Inhoud
Navi 600 ......................................... 3 CD 400 ....................................... 101
OPEL MOKKA Infotainment System
Navi 600
Inleiding ......................................... 4 Radio ........................................... 16 Cd-speler ..................................... 26 AUX-ingang ................................. 30 USB-poort .................................... 31 Digitale fotolijst ............................. 34 Navigatie ...................................... 37 Spraakherkenning ........................ 77 Telefoon ....................................... 83 Trefwoordenlijst ........................... 96
4
Inleiding
Inleiding Algemene aanwijzingen ................. 4 Antidiefstalfunctie ........................... 5 Overzicht bedieningselementen .... 6 Gebruik .......................................... 9 Basisbediening ............................ 10 Geluidsinstellingen ...................... 12 Volume-instellingen ..................... 14
Algemene aanwijzingen Het infotainmentsysteem biedt u eer‐ steklas infotainment voor in uw auto. De radio is voor de frequentieberei‐ ken AM, FM en DAB voorzien van twaalf automatisch in te stellen voor‐ keurzenders. Bovendien kunnen er nog 36 voorkeurzenders handmatig worden ingesteld (ongeacht frequen‐ tiebereik). De geïntegreerde cd-speler onder‐ houdt u met audio- en MP3/WMACD’s. U kunt ook externe gegevensopslag‐ apparaten, zoals een iPod, MP3-spe‐ ler of USB-stick of een draagbare cdspeler als externe audiobron op het Infotainmentsysteem aansluiten. De digitale soundprocessor biedt u di‐ verse vooraf ingestelde klankinstellin‐ gen, waarmee u het geluid kunt opti‐ maliseren. Het navigatiesysteem met dynami‐ sche routeplanning brengt u veilig naar uw bestemming en kan, desge‐ wenst, files of andere knelpunten om‐ zeilen.
Als optie kan het Infotainmentsys‐ teem worden gebruikt met de bedie‐ ningselementen op het stuur of via het spraakherkenningssysteem (in‐ dien beschikbaar). Het Infotainmentsysteem kan ook worden uitgerust met een mobielete‐ lefoonportaal. Door het goeddoordachte design van de bedieningselementen, de heldere displays en de grote multifunctionele knop kunt u het systeem gemakkelijk en intuïtief bedienen.
Belangrijke informatie over de bediening en de verkeersveiligheid 9 Waarschuwing Het infotainment-systeem moet worden gebruikt zodat er te allen tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel uw auto aan de kant en bedien het infotain‐ ment-systeem terwijl u stilstaat.
Inleiding 9 Waarschuwing Het gebruik van het navigatiesys‐ teem vrijwaart de bestuurder niet van zijn verantwoordelijkheid cor‐ rect en oplettend aan het verkeer deel te nemen. De overeenkom‐ stige verkeersregels moeten zon‐ der uitzondering in acht worden genomen. Voer alleen iets in (bijv. een adres) terwijl de auto stilstaat. Wanneer de routebegeleiding te‐ gen de verkeersregels ingaat, moet u altijd de verkeersregels volgen.
9 Waarschuwing In sommige gebieden zijn eenrich‐ tingsstraten en andere wegen en inritten (bijv. voetgangerszones) waar u niet mag inrijden niet op de kaart aangegeven. In dergelijke gebieden geeft het infotainment‐ systeem mogelijk een waarschu‐ wing die geaccepteerd moet wor‐
den. Hier moet u in het bijzonder letten op eenrichtingsstraten, we‐ gen en inritten waar u niet mag in‐ rijden.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kunnen gesis, geruis, signaalvervorming of signaaluitval optreden door: ■ wijzigingen in de afstand tot de zen‐ der, ■ ontvangst van meerdere signalen tegelijk door reflecties, ■ obstakels.
Antidiefstalfunctie Het Infotainmentsysteem is voorzien van een elektronisch beveiligingssys‐ teem dat het systeem tegen diefstal beveiligt. De beveiliging houdt in dat het Info‐ tainmentsysteem alleen in uw auto werkt en daarom voor een eventuele dief waardeloos is.
5
6
Inleiding
Overzicht bedieningselementen Navi 600
Inleiding 1
RADIO (BAND) ..................... 16
2
Radio inschakelen of van frequentiebereik wisselen ..... 16 CD/AUX ................................ 30
3
Cd/mp3/wma-weergave starten of van audiobron veranderen ............................ 30 Achteruit zoeken ................... 16
6
7
4
5
Kort indrukken: zender selecteren ............................. 17 m-knop .................................... 9 Indrukken: infotainment‐ systeem in-/uitschakelen ......... 9 Draaien: volume aanpassen .............................. 9
12 TONE .................................... 12
Radio: vooruit zoeken ........... 16
Geluidsinstellingen ................ 12 13 INFO ....................................... 6
Cd/mp3/wma: nummer vooruit overslaan ................... 27 AS (1/2) ................................. 17
Kort indrukken: autostorelijst selecteren ....................... 17
Cd/mp3/wma: informatie achteruit overslaan ............... 27 Radiozendertoetsen 1...6 ...... 17 Lang indrukken: zender opslaan ................................. 17
Vooruit zoeken ...................... 16
Automatische geheugenniveaus (voorkeuzezenders) .............. 17
Radio: achteruit zoeken ........ 16
7
8
Lang indrukken: zenders automatisch opslaan ............. 17 FAV (1/2/3) ............................ 18
9
Favorietenlijst (voorkeuzezenders) .............. 18 TP ......................................... 21
Activeren of deactiveren verkeersberichten ................. 21 10 Cd uitwerpen ......................... 27 11 CONFIG ................................ 14 Systeeminstellingen .............. 14
Radio: informatie over de momenteel afspelende zender ................................... 16 CD/MP3/WMA: informatie over de momenteel geplaatste cd ........................ 27 Digitale fotolijst: toont momenteel geselecteerde afbeelding/foto ...................... 34 Navigatie: informatie, bijv. over de huidige locatie .......... 37 14 Multifunctionele knop ............ 10 Draaien: menu-opties markeren of numerieke waarden instellen ................. 10 Indrukken (de buitenste ring): de gemarkeerde optie selecteren/activeren; ingestelde waarde bevestigen; functie in-/ uitschakelen .......................... 10
8
Inleiding
15 Achtwegschakelaar ............... 38
Audioknoppen op stuurwiel
2
Navigatie: weergavevenster in kaartweergave bewegen ....... 38 16 Cd-sleuf ................................. 27 17 BACK .................................... 10
Indrukken: audiobron selecteren ............................... 9 Bij een actieve radio: hoger/lager zetten om volgende/vorige voorkeurszender te selecteren ............................. 16
Menu: een niveau terug ........ 10 Invoer: laatste teken of complete invoer wissen ......... 10 18 RPT ....................................... 70 Herhalen laatste melding navigatie ................................ 70 19 DEST .................................... 38 Bestemmingsinvoer navigatie ................................ 38 20 PHONE ................................. 83 Telefoonmenu openen .......... 90 Geluidsonderdrukking activeren/deactiveren .............. 9 21 NAVI ...................................... 38 Kaart weergeven .................. 38
SRC (bron) .............................. 9
Bij een actieve CD-speler: hoger/lager zetten om volgende/vorige cd/mp3/ wma-nummer te selecteren . . 27 1
Kort indrukken: telefoongesprek aannemen . . 83
Bij een actief telefoonportaal: omhoog/ omlaag draaien om volgende/vorige optie in oproepenlijst te selecteren .... 90
of nummer in gesprekslijst kiezen .................................... 90 of spraakherkenning activeren (indien beschikbaar) ......................... 77 Lang indrukken: gesprekslijst tonen ................ 90 of spraakherkenning deactiveren (indien beschikbaar) ......................... 77
3 4
Als het telefoonportaal actief is en er gesprekken in de wacht staan: omhoog/omlaag draaien om tussen gesprekken te wisselen ................................ 90 Volume verhogen .................... 9 Volume verlagen ..................... 9
Inleiding 5
Kort indrukken: gesprek beëindigen/weigeren ............. 90 of gesprekslijst sluiten ........... 90 of mute in-/uitschakelen .......... 9 of spraakherkenning deactiveren (indien beschikbaar) ......................... 77
Gebruik Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐ diend met behulp van functietoetsen, multifunctieknoppen en op het display weergegeven menu's. Invoer kan naar keuze plaatsvinden via: ■ de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 6 ■ bedieningsknoppen op het stuur 36 ■ het spraakherkenningssysteem (in‐ dien beschikbaar) 3 77
Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen
Druk de X-knop kort in. Na het in‐ schakelen is de laatst geselecteerde Infotainmentbron actief. Automatisch uitschakelen Als het Infotainmentsysteem is inge‐ schakeld met de X-knop terwijl het contact is uitgeschakeld, schakelt het na 30 minuten automatisch weer uit.
9
Volume instellen
Draai aan de X-knop. De actuele in‐ stelling verschijnt op het display. Bij het inschakelen van het Infotain‐ mentsysteem wordt automatisch het laatst geselecteerde volume inge‐ steld mits dit het maximale inschakel‐ volume niet overschrijdt. Het volgende kan afzonderlijk worden ingesteld: ■ het maximale inschakelvolume 3 14 ■ het volume voor verkeersberichten 3 14 ■ het volume van de navigatieberich‐ ten 3 38 Voor snelheid gecompenseerd volume Na inschakeling van het voor snel‐ heid gecompenseerd volume 3 14 wordt het volume automatisch zoda‐ nig aangepast dat u geen geluid van het wegdek of van de rijwind hoort.
10
Inleiding
Mute Druk op de PHONE-toets (wanneer telefoonportal beschikbaar is: enkele seconden indrukken) om de audio‐ bronnen te dempen. Om de demping opnieuw te annule‐ ren: draai aan de X-knop of druk op‐ nieuw op de PHONE-toets (indien te‐ lefoonportal beschikbaar is: enkele seconden indrukken). Volumebeperking bij hoge temperaturen Bij erg hoge temperaturen binnen de auto beperkt het infotainmentsys‐ teem het maximaal instelbare vo‐ lume. Indien nodig wordt het maxi‐ male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden Radio Druk op de RADIO-knop om het hoofdmenu van de radio te openen of te wisselen tussen de verschillende frequentiebereiken. Druk op de multifunctionele knop om een submenu met zenderkeuzeop‐ ties te openen.
Gedetailleerde beschrijving van de radiofuncties 3 16. Audiospelers Druk op de CD/AUX-toets om het CD-, USB-, iPod- of AUX-menu te openen (indien beschikbaar) of om te wisselen tussen deze menu's. Druk op de multifunctionele knop om een submenu met trackkeuzeopties te openen. Gedetailleerde beschrijving van: ■ CD-spelerfuncties 3 27 ■ AUX-ingangsfuncties 3 30 ■ USB-poortfuncties 3 31 Navigatie Druk op de NAVI-toets en vervolgens op de multifunctionele knop om het navigatiemenu te openen. Gedetailleerde beschrijving van de navigatiesysteemfuncties 3 38. Telefoon (indien telefoonportaal beschikbaar is)
Druk op de PHONE-toets om het te‐ lefoonmenu op te roepen. Druk op de multifunctionele knop om een submenu met opties voor het in‐ voeren of selecteren van telefoon‐ nummers te openen Gedetailleerde beschrijving van de functies van het mobieletelefoonpor‐ taal 3 83.
Basisbediening Multifunctionele knop
De multifunctionele knop is het cen‐ trale bedieningselement voor de me‐ nu's. Draai aan de multifunctionele knop: ■ een menuoptie markeren ■ een numerieke waarde instellen Druk op de buitenste ring van de mul‐ tifunctionele knop ■ de gemarkeerde optie selecteren of inschakelen ■ een ingestelde waarde bevestigen ■ een systeemfunctie in- of uitscha‐ kelen
Inleiding BACK-toets
Druk de BACK-toets kort in om: ■ een menu te verlaten ■ van een submenu naar het naast‐ hoger gelegen menuniveau te gaan ■ het laatste teken van een teken‐ reeks te wissen Houd de BACK-toets enkele secon‐ den ingedrukt om de hele invoer te wissen.
Voorbeelden van de menubediening
Draai aan de multifunctionele knop om de cursor (= gekleurde achter‐ grond) naar de gewenste optie te ver‐ plaatsen. Druk op de multifunctionele knop om de gemarkeerde optie te selecteren. Submenu's Een pijltje aan de rechterkant van het menu geeft aan dat na er na het se‐ lecteren van die optie een submenu met verdere opties verschijnt.
11
Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste instelling te marke‐ ren. Druk op de multifunctionele knop om de instelling te activeren. Een waarde instellen
Een instelling activeren
Een optie selecteren
Draai aan de multifunctionele knop om de actuele waarde van de instel‐ ling te wijzigen. Druk op de multifunctionele knop om de ingestelde waarde te bevestigen.
12
Inleiding
Een functie in- of uitschakelen
Een tekenreeks invoeren
Geluidsinstellingen In het geluidsinstellingenmenu kunt u voor elk radiofrequentiebereik en voor elke audiospeler afzonderlijk de geluidskarakteristiek instellen.
Draai aan de multifunctionele knop om de functie die u in of uit wilt scha‐ kelen te markeren. Druk op de multifunctionele knop om tussen de instellingen Aan en Uit te wisselen.
Voor het invoeren van tekenreeksen, zoals telefoonnummers of straatna‐ men: Draai aan de multifunctionele knop om het gewenste teken te selecteren. Het laatste teken in de tekenreeks kan worden gewist met de BACKtoets. Door de BACK-toets ingedrukt te houden, wordt de complete invoer verwijderd. Druk op de multifunctionele knop om het geselecteerde teken te bevesti‐ gen.
Druk op de TONE-toets om het ge‐ luidsmenu te openen.
Inleiding
13
Lage, middelhoge en hoge tonen instellen
Volumeverdeling voor - achter instellen
Volumeverdeling rechts - links instellen
Selecteer Bass, Midden of Treble. Stel voor de geselecteerde optie de gewenste waarde in.
Selecteer Fader. Stel de gewenste waarde in.
Selecteer Balans. Stel de gewenste waarde in.
Één instelling op "0" of "Uit" zetten
Selecteer de gewenste optie en houd de multifunctionele knop enkele se‐ conden ingedrukt.
Alle instellingen op "0" of "Uit" zetten
De TONE-toets enkele seconden in‐ gedrukt houden.
14
Inleiding
Het geluid voor een muziekstijl optimaliseren
Selecteer EQ (Equalizer). De getoonde opties bieden voor de desbetreffende muziekstijl geoptima‐ liseerde voorkeurinstellingen voor de lage, middelhoge en hoge tonen Selecteer de gewenste optie.
Volume-instellingen Maximaal inschakelvolume
Druk op de CONFIG-toets om het systeeminstellingenmenu te openen. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens Maximaal inschakelvolume. Stel de gewenste waarde in.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling
Druk op de CONFIG-toets om het systeeminstellingenmenu te openen. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens Snelheidsafhankelijke volumeregeling. De snelheidsafhankelijke volumere‐ geling kan worden uitgeschakeld c.q. de mate van volumeaanpassing kan worden geselecteerd in het ge‐ toonde menu. Selecteer de gewenste optie.
Inleiding Volume van verkeersberichten (TA) Het volume van verkeersberichten kan proportioneel ten opzichte van het normale audiovolume worden verhoogd of verlaagd.
Druk op de CONFIG-toets om het systeeminstellingenmenu te openen. Selecteer Radio-instellingen, RDSopties en TA-volume. Stel de gewenste waarde in.
15
16
Radio
Radio Gebruik ........................................ 16 Zender zoeken ............................. 16 Autostore-lijsten ........................... 17 Favorietenlijst ............................... 18 Frequentiebereikmenu's .............. 18 Radio Data System (RDS) ........... 21 Digital Audio Broadcasting .......... 23
Gebruik
Zender zoeken
Bedieningstoetsen
Automatisch zender zoeken
De belangrijkste toetsen voor het be‐ dienen van de radio zijn de volgende: ■ RADIO: radio inschakelen ■ su: zender zoeken ■ AS: autostorelijsten ■ FAV: favorietenlijsten ■ 1...6: voorkeuzetoetsen ■ TP: verkeersinformatie 3 21
Radio activeren
Druk op de RADIO-toets om het ra‐ diohoofdmenu te openen. De laatst ten gehore gebrachte zen‐ der wordt weergegeven.
Frequentiebereik selecteren
Druk een of meerdere malen op de RADIO-toets om het gewenste fre‐ quentiebereik te selecteren. De laatst ten gehore gebrachte zen‐ der van dat frequentiebereik wordt weergegeven.
Druk kort op de s - of de u-toets om de vorige/volgende zender in het zendergeheugen weer te geven.
Handmatig zender zoeken
Druk op toets s of u en houd deze ingedrukt. Laat de toets los zo‐ dra de gewenste frequentie op de ge‐ toonde frequentieweergave bijna is bereikt. De volgende ontvangbare zender wordt opgezocht en automatisch af‐ gespeeld.
Handmatig zenders afstemmen FM-frequentiebereik Druk op de multifunctionele knop om het FM-menu te openen en selecteer Handafstemming FM. Draai aan de multifunctionele knop en stel de optimale ontvangstfrequentie in op het pop-up-frequentiedisplay.
Radio
Zenders met de hand opslaan
AM-frequentiebereik Draai aan de multifunctionele knop en stel de optimale ontvangstfrequentie in op het pop-up-frequentiedisplay. Frequentiebereik DAB Druk op de multifunctionele knop om het DAB-menu te openen en selec‐ teer Handafstemming DAB . Draai aan de multifunctionele knop en stel de gewenste ontvangstfrequentie in op het pop-upfrequentiedisplay.
Autostore-lijsten De zenders met de beste ontvangst in een bepaald frequentiebereik kunnen met de autostorefunctie automatisch worden opgezocht en opgeslagen.
17
Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd. Elk frequentiebereik heeft 2 auto‐ storelijsten (AS 1, AS 2), waarin elk 6 zenders kunnen worden opgesla‐ gen.
Automatische zenderopslag
Houd de knop AS ingedrukt totdat er een autostorebericht verschijnt. De 12 sterkste zenders in het actuele fre‐ quentiebereik worden in de 2 autostorelijsten opgeslagen. Druk op de multifunctionele knop om de autostorefunctie te verlaten.
Zenders kunnen ook handmatig in de autostorelijsten worden opgeslagen. Selecteer de zenders die u wilt op‐ slaan. Druk kort op de AS-toets om de auto‐ storelijst te openen of om naar een andere autostorelijst te wisselen. De zender opslaan in een lijstpositie: druk op de desbetreffende zender‐ knop 1...6 tot een bevestigingsbericht wordt weergegeven. Let op Handmatig opgeslagen zenders worden bij het automatisch zenders opslaan overschreven.
Een zender oproepen
Druk kort op de AS-toets om de auto‐ storelijst te openen of om naar een andere autostorelijst te wisselen. Druk kort op één van de voorkeur‐ toetsen 1...6 om de zender in de bij‐ behorende lijstpositie op te roepen.
18
Radio
Favorietenlijst Zenders van alle frequentiebereiken kunnen handmatig in de favorieten‐ lijsten worden opgeslagen
Druk kort op de FAV-toets om de fa‐ vorietenlijst te openen of om naar een andere favorietenlijst te gaan. De zender opslaan in een lijstpositie: druk op de desbetreffende zender‐ knop 1...6 tot een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het aantal beschikbare favorietenlijsten instellen
Een zender oproepen
Druk kort op de FAV-toets om de fa‐ vorietenlijst te openen of om naar een andere favorietenlijst te gaan. Druk kort op één van de voorkeurtoetsen 1...6 om de zender op de desbetref‐ fende lijstpositie op te roepen.
In elke favorietenlijst kunnen 6 zen‐ ders worden opgeslagen. Het aantal beschikbare favorietenlijsten kan worden ingesteld (zie hieronder). Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd.
Een zender opslaan
Selecteer de zenders die u wilt op‐ slaan.
Druk op de CONFIG-toets. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens Radiofavorieten. Selecteer het gewenste aantal be‐ schikbare favorietenlijsten.
Frequentiebereikmenu's Andere manieren voor het instellen van zenders zijn beschikbaar via fre‐ quentiebereikspecifieke menu's.
Radio Druk terwijl het radiohoofdmenu ac‐ tief is op de multifunctionele knop om het gewenste frequentiebereikmenu te openen.
Frequentiebereik DAB Draai aan de multifunctionele knop. Alle ontvangbare DAB-zenders 3 23 in het actuele ontvangstgebied worden getoond.
Let op De volgende specifieke FM-displays worden als voorbeeld getoond.
Let op Als er van tevoren geen zenderlijst is aangemaakt, zoekt het Infotain‐ mentsysteem automatisch naar zen‐ ders. Selecteer de gewenste zender. Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
Handmatig afstemmen Favorietenlijst
Selecteer Favorietenlijst. Alle zen‐ ders die in de favorietenlijst zijn op‐ geslagen, worden weergegeven.
19
Voor een beschrijving, zie "Zenders handmatig afstemmen" hierboven.
Zenderlijsten
Frequentiebereik AM/FM Selecteer AM-zenderlijst of FMzenderlijst. Alle ontvangbare AM/FM-zenders in het actuele ontvangstgebied worden getoond.
Selecteer de gewenste zender. Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
20
Radio
Zenderlijsten bijwerken
Als de zenders in de frequentiebe‐ reikspecifieke zenderlijst niet meer kunnen worden ontvangen: Selecteer het bijbehorende com‐ mando om een zenderlijst bij te wer‐ ken. Het zoeken naar zenders wordt ge‐ start. Zodra het zenderzoeken klaar is, wordt de eerder ingestelde zender afgespeeld. Druk op de multifunctionele knop om het zenderzoeken te stoppen. Let op Bij de update van een lijst van een station op een specifieke golfband wordt de overeenkomstige catego‐ rielijst (indien beschikbaar) ook ge‐ updatet. Opmerking over het updaten van zenderlijsten De dualtuner van het Infotainment‐ systeem werkt de zenderlijsten op de achtergrond continu bij. Dat zorgt er‐ voor dat bijv. de zenderlijsten tijdens een langere snelwegrit altijd de ont‐ vangbare zenders in het actuele ont‐
vangstgebied bevatten. Omdat de au‐ tomatische update een bepaalde tijd nodig heeft, staan bij een snelle ver‐ andering van het ontvangstgebied eventueel niet meteen alle ontvang‐ bare zenders op de zenderlijst ter be‐ schikking. In dergelijke omstandighe‐ den kan het bijwerken van de zender‐ lijsten worden versneld door de bijbe‐ horende commando voor het bijwer‐ ken van een zenderlijst te gebruiken.
Categorielijsten
Tal van RDS-zenders zenden een PTY-code 3 21 uit die het uitgezon‐ den programmatype aangeeft (bijv. nieuws). Sommige zenders wijzigen ook de PTY-code afhankelijk van de inhoud die op dat moment wordt uit‐ gezonden. Het Infotainmentsysteem slaat deze zenders, gesorteerd op programma‐ type, in de desbetreffende categorie‐ lijst op. Zoeken op een programmatype dat door de zender wordt opgegeven: se‐ lecteer de specifieke categorielijstop‐ tie van het frequentiebereik.
Er verschijnt een lijst met op dat mo‐ ment beschikbare programmatypes. Selecteer het gewenste programma‐ type. Er verschijnt een lijst met zenders die een programma van het geselec‐ teerde type uitzenden.
Radio De momenteel ontvangen DABservice (programma) wordt onderbro‐ ken wanneer berichten van voorheen geactiveerde categorieën in de wacht staan. Het activeren van berichtcategorieën Selecteer DAB-berichten in het DABmenu.
Let op DAB-berichten kunnen alleen ont‐ vangen worden als de DABgolfband geactiveerd is.
Radio Data System (RDS) Is een dienst voor FM-zenders die er‐ voor zorgt dat de gewenste zender aanzienlijk sneller wordt gevonden en zonder problemen wordt ontvangen.
Voordelen van RDS Selecteer de gewenste zender. De categorielijst wordt tijdens de up‐ date van de zenderlijst die bij het des‐ betreffende frequentiebereik hoort eveneens bijgewerkt. Let op Het huidige station wordt gemar‐ keerd door i.
DAB-berichten
Naast muziekprogramma's zenden tal van DAB-zenders 3 23 diverse berichtcategorieën uit.
Activeer de gewenste berichtcatego‐ rieën. Er kunnen diverse categorieën aan‐ kondigingen tegelijk worden geselec‐ teerd.
21
■ Op het display verschijnt de pro‐ grammanaam van de geselec‐ teerde zender i.p.v. de frequentie. ■ Bij het zoeken naar zenders stemt het Infotainmentsysteem alleen af op RDS-zenders. ■ Het infotainmentsysteem stelt met behulp van AF (Alternative Fre‐ quency) altijd automatisch af op de
22
Radio
zendfrequentie met de beste ont‐ vangst van de geselecteerde zen‐ der. ■ Afhankelijk van de ontvangen zen‐ der toont het Infotainmentsysteem radiotekst op het display die bij‐ voorbeeld informatie over het hui‐ dige programma kan bevatten.
Zet Regionaal op Aan of Uit. Als regionalisatie is ingeschakeld, worden er uitsluitend alternatieve fre‐ quenties (AF) met dezelfde regionale programma's geselecteerd. Als regionalisatie is uitgeschakeld, worden alternatieve frequenties van de desbetreffende zenders geselec‐ teerd onafhankelijk van regionale pro‐ gramma's.
Let op Na het uitschakelen van RDS wordt deze functie automatisch weer inge‐ schakeld bij het afstemmen op een andere zender (via de zoekfunctie of een voorkeuzeknop).
RDS-scrolltekst Sommige RDS-zenders gebruiken de regels voor het aangeven van de pro‐ grammanaam en tevens voor het weergeven van extra informatie. Ge‐ durende dit proces wordt de program‐ manaam verborgen. Voorkomen dat aanvullende informa‐ tie wordt weergegeven: Zet RDS-tekst stoppen op Aan.
Regionalisatie in- en uitschakelen (RDS moet voor regionalisatie zijn in‐ geschakeld) Op bepaalde tijden zenden sommige RDS-zenders regionaal andere pro‐ gramma's op verschillende frequen‐ ties uit.
Radiotekst Als RDS is ingeschakeld en er een RDS-zender wordt weergegeven, verschijnt er onder de programma‐ naam informatie over het actuele pro‐ gramma en over de actuele muziek‐ track.
RDS in-/uitschakelen Zet RDS op Aan of Uit.
RDS configureren
Om het menu voor de RDSconfiguratie op te roepen: Druk op de CONFIG-toets. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens RDS-opties.
Radio Om de informatie te tonen of te ver‐ bergen: Zet Radiotekst op Aan of Uit. TA-volume Het volume van verkeersberichten (TA) kan vooraf worden ingesteld 3 14. Verkeersinformatie (TP = Traffic Programme) Verkeersinformatiezenders zijn RDSzenders die verkeersinformatie uit‐ zenden. Verkeersinformatie in- of uitschake‐ len Om de stand-by verkeersberichten‐ functie van het Infotainmentsysteem in- en uit te schakelen: Druk op de TP-toets. ■ Is de radioverkeerinformatieservice ingeschakeld, wordt in het zwart [ ] weergegeven op het display (grijs als de radioverkeerinformatieser‐ vice is uitgeschakeld). ■ Er worden alleen verkeersinforma‐ tiezenders weergegeven.
■ Als de actuele zender geen ver‐ keersinformatiezender is, wordt er automatisch naar de volgende ver‐ keersinformatiezender gezocht. ■ Wanneer een verkeersinformatie‐ zender is gevonden, wordt [TP] op het display in zwart weergegeven. Wordt er geen verkeersinformatie‐ zender gevonden, dan wordt TP in grijs weergegeven. ■ Verkeersberichten worden op het van tevoren ingestelde TA-volume 3 14 weergegeven. ■ Als verkeersinformatie is ingescha‐ keld, wordt de cd-/mp3-weergave voor de duur van het verkeersbe‐ richt onderbroken. Alleen naar verkeersberichten luiste‐ ren Schakel verkeersinformatie in en draai het volume van het infotain‐ mentsysteem helemaal omlaag. Verkeersberichten blokkeren Om verkeersberichten te blokkeren, bijv. tijdens afspelen van CD/MP3:
23
Druk op de knop TP of de multifunc‐ tionele knop om het annuleringsbe‐ richt op de display te bevestigen. Het verkeersbericht wordt onderbro‐ ken, maar verkeersinformatie blijft in‐ geschakeld. EON (Enhanced Other Networks) Met EON kunt u naar verkeersberich‐ ten luisteren ook als de zender waar‐ naar u luistert zelf geen verkeersin‐ formatie uitzendt. Als een dergelijke zender is ingeschakeld, wordt net als bij verkeersinformatiezenders TP op het display in zwart weergegeven.
Digital Audio Broadcasting Digital Audio Broadcasting (DAB) is een innovatief en universeel uitzend‐ systeem. DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam i.p.v. met de zendfrequentie.
24
Radio
Algemene aanwijzingen
■ Met DAB kunnen verschillende pro‐ gramma's (diensten) op dezelfde frequentie worden uitgezonden (ensemble). ■ Naast hoogwaardige diensten voor digitale audio is DAB ook in staat om programmagerelateerde gege‐ vens en een veelheid aan andere dataservices uit te zenden, inclusief reis - en verkeersinformatie. ■ Zolang een bepaalde DAB-ontvan‐ ger een signaal van een zender op kan vangen (ook al is het signaal erg zwak), is de geluidsweergave gewaarborgd.
■ Er is fading (zwakker worden van het geluid) dat typerend is voor AM - of FM-ontvangst. Het DABsignaal wordt op een constant vo‐ lume weergegeven. ■ Interferentie door zenders op nabu‐ rige frequenties (een verschijnsel dat typisch is voor AM - en FMontvangst) doet zich bij DAB niet voor. ■ Als het DAB-signaal door natuur‐ lijke obstakels of door gebouwen wordt weerkaatst, verbetert dit de ontvangstkwaliteit van DAB, terwijl AM- en FM-ontvangst in die geval‐ len juist aanmerkelijk verzwakt.
DAB configureren
Druk op de CONFIG-toets. Selecteer Radio-instellingen en ver‐ volgens DAB-instellingen. In het configuratiemenu zijn de vol‐ gende opties beschikbaar: ■ Dynamische audioaanpassing: als deze functie geactiveerd is, wordt het dynamische bereik van het DAB-signaal gereduceerd. Dat houdt in dat het volume van hard
Radio geluid wel, maar dat van zacht ge‐ luid niet wordt gereduceerd. Daar‐ door kan het volume van het Info‐ tainment zo worden afgesteld dat zacht geluid goed hoorbaar is zon‐ der dat hard geluid te hard klinkt. ■ Frequentieband: na het selecteren van deze optie kan de gebruiker be‐ palen welke DAB-frequentieberei‐ ken door het Infotainmentsysteem dienen te worden ontvangen.
25
26
Cd-speler
Cd-speler Algemene aanwijzingen ............... 26 Gebruik ........................................ 27
Algemene aanwijzingen De cd-speler van het infotainment‐ systeem kan audio-cd's en mp3/ wma-cd's afspelen.
Belangrijke informatie over audio- en mp3/wma-cd's Voorzichtig Plaats in geen geval dvd's, singlecd's met een diameter van 8 cm of speciaal vormgegeven cd's in de audiospeler. Plak nooit stickers op uw cd's. De cd's kunnen in de speler vast blij‐ ven zitten en het afspeelmecha‐ nisme zwaar beschadigen. Een kostbare vervanging van uw toe‐ stel is dan noodzakelijk. ■ Audio-cd's met kopieerbeveiliging die niet voldoen aan de audio-cdstandaard, worden mogelijk niet correct of zelfs helemaal niet afge‐ speeld.
■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbespeelde cd's. Ga op een correcte manier met de cd's om. Dit geldt vooral voor zelfgebrande cd-r's en cd-rw's; zie hieronder. ■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's wor‐ den mogelijk niet correct of zelfs helemaal niet afgespeeld. ■ Bij Mixed-Mode-CD’s (met een combinatie van audio en data, bijv. MP3) worden alleen de audio‐ tracks herkend en afgespeeld. ■ Zorg dat er bij het wisselen van cd's geen vingerafdrukken op de cd's komen. ■ Berg cd's onmiddellijk na het uitne‐ men uit de audiospeler veilig op om ze tegen beschadiging en vuil te beschermen. ■ Vuil en vloeistof op de cd's kunnen de lens van de audiospeler binnen in het apparaat vies maken en sto‐ ringen veroorzaken. ■ Bescherm cd's tegen warmte en di‐ rect zonlicht.
Cd-speler ■ De volgende beperkingen zijn van toepassing op gegevens die op een mp3/wma-cd zijn opgeslagen: Maximale mapstructuurdiepte: 11 niveaus. Maximaal aantal mp3/wmabestanden dat kan worden opge‐ slagen: 1000. Wma-bestanden met Digital Rights Management (DRM) van onlinemuziekwinkels kunnen niet worden afgespeeld. Wma-bestanden kunnen alleen veilig worden afgespeeld als deze met Windows Media Player, mini‐ maal versie 8, zijn aangemaakt. Toepasbare afspeellijstextensies: .m3u, .pls. De afspeellijstitems moeten als re‐ latieve paden zijn opgemaakt. ■ In dit hoofdstuk wordt alleen het af‐ spelen van mp3-bestanden behan‐ deld, omdat de werking voor mp3en wma-bestanden hetzelfde is. Wanneer een cd met wma-bestan‐
den wordt geplaatst, worden mp3gerelateerde menu's weergege‐ ven.
Gebruik
27
Zit er al een CD in het apparaat, maar is het Audio-cd of Audio-MP3-menu niet actief: Druk op de CD/AUX-toets. Het Audio-cd of Audio-MP3-menu wordt geopend en de CD-speler wordt gestart. Afhankelijk van de data die op de au‐ dio- of mp3-cd is opgeslagen, ver‐ schijnt er op het display dienovereen‐ komstig informatie over de cd en de actuele track.
Een nummer selecteren
Afspelen van een cd starten
Duw de CD met de beschreven kant naar boven zo ver in de CD-sleuf dat deze naar binnen wordt getrokken. Het afspelen van de CD start auto‐ matisch en het Audio-cd of AudioMP3-menu wordt weergegeven.
Draai de multifunctionele knop om een lijst met alle tracks op de cd weer te geven. Het nummer dat op dat mo‐ ment wordt afgespeeld, staat gese‐ lecteerd. Selecteer de gewenste titel.
Naar de volgende of vorige track gaan
Druk de s - of u-toets een - of meermaals kort in.
28
Cd-speler
Nummer vooruit of achteruit zoeken
Druk kort op de s - of u-toets en houd vervolgens de s - of utoets nogmaals ingedrukt tot de ge‐ wenste titel verschijnt.
Nummers selecteren met behulp van het audio-cd- of mp3-menu
Tijdens het afspelen van een mp3-cd
Tijdens het afspelen van een audio-cd
Snel vooruit of achteruit
Houd de toets s of u ingedrukt voor snel vooruit of achteruit van het huidige nummer.
Druk op de multifunctionele knop om het audio-cd-gerelateerde menu te openen. Alle nummers willekeurig afspelen: stel Toevalsweergave (RDM) in op Aan. Een nummer op een audio-cd selec‐ teren: selecteer Titellijst en selecteer vervolgens het gewenste nummer.
Druk op de multifunctionele knop om het mp3-gerelateerde menu te ope‐ nen. Alle nummers willekeurig afspelen: stel Toevalsweergave (RDM) in op Aan. Een nummer uit een map of afspeel‐ lijst (mits beschikbaar) selecteren: se‐ lecteer Mappen of Afspeellijsten. Selecteer een map of afspeellijst en selecteer vervolgens het gewenste nummer.
Cd-speler Selecteer Zoeken om een menu met extra opties voor het zoeken en se‐ lecteren van tracks te openen.
Afhankelijk van het aantal opgesla‐ gen tracks kan het zoekproces enkele minuten duren. Selecteer een zoekoptie en selecteer daarna de gewenste track.
Een cd verwijderen
Druk op de d-toets. De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt verwijderd, wordt hij na enkele secon‐ den automatisch weer naar binnen getrokken.
29
30
AUX-ingang
AUX-ingang
Algemene aanwijzingen
Gebruik Druk een of meerdere malen op de CD/AUX-toets om de AUX-modus in te schakelen.
Algemene aanwijzingen ............... 30 Gebruik ........................................ 30
In de middenconsole vóór de keuze‐ hendel bevindt zich een aux-aanslui‐ ting voor het aansluiten van externe audiobronnen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een draagbare cd-speler op de AUX-in‐ gang aan te sluiten met een 3,5 mm stekkeringang. Let op Deze poort moet u altijd schoon- en drooghouden.
Een op de AUX-ingang aangesloten audiobron kan alleen via de bedie‐ ningselementen van de desbetref‐ fende audiobron worden bediend.
USB-poort
USB-poort
Algemene aanwijzingen
Algemene aanwijzingen ............... 31 Opgeslagen audiobestanden afspelen ....................................... 32
31
Let op Niet alle modellen mp3-spelers, USB-drives en iPods worden onder‐ steund door het Infotainmentsys‐ teem.
Opmerkingen
In de middenconsole vóór de keuze‐ hendel bevindt zich een USB-aanslui‐ ting voor het aansluiten van externe audiodatabronnen. Let op Deze poort moet u altijd schoon- en drooghouden. Een mp3-speler, USB-opslagappa‐ raat of een iPod kunnen op de USBpoort worden aangesloten.
Mp3-speler en USB-opslagapparaten ■ De aangesloten mp3-speler en USB-opslagapparaten moeten aan de USB MSC-specificatie voldoen (USB Mass Storage Class). ■ Alleen MP3-spelers en USB-op‐ slagapparaten met een clusterom‐ vang die kleiner of gelijk is aan 64 kB in het FAT16/FAT32-be‐ standssysteem worden onder‐ steund. ■ Harddiskdrives (HDD) worden niet ondersteund. ■ USB-hubs worden niet onder‐ steund. ■ De volgende beperkingen gelden voor de gegevens die opgeslagen zijn op een mp3-speler of een USBopslagapparaat.
32
USB-poort
Maximale mapstructuurdiepte: 11 niveaus. Maximaal aantal mp3/wmabestanden dat kan worden opge‐ slagen: 1000. Wma-bestanden met Digital Rights Management (DRM) van onlinemuziekwinkels kunnen niet worden afgespeeld. Wma-bestanden kunnen alleen veilig worden afgespeeld als deze met Windows Media Player, mini‐ maal versie 8, zijn aangemaakt. Toepasbare afspeellijstextensies: .m3u, .pls. De afspeellijstitems moeten als re‐ latieve paden zijn opgemaakt. Het systeemkenmerk voor map‐ pen/bestanden dat audiogegevens bevat, mag niet ingesteld zijn.
Opgeslagen audiobestanden afspelen
iPod
Mp3-speler/USBopslagapparaat
Druk een of meerdere malen op de CD/AUX-toets om de audio-USB-mo‐ dus in te schakelen. Het afspelen van audiogegevens die op het USB-opslagapparaat zijn op‐ geslagen, is gestart. De bediening van de via USB aange‐ sloten gegevensbronnen is hetzelfde als bij een audio MP3/WMA CD 3 27.
Druk een of meerdere malen op de CD/AUX-toets om de audio-iPodmodus in te schakelen. Het afspelen van audiogegevens die op het iPod-opslagapparaat zijn op‐ geslagen, is gestart. De bediening van de via USB aange‐ sloten iPod is vrijwel hetzelfde als bij een audio MP3/WMA CD 3 27. Op de volgende pagina's worden al‐ leen de afwijkende/aanvullende be‐ dieningsaspecten beschreven.
USB-poort iPod-functies
Afhankelijk van de opgeslagen data hebt u diverse opties voor het selec‐ teren en afspelen van nummers. Druk op de multifunctionele knop en selecteer vervolgens Zoeken om de beschikbare opties weer te geven. Het zoekproces op het apparaat kan enkele seconden duren.
33
34
Digitale fotolijst
Digitale fotolijst Algemene informatie .................... 34 Gebruik ........................................ 34
Algemene informatie Met de functie Digitale fotolijst kunt u uw favoriete foto's één voor één be‐ kijken op het display van het Infotain‐ mentsysteem. U kunt uw favoriete foto's downloa‐ den van een USB-station dat met de USB-poort 3 31 van het Infotainment‐ systeem is verbonden. Er kunnen maximaal 10 foto's in het geheugen van het Infotainmentsys‐ teem worden opgeslagen. De foto's worden in de oorspronke‐ lijke verhouding (randen, indien no‐ dig, zijn zwart) en oriëntatie op het display getoond.
Opmerkingen
■ De foto's die u wilt downloaden, moeten in de hoofddirectory (bijv. "F:\") van het USB-station worden opgeslagen. ■ Alleen de eerste 100 foto's (op volg‐ orde gesorteerd zoals opgeslagen in de hoofddirectory van het USBstation) worden aangeboden voor downloaden.
■ Alleen foto's in het standaard JPEG-formaat (bestandsexten‐ sies, bijv. .jpg of .jpeg) worden on‐ dersteund. Voorbeeld: F:\myPicture.jpg, waar‐ bij F:\ de hoofddirectory is van het USB-station. ■ De maximale ondersteunde resolu‐ tie van een foto is 12 megapixel. De resolutie van foto's met hogere resolutie wordt tijdens het downloa‐ den verlaagd. De resolutie van foto's met lagere resolutie wordt tijdens het downloa‐ den niet verhoogd en deze foto's worden in het midden van het dis‐ play gecentreerd.
Gebruik Foto's downloaden en/of verwijderen
Verbind een USB-station waarop uw favoriete foto's zijn opgeslagen, met op de USB-poort 3 31 van het Info‐ tainmentsysteem.
Digitale fotolijst
35
Druk op de CONFIG-toets, selecteer Displayinstellingen en vervolgens Fotolijst. Het onderstaande menu wordt weergegeven.
Selecteer Foto's toevoegen / verwijderen om het onderstaande menu te openen.
Het menu toont een lijst met de be‐ standsnamen van alle foto's (zie bo‐ venstaande beperkingen bij "Belang‐ rijke informatie") die in de hoofddirec‐ tory van het verbonden USB-station zijn opgeslagen. Als foto's reeds in het geheugen van het Infotainmentsysteem zijn opge‐ slagen, worden de "oude" foto's eerst op het menu vermeld en aangegeven met MEM; zie onderstaande afbeel‐ ding. Als u "oude" foto's wilt verwijderen, moet u de selectie ervan ongedaan maken voordat u nieuwe foto's down‐ loadt.
Selecteer max. 10 foto's die u wilt downloaden naar (toevoegen aan) het geheugen van het Infotainment‐ systeem of in dat geheugen opgesla‐ gen wilt laten. Selecteer Bevestigen om het down‐ loaden en/of verwijderen te starten. Er verschijnt een bericht dat laat zien hoeveel foto's zullen worden gedown‐ load en/of verwijderd. Selecteer Doorgaan als u het down‐ loaden en/of verwijderen wilt starten.
36
Digitale fotolijst
Foto's weergeven
Foto's die in het geheugen van het In‐ fotainmentsysteem zijn opgeslagen, kunnen één voor één op het display worden getoond. Druk op de CONFIG-toets, selecteer Displayinstellingen, Fotolijst en ver‐ volgens Fotokeuze. Het onder‐ staande menu wordt weergegeven.
Selecteer de foto die u op het display wilt weergeven. Druk een aantal keren op de INFOtoets totdat de momenteel geselec‐ teerde foto op het display wordt ge‐ toond.
Om een standaard Infotainmentsys‐ teem-menu nogmaals weer te geven drukt u een toets op het Infotainment‐ systeem. Zo lang een foto geselecteerd blijft in het Fotokeuze-menu, kan deze op elk gewenst moment worden weergege‐ ven met behulp van de INFO-toets.
Navigatie
Navigatie Algemene aanwijzingen ............... 37 Gebruik ........................................ 38 Invoer van de bestemming .......... 48 Begeleiding .................................. 63 Dynamische routebegeleiding ..... 70 Kaarten ........................................ 71 Symbolenoverzicht ...................... 73
Algemene aanwijzingen Het navigatiesysteem leidt u op be‐ trouwbare wijze naar uw bestemming zonder dat u kaarten nodig hebt, zelfs al bent u nog nooit op deze plaats ge‐ weest. Bij de routeberekening wordt reke‐ ning gehouden met de huidige ver‐ keerssituatie als de dynamische rou‐ tebegeleiding wordt gebruikt. Daartoe ontvangt het Infotainmentsysteem via RDS-TMC de verkeersberichten in het desbetreffende ontvangstgebied. Het navigatiesysteem kan echter geen rekening houden met de actuele verkeerssituatie, recentelijk veran‐ derde verkeersregels en plotseling optredende gevaren of knelpunten (bijv. wegwerkzaamheden).
Voorzichtig Het gebruik van het navigatiesys‐ teem vrijwaart de bestuurder niet van zijn verantwoordelijkheid cor‐ rect en oplettend aan het verkeer deel te nemen. De relevante ver‐
37
keersregels moeten zonder uit‐ zondering in acht worden geno‐ men. Wanneer de routebegelei‐ ding tegen de verkeersregels in‐ gaat, moet u altijd de verkeersre‐ gels volgen.
Werking van het navigatiesysteem
De positie en beweging van de auto worden door het navigatiesysteem met behulp van sensors gedetec‐ teerd. De afgelegde afstand wordt be‐ paald door het signaal van de snel‐ heidsmeter van de auto, de draaibe‐ wegingen in de bochten door een gy‐ rosensor. De positie wordt bepaald door de GPS-satellieten (global posi‐ tioning system). Door vergelijking van de sensorsig‐ nalen met de digitale kaarten op de kaart op de SD Card is het mogelijk om de positie met een nauwkeurig‐ heid van ca. 10 meter te bepalen. Het systeem werkt ook bij slechte GPS-ontvangst, maar de nauwkeu‐ righeid van de bepaling zal verminde‐ ren.
38
Navigatie
Na de invoer van het bestemmings‐ adres of een nuttige plaats (dichtstbij‐ zijnde tankstation, hotel, enz.) wordt de route berekend vanaf de huidige locatie tot de geselecteerde bestem‐ ming. De routebegeleiding vindt plaats door navigatiecommando’s en door een richtingspijl, evenals door een meer‐ kleurig kaartscherm.
TMCverkeersinformatiesysteem en dynamische routebegeleiding
Het TMC-verkeersinformatiesysteem ontvangt van de TMC-radiozenders alle actuele verkeersinformatie. Bij een actieve dynamische routebege‐ leiding wordt deze informatie gebruikt om de hele route te berekenen. Daar‐ bij wordt de route zo gepland dat ver‐ keersknelpunten volgens de vooraf ingestelde criteria worden omzeild. Is er een actueel knelpunt aanwezig tijdens een actieve routebegeleiding, dan vraagt het systeem - afhankelijk van de vooraf gemaakte instellingen of de route veranderd moet worden.
De TMC-verkeersinformatie wordt op het routebegeleidingsscherm met symbolen weergegeven of verschijnt in het TMC-berichten-menu als gede‐ tailleerde tekst. Een voorwaarde voor het gebruik van TMC-verkeersinformatie is de ont‐ vangst van TMC-zenders in de rele‐ vante regio. De dynamische routebegeleiding werkt alleen bij ontvangst van ver‐ keersinformatie, afkomstig van het TMC-verkeersinformatiesysteem. De dynamische routebegeleidings‐ functie kan worden uitgeschakeld in het Navigatie-opties-menu, zie hoofd‐ stuk "Begeleiding" 3 63.
Kaartgegevens
Alle vereiste kaartgegevens zijn op‐ geslagen op een SD Card bij het in‐ fotainmentsysteem. Nadere beschrijving van het omgaan met en vervangen van de kaart op de SD Card, zie hoofsstuk "Kaarten" 3 71.
Gebruik Bedieningselementen
De belangrijkste navigatiespecifieke bedieningselementen zijn de vol‐ gende: NAVI-knop: activeer de navigatie; toon de huidige positie (bij actieve routebegeleiding); toon berekende route (bij actieve routebegeleiding); wisselen tussen weergave volledige kaart, pijlweergave (bij actieve route‐ begeleiding) en weergave in gedeeld scherm, zie "Informatie op het dis‐ play" onderstaand. DEST-toets: menu met opties voor bestemmingsinvoer openen. Achtwegschakelaar: weergaveven‐ ster in navigatiekaartweergave bewe‐ gen; om de bestemming te selecte‐ ren, drukt u de knop in de gewenste richting om het dradenkruis op een bestemming op de kaart te plaatsen. RPT-toets: laatste routebegeleidings‐ bericht herhalen.
Het navigatiesysteem activeren Druk op de NAVI-toets.
Navigatie De kaart van de huidige locatie ver‐ schijnt op het display, zie "Informatie op het display" onderstaand.
Informatie op het display Routebegeleiding niet actief
Routebegeleidingsinstructies
Naast de visuele instructies op het display (zie "Informatie op het dis‐ play" hieronder), krijgt u routebege‐ leidingsinstructies te horen, mits rou‐ tebegeleiding actief is. Voor het vooraf instellen van het vo‐ lume van routebegeleidingsinstruc‐ ties, zie "Instellen van het navigatie‐ systeem" hieronder. Om het volume van routebegelei‐ dingsinstructies aan te passen terwijl u ze hoort, draait u aan de X-knop. Voor het herhalen van de laatste rou‐ tebegeleidingsinstructie, drukt u op de RPT-knop.
39
Een kompassymbool dat het noor‐ den aanduidt. Als op de huidige positie geen GPS-signaal beschikbaar is, wordt een "GPS"-symbool met een kruis erdoor weergegeven onder het kompassymbool. De actueel geselecteerde kaart‐ schaal (veranderen van de schaal: draai de multifunctionele knop). Let op Voor de volledige kaartweergave op NAVI drukken.
Als routebegeleiding niet actief is, verschijnt de volgende informatie: ■ In de bovenste regel: tijd, straat‐ naam van huidige positie, buiten‐ temperatuur. ■ Adres en geografische coördinaten van de huidige positie. ■ Kaartdisplay van het gebied rond de huidige positie. ■ Op de kaart: huidige positie gemar‐ keerd door een rode driehoek.
Routebegeleiding actief Als routebegeleiding actief is, wordt de volgende informatie weergegeven (afhankelijk van de huidige Navigatieopties-instellingen, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63):
40
Navigatie
Informatie in de kopregel
■ ■ ■ ■
■ Onder het pijlsymbool: de naam van de huidige straat die wordt ge‐ volgd. ■ Boven het pijlsymbool: de naam van de straat die na de volgende kruising moet worden gevolgd. ■ Tijdens het rijden op een snelweg:
Als de optie Rijstrookassistent is geactiveerd in het Weergave routegel.-menu (zie hoofdstuk "Be‐ geleiding" 3 63), wordt het vol‐ gende afbeeldingstype weergege‐ ven:
Tijd Afstand tot eindbestemming Aankomsttijd of reistijd Buitentemperatuur
Informatie op het pijldisplay ■ Een grote pijl die de te volgen rich‐ ting weergeeft. ■ Een kleine pijl die de eerstvolgende aanwijzing weergeeft. ■ Afstand tot volgende kruising. ■ Te volgen straten die van de hui‐ dige straat afbuigen.
Rijrichting en afstand tot de vol‐ gende afrit die u moet nemen. Afstanden tot het volgende par‐ keerplaats met voorzieningen, rust‐ plaats, knooppunten en/of afritten langs de snelweg. ■ Bij het naderen van een snelweg‐ knooppunt wordt informatie over adviesrijstrook weergegeven.
Navigatie
Informatie op de kaartweergave
Aan de rechterkant van het display wordt de volgende informatie weer‐ gegeven: ■ Een kompassymbool dat het noor‐ den aanduidt. ■ Als op de huidige positie geen GPS-signaal beschikbaar is (zie hoofdstuk "Algemene informatie" 3 37), wordt een "GPS"-symbool met een kruis erdoor weergegeven onder het kompassymbool. ■ De actueel geselecteerde kaart‐ schaal (veranderen van de schaal: draai de multifunctionele knop). Op de kaart wordt de volgende infor‐ matie weergegeven: ■ De route als een blauwe lijn. ■ De huidige positie als een rode driehoek. ■ De eindbestemming als een finis‐ hvlag. ■ Verschillende symbolen (zie hoofd‐ stuk "Symbolenoverzicht" 3 73) geven de verkeersinformatie weer en algemene aanwijzingen of spe‐ ciale bestemmingen.
41
Het navigatiesysteem instellen
Druk op de CONFIG-knop en selec‐ teer vervolgens Navigatieinstellingen om een menu met instel‐ lingen voor navigatie te openen.
Navi-volume De relatieve volumes van het naviga‐ tiebericht (Bericht) en de geluidsbron (Achtergrond) tijdens een navigatie‐ bericht kunnen vooraf worden inge‐ steld.
42
Navigatie Sorteercriteria Hier selecteert u of verkeersberichten op volgorde van afstand worden weergegeven of op volgorde van de wegnummering. Waarschuwing bij inactieve routebe‐ geleiding Beslis of het infotainmentsysteem ook waarschuwingsmeldingen moet geven als routebegeleiding niet actief is.
Stel de gewenste waarden voor Bericht en Achtergrond in. De huidige instellingen testen: selec‐ teer Volume testen. TMC-instellingen Selecteer Info-types om een sub‐ menu met verschillende opties te openen om te bepalen of en welke verkeersberichtinfo-types moeten worden weergegeven op de actieve routebegeleidingskaart. Wanneer Bepaald door gebruiker wordt geselecteerd, kunnen de infotypes die moeten worden weergege‐ ven, worden bepaald.
Lijsten wissen
Selecteer of alle vermeldingen in de Adresboek of in de Laatste bestemmingen moeten worden ge‐ wist. Eigen speciale bestemmingen importeren Alleen van toepassing als een USBopslagstation waar speciale bestem‐ mingen (NP's) op staan opgeslagen, wordt aangesloten op de USB-poort 3 31 van het Infotainmentsysteem. NP's importeren vanaf een USB-op‐ slagstation, zie "NP-gegevens expor‐ teren en importeren" hieronder. Alle geïmporteerde speciale bestemmingen wissen Alleen van toepassing als NP-gege‐ vens werden geïmporteerd in het In‐ fotainmentsysteem, zie "NP-gege‐ vens exporteren en importeren" hier‐ onder. Selecteer dit menu-onderdeel om alle geïmporteerde NP-gegevens te ver‐ wijderen uit het MijnNP-geheugen (myPOIs) van het Infotainmentsys‐ teem.
Navigatie Let op Persoonlijke geïmporteerde speci‐ ale bestemmingen kunnen niet di‐ rect verwijderd worden van het Mijn NP-geheugen. Als u persoonlijke geïmporteerde speciale bestemmingen wilt verwij‐ deren: importeer bijgewerkte gege‐ vens met speciale bestemmingen naar het Infotainmentsysteem die niet de adresgegevens van de be‐ treffende speciale bestemmingen bevatten. Om alle geïmporteerde speciale be‐ stemmingen van een bepaalde ca‐ tegorie te verwijderen: importeer een leeg bestand voor speciale be‐ stemmingen van de betreffende ca‐ tegorie naar het Infotainmentsys‐ teem. Speciale bestemmingen exporteren Exporteert alle NP-gegevens opge‐ slagen in het MijnNP-geheugen van het Infotainmentsysteem naar een USB-opslagstation dat is aangeslo‐ ten op de USB-poort 3 31, zie "NPgegevens exporteren en importeren" hieronder.
Thuisadres wissen Verwijdert het huidige thuisadres (weergegeven in het Bestemming invoeren-menu, zie hoofdstuk "Invoer van de bestemming" 3 48).
NP-gegevens exporteren en importeren Inleiding Soorten NP-gegevens Het Infotainmentsysteem verschaft de volgende soorten speciale be‐ stemmingen: ■ Vooraf ingesteld Spec. bestemmingen opgeslagen op de SD-kaart met kaartgegevens en aangegeven met pictogrammen op de kaartweergave. U kunt dergelijke vooraf ingestelde NP's opslaan in het adresboek of als persoonlijke NP's in het MijnNPgeheugen van het Infotainmentsys‐ teem, zie hieronder. ■ Favoriete bestemmingen die waren opgeslagen in de Adresboek. U kunt deze adresboekgegevens exporteren naar een USB-opslag‐
43
station voor later gebruik, bijvoor‐ beeld in andere auto's. ■ Eigen speciale bestemmingen: fa‐ voriete bestemmingen die waren opgeslagen in het MijnNP-geheu‐ gen. U kunt deze individuele NP-gege‐ vens exporteren naar een USB-op‐ slagstation voor later gebruik, bij‐ voorbeeld in andere auto's. ■ Door de gebruiker bepaalde NP's: favoriete bestemmingen die u via GPS-coördinaten heeft ingegeven (bijv. aan de hand van een topogra‐ fische kaart) en die u in tekstbe‐ standen heeft ingevoerd. U kunt deze door de gebruiker be‐ paalde NP-gegevens opslaan op een USB-opslagstation en de ge‐ gevens later importeren naar het MijnNP-geheugen van het Infotain‐ mentsysteem, zie hieronder. ■ Geïmporteerde speciale bestemmingen: favoriete bestem‐ mingen die eerder werden opgesla‐ gen op een USB-opslagstation en
44
Navigatie
vervolgens zijn geïmporteerd naar het MijnNP-geheugen van het Infotainmentsysteem. Voordelen van het exporteren en im‐ porteren van NP's Het exporteren en importeren van speciale bestemmingen kan u bij‐ voorbeeld de volgende voordelen op‐ leveren: ■ U hoeft uw favoriete bestemmingen slechts één keer in te geven en op te slaan, en u kunt deze adresge‐ gevens later in andere auto's ge‐ bruiken. Zie "Persoonlijke NP's en adressen uit adresboek exporteren en impor‐ teren" hieronder. ■ Geef thuis op uw gemak het adres van uw favoriete bestemming in en gebruik het later in uw auto. Zie "Door de gebruiker bepaalde NP's aanmaken en importeren" hieronder. ■ Een grote hoeveelheid bestemmin‐ gen overzichtelijk rangschikken, bijv. favoriete bestemmingen van andere gezinsleden of bestemmin‐
gen voor uw volgende vakantie of zakenreis in aparte submenu's. Zie "NP-gegevens rangschikken in meerdere submappen" hieronder. Persoonlijke NP's en adresboekinvoeren exporteren en importeren Beknopte beschrijving: 1. Sluit een USB-opslagstation aan op de USB-poort van het Infotain‐ mentsysteem in uw auto. 2. Sla (exporteer) uw favoriete be‐ stemmingen op op het USB-op‐ slagstation. 3. Sluit het USB-opslagstation aan op de USB-poort van een auto die is uitgerust met een Navi 600- of Navi 900-systeem. 4. Download (importeer) de adres‐ gegevens naar het Infotainment‐ systeem van uw auto. Na het importeren kunnen de adres‐ sen worden geselecteerd als bestem‐ mingen voor routebegeleiding. Zie hieronder voor gedetailleerde be‐ schrijvingen.
NP-gegevens exporteren naar een USB-opslagstation Sluit een USB-opslagstation aan op de USB-poort van het Infotainment‐ systeem, zie hoofdstuk "USB-poort" 3 31. Druk op de knop CONFIG, selecteer Navigatie-instellingen en selecteer vervolgens Speciale bestemmingen exporteren. Het Spec. best. exporteren -menu verschijnt.
Navigatie Alle persoonlijke NP's worden auto‐ matisch opgeslagen in het MijnNPgeheugen en alle adressen uit het adresboek zullen automatisch wor‐ den geëxporteerd. Indien gewenst kunt u aangeven welke soorten adresgegevens u niet wilt exporteren. Selecteer Exporteren starten om de geselecteerde soort(en) adresgege‐ vens op het aangesloten USB-op‐ slagstation op te slaan. De adresgegevens worden opgesla‐ gen in de map myPOIs die u terug‐ vindt in de hoofddirectory van het USB-opslagstation. Voor iedere geëxporteerde NP-cate‐ gorie, bijv. Restaurant of Privé, vindt u een gelijknamig bestand in die map. Voorbeelden: F:\myPOIs\Restaurant_3.poi of F:\myPOIs\Privé_1.poi, waarbij F:\ de hoofddirectory is van het USB-op‐ slagstation.
Let op Als reeds bestanden met speciale bestemmingen uit dezelfde catego‐ rie zijn opgeslagen op het USB-op‐ slagstation in de map myPOIs, zul‐ len deze oude bestandsversies wor‐ den vervangen door gelijknamige nieuwe bestandsversies. De map myPOIs en de bestanden met speciale bestemmingen mag geen andere naam krijgen of worden verplaatst naar een andere map op het USB-opslagstation. Anders kan het Infotainmentsysteem de adres‐ gegevens niet nog eens importeren. NP-gegevens importeren vanaf een USB-opslagstation Sluit een USB-opslagstation met NPgegevens daarop opgeslagen (voor details zie hierboven) aan op de USBpoort van het Infotainmentsysteem, zie hoofdstuk "USB-poort" 3 31. Om het importeren te starten: druk op de knop CONFIG, selecteer Navigatie-instellingen, selecteer Eigen speciale bestemmingen importeren en selecteer vervolgens Doorgaan.
45
Alle NP-gegevens die op het USBstation stonden opgeslagen, worden geïmporteerd naar het MijnNP-ge‐ heugen van het Infotainmentsys‐ teem. Als het importeren voltooid is, kunnen de geïmporteerde NP's worden gese‐ lecteerd als bestemming via het Bestemming invoeren-menu, zie hoofdstuk "Invoer van de bestem‐ ming" 3 48. Door de gebruiker bepaalde NP's aanmaken en importeren Door de gebruiker bepaalde speciale bestemmingen moeten worden inge‐ geven via GPS-coördinaten die, bijv., van een topografische kaart worden genomen. De GPS-coördinaten en verdere adresgegevens moeten worden inge‐ voerd in tekstbestanden, waarbij ie‐ der bestand staat voor een NP-cate‐ gorie.
46
Navigatie
Beknopte beschrijving: 1. Maak de tekstbestanden aan voor de NP-gegevens. 2. Voer de gewenste adresgege‐ vens in in de tekstbestanden. 3. Sla de tekstbestanden met uw NP-gegevens op op een USB-op‐ slagstation. 4. Sluit het USB-opslagstation aan op de USB-poort van het Infotain‐ mentsysteem in uw auto. 5. Download (importeer) de tekstbe‐ standen met uw NP-gegevens naar het Infotainmentsysteem. Na het importeren kunnen de adres‐ sen worden geselecteerd als bestem‐ mingen voor routebegeleiding. Zie hieronder voor gedetailleerde be‐ schrijvingen. Tekstbestanden voor NP-gegevens aanmaken U kunt uw favoriete bestemmingen toekennen aan 20 verschillende NPcategorieën, waarbij u aan iedere NPcategorie een nummer toekent, zie "NP-categorieën en toegekende nummers" hieronder.
U moet voor iedere NP-categorie een apart tekstbestand aanmaken. De tekstbestanden kunnen bijv. met behulp van een eenvoudig tekstver‐ werkingsprogramma kunnen worden aangemaakt. Let op Het tekstverwerkingsprogramma moet de UTF-8 tekencodering voor Unicode ondersteunen. De naam van ieder tekstbestand moet bestaan uit de naam van de ca‐ tegorie, een enkel liggend streepje, het nummer van de categorie en de bestandsextensie .poi. Voorbeeld bestandsnamen: ■ Zakelijk_2.poi ■ Huis & wonen_8.poi ■ Cultuur_15.poi Let op De namen van de tekstbestanden mogen niet langer zijn dan 32 te‐ kens. NP-categorieën en toegekende nummers:
(1) Privé, (2) Zakelijk, (3) Restaurant, (4) Hotel, (5) Auto's, (6) Reizen, (7) Bioscoop, (8) Huis & wonen, (9) Winkelen, (10) Handwerk, (11) Sport, (12) Bezienswaardigheid, (13) Gezondheidszorg, (14) Vrije tijd, (15) Cultuur, (16) Nachtleven, (17) Communicatie, (18) Nieuws & beurs, (19) Overheidsinstantie, (20) Algemeen. NP-gegevens invoeren in de tekstbe‐ standen In onderstaande afbeelding ziet u een voorbeeld van een tekstbestand met de naam Huis & wonen_8.poi met een aantal voorbeelden van NP-gege‐ vens:
Navigatie
47
De naam van de speciale bestem‐ ming mag maximaal 60 tekens lang zijn. Hetzelfde geldt voor het veld ex‐ tra informatie en het veld telefoon‐ nummer. De NP-gegevens van iedere bestem‐ ming moeten op een enkele, aparte regel worden ingevoerd, zie boven‐ staande afbeelding.
De NP-gegevens moeten in het vol‐ gende formaat worden ingevoerd in de tekstbestanden: Lengtecoördinaat, breedtecoördinaat, "Naam van NP", "Eventuele extra informatie", "Telefoonnummer (optioneel)" Voorbeeld: 7.0350000, 50.6318040, "Huis van Michael", "Bonn - Hellweg 6", "02379234567", zie boven‐ staande afbeelding. De GPS-coördinaten moeten als de‐ cimale graden worden ingevoerd.
De tekstbestanden op een USB-drive opslaan De tekstbestanden met NP-gegevens worden opgeslagen in de map myPOIs die u terugvindt in de hoofd‐ directory van het USB-opslagstation. Voorbeeld: F:\myPOIs\Huis & wonen_8.poi, waarbij F:\ de hoofddi‐ rectory is van het USB-opslagstation. Na het importeren van de persoon‐ lijke NP-gegevens in het Infotain‐ mentsysteem (zie beschrijving van importeren hieronder), ziet u in het Geïmp. spec. best.-menu een lijst met NP-categorieën die u kunt selec‐ teren, zoals:
NP-gegevens rangschikken in meer‐ dere submappen U kunt de tekstbestanden ook orde‐ nen in aparte, willekeurig genaamde, submappen. Voorbeelden: F:\myPOIs\AnnsPOIs of F:\myPOIs\MyJourney, waarbij F:\ de hoofddirectory is van het USB-op‐ slagstation. Na het importeren van op die manier gerangschikte persoonlijke NP-gege‐ vens in het Infotainmentsysteem (zie beschrijving van importeren hieron‐ der), ziet u in het Geïmp. spec. best.menu een lijst met submenu's die u kunt selecteren, zoals:
48
Navigatie Alle NP-gegevens die op het USBstation stonden opgeslagen, worden geïmporteerd naar het MijnNP-ge‐ heugen van het Infotainmentsys‐ teem. Als het importeren voltooid is, kunnen de geïmporteerde NP's worden gese‐ lecteerd als bestemming via het Bestemming invoeren-menu, zie hoofdstuk "Invoer van de bestem‐ ming" hieronder.
Na het selecteren van een submenu verschijnt een lijst met geïmporteerde NP-categorieën. NP-gegevens importeren in het Info‐ tainmentsysteem Sluit het USB-opslagstation met uw persoonlijke NP-gegevens aan op de USB-poort van het Infotainmentsys‐ teem, zie hoofdstuk "USB-poort" 3 31. Om het importeren te starten: druk op de knop CONFIG, selecteer Navigatie-instellingen, selecteer Eigen speciale bestemmingen importeren en selecteer vervolgens Doorgaan.
Invoer van de bestemming Druk op de DEST-toets om een menu te openen met verschillende opties voor het invoeren of verwijderen van een bestemming.
■ Thuis: selecteren van het huidige thuisadres (indien beschikbaar). Thuisadres instellen/wijzigen, zie "Thuisadres instellen" hieronder. Na het selecteren van het thuis‐ adres berekent het Infotainment‐ systeem onmiddellijk een route vanaf de huidige positie naar het thuisadres en begint vervolgens met routebegeleiding. ■ Adres invoeren: directe invoer van een bestemmingsadres met land, plaats, straat en huisnummer. Zie "Direct een adres invoeren" hieron‐ der.
Navigatie ■ Adresboek: selecteren van een in het adresboek opgeslagen bestem‐ ming. Zie "Selecteren van een adres uit het adresboek" hieronder. Zie ook "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" en "Een opgeslagen adres bewer‐ ken of verwijderen" hieronder. ■ Laatste best.: selectie uit een lijst van recentelijk geselecteerde be‐ stemmingen. Zie "Een eerder ge‐ kozen bestemming selecteren" hieronder. ■ myPOIs: selecteren van een in het MijnNP-geheugen opgeslagen be‐ stemming. Zie "Een in het MijnNPgeheugen opgeslagen adres selec‐ teren" hieronder. Zie ook "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" en "Een opgeslagen adres bewer‐ ken of verwijderen" hieronder. ■ Spec. bestemmingen: selecteren van NP's (adressen van, bijv., res‐ taurants, tankstations, ziekenhui‐ zen, etc.) die staan opgeslagen op de SD-kaart met kaartgegevens
van het Infotainmentsysteem. Zie "Een speciale bestemming selecte‐ ren" hieronder. ■ Kiezen vanaf kaart: selecteren van een bestemming vanaf de kaart‐ weergave met de achtwegschake‐ laar 3 6. Zie "Selecteren van een bestemming vanaf de kaart" hier‐ onder. ■ Geogr. breedte-/lengte: selectie van een bestemming met behulp van geografische coördinaten. Zie "Selecteren van een bestemming via de geografische coördinaten" hieronder.
Selecteren van een tankstation als bestemming na een Brandstofpeil laagwaarschuwing Als het brandstofniveau in de tank laag is, verschijnt er een waarschu‐ wing.
49
Om het zoeken naar tankstations na‐ bij de huidige positie van de auto te starten: selecteer Tankstations. Nadat de zoekopdracht is afgerond, wordt een lijst met alle tankstations weergegeven.
50
Navigatie Het Navigatie -menu verschijnt. Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63.
Om het land te veranderen/selecte‐ ren: selecteer het veld voor landin‐ voer (zie bovenstaande afbeelding) en druk op de multifunctionele knop om het Landen-menu te openen.
Een adres rechtstreeks invoeren
Hieronder ziet u de lijst met gedetail‐ leerde informatie over het huidige ge‐ selecteerde tankstation: de geschatte richting naar het tankstation, het adres, de afstand en de beschikbare brandstofsoorten (naast benzine en diesel). Afkortingen die voor brandstofsoor‐ ten worden gebruikt: CNG (Compres‐ sed natural gas (aardgas onder druk)), LPG (Liquefied petroleum gas). Routebegeleiding naar een tankstation starten Selecteer het gewenste tankstation.
Druk op de DEST-toets en selecteer vervolgens Adres invoeren om onder‐ staande menu te openen.
Selecteer het gewenste land. Een adres invoeren met de spelfunctie Markeer het Stad:-invoerveld en druk vervolgens op de multifunctionele knop om de spellingsfunctie te acti‐ veren.
Navigatie
Gebruik de multifunctionele knop om de letters voor de gewenste stad te markeren en vervolgens te accepte‐ ren. Tijdens het proces blokkeert het systeem automatisch letters die daarna niet in de plaatsnaam kunnen voorkomen. De volgende symbolen kunnen op de onderste regel worden gekozen: ⇧ : Lijsten met speciale letters worden op de onderste regel weergegeven. ◀▶ : De vorige/volgende letter wordt gemarkeerd. k : Laatste letter verwijderen. Aa : Hoofdletter, kleine letter.
j : Lijstfunctie - zodra er twee letters ingevoerd zijn (en soms slechts één letter), worden alle namen die met deze letters beginnen weergegeven. Hoe meer letters er ingevoerd wor‐ den, hoe korter de lijst wordt. OK : Invoer afronden of zoekterm ac‐ cepteren. Door lang op de knop BACK te druk‐ ken worden alle ingevoerde letters van de invoerregel in één keer gewist. Herhaal het proces voor de reste‐ rende invoervelden (invoer van huis‐ nummer of knooppunt is optioneel).
51
Na het voltooien van het adres, se‐ lecteer OK. Het Navigatie -menu verschijnt. Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63. Het adres opslaan Selecteer Opslaan als u het weerge‐ geven adres wilt opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen. Het Opslaan-menu wordt weergege‐ ven, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" hieronder.
Selectie van een adres uit het adresboek
Druk op de DEST-toets en selecteer Adresboek.
52
Navigatie Het Opslaan-menu wordt weergege‐ ven, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" hieronder.
Een in het MijnNP-geheugen opgeslagen adres selecteren
Druk op de DEST-toets en selecteer vervolgens myPOIs om onder‐ staande menu te openen. Selecteer de gewenste adresboek‐ invoer. Het Navigatie -menu verschijnt. Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63.
Eerdere bestemming selecteren Druk op de DEST-toets en selecteer vervolgens Laatste bestemmingen om onderstaande menu te openen.
Er verschijnt een lijst met de meest recent ingevoerde bestemmingen. Selecteer de gewenste bestemming. Het Navigatie -menu verschijnt. Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63. Het adres opslaan Selecteer Opslaan als u het weerge‐ geven adres wilt opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen.
Let op De optie Geïmporteerde speciale bestemmingen kan alleen worden geselecteerd als speciale bestem‐ mingen (adresgegevens) werden
Navigatie
53
gedownload vanaf een USBopslagstation, zie "Speciale bestem‐ mingen exporteren en importeren" in het hoofdstuk "Gebruik" hierboven. Selecteer de gewenste optie. Er wordt een menu weergegeven met de verschillende sorteeropties:
Kies de gewenste categorie. Er verschijnt een menu met een lijst met alle beschikbare speciale be‐ stemmingen van de geselecteerde categorie (bijv. Restaurant).
De sorteeropties bepalen in welke volgorde de adressen van de per‐ soonlijke/geïmporteerde speciale be‐ stemmingen later worden weergege‐ ven. Selecteer de gewenste sorteeroptie. Er verschijnt een menu met de hui‐ dige beschikbare NP-categorieën.
Let op Speciale bestemmingen die ver ver‐ wijderd zijn van de huidige positie van de auto, worden wellicht niet weergegeven in de lijst.
Onder de lijst wordt gedetailleerde in‐ formatie over de huidige geselec‐ teerde speciale bestemming gege‐ ven: de geschatte richting naar de speciale bestemming, het adres en de afstand. Routebegeleiding naar een speciale bestemming starten Selecteer de gewenste spec. bestem‐ ming. Het Navigatie -menu verschijnt. Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten.
54
Navigatie
Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63.
Speciale bestemming selecteren
Druk op de DEST-toets en selecteer Spec. bestemmingen. Een menu met verschillende opties voor de selectie van speciale bestem‐ mingen (bijv. restaurants, tankstati‐ ons, ziekenhuizen, enz.) wordt weer‐ gegeven.
Omgeving huidige positie Selectie spec. bestemmingen nabij de huidige positie van de auto.
Na het selecteren van de optie ver‐ schijnt een lijst met alle beschikbare speciale bestemmingen. U zoekt bijvoorbeeld een tankstation: Selecteer Automobiel en tanken. Er wordt een menu weergegeven met opties verdere verfijning van het zoe‐ ken naar een tankstation.
Na het selecteren van Start zoeken, wordt het zoeken naar alle tankstati‐ ons in de buurt gestart. Bij het zoeken wordt rekening gehouden met alle tankstations die overeenkomen met de actueel ingestelde filtercriteria voor Keten en Fueltype (voor het ver‐
anderen van de filtercriteria, zie "In‐ stellen filters voor verfijnen zoekop‐ drachten" hieronder). Nadat de zoekopdracht is afgerond, wordt een lijst met alle tankstations weergegeven.
Hieronder ziet u de lijst met gedetail‐ leerde informatie over het huidige ge‐ selecteerde tankstation: de geschatte richting naar het tankstation, het adres, de afstand en de beschikbare brandstofsoorten (naast benzine en diesel).
Navigatie Afkortingen die voor brandstofsoor‐ ten worden gebruikt: CNG (Compres‐ sed natural gas (aardgas onder druk)), LPG (Liquefied petroleum gas). Instellen filters voor verfijnen zoekop‐ drachten Na het selecteren van Keten wordt een lijst weergegeven met alle mer‐ ken/ketens van tankstations in de buurt.
Het aantal tankstations kan geredu‐ ceerd worden door tenminste één benzinemerk/keten te markeren.
Na het selecteren van de gewenste merken/ketens: selecteer Zoeken met gekozen filter starten of, voor ver‐ dere verfijning van de zoekopdracht, selecteer Doorgaan met volgende filter (brandstofsoorten). Na het selecteren van Fueltype wordt een lijst weergegeven met alle be‐ schikbare brandstofsoorten (naast benzine en diesel) bij tankstations in de buurt. Het aantal tankstations kan geredu‐ ceerd worden door tenminste één brandstoftype te markeren. Na het selecteren van de gewenste brandstofsoorten: selecteer Zoeken met gekozen filter starten of, voor ver‐ dere verfijning van de zoekopdracht, selecteer Doorgaan met volgende filter (merken/ketens van tankstati‐ ons). Na het starten van de zoekopdracht wordt een lijst met alle tankstations weergegeven die voldoet aan de eer‐ der geselecteerde filtercriteria. Selecteer het gewenste tankstation. Het Navigatie -menu verschijnt.
55
Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63. Het adres opslaan Selecteer Opslaan als u het weerge‐ geven adres wilt opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen. Het Opslaan-menu wordt weergege‐ ven, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" hieronder. Langs de snelweg Selectie van spec.bestemmingen be‐ horend bij de snelweg (bijv. tankstati‐ ons of parkeerplaatsen met voorzie‐ ningen) langs de route. Alleen be‐ schikbaar wanneer u op een snelweg rijdt. Selecteren van een spec. bestem‐ ming: zie voorbeeld hierboven voor "Omgeving huidige positie".
56
Navigatie
Omgeving bestemming Selectie van spec. bestemmingen na‐ bij de ingevoerde bestemming. Selecteren van een spec. bestem‐ ming: zie voorbeeld hierboven voor "Omgeving huidige positie". Rondom andere steden Selectie spec. bestemmingen rond een stad. Na het selecteren van een optie wordt een lijst met landen weergegeven. Selecteer het gewenste land. Er ver‐ schijnt een menu voor invoer van een plaatsnaam.
Voer de gewenste stad in met behulp van de spellingsfunctie, zie "Een adres invoeren met behulp van de spellingsfunctie" hierboven. Zodra de invoer specifiek genoeg is, wordt er een lijst van mogelijke ste‐ den weergegeven. Soms is het nodig j te selecteren om de lijst weer te geven. Selecteer de gewenste stad. Er ver‐ schijnt een menu waarop de spec. be‐ stemmingen nabij de geselecteerde stad per categorie worden weergege‐ ven. Selecteren van een spec. bestem‐ ming: zie voorbeeld hierboven voor "Omgeving huidige positie". Zoeken op naam Selectie spec. bestemmingen door in‐ voeren naam. Na het selecteren van een optie wordt een lijst met landen weergegeven. Selecteer het gewenste land. Er ver‐ schijnt een menu voor naaminvoer.
Voer de naam van de gewenste spe‐ ciale bestemming in met behulp van de spellingsfunctie, zie "Een adres in‐ voeren met behulp van de spellings‐ functie" hierboven. Zodra de invoer specifiek genoeg is, wordt een lijst van mogelijke speciale bestemmingen weergegeven. Soms is het nodig j te selecteren om de lijst weer te geven. Selecteer de gewenste spec. bestem‐ ming. Het Navigatie -menu verschijnt.
Navigatie
57
Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63.
Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63.
Het adres opslaan Selecteer Opslaan als u het weerge‐ geven adres wilt opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen. Het Opslaan-menu wordt weergege‐ ven, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" hieronder.
Het adres opslaan Selecteer Opslaan als u het weerge‐ geven adres wilt opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen. Het Opslaan-menu wordt weergege‐ ven, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" hieronder.
Zoeken op tel.-nummer Selecteren van spec. bestemmingen door het invoeren van een telefoon‐ nummer. Na het selecteren van een optie wordt een lijst met landen weergegeven. Selecteer het gewenste land. Er ver‐ schijnt een menu voor nummerinvoer.
Voer het gewenste telefoonnummer in met behulp van de spellingsfunctie, zie "Een adres invoeren met behulp van de spellingsfunctie" hierboven. Zodra de invoer specifiek genoeg is, wordt een lijst van mogelijke telefoon‐ nummers weergegeven (waarbij ie‐ der nummer staat voor een speciale bestemming). Soms is het nodig j te selecteren om de lijst weer te geven. Selecteer de gewenste spec. bestem‐ ming. Het Navigatie -menu verschijnt.
Een bestemming vanaf de kaart selecteren Druk op de DEST-toets en selecteer Kiezen vanaf kaart. Er verschijnt een menu met een kaart waarop het gebied rondom de huidige locatie te zien is.
58
Navigatie Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63. Het adres opslaan Selecteer Opslaan als u het weerge‐ geven adres wilt opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen. Het Opslaan-menu wordt weergege‐ ven, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" hieronder.
Let op U kunt de kaartschaal veranderen door de multifunctionele knop te ver‐ draaien. Met behulp van de achtwegschake‐ laar op de multifunctionele knop 3 6 plaatst u het dradenkruis op een be‐ stemming op de kaart. Druk op de multifunctionele knop om de selectie te bevestigen. Het Navigatie -menu verschijnt. Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten.
Selectie van een bestemming via de geografische coördinaten Druk op de DEST-toets en selecteer Geogr. breedte-/lengte. Er verschijnt een menu voor de invoer van geografische coördinaten als be‐ stemmingsadres.
Breedtecoördinaat invoeren 1. Selecteer Breedte. 2. Draai aan de multifunctionele knop voor de selectie van N of Z (noordelijk of zuidelijk van de eve‐ naar). 3. Druk op de multifunctionele knop om de selectie te bevestigen. 4. Draai aan de multifunctionele knop voor het invoeren van de ge‐ wenste breedtegraad.
Navigatie 5. Druk op de multifunctionele knop om de invoer te bevestigen. 6. Geef de gewenste coördinaten van de breedtegraad in graden, minuten en seconden in. Lengtecoördinaat invoeren 1. Selecteer Lengte. 2. Draai aan de multifunctionele knop voor de selectie van W of O (westelijk of oostelijk van de nul‐ meridiaan in Greenwich). 3. Druk op de multifunctionele knop om de invoer te bevestigen. 4. Geef de gewenste coördinaten van de lengtegraad in graden, mi‐ nuten en seconden in en bevestig deze. Selecteer Overnemen om de weer‐ gegeven coördinaten te bevestigen. Het Navigatie -menu verschijnt. Routebegeleiding starten Selecteer Navigatie starten om route‐ begeleiding naar het weergegeven adres te starten. Beschrijving van routebegeleiding, zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 63.
Het adres opslaan Selecteer Opslaan als u het weerge‐ geven adres wilt opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen. Het Opslaan-menu wordt weergege‐ ven, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" hieronder.
Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen Het Infotainmentsysteem voorziet in twee verschillende geheugenruimtes waar u uw favoriete bestemmingen kunt opslaan: het adresboek en het MijnNP-geheugen. Voordat u een adres kunt opslaan in een van deze geheugenruimtes, moet u het adres aan een categorie toewijzen. ■ Als u een adres in het adresboek wilt opslaan, moet u het adres toe‐ wijzen aan de categorieën Privé of Zakelijk. ■ Als u een adres in het MijnNP-ge‐ heugen wilt opslaan, kunt u kiezen uit 18 categorieën (bijv. Restaurant, Reizen of Cultuur).
59
Een adres opslaan in het adresboek Druk op de knop DEST om het Bestemming invoeren-menu te ope‐ nen en selecteer dan een optie voor de invoer of selectie van een bestem‐ mingsadres (bijv. Adres invoeren of Laatste bestemmingen), zie hierbo‐ ven voor beschrijvingen over adres‐ invoer of -selectie. Na het invoeren of selecteren van de gewenste bestemming verschijnt het Navigatie-menu. Selecteer Opslaan. Het menu Opslaan wordt weergege‐ ven, met de eerder ingegeven of ge‐ selecteerde bestemming als stan‐ daard naam. De standaard naam kan veranderd worden (zie voorbeeld in onder‐ staande afbeelding) met behulp van de spellingsfunctie, zie "Een adres in‐ voeren met behulp van de spellings‐ functie" hierboven.
60
Navigatie Een adres opslaan in het MijnNPgeheugen Het opslaan van een bestemming in het MijnNP-geheugen werkt het‐ zelfde als hierboven beschreven voor het adresboek. Het enige verschil: selecteer een ca‐ tegorie die anders is dan Privé of Zakelijk, bijv. Restaurant, Auto's of Winkelen.
Optioneel kan een telefoonnummer worden ingegeven. De standaard categorie Privé kan worden veranderd in Zakelijk: Selecteer de weergegeven categorie om een menu te openen met een lijst van alle beschikbare adrescatego‐ rieën.
Let op Als u een andere categorie selec‐ teert dan Privé of Zakelijk, wordt de bestemming opgeslagen in het Mijn NP-geheugen en niet in het adres‐ boek. Selecteer Zakelijk. Het menu Opslaan wordt opnieuw weergegeven. Selecteer OK om de bestemming op te slaan in het adresboek onder de weergegeven naam en categorie. U kunt maximaal 100 bestemmingen in het adresboek opslaan.
Let op Als u een van de categorieën Privé of Zakelijk selecteert, wordt de be‐ stemming opgeslagen in het adres‐ boek en niet in het Mijn NP-geheu‐ gen.
Een opgeslagen adres bewerken of verwijderen
Adresgegevens (waaronder catego‐ rie en telefoonnummer) die zijn opge‐ slagen in het adresboek of MijnNPgeheugen, kunnen te allen tijde wor‐ den bewerkt of volledig verwijderd.
Navigatie Een adresboekinvoer bewerken of volledig verwijderen Druk op de DEST-knop, selecteer Adresboek, selecteer de gewenste adresinvoer en selecteer vervolgens Bewerken. Het Bewerken -menu verschijnt.
U hebt de volgende opties: ■ Adres: opent het Adres invoerenmenu. U kunt het weergegeven adres bewerken met behulp van de spellingsfunctie, zie "Een adres in‐ voeren met de spellingsfunctie" hierboven.
Na het bevestigen van het be‐ werkte adres, wordt het Navigatiemenu opnieuw weergegeven. Als u ook de naam wilt bewerken of de categorie wilt veranderen, moet u het betreffende adres opnieuw selecteren in het adresboek, zie hierboven. ■ Naam & nummer: na het selecteren van deze optie kunt u de naam van de adresboekinvoer bewerken, het telefoonnummer bewerken of een nieuwe categorie selecteren, zie "Een adres opslaan in het adres‐ boek" hierboven. ■ Wissen: wist het weergegeven adres uit het adresboek. ■ Als "Thuis": stelt het weergegeven adres in als thuisadres, zie "Het thuisadres instellen" hieronder. Een invoer in MijnNP-geheugen bewerken of verwijderen Druk op de DEST-toets en selecteer vervolgens myPOIs om onder‐ staande menu te openen.
61
Eigen speciale bestemmingen be‐ werken of verwijderen Selecteer Eigen speciale bestemmingen, selecteer de gewen‐ ste sorteeroptie (bijv. Omgeving huidige positie), selecteer de gewen‐ ste categorie (bijv. Restaurant), se‐ lecteer het gewenste adres en selec‐ teer vervolgens Bewerken. Het Bewerken -menu verschijnt. Het bewerken of verwijderen van de weergegeven invoeren van het MijnNP-geheugen werkt hetzelfde als beschreven voor een adresboek‐ invoer, zie hierboven.
62
Navigatie
Opmerkingen over Geïmporteerde speciale bestemmingen Geïmporteerde speciale bestemmin‐ gen (NP's gedownload vanaf een USB-opslagstation) kunnen niet di‐ rect bewerkt worden. Als u de adresgegevens van een geïmporteerde NP wilt bewerken: ■ Moet u het adres eerst opslaan in het adresboek of als persoonlijke speciale bestemming. Vervolgens kunt u de adresgegevens van de betreffende adresboekinvoer of in‐ voer van MijnNP-geheugen bewer‐ ken (te selecteren via Eigen speciale bestemmingen). ■ Of u kunt bijgewerkte adresgege‐ vens importeren vanaf een USBopslagstation, zie "Geïmporteerde NP-gegevens exporteren en impor‐ teren" in hoofdstuk "Gebruik" hier‐ boven. Het is ook niet mogelijk om de adres‐ gegevens van persoonlijke geïmpor‐ teerde speciale bestemmingen direct uit het MijnNP-geheugen te verwijde‐ ren.
Als u persoonlijke geïmporteerde NP's wilt verwijderen: Importeer bijgewerkte NP-gegevens naar het Infotainmentsysteem die niet de adresgegevens bevatten van de NP's die u wilt verwijderen. Om alle geïmporteerde NP-gegevens van een bepaalde categorie te verwij‐ deren: importeer een leeg NP-gege‐ vensbestand voor de betreffende ca‐ tegorie. Voor beschrijvingen over het impor‐ teren van NP-gegevens, zie "NP-ge‐ gevens exporteren en importeren" in hoofdstuk "Gebruik" hierboven. Alle geïmporteerde NP's in één keer verwijderen: Druk op de knop CONFIG, selecteer Navigatie-instellingen en selecteer vervolgens Alle geïmporteerde speciale bestemmingen wissen.
Het thuisadres instellen
Voordat u een adres als thuisadres kunt instellen, moet u dit adres op‐ slaan in het adresboek of MijnNP-ge‐ heugen, zie bijbehorende beschrijvin‐ gen hierboven:
Een adresboekinvoer instellen als thuisadres Druk op de DEST-knop, selecteer Adresboek, selecteer de gewenste adresinvoer, selecteer Bewerken en selecteer vervolgens Als "Thuis". Het weergegeven adres wordt inge‐ steld als nieuw thuisadres en weer‐ gegeven als eerste optie in het Bestemming invoeren-menu. Een invoer uit MijnNP-geheugen instellen als thuisadres Druk op de DEST-toets en selecteer vervolgens myPOIs om onder‐ staande menu te openen.
Navigatie Een persoonlijke NP instellen als thuisadres Selecteer Eigen speciale bestemmingen, selecteer de gewen‐ ste sorteeroptie (bijv. Omgeving huidige positie), selecteer de gewen‐ ste categorie (bijv. Restaurant), se‐ lecteer het gewenste adres, selecteer Bewerken en selecteer vervolgens Als "Thuis". Het weergegeven adres wordt inge‐ steld als nieuw thuisadres en weer‐ gegeven als eerste optie in het Bestemming invoeren-menu. Opmerkingen over Geïmporteerde speciale bestemmingen Geïmporteerde speciale bestemmin‐ gen (NP's gedownload vanaf een USB-opslagstation) kunnen niet di‐ rect worden ingesteld als thuisadres. Als u het adres van een geïmpor‐ teerde NP als thuisadres wilt instel‐ len: moet u het adres eerst opslaan in het adresboek of als persoonlijke speci‐ ale bestemming.
Vervolgens kunt u de adresgegevens van de betreffende adresboekinvoer of invoer van MijnNP-geheugen in‐ stellen (te selecteren via Eigen speciale bestemmingen) als thuis‐ adres.
Functies bij niet actieve routebegeleiding
Begeleiding Druk op de NAVI-toets en vervolgens op de multifunctionele knop om het navigatiemenu weer te geven. Verschillende menuopties zijn be‐ schikbaar, afhankelijk van het inactief of actief zijn van de routebegeleiding. Navigatie starten Na het selecteren van Navigatie starten wordt onderstaand menu weergegeven.
63
64
Navigatie ■ Bewerken: het weergegeven adres veranderen/bewerken, zie "Een op‐ geslagen adres bewerken of ver‐ wijderen" in hoofdstuk "Invoer van de bestemming" hierboven. ■ Routecriteria: instellen/wijzigen van criteria voor routeberekening, zie "Navigatieopties" hieronder.
U hebt de volgende opties: ■ Navigatie starten: routebegeleiding naar het weergegeven adres star‐ ten. ■ Tonen op kaart: weergeven van het weergegeven adres op de kaart. ■ Opbellen: niet beschikbaar. ■ Opslaan: het weergegeven adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen, zie "Een adres opslaan in het adresboek of MijnNP-geheugen" in hoofdstuk "Invoer van de bestemming" hier‐ boven.
TMC-berichten Informatie over TMC, zie hoofdstuk "Dynamische routebegeleiding" 3 37. Selecteer TMC-berichten voor het weergeven van alle TMC-verkeerbe‐ richten die momenteel zijn ontvan‐ gen.
Selecteer een TMC-verkeersbericht voor het weergeven van gedetail‐ leerde informatie over het verkeers‐ probleem. Navigatie-opties Het corresponderende menu biedt opties een veelvoud aan gerelateerde submenu's voor het configureren van de routebegeleiding.
Navigatie Routecriteria
Het berekenen van de route kan op basis van verschillende criteria wor‐ den geregeld. Selecteer één van de volgende crite‐ ria: ■ Snelste ■ Kortste ■ Zuinigste: een energietechnisch optimale route wordt berekend, met inachtneming van de autospeci‐ fieke parameters die op dit moment zijn ingesteld in het Voertuigpara‐ meters-menu, zie hieronder.
65
Selecteer Voertuigparameters voor het openen van een menu voor auto‐ specifieke parameters.
Informatie over dynamische routebe‐ geleiding, zie hoofdstuk "Dynamische routebegeleiding" 3 70.
De geselecteerde instellingen wor‐ den meegenomen in de routebereke‐ ning, als Zuinigste op dit moment ge‐ selecteerd is, zie hierboven. Druk na het instellen van de gewen‐ ste autoparameters op de BACKknop om het menu te verlaten. Selecteer Dynamische routegel. om een menu voor het configureren van de dynamische routebegeleiding te openen.
Selecteer Dynamische routegel. voor het activeren/deactiveren van de rou‐ tebegeleiding. Als dynamische routebegeleiding is geactiveerd: Selecteer Opnieuw berekenen automatisch als u wilt dat de route au‐ tomatisch opnieuw wordt berekend wanneer er verkeersproblemen zijn.
66
Navigatie
Selecteer Opnieuw berekenen met controle als u wilt dat de route alleen opnieuw wordt berekend na bevesti‐ ging van het bijbehorende bericht. Selecteer Instellingen overnemen voor het activeren van de displayin‐ stellingen en het verlaten van het menu.
■ Veren mijden ■ Wegen met tijdsbeperking gebruiken Weergave routegel. De volgende opties zijn beschikbaar voor het weergeven van de routebe‐ geleiding:
Als Rijstrookassistent wordt geacti‐ veerd, wordt het volgende afbeel‐ dingstype getoond:
Selecteer één of meerdere van de volgende opties in het Routecriteriamenu: ■ Snelwegen mijden ■ Tolwegen mijden ■ Tunnels mijden
Met behulp van de Rijstrookassis‐ tent-optie kunt u bepalen welk afbeel‐ dingstype moet worden getoond wan‐ neer u een knooppunt van snelwegen nadert. Als Rijstrookassistent wordt gedeac‐ tiveerd, wordt het volgende afbeel‐ dingstype getoond:
Navigatie
Weergave van aankomsttijd of ritduur Na het selecteren van de optie Indicatie verwachte reistijd of Indicatie verwachte aankomsttijd in het menu Navigatie-opties, wordt de betreffende tijd getoond op de boven‐ ste regel van het routebegeleidings‐ scherm.
Met de Pop-ups-optie kunt u selecte‐ ren of de routebegeleidingsinformatie van de navigatie moet worden weer‐ gegeven in popup-vensters bij andere bedieningsmodi (bijv. radio). De infor‐ matie wordt verborgen na een inge‐ stelde tijd of door het indrukken van de BACK-knop. Selecteer Instellingen overnemen voor het activeren van de displayin‐ stellingen en terugkeer naar het Navigatie-opties-menu. Kaartopties Selecteer Kaartopties en daarna Kaartoriëntatie voor het weergeven van het volgende submenu:
67
Informatie huidige positie Kiezen uit kaartoriëntatie noorden bo‐ ven of in rijrichting bij de kaartweer‐ gave. Selecteer Kaartopties en daarna Spec. bestemmingen tonen op kaart voor het openen van een submenu met verschillende opties voor het al dan niet weergeven van speciale be‐ stemmingen op de kaart. Als Bepaald door gebruiker is gese‐ lecteerd, kan het type speciale be‐ stemmingen worden gedefinieerd die moeten worden weergegeven, bijv. restaurants, hotels, openbare gele‐ genheden, etc.
Voor uw huidige positie wordt de vol‐ gende informatie weergegeven: ■ Plaats ■ Straat ■ Lengtegraad ■ Breedtegraad ■ Kaartvenster
68
Navigatie Functies voor actieve routebegeleiding
De huidige positie kan worden geko‐ pieerd naar het adresboek of MijnNPgeheugen met behulp van Opslaan, zie "Een adres opslaan in het adres‐ boek of MijnNP-geheugen" in hoofd‐ stuk "Invoer van de bestemming" hierboven.
Informatie bestemming
Weergegeven informatie: zelfde als op het display voor Huidige positie.
Navigatie stoppen Na het selecteren van Navigatie stoppen wordt de routebegeleiding gedeactiveerd en worden de menuopties voor inactieve routebegelei‐ ding weergegeven, zie "Functies bij inactieve routebegeleiding" hierbo‐ ven. TMC-berichten Informatie over TMC, zie hoofdstuk "Dynamische routebegeleiding" 3 37.
Na het selecteren van TMCberichten wordt het Filteren-menu weergegeven. Selecteer of Alle verkeersberichten of alleen Verkeersberichten langs de route moet worden weergegeven in de TMC-berichten-lijst, zie hieronder.
Navigatie-opties Beschrijving, zie "Functies bij inac‐ tieve routebegeleiding" hierboven.
Navigatie Route-informatie: De volgende informatie is toeganke‐ lijk in het Route-informatie:-menu: ■ Trajectlijst ■ Informatie huidige positie ■ Informatie bestemming ■ Overzicht huidige route Trajectlijst
het geselecteerde lijstitem. Na het se‐ lecteren worden meer details weer‐ gegeven voor het betreffende lijsti‐ tem. Informatie huidige positie Beschrijving, zie "Functies bij inac‐ tieve routebegeleiding" hierboven. Informatie bestemming Beschrijving, zie "Functies bij inac‐ tieve routebegeleiding" hierboven.
69
■ Aankomsttijd ■ Afgelegde weg ■ Kaartvenster Traject blokkeren De volgende opties zijn beschikbaar voor het handmatig uitsluiten van be‐ paalde zones/trajectgedeelten van de routebegeleiding:
Overzicht huidige route Voor uw huidige route wordt de vol‐ gende informatie weergegeven:
Alle straten op de berekende route worden gegeven met de betreffende afstanden. Trajectlijstitems die gemarkeerd zijn met een "+" symbool kunnen worden uitgevouwen door het selecteren van
■ Stand ■ Bestemming
Trajectlijst In de lijst met straatnamen voor de actueel berekende route kunnen stra‐ ten worden uitgesloten van de route‐ begeleiding.
70
Navigatie Afstand Door het instellen van een trajectaf‐ stand vanaf de huidige positie naar de ingestelde positie kan deze worden uitgesloten van de routebegeleiding.
Alle blokkeringen opheffen Na het selecteren van deze optie wordt bij de routebegeleiding reke‐ ning gehouden met alle zones/traject‐ gedeelten die eerder zijn uitgesloten.
Dynamische routebegeleiding
Om een straat uit te sluiten van de routebegeleiding: Markeer de desbetreffende straat‐ naam en druk op de multifunctionele knop. De straatnaam wordt doorge‐ haald weergegeven. Sluit indien gewenst meer straten uit van de routebegeleiding. Selecteer Instellingen overnemen en bevestig de weergegeven melding. De route wordt opnieuw berekend, waarbij rekening wordt gehouden met de uitgesloten straten.
Stel de gewenste afstand in, druk op de multifunctionele knop en bevestig vervolgens het weergegeven bericht. De route wordt herberekend, waarbij rekening wordt gehouden met het uit‐ gesloten trajectgedeelte. Let op De ingevoerde trajectblokkeringen blijven actief totdat u een nieuwe route laat berekenen.
Als de actieve dynamische routebe‐ geleiding actief is, wordt de hele ac‐ tuele verkeerssituatie die het Infotain‐ mentsysteem via de TMC-verkeers‐ informatie ontvangt, bij de routebere‐ kening betrokken. De aanbevolen route wordt gebaseerd op alle ver‐ keersproblemen en beperkingen vol‐ gens de vooringestelde criteria (bijv. "kortste route", "mijd snelwegen", etc.). Bij een verkeersprobleem (bijv. file, afgesloten weg) op de gereden route, wordt een melding gegeven op het display en een gesproken melding die de aard van het probleem aangeven. De bestuurder kan besluiten om het verkeersprobleem heen te rijden en
Navigatie de suggestie voor het wijzigen van de route te volgen of door het verkeersprobleem te rijden. Ook bij een niet-actieve routebegelei‐ ding worden verkeersknelpunten in de directe omgeving gemeld. Tijdens een actieve routebegeleiding controleert het systeem m.b.v. de ver‐ keersinformatie continu of een herbe‐ rekening of een alternatieve route met inachtneming van de actuele ver‐ keerssituatie zinvol is. Het activeren en deactiveren van de dynamische routebegeleiding, even‐ als de criteria voor de berekening van de route en andere navigatie-instel‐ lingen, worden ingesteld in het Navigatie-opties-menu, zie het hoofd‐ stuk "Begeleiding" 3 63.
71
Kaarten Alle kaartgegevens die nodig zijn voor het navigatiesysteem, zijn opge‐ slagen op een SD Card bij het info‐ tainmentsysteem.
Kaart SD Card
De dynamische routebegeleiding werkt alleen bij ontvangst van ver‐ keersinformatie, afkomstig van het RDS-TMC-verkeersinformatiesys‐ teem. De door het Infotainmentsysteem be‐ rekende eventuele vertraging we‐ gens een verkeersknelpunt is geba‐ seerd op de data die het systeem van de op dat moment ingestelde RDSTMC-zender ontvangt. De werkelijke vertraging kan afwijken van de bere‐ kende.
De SD Card-lezer van het infotain‐ mentsysteem kan alleen de speciaal voor het navigatiesysteem van de auto geleverde kaart lezen. De SD Card-lezer kan geen andere SD Cards lezen. Vanwege de productiedatum van de kaartgegevens op de SD Card ont‐ breken wellicht sommige nieuwe we‐ gen of zijn sommige namen en wegen anders dan degene welke ten tijde van publicatie van de kaartgegevens in gebruik waren. Neem voor extra SD Cards of een nieuwe versie van de kaartgegevens contact op met uw Opel Service Part‐ ner. SD Card voor kaart vervangen, zie onderstaand.
72
Navigatie
Belangrijke informatie over werken met de SD Card
Voorzichtig Probeer nooit een gescheurde, vervormde of met plakband gere‐ pareerde SD Card te gebruiken. Als u dat toch doet, kan de appa‐ ratuur beschadigd raken. ■ Ga voorzichtig met de SD Card om. Raak de metalen contacten nooit aan. ■ Gebruik geen conventioneel reini‐ gingsmiddel, benzine, verdunner of antistatische spray. ■ Reinig de SD Card uitsluitend met een zachte doek. ■ Verbuig de SD Card niet. Gebruik geen verbogen of gescheurde SD Card. ■ Plak geen stickers en schrijf niets op het oppervlak ervan.
■ Bewaar de SD Card niet op plekken met direct zonlicht of hoge tempe‐ raturen of een hoge luchtvochtig‐ heid. ■ Bewaar de SD Card altijd in het op‐ bergdoosje als u deze niet gebruikt.
SD-kaart aanbrengen
SD Card voor kaart vervangen
De SD Card-sleuf bevindt zich in de middenconsole vóór de schakelhen‐ del. SD-kaart verwijderen Druk de SD Card met de afgeknipte rand voorzichtig naar links (zie bo‐ venstaande afbeelding) in de sleuf voor de SD Card totdat de kaart vast‐ klikt. Let op De SD-kaart en de sleuf voor de SDkaart moeten altijd schoon en droog worden gehouden.
Ontgrendel de geplaatste SD Card door erop te drukken en trek de SD Card daarna uit de SD Card-sleuf.
Navigatie
Symbolenoverzicht
73
74
Navigatie
Nr. Verklaring
Nr. Verklaring
1
Huidige positie (kaart)
20 Tolweg
2
Bestemming
21 Toeristische informatie
3
Huidige positie (routelijst)
22 Bezienswaardigheid
4
niet beschikbaar
23 Sport & vrijetijd
5
niet beschikbaar
24 Uitgaan
6
Mist
25 Museum
7
Wegwerkzaamheden
26 Autoverhuur
8
Gladde weg
27 Reisinformatie
9
Smog
28 Vrijetijdsbesteding
10 Sneeuw
29 Dienstverlening
11 Storm
30 Geldautomaat
12 Voorzichtig / waarschuwing
31 Busstation
13 Weg afgesloten
32 Camping
14 Verkeersdrukte 15 File 16 Versmalde rijstroken 17 Open lijst 18 Gesloten lijst 19 Winkelcentrum
Navigatie
75
76
Navigatie
Nr.
Verklaring
Nr.
Verklaring
33
Drogist
52
Restaurant
34
Bioscoop
53
WC
35
Vliegveld
54
Historisch monument
36
Pretpark
55
Ziekenhuis
37
Plaats
56
Noodgeval
38
Bank
57
Politie
39
Verkeersbericht
58
Haven
40
Veer
59
Bergpas
41
Grens
60
Openbare plaats
42
Tunnel
61
Rondom de auto
43
Kiosk
62
Werkplaats
44
Levensmiddelen
63
Begraafplaats
45
Hotel/motel
46
Snelwegafrit
47
Parkeerplaats
48
Park & ride
49
Parkeergarage
50
Benzinestation
51
Rustplaats
Spraakherkenning
Spraakherkenning Algemene informatie .................... 77 Telefoonregeling .......................... 78
Algemene informatie De spraakherkenning van het Info‐ tainmentsysteem stelt u in staat om diverse functies van het telefoonpor‐ taal met uw stem te besturen. De spraakbesturing herkent comman‐ do's en cijferreeksen, ongeacht de desbetreffende spreker. De instruc‐ ties en cijferreeksen kunnen zonder pauze tussen de afzonderlijke woor‐ den worden uitgesproken. U kunt telefoonnummers ook een on‐ der een willekeurige naam opslaan (spraaklabel). Met deze namen kunt u later een telefoonverbinding tot stand brengen. Bij onjuist gebruik of onjuiste com‐ mando's geeft de spraakherkenning u akoestische feedback en vraagt u de gewenste instructie te herhalen. Bo‐ vendien bevestigt de spraakherken‐ ning belangrijke instructies en stelt zo nodig een vraag hierover. Om te voorkomen dat gesprekken in de auto onbedoeld de systeemfunc‐ ties beïnvloeden, moet u de spraak‐ herkenning pas starten nadat deze is geactiveerd.
77
Belangrijke opmerkingen over taalondersteuning
■ Niet alle talen die voor het display van het Infotainmentsysteem be‐ schikbaar zijn, zijn ook beschikbaar voor de spraakherkenning. ■ Als de momenteel geselecteerde taal voor het display niet door de spraakherkenning wordt onder‐ steund, moet u de spraakcomman‐ do's in het Engels invoeren. Om spraakcommando's in het En‐ gels te kunnen invoeren moet u eerst het telefoonhoofdmenu acti‐ veren door op de PHONE-toets op het Infotainmentsysteem te druk‐ ken en dan de spraakherkenning van het telefoonportaal te activeren door op de w-toets op het stuur te drukken.
78
Spraakherkenning
Telefoonregeling Spraakherkenning activeren
Druk op de w-toets op het stuur om de spraakherkenning van het telefoon‐ portaal te activeren. Voor de duur van de dialoog wordt het geluid van alle actieve audiobronnen onderdrukt en worden er geen verkeersmeldingen weergegeven.
Het volume van de stemoutput instellen
Draai aan de volumeknop van het In‐ fotainmentsysteem of druk op de + of ―-toets op het stuur.
Een dialoog annuleren
Er zijn diverse mogelijkheden om de spraakherkenning uit te schakelen en de dialoog te annuleren: ■ Toets x op het stuur indrukken. ■ Zeg "Annuleren". ■ Gedurende een bepaalde tijd geen commando's invoeren (zeggen). ■ Na het derde niet herkende com‐ mando.
Bediening
Met behulp van de spraakherkenning kunt u de mobiele telefoon handig met uw stem bedienen. Het is vol‐ doende om de spraakherkenning te activeren en het gewenste com‐ mando in te voeren (te zeggen). Na het geven van het commando leidt het Infotainmentsysteem u door de dialoog door de voor het uitvoeren van de gewenste handeling beno‐ digde vragen te stellen en feedback te geven.
Hoofdcommando's
Na het inschakelen van de spraak‐ herkenning geeft een korte toon aan dat de spraakherkenning een com‐ mando verwacht. Beschikbare hoofdcommando's ■ "Kiezen" ■ "Bellen" ■ "Opnieuw kiezen" ■ "Opslaan" ■ "Verwijderen" ■ "Lijst" ■ "Koppelen"
■ "Selecteer apparaat" ■ "Gesproken feedback" Veelal beschikbare commando's ■ "Help": de dialoog wordt afgesloten en alle in de actuele functie be‐ schikbare commando's worden op‐ gesomd. ■ "Annuleren": de spraakherkenning is uitgeschakeld. ■ "Ja": afhankelijk van de context wordt een geschikte actie onderno‐ men. ■ "Nee": afhankelijk van de context wordt een geschikte actie onderno‐ men. Een telefoonnummer invoeren Na het commando "Kiezen" vraagt de spraakherkenning om het invoeren van een nummer. Het telefoonnummer moet met nor‐ male stem worden gesproken, zonder kunstmatige pauzes tussen de afzon‐ derlijke cijfers. De spraakherkenning werkt het best als er tussen elke drie tot vijf cijfers een pauze van minimaal een halve
Spraakherkenning seconde wordt ingelast. Het Infotain‐ mentsysteem herhaalt vervolgens de herkende cijfers. Daarna kunt u een nieuw nummer in‐ voeren of de volgende commando's geven: ■ "Kiezen": de invoer is geaccep‐ teerd. ■ "Verwijderen": het laatst inge‐ voerde cijfer of de laatst ingevoerde cijferreeks wordt gewist. ■ "Plus": een "+" wordt voor het num‐ mer geplaatst voor telefoneren met het buitenland. ■ "Controleren": de invoer wordt door de stemoutput gerepeteerd. ■ "Sterretje": er wordt een sterretje "*" ingevoerd. ■ "Hekje": er wordt een hekje "#" in‐ gevoerd. ■ "Help" ■ "Annuleren" De maximumlengte van het inge‐ voerde telefoonnummer is 25 cijfers.
Om met het buitenland te kunnen te‐ lefoneren, kunt u aan het begin van het telefoonnummer het woord "Plus" (+) zeggen. De plus stelt u in staat om vanuit elk willekeurig land te bellen zonder dat u de internationale toe‐ gangscode kent van het land waarin u zich bevindt. Zeg vervolgens het ge‐ wenste landnummer. Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Kiezen" Stemoutput: "Zeg het nummer dat u wilt bellen" Gebruiker: "Plus Vier Negen" Stemoutput: "Plus Vier Negen" Gebruiker: "Zeven Drie Eén" Stemoutput: "Zeven Drie Eén" Gebruiker: "Eén Eén Negen Negen" Stemoutput: "Eén Eén Negen Negen" Gebruiker: "Kiezen" Stemoutput: "Het nummer wordt gekozen"
79
Een naam invoeren Met het commando "Bellen" wordt er een telefoonnummer ingevoerd dat in het telefoonboek onder een bepaalde naam (spraaklabel) is opgeslagen. Beschikbare commando's: ■ "Ja" ■ "Nee" ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Bellen" Stemoutput: "Zeg de naam die u wilt bellen" Gebruiker:
Stemoutput: "Wilt u <Michael> bellen?" Gebruiker: "Ja" Stemoutput: "Het nummer wordt gekozen" Een tweede gesprek starten Tijdens een actief telefoongesprek kan er een tweede gesprek worden gestart. Druk hiertoe op toets w.
80
Spraakherkenning
Beschikbare commando's: ■ "Verzenden": handmatig DTMF (toondruktoets-kiezen) inschake‐ len, bijv. voor voicemail of telefo‐ nisch bankieren. ■ "Naam verzenden": DTMF (toon‐ druktoetskiezen) inschakelen door een naam (spraaklabel) in te voe‐ ren. ■ "Kiezen" ■ "Bellen" ■ "Opnieuw kiezen" ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: Gebruiker: "Verzenden" Stemoutput: "Zeg het nummer dat u wilt verzenden" (voor het invoeren van een nummer zie het dialoogvoorbeeld bij Een telefoonnummer invoeren) Gebruiker: "Verzenden"
Opnieuw kiezen Het laatst gekozen nummer wordt op‐ nieuw gekozen met het com‐ mando "Opnieuw kiezen". Opslaan Met het commando "Opslaan" kunt u een telefoonnummer onder een naam (spraaklabel) opslaan in het telefoon‐ boek. De ingevoerde naam moet een keer worden herhaald. De toonhoogte en de uitspraak moeten beide keren zo gelijk mogelijk zijn. Anders verwerpt de spraakherkenning de invoer. Er kunnen maximaal 50 spraaklabels in het telefoonboek worden opgesla‐ gen. Spraaklabels zijn sprekerafhankelijk, d.w.z. dat alleen de persoon die het spraaklabel heeft ingesproken ze kan openen. Om te voorkomen dat het begin van de opname van een opgeslagen naam wordt afgesneden, moet er na een verzoek om invoer een korte pauze in acht worden genomen.
Om het spraaklabel onafhankelijk van de locatie, d.w.z. ook in andere lan‐ den, te kunnen gebruiken, moeten alle telefoonnummers met een "plus" en een landnummer worden inge‐ voerd. Beschikbare commando's: ■ "Opslaan": de invoer is geaccep‐ teerd. ■ "Controleren": de laatste invoer wordt herhaald. ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Opslaan" Stemoutput: "Zeg het nummer dat u wilt opslaan" (voor het invoeren van een nummer zie het dialoogvoorbeeld bij Een telefoonnummer invoeren) Gebruiker: "Opslaan" Stemoutput: "Zeg de naam die u wilt opslaan" Gebruiker: Stemoutput: "Herhaal de naam om te bevestigen"
Spraakherkenning Gebruiker: Stemoutput: "Naam opslaan" Wissen Een eerder opgeslagen spraaklabel kan worden gewist met het com‐ mando "Verwijderen". Beschikbare commando's: ■ "Ja" ■ "Nee" ■ "Help" ■ "Annuleren" Naar opgeslagen namen luisteren De stemuitvoer van alle opgeslagen namen (spraaklabels) wordt gestart met het commando "Lijst". Tijdens stemoutput van de spraakla‐ bels beschikbare commando's: ■ "Bellen": het telefoonnummer van het laatst voorgelezen spraaklabel wordt geselecteerd. ■ "Verwijderen": de invoer van het laatst voorgelezen spraaklabel wordt gewist.
Een mobiele telefoon toevoegen aan of verwijderen van de apparatenlijst Met het commando "Koppelen" kunt u een mobiele telefoon aan de appa‐ ratenlijst van het telefoonportaal toe‐ voegen of ervan verwijderen 3 84. Beschikbare commando's: ■ "Toevoegen" ■ "Verwijderen" ■ "Help" ■ "Annuleren" Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Koppelen" Stemoutput: "Wilt u een apparaat toevoegen of verwijderen?" Gebruiker: "Toevoegen" Stemoutput: "Probeer te koppelen aan <1234> in het externe apparaat" Stemoutput: "Wilt u het apparaat koppelen?" Gebruiker: "Ja" Stemuitvoer: "Het apparaat is verbonden als nummer "
81
Een mobiele telefoon uit de apparatenlijst selecteren Met het commando "Selecteer apparaat" kunt u een mobiele tele‐ foon op de apparatenlijst selecteren om een Bluetooth-verbinding op te bouwen. Voorbeeld van een dialoog Gebruiker: "Selecteer apparaat" Stemoutput: "Zeg het nummer van het apparaat dat uw wilt selecteren" Gebruiker: Stemoutput: "Wilt u apparaatnummer selecteren?" Gebruiker: "Ja" Stemoutput: "Wilt u het apparaat koppelen?" Gebruiker: "Ja" Stemoutput: "Eén moment. Het systeem zoekt het geselecteerde apparaat" Stemoutput: "Apparaatnummer is geselecteerd"
82
Spraakherkenning
Gesproken feedback Elke steminvoer wordt door het Info‐ tainmentsysteem beantwoord of be‐ commentarieerd met een aan de si‐ tuatie aangepaste stemoutput. Voer "Gesproken feedback" in om de stemuitvoer in of uit te schakelen of druk op toets w.
Telefoon
Telefoon Algemene aanwijzingen ............... 83 Bluetooth-verbinding .................... 84 Noodoproep ................................. 89 Bediening ..................................... 90 Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................... 93
Algemene aanwijzingen De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐ sprekers van de auto telefoonge‐ sprekken te voeren en met het info‐ tainmentsysteem van de auto de be‐ langrijkste functies van de mobiele te‐ lefoon te bedienen. Om het telefoon‐ portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth aan‐ gesloten zijn. Het telefoonportaal kan daarnaast ook met het spraakherkenningsys‐ teem worden bediend. Niet alle functies van de telefoonpor‐ tal worden door elke mobiele telefoon ondersteund. Welke telefoonfuncties mogelijk zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de netwerkprovider. Verdere informatie hierover vindt u in de bedienings‐ handleiding van uw mobiele telefoon. U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.
83
Belangrijke informatie voor de bediening en de verkeersveiligheid 9 Waarschuwing Mobiele telefoons hebben invloed op uw omgeving. Daarom zijn er veiligheidsvoorschriften en richtlij‐ nen opgesteld. Alvorens gebruik te maken van de telefoonfunctie dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing Het gebruik van de telefoon in handsfree-modus tijdens het rij‐ den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het telefoneren. Parkeer uw auto
84
Telefoon
voordat u de telefoon in hands‐ free-modus gebruikt. Volg de be‐ palingen van het land waarin u zich bevindt. Volg de voorschriften die in som‐ mige gebieden gelden op en zet uw mobiele telefoon uit als mobiel telefoneren verboden is, als de mobiele telefoon interferentie ver‐ oorzaakt of als er zich gevaarlijke situaties kunnen voordoen.
Voldoet aan EU R & TTE
Bluetooth
Het telefoonportaal ondersteunt Blue‐ tooth Handsfree Profile V. 1.5 en is gespecificeerd in overeenstemming met de Bluetooth Special Interest Group (SIG). Meer informatie over de specificatie vindt u op internet op de website http://www.bluetooth.com. Daarnaast ondersteunt de telefoonportal SIM Access Profile (SAP).
Hierbij verklaren wij dat de Bluetoothsysteemontvanger voldoet aan de es‐ sentiële vereisten en andere rele‐ vante voorwaarden van Richtlijn 1999/5/EC.
De spraakherkenning gebruiken Gebruik de spraakherkenning niet in noodsituaties, omdat uw stem onder stress zodanig kan veranderen dat hij mogelijk niet meer herkend wordt en de gewenste verbinding daardoor wellicht niet snel genoeg tot stand kan worden gebracht.
Bedieningselementen
De belangrijkste telefoonspecifieke bedieningselementen zijn de vol‐ gende: PHONE-toets: opent het telefoon‐ hoofdmenu. Knoppen op het stuurwiel: q, w: gesprek aannemen, spraak‐ herkenning activeren. n, x: gesprek beëindigen/weige‐ ren, spraakherkenning uitschakelen. Het telefoonportaal kan daarnaast ook met spraakherkenning worden bediend 3 77.
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm voor het draadloos verbinden van bijv. een mobiele telefoon met andere apparatuur. Informatie zoals een te‐ lefoonboek, gesprekslijsten, de naam van de netwerkoperator en de sterkte van de verbinding kan worden over‐ gedragen. Welke functies er beschik‐ baar zijn hangt af van het type tele‐ foon.
Telefoon Om een Bluetooth-verbinding met het telefoonportaal tot stand te kunnen brengen, moet de Bluetooth-functie van de mobiele telefoon zijn inge‐ schakeld en moet de mobiele tele‐ foon in de stand "zichtbaar" worden gezet. Zie hiertoe de gebruiksaanwij‐ zing van de mobiele telefoon.
Bluetooth-menu
Druk op de CONFIG-toets. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Bluetooth.
Bluetooth inschakelen
Als de Bluetooth-functie van de tele‐ foonportal is uitgeschakeld: Zet Activeren op Aan en bevestig de boodschap die verschijnt.
Apparatenlijst
Wordt een mobiele telefoon voor het eerst via Bluetooth met de telefoon‐ portal verbonden, dan wordt de tele‐ foon in de apparatenlijst opgeslagen.
U kunt maximaal 5 mobiele telefoons op de apparatenlijst opslaan.
85
Mobiele telefoon voor het eerst aansluiten
Er zijn twee opties voor het verbinden van een mobiele telefoon met de te‐ lefoonportal: door het als een hands‐ free-apparaat toe te voegen of door het SIM Access Profile (SAP) te ge‐ bruiken. Handsfree-modus Wanneer de mobiele telefoon wordt toegevoegd als een handsfreeapparaat kan de gebruiker gesprek‐ ken voeren en ontvangen en andere functies gebruiken via de telefoonpor‐ tal. Het aantal beschikbare functies is afhankelijk van de mobiele telefoon. Terwijl deze met de telefoonportal is verbonden, kan de mobiele telefoon normaal worden bediend. Let op dat de accu van de mobiele te‐ lefoon met een hogere snelheid dan gebruikelijk kan ontladen als gevolg van de actieve Bluetooth-verbinding in combinatie met het normale ge‐ bruik van de mobiele telefoon.
86
Telefoon
SAP-modus Wanneer de SAP-optie wordt ge‐ bruikt, zijn er meer functies beschik‐ baar via de telefoonportal, zoals ver‐ schillende beveiligings - berichtver‐ zendingsopties. Het werkelijke aantal beschikbare functies is afhankelijk van de netwerkprovider. Daarnaast bevindt de mobiele telefoon zich in de SAP-modus in de stand-bystand. Al‐ leen de Bluetooth-verbinding en de simkaart zijn actief, wat resulteert in een lager energieverbruik van de aangesloten mobiele telefoon.
Selecteer Handsfree-apparaat toevoegen . De Bluetooth-code die in de mobiele telefoon moet worden in‐ gevoerd, verschijnt. De telefoonportal kan nu door andere Bluetooth-apparaten worden gede‐ tecteerd. Zodra de mobiele telefoon de tele‐ foonportal heeft gedetecteerd, kan de Bluetooth-code in de mobiele tele‐ foon worden ingevoerd.
Een mobiele telefoon als een handsfree-apparaat aansluiten
Zodra de telefoonportal de mobiele telefoon heeft herkend, kan het tot stand komen van de verbinding wor‐ den bevestigd.
De mobiele telefoon wordt in de ap‐ paratenlijst opgenomen en kan via de telefoonportal worden bediend. De Bluetooth-code wijzigen (alleen relevant voor handsfreemodus) De eerste keer dat een Bluetoothverbinding met de telefoonportal wordt ingesteld, wordt een standaard‐ code weergegeven. Deze standaard‐ code kan op elk gewenst moment worden gewijzigd. Om veiligheidsre‐ denen moet u een willekeurig geko‐ zen viercijferige code gebruiken.
Telefoon Selecteer Bluetooth-code wijzigen. Bewerk in het weergegeven menu de huidige Bluetooth-code en bevestig de veranderde code met OK. Een mobiele telefoon via SIM Access Profile (SAP) verbinden Selecteer SIM Access Profileapparaat toevoegen (SAP). De mo‐ bieletelefoonportal scant of er be‐ schikbare apparaten zijn en toont een lijst met de gevonden apparaten.
87
Selecteer de gewenste mobiele tele‐ foon in de lijst. De prompt met de SAP-wachtwoordcode wordt in het in‐ fotainmentdisplay getoond met een 16-cijferige code.
Let op De mobiele telefoon moet geacti‐ veerd zijn voor Bluetooth en op zichtbaar ingesteld staan. Voer de weergegeven SAPwachtwoordcode in de mobiele tele‐ foon in (zonder spaties). De pincode van de mobiele telefoon wordt in het infotainmentdisplay getoond. Wanneer de Pincode invoeren-func‐ tie actief is, moet de gebruiker de pin‐ code van de simkaart in de mobiele telefoon invoeren.
Voer de pincode van de sim van de mobiele telefoon in. De mobiele tele‐ foon wordt gekoppeld aan de tele‐ foonportal. Diensten van de mobiele netwerkprovider kunnen worden ge‐ bruikt via de telefoonportal.
88
Telefoon
Op apparatenlijst opgeslagen mobiele telefoon aansluiten
Kies de gewenste mobiele telefoon en selecteer vervolgens de optie Kiezen in het weergegeven menu. Zodra de telefoonportal de mobiele telefoon heeft herkend, kan het tot stand komen van de verbinding wor‐ den bevestigd. De mobiele telefoon kan via de tele‐ foonportal worden bediend.
Een mobiele telefoon uit de apparatenlijst verwijderen Selecteer de gewenste mobiele tele‐ foon in de apparatenlijst. Selecteer Wissen in het getoonde menu en be‐ vestig de boodschap die verschijnt. Beltoon aanpassen Ga als volgt te werk om het type bel‐ toon aan te passen: Druk op de CONFIG-toets. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Beltoon. Selecteer de gewenste optie. Ga als volgt te werk om het volume van de beltoon aan te passen: Als de telefoon overgaat, draait u aan de m-knop van het Infotainmentsys‐ teem of drukt u op de + / --knoppen op het stuurwiel. Een verbonden telefoon instellen Verschillende instellingen van de mo‐ biele telefoon kunnen in het Telefoon‐ instellingen-menu worden geconfigu‐ reerd, wanneer de telefoon via SAP is aangesloten.
Beveiligingsinstellingen wijzigen Druk op de CONFIG-toets. Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Beveiliging. Het beveiligingsdialoogvenster wordt weergegeven. Pinverzoek in-/uitschakelen Selecteer Pincode invoeren Aan of Uit. Voer de pincode in van de simkaart van de mobiele telefoon en bevestig deze. Let op Deze optie hangt af van de indivi‐ duele netwerkprovider. De pincode wijzigen Selecteer Pincode wijzigen. Voer de huidige pincode in. Voer de nieuwe pincode in. Herhaal de nieuwe pincode en bevestig deze. Pin is gewijzigd.
Telefoon Netwerkdiensten configureren Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Netwerkdiensten. Het dia‐ loogvenster voor netwerkdiensten wordt weergegeven. Afhankelijk van de netwerkprovider en de mobiele telefoon zijn er ver‐ schillende opties beschikbaar. ■ Netwerk kiezen: kies tussen auto‐ matische of handmatige netwerk‐ selectie. ■ In wachtstand: gesprek in de wacht in- of uitschakelen. ■ Omleiding: doorschakelopties se‐ lecteren op basis van de situatie. ■ Blokkeren: gespreksblokkerings‐ opties configureren op basis van de situatie. Voor details over de configuratie van de netwerkdiensten raadpleegt u de handleiding van de mobiele telefoon of u neemt contact op met de mobie‐ lenetwerkprovider.
Nummer sms-centrale configureren Het nummer van de sms-centrale is een telefoonnummer dat fungeert als een poort voor het verzenden van sms-berichten tussen mobiele tele‐ foons. Dit nummer wordt gewoonlijk vooraf vastgesteld door de netwerk‐ provider. Om het nummer van de sms-centrale te configureren, selecteert u Tele‐ fooninstellingen en dan Nummer SMS-centrale. Indien noodzakelijk past u het nummer van de sms-cen‐ trale aan De fabrieksinstellingen van de mobiele telefoon herstellen Selecteer Telefooninstellingen en vervolgens Standaardinstellingen.
Noodoproep 9 Waarschuwing Het tot stand brengen van de ver‐ binding kan niet onder alle om‐ standigheden worden gegaran‐ deerd. Daarom is het belangrijk
89
dat u bij gesprekken van levens‐ belang (bijv. bij het inroepen van medische hulp) niet alleen op een mobiele telefoon vertrouwt. Voor sommige netwerken kan het noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing Denk eraan dat u met uw mobiele telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt met een voldoende sterk signaal. Onder bepaalde omstandigheden kunnen nooddiensten niet op alle mobiele telefoonnetwerken wor‐ den gebeld; mogelijkerwijs kun‐ nen deze oproepen niet gedaan
90
Telefoon
worden wanneer bepaalde net‐ werkdiensten en/of telefoonfunc‐ ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐ gen. Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐ vante regio van tevoren op te vra‐ gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112). De telefoonverbinding met de alarm‐ centrale wordt tot stand gebracht. Antwoord als het dienstdoende per‐ soneel u vragen stelt over het nood‐ geval.
9 Waarschuwing Beëindig het gesprek pas als de alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening Inleiding
Zodra er een Bluetooth-verbinding tussen uw mobiele telefoon en het in‐ fotainmentsysteem tot stand is ge‐ bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon ook via het infotain‐ mentsysteem bedienen. U kunt via het infotainmentsysteem bijv. een verbinding tot stand brengen met de telefoonnummers die in uw mobiele telefoon zijn opgeslagen of telefoonnummers wijzigen. Let op In de handsfree-modus blijft bedie‐ ning van de mobiele telefoon moge‐ lijk, bv. een gesprek beantwoorden of het volume regelen. Na het tot stand brengen van een ver‐ binding tussen de mobiele telefoon en het Infotainmentsysteem worden de gegevens van de mobiele telefoon naar het Infotainmentsysteem ver‐ stuurd. Afhankelijk van het model te‐ lefoon kan dit enige tijd duren. Tijdens de gegevensoverdracht is het bedie‐
nen van de mobiele telefoon via het Infotainmentsysteem slechts beperkt mogelijk. Niet elke telefoon ondersteunt alle functies van de telefoonportal. Zo‐ doende is het mogelijk dat de functi‐ onaliteit die bij deze specifieke tele‐ foons staat beschreven, afwijkt.
Volume van de handsfreeinstallatie instellen
Draai aan de m-knop van het infotainmentsysteem of druk op de + / - -toetsen op het stuurwiel.
Een telefoonnummer bellen
Telefoon Druk terwijl het telefoonhoofdmenu actief is op de multifunctionele knop om Telefoonmenu te openen. Er zijn verschillende opties beschik‐ baar voor het kiezen van telefoon‐ nummers, voor het gebruik van het telefoonboek en gesprekslijsten en voor het bekijken en bewerken van berichten. Met behulp van het commando Telefoon uit kan de verbonden tele‐ foon worden losgekoppeld van de te‐ lefoonportal.
Handmatig een nummer invoeren
Selecteer Nummer invoeren en voer vervolgens de gewenste cijferreeks in. Om het kiesproces te starten, selec‐ teert u y. Om het telefoonboekmenu te ope‐ nen, selecteert u z.
91
Een telefoonnummer selecteren uit het telefoonboek
Telefoonboek
Na het tot stand brengen van de ver‐ binding wordt het telefoonboek ver‐ geleken met het telefoonboek in het tijdelijke geheugen, mits dezelfde simkaart of dezelfde telefoon worden gebruikt. Tijdens het vergelijken kan eventueel ingevoerde nieuwe infor‐ matie niet worden getoond. Als simkaart of telefoon anders zijn, wordt het telefoonboek opnieuw ge‐ laden. Afhankelijk van het model te‐ lefoon kan dit proces enkele minuten duren.
Selecteer Telefoonboek. Selecteer in het menu Zoeken de ge‐ wenste reeks van beginletters om een voorselectie te maken van de items in het telefoonboek die u wilt la‐ ten weergeven.
92
Telefoon
Let op Telefoonboekvermeldingen worden bij de overdracht vanuit de mobiele telefoon overgezet. De presentatie en volgorde van de telefoonboekver‐ meldingen kunnen op het display van het Infotainmentsysteem en op het display van de mobiele telefoon verschillend zijn. Na het maken van de voorselectie: selecteer het gewenste item in het te‐ lefoonboek om de nummers te tonen die hieronder zijn opgeslagen. Selecteer het gewenste nummer om het bellen te starten.
Gesprekslijsten
Berichtfuncties
Via het menu Bellijsten kunnen de binnenkomende, uitgaande en ge‐ miste gesprekken worden bekeken en de relevante nummers worden ge‐ beld. In dit menu kan de lijst ook wor‐ den verwijderd. Om het bellen te starten: selecteer de gewenste gesprekslijst, een item in de desbetreffende gesprekslijst en ten slotte het gewenste telefoonnum‐ mer.
Wanneer de mobiele telefoon is ge‐ koppeld met behulp van de SAPmethode, kunnen berichten worden bekeken, samengesteld en verzon‐ den via de telefoonportal. In dit menu kunnen de berichten ook worden ver‐ wijderd. De ontvangen berichten bekijken: se‐ lecteer Postvak in. De verzonden berichten bekijken: se‐ lecteer Postvak uit. Een bericht opstellen: selecteer Nieuw bericht.
Telefoon Let op Berichten mogen maximaal 70 te‐ kens bevatten.
Inkomend gesprek
Als u wordt gebeld, verschijnt er een menu waarin u kunt aangeven of u het gesprek wilt aannemen of weigeren. Selecteer de gewenste optie.
Functies tijdens een telefoongesprek
Druk tijdens een telefoongesprek op de multifunctionele knop om een sub‐ menu te openen. Afhankelijk van de situatie en het functiebereik van de mobiele telefoon zijn er diverse opties beschikbaar: ■ Ophangen: verbreek de telefoon‐ verbinding. ■ Nummer bellen: voer een telefoon‐ nummer in om een tweede tele‐ foongesprek te voeren of voor DTMF (toondruktoets-kiezen) bijv. voor voicemail of telefonisch ban‐ kieren.
■ Gesprek scheiden: de verbinding met een deelnemer in een telefoon‐ conferentie verbreken. ■ Gesprekken combineren: bij meer‐ dere actieve gesprekken twee ge‐ sprekken samenvoegen. ■ Gesprekken wisselen: bij meerdere gesprekken tussen gesprekken wisselen. ■ Geluid onderdrukken: het geluid van een gesprek onderdrukken. Let op Wanneer het contact uitgeschakeld wordt tijdens een telefoongesprek blijft de verbinding in stand totdat het telefoongesprek wordt beëindigd.
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur Installatie-instructies en bedieningsrichtlijnen
De installatie-instructies die eigen zijn aan de auto en de bedieningsrichtlij‐ nen van de mobiele telefoon- en handsfreefabrikant moeten in acht worden genomen wanneer u een mo‐ biele telefoon installeert en bedient.
93
Anders kunt u de voertuigtypegoed‐ keuring ongeldig maken (EU-richtlijn 95/54/EC). Aanbevelingen voor probleemloze werking: ■ Professioneel geïnstalleerde bui‐ tenantenne om het grootst moge‐ lijke bereik te verkrijgen, ■ Maximaal zendvermogen 10 watt, ■ installatie van de telefoon op een daartoe geschikte plek, houd reke‐ ning met de relevante opmerking in de Gebruikershandleiding, hoofd‐ stuk Airbagsysteem. Laat u informeren over de voorziene montageposities voor de buitenan‐ tenne of de toestelhouder en de mo‐ gelijkheden tot gebruik van toestellen met een zendvermogen van meer dan 10 watt. Het gebruik van een handsfree-carkit zonder buitenantenne voor mobiele telefoons type GSM 900/1800/1900 en UMTS is alleen toegestaan, wan‐ neer het maximale zendvermogen
94
Telefoon
van de mobiele telefoon niet groter is dan 2 watt bij GSM 900 en niet groter is dan 1 watt bij de andere types. Voor veiligheidsredenen mag u geen telefoon gebruiken terwijl u rijdt. Zelfs het gebruik van een handsfree-tele‐ foon vormt een afleiding tijdens het rijden.
9 Waarschuwing Gebruik van zendapparatuur en mobiele telefoons die niet aan de bovenstaande normen voor mo‐ biele telefoons voldoen en radio's is alleen toegestaan met een bui‐ tenantenne op de auto.
Voorzichtig Mobiele telefoons en zendappara‐ tuur kunnen als de voornoemde aanwijzingen niet in acht worden genomen bij gebruik in het interi‐ eur zonder buitenantenne aanlei‐ ding geven tot functiestoringen in de autoelektronica.
Telefoon
95
96
Trefwoordenlijst
A
Adresboek.................................... 48 Adresinvoer.................................. 48 Afspelen van een cd starten......... 27 Algemene aanwijzingen............ ...................... 4, 26, 30, 31, 37, 83 Algemene informatie.............. 34, 77 Antidiefstalfunctie .......................... 5 Autostore-lijsten............................ 17
B
BACK-toets................................... 10 Basisbediening............................. 10 Bediening...................................... 90 Begeleiding .................................. 63 Bluetooth...................................... 83 Bluetooth-verbinding.................... 84
C
CD-speler activeren.................................... 27 Belangrijke informatie................ 26 gebruik...................................... 27 CD-speler activeren...................... 27 CD-speler gebruiken..................... 27
D
DAB.............................................. 23 DAB configureren......................... 23 De AUX-ingang gebruiken............ 30
De digitale fotolijst gebruiken....... 34 De radio gebruiken....................... 16 De radio inschakelen.................... 16 De USB-poort gebruiken.............. 31 Digital Audio Broadcasting........... 23 Door de gebruiker bepaalde NP's 48 Dynamische routebegeleiding...... 70
E
Enhanced Other Networks........... 21 EON.............................................. 21
F
Favorietenlijst............................... 18 Frequentiebereikmenu's............... 18 Frequentiebereik selecteren......... 16
G
Gebruik............. 9, 16, 27, 30, 34, 38 Geluidsinstellingen....................... 12
H
Handsfree-modus......................... 84 Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen................................ 9 Het navigatiesysteem activeren. . . 38 Het navigatievolume instellen....... 38
97 I
Infotainmentsysteem automatische aanpassing van het volume................................. 14 maximaal opstartvolume........... 14 tooninstellingen......................... 12 volume voor verkeersberichten. 14 volume: instellingen.................. 14 Infotainmentsysteem gebruiken..... 9 Invoer van de bestemming .......... 48
K
Kaarten ........................................ 71 Kaart SD Card vervangen................................. 71 werken met................................ 71
M
Menubediening............................. 10 Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur................... 93 Multifunctionele knop.................... 10 Mute................................................ 9 MijnNP's....................................... 48
N
Navigatie activeren.................................... 38 Adresboek................................. 48 bedieningselementen................ 38
bestemmingsinvoer................... 48 dynamische begeleiding..... 63, 70 gebruik...................................... 38 gebruik van de spellingsfunctie. 48 geïmporteerde NP's verwijderen................................ 38 Herhalen laatste navigatieinstructie.................................... 63 in werking.................................. 37 kaart SD Card........................... 71 MijnNP's.................................... 48 navigatie starten........................ 63 navigatiedisplay........................ 38 navigatieopties.......................... 63 navigatievolume........................ 38 routebegeleiding....................... 63 routeblokkering.......................... 63 routelijst..................................... 63 snelwegrijstrook begeleiding..... 63 Speciale bestemmingen............ 48 Speciale bestemmingen (NP's) importeren/exporteren.... 38 symbolenoverzicht.................... 73 Thuisadres................................ 48 TMC-meldingen......................... 63 waarschuwing laag brandstofpeil.............................. 48 wissen thuisadres...................... 38 Navigatiedisplay........................... 38
Navigatiesysteem gebruiken........ 38 Navigatievolume........................... 38 Noodoproep.................................. 89
O
Opgeslagen audiobestanden afspelen..................................... 32 Overzicht bedieningselementen..... 6
P
Persoonlijke NP's......................... 38
R
Radio Radio Data System (RDS)........ 21 activeren.................................... 16 autostorelijsten.......................... 17 Digital audio broadcasting (DAB)........................................ 23 Favorietenlijst............................ 18 frequentiebereik selecteren....... 16 frequentiebereikmenu's............. 18 gebruik...................................... 16 Zender zoeken.......................... 16 zenderlijsten.............................. 18 Radio activeren............................. 16 Radio Data System (RDS) ........... 21 RDS.............................................. 21 RDS configureren......................... 21
98 Regionalisatie............................... 21 Routebegeleiding................... 63, 70
S
SAP-modus.................................. 84 SD Card........................................ 71 SIM Access Profile (SAP)............. 84 Spellingsfunctie............................ 48 Spraakherkenning.................. 77, 78 activeren.................................... 78 gebruik...................................... 78 telefoonregeling........................ 78 volume voor stemoutput............ 78 Spraakherkenning activeren......... 78 Stemherkenning........................... 77 Symbolenoverzicht ...................... 73
T
Telefoon bedieningselementen................ 83 Belangrijke informatie................ 83 belsignalen instellen.................. 84 berichtfuncties........................... 90 Bluetooth................................... 83 Bluetooth-verbinding................. 84 Een telefoonnummer vormen.... 90 functies tijdens een gesprek..... 90 gesprekkenlijsten...................... 90 handsfree-modus...................... 84 Het volume instellen.................. 90
noodoproepen........................... 89 SIM Access Profile (SAP)......... 84 telefoonbatterij opladen............. 83 telefoonboek............................. 90 Telefoonbatterij opladen............... 83 Telefoonregeling........................... 78 Thuisadres.................................... 38
V
Verkeersberichten........................ 14 Volume instellen............................. 9 Volume-instellingen...................... 14 Volume voor stemuitvoer.............. 78 Voor snelheid gecompenseerd volume......................................... 9
Z
Zenderlijsten bijwerken................. 18 Zenders ophalen.................... 17, 18 Zenders opslaan..................... 17, 18 Zender zoeken.............................. 16
Copyright by ADAM OPEL AG, Rüsselsheim, Germany. De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Adam Opel AG voorbehouden. Uitgave: , ADAM OPEL AG, Rüsselsheim. Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
KTA-2755-nl
*KTA-2755-NL*
juni 2012
OPEL MOKKA Infotainment System
CD 400
Inleiding ..................................... 102 Radio ......................................... 115 Audiospelers .............................. 129 Telefoon ..................................... 145 Trefwoordenlijst ......................... 162
102
Inleiding
Inleiding Algemene aanwijzingen ............. 102 Antidiefstalfunctie ...................... 103 Overzicht bedieningselementen 104 Bediening ................................... 107 Personaliseren ........................... 111
Algemene aanwijzingen Het Infotainmentsysteem verzorgt In‐ fotainment in uw auto, met gebruik van de nieuwste technologie. De radio kan gemakkelijk worden ge‐ bruikt, door per elke zes pagina's maximaal 36 FM-, AM- en DAB-(Digi‐ tal Audio Broadcasting) radiozenders op te slaan onder de voorkeuzeknop‐ pen 1 ~ 6. DAB is alleen beschikbaar voor Type A- en Type D-modellen. De geïntegreerde cd-speler kan au‐ dio-CD's en MP3-bestanden afspelen en de USB-speler kan aangesloten USB-opslagmedia of iPod-producten afspelen. De USB-speler is alleen be‐ schikbaar voor Type A- en Type Bmodellen. Dankzij de verbindingsfunctie voor Bluetooth-telefoons kunt u draadloos en handenvrij telefoneren of kan een muziekspeler in de telefoon worden afgespeeld. De Bluetooth-telefoon‐ verbindingsfunctie is alleen beschik‐ baar voor Type A- en Type B-model‐ len.
Sluit een draagbare muziekspeler aan op de AUX-ingang voor externe spelers en geniet van de rijke klank‐ weergave van het Infotainmentsys‐ teem. De AUX-functie is alleen be‐ schikbaar voor Type A- en Type Bmodellen. De digitale soundprocessor biedt een aantal standaard equalizerinstellin‐ gen waarmee u het geluid kunt opti‐ maliseren. Het systeem kan gemakkelijk worden aangepast via de zorgvuldig ontwor‐ pen instelfunctie, het slimme display en de multifunctionele menudraai‐ knop. ■ In de paragraaf "Overzicht" worden de werking en alle instelfuncties van het Infotainmentsysteem in een beknopt overzicht getoond. ■ In de paragraaf "Gebruik" wordt de basisbediening van het Infotain‐ mentsysteem uitgelegd.
Inleiding Schermweergave
(10) Zendernaam (11) Pagina Favorieten (12) Zenderlijst (13) Golfbereik
103
(8) Lijstindicatorbalk (9) Menu De schermweergave kan afwijken van de weergave in de handleiding, omdat de meeste weergaven kunnen afwijken naargelang de instelling van het apparaat en de voertuigspecifica‐ tie.
Antidiefstalfunctie Opstartscherm (1) Klok (2) Disk geladen (3) RDS-service (4) Luchttemperatuur interieur (be‐ stuurder/passagier) (5) Bluetooth verbonden (6) Bluetooth-muziek (7) Temperatuur buitenlucht (8) Datum Radioscherm (9) Categorie
Scherm CD/MP3 (1) Afspeeltijd (2) Map/track (3) Titel van song (4) Artiest (5) Type disk Scherm Instellingen (6) Titel Instellingen (7) Selectiebalk
In het infotainmentsysteem is een elektronische beveiliging geïnte‐ greerd die diefstal voorkomt. De beveiliging houdt in dat het Info‐ tainmentsysteem alleen in uw auto werkt en daarom voor een eventuele dief waardeloos is.
104
Inleiding
Overzicht bedieningselementen Overzicht
Type A: Radio/DAB + CD/MP3 + AUX + USB/iPod + Bluetooth Type B: Radio + CD/MP3 + AUX + USB/iPod + Bluetooth Type C: Radio + CD/MP3
Type D: Radio/DAB + CD/MP3 1. 1 ~ 6 voorkeuzetoetsen ◆ Houd een van deze knoppen in‐ gedrukt om de huidige radio‐ zender toe te voegen aan de huidige favorieten-pagina. ◆ Druk een van deze knoppen in om het kanaal te selecteren dat aan die knop is gekoppeld. 2. Knop m met draaiknop VOL ◆ Druk deze knop in om de voe‐ ding aan en uit te zetten. ◆ Draai de knop om het algehele volume in te stellen. 3. RADIO/BAND-toets FM-, AM-radio of DAB-functie se‐ lecteren. 4. CD-toets Druk op deze knop om de CD/ MP3-diskafspeelfunctie te selec‐ teren. 5. AUX-toets Druk deze knop in om de audio‐ functies AUX/USB/iPod/Blue‐ tooth te selecteren.
6. O-toets ◆ Druk op deze knop om de Blue‐ tooth-modus in te schakelen. ◆ Houd deze knop ingedrukt om de stilschakel-/pauzefunctie voor CD en USB/iPod in en uit te schakelen. 7. Disksleuf Dit is de sleuf waarin compact disks worden ingebracht of verwij‐ derd. 8. TONE-toets Druk deze knop in om de klankin‐ stelmodus aan te passen/te se‐ lecteren. 9. Knop PBACK Annuleer de ingevoerde functies of ga terug naar het vorige menu. 10. Multifunctionele knop ◆ Druk de knop in om het huidige functiemenu weer te geven of om instelbare functies en instel‐ waarden te selecteren.
Inleiding ◆ Draai de draaiknop om de in‐ stelbare functies en instelwaar‐ den te doorlopen of te wijzigen. ◆ Neem in de handenvrije modus met Bluetooth een gesprek aan door op de knop te drukken. Draai aan de draaiknop om de oproep te benatwoorden of te weigeren en druk op de knop om te bevestigen. 11. CONFIG-toets Druk op deze knop om naar het systeeminstelmenu te gaan. 12. INFO-toets ◆ Druk op deze knop om de be‐ standsinformatie te bekijken bij het gebruik van de afspeelfunc‐ ties CD/MP3 en USB/iPod. ◆ Bekijk tijdens gebruik van de ra‐ diofunctie informatie over een radiozender en de huidige afge‐ speelde song. 13. R-toets Druk deze knop in en neem de disk uit.
14. TP-toets Bij het gebruik van de FM RDSfunctie zet u met deze knop de functie TP (verkeersinformatie) aan of uit. 15. AS 1-2-toets ◆ Houd deze knop ingedrukt om de radiozenders automatisch op pagina 1 of 2 met AS-zen‐ ders op te slaan. ◆ Druk op deze knop om pagina 1 of 2 met AS-zenders te selecte‐ ren. 16. FAV 1-2-3-toets Druk op deze knop om de pagina met opgeslagen favoriete bestan‐ den te selecteren. 17. Knoppen 1 / 8 ◆ Druk bij het gebruik van de radio of DAB deze knoppen in om au‐ tomatisch te zoeken naar zen‐ ders met een heldere ont‐ vangst. U kunt de afstemfre‐ quentie handmatig instellen door deze knoppen ingedrukt te houden.
105
◆ Druk bij het gebruik van de af‐ speelfuncties CD/MP3 en USB/ iPod deze knoppen in om on‐ middellijk de vorige of volgende track af te spelen. ◆ U kunt deze knoppen ingedrukt houden om snel terug/vooruit te spoelen in de huidige afge‐ speelde songs.
106
Inleiding
Audioknoppen op stuurwiel Type 1-audiobediening aan stuurwiel: optie
1. Knop xn Druk in een muziekafspeelfunctie deze knop in om de stilschakel‐ functie aan of uit te zetten. Tijdens een telefoongesprek kunt u deze knop indrukken om oproepen af te wijzen of het gesprek voort te zet‐ ten.
2. q-toets ◆ Druk deze knop in om een op‐ roep te beantwoorden of om naar de modus voor terugbellen te gaan. ◆ Houd deze knop ingedrukt om naar het oproepenlogboek te gaan of om tijdens een telefoon‐ gesprek heen en weer te gaan tussen de handenvrijmodus en de modus voor privé bellen. 3. d SRC c-toets ◆ Druk deze knop in om een af‐ speelfunctie voor geluid te kie‐ zen. ◆ Draai aan de knop om de opge‐ slagen radiozender te wijzigen of om andere muziek te kiezen om af te spelen. 4. Knoppen + ◆ Druk op de knop + om het vo‐ lume te verhogen. ◆ Druk op de knop - om het vo‐ lume te verlagen.
Type 2-audiobediening aan stuurwiel: optie
1. x-toets Druk deze knop in om de stilscha‐ kelfunctie aan en uit te zetten. 2. Niet beschikbaar.
Inleiding 3. d SRC c-toets ◆ Druk deze knop in om een af‐ speelfunctie voor geluid te kie‐ zen. ◆ Draai aan de knop om de opge‐ slagen radiozender te wijzigen of om andere muziek te kiezen om af te spelen. 4. +-toets ◆ Druk op de knop + om het vo‐ lume te verhogen. ◆ Druk op de knop - om het vo‐ lume te verlagen.
De in het systeem gebruikte knoppen en bedieningsorganen zijn de vol‐ gende: ■ De toetsen en druk-/draaiknop van het infotainmentsysteem ■ De knoppen van de afstandsbedie‐ ning op het stuurwiel
Na het inschakelen van de voeding wordt de eerder gebruikte functie uit‐ gevoerd nadat de tijd, de datum, de temperatuur en de functie gereed zijn. Druk op de knop m om het systeem uit te zetten.
Systeem aan en uit
Automatisch uitzetten
Bediening Toetsen en bedieningsorganen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐ diend via de functietoetsen, de multi‐ functionele knop en het menu dat op het scherm is weergegeven.
107
Druk op de knop m om het systeem aan te zetten.
Als u het Infotainmentsysteem met de knop m inschakelt terwijl de contact‐ schakelaar (contactsleutel van de auto) in de stand uit staat, wordt het Infotainmentsysteem 10 minuten na de laatste activiteit van de gebruiker automatisch uitgeschakeld.
108
Inleiding
Volumeregeling
was geselecteerd (wanneer dit la‐ ger is dan het maximale beginvo‐ lume). ■ Bij het inschakelen van de voeding kan de waarde voor het maximale beginvolume afzonderlijk worden ingesteld (wanneer het eerdere vo‐ lumeniveau lager dan het maximale beginvolume is).
Geluidsinstellingen
Vanuit Tooninstellingen kan de klank‐ weergave naar wens worden inge‐ steld, afhankelijk van de functies van de FM-, AM- of DAB-radio en van elke audiospeler.
Automatische volumeregeling
Draai aan de knop VOL om het vo‐ lume te regelen. ■ Gebruik de afstandsbediening op het stuurwiel en druk op de knop‐ pen + en - om het volume aan te passen. ■ Het huidige geluidsniveau wordt aangegeven. ■ Bij het inschakelen van het Infotain‐ mentsysteem wordt vanzelf het ge‐ luidsniveau ingesteld dat eerder al
Wanneer de instelling voor rijsnel‐ heidsafhankelijk geluidsvolume actief is, wordt het geluidsvolume automa‐ tisch aangepast op basis van de rij‐ snelheid van de auto ter compensatie voor het geluid van motor en banden. (Zie Instellingen → Radio-instellingen → Autom. volumeregeling).
Volumebegrenzing bij hoge temperaturen
Wanneer binnenin de radio de tem‐ peratuur zeer hoog wordt, begrenst het infotainmentsysteem het instel‐ bare maximale volume. Zo nodig wordt het volume automa‐ tisch verlaagd.
Druk TONE om de betreffende func‐ tiemodus te gebruiken. Selecteer de gewenste klankrege‐ lingsmodus door aan de multifunctio‐ nele knop te draaien en druk dan op de multifunctionele knop.
Inleiding ■ Fader: stel de balans tussen de voorste/achterste luidsprekers in vanaf voor 15 tot achter 15 bij het voertuigmodel met zes luidspre‐ kers. ■ Balans: stel de balans tussen de linker/rechter luidsprekers in vanaf links 15 tot rechts 15.
109
Druk op de multifunctionele knop voor het openen van FM-menu, AMmenu of DAB-menu met opties voor het selecteren van zendstations. CD/MP3 diskspeler
Een functie selecteren FM-, AM- of DAB-radio Selecteer de gewenste klankrege‐ lingswaarde door aan de multifuncti‐ onele knop te draaien en druk dan op de multifunctionele knop. Menu Geluidsinstellingen ■ Bas: stel het lage tonen-niveau in tussen -12 tot +12. ■ Midrange: stel het middenbereikni‐ veau in tussen -12 tot +12. ■ Treble: stel het hoge tonen-niveau in tussen -12 tot +12. ■ EQ (equalizer): klankstijl selecteren of uitschakelen (UIT ↔ Pop ↔ Rock ↔ Klassiek ↔ Gesproken ↔ Country).
Druk op de knop RADIO/BAND om FM-, AM- of DAB-radio te selecteren.
(1) Audio-CD (2) Audio-CD met tekst (3) MP3/WMA CD Steek een af te spelen audio CD- of MP3-disk (WMA) met de afgedrukte zijde naar boven toe in de disksleuf. Wanneer disk al is ingelegd, druk dan op de knop CD om de CD/MP3 speler te selecteren.
110
Inleiding
Druk op de afstandsbediening op het stuurwiel op d SRC c om de CD-/ MP3-speler te selecteren.
(1) Audio-CD (2) MP3-/WMA-CD Druk op de multifunctionele knop om het menu met opties voor de betref‐ fende functies of het menu van het betreffende apparaat te openen.
Afspelen via USB/iPod-audio of AUXingang
Sluit de USB/iPod met af te spelen muziekbestanden aan op de USBaansluiting of sluit de audio-uitgang van de te beluisteren externe audio‐ apparatuur aan op de AUX-ingang. Wanneer het USB-, iPod- of AUX-ap‐ paraat al geplaatst is, druk dan steeds op de knop AUX om de gewenste functie (AUX → USB → Bluetooth au‐ dio → AUX → ...) te selecteren. Druk op de afstandsbediening op het stuurwiel op d SRC c om de gewenste modus te selecteren.
Druk op de multifunctionele knop om het menu met opties voor de betref‐ fende functies of het menu van het betreffende apparaat te openen.
Inleiding Handenvrij telefoneren met Bluetooth
Druk op de knop O om handenvrij telefoneren met Bluetooth te selecte‐ ren. Druk op de multifunctionele knop om het menu Bluetooth met opties voor de betreffende functies te openen.
Personaliseren Hoofdknoppen en bedieningsorganen
De in Instellingen gebruikte knoppen en bedieningsorganen zijn de vol‐ gende.
(11) Knop CONFIG Druk op deze toets om naar het Instellingen-menu te gaan. (10) Multifunctionele knop ■ Draai aan de draaiknop om het/de gewenste menu of optie te selecte‐ ren. ■ Druk de knop in om in het huidige menu of in het te stellen item naar het gedetailleerde instellingenven‐ ster te gaan of dit te selecteren. (9) Knop P BACK Annuleer het ingevoerde item of ga terug naar het vorige scherm of menu.
Het instelmenu gebruiken voor persoonlijke instellingen
■ Instelmenu en -functies kunnen af‐ wijken, afhankelijk van het voertuig‐ model. ■ Naslaginformatie: Informatietabel voor het onderstaande menu Instellingen.
111
Voorbeeld: Instellingen → Tijd Datum → Insteldatum: 23 jan 2012
Druk op de CONFIG-toets voor het Instellingen-menu. Bekijk eerst de informatietabel voor het onderstaande menu Instellingen en draai dan aan de multifunctionele knop om naar het gewenste instellin‐ genmenu te gaan; druk vervolgens de multifunctionele knop in.
112
Inleiding Informatietabel voor Instellingen Talen (Languages)
■ Weergegeven wordt een lijst met details voor het betreffende instel‐ lingenmenu of functie. ■ Als de betreffende lijst met details nog een andere gedetailleerde lijst heeft, kunt u deze actie herhalen.
Draai aan de multifunctionele knop om naar de gewenste instelwaarden of functie te gaan en druk de multi‐ functionele knop vervolgens in. ■ Herhaal deze handeling als de be‐ treffende gedetailleerde lijst be‐ staat uit meerdere items. ■ Voer de betreffende instelwaarde in of wijzig deze, anders verandert de functie.
Selecteer de gewenste taal voor het display.
Inleiding Tijd en datum
MM/DD/YYYY: jan. 23, 2012 ■ Kloksynchr. RDS-signaal: selec‐ teer Aan of Uit. Radio-instellingen
■ Tijd instellen: stel handmatig de uren en minuten in voor het huidige tijdstip. ■ Datum instellen: stel handmatig het huidige jaar/maand/datum in. ■ Tijdopmaak instellen: selecteer de 12h- of 24h-weergave. ■ Datumopmaak instellen: kies de gewenste weergave voor de da‐ tum. YYYY.MM.DD: 2012 jan. 23 DD/MM/YYYY: 23 jan. 2012
■ Autom. volumeregeling: stel Uit/ Laag/Middelhoog/Hoog in. ■ Maximaal startvolume: stel hand‐ matig de bovengrens voor het be‐ ginvolume in. ■ Radio-favorieten: stel handmatig het Max. aantal favorietenpagina's in. ■ RDS-opties: stel de RDS-opties in. - RDS: selecteer Aan of Uit.
113
- Regionaal: selecteer Aan of Uit. - Geen rollende displaytekst: selec‐ teer Aan of Uit. - Radio-tekst: selecteer Aan of Uit. - TA-volume: stel TA-volume in. ■ DAB-instellingen: stel DABinstellingen in. - Automatische groeplinks: selec‐ teer Aan of Uit. - Automatische links DAB-FM: se‐ lecteer Aan of Uit. - Dynamische geluidsaanpas.: se‐ lecteer Aan of Uit. - Bandkeuze: stel Beide, L-band of Band III in.
114
Inleiding
Instellingen Bluetooth
■ Activering: selecteer Aan of Uit. ■ Apparatenlijst: selecteer het ge‐ wenste apparaat en Selecteren, Verbreken of Wissen. ■ Apparaat koppelen: probeer een nieuw Bluetooth-apparaat te kop‐ pelen. ■ Bluetooth-code wijzigen: voor handmatig wijzigen/instellen van de Bluetooth-code. ■ Fabrieksinstellingen herstellen: wis alle ingestelde waarden en herstel de standaardinstellingen.
Radio
Radio Gebruik ...................................... 115 Radio Data System (RDS) ......... 123 Vaste staafantenne .................... 128
Gebruik Voordat u FM-, AM- of DABradio gebruikt Hoofdknoppen en bedieningsorganen (3) Knop RADIO/BAND Schakelen tussen FM-, AM- of DABradio. (10) Multifunctionele knop ■ Draai aan deze draaiknop om handmatig een zenderfrequentie te vinden. ■ Druk op deze knop om vanuit de huidige modus naar het menu‐ scherm te gaan. (9) Knop P BACK Het ingevoerde item annuleren of te‐ ruggaan naar het vorige scherm/ menu.
115
(17) Knoppen 1 / 8 ■ Druk op deze knoppen om automa‐ tisch te zoeken naar beschikbare radiozenders. ■ Houd deze knoppen ingedrukt om de radiofrequentie naar keuze te veranderen en laat de knop bij de huidige frequentie stoppen. (16) Knop FAV 1-2-3 Druk op deze knop om de pagina's met opgeslagen favoriete radiozen‐ ders te doorlopen. (1) 1 ~ 6 voorkeuzetoetsen ■ Houd een van deze voorkeuze‐ knoppen ingedrukt om de huidige radiozender onder de betreffende knop op te slaan. ■ Druk op deze knop om de radio‐ zender te selecteren die onder de voorkeuzeknop is opgeslagen.
116
Radio
(15) Knop AS 1-2 ■ Houd deze knop ingedrukt om de radiozenders automatisch op pa‐ gina 1 of 2 met AS-zenders op te slaan. ■ Druk op deze knop om pagina 1 of 2 met AS-zenders te selecteren. (14) Knop TP Bij het gebruik van de FM RDS-func‐ tie zet u met deze knop de functie TP (verkeersinformatie) Aan of Uit. (12) Knop INFO Informatie voor actieve radiozenders bekijken. (6) Knop O Druk deze knop in om de stilschakel‐ functie aan en uit te zetten.
Een radio- of DAB-zender beluisteren
Automatisch naar een radiozender zoeken
FM-, AM- of DAB-modus selecteren
Druk herhaaldelijk op de knop RADIO/BAND om het FM-, AM- of DAB-golfbereik te selecteren. De radiozender waarop eerder al was afgestemd wordt ontvangen.
Druk op de knoppen 1 / 8 om automatisch te zoeken naar beschik‐ bare radiozenders met een goede ontvangst.
Radio Automatisch naar de DABservicecomponent zoeken
Druk op de knoppen 1 / 8 om in het huidige ensemble automatisch naar de beschikbare DAB-service‐ component te zoeken.
117
Naar een radiozender zoeken
Naar een DAB-ensemble zoeken
Houd de knoppen 1 / 8 inge‐ drukt om de afstemfrequentie snel te wijzigen en laat de knop dan los bij de gewenste afstemfrequentie.
Druk op de knoppen 1 / 8 om naar de beschikbare DAB-service‐ component met een goede ontvangst te zoeken.
118
Radio
De DAB-service verbinden
(DAB-DAB aan/DAB-FM uit)
(DAB-DAB uit/DAB-FM aan)
Handmatig op een radiozender afstemmen
(DAB-DAB aan/DAB-FM aan) Wanneer u Automatische links DABFM als geactiveerd instelt, als het DAB-servicesignaal zwak is, ont‐ vangt het Infotainmentsysteem de ge‐ koppelde servicecomponent automa‐ tisch (zie Instellingen → Radioinstellingen → DAB-instellingen → Automatische links DAB-FM).
Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste zendfrequentie handmatig te vinden.
Radio Handmatig op een DAB-zender afstemmen
Druk vanuit de DAB-modus op de multifunctionele knop om naar DABmenu te gaan. Selecteer Handmatig afstemmen DAB door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multi‐ functionele knop. Vind de gewenste zendfrequentie handmatig door aan de multifunctio‐ nele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop.
119
De DAB-zenderlijst gebruiken
DAB-informatie weergeven
Draai aan de multifunctionele knop om Lijst met DAB-zenders weer te geven. ■ De Lijst met DAB-zenders-informa‐ tie wordt weergegeven. ■ Als Lijst met DAB-zenders leeg is, wordt de update van Lijst met DABzenders automatisch gestart. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste lijst te selecteren en druk vervolgens op de multifunctio‐ nele knop om de betreffende radio‐ zender te ontvangen.
Druk herhaaldelijk op de knop INFO om de gewenste weergavemodus voor de DAB-zenderinformatie te se‐ lecteren. De zendinformatie voor nummer 1 op de geselecteerde voorkeuzepagina favorieten (FAV1, FAV2, enz.) wordt getoond.
120
Radio
Met behulp van de voorkeuzeknoppen Opslaan onder de voorkeuzeknop
Druk op de knop FAV 1-2-3 om de gewenste pagina met opgeslagen fa‐ vorieten te selecteren. ■ U kunt maximaal 3 favorieten-pagi‐ na's opslaan en elke pagina kan maximaal zes radio- of DAB-zen‐ ders bevatten.
■ U kunt het aantal gebruikte favorie‐ tenpagina's instellen onder Instellingen → Radio-instellingen → Radio-favorieten → Max. aantal fa‐ vorietenpagina's. ■ Wanneer een nieuwe radiozender wordt opgeslagen onder een van de voorkeuzeknoppen 1 ~ 6 die al een zender bevatte, wordt de oude inhoud gewist en vervangen door de nieuw opgeslagen radio- of DAB-zender.
Druk herhaaldelijk op de knop FAV 1-2-3 om de gewenste voorkeuzepa‐ gina favorieten te selecteren. De zendinformatie voor nummer 1 op de geselecteerde voorkeuzepagina favorieten wordt getoond. Druk op een van de voorkeuzetoet‐ sen 1 ~ 6 om de onder de betreffende toets opgeslagen radio- of DAB-zen‐ der rechtstreeks te beluisteren.
Rechtstreeks luisteren via de voorkeuzeknop
Zenders automatisch opslaan
Autostore-zenders gebruiken
Radio Houd de toets AS 1-2 ingedrukt om de zenders met een goede ontvangst onder de knop van de Autostore-pa‐ gina op te slaan. ■ Er verschijnt een updatebericht op het display. ■ U kunt maximaal twee pagina's op‐ slaan en elke pagina kan maximaal zes radiozenders bevatten. Automatisch opgeslagen zenders beluisteren
Druk herhaaldelijk op de knop AS 1-2 om de gewenste Autostore-voor‐ keuzepagina te selecteren.
De zendinformatie voor nummer 1 op de geselecteerde pagina favorieten wordt getoond. Druk op een van de voorkeuzetoet‐ sen 1 ~ 6 om de onder de betreffende toets opgeslagen radiozender recht‐ streeks te beluisteren.
FM-, AM- of DAB-menu gebruiken
Druk op de multifunctionele knop om het radiomenu of DAB-menu weer te geven.
121
Draai aan multifunctionele knop om naar het gewenste menu-item te gaan en druk vervolgens op de multi‐ functionele knop om de betreffende optie te selecteren of een detailmenu over de optie weer te geven. FM-, AM- of DAB-menu → Favorietenlijst
Draai vanuit FM-menu, AM-menu of DAB-menu aan de multifunctionele knop om Favorietenlijst te selecteren en druk op de multifunctionele knop. De Favorietenlijst-informatie wordt weergegeven.
122
Radio
Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste Favorietenlijst te se‐ lecteren en druk vervolgens op de multifunctionele knop om de betref‐ fende radiozender te ontvangen.
FM- of AM-menu → FM- of AMzenderlijst
FM- of DAB-menu → FM- of DABcategorielijst
Draai vanuit FM-menu of AM-menu aan de multifunctionele knop om Lijst met FM-zenders of Lijst met AMzenders te selecteren en druk op de multifunctionele knop. De Lijst met FM-zenders- of Lijst met AM-zenders-informatie wordt weer‐ gegeven. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste lijst te selecteren en druk vervolgens op de multifunctio‐ nele knop om de betreffende radio‐ zender te ontvangen.
Draai vanuit FM-menu of DAB-menu aan de multifunctionele knop om naar Lijst met FM-categorieën of Lijst met DAB-categorieën te gaan en druk op de multifunctionele knop. Lijst met FM-categorieën of Lijst met DAB-categorieën wordt weergege‐ ven. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste lijst te selecteren en druk vervolgens op de multifunctio‐ nele knop om de betreffende zend‐ frequentie te ontvangen.
DAB-menu → DAB handmatig afstemmen
Draai vanuit DAB-menu aan de mul‐ tifunctionele knop om Handmatig afstemmen DAB te selecteren en druk op de multifunctionele knop. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste zendfrequentie handmatig te vinden.
Radio DAB-menu → DAB-berichten
Ga vanuit DAB-menu naar DABberichten door aan de multifunctio‐ nele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop. De DAB-berichten verschijnen. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste lijst te selecteren en druk vervolgens op de multifunctio‐ nele knop om de betreffende zend‐ frequentie te ontvangen.
FM-, AM- of DAB-menu → FM-, AMof DAB-zenderlijst bijwerken
123
■ De update van Lijst met FMzenders, update van Lijst met AMzenders of update van Lijst met DAB-zenders wordt uitgevoerd. ■ Druk tijdens de update van Lijst met FM-zenders, update van Lijst met AM-zenders of update van Lijst met DAB-zenders op de multifunctio‐ nele knop of de knop P BACK om het opslaan van wijzigingen te an‐ nuleren.
Radio Data System (RDS) Ga vanuit FM-menu, AM-menu of DAB-menu naar Lijst met FMzenders bijwerken, Lijst met AMzenders bijwerken of Lijst met DABzenders bijwerken door aan de multi‐ functionele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop.
■ Het radiodatasysteem (RDS) is een door FM-zenders meegezonden service die het vinden van radio‐ zenders met een storingsvrije ont‐ vangst vergemakkelijkt.
124
Radio RDS configureren
■ RDS-zenders worden aangeduid met de programmanaam met de zendfrequentie.
RDS-zendinformatie bekijken
Druk terwijl een RDS-zender wordt ontvangen op de knop INFO om de ontvangen RDS-zendinformatie te bekijken.
Het activeren van RDS biedt de vol‐ gende voordelen: ■ Op het display verschijnt de pro‐ grammanaam van de geselec‐ teerde zender i.p.v. de frequentie. ■ Het Infotainmentsysteem stemt al‐ tijd af op de zendfrequentie van de ingestelde zender met de beste ontvangst via AF (alternatieve fre‐ quentie).
Druk op de CONFIG-toets om het Instellingen-menu weer te geven. Ga naar Radio-instellingen door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop. Selecteer RDS-opties door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop.
RDS in-/uitschakelen
Stel de RDS-optie Aan of Uit in.
Draai vanuit RDS-opties aan de mul‐ tifunctionele knop om naar RDS Uit te gaan en druk op de multifunctionele knop om de RDS-functie in te scha‐ kelen.
Radio
125
In- en uitschakelen van regioinstelling
RDS moet zijn geactiveerd voor de regio-instelling. Op bepaalde tijden zenden sommige RDS-zenders regionaal andere pro‐ gramma's op verschillende frequen‐ ties uit. Zet optie Regionaal op Aan of Uit. Alleen alternatieve frequenties (AF) van dezelfde regionale programma's worden geselecteerd. Is de regio-instelling uitgeschakeld, dan worden alternatieve frequenties voor de zenders geselecteerd zonder rekening te houden met regionale programma's.
Draai vanuit Instellingen → Radioinstellingen → RDS-opties aan de multifunctionele knop om naar Regionaal Uit te gaan en druk op de multifunctionele knop om de Regionaal-functie in te schakelen.
De functie Tekst scrollen bevriezen aan- of uitzetten
Zet de functie Geen rollende displaytekst (voor weergave van in‐ formatie over de programmaservices) aan of uit:
Draai vanuit Instellingen → Radioinstellingen → RDS-opties aan de multifunctionele knop om naar Geen rollende displaytekst Uit te gaan en druk op de multifunctionele knop om de Geen rollende displaytekst-functie in te schakelen.
Functie Radiotekst in- of uitschakelen
Zet de functie Radio-tekst voor weer‐ gave van informatie over de program‐ maservices aan en uit.
126
Radio Schakel de stand-by verkeersberich‐ tenfunctie van het Infotainmentsys‐ teem in of uit:
Draai vanuit Instellingen → Radioinstellingen → RDS-opties aan de multifunctionele knop om Radiotekst Uit te selecteren en druk op de multifunctionele knop om de Radiotekst-functie in te schakelen.
Volume van verkeersberichten (TA)
Het minimale volume voor verkeers‐ berichten (TA) kan worden ingesteld. Het minimale volume voor de ver‐ keersberichten kan in gelijke mate met het normale audiovolume worden verhoogd of verlaagd.
Ga vanuit RDS-opties naar TAvolume door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multi‐ functionele knop. Pas het niveau van TA-volume aan door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multifunctio‐ nele knop.
Verkeersinformatie
TP = verkeersinformatie Verkeersinformatiezenders zijn RDSzenders die verkeersinformatie uit‐ zenden.
Druk op de knop TP om de verkeers‐ berichtenfunctie in of uit te schakelen. ■ Is de radioverkeerinformatieservice ingeschakeld, wordt [ ] weergege‐ ven in het radiohoofdmenu.
Radio Verkeersberichten blokkeren
Verkeersberichten blokkeren, bijv. tij‐ dens het afspelen van CD of MP3 of tijdens het beluisteren van radiozen‐ ders:
■ Is het huidige station geen zender met verkeersinformatieservice, dan start automatisch een zoekop‐ dracht naar de volgende zender met verkeersinformatieservice. ■ Als eenmaal een zender met ver‐ keerinformatieservice is gevonden, dan wordt [TP] weergegeven in het radiohoofdmenu. ■ Is de radioverkeerinformatieservice ingeschakeld, dan wordt gedu‐ rende verkeersberichten het afspe‐ len van muziek vanaf CD, MP3, USB, iPod, Bluetooth of AUX on‐ derbroken.
Druk op de TP-toets. Schakel de radioverkeerinformatie‐ service in en draai het volume van het infotainmentsysteem helemaal terug. Het verkeersbericht wordt onderbro‐ ken, maar verkeersinformatie blijft in‐ geschakeld.
127
Blokkeren van huidige verkeersberichten
Huidig verkeersbericht blokkeren, bij‐ voorbeeld tijdens beluisteren van een radiozender met verkeersinformatie‐ service:
(1) Blokkeren statuslampje: [TP] → TP Druk op de TP-toets.
128
Radio
Vaste staafantenne
paneel beschadigd raken. Verwij‐ der de antenne alvorens een au‐ tomatische wasstraat in te rijden. Draai de antenne volledig vast en stel deze rechtop in voor een goede ont‐ vangst.
Om de dakantenne te verwijderen, moet u ze naar links draaien. Om de dakantenne te plaatsen, moet u ze naar rechts draaien.
Voorzichtig Zorg dat u de antenne verwijderd voordat u een ruimte inrijdt met een laag plafond, omdat het an‐ ders beschadigd kan worden. Als u een automatische wasstraat in rijdt met een uitgetrokken an‐ tenne, kan de antenne of het dak‐
Audiospelers
Audiospelers Cd-speler ................................... 129 Randapparatuur ......................... 137
Cd-speler De CD/MP3-speler van dit systeem kan audio-CD's en MP3-disks (WMA) afspelen.
Vóór het gebruik van de cdspeler Belangrijke informatie over audiocd's en MP3-disks (WMA)
Voorzichtig Breng in elk geval geen dvd's, mi‐ nidisks met een diameter van 8 cm of schijven met abnormale opper‐ vlakken in deze cd/mp3 (wma)speler aan. Plak geen stickers op het opper‐ vlak van de disk. Zulke disks kun‐ nen vastlopen in de cd-speler en het aandrijfmechanisme bescha‐ digen. Als dit gebeurt, moet het apparaat tegen hoge kosten wor‐ den vervangen.
129
■ Een audio-CD met kopieerbeveili‐ ging die niet compatibel is met de audio-CD-norm werkt mogelijk niet goed of helemaal niet. ■ CD-R- en CD-RW-disks die hand‐ matig zijn opgenomen worden vaker onzorgvuldig gehanteerd dan originele CD's. Vooral handmatig opgenomen CD-R- en CD-RWdisks moeten zorgvuldig worden gehanteerd. Houd u aan het vol‐ gende. ■ Handmatig opgenomen CD-R- en CD-RW-disks werken mogelijk niet goed of helemaal niet. In zulke ge‐ vallen schuilt het probleem niet in het apparaat. ■ Wees voorzichtig bij het verwisse‐ len van disks, zorg dat er geen vin‐ gerafdrukken komen op de afspeel‐ zijde. ■ Bij het verwijderen van de disk uit de CD/MP3-speler moet de disk di‐ rect in een hoesje worden gedaan om beschadiging of stoffig worden te voorkomen.
130
Audiospelers
■ Als zich stof afzet op de disk of deze nat wordt door een vloeistof, kan de lens van de CD/MP3-speler binnen in het apparaat hierdoor vervuild ra‐ ken. ■ Bescherm de disk tegen hitte en blootstelling aan direct zonlicht. Bruikbare disktypen ■ Dit product kan audio-CD's en MP3-disks (WMA) afspelen. ◆ CD-DA: CD-R/CD-RW ◆ MP3 (WMA): CD-R/CD-RW/CDROM ■ De hieronder vermelde MP3-be‐ standen (WMA) kunnen niet wor‐ den afgespeeld. ◆ Bestanden gecodeerd volgens de MP3i- (interactieve MP3) of MP3 PRO-normen ◆ MP3-bestanden (WMA) die niet volgens de norm zijn gecodeerd ◆ MP3-bestanden zonder MPEG1 Layer 3-bestandsindeling
Aanwijzingen bij het gebruik van disks ■ Gebruik de hieronder beschreven disks niet. Wanneer zulke disks te vaak in de speler worden gebruikt, kunnen er problemen ontstaan. ◆ Disks met stickers, labels of een hieraan bevestigde bescher‐ mende cel ◆ Disks met een sticker bedrukt door een inkjetprinter ◆ Diks waarop te veel data is ge‐ brand, zodat de standaardcapa‐ citeit is overschreden ◆ Disks met scheuren of krassen of die verbogen zijn ◆ Een disk met een doorsnede van 8 cm of een niet-cirkelvormige disk (vierkant, vijfhoek, ovaal). ■ Steek geen andere voorwerpen dan disks in de disksleuf, anders kunt u storingen of beschadigingen veroorzaken. ■ De diskspeler werkt mogelijk niet goed als bij koud weer de verwar‐ ming wordt aangezet, omdat dan condensvorming ontstaat binnenin
■ ■
■
■
het apparaat. Als dit problemen geeft, laat het apparaat dan ca. een uur lang uit voordat u het gebruikt. Het afspelen kan worden onderbro‐ ken wanneer de auto op slechte wegen heen en weer schudt. Forceer niets bij het uitnemen of in‐ steken van de disk en blokkeer deze niet met uw hand terwijl hij wordt uitgeworpen. Breng de disk in met de gedrukte zijde naar boven toe. Als u de disk omgekeerd inlegt, kan hij niet wor‐ den afgespeeld. Raak de afspeelzijde niet met uw hand aan terwijl u de disk hanteert (de zijde zonder enige opdruk of decoratie).
Audiospelers ■ Berg disks die niet worden gebruikt op in doosjes, en bewaar ze op een plek waar deze niet worden bloot‐ gesteld aan direct zonlicht of aan hoge temperaturen. ■ Smeer geen chemische middelen op de disk. Reinig disks met een iets bevochtigde, zachte doek en wrijf vanuit het midden naar de rand toe. Aanwijzing bij het gebruik van CD-R/ RW-disks ■ Bij het gebruik van CD-R/RW-disks kunnen alleen disks worden ge‐ bruikt die zijn "afgesloten". ■ Disks die zijn aangemaakt met een pc worden soms niet afgespeeld, dat hangt af van de instelling en software van het brandprogramma. ■ CD-R/CD-RW-disks, met name zg. "bulk disks", werken soms niet goed als ze zijn blootgesteld aan hoge temperaturen of direct zon‐ licht of wanneer ze lange tijd in uw auto zijn bewaard.
■ De titel en andere tekstinformatie opgeslagen op CD-R/CD-RWdisks worden mogelijk op dit appa‐ raat niet weergegeven. ■ CD-RW-disks hebben soms een langere inlaadtijd nodig dan ge‐ wone CD's of CD-R disks. ■ Beschadigde muziekbestanden worden mogelijk niet afgespeeld of tijdens afspelen onderbroken. ■ Mappen en muziekbestanden wor‐ den weergegeven in volgorde van symbool → nummer → alfabet. ■ Disks met kopieerbeveiliging wor‐ den mogelijk niet afgespeeld. ■ Een MP3-disk (WMA) kan maxi‐ maal 512 bestanden bevatten in elk van de 10 mapniveaus; maximaal kunnen 999 bestanden worden af‐ gespeeld. ■ De map- en bestandsnamen zijn niet georganiseerd en staan op de volgorde waarin ze op de disk wor‐ den opgenomen. ■ Dit systeem herkent uitsluitend MP3-disks (WMA) die zijn aange‐ maakt volgens het ISO-9660-ni‐
131
veau 1/2 of volgens het Juliet-be‐ standssysteem. (Het UDF-be‐ standssysteem wordt niet onder‐ steund.) ■ MP3-bestanden (WMA) zijn niet compatibel met dataverzending in schrijfpakketjes. ■ Disks waarop MP3-bestanden (WMA) en audiodata (CDDA) zijn weggeschreven, worden mogelijk niet afgespeeld als het gaat om een CD-Extra of Mixed-Mode-CD. ■ De map- en bestandsnamen die per diskopslagtype kunnen worden gebruikt zijn de volgende, inclusief de extensies met vier cijfers bij de bestandsnaam (.mp3): ◆ ISO 9660 niveau 1: maximaal 12 tekens ◆ ISO 9660 niveau 2: maximaal 31 tekens ◆ Joliet: Maximaal 64 tekens (1 byte) ◆ Lange Windows-bestandsnaam: Maximaal 28 tekens (1 byte)
132
Audiospelers
Aanwijzingen bij het gebruik van MP3-muziekbestanden (WMA) ■ Dit product speelt MP3-bestanden (WMA) af met de extensies .mp3 en .wma (kleine letters) of .MP3 en .WMA (hoofdletters) bij de be‐ standsnaam. ■ De volgende MP3-bestanden kun‐ nen met dit product worden afge‐ speeld: ◆ Transmissiesnelheid: 8kbps ~ 320kbps ◆ Samplingfrequentie: 48kHz, 44,1kHz, 32kHz (voor MPEG-1), 24kHz, 22,05kHz, 16kHz (voor MPEG-2) ■ Dit product kan bestanden afspelen met een 8kbps ~ 320kbps trans‐ missiesnelheid, maar bestanden met een transmissiesnelheid van meer dan 128kbps geven een kwa‐ litatief beter geluid. ■ Dit product kan ID3 tag-informatie (versie 1.0, 1.1, 2.2, 2.3 of 2.4) weergeven voor MP3-landen, zoals de albumnaam en de artiest.
■ Om informatie over het album (dis‐ ktitel), de track (tracktitel) en de ar‐ tiest (track artiest) weer te geven, moet het bestand compatibel zijn met de ID3 tag V1- en V2-be‐ standsindelingen. ■ Dit product kan MP3-bestanden af‐ spelen die VBR gebruiken. Wan‐ neer een VBR-type MP3-bestand wordt afgespeeld, kan de reste‐ rende afspeeltijd afwijken van de werkelijk resterende afspeeltijd.
Afspelen van CD's en MP3 Hoofdknoppen en bedieningsorganen (4) Knop CD Selecteer de CD-/MP3-speler. (10) Multifunctionele knop ■ Draai de knop voor het doorlopen van de tracklist, een menu of MP3opnameinformatie (WMA). ■ Druk de knop in om het menu‐ scherm weer te geven voor het hui‐ dige item of de huidige modus.
(17) Knoppen 1 / 8 ■ Druk deze knoppen in om het vo‐ rige of volgende nummer af te spe‐ len. ■ Houd deze knoppen ingedrukt om binnen de song snel vooruit of terug te spoelen en laat de knop los om weer af te spelen op normale snel‐ heid. (13) Knop R Voor het uitwerpen van de disk. (12) Knop INFO Geef de informatie voor de afge‐ speelde track weer. (6) Knop O Houd de knop ingedrukt om de stil‐ schakelfunctie in of uit te schakelen.
Audiospelers Disk aanbrengen en afspelen
Steek de af te spelen disk in de dis‐ kspeler met de afgedrukte zijde naar boven toe. ■ Na het lezen van de diskinformatie begint het Infotainmentsysteem au‐ tomatisch met het afspelen vanaf track 1. ■ Wanneer een niet-leesbare disk is ingelegd, wordt de disk automa‐ tisch uitgeworpen en een diskfout‐ melding weergegeven; het sys‐ teem schakelt vervolgens naar de vorige gebruikte functie of naar FMradio.
133
Disk uitwerpen
(1) Audio-CD (2) Audio-CD met tekst (3) MP3/WMA CD Wanneer een af te spelen disk al is ingelegd, druk dan meerdere malen op de knop CD om CD/MP3 afspelen te selecteren. ■ Wanneer er geen disk is om af te spelen verschijnt Geen cd aangebracht op het scherm en is de functie niet selecteerbaar. ■ De song die eerder werd afge‐ speeld, speelt automatisch af.
Om de disk uit te werpen drukt u op de knop R en neemt u de disk eruit. ■ Terwijl de disk naar buiten komt, schakelt het systeem automatisch naar de vorige gebruikte functie of naar FM-radio. ■ Wanneer de disk na enige tijd niet wordt verwijderd, zal deze automa‐ tisch weer inladen.
134
Audiospelers
Een andere track afspelen
Druk op de knoppen 1 / 8 in de afspeelmodus om naar de vorige of volgende track te gaan. Bij gebruik van de stuurwielknoppen kan gemakkelijk een andere track worden gekozen door aan de draai‐ knop d SRC c te draaien.
Een andere afspeelpositie kiezen
Draai voor MP3-tracks (WMA) aan de multifunctionele knop om de tracklist te doorlopen en druk vervolgens op de multifunctionele knop om deze meteen te wijzigen.
Houd de knoppen 1 / 8 tijdens de afspeelmodus ingedrukt om bin‐ nen de song snel vooruit of terug te spoelen. Laat de knop los om de song weer op de normale snelheid af te spelen. Tijdens het vooruit- en terugspoelen is het geluidsvolume iets verminderd en wordt de afspeeltijd weergegeven.
Audiospelers Informatie over afgespeelde song bekijken
Druk in de afspeelmodus op de knop INFO om informatie te bekijken over de song die wordt afgespeeld. Wanneer er op audio-cd's geen infor‐ matie bestaat over de afgespeelde track, toont het systeem Geen informatie. Bij MP3-tracks (WMA) kan extra in‐ formatie worden bekeken door tijdens de weergave van trackinformatie aan de multifunctionele knop te draaien. ■ De weergegeven informatie omvat de bestandsnaam, mapnaam en de
ID3 tag-informatie die bij de song is opgeslagen. Wanneer de ID3 tag-informatie (zoals artiest, songtitel) werd toe‐ gevoegd aan de MP3-bestanden (WMA) voordat deze op schijf wer‐ den gebrand, wordt deze informatie "as is" weergegeven door het Info‐ tainmentsysteem. Foutieve ID3 tag-informatie kan niet worden gewijzigd of gecorri‐ geerd door het Infotainmentsys‐ teem (ID3 tags kunnen alleen op een pc worden gecorrigeerd). ■ Wanneer informatie bij songs de vorm heeft van speciale symbolen of is beschreven in niet-beschik‐ bare talen, wordt deze weergege‐ ven als ---- of helemaal niet.
135
Het cd-menu gebruiken De afspeelmodus wijzigen
Druk vanuit de afspeelmodus op de multifunctionele knop om Cd-menu weer te geven. Draai aan de multifunctionele knop om de functies willekeurig afspelen of afspelen herhalen te selecteren en druk vervolgens op de multifunctio‐ nele knop om de betreffende functies Aan of Uit te zetten.
136
Audiospelers
CD-menu → Songlist
CD-menu → Mappen
CD-menu → Zoeken...
Draai voor audio CD-discs vanuit Cdmenu aan de multifunctionele knop om Tracklijst te selecteren en druk op de multifunctionele knop. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste tracklist te vinden en druk vervolgens op multifunctionele knop om de geselecteerde track af te spelen.
Draai voor MP3-discs (WMA) vanuit Cd-menu aan de multifunctionele knop om Mappen te selecteren en druk op de multifunctionele knop. Selecteer de gewenste map door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste track te vinden en druk vervolgens op de multifunctio‐ nele knop om de geselecteerde track vanuit de geselecteerde map af te spelen.
Draai voor MP3-discs (WMA) vanuit Cd-menu aan de multifunctionele knop om naar Zoeken... te gaan en druk op de multifunctionele knop. ■ Nadat het systeem de diskinforma‐ tie heeft uitgelezen, wordt de eerste song van de Playlist weergegeven. ■ Als de Playlist geen muziekbestan‐ den bevat, verschijnt de eerste song van de Artiesten.
Audiospelers
137
Randapparatuur USB-speler
Druk opnieuw op de multifunctionele knop en draai, vanuit het weergege‐ ven zoekitem, aan de multifunctionele knop om de gewenste afspeelmodus te selecteren. Het aantal relevante songs wordt weergegeven door Playlist, Artiesten, Albums, Nummers en Genres.
Selecteer het gedetailleerde classifi‐ catie-item door aan de multifunctio‐ nele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste track/titel te vinden en druk vervolgens op de multifuncti‐ onele knop om de geselecteerde track af te spelen.
Aanwijzingen bij het gebruik van USB-apparatuur ■ De werking kan niet worden gega‐ randeerd als u een USB-adapter gebruikt om een USB-apparaat voor massaopslag met inge‐ bouwde harddisk of een CF- of SDgeheugenkaart aan te sluiten. Ge‐ bruik een USB-dataopslagappa‐ raat van het flashgeheugentype. ■ Vermijd bij het aansluiten of loskop‐ pelen van het USB-apparaat elek‐ trostatische ontladingen. Bij het vaak binnen korte tijd aansluiten en loskoppelen kan dit een probleem bij het gebruik van het apparaat op‐ leveren. ■ De correcte werking is niet gega‐ randeerd wanneer het USB-appa‐ raat geen metalen aansluitelement heeft. ■ Het aansluiten van USB-opslagap‐ paratuur van het i-Stick-type geeft mogelijk storingen door trillingen
138
■ ■
■
■
Audiospelers
van de auto, daarom kan de wer‐ king ervan niet worden gegaran‐ deerd. Wees voorzichtig en raak de USBaansluiting niet aan met een voor‐ werp of enig deel van uw lichaam. Het USB-opslagapparaat wordt al‐ leen herkend wanneer dit is gefor‐ matteerd in een FAT 16/32-be‐ standsindeling. Alleen apparaten met een toegewezen grootte per eenheid van 512 byte/sector of 2048 byte/sector kunnen worden gebruikt. NTFS- en andere be‐ standsystemen worden niet her‐ kend. Afhankelijk van het type en de op‐ slagcapaciteit van het USB-opslag‐ apparaat en het type opgeslagen bestand kan de tijd vereist voor her‐ kenning van bestanden afwijken. In zo'n geval bestaat er geen pro‐ bleem met het product, dus wacht tot de bestanden zijn verwerkt. Bestanden in sommige USB-op‐ slagapparaten worden soms niet herkend door compatibiliteitspro‐ blemen; aansluitingen met een ge‐
■
■
■
■
heugenlezer of een USB-hub wor‐ den niet ondersteund. Controleer de werking van het apparaat in de auto voordat u dit gebruikt. Wanneer apparaten zoals een MP3-speler, mobiele telefoon of di‐ gitale camera via een draagbare disk worden aangesloten, zullen deze mogelijk niet normaal werken. Ontkoppel het USB-opslagappa‐ raat niet terwijl dit wordt afge‐ speeld. U kunt zo schade aan het product veroorzaken of de werking van het USB-apparaat gaat hier‐ door achteruit. Ontkoppel het aangesloten USBopslagapparaat nadat in de auto het contact is afgezet. Als u het contact afzet terwijl het USB-op‐ slagapparaat is aangesloten, kan het USB-opslagapparaat bescha‐ digd raken of in sommige gevallen niet normaal werken. Alleen USB-opslagapparaten voor het afspelen van muziekbestanden kunnen op dit product worden aan‐ gesloten.
De USB-aansluiting van het pro‐ duct mag niet worden gebruikt voor het opladen van USB-apparatuur, omdat de daarbij veroorzaakte warmteontwikkeling de werking van de USB-aansluiting nadelig kan beïnvloeden of schade aan het product kan aanbrengen. ■ Wanneer het logisch volume wordt gescheiden van een USB-apparaat voor massaopslag, kunnen alleen de bestanden vanaf het bovenste niveau van het logisch volume als USB-muziekbestanden worden af‐ gespeeld. Daarom dienen af te spelen muziekbestanden steeds te worden opgeslagen op het boven‐ ste-niveau volume van het appa‐ raat. Muziekbestanden, met name in sommige USB-opslagapparaten, zullen mogelijk ook niet normaal af‐ spelen wanneer een toepassing wordt geladen door binnen het USB-apparaat een afzonderlijk vo‐ lume te partitioneren.
Audiospelers ■ Muziekbestanden waarop DRM (Digital Right Management) van toepassing is, kunnen niet worden afgespeeld. ■ Dit product kan USB-opslagappa‐ raten ondersteunen met een op‐ slagcapaciteit tot 16 GB, maar be‐ perkt tot 999 bestanden, 512 mappen en een mappenstruc‐ tuur tot 10 niveaus. Een normaal gebruik kan niet worden gegaran‐ deerd bij opslagapparatuur die deze limieten overschrijdt. Aanwijzingen bij het gebruik van USB-muziekbestanden ■ Beschadigde muziekbestanden kunnen tijdens afspelen worden on‐ derbroken of worden mogelijk he‐ lemaal niet afgespeeld. ■ Mappen en muziekbestanden wor‐ den weergegeven in volgorde van Symbool → Nummer → Taal. ■ Maximaal 64 tekens kunnen binnen het Joliet-bestandssysteem wor‐ den herkend als map- of bestands‐ namen.
Over MP3-muziekbestanden (WMA) ■ Afspeelbare MP3-bestanden zijn de volgende: ◆ Transmissiesnelheid: 8kbps ~ 320kbps ◆ Samplingfrequentie: 48kHz, 44,1kHz, 32kHz (voor MPEG-1) 24kHz, 22,05kHz, 16kHz (voor MPEG-2) ■ Dit product geeft MP3-bestanden (WMA) weer met mp3 of .wma (kleine letters) of .MP3 of .WMA (hoofdletters) als extensies bij de bestandsnaam. ■ Dit product kan voor MP3-bestan‐ den ID3 tag-informatie (versie 1.0, 1.1, 2.2, 2.3, 2.4) weergeven over album, artiest etc. ■ De map- en bestandsnamen die af‐ hankelijk van het opslagtype kun‐ nen worden gebruikt zijn de vol‐ gende, inclusief de extensie met vier tekens bij de bestandsnaam (.mp3):
139
◆ ISO 9660 niveau 1: maximaal 12 tekens ◆ ISO 9660 niveau 2: maximaal 31 tekens ◆ Joliet: Maximaal 64 tekens (1 byte) ◆ Lange Windows-bestandsnaam: maximaal 28 tekens (1 byte) ■ Dit product kan MP3-bestanden af‐ spelen die VBR gebruiken. Wan‐ neer een MP3-bestand van het VBR-type wordt afgespeeld, kan de resterende afspeeltijd afwijken van de werkelijk resterende afspeeltijd. Hoofdknoppen en bedieningsorganen De volgende hoofdknoppen en draai‐ knop worden gebruikt om USB-mu‐ ziekbestanden af te spelen. (5) Knop AUX Druk de knop meerdere malen in ter‐ wijl het USB-apparaat is aangesloten om de USB-afspeelmodus selecte‐ ren.
140
Audiospelers
(10) Multifunctionele knop ■ Draai de knop voor het doorlopen van de songlist, een menu of MP3opnameinformatie (WMA). ■ Druk de knop in om het menu‐ scherm weer te geven bij het hui‐ dige item of de huidige modus. (17) Knoppen 1 / 8 ■ Druk deze knoppen in om het vo‐ rige of volgende nummer af te spe‐ len. ■ Houd deze knoppen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen en laat dan weer los om op normale snelheid af te spelen. (12) Knop INFO Voor het weergeven van informatie over de afgespeelde opname. (6) Knop O Houd de knop ingedrukt om de pau‐ zefunctie in of uit te schakelen. (9) Knop P BACK Annuleer het ingevoerde item of ga terug naar het vorige menu.
Aansluiten van het USBopslagapparaat
Sluit het USB-opslagapparaat waarop muziekbestanden zijn opge‐ slagen aan op de USB-aansluiting.
■ Zodra het product gereed is met het inlezen van de informatie op het USB-opslagapparaat, zal het auto‐ matisch vanaf track 1 afspelen. ■ Wanneer een niet-leesbaar USBopslagapparaat is aangesloten, verschijnt een foutmelding en scha‐ kelt het product automatisch naar de vorige gebruikte functie of naar de FM-radio. Wanneer het af te spelen USB-op‐ slagapparaat al is aangesloten, drukt u meerdere malen op AUX om de USB-speler te selecteren.
Audiospelers Het speelt automatisch af vanaf het punt waar het afspelen eerder was gestopt. De functies van de USB-speler wor‐ den verder op identieke wijze bediend als bij afspelen van CD's en MP3-be‐ standen. Afspelen van USB-muziekbestanden beëindigen Druk op RADIO/BAND of CD om an‐ dere functies te selecteren. Sluit het afspelen af en ontkoppel het USB-opslagapparaat met Menu USB → USB uitnemen op een veilige manier. Het USB-menu gebruiken De instructies voor Tracks shuffelen/ Herhalen/Mappen/Zoeken... van de Menu USB zijn gelijk aan van de CD/ MP3-speler Cd-menu; alleen het kopje USB uitnemen is toegevoegd. Raadpleeg de functies voor de CD/ MP3-speler vanuit het Cd-menu
USB-menu → USB verwijderen
Druk vanuit de afspeelmodus op de multifunctionele knop om Menu USB weer te geven. Selecteer USB uitnemen door aan de multifunctio‐ nele knop te draaien en druk dan op de multifunctionele knop voor het be‐ richt dat het USB-apparaat nu veilig kan worden verwijderd. Ontkoppel het USB-apparaat van de USB-aansluiting. Ga terug naar de vorige in gebruik zijnde functie.
141
iPod-speler Hoofdknoppen en bedieningsorganen De volgende hoofdknoppen en draai‐ knop worden gebruikt om iPod-mu‐ ziekbestanden af te spelen. (5) Knop AUX Druk wanneer de iPod is aangesloten de knop meerdere malen in om de iPod- afspeelmodus te selecteren. (10) Multifunctionele knop ■ Draai de draaiknop om de cursor te verplaatsen en de songlist weer te geven die wordt afgespeeld. ■ Druk de knop in om het menu‐ scherm weer te geven bij het hui‐ dige item of de huidige modus. (17) Knoppen 1 / 8 ■ Druk deze knoppen in om het vo‐ rige of volgende nummer af te spe‐ len. ■ Houd deze knoppen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen en laat dan weer los om op normale snelheid af te spelen.
142
Audiospelers
(12) Knop INFO Voor het weergeven van informatie over de afgespeelde opname. (6) Knop O Houd de knop ingedrukt om de pau‐ zefunctie in of uit te schakelen. (9) Knop P BACK Annuleer het vorige item of ga terug naar het vorige menu.
■ De volgende iPod-modellen wor‐ den door dit product ondersteund en zijn aansluitbaar: ◆ iPod 2G Nano/iPod 3G Nano/ iPod 4G & 5G Nano ◆ iPod 120GB & 160GB Classic ◆ iPod 1G, 2G, & 3G Touch ◆ iPhone 3G & 3GS
De iPod-speler aansluiten
Sluit het iPod-apparaat waarop de muziekbestanden zijn opgeslagen aan op de USB-aansluiting.
■ Sluit de iPod alleen op dit product aan met aansluitkabels die door de iPod-producten worden onder‐ steund. Andere verbindingskabels zijn niet bruikbaar. ■ In sommige gevallen kan het iPodproduct worden beschadigd wan‐
neer het contact wordt uitgezet ter‐ wijl de iPod nog aan het product is aangesloten. Wanneer het iPod-product niet in gebruik is, maak dit dan los van het product terwijl het contact is uitge‐ zet. ■ Zodra het product gereed is met het inlezen van de informatie op het iPod-apparaat, zal het automatisch vanaf track 1 afspelen. ■ Wanneer een niet-leesbare iPod is aangesloten, verschijnt hierover een foutmelding en schakelt het product automatisch naar de vorige gebruikte functie of naar de FM-ra‐ diofunctie.
Audiospelers De speelfuncties van de iPod worden op soortgelijke wijze bediend als bij afspelen van CD's en MP3-bestan‐ den.
143
iPod-menu → iPod uitwerpen
Uitloggen na afspelen van de iPod Om het afspelen te beëindigen drukt u op RADIO/BAND of CD om andere functies te selecteren.
Wanneer het af te spelen iPod-appa‐ raat al is aangesloten, drukt u meer‐ dere malen op AUX om de iPod-spe‐ ler te selecteren. ■ Hij zal dan automatisch afspelen vanaf het punt waarop afspelen eerder werd onderbroken. ■ De bij dit product gebruikte afspeel‐ functies en de items voor informa‐ tieweergave op de iPod-speler kun‐ nen afwijken van de iPod als het gaat om de afspeelvolgorde, wer‐ king en getoonde informatie.
Het iPod-menu gebruiken Vanaf de Menu iPod zijn de instruc‐ ties voor Tracks shuffelen/Herhalen/ Zoeken... (inclusief die van Luisterboeken en Componisten) ge‐ lijk aan die van de CD/MP3-speler Cd-menu; alleen het kopje iPod uitwerpen is toegevoegd. Raadpleeg om te gebruiken elk item in het CD/ MP3-menu.
Druk vanuit de iPod-modus op de multifunctionele knop om Menu iPod weer te geven. Ga naar iPod uitwerpen door aan de multifunctionele knop te draaien en druk dan op de multifunctionele knop voor het bericht dat het apparaat nu veilig kan worden verwijderd. Ontkoppel het iPod-apparaat van de USB-aansluiting. Ga terug naar de vorige in gebruik zijnde functie.
144
Audiospelers
Ingang voor externe spelers (AUX) Hoofdknoppen en bedieningsorganen De volgende hoofdknoppen en draai‐ knop gebruikt u om te genieten van de rijke klank van het infotainmentsys‐ teem nadat een externe speler op de AUX- ingang is aangesloten. (5) Knop AUX Wanneer een externe muziekspeler is aangesloten, drukt u meerdere ma‐ len op de knop om de ingang voor ex‐ terne spelers te selecteren. (2) knop m met draaiknop VOL Draai de knop om het volume te re‐ gelen. (6) Knop O Houd deze knop ingedrukt om de stil‐ schakelfunctie op Aan of Uit te zetten.
Een externe speler aansluiten
Sluit de audio-uitgang van de externe audiospeler aan op de AUX-ingang.
Het infotainmentsysteem schakelt automatisch naar de ingang voor ex‐ tern geluid (AUX) zodra de externe audiospeler wordt aangesloten. Druk op AUX om over te schakelen naar de ingang voor extern geluid als het externe audiosysteem al was aangesloten. Draai aan de knop VOL om het vo‐ lume te regelen.
Telefoon
Telefoon Bluetooth® ................................. 145 Telefoon met handsfreefunctie . . 151
Bluetooth® Hoofdknoppen en bedieningsorganen
De volgende hoofdknoppen en draai‐ knop worden gebruikt om muziekbe‐ standen af te spelen of om telefoon‐ functies via een Bluetooth-apparaat te gebruiken. (6) Knop O Druk op deze knop om de Bluetoothmodus in te schakelen. (5) Knop AUX Wanneer een Bluetooth-apparaat met een muziekspelerfunctie is aan‐ gesloten, drukt u meerdere malen op deze knop om de Bluetooth-audioaf‐ speelfunctie te selecteren. (10) Multifunctionele knop ■ Druk in de Bluetooth-telefoonmo‐ dus op deze knop om het menu‐ scherm weer te geven. ■ Draai aan de knop om naar het menu of de instelwaarde te gaan.
145
(17) Knoppen 1 / 8 ■ Druk op deze knoppen in de Blue‐ tooth-audioafspeelmodus om naar de vorige of volgende song te gaan. ■ Houd deze knoppen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen en laat weer los om op normale snel‐ heid af te spelen.
Bluetooth koppelen Het Bluetooth-apparaat aanmelden Meld het aan het Infotainmentsys‐ teem te koppelen Bluetooth-apparaat met uitgeschakeld contact aan. Stel eerst in de Instellingen Bluetooth het te koppelen Bluetoothapparaat in, zodat andere apparaten kunnen zoeken naar het Bluetoothapparaat.
146
Telefoon
Druk op de knop CONFIG, gebruik de multifunctionele knop om naar Instellingen → Instellingen Bluetooth → Bluetooth → Apparaat (telefoon) toevoegen te gaan en druk op de mul‐ tifunctionele knop. ■ Bluetooth-apparaten kunnen niet alleen met de knop CONFIG maar ook via Menu telefoon → Instellingen Bluetooth → Bluetooth → Apparaat (telefoon) toevoegen worden aangemeld.
■ Wanneer er al een Bluetooth-appa‐ raat is gekoppeld aan het Infotain‐ mentsysteem, verschijnt het bericht Bluetooth is bezig. ■ Weergegeven wordt "Verbinding standby", samen met een bericht en een veiligheidscode. (De begin‐ waarde is 0000, u kunt dit wijzigen via Instellingen → Instellingen Bluetooth → Bluetooth → Bluetoothcode wijzigen.) Het infotainmentsysteem kan worden gevonden door te zoeken naar het te koppelen Bluetooth-apparaat. Voer via het Bluetooth-apparaat de veiligheidscode voor het infotain‐ mentsysteem in. Wanneer de aanmelding van het aan het Infotainmentsysteem te koppelen apparaat succesvol was, toont het scherm informatie over het Bluetoothapparaat.
Bij het infotainmentsysteem kunnen maximaal vijf Bluetooth-apparaten worden aangemeld. Bluetooth-apparaten verbinden/ wissen/losmaken Stel eerst in de Instellingen Bluetooth het te koppelen Bluetoothapparaat in, zodat andere apparaten kunnen zoeken naar het Bluetoothapparaat.
Telefoon
Druk op de knop CONFIG, gebruik de multifunctionele knop om naar Instellingen → Instellingen Bluetooth → Bluetooth → Apparatenlijst te gaan en druk op de multifunctionele knop.
Gebruik de multifunctionele knop om vanuit het aangemelde Bluetooth-ap‐ paraat naar het te koppelen apparaat te gaan en druk vervolgens op de multifunctionele knop.
147
Gebruik de multifunctionele knop om vanuit het aangemelde Bluetooth-ap‐ paraat naar het te wissen apparaat te gaan en druk vervolgens op de multi‐ functionele knop.
148
Telefoon
Ontkoppel het momenteel verbonden Bluetooth-apparaat als volgt: selec‐ teer in het apparatenlijstscherm het gekoppelde apparaat, waarbij dan Ontkoppelen verschijnt. Druk vervol‐ gens op de multifunctionele knop. Aanwijzingen bij aanmelden/ koppelen aan Bluetooth ■ Wanneer een apparaat niet met Bluetooth kan worden verbonden, wis dan de hele apparatenlijst uit het te verbinden Bluetooth-appa‐ raat en probeer het opnieuw. Wan‐ neer ook wissen van de hele appa‐
ratenlijst niet werkt, breng dan de batterij opnieuw aan en koppel op‐ nieuw. ■ Als er na het koppelen van een Bluetooth-apparaat een probleem is, voert u met de multifunctionele knop Instellingen → Instellingen Bluetooth → Fabrieksinstellingen herstellen uit. Initialiseer het apparaat met het probleem, veroorzaakt door een fout opgetreden tijdens het koppe‐ len van het Bluetooth-apparaat aan het Infotainmentsysteem. ■ Soms kan Bluetooth alleen worden gekoppeld via de handenvrij bellenfunctie of de Bluetooth audioaf‐ speelfunctie, ook al is er een ste‐ reo-headset aangesloten. Probeer in zo'n geval het infotainmentsys‐ teem opnieuw te koppelen met ge‐ bruik van het Bluetooth-apparaat. ■ Bij Bluetooth-apparatuur die geen stereo-headsets ondersteunt, kan de Bluetooth-audioafspeelfunctie niet worden gebruikt.
Audio via Bluetooth Afspelen van Bluetooth-audio ■ Een mobiele telefoon of Bluetoothapparaat dat A2DP-versies (Ad‐ vanced Audio Distribution Profile) van na 1.2 ondersteunt, moet wor‐ den aangemeld en gekoppeld aan het product. ■ Vind vanuit de mobiele telefoon of het Bluetooth-apparaat het Blue‐ tooth-apparaattype om het item in te stellen/te koppelen als een ste‐ reo-headset. Er verschijnt een muzieknootpicto‐ gram n in de rechterbenedenhoek van het scherm als de stereo-head‐ set met succes is gekoppeld. ■ Sluit de mobiele telefoon niet aan via de Bluetooth-aansluiting. Er kan zich een storing voordoen terwijl de telefoon is aangesloten tijdens de CD/MP3- en Bluetooth-audioaf‐ speelmodus.
Telefoon Bluetooth-audio afspelen
Druk meerdere malen op AUX om de audioafspeelmodus van het gekop‐ pelde Bluetooth-apparaat te selecte‐ ren. Als het Bluetooth-apparaat niet ge‐ koppeld is, kunt u deze functie niet selecteren. Na aanzetten van de mobiele tele‐ foon of het Bluetooth-apparaat wor‐ den de muziekbestanden afgespeeld.
■ Het door het Bluetooth-apparaat af‐ gespeeld geluid is hoorbaar via het infotainmentsysteem. ■ Om Bluetooth-audio te kunnen af‐ spelen, moet de muziek minstens eenmaal zijn afgespeeld vanaf de muziekspeelfunctie van de mobiele telefoon of vanaf het Bluetooth-ap‐ paraat, nadat dit als stereo-headset is gekoppeld. Na minstens een‐ maal te zijn afgespeeld zal de mu‐ ziekspeler automatisch afspelen als deze in de afpeelmodus komt, en zal hij automatisch stoppen zo‐ dra de muziekafspeelmodus wordt beëindigd. Als de mobiele telefoon of het Bluetooth-apparaat zich niet in de wachtschermmodus bevin‐ den, zullen sommige apparaten mogelijk niet automatisch afspelen in de Bluetooth-audioafspeelfunc‐ tie. Druk op de knoppen 1 / 8 om naar het vorige of volgende nummer te gaan of houd deze knoppen inge‐ drukt om snel vooruit of terug te spoe‐ len.
149
■ Deze functie werkt alleen met Blue‐ tooth-apparaten die de AVRCPversie (Audio Video Remote Con‐ trol Profile) 1.0 of hoger ondersteu‐ nen. (Afhankelijk van de opties voor het Bluetooth-apparaat zullen som‐ mige apparaten bij de eerste kop‐ peling "AVRCP wordt gekoppeld" weergeven.) ■ De informatie over het afspelen van de track en de positie in de track wordt niet weergegeven op het scherm van het Infotainmentsys‐ teem. Aanwijzingen bij het afspelen van Bluetooth-audio ■ Spring niet te snel heen en weer tussen songs bij het afspelen van Bluetooth-audio. Het kostte enige tijd om data vanuit de mobiele telefoon naar het info‐ tainmentsysteem te verzenden. ■ Het infotainmentsysteem verzendt de afspeelopdracht vanuit de mo‐ biele telefoon in de Bluetooth-audi‐ oafspeelmodus. Wanneer dit in een andere modus gebeurt, zendt het
150
Telefoon
apparaat de opdracht om te stop‐ pen. Afhankelijk van de opties van de mobiele telefoon is er wellicht enige tijd nodig om deze opdracht tot af‐ spelen/stoppen te activeren. ■ Als de mobiele telefoon of het Blue‐ tooth-apparaat zich niet in de wachtschermmodus bevindt, zullen deze mogelijk niet automatisch af‐ spelen, ook al wordt de opdracht uitgevoerd in de Bluetooth-audioaf‐ speelmodus. Als de Bluetooth-audioafspeelfunc‐ tie niet werkt, controleer dan of de mobiele telefoon zich in de wacht‐ schermmodus bevindt. ■ Soms kan tijdens het afspelen van Bluetooth-audio de geluidsweer‐ gave stokken. Het Infotainmentsys‐ teem verwerkt het klanksignaal vanaf de mobiele telefoon of het Bluetooth-apparaat terwijl dit wordt gezonden.
Bluetooth-foutmeldingen en maatregelen ■ Bluetooth gedeactiveerd Controleer of Bluetooth geacti‐ veerd is. De Bluetooth-functie werkt meteen na het activeren van Blue‐ tooth. ■ Bluetooth is bezig Controleer of er andere gekoppelde Bluetooth-apparaten zijn. Om een ander apparaat te koppelen, ont‐ koppelt u eerst eventuele overige gekoppelde apparatuur en koppelt u vervolgens opnieuw. ■ Apparatenlijst is vol Controleer of er minder dan 5 aangemelde apparaten zijn. Er kunnen niet meer dan 5 apparaten zijn aangemeld. ■ Geen telefoonboek beschikbaar Dit bericht verschijnt als de mobiele telefoon het overbrengen van con‐ tactpersonen niet ondersteunt. Als dit bericht na een aantal pogingen verschijnt, ondersteunt het appa‐ raat het overbrengen van contact‐ personen niet.
Voorzichtig Het bericht wordt getoond wan‐ neer de overdracht van contact‐ personen wordt ondersteund ter‐ wijl eveneens informatie met een apparaatfout wordt overgebracht. Voer als dit gebeurt opnieuw een update voor het apparaat uit. ■ Het telefoonboek is leeg Dit bericht wordt weergegeven als er in de mobiele telefoon geen te‐ lefoonnummers zijn opgeslagen. Dit bericht verschijnt ook wanneer overdracht van het telefoonlogboek wel wordt ondersteund, maar zoda‐ nig dat het infotainmentsysteem dit niet ondersteunt.
Telefoon
Telefoon met handsfreefunctie
151
functionele knop naar de functie Be‐ antwoorden; druk de knop multifunc‐ tionele knop vervolgens in.
Een oproep beantwoorden
Wanneer u een telefonische oproep ontvangt via de mobiele telefoon met Bluetooth-aansluiting, wordt de mo‐ menteel afgespeelde track onderbro‐ ken. De telefoon geeft een geluids‐ signaal en toont de relevante infor‐ matie.
■ Wijs een gesprek af door op de stuurwielknoppen op de knop O te drukken of via de multifunctio‐ nele knop Weigeren te selecteren.
Om dan een telefoongesprek te voe‐ ren, drukt u op de stuurwielbediening op de knop q of draait u de multi‐
■ Tijdens het telefoongesprek kunt u de doorgifte van geluid blokkeren door aan de multifunctionele knop te draaien en de optie Mic dempen (microfoon stilschakelen) te selecteren.
152
Telefoon Bellen via terugbellen
■ Houd tijdens het gesprek de knop q op de stuurwielbediening inge‐ drukt om te wisselen naar de mo‐ dus Privé telefoneren (sommige te‐ lefoons zullen deze modus niet on‐ dersteunen, afhankelijk van de op‐ ties van de telefoon). ■ Wanneer in een auto met Infotain‐ mentsysteem een oproep wordt ontvangen en Bluetooth is gekop‐ peld, zijn er mobiele telefoons die niet automatisch overgaan naar de modus voor privé telefoneren. Dit hangt af van de originele specifica‐ ties van elke mobiele telefoon.
■ Wanneer de communicatieservice‐ provider via een toepassing de ge‐ bruikmaking van diensten gerela‐ teerd aan conversaties van drie personen ondersteunt, kunt u tij‐ dens een oproep via het infotain‐ mentsysteem oproepen plaatsen. ■ Tijdens een telefoongesprek van drie of meer personen kan de weer‐ gegeven inhoud afwijken van de praktische informatie.
Druk op de stuurwielbediening op de knop q om het begeleidend venster voor terugbellen weer te geven, of houd de knop ingedrukt om het log‐ boekscherm voor bellers weer te ge‐ ven. Selecteer Ja door aan de multifuncti‐ onele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop om te bellen. ■ Wanneer de mobiele telefoon niet in de wachtstand staat, ondersteunt uw telefoon de terugbelfunctie mo‐ gelijk niet. Dit hangt af van de opties van de mobiele telefoon.
Telefoon ■ Wanneer u een nummer terugbelt, wordt het aangesloten telefoon‐ nummer niet weergegeven. ■ Afhankelijk van de mobiele telefoon wordt in sommige gevallen de op‐ roep geplaatst via de oproepge‐ schiedenis voor ontvangen/ge‐ miste oproepen, dus niet via de te‐ rugbelfunctie. Dit hangt af van de opties van de mobiele telefoon.
Druk op de multifunctionele knop ter‐ wijl de telefoon is verbonden om zoals onderstaand getoond de verbindings‐ functies weer te geven.
Gebruik de multifunctionele knop voor de functies in het getoonde menu.
153
Bellen via invoeren van nummer
Bellen via lijst uitgaande oproepen
Bel via de lijst uitgaande oproepen door op het stuurwiel de knop q in‐ gedrukt te houden. Draai aan de mul‐ tifunctionele knop om de gewenste oproepinfo te selecteren en druk op de multifunctionele knop.
Bel via het invoeren van een nummer door het telefoonnummer te kiezen en op de multifunctionele knop te drukken. Draai aan de multifunctio‐ nele knop om Nummer invoeren te selecteren en druk op de multifuncti‐ onele knop. Draai aan de multifunctionele knop om de gewenste letters te selecteren en druk vervolgens op de multifuncti‐ onele knop om het nummer in te voe‐ ren.
154
Telefoon
(1) Verplaatsen: verplaatsen van de invoerpositie (2) Verwijderen: ingevoerd teken ver‐ wijderen (3) Telefoonboek: zoeken naar con‐ tactpersonen (te gebruiken nadat de telefoonnummers zijn bijgewerkt)
(4) Bellen: begin te bellen ■ Herhaal deze procedure om alle te‐ lefoonnummers in te voeren. ■ Druk op P BACK om letters één voor één te wissen of houd de knop ingedrukt om alle ingevoerde in‐ houd te wissen. ■ Raadpleeg de volgende informatie om de ingevoerde inhoud te bewer‐ ken. Draai na het volledig invoeren van het telefoonnummer aan de multifunctio‐ nele knop om naar y te gaan en kies het nummer door op de multifunctio‐ nele knop te drukken. Annuleer het kiezen door nogmaals op de multifunctionele knop te druk‐ ken. Gebruik het telefoonboek om het te‐ lefoonnummer in te voeren.
Draai aan de multifunctionele knop om Telefoonboek te selecteren en druk daarna op de multifunctionele knop om de functie Zoeken in te voe‐ ren (zie onderstaand).
Telefoon Het telefoonmenu gebruiken
155
Telefoonmenu → Contactenlijst → Zoeken
Selecteer Voornaam of Achternaam door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multifunctio‐ nele knop.
Druk op de multifunctionele knop, draai aan de multifunctionele knop om Telefoonboek te selecteren en druk op de multifunctionele knop. Als er geen contactpersonen zijn, ver‐ schijnt een kennisgeving op het scherm en gaat u terug naar het voor‐ gaande menu. Selecteer Zoeken door aan de multi‐ functionele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop.
Selecteer de/het zoektermen/-bereik door aan de multifunctionele knop te draaien en druk op de multifunctio‐ nele knop. Draai in het venster met zoekresulta‐ ten aan de multifunctionele knop om het gewenste item te selecteren en druk daarna op de multifunctionele knop om de details voor dat item te bekijken. Nummertypen weergeven
Beëindig een oproep door met de multifunctionele knop Ophangen te kiezen en op de multifunctionele knop te drukken.
156
Telefoon
[iH]: Thuis [iM]: Mobiel [iW]: Werk [iO]: Overig Wanneer u het relevante nummer wilt bellen drukt u op de multifunctionele knop. Raadpleeg voor nadere informatie de paragraaf over het doen van telefoni‐ sche oproepen. Telefoonmenu → Contactenlijst → Bijwerken Update de contactpersonen van de aangesloten mobiele telefoon naar de contactenlijst van het systeem.
Selecteer met de multifunctionele knop Menu telefoon → Telefoonboek → update en druk op de multifunctio‐ nele knop. Draai aan de multifunctionele knop om Ja of Nee te selecteren en druk op de multifunctionele knop om het bij‐ werken te activeren of te annuleren.
Opmerking bij bijwerken van contactpersonen ■ Deze functie is bruikbaar bij mo‐ biele telefoons die het bijwerken van contactpersonen en de over‐ drachtfunctie voor oproepgeschie‐ denis ondersteunen. (Wanneer het product is aangesloten aan een mobiele telefoon die deze functies niet ondersteunt, kan de oproepge‐ schiedenis via het Infotainmentsys‐ teem worden weergegeven.) ■ Het bijwerken wordt ondersteund tot maximaal 1000 telefoonnum‐ mers van contactpersonen.
Telefoon ■ Denk eraan dat handenvrij telefo‐ neren en audio afspelen via Blue‐ tooth wordt onderbroken tijdens het bijwerken van contactpersonen (andere functies dan handenvrij te‐ lefoneren en audio afspelen via Bluetooth kunnen wel worden ge‐ bruikt). ■ Bij het bijwerken van uw contact‐ personen is het mogelijk om de overdrachtcertificatie voor contact‐ personen op te vragen. Wanneer er op het wachtende scherm lange tijd niets verandert, kunt u controleren of de mobiele telefoon certificatie aanvraagt. Bij een aanvraag voor certificatie van de mobiele telefoon, worden alle Bluetooth-verbindin‐ gen afgebroken als deze niet wor‐ den geaccepteerd; daarna wordt het apparaat opnieuw verbonden. ■ Bij het ontvangen van de oproep‐ geschiedenis is het mogelijk om de overdrachtcertificatie op te vragen voor de oproepgeschiedenis van de mobiele telefoon. Wanneer er op het wachtende scherm lange tijd niets verandert, controleer dan of
de mobiele telefoon certificatie aan‐ vraagt. Bij een aanvraag voor certificatie van de mobiele telefoon, worden alle Bluetooth-verbindingen onder‐ broken als deze niet worden geac‐ cepteerd; daarna wordt het appa‐ raat opnieuw verbonden. ■ Wanneer er een probleem is in de opgeslagen informatie van een mo‐ biele telefoon, worden de contact‐ personen mogelijk niet bijgewerkt. ■ Het infotainmentsysteem gebruikt alleen informatie gecodeerd vol‐ gens de UTF-8-indeling. ■ Wanneer andere bewerkingen (spellen, zoeken, navigatie etc.), tij‐ dens het bijwerken van contactper‐ sonen of overdragen van de op‐ roepgeschiedenis worden geacti‐ veerd, functioneert het bijwerk-/ overdrachtproces mogelijk niet. Dit komt doordat andere bewerkin‐ gen uitgevoerd op de mobiele tele‐ foon de dataoverdracht verstoren.
157
■ Wanneer het bijwerken van con‐ tactpersonen of de overdracht van de oproepgeschiedenis is voltooid, worden alle functies voor handen‐ vrij telefoneren en audio afspelen via Bluetooth automatisch ontkop‐ peld en weer gekoppeld. ■ Wanneer het Infotainmentsysteem uitschakelt tijdens een telefoonge‐ sprek, wordt de oproep doorge‐ schakeld naar de mobiele telefoon. Bij sommige telefoons moet moge‐ lijk eerst een oproepoverdracht‐ functie worden ingesteld, naarge‐ lang het type telefoon. ■ Wanneer de gebruiker de aanslui‐ ting rechtstreeks verbreekt (via het infotainmentsysteem of de mobiele telefoon), wordt de functie voor au‐ tomatische verbinding niet uitge‐ voerd. Automatische verbinding: deze functie vindt automatisch het laat‐ ste aangesloten apparaat en ver‐ bindt hiermee.
158
Telefoon
■ Bij selectie van contactpersonen zullen niet altijd alle lijsten van de telefoon ook worden weergegeven. Het infotainmentsysteem geeft al‐ leen weer wat vanaf de mobiele te‐ lefoon is overgedragen. ■ De bijwerkfunctie voor contactper‐ sonen kan per contactvermelding slechts vier nummers (mobiele te‐ lefoon, kantoor, thuis en overige) ontvangen. ■ Bij wijzigen van de taalinstelling tij‐ dens bijwerken van contactperso‐ nen worden alle vorige updates ge‐ wist. ■ Wanneer de mobiele telefoon niet wordt ingesteld met een wachtend scherm, worden mogelijk geen op‐ roepen doorgegeven naar dit info‐ tainmentsysteem. ■ Wanneer het besturingssysteem van de mobiele telefoon wordt bij‐ gewerkt, kan dit van invloed zijn op de werking van de Bluetooth-func‐ tie van de telefoon. ■ Speciale tekens en niet onder‐ steunde talen worden weergege‐ ven met ____.
■ Bij oproepen geregistreerd voor contactpersonen zonder naam wordt Contactgegevens bevatten geen nummer aangegeven. ■ Het infotainmentsysteem toont contactpersonen, oproepgeschie‐ denis en terugbelinformatie zoals overgedragen vanaf de mobiele te‐ lefoon.
Draai aan de multifunctionele knop om Ja of Nee te selecteren en druk vervolgens de multifunctionele knop in om alle contactpersonen te wissen of om te annuleren. Telefoonmenu → Oproepinfo Controleer, gebruik of wis contactper‐ sonen.
Telefoonmenu → Contactenlijst → Alles wissen
Selecteer met de multifunctionele knop Menu telefoon → Telefoonboek → Alles wissen en druk op de multi‐ functionele knop.
Selecteer met de multifunctionele knop Menu telefoon → Gesprekslijsten en druk op de multi‐ functionele knop.
Telefoon Selecteer de gedetailleerde oproep‐ geschiedenis door aan de multifunc‐ tionele knop te draaien en druk op de multifunctionele knop.
Draai aan de multifunctionele knop om de oproepgeschiedenis te contro‐ leren en een contactpersoon te bel‐ len. Druk op de multifunctionele knop om in de oproepgeschiedenis het gese‐ lecteerde nummer te bellen. ■ Als het scherm Een ogenblik geduld te lang weergegeven blijft na selectie van het oproepenlog‐ boek, controleer dan of de mobiele telefoon vraagt om verificatie van
de overdracht van telefoonnum‐ mers. Na het voltooien van de veri‐ ficatieprocedures van de mobiele telefoon, worden de contactperso‐ nen en het oproepenlogboek over‐ gedragen naar het Infotainment‐ systeem. ■ Het oproepenlogboek van de mo‐ biele telefoon en het op het Info‐ tainmentsysteem weergegeven logboek kunnen verschillen. Dit In‐ fotainmentsysteem toont de feitelijk overgedragen informatie vanaf de mobiele telefoon. Telefoonmenu → Bluetoothinstellingen Stel de Bluetooth-functie in.
159
Selecteer met de multifunctionele knop Menu telefoon → Instellingen Bluetooth en druk op de multifunctio‐ nele knop.
160
Telefoon
Om de Bluetooth-functie te activeren, moet het Bluetooth-apparaat worden aangemeld, gekoppeld of gewist of de Bluetooth-code worden gewijzigd; kies Bluetooth door drukken op/ draaien aan de multifunctionele knop en gebruik vervolgens de multifuncti‐ onele knop om het gewenste item in te stellen.
Zet Instellingen Bluetooth als volgt weer op de standaardwaarden: ge‐ bruik de multifunctionele knop om het eerste instellingenherstelitem te se‐ lecteren en selecteer Ja met de mul‐ tifunctionele knop.
Voor het instellen van de beltoon en het volume ervan zoals gebruikt door de Bluetooth-functie, drukt u op of draait u aan de multifunctionele knop om Geluid & Signalen te selecteren; stel vervolgens de gewenste items in met de multifunctionele knop.
Telefoon
161
162
Trefwoordenlijst
A
Algemene aanwijzingen............. 102 Antidiefstalfunctie ...................... 103
B
Bediening ................................... 107 Bluetooth® ................................. 145
C
Cd-speler ................................... 129
G
Gebruik....................................... 115
O
Overzicht bedieningselementen. 104
P
Personaliseren............................ 111
R
Radio Data System (RDS) ......... 123 Randapparatuur ........................ 137
T
Telefoon met handsfreefunctie . . 151
V
Vaste staafantenne.................... 128
Copyright by ADAM OPEL AG, Rüsselsheim, Germany. De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Adam Opel AG voorbehouden. Uitgave: , ADAM OPEL AG, Rüsselsheim. Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
KTA-2755-nl
*KTA-2755-NL*
juni 2012