inhoud FORUM, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk Conservatorium Artesis Hogeschool Antwerpen issn 0779-7397 Hoofdredactie Lieve Eeckhaut Eindredactie Barbara Voets Redactie Pascale De Groote, Hans Dowit, Ann Lommelen, Wilma Schneider, Kevin Voets Tekstredactie Roger Quadflieg, Wilma Schneider Werkten mee Aldo Baerten, Heidi Delaere, Simon De Rijcke, Tom Janssens, Anke Lauwers, Petra Noordkamp, Vic Van Avermaet, Dorian van der Brempt Redactie-adres Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Tel.: 03-244 18 00 Fax: 03-238 90 17 E-mail:
[email protected] website: www.conservatorium.be Vormgeving Barbara Voets
Prima Vista Dorian van der Brempt
interview
Dit is geen hersenchirurgie
8
Woord schrijft Drie gedichten
12
14
interview
21
HEILIGE HUISJES
Beeldende kunst vanuit een speelse hoek
Tijd in noot!
PRIJSBEEST
Een bijna gemiste kans
Kort
27
31
Agenda
Coverbeeld ‘Aporie’ van Iris Bouche door studenten Dans Fotograaf: Frederik Beyens Forum thuis ontvangen? neem contact via
[email protected]
3
Petra Noordkamp
35
36
Drukwerk Albatros Printing Overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
1
De directie van het conservatorium heeft samen met de Antwerpse economische, politieke, academische en culturele gemeenschap in 1999 de Stichting Conservatorium Antwerpen opgericht. Voorzitter van de Stichting is Gouverneur Cathy Berx. De Stichting stelt zich tot doel, door mecenaat, de uitbouw van het conservatorium te stimuleren en de uitstraling ervan in de Antwerpse regio te versterken. De Stichting stelt de nodige middelen ter beschikking voor masterclasses, studiebeurzen, instrumenten en het jaarlijks uitreiken van de titel ‘maestro honoris causa’. Inlichtingen: Ann Lommelen T: 0032 (0) 3 244 18 06
[email protected] Structurele partners van de Stichting Conservatorium Antwerpen zijn:
10 Advertising - BNP Paribas Fortis Private Banking - Cegelec - KBC - Laboratoria Wolfs Leasinvest Real Estate - Lions Club Antwerpen Ter Beke - Lombard Odier Maintenance Partners - SD Worx - Soudal - Yamaha Music Europe - Zurich Insurance
2
Prima Vista Openingsspeech Proloog door Dorian van der Brempt
Proloog is de naam van de jaarlijkse feestelijke opening van het academiejaar door het conservatorium. Jazztrio ‘Balanced Exposure’ bracht eigen muziek die door het talrijke publiek zeer gesmaakt werd. De studenten Dans kregen een oorverdovend applaus voor hun prachtige uitvoering van Iris Bouches choreografie ‘Aporie’. Dorian van der Brempt was als spreker te gast.
Beste studenten, docenten, vrienden van het Conservatorium, Een jaar geleden, tijdens de opening van de nieuwbouw van dit merkwaardige huis, was er veel volk, veel ‘schoon volk’, zoals men in Antwerpen zegt. Schoon in de Nederlandse en in de Vlaamse betekenis. Er waren politici en beslissers uit allerlei kringen, maar ik zag vooral veel enthousiaste studenten die hier woordkunstenaar, klankkunstenaar of bewegingskunstenaar wilden worden en talrijke docenten die hen op deze ontdekkingsreis zouden begeleiden. Samen met Prins en Prinses waren we naar hier gekomen om de schitterende nieuwe vleugel van dit unieke project te inaugureren. Die namiddag maakte ik me de bedenking dat er waarschijnlijk in Europa en misschien zelfs in de wereld geen enkele plaats is zoals deze. Een plek waar een Kunstencentrum en een Conservatorium tot één Kunstcampus zijn versmolten. Ik was gelukkig en een beetje trots bij de gedachte dat in deze rare tijden in mijn stad, in mijn land, dit spannend en toekomstgericht gebouw van architect Beel mogelijk was gemaakt met publiek geld. Er was politieke moed en af en toe ook een kunstgreep nodig geweest om dit te bouwen en vooral te betalen, maar nu stond het er en dat was het belangrijkste voor het ambitieuze Koninklijk Conservatorium Antwerpen van de Artesis Hogeschool en voor deSingel. We moeten helaas ook vaststellen dat de huidige economische en politieke constellatie een project van dit kaliber ook kwetsbaar
3
maakt. Op dit ogenblik zijn in eigen land, in de buurlanden en in Europa beleidsmakers en opiniemakers (dat zijn politici die geen verantwoordelijkheid opnemen) op zoek naar redenen en motieven om historisch publieke plichten te privatiseren. Op 2 december zal in de Brakke Grond in Amsterdam een debat plaats vinden over hoger onderwijs en een debat over media in Vlaanderen en Nederland. Het thema van de dag wordt de spanning tussen de private sector en de overheid. We horen steeds meer stemmen om onderwijs, kunsten en media anders te financieren. De domste en brutaalste suggestie kwam voor een keer niet uit Nederland, maar van een voormalige rector van de Katholieke Universiteit van Leuven die vond dat een student voor een technische opleiding minder moest betalen dan voor een economisch onbruikbare studie zoals geschiedenis of filosofie. Over het Hoger Kunstonderwijs neem ik aan dat hij geen mening heeft, ik hoop het tenminste. De homo universalis vervangen door de homo economicus is een gevaarlijk plan, een perverse denkpiste. In Nederland komt het ‘kunstvakonderwijs’ onder druk omdat daar ook twijfels bestaan over de meetbare, telbare effecten van de opleiding. Vandaar de wartaal die vandaag wordt uitgekraamd over de creatieve en culturele industrieën. Daarmee bedoelen sommige tegenstanders van de kunsten de nuttige creatieve opleidingen zoals er zijn: architectuur, design, mode- of gameontwerp of de entertainer. De oplossingen die Nederland in bange dagen verwacht van kunstvakopleidingen is totaal overschat en misplaatst. In Vlaanderen weten we dat ondertussen. Mode is een leuk vak maar ook een heel delicate en kwetsbare industrie. Delvaux, één van onze mooiste en oudste bedrijven uit de culturele industrieën, werd net overgenomen door een Chinese groep.
4
In een zeer bizarre semantische discussie hebben wij kunst en cultuur onder druk gezet met nieuwe begrippen en schijninzichten overgewaaid uit de Toegepaste Economische Wetenschappen. Zet je maar schrap want voor je het weet zullen wij doctoraten in de gastronomie, in de patisserie en in het fietsdesign moeten opnemen in de canon van het Hoger Onderwijs. Wij leven in een verwarde tijd. Verwarring zet de toon en populistische politici, die deze verwarring in een oneliner kunnen vatten, winnen aan geloofwaardigheid bij Henk en Ingrid of bij Johnny en Marina, die ons worden gepresenteerd als hardwerkende Nederlanders en Vlamingen. Voilà het is er uit, laat me nu ook proberen u enkele positieve berichten te brengen, om minstens samen met u na te denken over voorstellen die wij aan onze beleidsmakers kunnen doen. Jonge mensen die kiezen voor risicovreugde en vandaag beslissen om die te realiseren (die risicovreugde) met dans, drama of muziek krijgen aan dit Koninklijk Conservatorium dat met deSingel soms geruisloos overgaat in een van de beste podia van Europa, een unieke kans. Helaas verneem ik ook van Pascale De Groote en van Jerry Aerts dat het enthousiasme van onze beleidslieden niet altijd in daden wordt vertaald. In Vlaanderen willen wij graag in stenen investeren maar denken wij een beetje slordig na over de middelen die er nodig zijn om in diezelfde stenen leven te ontwikkelen. Ook over Cultuur en Cultuurbeleid wordt slordig nagedacht en zijn het kortetermijndenken en het ‘ongeveerisme’ de regel. Een goed cultuur- en onderwijsbeleid vraagt visie op lange termijn. Cultuur en onderwijs zijn belangrijke vitamines voor onze toekomstige leefomgeving. Als wij het nalaten om hierover goed na te denken, zullen wij op relatief korte termijn een dure
prijs betalen. Investeren in onderwijs, kunst en cultuur is de meest evidente vorm van duurzaam ondernemen in welzijn.
ten. Ik denk dat ik mijn vijanden ken en ook die paar vrienden, die er nodig zijn om goede plannen te bedenken en af en toe ook te realiseren.
Zoals u weet, werk ik bij deBuren, een plaats waar wij de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland trachten te stimuleren. Nu weet u dat in Nederland de publieke middelen voor cultuur op een bijzondere manier onder druk worden gezet. 200 miljoen besparen op 900 miljoen zonder kwaliteit te verliezen en zonder mensen te treffen, is niet mogelijk. Wij hebben de furieuze reacties gezien van Nederlandse instellingen en kunstenaars. Hun verontwaardiging is terecht. Ik wil daar niet verder op ingaan. Ik hoop dat deze Beeldenstorm van korte duur zal zijn. Erger nog dan de harde maatregelen van het Nederlandse kabinet Rutte is de reactie van de Nederlanders. Zes op tien Nederlanders zou akkoord gaan met de liberale cultuurkoers en ook vinden dat kunstenaars en instellingen zich meer moeten richten op het publiek en de markt.
Mijn vader had, als docent kunstgeschiedenis op vele academies, een gevleugeld woord voor zijn studenten kunstenaars: ‘Niemand heeft het recht u te ontmoedigen.’ Hier wil ik even op doorgaan.
Ik krijg dikwijls de vraag of wij in Vlaanderen ook dezelfde hakbijlpolitiek zullen meemaken. Ik denk het niet. Slechts 2,5% van de Vlaamse begroting gaat naar kunst en cultuur. Op cultuur valt bijna niet te bezuinigen en cultuurkosten zijn in Vlaanderen gelukkig niet geconcentreerd op één plaats en in één domein. Ik denk ook dat het in Vlaanderen niet zal gebeuren omdat wij… iets voorzichtiger zijn en iets minder brutaal. We zouden trouwens nooit een kandidaat-minister of -staatssecretaris vinden die dit programmapunt zou willen uitvoeren. Vrienden van kunst en onderwijs, op mijn leeftijd moet ik minder rekening houden met de gevolgen van wat ik zeg. Ik ben veel ouder dan de gemiddelde leeftijd waarop de ‘hardwerkende Vlaming’ gaat rus-
Van 1985 tot 2000 heb ik een designbureau gerund. Het was de tijd dat mijn medevennoot en ik studerende kinderen hadden en ons af en toe ook zorgen maakten. Ik had drie dochters die wijs waren maar hij had een jongste zoon die er niks van bakte. Hij was daarbij - volgens zijn vader - lui en arrogant. Ik had altijd een grote boon voor die jongste, bleef met hem praten en was blij dat hij zijn hobbelig studieparcours eindigde met een risicovolle keuze: hij ging film studeren in Gent. Het resultaat van deze creatieve koppigheid kan u nu in de cinema zien: Hasta la Vista! Geoffrey Enthoven is de zoon van Axel. Ja, ‘les générations se suivent et ne se ressemblent pas.’ Aan de studenten van Woordkunst heb ik een paar jaar geleden gezegd dat er goed en slecht nieuws was. Het goede nieuws was dat de kunstwereld nu ook globaal of geglobaliseerd was. Dat betekent dat er in de toekomst veel meer kansen zullen zijn, dat het buitenland onze kunstenaars met open armen kan ontvangen. Ik heb er aan toegevoegd dat er ook slecht nieuws was want dat voor onze Aziatische, Amerikaanse, Afrikaanse en Europese broeders en zusters-kunstenaars de kunstwereld ook geglobaliseerd zal zijn en dat ook zij de weg naar hier zullen vinden. Theatermakers uit Vlaanderen zullen samen met
5
Nederlanders studeren en ook samen solliciteren in Noord en Zuid. Voor muzikanten en dansers kan het vinden van werk of de plaats om een project te realiseren iets langer duren en waarschijnlijk moeten zij verder reizen. Orkesten, dansgezelschappen, muziektheaters, opera’s en filmsets zijn daarom ook uiterst internationale en interculturele omgevingen. Sidi Larbi heeft zijn basis in dit huis, wat goed is voor hem, voor deSingel en voor het Conservatorium, maar de gulzige blikken van beroemde huizen in de wereld staan te lonken. Larbi is vandaag de Lukaku van de internationale dans. Deze zomer vertelde hij mij dat hij erg vereerd is met al die uitnodigingen en aandacht maar dat hij ook graag (nog even) hier blijft. Hier in deSingel, hier in Antwerpen en België waar hij wortels heeft en als danser gevormd werd. Eastman zal altijd een beetje Westers blijven, en dat is waarschijnlijk wijsheid. Wim Vandekeybus kwam in 1983 na een kandidatuur psychologie bij Jan Fabre terecht. Hij werd autodidact danser en later choreograaf. In 1986 kreeg zijn Ultima Vez een Bessy Award in New York als beste buitenlandse dansvoorstelling. Vandaag, dertig jaar later, staat hij er nog steeds en Ultima Vez bouwt in Molenbeek een pand voor het gezelschap. U weet wel Molenbeek, dat is de Brusselse gemeente waar de creatieve reclamejongens wegvluchten… omdat hun klanten er zich niet veilig voelen. Beste studenten aan deze bijzondere Hogeschool, Het is niet omdat ik ga eindigen met enkele raadgevingen dat ik het allemaal weet. Ervaring is in deze snelle tijd ook een relatief begip geworden maar ik neem toch het risico om u enkele suggesties te doen.
6
De behoefte aan kunstenaars - en dus ook aan podiumkunstenaars - is nog nooit zo groot geweest. Wij hebben nog nooit zoveel verschillende vormen van theater, dans en performance gezien. Dat is positief. Tegelijkertijd weten wij dat samen met jullie vele kandidaten uit alle werelddelen zullen meedingen. De goede plaatsen bestaan, maar ze zullen duur zijn. Daarom geef ik u samen met Elzemieke Scholte – de onvolprezen directeur van de Theatermaker – als eerste raad: werken, werken en werken. Meer dan in andere sectoren moet je als kunstenaar excellent zijn. Oefening baart nog steeds kunst. Blijf studeren, heel je leven lang. Alle meesters blijven ook altijd leerling. Mariss Jansons is chef-dirigent van het Amsterdams Koninklijk Concertgebouworkest. Hij nam dit jaar een halve sabbatical en weet u wat hij deed? Hij vroeg enkele collega’s om hun repetities te mogen bijwonen. Ik vond dit een prachtige les in nederigheid. Nederigheid of deemoed is soms ook nodig om het heel ver te brengen. Durf nederig zijn. Zoek bondgenoten vanaf nu. Houd er rekening mee dat je in de podiumkunsten niks meer alleen kan. Een muzikant moet in een orkest, of in de criteria van de de grote impressariaten passen. Een danser moet in de syntaxis en het vocabularium van de choreograaf passen. De complexiteit van het theater heeft gemaakt dat je een regisseur steeds meer ziet werken in een team. De vormgever, de dramaturg, de muzikant en de tekstschrijvers maken samen met de theatermaker het werk af. Kunstenaars zijn uiteraard nog steeds sterke individualisten maar ook het individualisme is geëvolueerd. De media en de communicatietechnologie maken ons steeds meer afhankelijk van anderen. Onafhankelijkheid bestaat dus niet meer. De kwaliteit van jouw werk
als podiumkunstenaar zal in grote mate afhankelijk zijn van jouw talent om met anderen samen te werken. Generositeit, empatisch vermogen en diplomatie zijn nog nooit zo belangrijk geweest voor de kunstenaar. Ik spreek altijd met moeite het woord ‘netwerk’ uit. Ik houd meer van duurzame bondgenootschappen, vroeger ook wel vriendschap genoemd. Bedrijf politiek. Dat zal vreemd klinken maar ik wil overtuigen van het volgende. Wij moeten ervan uitgaan dat wij in Vlaanderen, in Nederland, in Europa nog steeds op publiek geld of overheidssteun in de vorm van subsidie of anderszins zullen kunnen rekenen. Om hier echter zeker van te zijn zullen we ook moeten rekening houden met het vreselijke woord ‘draagvlak’. Een draagvlak is een begrip dat meestal wordt gehanteerd door tegenstanders van een project. Als ik jullie zeg dat kunstenaars meer politiek moeten bedrijven dan bedoel ik dat het belangrijk is om aan politici zoveel mogelijk en zo dikwijls mogelijk uit te leggen waar je mee bezig bent. Je moet niet uitleggen waarom je ermee bezig bent want dat lijkt op een verantwoording en een kunstenaar is alleen verantwoording verschuldigd aan zichzelf en aan zijn publiek. Ervoor zorgen dat zoveel mogelijk over kunsten gesproken en geschreven wordt, dat er op alle politieke fora ook over kunst en onderwijs gedebatteerd wordt, dat is volgens mij ook een belangrijke taak van de kunstenaar. Tenslotte wil ik u zeggen dat ik overtuigd ben dat kunst in al haar vormen en uitdrukkingen niet alleen nuttig is maar ook nodig en noodzakelijk voor een evenwichtige samenleving. Onze hoogtechnologische en chemische geneeskunde zorgt ervoor dat we steeds ouder worden. Als we willen vermijden dat we straks met onze titaniumknieën, -heupen en -ellebogen, met
onze nieuwe haren, borsten en billen nog vervelender krasse knarren zijn dan vandaag, dan moeten we er ook voor zorgen dat die harde schijf waarop de herinneringen aan emotie en kunst bewaard worden goed gevuld is. Ons geheugen is de belangrijkste vitamine voor later. Kunst is troost, de belangrijkste vorm van troost. Vandaag moeten we kiezen tussen chemische troost die Prozac kan heten of kunst als troost in de vorm van theater, dans, muziek, beeld of tekst. Dit huis is dus niet alleen een school voor kunsten maar uiteindelijk ook een school voor levenskunst. Ik wens jullie een heel spannend jaar met veel risicovreugde. Dorian van der Brempt, Antwerpen 19.09.2011
Dorian van der Brempt is directeur van deBuren, het Vlaams-Nederlands huis in Brussel. Hij studeerde Romaanse filologie en kunstgeschiedenis en was eerder directeur van boek.be en adviseur van de Vlaamse ministers van cultuur Van Grembergen en Anciaux. Hij doceerde aan de Design Academie in Eindhoven en was tot 1999 partner in Enthoven Associates Design Consultants. Hij was ook regeringscommissaris bij het Vlaams Fonds voor de Letteren.
7
interview Dit is geen hersenchirurgie Maestro Honoris Causa Edo de Waart dirigeert deOrkestacademie door Tom Janssens en Aldo Baerten
Conservatoriumstudenten laten coachen door orkestleden van deFilharmonie en samen in één orkest brengen onder leiding van een befaamd dirigent. Dat is, eenvoudig gezegd, de opzet van deOrkestacademie, een initiatief van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen, deFilharmonie en deSingel. Na succesvolle samenwerkingen met Jaap van Zweden en Philippe Herreweghe zal nu ook Edo de Waart, de nieuwe chef-dirigent van deFilharmonie en binnenkort Maestro Honoris Causa van de Stichting Conservatorium Antwerpen, het orkest aanvoeren. deOrkestacademie Maandag 21 november 2011, 20u30 Blauwe zaal, deSingel Programma: Holst, The Planets Toegang gratis, reservatie verplicht via 03/248 28 28 of
[email protected]
U stond reeds voor diverse toporkesten, maar hebt u ook jongerenorkesten gedirigeerd? Ik heb een aantal projecten gedaan met de conservatoria van Den Haag en Amsterdam. Dat waren telkens geweldige hoogtepunten, met echte muziek: geen kinderachtig repertoire dus, maar grote meesterwerken als Mahlers Derde symfonie. Allemaal heel erg leuk om te doen. Ik ben lang daarna nog muzikanten tegengekomen die toen meespeelden en iedereen lijkt er prachtige herinneringen aan te hebben overgehouden. Ook daarbuiten heb ik meegewerkt aan zulke projecten. Toen ik chef was van de San Francisco Symphony heb ik samen met de directie een Youth Orchestra opgericht, dat onder leiding stond van een vaste dirigent en gastdirigenten uitnodigde als Kurt Masur of Michael TilsonThomas. In Hong Kong zijn we dan weer begonnen met een project waarbij elke individuele pupiter voor de helft bezet werd door een conservatoriumstudent. Een project als deOrkestacademie kiest voor weer een andere formule, die ik overigens zeer genegen ben. Kunt u een vergelijking maken met uw tijd op het conservatorium? Ik durf te zeggen dat conservatoriumstudenten – ik zeg liever: jonge professionals – qua techniek verder staan dan wij destijds.
8
Edo de Waart. Foto door Eva Vermandel
Als ik ze soms hoor spelen, denk ik vaak: ‘Dat kónden wij vroeger helemaal niet toen wij op het conservatorium zaten!’ De technische vaardigheid zet zich inderdaad steeds verder. Maar het is van groot belang dat conservatoriumorkesten goed voorbereid worden: het helpt enorm dat orkestpartijen bij de individuele leerkrachten bekeken worden. De vaardigheid en de ervaring om met veel mensen samen te spelen en toch je plaats en je individu te behouden: zoiets moet je leren ontwikkelen. Hoe belangrijk is orkestspel eigenlijk voor een conservatoriumstudent? Onder sommige studenten leeft er een bepaalde, tendentieuze gedachte: ‘het is niet interessant om in een orkest te spelen, het individu is veel belangrijker.’ Vanuit de idee dat orkestspel alleen maar “grof”
werk is, worden al te snel kwartetjes of ensembles gevormd. Paradoxaal genoeg helpt spelen in een orkest je net enorm vooruit in het uitbouwen van je muzikale ontwikkeling. Zeker wanneer grootse en uitdagende muziek op het programma staat, is zulke muziek ongelooflijk goed voor het verfijnen van je eigen individualiteit als musicus. Ik vind overigens ook dat studenten moeten kunnen terugvallen op een ‘orkestcultuur’. Die dreigt immers volledig te verdwijnen: musici groepen lekker snel samen, nieuwe orkesten worden gevormd en verdwijnen weer even snel. Toen ik studeerde aan het conservatorium had ik leraren die allemaal in het Concertgebouworkest speelden. Er heerste toen een soort unaniem stijlbesef: op deze manier speel je een korte noot, op die manier speel je een portamento, een vibrato klinkt zus en een noot leg je zo neer. Ik kreeg bijvoorbeeld ontzettend op m’n sodemieter als ik de laatste twee noten van een groepje staccato’s aan elkaar lijmde. Als dirigent zie ik zulke kwalijke gewoontes steeds vaker opduiken in steeds meer orkesten. Wat in de partituur staat, is niet facultatief: steeds meer muzikanten spelen vanuit een idee en zien niet wat er werkelijk in de partituur geschreven staat. Hoe ziet u de samenwerking met deFilharmonie, waar u net aantrad als chef? Ik vind het ongelooflijk belangrijk dat deOrkestacademie in het verlengde zit van een professioneel orkest zoals deFilharmonie. Omdat orkestspel een zo specifieke vaardigheid is die eigenlijk niet echt onderwezen kan worden, maar alleen in de praktijk kan worden ontwikkeld, is een nauwe samenwerking met een echt orkest een absolute luxe. In Finland bijvoorbeeld zijn er enkele conservatoria die iets gelijkaardigs ontwikkelden en ook aan The Juilliard School in New York hebben ze zeer goed uitgewerkte orkestklassen:
9
maar dat zijn echt uitzonderingen. We mogen dus blij zijn dat een orkest zoals deFilharmonie zich naar conservatoriumstudenten toe engageert. Leert u zelf iets bij door voor een conservatoriumorkest te staan? Jazeker! Als je voor een professioneel symfonieorkest staat, heb je een vaste, bekende manier van werken. Zeker als je voor een vertrouwd orkest staat, heb je vaak aan een half woord genoeg. Met een conservatoriumorkest heerst er een andere dynamiek: je wordt uitgedaagd om zo helder mogelijk te verwoorden wat je van de muzikanten verlangt. Je krijgt ook veel terug van een orkest vol jongeren. Ik heb een aantal keer voor het Europees Jeugdorkest gestaan, en dat was zoveel keer beter voorbereid dan een professioneel provincie-orkest. Er heerste zo’n enthousiaste, kameraadschappelijke sfeer dat je na afloop van elk concert helemaal vol positieve energie zat. Persoonlijk is voor mij het muzikale enthousiasme een doorslaggevende factor geworden binnen de samenwerking met een orkest. Ik had het daar een keer met Sir Simon Rattle over, die teleurgesteld was in de pretentieuze, ongeïnteresseerde houding van een orkest dat hij net gedirigeerd had. Ook hij was ervan overtuigd dat enthousiasme belangrijker is dan technisch meesterschap. U zal bij deOrkestacademie The planets van Holst dirigeren. Is er eigenlijk orkestrepertoire dat niet geschikt is voor een conservatoriumorkest? The planets is een ideaal werk. Het vergt een massa musici, dus iedereen kan meedoen. Het laat ook elke pupiter werken. Daarnaast bevat het wilde, krankzinnige muziek, maar evengoed zachte, zalvende passages. Het is een zeer kleurrijk stuk. Ik denk overigens dat je het grote repertoire niet mag mijden bij
10
dit soort projecten. Toen we een rondvraag deden bij de studenten in Den Haag en Amsterdam, antwoordde iedereen onmiddellijk: ‘Mahler!’ Kijk, als de vraag daarvoor groot is, dan moet je dat gewoon doen! Mahlers muziek hoort tot de absolute top van het orkestrepertoire: het is dus goed om zulke veeleisende muziek te spelen, want daarvan kan je als student het meest opsteken. Alleen al door het enthousiasme bolt de kar al 40 kilometer per uur, dat is mooi meegenomen om een vliegende start te nemen. Ik zou het ook geweldig vinden, mochten we eens een bedrijf uit een Wagneropera kunnen doen. Een stem begeleiden is zo bijzonder en ontzettend leuk, dat moet je als toekomstig muzikant ook kunnen. In Hong Kong heb ik er dan weer voor gekozen om eens een volledig programma te dirigeren met muziek van John Adams. Hij is daar niet zo bekend, maar hoort tot de belangrijkste componisten van vandaag de dag: daar moet je jonge muzikanten gewoon mee leren omgaan. Ook Stravinski’s Sacre du printemps moet je gewoon eens onder handen nemen, al was het maar om te kunnen werken op ritme. Mooi spelen is niet zo moeilijk, maar zo’n Sacre wrikt in al z’n voegen: dat moet je leren beheersen. Wat is belangrijker: het repetitieproces of het concert? Kijk, werken aan een dergelijk project is steeds een work in progress. Je mag als dirigent niet het onmogelijke eisen. Sommige dingen zal je misschien niet eens kunnen bereiken. Je moet dus in staat zijn om het op de generale te laten gaan, en niet tot de laatste knip nog gaan zitten verbeteren en peuteren als een bezetene. Dit is geen hersenchirurgie, niemand kan er dood van gaan. Maar dat wil uiteraard niet zeggen dat je niet hard moet werken. Je maakt als dirigent een aanzet en hoopt dat het iets in al die jonge mensen losmaakt.
De jonge componist Jelle Tassyns, afgestudeerd bij Luc Van Hove, schreef een nieuw werk genaamd ‘Weapons of Brass Destruction’ voor bastuba en prepared piano. Het werk werd gecreëerd door Spectra Ensemble op 21 oktober in het STUK in Leuven. Pianiste Yasuko Takahashi en altviolist Sander Geerts werden kamermuziek-finalist in de International Brahms Competition 2011 in Oostenrijk. Yasuko is pianobegeleider aan het conservatorium, Sander studeerde af bij Leo De Neve. Lucas Blondeel en Liesbeth Devos haalden de halve finale van de prestigieuze Wigmore Hall Song Competition. Lucas studeerde piano bij Levente Kende en Liesbeth zang bij Stephanie Friede. Ze geeft nu zelf ook les aan het conservatorium. Met veel trots stelde Orquesta Tanguedia, met docenten Karla Verlie en Hendrik Braeckman, op 8 oktober in de Ancienne Belgique zijn nieuwe cd voor: ‘Alfonsina’. www.tanguedia.be Docent Fluit en lid van de Artistieke Directie Muziek Aldo Baerten was tien dagen te gast bij het Australian Flute Festival in Canberra en Sydney. Hij gaf daar recitals, kamermuziekconcerten en masterclasses. http://www.australianflutefestival.com/ Jessica Crutzen, in juni afgestudeerd bij Aldo Baerten aan het conservatorium van Utrecht, en nu mastersstudente piccolo bij Aldo Baerten en Peter verhoyen, won vorige week de auditie fluitsolo bij het symfonisch orkest van Faro, Portugal.
Meer nieuws in de volgende Forum
11
Woord schrijft Drie gedichten van Vic Van Avermaet
Bart Moeyaert, docent Schrijven, reserveert telkens enkele pagina’s in dit tijdschrift voor een jonge auteur uit de afstudeerrichting Woordkunst.
Raap op Raap de keien die mij de haven leerde kennen. Meng en kneed kruimels van verloren brood. Denk weer aan dansen met moeders hand. Vlieg terug naar navel, borst en streng om te weten hoe veilig het pad was van constant vergeten en herbeleven. Sta terug in kinderschoenen en stap de maat van vaders diepe zucht die langzaam over je schouder dooft. Raap dan verder de keien. Kneed dan verder het brood. Dans dan verder de hand. .
12
Hoe we vervelden
Toen
Hoe we vervelden tussen bed en sprei om schilfer voor schilfer te ontkomen aan de huid van duistere dromen die huisden tussen jou en mij.
Versmoorde jeugd strengt mijn hals, Asbakken puilen uit van verleden, overleden Merg slijt geruisloos mijn beenderen.
Het pad gloeit, de oever kaalt. Nevel en stuifsneeuw in mijn spoor, in mijn hoop een vrouw te vinden zonder vlies van maagd of vlees. Tot dag verglijdt in nacht en nacht verzet de dag die is en was. Jij wist mijn wonde, wast mijn mond, wacht en wacht opnieuw tot
‘Toen’ is geschreven in opdracht van Astrid Lampe, gastdocente Schrijven
Hoe we vervelden tussen jou en mij langzaam wroetend naar elkaar, eindeloos zoekend naar gevaar dat huisde tussen bed en sprei.
Vic Van Avermaet werkt aan zijn Master in de Woordkunst. In het schrijven gaat hij op zoek naar zijn kwetsbaarste kant. De muziek van Keith Jarret en het werk van Sam Dillemans inspireren hem. Hij is een van de stuwende krachten achter een nieuw collectief dat woord, beeld en geluid op een originele manier samenbrengt. www.kollektiev.be
13
heilige huisjes Beeldende kunst vanuit een speelse hoek door Heidi Delaere
Heidi Delaere voert een onderzoek naar wat ons doet lachen in de beeldende kunst. Het lachen betekent hier iets anders dan schuddebuiken doordat iemand je kietelt of een goede mop vertelt. Ook al is dat heel erg plezierig en zelfs gezond, de lach die zij hier op het oog heeft, is subtieler van aard. Soms zit er voor ons een glimlach in. Andere keren mogen we gniffelen. Het is meer een zich vermeien in iets. Humor is een manier van kijken naar de wereld. De lach waarover Heidi het heeft, wordt ontlokt door een schrander beeld en zet ons aan het denken.
Gelaagdheid Eén van de buzzwords in de hedendaagse beeldende kunst is gelaagdheid. Het is een vage term, maar de literatuurwetenschap biedt gelukkig soelaas. De term is afgeleid van de mise-en-abyme. In de romanliteratuur komt dit soms voor als een verhaal-in-hetverhaal, maar het inbedden kan zeker ook op andere manieren gebeuren. In de fotografie kan gelaagdheid gebruikt worden door montage, collage of weerspiegelingen in het beeld zelf. Gelaagdheid zou je kunnen vergelijken met de rokken van een ui. De rok betekent hier een bepaald niveau van hoe je het werk betekenisvol kan benaderen. Enkele niveaus zijn: het narratieve, het technische, het niveau van de werkelijkheid, het poëtische, het metaniveau en het humoristische. Het narratieve is veelal het gemakkelijkst te begrijpen niveau. Het betekenisniveau waarover ik het hier vooral wil hebben is humor, hier naast het narratieve gesteld doordat grappen in de beeldende kunst niet alleen verhalend werken maar ook beeldend. Het principe van gelaagdheid gebruik ik ook omdat humor (maar) één laag van het veelal complexere kunstwerk is.
14
Hahahahahahhh? Het lachen is strikt persoonlijk en vraagt bovendien directe communicatie met de toeschouwer, niet in de zin van ‘heb je ’m’ zoals bij verbale humor, maar veeleer ‘heb je de grap wel gezien?’ naast al het andere wat de kunstenaar nog met zijn werk wil behandelen. De lachende artiest eist interactie met de toeschouwer. Hij vraagt een engagement.
Eugène Bataille, Mona Lisa avec une pipe, foto-reliëf, illustratie voor ‘Le rire’, 1887.
Met Marcel Duchamps capriolen wilden velen helemaal niet lachen. Hoewel hij zijn verzet tegen de culturele elite en de burgelijke elite geweldloos uitte, stootte hij op onbegrip. De Mona Lisa bekladden - ook al was het niet de echte werkte niet op de lachspieren van het establishment. Ook al ging het enkel om een toegevoegd snorretje aan een reproductie van la belle dame uit het Louvre, het was een schande. Duchamp gebruikte hier een aloud humoristisch procedé, de parodie.
Een voorganger van Duchamps was Eugène Bataille, ook wel Sapeck genoemd. Hierboven toont hij een rokende Mona Lisa. Dit geheel in de filosofie van de fumisten in Parijs. Fumist zijn gaat veel verder dan ‘de roker’, het is een houding die staat voor een subversieve, controversiële, anti-academisch artistieke houding, een hele boterham dus.1 Hij voert een Mona 1 Sapeck was ook lid van Les Incohérents, een kunstenaarskring die toonaangevende lieden uit de kringen van literatuur, muziek en beeldende kunst in haar rangen hield.
Lisa op die stiekem een pijpje rookt. Met één pijpje stootte hij haar van haar kuise sokkel. De kneuterigheid van die tijd werd opgeschrikt door een dame die niet in het plaatje paste. Ze verried misschien wel het bestaan van een heleboel andere lustige dames die in de salons van die tijd vertoefden. En nog erger, misschien reikte hun denklust verder dan de haard. Dat gebeurde ruim twintig jaar voor de dadaïsten een gelijksoortige rebellerende houding t.o.v. de kunst hadden. Het onderschrift L.H.O.O.Q. bij de Mona Lisa van Duchamp is een - een ietwat grove - grap, die wilde aantonen dat La Joconde wel degelijk in staat is tot seksuele opwinding en beschikbaar is als vrouw. Daarvoor diende ze vooral als icoon van deugdzaamheid, mysterie en kuisheid. Wie de letters in fonetisch Frans uitspreekt zal misschien wel moeten grinniken.
De lachende theoretici Humor beslaat een multidisciplinair veld van onderzoek. Academici uit verschillende domeinen zoals geneeskunde, linguïstiek, sociologie, filosofie en literatuur onderzoeken humor. In de informatica is men zelfs bezig computers in te zetten om humor te traceren maar ook om grappen te genereren in interactie met de gebruikers. U gelooft het misschien niet maar er bestaat daar al een paradigma voor: CASA, Computers Are Social Actors. Dat paradigma heeft de taal als eerste toepassingsmogelijkheid. Dit vermeld ik kort om aan te tonen dat onderzoek naar het lachen in de schone kunsten ook niet kan achterblijven. Er is zeker al onderzoek, maar dat mag meer. Daarom een warming up. We zijn de filosofen dankbaar dat ze reeds van in de oudheid over humor hebben geschreven. In de
15
conventionele literatuur bestaan er drie basistheorieën over humor. De superioriteitstheorie is terug te vinden in het werk van Plato, Aristoteles en Hobbes. Bij Plato heeft humor iets malicieus of spottends, voor hem treedt het in werking bij zwakke mensen. Bij Aristoteles2 vinden we een veel minder afkeurende houding tegenover het lachen terug. Hobbes borduurt voort op Plato door het als een vorm van competitie te zien tussen de ene die met de tekortkomingen van de ander spot. De ontspanningstheorie of relief theory heeft duidelijk een medische oorsprong omdat deze stelt dat lachen weldoend is voor de gezondheid. Aristoteles schreef al over de fysiologische kenmerken van het lachen. De theorie die ik hier vooral zal gebruiken is die van de incongruentie. Van Kant wordt algemeen aangenomen dat hij de eerste was die een volledige conceptualisatie van incongruentie heeft gemaakt. Een goede beschrijving van het begrip vinden we terug bij Schopenhauer. Het komt erop neer dat de oorzaak van het lachen altijd ligt in het plotse besef van strijdigheid of incongruentie tussen de gekozen objecten en de idee die erachter zit. Vergelijk het met een grap waarin alle logica met de gewone wereld zoek is maar die toch zijn eigen logica heeft. Wanneer we die relatie achterhaald hebben, moeten we lachen. In de beeldende kunst uit zich dat in eigenaardige of grillige beelden die een speciale relatie met de werkelijkheid bezitten doordat ze er strijdig mee zijn. Ze zijn incongruent aan elkaar. Op het eerste gezicht passen ze niet maar wanneer we de logica achter het beeld ontdekken, vinden we dat geestig.
2 Helaas is het tweede deel van de Poëtica verloren gegaan, daar waar hij het heeft over de komedie.
16
Mechanismen die het lachen triggeren De wereld is geen eldorado, wanneer we denken aan ruzies, ziektes, natuurrampen, oorlog en zelfs de dood, vergaat het zelfs de vrolijkste Frans om nog te lachen. De objectieve wereld is niet intrinsiek grappig maar wordt op smaak gebracht met wat attisch zout van de humorist. Om visuele humor te creëren gebruikt de lachende artiest, bewust of onbewust, mechanismen die de lach triggeren. Die mechanismen kunnen zowel talig als beeldend zijn. Bij dit bonte kopje stond ik zowaar te gniffelen. De zin ‘vaatwerk krijgt haargroei’ verscheen voor mijn geestesoog. Eveneens deed het me aan absurde gedachtes over genetische manipulatie van serviesgoed denken. Hier wordt een object uit zijn dagdagelijkse context getrokken. Het reist naar een universum waar gewone dingen plots ongewoon gaan lijken, zoals dat ook gebeurt in dromen. Eén van de manieren om dat te doen is transpositie. Je geeft het object een totaal andere plaats. Dat is één van de principes die gehan-
Meret Oppenheim, Object, (Luncheon in Fur), 1936. Fur-covered cup, 4 3/8 “ (10,9 cm) in diameter, saucer, 9 3/8” (23,7 cm) in diameter and spoon 8” (20,2 cm) long, overall height: 2 7/8” (7,3 cm). Collectie, Museum of Modern Art, New York.
teerd werden door de surrealisten, een vrolijke bende waar onder meer Man Ray, Dali, Picasso, Magritte en Kertesz van uit maakten. En natuurlijk heeft hun werk niet een éénzijdig humoristische betekenis. Dikwijls zelfs hele lugubere als we bijvoorbeeld aan Dali’s surrealistische schilderijen denken die hij tijdens de Spaanse Burgeroorlog schilderde. Maar nu terug naar het sexy kopje. Oppenheim, een surrealistische kunstenares en maakster van dit kleinood, transponeert een dagelijks kopje, schoteltje en lepeltje naar haar droomwereld waar alles bekleed is met bont. Het idee ontstond toen ze aan tafel zat met Picasso. Zij droeg een juweel dat was overtrokken met bont waarop Picasso zei dat je eigenlijk alles met bont kunt bekleden. Oppenheim associeert hier vaatwerk met luxueus bont. Een wel heel ongewone associatie wanneer je aan de opgestapelde afwas denkt. Twee materialen uit disparate werelden. Ze worden in juxtapositie tegenover elkaar gezet en produceren daardoor verrassing en incongruentie. Door het uiterlijk volledig te veranderen ondergaat het servies een ware transformatie. Het verandert naar een zinnenprikkelend object. Eén van de aan dit kopje gegeven betekenissen is de psychologische en heeft een feministische inslag. Bont is zacht en werkt erotiserend maar wanneer het een roofdier siert, kan het ook bijten. Bovendien kan bont ook heel afstotend werken wanneer het in aanraking komt met de tong. De gebruikte materialen en betekenissen die erdoor gegenereerd worden, staan dus in contradictie met elkaar. Een andere humortriggerend mechanisme (HTM) is de visuele woordspeling die Oppenheim -misschien onbewust, ik heb het niet kunnen achterhalen- uithaalt met de taal. In het Engels betekent drinking from
the furry cup wel iets heel ondeugends en ontbreekt niet in het bedboekje van een goede minnaar. Als laatste wil ik nog vermelden dat dit kopje voor de lens kwam van Man Ray, kunstfotograaf en een vriend van Oppenheim. Man Ray dacht heel goed na vooraleer hij iets voor zijn lens haalde. Zijn foto’s zijn ware pareltjes en veelal is de lachende fotograaf aan het werk. In die zin is de foto van Man Ray heel complex, je zou het een kunstwerk, het kopje in een kunstwerk, de foto, kunnen noemen, van mise-en-abyme gesproken.
Lachende sculpturen evolueren
Hamburger, Lithographic crayon on paper, 14 x 17” (35.3 x 43.0 cm). Philip Johnson Fund. © 2011 Claes Oldenburg Claes Oldenburg, Giant soft Hamburger, 1976.
De hamburger op het kleine fotootje vult in werkelijkheid bijna een kamer. Hij lijkt te zijn ‘weggebeept’ uit een droom of nachtmerrie van iemand die op dieet is. In die zin heeft de hamburger iets surrealistisch. Door de schaal van zijn voedingswaren te overdrijven, zelfs tot reuzegroot, geeft pop-artist Oldenburg ze een aberrant uitzicht. Hij maakte zijn sculpturen niet alleen groter, maar ook zachter en deed ze rimpelen. Veel van zijn eetsculpturen verwijzen naar het menselijk lichaam. En dat op kritische wijze, want het
17
broodje van de hamburger lijkt verdacht veel op een blubberige buik dat teveel van dat goedje heeft gehad. Ook stelde hij de hamburger als symbool van de toen nieuwe voedingsgewoonten in Amerika. In die zin is de sculptuur ook een satire. Popart draagt een contradictorische houding uit: enerzijds is er POP! Een vrolijke houding die euforisch poppy en glossy is, lipstick, glamour en high heels on top uitstraalt, maar anderzijds is er de pessimistische houding die ten volle de spirit van de jaren ‘60 uitademt. Een voedingsbodem voor goede humor dus. Wurm is een hedendaags artiest en behoort niet tot de Popart maar ik heb zijn Fat House hier opgenomen omdat het veel gelijkenissen vertoont met de hambur-
Erwin Wurm: Fat House
ger. Hij vergroot of verkleint eveneens zijn objecten maar laat ze ook smelten en zwellen, vergelijk het een beetje met de vormen van Dali maar dan driedimensionaal. Ook bij hem representeren sommige sculpturen het menselijk lichaam, zoals Fat House of Fat Convertible. Hij toont eveneens een grote bekommernis voor obesitas als maatschappelijk probleem. Voorts klaagt hij de inspiratieloosheid waarmee de urbane en subur-
18
bane ruimte wordt vormgegeven aan.3 Fat House zou op een speelplein niet misstaan. Toen ik recent zijn tentoonstelling in Middelheim bezocht, verraste het me hoe speels kinderen zich gedragen in en rond zijn werken. Het huis had op hen een danige uitwerkingskracht. Ze werden er blij van en ook stil. Een jongetje zei dat het leek op ‘een reuzenmarshmellow met een oranje dakje op’. Dat vond ik de moeite om hier toch even te vermelden.
Beeldende kunst en podiumkunst Ik had het al over interactie. In de zin dat de toeschouwer het werk bekijkt, er al of niet mee kan lachen, erover nadenkt en praat met anderen. Nu ik me toch heb laten vermurwen door Wurm, kan ik maar beter even voortdoen. Hij lokt immers een interessante vorm van interactie uit.4 Wurm inviteert de toeschouwer om zelf deel uit te maken van het werk. Dat doet hij vooral in zijn one minute sculptures. Hij heeft een indrukwekkend en interessant oeuvre opgebouwd maar ik heb gekozen om alleen die hier uitgebreid te bespreken omdat ze door hun interactieve kracht ook onmiddellijk relevant zijn voor de podiumkunsten. Bij deze ‘verdwijnende’ sculpturen, ze zijn van beperkte duur, wordt er een theatrale situatie gecreëerd. Je hebt props, een actie en een acteur. In dit kunstwerk is de toeschouwer de acteur. De actie wordt uitgevoerd door middel van een instructie op een drager, dat kan een gewoon kaartje zijn, maar ook een stoel. Eigenlijk een perfecte beginsituatie voor theater dus. Voorbeelden van instructies zijn: steek je tong uit, maar ook: stop de kleurstiften in je neusgaten en denk aan Descartes. Het werk Table of conspiracy is een tafel met een gat in 3 Wurms’ Little Big House, Fat House Moller/ Alfred Loos en Mies van der Rohe Melting zijn kritieken op eenvormige architectuur. 4 Andere interessante interactievormen zijn ook happenings en performances maar die behandel ik nu niet.
het blad waar naast getekend staat dat je je hoofd in dat gat moet stoppen. Bij sommige instructies moet je een hele resem acties uitvoeren. Sommige one minute sculptures zijn hilarische poses, bedoeld voor de kracht van het beeld want Wurm is ook een gepassioneerd fotograaf, geoccupeerd met formele besognes zoals kleur, compositie, vorm en herhaling van de vorm. Dat is duidelijk te zien in onder meer de prints die hij van zijn one minute sculptures maakte. Andere one minute sculptures zijn filosofischer van aard. Bijvoorbeeld het werk Kneel down and think about Sigmund Freud en Kneel down and think about Ludwig Wittgenstein. De instructies staan geschreven op twee fiftiesstoeltjes, met ernaast een tekening. Nog een filosofische is Hold your breath and think of Spinoza, of The three philosophers ook met tekeningen op stoeltjes met aanwijzingen voor de gewenste (hilarische) posities. Als je dan denkt aan Spinoza’s Het doel van de staat is vrijheid! of Wittgensteins Het absurde lijkt altijd diepzinnig dan hou ik niet alleen mijn adem in maar denk ik ook dat dat heel interessant basismateriaal voor theater kan opleveren. Voor een muziekvideo met als basis de one minute sculptures van Wurm verwijs ik naar Can’t Stop van de Red Hot Chili Peppers.
Humor is van alle tijden. Ik ben in mijn relaas met de avant-garde begonnen. Maar er werd zeker al veel eerder pittige kunst bedreven en dan denk ik aan de snedige petrogliefen die ik heb gezien in Zweden of aan bepaalde Griekse vazen waarop schalkse taferelen te spotten zijn. Ik heb het ook niet over cartoons gehad. Eerst wilde ik doorgronden wat ons doet lachen. De voorbeelden die ik gebruik, hebben steeds met elkaar gemeen dat ze
Petroglief in Sotetorp, Zuidwest-Zweden, bronstijd.
een interactieve relatie met de toeschouwer uitlokken. Sommige kunstwerken doen de toeschouwer gniffelen van binnenpretjes, anderen lokken een storm van protest uit. Toch willen lachende kunstenaars allen een engagement van de toeschouwer. Ze wisselen een incongruent beeld uit en willen dat je hun logica erachter ontdekt. Meestal doe je dat ook, maar het geestige aan zulke beelden is dat je er ook een eigen logica aan kunt geven. Lachen is immers persoonlijk en genereert op die manier heel wat extra waardevolle betekenissen. Bronnen ARNASON, H.H., A history of Modern Art,Third edition, Thames and Hudson, London, 1988. BERMAN, P., Saskia Van der Lingen (vert.), James Ensor, de intrede van Christus in Brussel, Ludion, z.p., 2010. GRUNER, C., The Game of Humor: A Comprehensive Theory of Why We Laugh. New Brunswick, NJ: Transaction Publishers, 1997. MUMOK, Museum Moderner Kunst Stiftung Ludwig Wien, Erwin Wurm. The artist who swallowed the world, Hatje Cantz, Ostfildern, 2006. OSTERWOLD, T., Pop art, 1992, Taschen, Keulen,1992. ROUKES, N., Humor in art, A Celebration of visual Wit, Davis Publications, Massachusets, 1997. VAN GORP, e.a Lexicon van literaire termen, vijfde volledig herziene druk, Wolters, Leuven, 1991.
Reageer op dit artikel via
[email protected]
19
20
interview Tijd in noot! August Verbesselt, gecontroleerde passie van een schorpioen Simon de Rijcke interviewde August Verbesselt
August Verbesselt, in 1919 geboren in Klein-Willebroek, volgde aanvankelijk pianoles bij de componist Jozef Schampaert. Toen hij 11 jaar was kwamen leden van de harmonie hem vragen om mee te spelen in hun 120 man sterke orkest. August zag het groots en wilde hoorn leren spelen maar dat verlangen werd in de kiem gesmoord. Er was geen geld en het werd een ‘piccoloke’. Later volgde hij fluitlessen aan de muziekschool van Willebroek, tot hij naar het atheneum ging in Antwerpen. De tocht naar school werd te voet afgelegd met een groepje van vijf of zes jongens die elk een ander instrument bespeelden. Zo begonnen zij zelf muziek te maken. Andere, minder ‘serieuze’ muziek dan in de harmonie: klassieke stukken maar ook nieuwe werken van eigen componisten. Ondertussen schreef Verbesselt voor de jeugdharmonie. Er werd gerepeteerd in de zaal boven het café van zijn ouders.
Bestaan al die jeugdcomposities nog? Nee, ik heb die allemaal laten verdwijnen. Zij waren soms niet volledig uitgeschreven en er werden veel veranderingen aangebracht tijdens de repetities. Ik heb later, toen ik professioneel componist was, nog meer werken laten verdwijnen. Er is ook werk bij CeBeDeM dat niet verscheurd is maar waarvan ik niet wil dat het nog wordt uitgevoerd. Hebt u daar nooit spijt van gehad? Van sommige werken wel, want tegenwoordig hoor ik veel slechtere muziek. Misschien heb ik ongelijk, maar ik ben altijd zeer streng geweest op mijn eigen werk. Ik denk dat onze generatie meer zelfkritiek had. Als het niet voldeed, verscheurde ik het. Zo zijn ook de composities die ik in het conservatorium indiende om aanvaard te worden, verscheurd. Hoe oud was u toen u echt met componeren begon? Zeventien. Ik had net mijn humaniora beëindigd. Het studeren ging makkelijk en ik had tijd om te componeren. Ik volgde toen pianoles bij een zeer intelligente joodse leraar, Simonart heette hij geloof ik. En die stelde mij voor om bij hem, privé en tegen betaling, harmonie te leren. Zo heb ik de cursus van Henri Sarly
21
(1884-1954) doorgenomen. Die cursus heb ik later zelf onderwezen in het Nederlands. Ik had ze herschreven naar mijn eigen methode, veel logischer en enerzijds minder ingewikkeld, maar anderzijds ook veel moeilijker. Het was dan ook voor conservatoriumstudenten. Gebeurde er in Antwerpen tijdens uw studententijd veel op muzikaal vlak. Ik bedoel concerten? Opera? Ik ging dikwijls met vrienden naar de opera, die veel publiek trok in de jaren dertig. Er waren ook de Dierentuinconcerten en de concerten van Arti Vocali onder leiding van onze directeur Flor Alpaerts. Veel hing af van hoeveel we in onze portemonnee hadden. In de opera werd vooral Wagner en het Italiaanse repertoire gezongen, in het Vlaams! Maar wij zorgden zelf voor activiteiten. Als jong, aankomend musicus zocht ik vooral nieuwe werken voor fluit om ze in te studeren en uit te voeren. Zo heb ik de sonate voor fluit van Alpaerts gespeeld en nog een van Renier Van der Velden (1910-1993) samen met Ernest van der Eyken (° Antwerps altist en componist, 1913) en Steven Candael (Antwerps dirigent, 1915-1979). U bent na uw studies geëngageerd als fluitist in het orkest van de Vlaamse Opera in Antwerpen.
August Verbesselt © VRT
22
Ik ben in 1937 naar het conservatorium gegaan en ben nadien in de Opera begonnen. Ik had voordien al meegespeeld in de Philharmonie en werd overal gevraagd. Er waren immers in Vlaanderen geen gediplomeerde fluitisten. Ik was de eerste die aan het conservatorium een Hoger Diploma behaalde (bij dat examen speelde Verbesselt het derde deel van zijn eigen concerto). Tot dan bestond die opleiding uitsluitend voor viool en piano. Hendrik Diels (1901-1974) die me kende van de Philharmonie, heeft me dan in 1941 in
de Opera benoemd als solo. Dat betekende financiële zekerheid en dus kon er getrouwd worden. Ik heb aan ‘den Diels’ veel te danken. Een jaar of wat later werd ik door de bezetter opgeëist om ergens in Duitsland bij een opera te gaan spelen. Er waren toen overal musici te kort. Maar ik weigerde en het is dankzij Diels, die nogal wat te zeggen had als operadirecteur, dat ik kon blijven. Het repertoire dat we speelden, was hetzelfde als ik in de jaren voordien als toeschouwer had bijgewoond. Maar nu kon ik vanuit ‘den bak’ of de buik alles meemaken en ik heb daar geweldig veel geleerd, o.a. over orkestratie. U bent daar gebleven tot in de jaren zeventig? Ja en nee. Op het einde van de oorlog werd de Opera gesloten. Toen kwamen de ‘vliegende bommen’ en moesten we wachten tot het leven opnieuw zijn normale gang ging. Er werd ondertussen in de Opera wel gespeeld voor de troepen van de bevrijder. En dat was een grote schok! Waar het tijdens de oorlog Wagner en nog eens Wagner was, met soms Faust of Carmen, stonden er opeens Engelse musical en andere shownummers op het programma. Veel muzikanten gingen toen aan de kust of in Brussel in nachtclubs spelen voor de soldaten. Daar was geld mee te verdienen. Bij de heropening van de Opera, werd ik plots toch nog opgeroepen voor mijn legerdienst. Gelukkig werd mijn lichting na zes maanden naar huis gestuurd. Ondertussen was echter mijn plaats ingenomen door iemand die op het NIR was buitengezet als zogezegde ‘zwarte’ en directeur August L. Baeyens weigerde mij opnieuw in dienst te nemen. In 1947-1948 werd die man van het NIR van alle blaam gezuiverd en mocht hij opnieuw naar de Radio. De plaats was weer vrij. Op aandringen van mijn vrouw solliciteerde ik opnieuw, werd terug aangenomen en werd nog betaald met terugwerkende kracht ook. Een dikke meevaller.
Wat mij nu opvalt, is dat u met geen woord gerept hebt over cursussen zoals harmonie, contrapunt of compositie. Heeft u die niet gevolgd? Toch wel, maar het ging voor mij niet snel genoeg op het conservatorium. Daarom ging ik bij Lodewijk Ontrop extra les contrapunt en fuga volgen. Van hem heb ik alles geleerd: vier jaar bij een strenge leraar, veel dril! Aan hem heb ik mijn absoluut gehoor te danken. Ik deed wel mee aan het examen harmonie in Antwerpen en was de eerste van de klas met het maximum van de punten. Toen heb ik een kwintet geschreven en dat voor mijn eindexamen fluit gespeeld. Toen ik achteraf aan de directeur vroeg om bij hem compositie te volgen, antwoordde hij: “Ge kent al alles”. Ik ben daar weken neerslachtig van geweest. Ik wilde kritiek op mijn werk. Ik wist dat het niet goed was, maar wist niet hoe het te verbeteren. Ik had leiding nodig en hij liet me aan mijn lot over. Ik heb later ook alles alleen gedaan. Ik was uiterst leergierig en zat altijd over partituren gebogen. Het was dus bijna vanzelfsprekend dat ik later docent analyse werd. (Nederlandstalige muziekencyclopedie: “In 1955 werd hij benoemd tot adjunct-leraar harmonie aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium, waar hij vanaf 1967 leraar is voor analyse en vormleer, een cursus die onder zijn impuls werd opgericht.”) Ik merk in uw opuslijst dat u in de eerste jaren na de oorlog nogal wat toneel- en balletmuziek hebt gecomponeerd. Waren dat opdrachten? Ja, in het elan van de heropbouw bestond er veel belangstelling voor het ‘nieuwe’, voor alles wat met de voorgaande periode brak. We kregen toen veel kansen. Ik dirigeerde in die naoorlogse periode ook een harmonie en een symfonisch orkest van amateurs en
23
maakte daarvoor ettelijke arrangementen. Ik heb in die tijd veel ‘gebruiksmuziek’ geschreven. Was dat allemaal dodecafonische muziek? Neen, helemaal niet, ik hanteerde toen een verwijde tonaliteit en evolueerde naar een vrije atonaliteit. Van dodecafonie was pas sprake in de jaren vijftig. Ik was toen naar de Gaudeamusdagen voor componisten in het huis van Maas in Bilthoven geweest, samen met Willem Kersters (1929-1999). Mátyás Seiber (1905-1960), die toen de cursus leidde, heeft mijn Sinfonietta (1957) geselecteerd en geanalyseerd en ik stond plots in het middelpunt van de belangstelling. Hij zei me dat hij het aan het radio-orkest in Londen zou voorstellen. En toen hebben ze in Nederland vlug het initiatief genomen om het daar te creëren en kreeg het daardoor veel aandacht, alhoewel ze daar toen weg waren van de muziek van Karlheinz Stockhausen (° Keulen, 1928) en het serialisme (compositiewijze waarbij niet alleen de melodie maar ook andere parameters zoals dynamiek, timbre etc. aan reeksen onderworpen zijn). Ik kreeg een uitgebreid interview en het orkest heeft daarna de Sinfonietta nog op verscheidene plaatsen in Nederland uitgevoerd. Het heeft vijf jaar geduurd voor mijn buitenlands succes tot Vlaanderen doordrong. Ik was erg onder de indruk van het werk van Otto Ketting (°1935), waardoor ik mij ben gaan interesseren voor het twaalftonenstelsel. Er bestond toen veel verwarring tussen dodecafonie en seriële muziek, het systeem dat vooraf alle parameters vastlegt. Ik heb dat systeem naar mijn eigen opvattingen herdacht en niet uit de theorieboekjes. Je kunt niet leren componeren door bijvoorbeeld een cursus harmonieleer te studeren. De grammatica is geen doel op zich, bedoelt u dat?
24
Precies. Dikwijls blijft het meer een mathematische dan artistieke constructie, wat ik absoluut wil vermijden. Luister je naar mijn dodecafonische werken, dan klinken die normaal, bijna tonaal, een gevolg van de contrapuntische wendingen van de reeks. Daaruit ontstaat onwillekeurig een harmonische structuur. Precies dat had ik bij Otto Ketting ervaren en wilde ik zelf bereiken. Dat spreekt de luisteraar aan, wat je niet hebt bij de zogezegde grote werken zoals opus 31 van Schönberg (Variaties voor orkest, 1926-1928). Ik heb daar nog een goeie anekdote over. Op een dag werd me in een interview gevraagd waarom ik dat werk zo vaak analyseerde in mijn cursus, “U moet heel veel van dat werk houden”, besloot de man. Waarop ik antwoordde dat ik er helemaal niet van hield, behalve van enkele variaties maar dat ik het als oefenmateriaal interessant vond om er de vele fouten tegen het systeem uit te halen. Zo geef ik bijvoorbeeld de voorkeur aan sommige korte werken van Anton Webern. En als illustratie van wat ik bedoel: ik heb een lievelingsreeks, eenzelfde reeks die ik al voor vier verschillende composities gebruikt heb. Die reeks, die in mijn geheugen gegrift staat, bevat niet alle toonafstanden, noch alle twaalf verschillende tonen van ons notensysteem. Het is een reeks van dertien noten en op zo’n manier gerangschikt dat er een harmonische structuur onderhuids aanwezig is: sol-sib-re/do#la-mi/fa-sol#-si/do-re#-fa#/ fa (g-bes-d/cis-a-e/f-gisb/c-dis-fis/f). Die reeks wordt dan getransponeerd, bijvoorbeeld in andere gelijktijdige stemmen, en in andere volgorde afgespeeld. Zo kan ik de volgorde 1/13,2/12,3/11,4/10 enz. nemen. Ik selecteer wat mij bevalt uit die nieuwe lijnen, want niet alle afleidingen beantwoorden aan mijn esthetische smaak. En esthetiek, dat is een puur persoonlijke zaak.
Wat is voor u van essentieel belang bij het componeren? Ik zoek in eerste instantie een melodische structuur. Dat heeft natuurlijk te maken met inspiratie en ik vind die in het manipuleren van een tonenreeks. Wie daar niet mee kan werken die moet er niet aan beginnen. Als esthetiek een persoonlijke zaak is, waar zou u uw muziek dan plaatsen in de evolutie van stijlen van de twintigste eeuw? (Na een lange stilte) Daar heb ik eigenlijk geen antwoord op. Ik heb er eigenlijk nooit over nagedacht. U kan toch niet loochenen dat, als u eerst kiest voor atonaliteit en daarna voor een eigenzinnig dodecafonisch systeem, u niet wilde behoren bij een esthetische stroming? Ik heb in enkele van uw composities duidelijke kenmerken van bitonaliteit gehoord. Is dat dan toevallig? Betekent dat niets? Dat is het resultaat van het werken met een bepaalde reeks. Er komt maar uit wat erin zit en als dat toevallig bitonaal is, dan is dat zo. Ja maar u beweerde net dat u bepaalde afleidingen van die reeks selecteerde. Uw persoonlijke keuze is toch een twintigste-eeuwse keuze? Dat moeten de musicologen maar uitmaken. Een volledig overzicht en de nodige analyses zullen dat wel duidelijk maken. Men zal allicht proberen mij in een ‘kastje’ te stoppen. Maar of dat zal lukken! Ik heb gewoon het dodecafonische systeem gebruikt zoals anderen het tonale systeem hebben aangewend met de bedoeling muziek te schrijven waarvan zoveel
mogelijk mensen de zin kunnen verstaan. Ik heb er steeds naar gestreefd verschillende grote lijnen te concipiëren die samen, volgens een bepaald procedé, een constant bewegend geheel van lijnen vormen. Een contrapuntische compositie dus, met respect voor de samenklank. Hoe komt het dat veel van uw werk werd uitgevoerd maar niet uitgegeven? Ik heb een grote kans gemist met Seiber, die mijn werk wilde uitgeven bij Breitkopf & Härtel maar spijtig genoeg verongelukte in Zuid-Afrika. Er is wel kamermuziek uitgegeven bij CeBeDeM, Metropolis en Scherzando, maar dat zijn kleine lokale uitgaven. Er is maar één werk dat wereldwijd werd verspreid en dat is mijn fluitconcerto, uitgegeven bij Billaudot in Parijs. Dat heb ik te danken aan Denise Tolkowsky (1918-1991). Zij kende Jean-Pierre Rampal (Franse fluitist, 1922-2000), heeft me aan hem voorgesteld en van mijn fluitconcerto verteld. Toen Rampal de partituur had ingekeken was hij erg enthousiast. Het concerto is dan hier door hemzelf uitgevoerd onder leiding van de Roemeense dirigent Mircea Cristescu (° 1928). Rampal stelde voor het werk op te nemen in een reeks van werken voor fluit die hij uitgaf in Parijs en een maand later kreeg ik het contract van Billaudot toegestuurd. Zo is dat concerto de wereld rondgegaan. In het Parijse Conservatorium werd het verplicht werk. Later vernam ik van een fluitiste van het Nationaal Orkest dat zij het op hun concertreis door de V.S. in een muziekwinkel in New York had zien liggen, waar het in alle conservatoria werd gespeeld. Hetzelfde in Chicago. Nog een anekdote. Toen Katsjatoerian (Aram, 1903-1978) bij Denise Tolkowsky op bezoek was, had ze mij ook uitgenodigd omdat mijn concerto zou gespeeld worden. Ik maak er kennis met Katsjatoerian.
25
We verbroederden met het nodige vocht en hij drong erop aan dat ik hem de volgende dag, na een concert dat hij in de Elisabethzaal speelde, de partituur zou brengen. Bleek dat die man werd bewaakt door Russische agenten en ik pas na grondige controle bij hem werd toegelaten. Hij beloofde het concerto uit te voeren in Moskou. Ik hoorde er verder niets meer van tot maanden later, toen hij al gestorven was Denise Tolkowsky me telefoneerde me dat het inderdaad was gespeeld. Uit piëteit voor zijn vader had de zoon het laten uitvoeren.
26
Mijnheer Verbesselt, met deze glorierijke anekdote wil ik ons gesprek graag beëindigen. Ik dank u zeer dat u me dit interview hebt willen toestaan en wens u verder nog een aangename dag en veel inspiratie toe. Dat is niet meer nodig. Ik ben bijna blind en kan niet meer lezen wat ik zou schrijven. Dit is een beknopte versie van een interview dat in 2002 werd afgenomen en in 2005 verscheen in “Ambrozijn”.
prijsbeest Een bijna gemiste kans. door Anke Lauwers
De winnende fluitiste van de 2010 NFA Piccolowedstrijd, afgestudeerd aan het conservatorium van Antwerpen bij Peter Verhoyen en Aldo Baerten en aan het conservatorium van Amsterdam bij Harrie Starreveld, beschrijft de ervaringen in de aanloop tot het evenement dat ze bijna geheel miste.
Vorig jaar nam ik deel aan de 2010 Piccolo Artist Competition, georganiseerd door de NFA (National Flute Association, VS) tijdens de 38ste jaarlijkse conventie in Anaheim, Los Angeles. Zoals het soms gaat met dit soort dingen, liep aanvankelijk alles mis. Zoals mijn bestelling van de partituur van één van de opgelegde werken in België die veel te lang op zich liet wachten en ik een nieuwe bestelling moest plaatsen bij een uitgever in de VS. Uiteindelijk , na veel studeren op korte tijd, was ik klaar om de opname voor de eerste ronde te maken. Net op dat moment kreeg ik de vraag om in een orkest te gaan vervangen. Natuurlijk zei ik ja, maar de deadline voor de opname naderde snel en ik wist dat het heel moeilijk zou worden om nog een opnamedag te vinden. Gelukkig was er nog één woensdag waarop ik vrij was en Peter (Verhoyen, haar docent aan het conservatorium, red.) tijd had om te luisteren. Toen begon de zoektocht naar een pianist voor de opname. Na (opnieuw) veel stress, vond ik een heel goede pianiste (Marie-Noëlle Damien) die beschikbaar was. Peter hielp me met de opname en één dag later kon ik ze eindelijk opsturen, slechts twee dagen voor de deadline.
Tweede strofe, nieuwe zorgen Twee maanden later vernam ik dat ik was geselecteerd voor de halve finales en had ik opnieuw een beslissing te nemen. Ik speel-
27
de in een jeugdorkest en ging daarmee op concertreis naar Zuid-Afrika. Het was het laatste programma dat ik zou meespelen en ik kreeg de kans om 1ste fluit te spelen in de 5de symfonie van Sjostakovitsj, mijn favoriete componist. Maar ik had genoeg reden voor twijfel: de concertreis zou de tweede helft van juli plaatsvinden, tot 3 augustus. Mijn vlucht naar Los Angeles was al op 9 augustus en ik wilde natuurlijk perfect voorbereid zijn voor de wedstrijd. Gelukkig was het laatste concert in Zuid-Afrika enkele dagen voor de terugkeer van het orkest, dus ik besloot een eerdere vlucht naar België te boeken om me een paar dagen meer te kunnen voorbereiden. Het werd een leuke reis maar ik heb niet veel van het land gezien omdat ik moest studeren. Toen ik weer in België was vroeg iedereen me: “En, hoe was Zuid-Afrika?” en ik kon niet veel beters antwoorden dan: “Ik denk dat het mooi was, maar ik zou eigenlijk nog eens terug moeten gaan om het zelf te zien!” In elk geval ben ik nu blij dat ik toch ben meegegaan. Maar toen ik thuis was, had ik nog slechts één week om me voor te bereiden op de wedstrijd! Het was een week van hard werken, lessen, repetities en een try-out. Toen was het tijd om te vertrekken naar Anaheim.
Los Angeles Ik wist niet goed wat ik van de conventie mocht verwachten. Natuurlijk kende ik het programma en wist ik dat het heel interessant zou worden, maar ik vreesde dat het nogal overweldigend zou zijn. Onterecht, want vanaf de eerste dag bevond ik me in een aangename sfeer tussen vriendelijke en behulpzame mensen. Wat me ook beviel was de kans om zoveel nieuwe stukken te ontdekken, vooral voor piccolo. Veel piccolospelers krijgen na enkele jaren het gevoel
28
dat er niks nieuws over is om te spelen. Wel, ik heb een heel aantal nieuwe ideeën nu. En dan de wedstrijd zelf. Alleen al het feit dat ik de kans kreeg om deel te nemen betekende al heel veel voor me. Ik kan niet klagen over de kansen die ik kreeg in Europa. Ik behaalde twee masters in de muziek in Antwerpen, één voor fluit en één voor piccolo. Ook studeerde ik twee jaar in Amsterdam. De master voor piccolo is heel nieuw in Europa. Het idee ontstond in Antwerpen en ik ben blij één van de eerste studenten te zijn die deze master behaalde. Ik kreeg veel auditietraining gedurende die twee jaar, die me hielp een trial te winnen in het BBC Concert Orchestra.Ik heb ook veel repertoire voor piccolo leren kennen. In een klein land als België studeren is dus helemaal geen nadeel. Maar voor zover ik weet, is er geen enkele piccolowedstrijd van dit niveau in Europa. Dit was dus mijn eerste piccolowedstrijd. Het was een risico om zo’n verre en dure reis te maken zonder te weten wat te verwachten, maar toen ik vernomen had dat ik de halve finales had gehaald, twijfelde ik geen seconde meer. En er is iets wat ik heel aangenaam vind aan spelen in het buitenland, ook wanneer ik audities heb: het feit dat niemand je kent. Je kan starten met een eerste indruk en je hebt geen extra druk omdat mensen je kennen en iets van je verwachten, of erger nog, niet echt iets van je verwachten. Ik hou van het gevoel onbekend te zijn, niks te verliezen te hebben.
De halve finale Natuurlijk wil dat niet zeggen dat ik geen goede indruk wilde maken. Ik kon het feit niet negeren dat ik
op het punt stond om te spelen voor een jury van vooraanstaande piccolospelers. Maar het belangrijkste was voor mij me te amuseren tijdens deze halve finale en op mijn voorbereiding van de voorgaande maanden te vertrouwen. Het hielp ook dat het contact met de andere halve finalisten heel ontspannen was. Iedereen was vriendelijk, opnieuw een bewijs dat de sfeer tijdens wedstrijden niet per se alléén competitief hoeft te zijn. Ik was opgelucht dat te merken. Maar ik was erg zenuwachtig toen ik mijn halve finale speelde. Sommige dingen leken heel goed te gaan, andere dingen naar mijn gevoel dan weer niet helemaal. Nadat ik gespeeld had begon het eindeloze wachten op de aankondiging van de finalisten. Ik was zelfs nerveuzer voor het afroepen van de namen dan voor de halve finale zelf. Mijn vreugde en opluchting waren groot toen bleek dat ik in de finale zat. In de finale moest ik het opgelegd werk van Schoenfield spelen en mijn eigen keuzewerk, een Belgisch werk van Piet Swerts, Le Tombeau de Ravel. Dit stuk is oorspronkelijk geschreven voor (en opgenomen door) Peter Verhoyen. Dit programma lag me heel erg en ik voelde me er goed bij, omdat deze stukken niet alleen goed geschreven zijn maar ook leuk om te spelen en naar te luisteren. Toen het moment aanbrak van de finale, was ik minder zenuwachtig, kon ik er echt van genieten en alles wat ik wou doen ging als vanzelf.
De grotere prijs Op dat moment kon het me ook niet meer schelen welke prijs ik zou halen. Ik dacht alleen: “Hoeveel kansen ga ik nog krijgen om een concert in zo’n omstandigheden te spelen? Meer zelfs, in zo’n omstandigheden en in de VS?” Ik wou gewoon het beste
concert geven waartoe ik in staat was en er zoveel mogelijk van genieten. Die manier van denken bleek te werken. De middag na de finale probeerde ik niet aan de resultaten te denken. Ik ging naar ”Downtown Disney” (want ook Disneyland bevindt zich in Anaheim) met Pieter-Jan en Ann-Sofie, de kinderen van Annemie en Peter, en ze maakten me de hele tijd aan het lachen. Ik was dus erg ontspannen toen ik terugkwam. Maar ik moet eerlijk zijn: ik voelde me niet bepaald ontspannen toen het tijd was voor het galaconcert en de resultaten van de wedstrijd. Alle zes halve finalisten moesten op het podium, en wachten tot hun naam werd genoemd. Enkele minuten later wist ik dat ik de 1ste prijs had gewonnen. Om die reden is het jammer dat ik niet nog eens aan de wedstrijd kan deelnemen want 1ste prijs-winnaars mogen geen tweede keer deelnemen. Alleen al om dat gevoel opnieuw te hebben, zou ik het allemaal overdoen.
Bedankt Op dit moment in mijn verhaal wil ik graag enkele mensen bedanken: Stefan De Schepper om met ons naar Los Angeles te gaan en zo’n goede pianist te zijn. Annemie Verhoyen voor het regelen van alle praktische dingen en voor het samen met mij zenuwachtig zijn. Aldo Baerten en Harrie Starreveld voor alle interessante fluitlessen die ze me hebben gegeven tijdens de jaren op het conservatorium. De juryleden voor hun positieve commentaren en omdat ze me de 1ste prijs hebben gegeven. En Peter natuurlijk, omdat hij één van de beste leraars is die ik ken en altijd in me geloofd heeft.
29
30
KORT Masterclass De masterclasses worden mogelijk gemaakt dankzij de steun van Stichting Conservatorium Antwerpen.
J.F Jenny Clark en met zijn eigen bands. Van 1989 tot 1991 was hij lid van het Orchestre National de Jazz o.l.v. Claude Barthélémy en trad hij op in Japan, het Midden-Oosten en Europa. Hij nam ook deel aan veel evenementen rond hedendaagse muziek met het Orchestre de Paris, het Ensemble Musique Vivante, het Orchestre Philharmonique de Strasbourg, ... Van 1997 tot 2000 speelde hij opnieuw bij het Orchestre National de Jazz o.l.v. Didier Levallet. Hij was hoofd van het jazzdepartement van het conservatorium van Perpignan en sinds september 2010 van het conservatorium van Montpellier. Tegenwoordig treedt hij hoofdzakelijk op met zijn eigen bands in Frankrijk en Europa en geeft workshops in Europa en Afrika. Roel Dieltiens, cello
Serge Lazarevitch, gitaar en ensemble (jazz)
Donderdag 8 en vrijdag 9 december 2011 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u Doelgroep: studenten KCA, toehoorders gratis welkom
Serge Lazarevitch (Frankrijk) begon op 13-jarige leeftijd gitaar te spelen. Na zijn middelbaar studeerde hij aan het Berklee College of Music in Boston bij Mick Goodrick, Mike Gibbs en John La Porta. Hij behaalde er een jazzdiploma, speelde er met lokale bandjes en ontmoette er Pat Metheny, Mike Stern en Bill Frisell. Na zijn terugkeer naar Europa verhuisde hij in 1979 naar België en speelde er met o.a. Jacques Pelzer, Steven Houben, Charles Loos, Michel Herr alsook met Garreth List en Bill Frisell. Hij gaf eveneens les aan het jazzdepartement van het conservatorium van Luik. In 1981 keerde hij terug naar Parijs. Sindsdien trad hij op in gans Europa met internationale musici zoals Joe Lovano, Enrico Rava, Palle Danielson, Art Lande, Norma Winstone, Aldo Romano,
Cellist Roel Dieltiens studeerde in Antwerpen en in Detmold. Hij maakte zeer snel internationale naam als cellist en wordt tegenwoordig beschouwd als een autoriteit, zowel op moderne cello als op barokcello. Zijn sterke persoonlijkheid, overrompelende muzikaliteit en onconventionele aanpak brachten hem reeds van in het begin van zijn carrière op alle grote concertpodia van de wereld (Parijs, Berlijn, Londen, New York, Moskou, Tokyo). Ook als kamermusicus verwierf hij grote internationale bekendheid als oprichter van het beroemde Ensemble Explorations. Sinds 2010 concerteert hij ook regelmatig met Andreas Staier (klavier) en Daniel Sepec (viool). Voor de labels Harmonia Mundi en Etcetera verzorgde hij een hele reeks opnames die steevast op lovende kritieken en op grote publieke belangstelling konden rekenen. Enkele citaten uit de recensies waarmee zijn cd’s onthaald werden, illustreren dit
Maandag 14 november 2011, lokaal 228 10u30 – 12u30: voor gitaristen 14u30 – 18u: voor ensemble Doelgroep: studenten KCA, toehoorders gratis welkom.
31
Componistendag Dinsdag 29 november 2011 Witte Zaal, conservatorium 9u30-12u Lezing van Hans Abrahamsen over “Schnee” Open repetitie van “Schnee” met E-XXI o.l.v. Filip Rathé (met toonmoment) 13u-14u30 Lezing van Yan Maresz over muziek en electronics – toepassing op “Paris qui dort” Blauwe Zaal, deSingel 15u-17u Open repetitie door HERMESensemble van “Paris qui dort” Deze lezingen zijn gratis toegankelijk voor studenten van het KCA. Buitenstaanders zijn ook van harte welkom na aanmelding per e-mail bij
[email protected]
mooi: “Simply the best” (Classic CD USA over de opname van Kodaly’s Sonate voor cello-solo opus 8); “The only significant disc of cellomusic to appear in 1997” (Fanfare UWA over de Franchomme-cd); “Un grand disque, et le meilleur enregistrement vivaldien depuis longtemps” (Diapason voor de eerste cd met celloconcerto’s van Vivaldi). Roel Dieltiens mocht onlangs nog een Klara en de Caecilia-Prijs in ontvangst nemen voor zijn recente opname van de Suites voor cello-solo van J.S.Bach. Roel Dieltiens doceert cello aan de Hochschule der Künste van Zürich en zetelt als jurylid in internationale wedstrijden zoals het Leipzig Bach Wettbewerb, de Moscow Tchaikovsky Competition of de Belgrad Competition. Daarnaast is hij ook aan het Lemmensinstituut te Leuven verbonden als docent kamermuziek. In 2006 maakte Canvas een uitvoerige en diepgaande documentaire over deze artiest.
32
Op 30 september voert het HERMESensemble onder leiding van Koen Kessels in de Blauwe Zaal van deSingel Yan Maresz’ muziek uit bij de fascinerende stille film “Paris qui dort” (1926) van René Clair. Op 2 december volgt “Schnee” van Hans Abrahamsen in AMUZ. De twee componisten werden bereid gevonden op dinsdag 29 november hun werk persoonlijk te komen toelichten op de Componistendag van de WHAM (Werkgroep Hedendaagse en Actuele Muziek, Koninklijk Conservatorium Antwerpen). Yan Maresz zal zijn werk met live-elektronica uiteen zetten, en er volgt een open repetitie van “Paris qui Dort” in de Blauwe Zaal. Hans Abrahamsen zal werken met E-XXI (het studentenensemble voor hedendaagse muziek van het conservatorium) rond “Schnee”. Hans Abrahamsen, die in zijn jeugd hoorn speelde, studeerde aan de Koninklijke Deense Muziekacademie in Kopenhagen muziektheorie. Daar kreeg hij onder meer les van de componisten Pelle Gudmundsen-Holmgreen (1932) en Per Nørgård (1932). Hun invloeden klinken in Abrahamsens werk door, dat
daarnaast stilistisch ook verwant is met dat van György Ligeti (1923-2006), bij wie Abrahamsen in de jaren tachtig studeerde. Vanuit de “Neue Einfachkeit”-stroming van de jaren ‘60 ontwikkelde zijn muziek zich in iets heel eigens, waarin hij de strenge regels en de beperkingen waaraan modernisten zich houden een plaats geeft in zijn muzikale wereld. Voorbeelden van opmerkenswaardig werk zijn het pianoconcerto dat hij schreef voor zijn vrouw Anne-Marie Abildskov, en het kamermuziekwerk Schnee, waarin het materiaal tot het uiterste is teruggesnoeid. Yan Maresz (Monaco, 1966) is van alle markten thuis. Hij begon zijn muzikale opleiding als pianist en percussionist, maar ontdekte algauw de jazz. Eerst als autodidact, daarna als enige leerling van John McLaughlin, wiens hoofdarrangeur hij ook werd. Later stortte hij zich aan het IRCAM bij Tristan Murail op de studie van compositie en muziekinformatica, en werd in Frankrijk zelf algauw een markante naam in de hedendaagse muziek. Tussen 2007 en 2011 doceerde hij compositie in de cursus “compositie en muziekinformatica” van het IRCAM te Parijs. Hij geeft regelmatig lezingen en masterclasses in heel Europa. De componistendag is een samenwerking van WHAM, E-XXI, HERMESensemble en Kunstcampus deSingel.
CD Sporen ‘11 Maandag 5 december 2011, 20u30 Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium Toegang: € 6/ 4 (Vrienden gratis), geen reservatie BL!NDMAN [strings], Alexander Ponet, percussie en Karen Takagushi, marimba.
De cd SPOREN ‘11 die de Vrienden Conservatorium Antwerpen dit jaar aan het publiek voorstellen, is gewijd aan veertien recent afgestudeerden en masterstudenten. De voorbije jaren zijn zij stuk voor stuk gerijpt in het conservatorium en uitgegroeid tot volwaardige, professionele musici, klaar om hun plaats in te nemen in het muzikale landschap. Op maandag 5 december wordt deze cd voorgesteld met een luisterrijk concert. Tracklist SPOREN ‘11 (volgorde o.v.):
New Blindman [Strings] Wim Henderickx: In deep Silence III Pétillant’semble Maurice Ravel: Introduction en Allegro Bram Fournier, trombone en Yasuko Takahashi, piano Leon Stekke: Variaties Mathieu Jocqué, cello, Anna Gasparova, piano Rachmaninov: Danse orientale op. 2 nr. 2 Alexander Ponet, vibrafoon Antonio Carlos Jobim en Gary Burton: Chega De Saudade Alexander Ponet: Phoenetics Karen Takaguchi, marimba Anna Ignatowicz: Toccata David Friedman: Marshmellow
33
Middagconcerten Woensdagen van 13u tot 14u 9, 16, 23 en 30 november 2011, 7, 14 en 21 december 2011, 11 januari 2012 Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium Gratis toegang, geen reservatie
Meer info en data binnenkort op www.conservatorium.be of via de maandelijkse nieuwsbrief van het conservatorium. Schrijf je in via
[email protected]
Klassiek op de trein ‘Iedereen klassiek’ was vorig jaar een groots muziekfeest in Antwerpen, naar aanleiding van de tiende verjaardag van Klara. Dit jaar trekt Klara op zaterdag 3 december naar Gent. Het conservatorium van Antwerpen neemt hier ook aan deel en trakteert de reizigers op de trein van Antwerpen naar Gent op een aantal ‘treinconcertjes’. Welke trein, welke concerten en wat er nog meer op til is die dag kan u binnenkort terugvinden op www.conservatorium.be of via onze digitale nieuwsbrief (inschrijven via barbara.voets@ artesis.be).
Studium Generale Dinsdag 8 november 2011, 19u Prof. Dr. Hilde Van den Bulcke, Universiteit Antwerpen Hoe de media het individu vormen Dinsdag 22 november 2011, 19u Willem De Beuckelaere, voorzitter commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Rechten en plichten van het individu Dinsdag 6 december 2011, 19u Prof. Dr. Karen Celis, Hogeschool Gent Het glazen plafond, mythe of werkelijkheid? De lezingen starten om 19u in de Gele of Witte Zaal van het Koninklijk Conservatorium (volg zone Beel hoog). Gratis toegang, inschrijving via www.artesis.be/studiumgenerale
De lezingenreeks georganiseerd door het Artesis Hogeschool heeft dit academiejaar als thema ‘Identiteit’. Hierboven vindt u de lezingen tot het einde van het jaar. Het volledige programma kan u bekijken via de website www.artesis.be/studiumgenerale, waar u zich ook online kan inschrijven voor één of meerdere lezingen.
34
ARTos Muziekprijs Dinsdag 8 november 2011, 20u Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium Laureatenconcert en uitreiking ARTos Muziekprijs aan Mathias Coppens, pianist/componist Toegang gratis, geen reservatie
Sinds 2006-2007 kent vzw Artos aanmoedigingsprijzen toe aan studenten Theaterkostuum en Mode van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen (Artesis Hogeschool). In 2010 stichtte deze vzw samen met de Vrienden Conservatorium Antwerpen de ARTos Muziekprijs. Het is een tweejaarlijkse prijs, die wordt toegekend aan een muziekstudent van het conservatorium die bijzondere artistieke verdiensten kan aantonen en voor wie de prijs een steun betekent in zijn verdere carrière. Om praktische redenen wordt de prijs ook ingericht in 2011, vervolgens terug om de twee jaar. Pianist Mathias Coppens brengt naast eigen composities ook werk van Bartók en Janacek en wordt daarbij begeleid door bevriende musici.
AGENDA 8.11.2011, 20u Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium
Uitreiking ARTos Muziekprijs en laureatenconcert Lees meer p. 34
13.11.2011, 11u Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium Toegang: € 10 (Vrienden € 7), aperitief inbegrepen, geen reservatie
Jong Geluid: Anna Gasparova, piano Programma: Beethoven, Ravel, Prokofiev
21.11.2011, 20u30 deSingel, Blauwe Zaal
deOrkestacademie o.l.v. Edo de Waart Programma: Holst, The Planets Lees meer p. 8
27.11.2011, 11u Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium Toegang: € 10 (Vrienden € 7), aperitief inbegrepen, geen reservatie
Jong Geluid: Olympica Trombone Kwartet Bram Fournier, Jan Smets, Guido Liveyns, Geert De Vos Programma: Peeters, Van der Roost, Debussy, Praetorius, Crespo
29.11.2011, 9u30 - 14u30 Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium
Componistendag Lees meer p. 32
3.12.2011, tussen 10 en 18u diverse locaties
Iedereen klassiek Lees meer p. 34
5.12.2011, 20u30 Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium
Voorstelling cd Sporen ‘11 Lees p. 32
11.12.2011, 11u Beel Hoog, Witte Zaal Conservatorium Toegang: € 10 (Vrienden € 7), aperitief inbegrepen, geen reservatie
Meesters: Rik Vercruysse, hoorn en Yasuko Takahashi, piano Programma: Groslot, Mortelmans, Schumann, Fr. Strauss, Gounod, Chabrier en Dutilleux.
13.12.2011, 20u Sint Pauluskerk, Antwerpen
Kersthappening Lions Club Antwerpen ter Beke Barokorkest o.l.v. Ewald Demeyere en studenten Drama Symfonieën van de zonen van Bach
Kleinschalige initiatieven zoals klasconcerten, recitals e.a. worden op korte termijn gepland en enkel op de website bekend gemaakt. Updates en aanvullingen van deze kalender vind je dus op www.conservatorium.be
35
Petra Noordkamp won de gouden award van de fotowedstrijd ‘deSingel in de picture’ met o.m. deze foto. De jury schreef in haar verslag: “Deze foto’s vertonen een sterke eigenheid en een eerder verrassende verstilde blik op het gebouw. Alle foto’s zijn wat vorm en lichtspel betreft bijzonder verschillend. De menselijke figuur voegt aan het geheel een poëtische dimensie toe. Er is gevoel voor abstractie en detail terwijl ondertussen toch het gebouw geportretteerd wordt. De foto’s zijn bijzonder zorgvuldig gecomponeerd met oog voor reflecties, lijnenspel, tactiliteit en details die een spanning opleveren. De foto’s tonen ook in de details de essentie en het DNA van het gebouw.” Wilt u ook iets vertellen op deze pagina? Dat kan in de vorm van een tekst, tekening, cartoon, foto, partituur,… Inzendingen zijn welkom via
[email protected]
36