007
33
77
0%
10%
20%
30%
23
40%
50%
60%
70%
gebruik
80%
90%
100%
geen gebruik
Ruim een derde van de ouders (38%) gaat regelmatig naar de speeltuin, dat wil zeggen enkele keren per maand. Een iets kleiner aandeel komt er af en toe (36%). De overige bezoekers komen er vaak (meerdere keren per week, 17%) of juist incidenteel (9%). Intensiteit van het gebruik van de speeltuinen, in procenten van het aantal respondenten, dat gebruik maakt van een speeltuin 23
meerdere keren per week
17 42
enkele keren per maand
38 2003 29
enkele keren per jaar
2007 36
6
incidenteel
9 0
20
40
60
80
100
Ouders die geen gebruik maken van de speeltuin (23%) hebben hieraan veelal geen behoefte (15%). De afstand (3%), andere speelgelegenheid buiten Leiden (1%) en de prijs (1%) spelen nauwelijks een rol om af te zien van een bezoek aan de speeltuin. Ouders geven zelf nog vaker aan geen tijd hiervoor te hebben of over alternatieve speelgelegenheid dichter in de buurt te beschikken. Beoordeling Wanneer ouders hun waardering voor de speeltuin in een rapportcijfer moeten uitdrukken, krijgt de speeltuin van de Speeltuinvereniging gemiddeld een 7,6. Bijna twee derde van de ouders geeft een 8 of hoger (63%), slechts 2% geeft een onvoldoende. Naar doelgroep verschilt het beeld nauwelijks.
27
Knelpunten Tweederde van de bezoekers (65%) is nergens ontevreden over als het gaat om de speeltuinen, een derde heeft wel knelpunten genoemd. Het gaat dan vooral om de openingstijden (14%), de speeltoestellen (7%) en het toezicht (7%). Knelpunten van de speeltuinen, in procenten van het aantal respondenten, dat gebruik maakt van de speeltuinen 13 14
openingstijden speeltoestellen
7 5
toezicht veiligheid
3
bereikbaarheid
3
overig
10
7
6 2003 2007 6
13 58
geen knelpunten 0
20
40
60
65 80
100
Sommige ouders vinden dat de speeltuin in het weekend te weinig open is, maar ook de openingstijden overdag en ’s avonds worden als te beperkt ervaren. Een deel van de bezoekers is ontevreden over het aantal dagen dat de speeltuin open is. Ouders die moeite hebben met de speeltoestellen, vinden deze vaak verouderd en deels niet veilig. Ouders die problemen hebben met het toezicht vinden dat er te weinig wordt opgelet. Aspecten die door de ouders zelf nog enkele keren naar voren zijn gebracht zijn drukte en de afwatering. Vergelijking met 2003 Het gebruik van de speeltuinen van de speeltuinvereniging is toegenomen van 67% in 2003 naar 77%. De intensiteit waarmee gebruik wordt gemaakt van de speeltuinen is echter juist iets teruggelopen. In 2003 kwam namelijk 23% vaak en 42% af en toe, nu is dat 17% en 38%. Het oordeel over de speeltuinen van de Speeltuinvereniging is vrijwel niet veranderd (7,6, in 2003 7,5). Noemde in 2003 nog 42% een of meer knelpunten, in 2007 is dat aandeel gedaald naar 35%. De ouders hebben minder moeite met de speeltoestellen en met de veiligheid dan in 2003. Over het toezicht en de bereikbaarheid zijn de ouders juist iets minder tevreden, maar de verschillen zijn minimaal.
4.3
De speelplaatsjes Gebruik van de speelplaatsjes Ruim drie kwart van de ouders van kinderen van 1 tot 6 jaar bezoekt wel eens een speelplaatsje in de buurt (78%). Dit aandeel is het laagst bij kinderen van 1 jaar (71%) en het hoogst bij kinderen van 3 jaar (87%). De lagere inkomens (tot € 2.500,-, 67%) gaan minder vaak met hun kinderen naar een speelplaatsje in de in de buurt dan ouders met een hoog inkomen (>€ 4.000,- (86%)). Daarnaast maken 28
kinderen in met name Leiden-Noord (52%) en in mindere mate in het Stationsdistrict (33%) minder vaak gebruik van de speelplaats in de buurt. Het aantal waarnemingen in het Stationsdistrict is echter beperkt. Verder zijn er nauwelijks verschillen in gebruik tussen verschillende doelgroepen. Ook het aantal kinderen in een gezin of de leeftijd van de kinderen laten geen eenduidige relatie zien met het gebruik van de speeltuintjes. Gebruik van de speelplaatsjes in 2007 en 2003, in procenten
2003
74
2007
26
78
0%
10%
20%
30%
22
40%
50%
60%
70%
80%
gebruik
90%
100%
geen gebruik
Meest genoemde redenen om de speelplaatsen niet te bezoeken, in procenten van het aantal respondenten, dat van de speelplaatsen geen gebruik maakt 39
geen behoefte aan
50 35
bereikbaarheid / nabijheid
27 8
kinderen te jong
11 2003 6
onveiligheid
2007
8 5
overig
7 0
10
20
30
40
50
60
70
De meeste gezinnen die niet in een speelplaats in de buurt komen, hebben hier geen behoefte aan (50%). Daarnaast spelen de bereikbaarheid en nabijheid een rol (27%). Onveiligheid in de speeltuin is voor 8% van de ouders een reden om niet te gaan. Een deel van de ouders geeft aan dat de kinderen nog te klein zijn om een bezoek te brengen aan een speeltuin in de buurt (11%). Beoordeling Als de ouders de speelplaatsen in de buurt met een rapportcijfer beoordelen, geven zij gemiddeld een 6,6. Ruim een kwart van de ouders (28%) geeft een 8 of hoger en meer dan de helft (57%) geeft een 6 of 7. Dat betekent dat 15% van de bezoekers de speelplaatsen in de buurt met een onvoldoende waardeert en dat is in vergelijking met de andere voorzieningen vrij veel.
29
Naar buurt varieert het cijfer van 6,2 in het Stationsdistrict tot 7,1 in het Boerhaavedistrict. Met name over de speeltplaatsen in het Stationsdistrict, Leiden-Noord, het Bos- en Gasthuisdistrict en de Binnenstad zijn de bewoners iets minder dan gemiddeld tevreden, maar ook deze speeltuinen krijgen gemiddeld een voldoende. Beoordeling van de speelplaatsen in de buurt, naar district, in gemiddelde rapportcijfers 6,9 7,1
Boerhaavedistrict
6,8 6,9
Merenw ijkdistrict 6,1
Morsdistrict
6,9 6,6 6,8
Roodenburghdistrict 5,7
Stevenshofdistrict Binnenstad-Noord
6,7 6,3
6,7
2003 2007
6,5 6,3
Binnenstad-Zuid
6,2 6,3
Bos- en Gasthuisdistrict 5,4
Leiden-noord
6,3
Stationsdistrict
7,3
6,2 6,3 6,6
totaal 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Knelpunten Ruim de helft van de ouders heeft aspecten naar voren gebracht waarover men ontevreden is (54%). Knelpunten van de speeltuinen, in procenten van het aantal respondenten, dat van de speeltuinen gebruik maakt
speeltoestellen
44
33
veiligheid
14
onderhoud / vuil
5
18
8
4 3
honden / hondenpoep bereikbaarheid
1
ondergrond
1
2003 2007
5 5
overig
29
geen knelpunten 0
20
46 40
30
60
80
100
De kritiek richt zich met name op de speeltoestellen (33% van de gebruikers van de speelplaats). Men wijst dan vooral op het gebrek aan speeltoestellen, met name voor kleine kinderen. Ook vindt men de speeltoestellen vaker niet schoon of verouderd. Andere ouders trekken de veiligheid van de speeltoestellen in twijfel (14%). Daarnaast wordt bij dit aspect gewezen op vuil (veelal achtergelaten door jongeren) en sociale onveiligheid. Genoemd hierbij is ook het ontbreken van een omheining bij een speelplaats die bij water ligt, het ontbreken van rubberen matten. Bewoners die nog andere zaken hebben opgemerkt (12%), wijzen onder andere op zwerfvuil, troep en hondenpoep in de speelplaats, op het gebrekkige onderhoud van de speelplaatsen en van de groenvoorzieningen en op loslopende honden. Vergelijking met 2003 Het gebruik van de speelplaatsen (78%) is sinds 2003 (74%) nauwelijks gewijzigd. Wel zijn er nu meer ouders die hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een speelplaats in de buurt. Bereikbaarheid en nabijheid zijn juist minder vaak een argument om niet naar de speelplaatsen te gaan. Gemiddeld worden de speelplaatsen in de buurt gewaardeerd met een voldoende. Dat is in alle districten zo. In 2003 kregen de speelplaatsen in Leiden-Noord en het Stevenhofdistrict nog een onvoldoende. Nu zijn ouders hierover duidelijk meer tevreden. Ook ouders in het Morsdistrict zijn meer te spreken over de speelplaatsen in de buurt. In 2003 hadden meer ouders kanttekeningen bij de speelplaatsen in de buurt (71%) dan nu (54%). De kritiekpunten zijn echter hetzelfde gebleven: het gaat met name om het tekort aan speeltoestellen, met name voor kleine kinderen.
4.4
Speelactiviteiten in het buurthuis Gebruik van de speelactiviteiten in het buurthuis Gebruik van speelactiviteiten in het buurthuis in 2007 en 2003, in procenten
13
2003
87
9
2007
0%
91
10%
20%
30%
40%
50%
60% gebruik
70%
80%
90%
100%
geen gebruik
In een aantal buurthuizen in Leiden worden speelactiviteiten georganiseerd voor peuters en kleuters. In de meeste gevallen bestaat de doelgroep uit kinderen van 3 tot 6 jaar. Van de ondervraagde ouders met kinderen in deze leeftijdsgroep maakt 9% gebruik van dit aanbod. Gezinnen die ook kinderen hebben van 6 jaar of ouder, maken vaker gebruik van deze speelactiviteiten (13%). Dat geldt ook voor Marokkaanse ouders (15%), westerse allochtonen (12%) en Turkse ouders (11%). Het gaat meer dan gemiddeld om huishoudens waar maar één persoon werkzaam is (15%) en om huishoudens met een lager inkomen.
31
Naar district verschilt het beeld enigszins. Ouders in het Boerhaavedistrict (18%), het Morsdistrict (17%) en het Stevenshofdistrict (17%) maken vaker gebruik van de speelactiviteiten in het buurthuis voor hun kinderen. Kinderen in de Binnenstad (0%), het Bos- en Gasthuisdistrict (2%) en het Merenwijkdistrict (4%) juist minder. De meeste ouders van kinderen van 3 tot 6 jaar die geen gebruik maken van de speelactiviteiten in het buurthuis hebben daar geen behoefte aan (67%). Daarnaast is een kwart (24%) van de huishoudens hiervan niet op de hoogte. Bereikbaarheid speelt voor 3% van de ouders een rol. Andere redenen zijn dat de kinderen nog te jong zijn (5%) en tijdgebrek (4%). Beoordeling Over de speelactiviteiten in het buurthuis zijn de ouders zeer tevreden. Zo heeft de helft van de ouders een 8 of hoger gegeven. De overige ouders geven vrijwel allemaal een 6 of een 7. Het gemiddelde rapportcijfer is 7,4. Ouders van Marokkaanse kinderen geven gemiddeld net een iets lager cijfer (7,0). Knelpunten Driekwart (73%) van de ouders ziet geen aanleiding om ontevreden te zijn over de speelactiviteiten in buurthuizen. Ouders die wel kritiek hebben, wijzen vooral op het gebouw, dat veelal als te klein wordt ervaren (15% van alle gebruikers). Slechts 2 ouders (5%) wijzen op het tekort aan activiteiten en 1 ouder op onvoldoende deskundige begeleiding (2%). Vergelijking met 2003 In 2003 maakten iets meer bewoners gebruik van de speelactiviteiten van het buurthuis (13%) dan in 2007 (9%). Er zijn nu meer ouders die hebben aangegeven niet op de hoogte te zijn van deze mogelijkheden (24%). De overige argumenten om er geen gebruik van te maken worden in vergelijkbare mate naar voren gebracht. Het oordeel over de speelvoorzieningen in buurthuizen is nauwelijks gewijzigd ten opzichte van 2003, namelijk van 7,2 naar 7,4. Er zijn echter ongeveer evenveel ouders die knelpunten ervaren. Deze hebben vooral betrekking op het gebouw, waarin de activiteiten plaatsvinden.
4.5
De speel-o-theek Gebruik van de speel-o-theek Een kleine 10% van de ondervraagde ouders maakt wel eens gebruik van de speel-o-theek in Leiden. Met name westerse allochtone ouders maken hier in verhouding vaker gebruik van (19%) dan autochtone ouders (7%). Gezinnen met alleen kinderen tot 4 jaar doen minder vaak dan gemiddeld een beroep op de speel-o-theek (7%). Huishoudens waarin maar één persoon werkt maken vaker gebruik van deze voorziening (15%) terwijl ouders met een hoog inkomen (>€ 4.000,-) juist minder dan gemiddeld (8%) in de speel-o-theek komen.
32
Gebruik van de speel-o-theek in 2007 en 2003, in procenten
2003
12
2007
88
9
0%
91
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
gebruik
80%
90%
100%
geen gebruik
Intensiteit van het gebruik van de speel-o-theek, in procenten van het aantal respondenten, dat gebruik maakt van de speel-o-theek
8
meerdere keren per week
3 52 54
enkele keren per maand
2003 28
enkele keren per jaar
2007
33 12 10
incidenteel
0
20
40
60
80
100
Veel gebruikers van de speel-o-theek komen er regelmatig (54% komt enkele keren per maand), een derde gaat er af en toe naar toe (33% enkele keren per jaar). Ouders die geen gebruik maken van de speel-o-theek geven als argument vaak aan dat ze er geen behoefte aan hebben (80%). Daarnaast is de speel-o-theek bij 12% niet bekend. Andere ouders geven aan dat hun kind hiervoor nog te jong is (5%) of wijzen op de beperkte openingstijden (1%) of de kosten (1%). Beoordeling Bijna de helft van de gebruikers geeft een 8 of hoger als rapportcijfer voor de speelo-theek, 14% geeft een onvoldoende. De gemiddelde beoordeling is 7,1. Autochtone ouders zijn in het algemeen iets positiever over de speel-o-theek (7,5) dan westerse (6,6) en niet-westerse (6,9) allochtone ouders. Knelpunten Tweederde (67%) van de ouders die gebruik maken van de speel-o-theek is nergens ontevreden over. Als men al ergens minder tevreden over is dan betreft dit de openingstijden (11%) of de materialen (vies) die worden uitgeleend (9%). Daarnaast geeft 4% aan dat de speel-o-theek te ver weg ligt.
33
Vergelijking met 2003 Het aandeel ouders dat gebruik maakt van de speel-o-theek (9%) is wat lager dan in 2003 toen 12% van de ondervraagde ouders gebruik hiervan maakte. De frequentie van het bezoek aan de speel-o-theek is nauwelijks gewijzigd, al is het aandeel ouders dat vaak komt iets teruggelopen (8% in 2003). Vergeleken met 2003 is het aandeel ouders dat geen behoefte heeft aan de speel-o-theek iets groter (+6%) en het aandeel ouders dat hiervan niet op de hoogte is kleiner (-8%). In 2003 waren ouders nauwelijks positiever over de speel-o-theek (7,3 als gemiddelde rapportcijfer in 2003, nu 7,1). Ondanks de iets lagere beoordeling zijn minder ouders ontevreden over de speel-o-theek (52%).
4.6
De bibliotheek / bibliobus Gebruik van de bibliotheek / bibliobus Gebruik van de bibliotheek / bibliobus in 2007 en 2003, in procenten
53
2003
47
55
2007
0%
10%
20%
30%
45
40%
50%
60%
70%
gebruik
80%
90%
100%
geen gebruik
Ruim de helft van de ouders van kinderen van 0 tot 6 jaar (55%) heeft het afgelopen jaar wel eens gebruik gemaakt van de bibliotheek of de bibliobus. Hoe meer kinderen in een gezin, des te intensiever is het gebruik dat kinderen maken van de bibliotheek / bibliobus. Zo maakt van de ouders met maar één kind ruim een kwart hiervan gebruik, tegenover 69% van de gezinnen met 2 kinderen en 77% van de gezinnen met 3 kinderen of meer. Het gebruik is logischerwijs lager onder gezinnen met alleen kinderen tot 4 jaar (30%) en hoger onder gezinnen met kinderen van 2 tot 6 jaar (67%). Naar opleidings- en inkomensniveau zijn de verschillen niet groot en niet eenduidig. Marokkaanse kinderen maken bovengemiddeld gebruik van de bibliotheek / bibliobus (74%). Kinderen uit het Boerhavedistrict (68%), BinnenstadZuid (64%), het Merenwijkdistrict (62%) en het Stevenshofdistrict (62%) komen iets vaker dan gemiddeld naar de bibliotheek. Kinderen in Leiden-Noord blijven hierbij duidelijk achter (34%). Ouders die geen gebruik maken van de bibliotheek / bibliobus doen dit vooral omdat men de boeken zelf koopt of er geen behoefte aan heeft. Wanneer alleen wordt gekeken naar ouders van kinderen van 2 tot 6 jaar, dan kopen deze ouders nog vaker de boeken zelf (58%). Ook vinden sommige ouders van kinderen van 2 tot 6 jaar hun kinderen nog te jong (15%). Bereikbaarheid, informatie en kosten zijn geen argument om geen bezoek te brengen aan de bibliotheek of de bibliobus.
34
Redenen waarom ouders geen gebruik maken van de bibliotheek of de bibliobus, in procenten van het aantal respondenten die er geen gebruik van maken heb / koop zelf boeken
35
geen behoefte aan
35
te ver weg / slechte bereikbaarheid
2 1
niet bekend / geen informatie over
1
49
2003 2007 21
iets anders 0
47
30
20
40
60
80
100
Beoordeling De meeste ouders die met of voor hun kinderen naar de bibliotheek of bibliobus gaan zijn hierover zeer te spreken. Driekwart geeft als waardering een 8 of hoger als rapportcijfer. Het gemiddelde rapportcijfer is een 7,9. Het oordeel verschilt vrijwel niet naar doelgroep of naar district. Knelpunten Zoals verwacht is het overgrote deel van de ouders tevreden over alle aspecten van de bibliotheek of bibliobus (83%). Van de ouders die wel iets op te merken hebben (17%), wijst het merendeel (9%) op het aanbod aan boeken, vooral voor kleine kinderen. Enkele ouders vinden het materiaal verouderd of missen Engelstalige boeken. Als ouders al problemen hebben met de begeleiding (2%) dan gaat het vooral om de deskundigheid of om het feit dat de medewerkers het te druk hebben. Enkele ouders hebben problemen met de bereikbaarheid (afstand) (2%) of met de (te beperkte) openingstijden (3%). Vergelijking met 2003 Het gebruik van de bibliotheek of bibliobus is nauwelijks gewijzigd sinds 2003, alleen het gebruik door Marokkaanse kinderen lijkt te zijn toegenomen. In LeidenNoord is het gebruik van de bibliotheek / bibliobus juist iets afgenomen. Vaker dan in 2003 geven ouders aan dat men de boeken zelf in huis heeft of dat men deze koopt (32% van de ouders van kinderen van 0 tot 6 jaar in 2003). Het rapportcijfer (7,9) ligt op een vergelijkbaar hoog niveau als in 2003 (7,8). In 2003 hadden wel iets meer ouders iets op te merken over de bibliotheek (25%). Net als toen is het beperkte aanbod van met name boeken voor kleine kinderen het belangrijkste kritiekpunt .
4.7
Zwemles Zwemles in Leiden Aan de ouders van kinderen in de leeftijd van 3 tot en met 5 jaar, is gevraagd of zij op dit moment of het afgelopen jaar voor hun kinderen tot 6 jaar gebruik hebben gemaakt van zwemles in Leiden. Ruim een derde van de ouders heeft hiervan gebruik gemaakt. 35
Van de gezinnen met alleen kinderen tot en met 3 jaar, heeft 18% gebruik gemaakt van zwemles in Leiden, bij de ouders met kinderen tot en met 5 jaar is dat 35% en van ouders met ook oudere kinderen 46%. Opvallend is dat tweeverdieners (33%) en huishoudens met een hoog inkomen (>€ 4.000,-) (27%) minder dan gemiddeld gebruik hebben gemaakt van zwemles in Leiden. Autochtone gezinnen maken minder gebruik van zwemles in Leiden (33%) dan met name westerse allochtone gezinnen (52%). Redenen waarom ouders geen gebruik maken van de zwemles in Leiden, in procenten van het aantal respondenten die er geen gebruik van maken
geen behoefte aan
26
te ver weg / slechte bereikbaarheid
5
de kosten / te duur
2
niet bekend / geen informatie over
2 66
iets anders 0
20
40
60
80
100
Ouders die geen gebruik maken van het zwembad in Leiden voor zwemles geven hiervoor verschillende redenen. Een kwart heeft hier geen behoefte aan (26%). Een andere belangrijkere reden is dat men de kinderen hiervoor nog te jong vindt (35%). Een vijfde (21%) gaat voor de zwemles naar een zwembad buiten Leiden, zoals Leiderdorp en Oegstgeest. Veelal zijn dit hogere inkomengroepen waarvoor zwemles buiten Leiden volgens hen vaak dichterbij is. Sommige ouders brengen specifiek naar voren dat de wachtlijsten in Leiden hiervoor een reden vormen. Een kleine 10% van de kinderen staat inmiddels op een wachtlijst. Andere redenen spelen allemaal een minder belangrijke rol zoals de bereikbaarheid (5%), het ontbreken van informatie hierover (2%) en de kosten (eveneens 2%). Westerse allochtone ouders geven vaker aan dat de informatie ontbreekt (12%). Voor nietwesterse allochtone ouders spelen de kosten een grotere rol (7%). Daarnaast geven zij vaker aan hieraan geen behoefte te hebben (30%). De bereikbaarheid is alleen door autochtone ouders als reden naar voren gebracht. Beoordeling van de zwemles Bijna tweederde van de ouders geeft een 8 of hoger voor de zwemles van het kind in Leiden en slechts 2% geeft een onvoldoende. Gemiddeld wordt de zwemles gewaardeerd met een 7,6. Westerse allochtone (7,9) en niet-westerse ouders (7,7) zijn net iets positiever hierover dan autochtone ouders (7,5). Knelpunten Bijna driekwart van de ouders (71%) is over geen enkel aspect van de zwemles ontevreden. De overige ouders ervaren op verschillende terreinen knelpunten zoals de instructeurs (5%), de grootte van de groepen (4%), de kosten (4%), de lange wachtlijst (3%) en het gebouw (3%). Daarnaast noemen enkele ouders nog het contact met de ouders en de rommelige organisatie. Degenen die moeite hebben 36
met de instructeurs vinden veelal dat de instructeurs onvoldoende contact hebben met de kinderen. Daarnaast vinden enkele ouders de instructeurs niet vriendelijk of niet deskundig genoeg. Knelpunten van de zwemles, in procenten van het aantal respondenten, dat gebruik maakt van de zwemles in Leiden de instructeurs
13
5
groepen te groot
4
het gebouw / het zwembad
3
wachtlijst
3
7 8 49 2003
13 16
iets anders
2007 51
geen knelpunten 0
20
40
71 60
80
100
Vergelijking met 2003 In het onderzoek in 2003 is gevraagd naar het gebruik van het zwembad in het algemeen. Hierdoor is een exacte vergelijking in de tijd niet mogelijk. Bij de vorige meting gaf een vergelijkbaar aandeel (22%) wel aan gebruik te maken van zwemlessen buiten Leiden. Vergeleken met 2003, toen de zwemles een 7,3 gemiddeld kreeg, zijn de ouders nu nog iets positiever gestemd over de zwemles (7,6). In vergelijking met 2003 zijn de ouders iets meer tevreden over de aspecten van de zwemles. Met name de wachtlijsten vormen nu minder een probleem. Daarnaast is men ook meer te spreken over de instructeurs en over het zwembad zelf. Let wel, in 2003 werden dus ook zwembaden in de regio bij dit oordeel betrokken.
4.8
Spelen en verkennen samengevat Het gebruik van de voorzieningen Meer dan driekwart van de gezinnen met kinderen in Leiden komt wel eens in een speelplaats in de buurt (78%) en/of in een speeltuin van de Speeltuinvereniging Leiden (77%). Van de bibliotheek of bibliobus maakt ruim de helft van de ouders voor kinderen van 0 tot 6 jaar gebruik. Bij zwemles en de peuterspeelzaal gaat het om circa een derde van alle ouders die van deze voorzieningen gebruik maakt. Speelvoorzieningen waarvan in verhouding minder kinderen gebruik maken zijn speelactiviteiten in het buurthuis en de speel-o-theek (9%). Deze cijfers komen op hoofdlijnen overeen met de vorige meting. Vergeleken met 2003 is het gebruik van de speeltuin van de speeltuinvereniging iets toegenomen en maken minder kinderen gebruik van de peuterspeelzaal, het buurthuis en de speel-o-theek .
37
Gebruik van voorzieningen voor spelen en verkennen, in procenten van de doelgroep 74
speelplaats 67
speeluin
78
77
53 55
bibliotheek / bibliobus zw emles
36
peuterspeelzaal
43
34
speelactiviteiten buurthuis
9
speel-o-theek
9 0
2003
13
2007
12 20
40
60
80
100
Etniciteit Westerse (42%) en niet-westerse allochtone kinderen (39%) komen in verhouding vaker in een peuterspeelzaal (31% van de autochtone kinderen). De speel-o-theek wordt meer dan gemiddeld gebruikt door westerse allochtone gezinnen (19% tegenover 9% gemiddeld) evenals zwemles in Leiden (52% tegenover 36% gemiddeld). Omgekeerd komen autochtone kinderen vaker in de speeltuinen van de vereniging (79% tegenover 70% van de niet-westerse allochtone gezinnen). Bij het gebruik van speelplaatsen in de buurt is het niet erg groot (83% van de westerse allochtone gezinnen en 76% van de autochtone gezinnen). Het gebruik van speelactiviteiten in het buurthuis varieert van 6% door autochtone kinderen en 9% door westerse allochtone kinderen. Wel komen Marokkaanse kinderen hier vaker dan gemiddeld (15%). Dit geldt ook voor de bibliotheek (74% van de Marokkanen, 55% gemiddeld). Dit patroon lijkt sterk op dat van 2003. Opleiding, inkomen en aantal kinderen Hoger opgeleide ouders gaan met hun kinderen vaker dan gemiddeld naar een speelplaats in de buurt (81%) en juist minder vaak naar een peuterspeelzaal (29%). Ook de hoogste inkomens maken minder vaak gebruik van de peuterspeelzaal (18%), met name omdat deze gezinnen hun kinderen vaker onderbrengen bij een kinderdagverblijf of een gastouder en komen vaker bij een speelplaats in de buurt (86%). Lager opgeleiden maken vaker gebruik van speelactiviteiten in het buurthuis (13%). Vaak neemt het gebruik van de voorzieningen toe als het gezin meerdere kinderen telt en als de kinderen ouder worden. Dit geldt in meer of mindere mate voor alle genoemde voorzieningen, behalve voor de peuterspeelzaal. Op hoofdlijnen komt het beeld overeen met dat uit 2003. Redenen om geen gebruik te maken van de voorzieningen De gezinnen die geen gebruik maken van de voorzieningen hebben daar meestal geen behoefte aan. Veel ouders die geen gebruik maken van de peuterspeelzaal brengen hun kinderen naar een kinderdagverblijf of gastouder, of zijn zelf thuis. De kosten of bereikbaarheid spelen nauwelijks een rol. Mensen die niet met de kinderen naar een speeltuin of speelplaats gaan hebben hier veelal geen behoefte aan. Soms zijn de kinderen nog te klein. Bij de speelplaatsjes in de buurt spelen ook 38
de ligging en/of bereikbaarheid een rol en vormen onveiligheid of het gebrek aan onderhoud een reden om hier niet naar toe te gaan. Ook als men geen gebruik maakt van speelactiviteiten in het buurthuis, de speel-o-theek, de bibliotheek of de zwemles is de belangrijkste reden dat men er geen behoefte aan heeft. Van de speelactiviteiten in het buurthuis en de speel-o-theek is een deel van de ouders niet op de hoogte. Wat betreft biblotheek hebben veel ouders aangegeven dat ze zelf voldoende kinderboeken in huis hebben of dat de kinderen nog te jong zijn. Dat geldt ook voor de zwemles. Bereikbaarheid of de kosten spelen nauwelijks een rol. Beoordeling van de voorzieningen Beoordeling van de voorzieningen voor spelen en verkennen, in gemiddelde rapportcijfers 8
peuterspeelzalen
8,3 7,8 7,9
bibliotheek
speeltuinen
7,5 7,6
zwemles
7,3 7,6 7,2 7,4
speelactiviteiten buurthuis
2003
7,3 7,1
speel-o-theek
2007
6,3 6,6
speelplaatsen 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
De meeste voorzieningen in Leiden voor kinderen tot 6 jaar om te spelen of te verkennen worden door de gebruikers in het algemeen met een ruime voldoende gewaardeerd. De peuterspeelzaal (8,3) scoort gemiddeld het hoogst, gevolgd door de bibliotheek (7,9), de speeltuin (7,6) en de zwemles (7,6). Ook de speelactiviteiten in het buurthuis (7,4) en de speel-o-theek krijgen meer dan een 7 als rapportcijfer. Alleen de speelplaatsen in de buurt scoren met een 6,6 duidelijk lager. Het oordeel is bij vrijwel alle voorzieningen iets hoger dan in 2003. Alleen de speel-o-theek wordt iets minder gewaardeerd dan toen. Knelpunten Ondanks de royale voldoende die men aan de voorzieningen toekent, heeft een deel van de gebruikers wel kanttekeningen geplaatst of knelpunten aangegeven: •
•
In het algemeen hebben de meeste kritiekpunten betrekking op het (onderhoud en schoon houden van het) gebouw (4%), op de (bege)leiding (4%) of op de bereikbaarheid (3%). Bij de speeltuinen van de speeltuinvereniging wordt ook gewezen op de beperkte openingstijden (14%). Daarnaast vindt 7% de speeltoestellen niet
39
•
• • •
•
toereikend, verouderd of onveilig of niet geschikt voor jongere of juist voor oudere kinderen of is er te weinig toezicht (7%). De kritiek op de speelplaatsen in de buurt spitst zich ook vooral toe op (het ontbreken van voldoende) speelvoorzieningen (33%) en de veiligheid (14%), waarbij wordt gedoeld op de veiligheid van de toestellen, vervuiling en sociale onveiligheid. De kritiek op de speelactiviteiten in het buurthuis is beperkt en heeft vrijwel alleen te maken met het gebouw. Voor de speel-o-theek hebben de kritiekpunten veelal betrekking op de openingstijden en de materialen die men vaak vies vindt. Het aantal gebruikers dat knelpunten noemt voor de bibliotheken is ook beperkt. Men heeft het dan vooral over het (in hun ogen beperkte) aanbod van boeken voor kleine kinderen. Een klein deel van de gezinnen die deelnemen aan de zwemles hebben kritiek geuit op de instructeurs, de grootte van de groepen, de kosten, de wachtlijst en het gebouw.
40
5
Gezondheidszorg
5.1
Kraamzorg Gebruik van de kraamzorg Gebruik van de kraamzorg in 2007 en 2003, in procenten
2003
93
7
96
2007
0%
10%
20%
30%
40%
50%
4
60%
70% gebruik
80%
90%
100%
geen gebruik
Vrijwel alle ouders die nu of het afgelopen jaar een kind van 0 jaar hebben of hadden, hebben na de bevalling gebruik gemaakt van kraamzorg (96%). Ouders met een laag inkomen (tot € 2.500,-) (88%), ouders van Marokkaanse afkomst (86%) of afkomstig uit een ander westers land (87%) hebben minder dan gemiddeld gebruik gemaakt van kraamzorg. Beoordeling Over de kraamzorg zijn de ouders die het afgelopen jaar een kind hebben gekregen, zeer tevreden. Bijna driekwart van hen geeft een rapportcijfer 8 of hoger. Het gemiddelde cijfer is een 7,9. Het oordeel verschilt niet naar doelgroep of naar buurt. Knelpunten Aan de respondenten die een onvoldoende hebben gegeven is gevraagd waarom men niet tevreden is over de kraamzorg. Het gaat hierbij maar om 3 ouders, waarvan er 2 van mening zijn dat de kraamzorg niet deskundig genoeg was en 1 dat de organisatie slecht was. Vergelijking met 2003 Evenals in 2003 (93%) maken vrijwel alle ouders, die moeten bevallen, gebruik van kraamzorg (96%). Ook in 2003 kreeg de kraamzorg een hoog cijfer (7,7).
5.2
Het consultatiebureau Gebruik van het consultatiebureau Van de ouders met kinderen van 0 tot en met 4 jaar, is het overgrote deel het afgelopen jaar bij het consultatiebureau geweest (89%). Ouders die afkomstig zijn uit een overig niet-westers land maken in verhouding iets minder vaak gebruik van het consultatiebureau (78%).
41
Gebruik van het consultatiebureau in 2007 en 2003, in procenten
2003
90
10
2007
89
11
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60% gebruik
70%
80%
90%
100%
geen gebruik
Beoordeling Ook voor het consultatiebureau is een ruime voldoende weggelegd. Bijna de helft (44%) van de ouders geeft een 8 of hoger en slechts 4% geeft een onvoldoende. Het gemiddelde rapportcijfer is 7,3. Niet-westerse en westerse allochtone ouders geven over het algemeen een wat hoger cijfer (7,7) dan autochtone ouders (7,1). Knelpunten Tweederde van de ouders heeft geen opmerkingen over het consultatiebureau. De meeste ouders die wel iets aan te merken hebben (33%), hebben moeite met de opvoedkundige ondersteuning (8%) en de periodieke controle en inentingen (5%). De opvoedkundige ondersteuning wordt door hen als ondeskundig beoordeeld of men vindt dat men te weinig tijd krijgt. Ouders die ontevreden zijn over de periodieke controle wijzen ook op de ondeskundigheid en op lange wachttijden. Opmerking die incidenteel gemaakt zijn hebben onder andere betrekking op de wachttijden (6%), problemen met de arts, het gebouw, de informatie die men krijgt of de vriendelijkheid van het personeel. Vergelijking met 2003 Het gebruik van het consultatiebureau is sinds 2003 niet gewijzigd. Ook het oordeel over het consultatiebureau (7,3) is constant en vergelijkbaar met 2003 (7,4). Ook toen waren allochtone ouders nog iets meer tevreden. Het aandeel ouders dat geen negatieve zaken kon opmerken over het consultatiebureau was in 2003 vergelijkbaar met 2007.
5.3
De jeugdarts / GGD Bezoek aan de jeugdarts / GGD Kinderen uit groep 2 (5-6 jaar) van de basisschool krijgen een oproep van de GGD voor een bezoek aan de jeugdarts. Kinderen in groep 1 (4-5 jaar) kunnen naar de jeugdarts voor logopedie. Van alle ouders van kinderen van 4 en 5 jaar heeft eenderde (32%) het afgelopen jaar een bezoek gebracht aan de schoolarts of de GGD. Met name niet-westerse allochtone ouders hebben vaker een bezoek gebracht aan de jeugdarts / GGD (50%) dan autochtone ouders (28%).
42
Bezoek aan de schoolarts of de GGD in 2007 en 2003, in procenten
2003
33
67
2007
32
68
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
gebruik
80%
90%
100%
geen gebruik
Beoordeling Zes op de tien ouders geven een 8 of hoger als ze in een rapportcijfer hun totaalwaardering moeten uitspreken voor de GGD / schoolarts en 7% heeft een onvoldoende gegeven. Dat resulteert in een gemiddeld rapportcijfer 7,6. Het oordeel verschilt nauwelijks tussen de verschillende doelgroepen. Knelpunten Dit hoge rapportcijfer vertaalt zich ook in het grote aantal ouders dat over alle aspecten tevreden is (86%). Ouders die ontevreden zijn geven vrijwel allemaal een andere reden hiervoor. Vergelijking met 2003 In 2003 had een vergelijkbaar deel een bezoek gebracht aan de jeugdarts of de GGD (33%). Ook toen was het aandeel niet-westerse allochtone ouders dat hiervan gebruik had gemaakt hoger dan het aandeel autochtone ouders. Ook het rapportcijfer (7,6) voor de GGD en/of de schoolarts is vergelijkbaar met 2003 (7,5). Een vergelijkbaar aandeel had niets negatiefs op te merken (85%).
5.4
De huisarts Bezoek aan de huisarts Bezoek aan de huisarts met de kinderen in 2007 en 2003, in procenten
2003
81
19
78
2007
0%
10%
20%
30%
22
40%
50%
60% gebruik
70%
80%
90%
100%
geen gebruik
Vrijwel alle ondervraagde ouders hebben een eigen huisarts (98%). Ruim driekwart (78%) van de ouders is het afgelopen jaar met de kinderen naar de huisarts geweest. Naar doelgroep verschilt het beeld niet.
43
Beoordeling van de huisarts De waardering van de huisartsen in Leiden is erg hoog. Zeven op de tien ouders geeft een 8 of hoger (71%), slechts 2% een onvoldoende. Het gemiddelde rapportcijfer is 7,9. De meningen lopen niet uiteen tussen de verschillende doelgroepen. Knelpunten Van degenen die een onvoldoende hebben gegeven voor de huisarts, schrijven de meeste dit toe aan de ontoereikende deskundigheid (1% van alle ouders). Ook wijzen enkele ouders op onvriendelijkheid van de huisarts of een te groot aandeel parttimers die huisarts zijn, waardoor er veel wisselingen zijn. Vergelijking met 2003 In 2003 was 81% met de kinderen naar de huisarts geweest, in 2007 was dat 78%. Evenals in 2003 waren de meeste ouders zeer tevreden over de huisarts. Het gemiddelde rapportcijfer is vergelijkbaar (7,9 tegenover 7,8 in 2003).
5.5
Gezondheidszorg op een rij Gebruik van de gezondheidszorgvoorzieningen Gebruik van voorzieningen voor gezondheidszorg, in procenten 93
kraamzorg
96 90 89
consultatiebureau
81
huisarts
78 2003
33 32
schoolarts / GGD
0
20
2007
40
60
80
100
Van de verschillende onderzochte gezondheidsvoorzieningen wordt door de ouders voor hun kinderen veelvuldig gebruik gemaakt. Zo maken vrijwel alle ouders gebruik van de kraamzorg (96% van de ouders die zijn bevallen). Van het consultatiebureau wordt ook intensief gebruik gemaakt, hoewel niet alle ouders dit doen (89%). Van de ouders is 78% het afgelopen jaar met de kinderen naar de huisarts geweest. Aan de schoolarts heeft circa een derde van de ouders het afgelopen jaar een bezoek gebracht. Het gebruik van de voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg hangt niet of nauwelijks samen met etniciteit, inkomen en opleidingsniveau. Vergeleken met 2003 zijn de verschillen minimaal. Beoordeling van de voorzieningen De gezondheidszorgvoorzieningen voor kinderen in Leiden staan bij de ouders goed aangeschreven. Alle voorzieningen worden met een ruime voldoende beoordeeld. De kraamzorg en de huisarts krijgen een 7,9, schoolarts/GGD een 7,6 en het consultatiebureau een 7,3. In 2003 was dat niet anders. 44
Beoordeling van de voorzieningen voor gezondheidszorg, in gemiddelde rapportcijfers kraamzorg
7,7 7,9
huisarts
7,8 7,9
7,5 7,6
schoolarts / GGD
2003 7,4 7,3
consultatiebureau
0
1
2
3
4
5
6
7
2007
8
9
10
Suggesties en aanbevelingen Wanneer ouders suggesties mogen geven voor het verbeteren van de gezondheidszorgvoorzieningen voor kinderen, dan heeft een groot aantal suggesties betrekking op de consultatiebureaus die men graag anders ingericht zou willen zien. Het gaat hierbij om de locatie, maar ook om de toegankelijkheid. Daarnaast bestaat behoefte aan een aparte kinderarts op huisartsenniveau. Ook over de bereikbaarheid buiten kantooruren en de organisatie hiervan in een huisartsenpost worden meerdere opmerkingen gemaakt. Daarnaast heeft een deel van de reacties betrekking op de wachttijden zowel voor de huisartsenpraktijk in het algemeen als de wachttijd ter plekke als er een afspraak is gemaakt. Ook de wachttijden bij het consultatiebureau worden naar voren gebracht. Daarnaast worden meerdere opmerkingen gemaakt over de kosten.
45
46
6
Opvoedkundige ondersteuning
6.1
Opvoedkundige ondersteuning of hulpverlening Behoefte aan opvoedkundige ondersteuning of hulpverlening, in procenten
geen behoefte aan
66
alledaagse problemen (eten, slapen e.d.)
26
gedrag (druk, problemen met vriendjes e.d.)
12
gezondheidsproblemen
2
leerproblemen
1 0
10
20
30
40
50
60
70
Tweederde van de ouders heeft geen vragen over de opvoeding van hun kinderen, waarover men graag met anderen zou willen praten. Ouders die dit wel hebben, hebben meestal behoefte aan een gesprek over alledaagse problemen zoals eten en slapen. Van alle ouders heeft een kwart hier behoefte aan. Ruim één op de tien ouders (12%) wil graag een gespek voeren over het gedrag van hun kind(eren). Gezondheidsproblemen en leerproblemen vormen vrijwel nooit een aanleiding. Hulp bij de opvoeding Ouders die vragen hebben of ondersteuning of hulp willen bij de opvoeding van kinderen, gaan vooral naar familie, vrienden of kennissen (59%). De overige ouders doen veelal een beroep op het consultatiebureau, de GGD of de schoolarts (32%). Van de overige instanties, zoals de huisarts (9%), het Opvoedbureau (6%), school (5%), internet of een boek of een tijdschrift (4%) wordt minder gebruik gemaakt. Ook Bureau Jeugdzorg (2%) en Maatschappelijk werk (2%) zijn niet direct instanties waar ouders met vragen over de opvoeding van hun kinderen naar toe gaan. Ouders met een hoog opleidingsniveau (64%) en tweeverdieners (63%) gaan vaker met vragen over opvoeding naar familie, vrienden of kennissen. Ouders met maar één kind gaan vaker naar het consultatiebureau, de GGD of de schoolarts (41%). Dit geldt ook voor ouders die alleen kinderen hebben tot 4 jaar oud (41%). Marokkaanse ouders gaan in verhouding meer dan gemiddeld naar school voor vragen over de opvoeding (21%). Over het algemeen vinden ouders het totaal niet moeilijk om bij deze organisaties aan te kloppen voor hulp (94% niet moeilijk). Slechts enkele ouders hebben aangegeven dit moeilijk te vinden bij het consultatiebureau (3%) en bij familie, vrienden of kennissen (2%).
47
Personen/instanties waar ouders naar toe gaan als men vragen heeft of ondersteuning of hulp zou willen bij de opvoeding van de kinderen, in procenten van de ouders die vragen hebben waarover men met anderen zou willen praten familie, vrienden, kennissen
59
consultatiebureau, ggd, schoolarts
32
huisarts
9 6
Opvoedbureau
5
school inernet, boek, tijdschrift
4
Bureau Jeugdzorg
2
maatschappelijk w erk
2 3
w eet niet
6
iets anders 0
10
20
30
40
50
60
70
Vergelijking met 2003 Bij het onderzoek in 2003 zijn deze vragen niet opgenomen, zodat een vergelijking in de tijd niet mogelijk is.
6.2
Opvoedkundige instanties Bekendheid van verschillende organisatie die zich in Leiden bezig houden met opvoedkundige ondersteuning, in procenten kan geen enkele organisatie noemen
60 65 9
Bureau Jeugdzorg
11 18
Opvoedbureau
11 3 3
opvoedcursussen Algemeen Maatschappelijk Werk
4 3
2003 2007 19 20
iets anders 0
10
20
48
30
40
50
60
70
Desgevraagd kan bijna tweederde van de ouders geen organisatie noemen die zich bezig houden met opvoedkundige ondersteuning. Ouders die wel organisaties kennen noemen vooral Bureau Jeugdzorg (11%) en het Opvoedbureau (11%). Opvoedcursussen en het Algemeen Maarschappelijk Werk worden minder vaak naar voren gebracht (3%). Eén op de vijf ouders noemt een andere instantie, waarbij men vooral aan het consultatiebureau denkt (11%), alsook aan de GGD (3%), Thuiszorg (2%), de huisarts (1%), GGZ (1%), het RIAG (1%) en Triple P (1%). Westerse (74%) en niet-westerse allochtone ouders (71%) kunnen vaker geen organisatie noemen die zich hiermee bezig houdt. Het Opvoedbureau wordt minder vaak genoemd door ouders met alleen jonge kinderen (8%) en door niet-westerse allochtone ouders (8%). Bureau Jeugdzorg wordt vaker genoemd door ouders die ook kinderen van 6 jaar en ouder hebben (16%). In tweede instantie Bekendheid van verschillende instanties die zich bezig houden met opvoedkundige ondersteuning, in procenten van degenen die deze instanties niet in eerste instantie hebben genoemd
54
Bureau Jeugdzorg
78
62 65
Algemeen Maatschappelijk Werk
2003 42
Opvoedbureau
2007
33 0
20
40
60
80
100
Aan de ouders die het Bureau Jeugdzorg, het Algemeen Maatschappelijk Werk en het Opvoedbureau in eerste instantie niet hebben genoemd, is alsnog concreet gevraagd of zij bekend zijn met deze instanties. Bureau Jeugdzorg geniet dan met 78% de grootste bekendheid, gevolgd door Algemeen Maatschappelijk Werk (65%). Het Opvoedbureau is duidelijk minder bekend bij de ouders (33%). Gebruik van opvoedkundige instanties Slechts een klein percentage ouders (8%) heeft wel eens gebruik gemaakt van een van deze bureaus of heeft wel eens een cursus gevolgd voor opvoedkundige ondersteuning. Naar het Opvoedbureau is 4% van de ouders wel eens geweest, naar Bureau Jeugdzorg 2% en naar het Algemeen Maatschappelijk Werk ieder 2%. Door ouders met een laag inkomen (16%) en gezinnen met kinderen van 6 jaar en ouder (15%) wordt in verhouding meer gebruik gemaakt van opvoedkundige ondersteuning. Ook niet-westerse allochtone ouders (12%) en gezinnen met twee of meer kinderen (11%) maken hiervan vaker gebruik. Tweeverdieners (6%) en hoger opgeleide ouders (6%) hebben juist minder opvoedkundige ondersteuning genoten.
49
Gebruik van verschillende instanties die zich bezig houden met opvoedkundige ondersteuning, in procenten. 91 92
Geen gebruik 4 4
Opvoedbreau
Bureau Jeugdzorg
3 2
Algemeen Maatschappelijk Werk
3 2
2003 2007
1
Opvoedcursussen 0
20
40
60
80
100
Beoordeling De ouders die gebruik hebben gemaakt van opvoedkundige ondersteuning zijn hierover zeer te spreken. Over het Opvoedbureau laat ruim driekwart van de ouders zich positief uit. Ook Algemeen Maatschappelijk Werk (72%) en het Bureau Jeugdzorg (70%) krijgen een goede beoordeling van de ouders. Opvallend is dat een kwart van de ouders die gebruik heeft gemaakt van Algemeen Maatschappelijk Werk hierover juist ontevreden is. In absolute cijfers gaat het echter maar om 4 ouders. Over Bureau Jeugdzorg laten 2 ouders zich negatief uit. Alle ondervraagde ouders die een opvoedcursus hebben gevolgd zijn tevreden. Ook hier bij gaat het maar om een beperkt aantal ouders. Voorkeur Wijze van hulp bij opvoedkundige ondersteuning, in procenten.
geen behoefte aan
28
themabijeenkomsten
28
praatgroep
25
19
opvoedcursus 0
20
40
60
80
100
Als ouders de vraag wordt gesteld op welke manier men het liefst hulp krijgt bij de opvoeding, dan geeft ruim een kwart van de ouders aan helemaal geen behoefte te hebben aan hulp. De overige ouders zijn zeer verdeeld. Themabijeenkomsten genieten de voorkeur van ruim een kwart van de ouders (28%). Een iets kleiner aandeel neemt liever deel aan een praatgroep (25%) en de opvoedcursus staat op een derde plaats (19%). 50
Ouders met een hoog inkomen (> € 4.000,-, 33%) en autochtone ouders (32%) geven vaker aan geen behoefte te hebben aan opvoedkundige ondersteuning. Vergelijking met 2003 Ouders konden nu minder vaak een organisatie voor opvoedkundige ondersteuning noemen (33% tegenover 40% in 2003. Met name het Opvoedbureau is minder vaak genoemd (11% tegenover 18% in 2003). Wanneer concreet wordt gevraagd naar de bekendheid met verschillende instanties dan is Bureau Jeugdzorg nu meer bekend bij de ouders dan in 2003. Het Opvoedbureau heeft ook iets aan bekendheid ingeleverd. Vergeleken met 2003 is het gebruik van de opvoedkundige ondersteuning niet veel veranderd. Ook de beoordeling wijkt vrijwel niet af van die in 2003. De vraag over de voorkeursvorm voor ondersteuning is in 2003 niet gesteld.
6.3
Opvoedcursus en Centrum voor Jeugd en Gezin Draagvlak voor Centrum voor Jeugd en Gezin en opvoedcursus, in procenten.
Centrum voor Jeugd en Gezin
80
opvoedcursus
14
76
0%
20%
40%
17
60% goed idee
80% neutraal
6
7
100% slecht idee
De meeste ouders zijn voorstander van de komst van een Centrum voor Jeugd en Gezin in Leiden, waar ouders terecht kunnen met hun vragen of problemen rondom de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. Vier van de vijf ouders ondersteunen een dergelijk plan. Slechts 6% van de ouders geeft aan dit een slecht idee te vinden. Ook het aanbieden van een gratis opvoedcursus aan nieuwe ouders, zoals nu al in Zweden gebeurt, kan op de nodige steun rekenen. Zo geeft driekwart van de ouders aan dit een goed idee te vinden, 7% vindt dit geen goed idee. Autochtone ouders zijn vaker tegenstander van een gratis opvoedcursus (9%) dan niet-westerse (3%) en westerse (4%) allochtone ouders.
Instanties die men mist De meerderheid van de ouders (92%) mist geen gemeentelijke voorzieningen of andere instanties op het gebied van de hulpverlening en opvoedingsondersteuning voor kinderen van 0 tot 6 jaar. De opmerkingen die zijn gemaakt hebben veelal betrekking op het meer centraliseren van de hulpverlening (één-loketgedachte).
51
Ook zijn ouders van mening dat men onvoldoende bekend is met de mogelijkheden die er zijn op dit gebied. Laagdrempeligheid is ook een aspect dat meerdere keren naar voren is gebracht. Daarnaast hebben enkele ouders aangegeven behoefte te hebben aan een specifieke kinderarts, aan meer controlemogelijkheden voor kinderen, aan meer opvangmogelijkheden en aan kortere wachtlijsten. In 2003 gaven net iets meer ouders aan voorzieningen te missen (15%). Een meer centrale benadering werd toen minder vaak naar voren gebracht, terwijl een 24-uurs telefoon voor het stellen van vragen over kinderen toen vaker naar voren is gebracht. In 2007 is dit aspect helemaal niet genoemd.
52
7
Veiligheid
7.1
Verkeersveiligheid in de buurt Beoordeling De verkeersveiligheid scoort bij de ondervraagde ouders gemiddeld een 6,1. Ruim een kwart van de ouders (29%) geeft een onvoldoende. Tussen de verschillende groepen ouders loopt het beeld nauwelijks uiteen. Naar buurt varieert het cijfer over verkeersveiligheid van 5,4 in Leiden-Noord en het Stationsdistrict tot 6,7 in het Merenwijkdistrict. Ook Binnenstad-Zuid (5,7), het Bos- en Gasthuisdistrict (5,8), Binnenstad-Noord (5,8) en het Boerhaavedistrict (5,9) scoren een onvoldoende.
Gemiddelde beoordeling van de verkeersveiligheid, in rapportcijfers 6,2
Merenwijkdistrict
6,7
6,2 6,4
Stevenshofdistrict
6,1 6,3
Morsdistrict
5,9 6,1
Roodenburgdistrict Boerhaavedistrict
5,9
Binnenstad Noord
5,7 5,8
Bos- en Gasthuisdistrict
5,6 5,8
6,4
5,5 5,7
Binnenstad Zuid
5,5 5,4
Stationsdistrict
2003
5,3 5,4
Leiden Noord
2007 5,9 6,1
Totaal 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Argumenten De ouders die een onvoldoende hebben gegeven, hebben vooral moeite met te hard rijdende auto’s (69%). Ook verkeersgevaarlijke situaties en teveel auto’s zorgen vaker voor ontevredenheid over de verkeersveiligheid (beiden 49%). Beide problemen worden beduidend vaker ervaren in Leiden-Noord. Daarnaast wijst circa één op de zes ouders op brommers en scooters (17%). Ouders hebben zelf nog een groot aantal andere aspecten naar voren gebracht die bijdragen aan de verkeersonveiligheid, zoals het niet juist afgesteld staan van stoplichten, te smalle stoepen of verkeerd geparkeerde auto’s
53
Redenen waarom men ontevreden is over de verkeersveiligheid, in procenten. 67 69
auto's rijden te hard verkeersgevaarlijke situaties
41 49 26
teveel auto's
49 14
brommers en scooters
2003
17
2007
18
overig
21 0
20
40
60
80
100
Suggesties voor verbetering Als oplossing ziet men vooral mogelijkheden in het aanleggen van drempels (24%) en in meer politietoezicht (19%). Het invoeren van eenrichtingsverkeer wordt slechts door 4% van de ouders als een geschikte maatregel gezien. Een op de 3 ouders heeft nog andere suggesties naar voren gebracht, die vaak maar één of twee keer genoemd zijn. Suggesties die meer malen naar voren zijn gebracht, zijn het aanleggen van een 30 km zone, het aanleggen van stoepen, zebrapaden en parkeerplaatsen of juist het weghalen van parkeerplaatsen, het invoeren van betaald parkeren, het afsluiten van wegen voor autoverkeer, het beter afstellen van verkeerslichten, het plaatsen van borden en het uitvoeren van snelheidscontroles. Vergelijking met 2003 Het overall-cijfer voor de verkeersveiligheid (6,1. In 2003 werd de verkeersveiligheid met een 5,9 beoordeeld. Het Merendistrict scoort nu duidelijk hoger (+0,5), het Boerhavedistrict duidelijk lager (-0,5) dan 4 jaar geleden. Vergeleken met 2003 worden teveel auto’s en verkeersonveilige situaties veel vaker naar voren gebracht als reden voor de verkeersonveiligheid. De suggesties voor verbetering wijken niet veel af van de suggesties die in 2003 naar voren zijn gebracht.
7.2
Sociale veiligheid in de buurt Beoordeling In vergelijking met de verkeersveiligheid in de buurt is het met de sociale veiligheid in de buurt in Leiden beter gesteld. Ook geven autochtone ouders (7,2) gemiddeld net iets hoger cijfer dan niet-westerse allochtone ouders (6,9). Westerse allochtone ouders laten zich hierover juist nog iets positiever uit (7,5). Naar buurt varieert het gemiddelde rapportcijfer van een 6,6 in het Stationsdistrict tot een 7,8 in het Boerhaavedistrict. Leiden-Noord (6,8) en Binnenstad-Noord (6,9) scoren iets lager dan gemiddeld.
54
Gemiddelde beoordeling van de sociale veiligheid, in rapportcijfers 7,5 7,8
Boerhaavedistrict
7,4 7,5
Roodenburgdistrict
7,1 7,3
Binnenstad Zuid
6,8
Morsdistrict
7,2
6,9 7
Merenwijkdistrict
6,7 7
Stevenshofdistrict
6,6
Bos- en Gasthuisdistrict 6,1
Binnenstad Noord
6
Leiden Noord
7
6,9 6,8 2003
6,4 6,6
Stationsdistrict
6,7
Totaal 0
1
2
3
4
5
6
7
2007 7,1 8
9
10
Argumenten Redenen waarom men ontevreden is over de sociale veiligheid, in procenten.
rondhangende jongeren
42
vandalisme en vernieling
42
16
veel bedreiging en criminaliteit
41
15 2
verlichting verbeteren
49
8 2003
1
struiken te hoog
2007 28
overig 0
20
34 40
60
80
100
De oorzaak voor de sociale onveiligheid wordt vooral gezocht bij rondhangende jongeren (42% van de ouders die een onvoldoende hebben gegeven). Andere aspecten als vandalisme en vernieling (16%), bedreiging en criminaliteit (15%) en het verbeteren van de verlichting (8%) zijn minder vaak naar voren gebracht. Ouders die zelf nog een reden noemen, wijzen een aantal keren op verslaafden en daklozen.
55
Suggesties voor verbetering Om de sociale veiligheid in de woonomgeving te verbeteren, kan tweederde van de ouders geen suggesties aandragen. De overige ouders denken vooral aan meer politie of meer toezicht (19%). Andere zaken waarin een deel van de ouders nog mogelijkheden ziet om de sociale veiligheid te verbeteren, zijn een betere verlichting (7%) en meer onderhoud van het groen (5%). Sommige bewoners denken daarnaast aan het organiseren van activiteiten, een hangplek voor jongeren en meer onderlinge contacten. Vergelijking met 2003 Het rapportcijfer voor sociale veiligheid (7,1) is ten opzichte van 2003 verbeterd (6.7). Het veiligheidsgevoel is in alle districten toegenomen maar vooral in de Binnenstad-Noord en in Leiden-Noord. In 2007 wordt minder vaak gewezen op rondhangende jongeren, vandalisme en vernieling en op bedreiging en criminaliteit. Als oplossing wordt nu ‘meer politie of ander toezicht’ vaker naar voren gebracht
7.3
Veiligheid op een rij Beoordeling van de veiligheid, in rapportcijfers
verkeersveiligheid 2003 verkeersveiligheid 2007
sociale veiligheid 2003 sociale veiligheid 2007 0%
10%
goed (8 of meer)
20%
30%
40%
50%
voldoende (6 of 7)
60%
70%
80%
90%
100%
onvoldoende (5 of minder)
Afgaande op de gemiddelde rapportcijfers zijn de ouders over de verkeersveiligheid (6,1) minder tevreden dan over de sociale veiligheid (7,1). De verkeersveiligheid scoort het slechtst in Leiden-Noord (5,4) en in het Stationsdistrict (5,4). In het Merenwijkdistrict is men hierover het meest positief (6,7). Wat betreft de sociale veiligheid liggen de rapportcijfers in dezelfde districten het laagst (resp 6,6 in het Stationsdistrict en 6,8 in Leiden-Noord) en in het Boerhaavedistrict het hoogst (7,8). Vergeleken met 2003 tekent zich echter zowel wat betreft de verkeersveiligheid als de sociale veiligheid een verbetering af. Ouders die een onvoldoende hebben gegeven voor de verkeersveiligheid wijzen vooral op te hard rijdende auto’s naast verkeersonveilige situaties en teveel auto’s. De sociale onveiligheid schrijven ouders die hiervoor een onvoldoende hebben gegeven vooral toe aan rondhangende jongeren.
56
BIJLAGE I
RESPONSOVERZICHT EN WEGING
Responsoverzicht Bruto steekproef Waarvan: - persoon woont er niet (meer) - afgesloten nummer / bedrijf / fax - geen kinderen in leeftijdsgroep - faxnummer - nummer is een bedrijf - op vakantie - overleden - taalprobleem - overig Totaal ruis
1.175
100,0%
54 71 16 6 6 2 1 1 1 158
13,4%
Netto steekproef Waarvan: - niet bereikt - weigering - enquete afgenomen (respons)
1.017
100,0%
360 47 610
35,4% 4,6% 60,0%
Weging naar district Binnenstad Noord Binnenstad Zuid Boerhaavedistrict Bos- en gasthuisd. Leiden Noord Merenwijkdistrict Morsdistrict Roodenburgerdistrict Stationsdistrict Stevenshofdistrict Leiden totaal naar etnische groep Ned Marokko Turkije Suriname Aruba/Ant westers overig totaal
populatie abs 561 338 262 1.143 872 1.104 683 1.574 97 717 7.351 populatie abs 4.844 683 196 134 65 768 661 7.351
in procenten 7,6% 4,6% 3,6% 15,5% 11,9% 15,0% 9,3% 21,4% 1,3% 9,8% 100,0%
respons abs 45 38 29 79 47 81 64 150 11 65 609
in procenten 7,4% 6,2% 4,8% 13,0% 7,7% 13,3% 10,5% 24,6% 1,8% 10,7% 100,0%
in procenten 65,9 9,3 2,7 1,8 0,9 10,4 9,0 100,0%
respons abs 446 26 23 33 18 45 18 609
na weging in procenten op district 73,2 72,6 4,3 4,7 3,8 4,2 5,4 5,5 3,0 3,0 7,4 2,8 3,0 7,1 100,0% 100,0%
57
weegfactor 1,0328 0,7369 0,7485 1,1986 1,5371 1,1292 0,8841 0,8693 0,7305 0,9139
weegfactor 0,9077 1,9789 0,6348 0,3314 0,2947 3,7313 1,2665
58
BIJLAGE II
DE RESPONDENTEN
Kenmerken van de respondenten, na weging van het bestand (zie bijlage 1) Geslacht (in procenten) Mannen Vrouwen totaal
49,3 50,7 100,0
Etniciteit (in procenten) Nederlands Marokkaans Turks Surinaams / Antilliaans Overig niet-westers Overig westers totaal
65,8 9,3 2,6 2,7 10,6 8,9 100,0
Huishoudensamenstelling (in procenten) (echt)paar met kinderen Eenoudergezin totaal
94,8 5,2 100,0
Aantal personen op het adres (in procenten) 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen 6 of meer personen totaal
2,1 37,2 41,3 13,6 5,9 100,0
Aantal kinderen (in procenten) 1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen 6 of meer kinderen totaal
38,4 42,1 14,0 4,5 1,0 0,1 100,0
Leeftijd van (alle) kinderen, in procenten van de respondenten 0 jaar 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar of ouder totaal
19,5 21,2 23,3 19,6 23,9 23,8 36,6 -----
59
Werkend – niet-werkend (in procenten) Werkend > 15 uur per week Werkend < 15 uur per weel Huisvrouw / huisman Student / scholier Werkloos / AAW / WAO Overig / geen partner Totaal
respondent 78,8 4,1 10,1 1,6 4,6 0,8 100,0
Partner 84,8 1,9 7,2 0,4 1,2 4,5 100,0
Respondent 39,7 24,0 16,6 4,2 7,4 4,6 2,9 0,6 100,0
Partner 40,8 23,5 15,1 3,5 7,8 3,7 3,6 2,0 100,0
Hoogste opleiding (in procenten) WO HBO MBO LBO Havo / VWO Mavo / mulo Geen / basisonderwijs Onbekend Totaal
Netto huishoudensinkomen (in procenten) < € 1.000,€ 1.001 - € 1.500,€ 1.501 - € 2.000,€ 2.001 - € 2.500,€ 2.501 - € 3.000,€ 3.001 - € 3.500,€ 3.501 - € 4.000,€ 4.001 - € 4.500,> € 4.500,Onbekend totaal
2,1 5,3 7,0 7,8 14,2 12,5 9,0 7,5 14,2 20,4 100,0
District (in procenten) Binnenstad-Noord Binnenstad-Zuid Boerhaavedistrict Bos- en Gasthuisdistrict Leiden-Noord Merenwijkdistrict Morsdistrict Roodenburgdistrict Stationsdistrict Stevenshofdistrict totaal
7,3 4,6 3,1 16,2 11,4 14,3 11,4 20,8 1,2 9,5 100,0
60
BIJLAGE 3
DE VRAGENLIJST
Enquête Leiden:
voorzieningen voor kinderen van 0 tot 6 jaar
Instructie: De enquête wordt afgenomen bij één van de ouders van één of meer kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar. De adresgegevens zijn afkomstig van de gemeente Leiden (willekeurige steekproef). A. HUISHOUDENSSITUATIE Allereerst zou ik u enkele vragen willen stellen over uw huishouden. 1.
Geslacht van de respondent, (Enquêteur: niet vragen, zelf invullen !) 1. man 2. vrouw
2.
Hoe ziet uw huishouden er op dit adres uit? 1. (echt)paar (samenwonend) met kinderen 2. éénoudergezin met kinderen 3. overig, namelijk…………. 9. weet niet/ geen antwoord
3.
Hoeveel personen wonen er op dit adres? (uzelf meegerekend) …………...(aantal invullen) 99=weet niet/ geen antwoord
4.
Hoeveel kinderen wonen er bij u thuis? …………...(totaal aantal invullen) 99=weet niet/ geen antwoord
4a.
Wat is de leeftijd van deze kinderen?(meerdere antwoorden mogelijk) 1. 0 Jaar 6. 5 jaar 2. 1 jaar 7. 6 jaar 3. 2 jaar 8. 7 jaar of ouder 4. 3 jaar 9 geen antwoord 5. 4 jaar
B. SPELEN EN VERKENNEN De volgende vragen gaan over speelvoorzieningen.
Peuterspeelzaal
5.
Enq: voor ouders met kinderen van 2 tot en met 5 jaar (selectie o.b.v. 4a). Maakt u op dit moment gebruik van de peuterspeelzaal of heeft u dat het afgelopen jaar gedaan? 1. ja 2. nee door naar 10 9 geen antwoord door naar 11
7a.
Hoeveel dagdelen gaat uw kind / gaan / gingen uw kinderen naar de peuterspeelzaal? 1. 2 dagdelen of minder door naar 8 2. 4 dagdelen 3. iets anders, namelijk……… 9 geen antwoord
7b.
Krijgt uw kind op de peuterspeelzaal extra taalonderwijs (VVE) ? 1 ja 2 nee door naar 8 9 geen antwoord door naar 8
61
7c.
Bent u tevreden over dit extra taalonderwijs (VVE) ? 1 ja 2 nee, omdat …………………………………………………….. 9 geen antwoord
8.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de peuterspeelzaal ? beoordeling peuterspeelzaal ………. (rapportcijfer invullen)
9.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de peuterspeelzaal. U kunt daarbij denken aan het gebouw, de begeleiding van de kinderen, de communicatie met de ouders of de bereikbaarheid van de peuterspeelzaal vanaf uw huis? Zijn er nog andere aspecten van de peuterspeelzaal waarover u ontevreden bent? Meerdere antwoorden mogelijk 1 nergens ontevreden over door naar 11 2 accommodatie / het gebouw door naar 9a 3 de begeleiding van de kinderen door naar 9b 4 de communicatie met de ouders door naar 9c 5 de bereikbaarheid vanaf uw huisadres door naar 9d 6 anders, namelijk……………………. door naar 9e 9 geen antwoord
9a.
Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de accommodatie / het gebouw? 1. slecht onderhouden 2. niet schoon 3. niet gezellig / weinig sfeer 4. te klein 5. iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
9b.
Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de begeleiding/ medewerkers? 1. niet vriendelijk genoeg 2. niet / onvoldoende deskundig 3. onvoldoende contact met de kinderen 4. iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
9c.
Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de communicatie met de ouders? 1 te weinig informatie 2 niet vriendelijk genoeg 3 onvoldoende inspraak 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
9d.
Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning? 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
9e.
Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over : anders namelijk? …………………………………………………………..
62
10.
Waarom maakt u op dit moment of maakte u geen gebruik van de peuterspeelzaal? Meerdere antwoorden mogelijk 1. niet nodig / geen behoefte aan 2. vinden de kinderen niet leuk (genoeg) 3. kinderen gaan naar kinderdagverblijf 4. te ver weg / slecht bereikbaar 5. de kosten / te duur 6. iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
Speeltuin
11.
Enq: voor ouders met kinderen van 2 tot en met 5 jaar (selectie o.b.v. 4a). Gaat u wel eens met uw kinderen naar een speeltuin van de speeltuinvereniging in Leiden of bent u daar het afgelopen jaar wel eens geweest? (Enq: hier zijn bedoeld de speeltuinen waarvoor men toegang moet betalen of waarvan men lid is) 1 ja 2 nee door naar 16 9 geen antwoord door naar 17
13.
Hoe vaak gaat / ging u gemiddeld met uw kinderen naar deze speeltuin? Is dat: 1 Meerdere keren per week (vaak) 2 Enkele keren per maand (regelmatig) 3 Enkele keren per jaar (af en toe) 4 Incidenteel 9 geen antwoord
14.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de speeltuin van de speeltuinvereniging? beoordeling speeltuin ………. (rapportcijfer invullen)
15.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de speeltuin van de speeltuinvereniging. U kunt daarbij denken aan de speeltoestellen, het toezicht op de speeltuin, de veiligheid, de openingstijden en de bereikbaarheid van de speeltuin vanaf uw huis? Zijn er nog andere aspecten van de speeltuin waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over door naar 17 2 de speeltoestellen door naar 15a 3 het toezicht door naar 15b 4 de veiligheid door naar 15c 5 de openingstijden door naar 15d 6 de bereikbaarheid door naar 15e 7 anders, namelijk ……………. door naar 15f 9 geen antwoord
15a. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de speeltoestellen? 1 te weinig speeltoestellen voor kleine kinderen 2 verouderd materiaal, niet aantrekkelijk genoeg 3 onveilige speeltoestellen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 15b. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over het toezicht op de speeltuin / de begeleiding? 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 letten niet op 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
63
15c. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de veiligheid van en in de speeltuin? 1 speeltoestellen zijn onveilig 2 toezicht is onvoldoende 3 teveel oudere kinderen / jongeren 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 15d. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de openingstijden? 1. overdag te weinig open 2. ’s avonds te weinig open 3. in het weekend te weinig open 4. te weinig dagen open 5. iets anders, namelijk …………………………………….. 9. geen antwoord 15e. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning? 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 15f.
Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over: anders namelijk? …………………………………………………………..
16.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de speeltuinen in Leiden? 1 geen behoefte aan 2 te duur / moet je voor betalen 3 ga altijd buiten Leiden naar een speeltuin 4 onveiligheid 5 te ver weg / slechte bereikbaarheid 6 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
Speelplaats in de buurt
17.
Enq: voor ouders met kinderen van 1 tot en met 5 jaar (selectie o.b.v. 4a). Gaat u wel eens met uw kinderen naar een speelplaats bij u in de buurt of bent u daar het afgelopen jaar wel eens geweest? (Enq: hier zijn bedoeld de speelplaatsjes bij / tussen de woningen) 1 ja 2 nee door naar 20 9 geen antwoord door naar 21
18.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de speelplaats waar u het meest komt ? beoordeling speelplaats ………. (rapportcijfer invullen)
19.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de speelplaats bij u in de buurt waar u het vaakst naartoe gaat. U kunt daarbij denken aan de speeltoestellen, de veiligheid en de bereikbaarheid van de speelplaats vanaf uw huis? Zijn er nog andere aspecten van de speelplaats bij u in de buurt waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 21 2 de speeltoestellen ga door naar 19a 3 de veiligheid ga door naar 19b 4 de bereikbaarheid ga door naar 19c 5 anders, namelijk ……………. ga door naar 19d 9 geen antwoord
64
19a. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de speeltoestellen in de speelplaats? 1 geen / te weinig speeltoestellen 2 te weinig speeltoestellen voor kleine kinderen 3 verouderd materiaal 4 onveilig 5 niet schoon (hondenpoep e.d.) 6 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 19b. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de veiligheid in en om de speelplaats? 1 speeltoestellen zijn onveilig 2 toezicht is onvoldoende 3 sociaal onveilig / rondhangende jongeren e.d. 4 druk verkeer in de buurt 5 niet schoon (hondenpoep e.d.) 6 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 19c. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning? 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 19d. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over: anders namelijk? ………………………………………………………….. 20.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de speelplaatsen bij u in de buurt? 1 geen behoefte aan 2 onveiligheid 3 te ver weg / slechte bereikbaarheid 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
Speelactiviteiten in het buurthuis 21.
Maakt u op dit moment wel eens gebruik van de speelactiviteiten in het buurthuis bij u in de buurt of bent u daar het afgelopen jaar wel eens geweest? (Enq: hier zijn bedoeld de activiteiten die voor kinderen worden georganiseerd in buurthuizen) 1 Ja 2 nee door naar 26 9 geen antwoord door naar 27
23.
Hoe vaak maakt of maakte u gemiddeld gebruik van de speelactiviteiten in het buurthuis? Is dat: 1 Meerdere keren per week (vaak) 2 Enkele keren per maand (regelmatig) 3 Enkele keren per jaar (af en toe) 4 Incidenteel 9 geen antwoord
24.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de speelactiviteiten in het buurthuis waar u het meest komt ? beoordeling speelactiviteiten ………. (rapportcijfer invullen)
65
25.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over de speelactiviteiten in het buurthuis waar u het meest komt. U kunt daarbij denken aan het gebouw, de activiteiten die worden georganiseerd, de begeleiding en de de bereikbaarheid van het buurthuis vanaf uw huis? Zijn er nog andere aspecten van de buurthuizen bij u in de buurt waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 27 2 het gebouw ga door naar 25a 3 de activiteiten die worden georganiseerd ga door naar 25b 4 de begeleiding ga door naar 25c 5 de bereikbaarheid ga door naar 25d 6 anders, namelijk ……………. ga door naar 25e 9 geen antwoord
25a. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de accommodatie / het gebouw? 1 Niet goed onderhouden 2 niet schoon genoeg 3 ongezellig / weinig sfeer 4 te klein 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 25b. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de activiteiten die worden georganiseerd? 1 te weinig activiteiten voor kleine kinderen 2 verouderd materiaal 3 geen goede begeleiding 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 25c. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de begeleiding / de medewerkers? 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 25d. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de bereikbaarheid vanaf uw woning? 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 25e. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over: anders namelijk? ………………………………………………………….. 26.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de speelactiviteiten in het buurthuis? 1 geen behoefte aan 2 niet op de hoogte van de mogelijkheden / het aanbod 3 te ver weg / slechte bereikbaarheid 4 de kosten / te duur 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
Speel-o-theek 27.
Maakt u op dit moment wel eens gebruik van een speel-o-theek of bent u daar het afgelopen jaar wel eens geweest? 1 Ja 2 nee door naar 32 9 geen antwoord door naar 33 66
29.
Hoe vaak maakt / maakte u gemiddeld gebruik van de speel-o-theek? Is dat: 1 Meerdere keren per week (vaak) 2 Enkele keren per maand (regelmatig) 3 Enkele keren per jaar (af en toe) 4 Incidenteel 9 geen antwoord
30.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de speel-o-theek waar u het meest komt? beoordeling speel-o-theek ………. (rapportcijfer invullen)
31.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de speel-o-theek. U kunt daarbij denken aan de materialen die worden uitgeleend, de begeleiding en de bereikbaarheid van de speel-otheek vanaf uw huis? Zijn er nog andere aspecten van de speel-o-theek waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 33 2 materialen die worden uitgeleend ga door naar 31a 3 de begeleiding ga door naar 31b 4 de bereikbaarheid ga door naar 31c 5 anders, namelijk ……………. ga door naar 31d 9 geen antwoord
31a. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de materialen die worden uitgeleend? 1 te weinig speelgoed voor kleine kinderen 2 hebben we thuis ook 3 verouderd materiaal 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 31b. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de begeleiding / de medewerkers? 1 niet (klant)vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 31c. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning? 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 31d. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over: anders namelijk? ………………………………………………………….. 32.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de speel-o-theek? 1 geen behoefte aan / zelf speelgoed genoeg 2 niet op de hoogte van de mogelijkheden / het aanbod 3 te ver weg / slechte bereikbaarheid 4 niet bekend / geen informatie over 5 de kosten / te duur 6 bang dat kinderen speelgoed kapot maken 7 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
67
Bibliotheek / bibliobus 33.
Maakt u voor uw kinderen van 0 tot 6 op dit moment wel eens gebruik van de bibliotheek of de bibliobus, of bent u daar het afgelopen jaar wel eens geweest? 1 Ja 2 nee door naar 38 9 geen antwoord door naar 39
35.
Hoe vaak maakt / maakte u gemiddeld gebruik van de bibliotheek? Is dat: 1 tenminste een keer per week (vaak) 2 ongeveer een keer in de drie weken (regelmatig) 3 enkele keren per jaar (af en toe) 4 Incidenteel 9 geen antwoord
36.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de functie die de bibliotheek heeft voor uw kinderen? beoordeling bibliotheek ………. (rapportcijfer invullen)
37.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de bibliotheek. U kunt daarbij denken aan het aanbod aan kinderboeken, de begeleiding en de bereikbaarheid van de bibliotheek vanaf uw huis? Zijn er nog andere aspecten van de bibliotheek waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 39 2 aanbod aan kinderboeken ga door naar 37a 3 de begeleiding ga door naar 37b 4 de bereikbaarheid ga door naar 37c 5 anders, namelijk ga door naar 37d 9 geen antwoord
37a. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over het aanbod aan kinderboeken? 1 te weinig boeken voor kleine kinderen 2 verouderd materiaal 3 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 37b. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de begeleiding / de medewerkers? 1 niet (klant)vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 37c. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de nabijheid bereikbaarheid vanaf uw woning? 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 bibliobus komt hier niet 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 37d. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over: anders namelijk? 38.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de bibliotheek? 1 geen behoefte aan 2 heb / koop zelf boeken 3 te ver weg / slechte bereikbaarheid 4 niet bekend / geen informatie over 5 de kosten / te duur 6 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 68
Zwemles
39.
Enq: voor ouders met kinderen van 3 tot en met 5 jaar (selectie o.b.v. 4a). Maakt u op dit moment of maakte u het afgelopen jaar voor uw kinderen van 0 tot 6 wel eens gebruik van de zwemles in Leiden? 1 ja 2 nee door naar 43 9 geen antwoord door naar 44
41.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de zwemles ? beoordeling zwemles ………. (rapportcijfer invullen)
42.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de zwemles. U kunt daarbij denken aan het gebouw of het zwembad, de instructeurs of de wachtlijst. Zijn er nog andere aspecten van de zwemles waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 44 2 het gebouw / het zwembad ga door naar 42a 3 de instructeurs ga door naar 42b 4 de wachtlijst ga door naar 42c 5 anders, namelijk ……………… ga door naar 42d 9 geen antwoord
42a. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de accommodatie / het zwembad? 1 slecht onderhouden 2 niet schoon 3 ongezellig / geen sfeer 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 42b. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de instructeurs / de medewerkers? 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 onvoldoende contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 42c. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de wachtlijst / wachttijd voor zwemles? 1 (te) lang 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 42d. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over: anders namelijk? 43.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de zwemles? 1 geen behoefte aan 2 te ver weg / slechte bereikbaarheid 3 niet bekend / geen informatie over 4 de kosten / te duur 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
C KINDEROPVANG De volgende vragen gaan over de kinderopvang. 44.
Maakt u op dit moment of maakte u het afgelopen jaar gebruik van een crèche / kinderdagverblijf ? 1 ja 2 nee door naar 48 9 geen antwoord door naar 49 69
46.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de crèche / kdv ? beoordeling crèche / kdv ………. (rapportcijfer invullen)
47.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de crèche of het kinderdagverblijf? U kunt daarbij denken aan het gebouw, de begeleiding, de communicatie met de ouders, de wachtlijst, de kosten of de bereikbaarheid vanaf uw huis? Zijn er nog andere aspecten van de crèche of het kinderdagverblijf waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 49 2 het gebouw ga door naar 47a 3 de begeleiding ga door naar 47b 4 de communicatie met de ouders ga door naar 47c 5 de wachtlijst ga door naar 47d 6 de kosten ga door naar 47e 7 de bereikbaarheid ga door naar 47f 8 anders, namelijk …………….. ga door naar 47e 9 geen antwoord
47a. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de accommodatie / het gebouw? 1 slecht onderhouden 2 niet schoon 3 ongezellig / geen sfeer 4 te klein 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 47b. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de begeleiding / de medewerkers? 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 47c. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de communicatie met de ouders? 1 Te weinig informatie 2 niet vriendelijk genoeg 3 te weinig inspraak / niet geluisterd 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 47d. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de wachtlijst / wachttijd voor de crèche of het kinderdagverblijf? 1 Te lang 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 47e. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de kosten voor de crèche of het kinderdagverblijf? 1 Te duur 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 47f.
Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over de nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning? 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
70
47g. Kunt u aangeven waarom u ontevreden bent over : anders namelijk? ………………………………………………………….. 48.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van een crèche of kinderdagverblijf ? 1 niet nodig (werkt niet) / geen behoefte aan kinderopvang 2 andere opvangmogelijkheden (gastouderbureau / informele circuit, opvang bij werk) zijn beter 3 vinden de kinderen niet leuk 4 te ver weg / slecht bereikbaar 5 kwaliteit is niet goed 5 geen plaats / lange wachtlijst 6 te duur 7 niet bekend / geen informatie over 8 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
Gastouderbureau 49.
Maakt u op dit moment of maakte u gebruik van het gastouderbureau ? 1 ja 2 nee door naar 52 9 geen antwoord door naar 53
Nu volgt eerst een aantal vragen over het gastouderbureau en daarna over de gastouder zelf. 50.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor het gastouderbureau? beoordeling gastouderbureau ………. (rapportcijfer invullen)
51.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van het gastouderbureau? U kunt daarbij denken aan de begeleiding van de medewerkers van het gastouderbureau, de communicatie met de ouders, de wachtlijst en de kosten. Zijn er nog andere aspecten van het gastouderbureau waarover u ontevreden bent? 1 2 3 4 5 6 9
nergens ontevreden over de begeleiding de communicatie met de ouders de wachtlijst de kosten anders, namelijk, ………….. geen antwoord
ga door naar 53 ga door naar 51a ga door naar 51b ga door naar 51c ga door naar 51d ga door naar 51e
51a. De begeleiding / de medewerkers van het gastouderbureau: 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 51b. De communicatie met de ouders: 1 Te weinig informatie 2 niet vriendelijk genoeg 3 te weinig inspraak / niet geluisterd 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 51c. De wachtlijst / wachttijd van het gastouderbureau: 3 Te lang 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 71
51d. De kosten voor het gastouderbureau: 1 Te duur 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 51e. Anders namelijk: …………………………………………………………..
De gastouders 50.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de gastouder(s)? beoordeling gastouder(s)
51.
………. (rapportcijfer invullen)
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de gastouder(s)? U kunt daarbij denken aan de begeleiding van de gastouders, de communicatie met de ouders, de speelmogelijkheden en de opvoedkundige kwaliteiten. Zijn er nog andere aspecten van de gastouder(s) waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 53 2 de begeleiding ga door naar 51a 3 de communicatie met de ouders ga door naar 51b 4 de speelmogelijkheden ga door naar 51c 5 de opvoedkundige kwaliteiten ga door naar 51d 6 anders, namelijk, ………….. ga door naar 51e 7 anders, namelijk, ………….. ga door naar 51f 9 geen antwoord
51a. De begeleiding van de gastouder(s): 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 51b. De communicatie met de ouders: 1 te weinig informatie 2 niet vriendelijk genoeg 3 te weinig inspraak / niet geluisterd 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 51c. De speelmogelijkheden bij de gastouder(s): 1 te weinig 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 51d. De opvoedkundige kwaliteiten van de gastouder(s): 1 Niet voldoende deskundig 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 51e. Anders namelijk: …………………………………………………………..
72
52.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van het gastouderbureau? 1 niet nodig (werkt niet) / geen behoefte aan kinderopvang 2 andere opvangmogelijkheden (crèche / informele circuit, opvang bij werk) zijn beter 3 vinden de kinderen niet leuk 4 kwaliteit is niet goed 5 geen plaats / lange wachtlijst 6 te duur 7 niet bekend / geen informatie over 8 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
Buitenschoolse opvang Enquêteur: alleen voor ouders met kinderen van 4 jaar of ouder (o.b.v. 4a) Bij Buitenschoolse opvang gaat het om voor- en naschoolse opvang. 56x. Wist u dat de basisschool tegenwoordig verplicht is om voor- en naschoolse opvang te regelen als dat wordt gewenst ? 1 ja 2 nee 9 geen antwoord 56y. Heeft de school van uw kinderen dit geregeld? 1 ja 2 nee 9 geen antwoord 56z. Bent u in het algemeen tevreden over de manier waarop de voor- en naschoolseopvang is geregeld, ook als u er zelf geen gebruik van maakt? 1 ja 2 nee 9 geen antwoord 53.
Maakt u op dit moment of maakte u het afgelopen jaar gebruik van de buitenschoolse opvang (dit is naschoolse en/of voorschoolse opvang)? 1 ja 2 nee door naar 57 9 geen antwoord door naar 57
54.
Is dat voorschoolse en/of naschoolse opvang (meer antwoorden mogelijk): 1 Voorschoolse opvang 2 Naschoolse opvang 9 geen antwoord
54-1. Bij meerdere antwoorden: maakt u voor de voor- en naschoolse opvang gebruik van dezelfde of van verschillende organisaties? 1 dezelfde organisatie 2 verschillende organisatie
Alleen voor ouders met kinderen die (ook) gebruik maken van voorzieningen voor VOOR- schoolse opvang, anders door naar vraag 57a 55a
Waar vindt de voorschoolse opvang plaats? 1 op de eigen school 2 elders, namelijk………. 3 weet niet 4 geen antwoord
73
55a. Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de voorschoolse opvang ? beoordeling vso
………. (rapportcijfer invullen)
56a. Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de vso? U kunt daarbij denken aan het gebouw, de begeleiding van de medewerkers, de communicatie met de ouders, de wachtlijst, de kosten en de bereikbaarheid vanaf uw huis. Zijn er nog andere aspecten van de vso waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 58a 2 het gebouw ga door naar 56a1 3 de begeleiding ga door naar 56b1 4 de communicatie met de ouders ga door naar 56c1 5 de wachtlijst ga door naar 56d1 6 de kosten ga door naar 56e1 7 de bereikbaarheid ga door naar 56f1 8 anders, namelijk, ………….. ga door naar 56g1 99 een antwoord 56a1. De accommodatie / het gebouw: 1 slecht onderhouden 2 niet schoon 3 ongezellig / geen sfeer 4 te klein 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56b1. De begeleiding / de medewerkers: 1 niet vriendelijk 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56c1. De communicatie met de ouders: 1 te weinig informatie 2 niet vriendelijk 3 geen inspraakmogelijkheden 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56d1. De wachtlijst / wachttijd voor de vso: 1 te lang 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56e1. De kosten voor de vso: 1 te duur 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56f1. De nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning: 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56g1. Anders namelijk: ………………………………………………………….. 74
57a. Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de voorschoolse opvang ? 1 niet nodig (werkt niet) / geen behoefte aan kinderopvang / kan werktijden aanpassen aan schooltijden 2 andere opvangmogelijkheden zoals gastouders of bij een vriendje 3 vinden de kinderen niet leuk 4 te ver weg / slecht bereikbaar 5 kwaliteit is niet goed 6 de kosten / te duur 7 geen plaats / wachtlijsten 8 niet bekend mee / geen informatie over / wist niet dat het zo geregeld was 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 99 geen antwoord
Alleen voor ouders met kinderen die gebruik maken van NA-schoolse opvang, anders door naar vraag 57 55.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de naschoolse opvang ? beoordeling nso
56.
………. (rapportcijfer invullen)
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de nso? U kunt daarbij denken aan het gebouw, de begeleiding van de medewerkers, de communicatie met de ouders, de wachtlijst, de kosten en de bereikbaarheid vanaf uw huis. Zijn er nog andere aspecten van de nso waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 58 2 het gebouw ga door naar 56a 3 de begeleiding ga door naar 56b 4 de communicatie met de ouders ga door naar 56c 5 de wachtlijst ga door naar 56d 6 de kosten ga door naar 56e 7 de bereikbaarheid ga door naar 56f 8 anders, namelijk, ………….. ga door naar 56g 99 geen antwoord
56a. De accommodatie / het gebouw: 1 slecht onderhouden 2 niet schoon 3 ongezellig / geen sfeer 4 te klein 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56b. De begeleiding / de medewerkers: 1 niet vriendelijk 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56c. De communicatie met de ouders: 1 te weinig informatie 2 niet vriendelijk 3 geen inspraakmogelijkheden 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
75
56d. De wachtlijst / wachttijd voor de nso: 1 te lang 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56e. De kosten voor de nso: 1 te duur 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56f.
De nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning: 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
56g. Anders namelijk: ………………………………………………………….. 57.
Waarom maakt / maakte u geen gebruik van de NA-schoolse opvang ? 1 niet nodig (werkt niet) / geen behoefte aan kinderopvang 2 andere opvangmogelijkheden (gastouderbureau / informele circuit, opvang bij werk) zijn beter 3 vinden de kinderen niet leuk 4 te ver weg / slecht bereikbaar 5 kwaliteit is niet goed 6 de kosten / te duur 7 geen plaats / wachtlijsten 8 niet bekend mee / geen informatie over / wist niet dat het zo geregeld was 9 iets anders, namelijk…………………………………….. 100 geen antwoord
Het overblijven Enquêteur: De volgende vragen gaan over de opvang van kinderen tussen de middag, het overblijven. 54t.
Maakt uw kind (ook) gebruik van de voorzieningen om over te blijven? 1 ja 2 nee door naar 57a 9 geen antwoord door naar 57a
54t.
Hoeveel dagen per week maakt uw kind daar gebruik van? 1 1 dag per week 2 2 dagen per week 3 3 dagen per week 4 4 dagen per week 5 anders, namelijk 9 geen antwoord
55a
Waar vindt het overblijven plaats? 1 op de eigen school 2 elders, namelijk………. 3 weet niet 4 geen antwoord
55a. Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor het overblijven? beoordeling overblijven
………. (rapportcijfer invullen) 76
56a. Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van het overblijven? U kunt daarbij denken aan het gebouw, de begeleiding van de medewerkers, de communicatie met de ouders en de kosten . Zijn er nog andere aspecten van het overblijven waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 58a 2 het gebouw ga door naar 56a1 3 de begeleiding ga door naar 56b1 4 de communicatie met de ouders ga door naar 56c1 5 de kosten ga door naar 56e1 6 anders, namelijk, ………….. ga door naar 56g1 7 anders, namelijk, ………….. ga door naar 56h1 100 geen antwoord 56a1. De accommodatie / het gebouw: 1 slecht onderhouden 2 niet schoon 3 ongezellig / geen sfeer 4 te klein 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56b1. De begeleiding / de medewerkers: 1 niet vriendelijk 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56c1. De communicatie met de ouders: 1 te weinig informatie 2 niet vriendelijk 3 geen inspraakmogelijkheden 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 56e1. De kosten voor het overblijven: 1 te duur 2 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
56g1. Anders namelijk: ………………………………………………………….. 57a. Waarom maakt / maakte u geen / niet alle dagen gebruik van de voorzieningen voor het overblijven? 1 niet nodig (werkt niet (alle dagen)) 2 andere opvangmogelijkheden, zoals bij vriendjes 3 vinden de kinderen niet leuk 5 kwaliteit is niet goed 6 de kosten / te duur 8 niet bekend mee / geen informatie over / wist niet dat het zo geregeld was 9 iets anders, namelijk…………………………………….. 101 geen antwoord
77
Ándere opvangmogelijkheden 58.
Maakt / maakte u nog gebruik van andere mogelijkheden om uw kind door de week op te vangen en zo ja, waarvan dan? 1 nee, altijd thuis door naar 62 2 nee, ik maak alleen gebruik van overblijfmogelijkheden, voorschoolse en/of naschoolse opvang 3 ja, betaalde oppas aan huis 4 ja, familie / bekenden passen op de kinderen 5 iets anders, namelijk …………………………………….
59.
Bent u hier tevreden over? 1 ja 2 nee, omdat …………………………………………………………………………………….
D DE BASISSCHOOL De volgende vragen gaan over de basisschool Enquêteur: alleen voor ouders met kinderen van 4 jaar of ouder (o.b.v. 4a) Indien geen kinderen van 4 of 5 jaar: door naar 110 62.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de basisschool ? beoordeling basisschool ………. (rapportcijfer invullen)
63.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de basisschool? U kunt daarbij denken aan het gebouw, het onderwijzend personeel, de communicatie met de ouders en de bereikbaarheid vanaf uw huis. Zijn er nog andere aspecten van de basisschool waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over 2 het gebouw ga door naar 63a 3 het onderwijzend personeel ga door naar 63b 4 de communicatie met de ouders ga door naar 63c 5 de bereikbaarheid ga door naar 63d 6 anders, namelijk, ………….. ga door naar 63e 9 geen antwoord
63a. De accommodatie / het gebouw: 1 slecht onderhouden 2 niet schoon 3 ongezellig / geen sfeer 4 te klein 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 63b. Het onderwijzend personeel: 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 weinig contact met de kinderen 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 63c. De communicatie met de ouders: 1 te weinig informatie 2 niet vriendelijk genoeg 3 geen inspraak 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
78
63d. De nabijheid / bereikbaarheid vanaf uw woning: 1 (te) ver weg 2 drukke straat / straten oversteken 3 parkeerprobleem 4 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 63e. Anders namelijk: …………………………………………………………..
E GEZONDHEIDSZORG De volgende vragen gaan over de gezondheidszorg voor uw kind
Kraamzorg
64.
65.
66.
Enquêteur: alleen voor ouders met kinderen van 0 jaar (o.b.v. 4a) Maakt of maakte u het afgelopen jaar gebruik van kraamzorg? 1 ja 2 nee door naar 67 9 geen antwoord door naar 67 Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de kraamzorg? Beoordeling kraamzorg ………. (rapportcijfer invullen) Enq: Als het cijfer 5 of lager is: Waarom bent u niet tevreden over het functioneren van de kraamzorg? 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 slechte organisatie 4 onvoldoende beschikbaar (te weinig uren gekregen) 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
Consultatiebureau
67.
Enquêteur: alleen voor ouders met kinderen van 0 tot 5 jaar (o.b.v. 4a) Bent u het afgelopen jaar met uw kind(eren) op het consultatiebureau geweest? 1 ja 2 nee door naar 72 9 geen antwoord door naar 72
68.
Naar welk consultatiebureau gaat / ging u? 1 Bernhardkade 2 Bevrijdingsplein 3 Burggravenlaan 4 Pluimgras 5 Theda Mansholtstraat 6 consultatiebureau buiten Leiden 9 geen antwoord
69.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor het consultatiebureau ? beoordeling consultatiebureau ………. (rapportcijfer invullen)
79
70.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van ‘het consultatiebureau? U kunt daarbij denken aan de periodieke controle en inentingen en aan de opvoedkundige ondersteuning die wordt gegeven. Zijn er nog andere aspecten van het consultatiebureau waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 72 2 periodieke controle en inentingen ga door naar 71a 3 opvoedkundige ondersteuning ga door naar 71b 4 anders, namelijk, ………….. ga door naar 71c 9 geen antwoord
71a. De periodieke controle: 1 ondeskundig 2 te weinig tijd 3 lange wachttijden 9. geen antwoord 71b. De opvoedkundige ondersteuning: 1. ondeskundig 2. te weinig tijd 3. anders, namelijk 9. geen antwoord 71c. Anders namelijk: …………………………………………………………..
GGD/Schoolarts
72.
Enquêteur: alleen voor ouders met kinderen van 4 en 5 jaar (o.b.v. 4a) Bent u het afgelopen jaar met uw kind(eren) bij de schoolarts / GGD geweest? 1 ja 2 nee door naar 75 9 geen antwoord door naar 75
73.
Kunt u aan de hand van een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) een totaalwaardering geven voor de GGD / schoolarts ? beoordeling GGD / schoolarts ………. (rapportcijfer invullen)
74.
Kunt u aangeven of u ontevreden bent over een of meer aspecten van de GGD / de schoolarts? U kunt daarbij denken aan de periodieke controle en de extra consultmogelijkheden op school. Zijn er nog andere aspecten van de GGD / de schoolarts waarover u ontevreden bent? 1 nergens ontevreden over ga door naar 75 2 periodieke controle en inentingen ga door naar 74a 3 extra consultmogelijkheden op school (extra spreekuur) ga door naar 74b 4 anders, namelijk, ………….. 9 geen antwoord
74a. De periodieke controle: 1. ondeskundig 2. te weinig tijd 3. lange wachttijden 4. anders, namelijk ……………… 9. geen antwoord 74b. Extra consultmogelijkheden: 1. ondeskundig 2. te weinig mogelijkheden hiervoor 3. te weinig tijd per consult 4. anders, namelijk …………….. 9. geen antwoord 80
Huisarts 75.
Heeft u een eigen huisarts? 1 ja 2 nee 9 geen antwoord
76.
Bent u het afgelopen jaar met uw kind(eren) bij de huisarts geweest? 1 ja 2 nee door naar 79 9 geen antwoord door naar 79
77.
Kunt u met een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) beoordelen wat u van de huisarts vindt / vond? Beoordeling van de huisarts ………. (rapportcijfer invullen) Enq: Als het cijfer 5 of lager is: Waarom bent u niet tevreden over het functioneren van de huisarts? 1 niet vriendelijk genoeg 2 niet / onvoldoende deskundig 3 te lange wachttijden tijdens spreekuur 4 kan niet meteen afspraak maken 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
78.
79.
Heeft u suggesties of aanbevelingen voor de gemeente voor verbetering of uitbreiding van bestaande gezondheidszorgvoorzieningen als het gaat om de zorg voor uw kinderen? (Enquêteur: open vraag, meerdere antwoorden mogelijk) 1. 2 3 9 geen antwoord
F
OPVOEDINGSONDERSTEUNING EN HULPVERLENING
79a
Heeft u als het gaat om de opvoeding van uw kinderen wel eens vragen waar u graag met iemand anders over zou willen praten en zo ja, om wat voor soort vragen gaat het dan ? 1 nee door naar 81 2 ja, 1. over alledaagse problemen (zoals eten, slapen) 2. over gedrag van uw kind (bv druk, problemen met vriendjes) 3. over leerproblemen 5. over gezondheidsproblemen 6. over iets anders, namelijk ………………………………….
80.
En als u vragen heeft of ondersteuning of hulp zou willen hebben bij de opvoeding van uw kinderen, waar zou u dan naar toe gaan ? 1 familie / vrienden / kennissen 9 AMK (Algemeen Meldpunt 2 de huisarts Kindermishandeling) 3 consultatiebureau / ggd / schoolarts 10 De school 4 maatschappelijk werk 11 Iets anders, namelijk 5 Internet / boek / tijdschrift 12 niet nodig 6 Opvoedbureau 13 weet ik niet 7 Bureau Jeugdzorg 99 geen antwoord 8 Home-start (begeleidt ouders thuis) 80a. Vindt u het moeilijk om bij deze organisaties aan te kloppen voor vragen of hulp bij de opvoeding ? 1 nee, niet moeilijk 2 ja, moeilijk / niet gemakkelijk, vooral: ………………………………………………………. 81
81.
Kunt u organisaties in Leiden noemen die zich bezig houden met opvoedkundige ondersteuning? 1 Het opvoedbureau 2 Bureau Jeugdzorg 3 Algemeen maatschappelijk werk 4 Opvoedcursussen zoals opvoeden zo, drukke kinderen en hoera de baby is er 5 Anders, namelijk …………. 6 Kan geen enkele organisatie noemen 9 geen antwoord
82.
Indien bij 81 1 niet is genoemd, vragen of men het Opvoedbureau kent. Indien bij 81 2 niet is genoemd, vragen of men Bureau Jeugdzorg kent. Indien bij 81 3 niet is genoemd, vragen of men het Algemeen Maatschappelijk Werk kent.
Het Opvoedbureau Bureau Jeugdzorg Alg. Maatschapp. Werk 83.
ja O O O
nee O O O
geen antwoord O O O
Heeft u wel eens gebruik gemaakt van een van deze bureaus of heeft u wel eens cursussen op het gebied van opvoedkundige ondersteuning gevolgd? Meerdere antwoorden mogelijk. 1 nee ga door naar 85 2 ja, namelijk het opvoedbureau ga door naar 84a 3 ja, namelijk bureau jeugdzorg ga door naar 84b 4 ja, namelijk algemeen maatschappelijk werk ga door naar 84c 5 ja namelijk opvoedcursus opvoeden zo ga door naar 84d 6 ja namelijk opvoedcursus drukke kinderen ga door naar 84e 7 ja namelijk opvoedcursus hoera de baby is er ga door naar 84f 9 geen antwoord
84a. Het opvoedbureau: 1 tevreden 2 tevreden noch ontevreden 3 ontevreden 9 geen antwoord 84b. Bureau jeugdzorg: 1 tevreden 2 tevreden noch ontevreden 3 ontevreden 9 geen antwoord 84e. Algemeen maatschappelijk werk: 1 tevreden 2 tevreden noch ontevreden 3 ontevreden 9 geen antwoord 84d. Opvoedcursus: 1 tevreden 2 tevreden noch ontevreden 3 ontevreden 9 geen antwoord 84x
82
Waaraan geeft u de voorkeur als het gaat om hulp bij de opvoeding: is dat een opvoedcursus, een themabijeenkomst of een soort praatgroep van mensen met dezelfde vragen of problemen? 1 opvoedcursus 2 themabijeenkomsten over bepaalde onderwerpen 3 praatgroep / samenkomst met mensen met dezelfde vragen / problemen 4 geen behoefte aan DIMENSUS beleidsonderzoek 2003
84y
Wat zou u er van vinden als er in Leiden een gratis opvoedcursus zou worden aangeboden aan alle nieuwe ouders (zoals in Zweden) 1 goed idee 2 neutraal 3 slecht idee 4 geen mening
84z
Wat zou u er van vinden als er in Leiden een Centrum voor Jeugd en Gezin zou zijn, waar ouders terecht kunnen met vragen of problemen rondom de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen 1 goed idee 2 neutraal 3 slecht idee 4 geen mening
85.
Mist u gemeentelijke voorzieningen met betrekking tot hulpverlening en opvoedingsondersteuning voor kinderen van 0 tot 6 jaar of heeft u suggesties voor verbetering? (Enquêteur: open vraag, meerdere antwoorden mogelijk) 1. 2 3 9 geen antwoord
G VEILIGHEID De volgende vragen gaan over veiligheid 86.
86a
Kunt u met een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) beoordelen wat u vindt van verkeersveiligheid bij u in de buurt? ………. (rapportcijfer invullen) Enq: Als het cijfer 5 of lager is: Waarom bent u niet tevreden over de verkeersveiligheid? 1 Te veel auto’s 2 Auto’s rijden te hard 3 Verkeersgevaarlijke situaties 4 Brommers en scooters 5 iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
86b. Heeft u suggesties voor de gemeente om de verkeersveiligheid in uw woonomgeving te verbeteren? 1 Meer politie / toezicht 2 Drempels 3 Eenrichtingverkeer 4 Iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord 87.
Kunt u met een rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 = heel goed en 1 = heel slecht) beoordelen wat u vindt van de sociale veiligheid bij u in de buurt? ………. (rapportcijfer invullen)
Enq: Als het cijfer 5 of lager is: 87a. Waarom bent u niet tevreden over de sociale veiligheid? 1 Rondhangende jongeren 2 Vandalisme en vernieling 3 Veel bedreiging of criminaliteit 4 Struiken te hoog 5 Verlichting verbeteren 6 iets anders, namelijk…………………………………….. 83
87b. Heeft u suggesties voor de gemeente om de sociale veiligheid in uw woonomgeving te verbeteren? 1 Meer politie / toezicht 2 Onderhoud groen 3 Verlichting verbeteren 4 Iets anders, namelijk…………………………………….. 9 geen antwoord
H PERSOONSKENMERKEN Tot slot heb ik nog enkele vragen over uzelf 88.
Verricht u betaald werk? Zo ja: is dat voor meer dan 15 uur? 1. ja, meer dan 15 uur door naar 90 2. ja, 15 uur of minder door naar 90 3. nee 9. weet niet/geen antwoord Enq: Voor de niet-werkenden: Bent u student, huisvrouw / man of werkloos? 1. student/scholier 2. huisvrouw/man 3. werkloos/AAW 4. arbeidsongeschikt 5. anders, namelijk….. 9. weet niet/geen antwoord
89.
Enq: Voor degenen met een partner (vraag 2 = 1) Verricht uw partner (ook) betaalde werkzaamheden? Zo ja, is dat voor meer dan 15 uur? 1. ja, meer dan 15 uur door naar 92 2. ja, 15 uur of minder door naar 92 3. nee 6. n.v.t. / geen partner 9. weet niet/geen antwoord
90.
Enq: Voor de niet-werkende partners: Is uw partner student, huisvrouw/man, werkloos of gepensioneerd? 1. student/scholier 2. huisvrouw/man 3. werkloos/AAW 4. arbeidsongeschikt 5. anders, namelijk….. 9. weet niet/geen antwoord
91.
92.
Wat is uw hoogste voltooide opleiding 1 geen / basisonderwijs 2 lager en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (VGLO, MULO, MAVO etc.) 3 hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, HBS, VWO, MMS, Gymnasium etc.) 4 lager beroepsonderwijs (LTS, LHNO, LEAO, LAS, Ambachtschool, huishoudschool etc.) 5 middelbaar beroepsonderwijs (MTS, UTS, MEAO, INAS, CIOS etc.) 6 hoger beroepsonderwijs (HTS, HEAO, Hogeschool. Lerarenopleiding, ALO, sociale Academie) 7 wetenschappelijk onderwijs (universiteit e.d.) 8 weet niet 9 geen antwoord
84
DIMENSUS beleidsonderzoek 2003
Enq: Voor degenen met een partner (vraag 2 = 1) 93. En die van uw partner 1 geen / basisonderwijs 2 lager en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (VGLO, MULO, MAVO etc.) 3 hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, HBS, VWO, MMS, Gymnasium etc.) 4 lager beroepsonderwijs (LTS, LHNO, LEAO, LAS, Ambachtschool, huishoudschool etc.) 5 middelbaar beroepsonderwijs (MTS, UTS, MEAO, INAS, CIOS etc.) 6 hoger beroepsonderwijs (HTS, HEAO, Hogeschool. Lerarenopleiding, ALO, sociale Academie) 7 wetenschappelijk onderwijs (universiteit e.d.) 8 weet niet 9 Heeft geen partner 99 geen antwoord 94.
Kunt u aangeven wat het netto huishoudensinkomen per maand bedraagt? Het gaat hierbij om het netto inkomen zonder mogelijke inkomsten van de kinderen of samenhangend met de kinderen (zoals kinderbijslag). € …………….. (bedrag in euro’s invullen) 9. weet niet/geen antwoord
95.
Dit was de laatste vraag. Heeft u nog opmerkingen naar aanleiding van deze enquête. ……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….
Ik wil u hartelijk bedanken voor uw medewerking. Nog een fijne dag/avond
85
86
DIMENSUS beleidsonderzoek 2003