5F0012006P Holandés 5F0012006P (06.12) (GT9)
Media System Plus/ Navi System Instruktieboek
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Algemene informatie
...............
Belangrijke informatie . . . . . . . . . . . . . . Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
Instellingen
...........................
64 64
3
Menu en systeeminstellingen (SETUP) . . . . . . Klank- en volume-instellingen . . . . . . . . . . . . . .
4
Gebruikte afkortingen . . . . . . . . . . . . . .
68
4
Gebruikte afkortingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
68
Trefwoordenlijst
69
Voordat u begint . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overzicht radiotoestel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overzicht navigatieapparaat . . . . . . . . . . . . . . . Menuschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Basisinformatie voor bediening . . . . . . . . . . . .
10
Audiofunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
14
Radiofunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mediafunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
24
Navigatie
66
4 6 8 9
14
..............................
36
Inleiding en bediening van navigatie . . . . . . .
36
Menu CAR
.............................
47
Kennismaking met bediening van menu CAR
47
Telefoonbeheer (PHONE) . . . . . . . . . . .
50
Kennismaking met telefoonbediening . . . . . .
50
.....................
1
2
Algemene informatie
Algemene informatie In dit instructieboekje vindt u belangrijke informatie, tips, adviezen en waarschuwingen betreffende uw radiotoestel. De overige boorddocumentatie bevat nog meer belangrijke aanwijzingen waarvan zowel de bestuurder als de passagiers op de hoogte moeten zijn met het oog op hun eigen veiligheid. Zorg ervoor dat de complete wagendocumentatie altijd in uw wagen ligt. Dit geldt in het bijzonder wanneer u de wagen aan anderen uitleent of verkoopt. Dit instructieboekje beschrijft de uitrusting van de wagen op het moment van het ter perse gaan. Sommige uitrustingsdelen die hierna worden beschreven, zullen later worden geïntroduceerd of zijn slechts beschikbaar op bepaalde afzetmarkten. De afbeeldingen zijn een standaardweergave en kunnen enigszins afwijken ten opzichte van uw wagen. De kleur van het scherm en de informatie op het scherm kan per model verschillen. De plaatsaanduidingen van de onderdelen hebben betrekking op de wagen in rijrichting, tenzij anders wordt aangegeven. De uitrustingen aangeduid met een asterisk* worden alleen in bepaalde uitvoeringen van het model standaard ingebouwd, alleen voor sommige uitvoeringen als optie geleverd of alleen in bepaalde landen aangeboden. ®
De geregistreerde merken zijn gemarkeerd met het symbool ®. Indien dit teken ontbreekt, wil dit niet zeggen dat het niet om een geregistreerd handelsmerk gaat.
Geeft aan dat het onderwerp op de volgende bladzijde verdergaat.
Geeft het einde van een onderwerp aan.
ATTENTIE Teksten met dit symbool bevatten informatie over uw veiligheid, en wijzen op gevaarlijke situaties die kunnen leiden tot ongevallen of verwondingen.
VOORZICHTIG Teksten met dit symbool attenderen u op mogelijke schade aan uw wagen.
Milieu-aanwijzing In teksten met dit symbool staan aanwijzingen over milieubescherming.
Let op In teksten met dit symbool staat extra informatie.
Belangrijke informatie
Belangrijke informatie Belangrijke informatie. Verkeersveiligheid Het huidige verkeer eist dat de verkeersdeelnemers steeds hun volle aandacht bij het verkeer hebben. Gebruik de radio-installatie met zijn talrijke mogelijkheden alleen wanneer de verkeerssituatie het toelaat.
ATTENTIE ● Vóór de aanvang van de rit is het raadzaam om u met de verschillende functies van de radio vertrouwd te maken. ● Een hoog volume kan gevaarlijk zijn voor u en voor anderen. ● Stel het volume zo in dat u omgevingsgeluiden, zoals claxons en sirenes, kunt horen. ● De instellingen van de autoradio dienen te worden uitgevoerd door de voorpassagier of als de wagen stilstaat.
3
4
Inleiding
Inleiding Voordat u begint
ATTENTIE Het verwisselen of aansluiten van een audiobron kan tot plotselinge volumeschommelingen leiden.
Vóór ingebruikname van het apparaat dient u de volgende stappen uit te voeren om het apparaat goed te kunnen bedienen en de aangeboden functies volledig te kunnen gebruiken: Houd rekening met de standaardveiligheidsaanwijzingen.
Vertrouwd raken met het apparaat. In Systeeminstellingen de afleverstatus van het apparaat opnieuw instellen (fabrieksinstellingen). Een voor de multimediabediening (functie MEDIA) geschikte informatiedrager gebruiken.
● Vóór het verwisselen of aansluiten van een audiobron het uitgangsvolume verlagen ⇒ pagina 11.
⇒ pagina 4.
ATTENTIE
⇒ pagina 6.
Het verbinden, plaatsen of verwijderen van een informatiedrager tijdens het rijden kan de aandacht van het verkeer afleiden en een ongeluk tot gevolg hebben. ⇒ pagina 24
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ATTENTIE Iedere afleiding van de bestuurder kan een ongeluk en persoonlijk letsel tot gevolg hebben. Bediening van het infotainmentsysteem tijdens het rijden kan afleiden van het verkeer. ● Altijd oplettend en met verantwoordelijkheidsbesef rijden. ● De volume-instellingen zo kiezen dat u geluidssignalen van buiten, bijv. de sirene van de politie en de brandweer, altijd goed kunt horen. ● Zeer hoge geluidsvolumes kunnen leiden tot gehoorschade. Dit kan ook optreden als het gehoor slechts korte tijd aan een zeer hoog geluidsvolume wordt blootgesteld.
Verbindingskabels van externe apparaten kunnen de bestuurder hinderen. ● Verbindingskabels zo leggen, dat de bestuurder niet wordt gehinderd.
ATTENTIE Losse of niet goed bevestigde externe apparaten kunnen bij een plotselinge rij- of remmanoeuvre en bij een ongeval door het interieur worden geslingerd. ● In geen geval is het toegestaan om losse apparatuur vast te plakken of op andere wijze te monteren aan de portieren, de voorruit, boven of in de buurt van het gebied gemarkeerd met "AIRBAG" in het stuur, het instrumentenpaneel, de rugleuning van de stoelen resp. tussen genoemde
Inleiding
ATTENTIE (vervolg)
plaatsen en de inzittenden. Dergelijke apparatuur kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken in geval van een ongeval, met name als de airbags worden geactiveerd.
ATTENTIE De middenarmsteun kan de bewegingsvrijheid van de armen van de bestuurder belemmeren en daardoor ongevallen en zware verwondingen veroorzaken. ● Armsteun tijdens het rijden altijd opgeklapt houden.
ATTENTIE Wanneer de behuizing van een cd-speler wordt geopend, kunnen onzichtbare laserstralen verwondingen veroorzaken. ● De cd-speler alleen door een specialist laten repareren.
ATTENTIE
● Als u hard drukt, kan de blokkering van de opening voor geheugenkaarten beschadigd raken. ● Alleen geschikte geheugenkaarten gebruiken. ● De cd-opening is voorzien van een blokkering. Cd's niet met geweld naar binnen schuiven. ● Laat de cd-speler alleen door een gespecialiseerde werkplaats repareren. ● Als een cd naar binnen wordt geschoven terwijl er al een andere in het apparaat zit of uit het apparaat wordt geschoven, kan de cd-speler beschadigd raken. Wacht altijd totdat de informatiedrager volledig naar buiten is geschoven!
Let op Aan een cd klevende verontreinigingen en niet-ronde cd's kunnen de cdspeler beschadigen. ● Gebruik uitsluitend standaard cd's van 12 cm. ● Geen stickers of soortgelijk materiaal op de informatiedrager plakken. Stickers kunnen losraken en de speler beschadigen. ● Gebruik geen bedrukbare mediadragers. De bekledingen en opdrukken kunnen losraken en de speler beschadigen.
De rij-adviezen aangegeven door het navigatiesysteem kunnen verschillen van de werkelijke verkeerssituatie.
● Geen cd's of dvd's "singles" (8 cm) of niet-ronde cd's ("shape-cd's") in de speler schuiven.
● Verkeersborden en -voorschriften hebben voorrang op de rij-adviezen van het navigatiesysteem.
● Geen dvd-plus, Dual Disc en Flip Disc erin schuiven omdat deze dikker zijn dan normale cd's.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht, het wegdek, het verkeer en het weer aan.
Let op Als een informatiedrager niet goed wordt geplaatst of een niet geschikte informatiedrager wordt geplaatst, kan het apparaat beschadigd raken. ● Zorg ervoor dat de geheugenkaart op de juiste manier wordt geplaatst ⇒ pagina 29.
5
Let op Afspelen met hoog of vervormd volume kan de luidsprekers van de wagen beschadigen.
6
Inleiding
Overzicht radiotoestel
Afbeelding 1 Overzicht bedieningselementen
Het apparaat met het infotainmentsysteem is in verschillende versies leverbaar. Per versie kunnen de labels en functies verschillen ⇒ Afbeelding 1.
1
Draai-/drukknop: – Drukken om apparaat in of uit te schakelen ⇒ pagina 10.
– Draaien om volume aan te passen ⇒ pagina 10. 2
Infotainmenttoetsen: Drukken om verschillende functies te activeren. –
RADIO : radiofunctie inschakelen en in de radiofunctie de frequentieband kiezen ⇒ pagina 14.
–
MEDIA
: overschakelen op de mediafunctie ⇒ pagina 24.
Inleiding
–
PHONE : druk op de infotainmenttoets om de telefoonbediening in te schakelen ⇒ pagina 50.
– Draaien om menu-optie in lange lijsten te markeren, en indrukken om gemarkeerde optie te activeren (bijvoorbeeld na kiezen van zender in lijst).
: apparaat dempen ⇒ pagina 11.
–
MUTE
–
VOICE
–
SOUND
–
CAR : instellingen van wagen inschakelen.
–
MENU
– Draaien om enkele instellingen (bijvoorbeeld schaal van kaart) te wijzigen.
: stemherkenning inschakelen ⇒ pagina 54.
: menu inschakelen Klankinstellingen ⇒ pagina 66.
: schakelen naar hoofdmenufunctie.
3
Touchscreen (aanraakscherm).
4
Instelknop: functie is afhankelijk van op dat moment ingeschakelde modus. – In alle radiofuncties, draaien om handmatig zender of kanaal in te stellen en indrukken om de scanfunctie (SCAN) ⇒ pagina 19 te starten of te stoppen. – In de mediafunctie, draaien om titel handmatig te wijzigen, en indrukken om de scanfunctie (SCAN) te starten op te stoppen.
5
Naderingssensor: het systeem met naderingssensoren wordt in het me nu Beeldscherminstellingen in- of uitgeschakeld.
7
8
Inleiding
Overzicht navigatieapparaat
Afbeelding 2 Overzicht bedieningselementen
Het apparaat met het infotainmentsysteem is in verschillende versies leverbaar. Per versie kunnen de labels en functies verschillen ⇒ Afbeelding 1.
1)
Beschikbaar afhankelijk van versies.
Inleiding
1
Draai-/drukknop: – Drukken om apparaat in of uit te schakelen ⇒ pagina 10. – Draaien om volume aan te passen ⇒ pagina 10.
2
Infotainmenttoetsen1): Drukken om verschillende functies te activeren. – – –
RADIO : radiofunctie inschakelen en in de radiofunctie de frequentieband kiezen ⇒ pagina 14. MEDIA
: overschakelen op de mediafunctie ⇒ pagina 24.
Via aanraakscherm (touchscreen) van infotainmentsysteem ⇒ Afbeelding 1 3 kunnen verscheidene hoofdmenu's worden gekozen. Infotainmenttoets
VOICE : stemherkenning inschakelen ⇒ pagina 54.
–
NAV : naar navigatiemenu schakelen.
–
TRAFFIC
–
CAR : instellingen van wagen inschakelen.
–
MENU : schakelen naar menufunctie.
MENU
indrukken om hoofdmenu te activeren.
Functietoetsena)
Handeling en effect
Radio
Schakelt naar radiofunctie. Schakelt naar mediafunctie.
: druk op de infotainmenttoets om de telefoonbediening in te schakelen ⇒ pagina 50.
Media Telefoon CAR
: geeft de verkeersinformatie weer.
3
Touchscreen (aanraakscherm).
4
Instelknop: functie is afhankelijk van op dat moment ingeschakelde modus. – In alle radiofuncties, draaien om handmatig zender of kanaal in te stellen en indrukken om de scanfunctie (SCAN) ⇒ pagina 19 te starten of te stoppen. – In de mediafunctie, draaien om titel handmatig te wijzigen, en indrukken om de scanfunctie (SCAN) te starten op te stoppen. – Draaien om menu-optie in lange lijsten te markeren, en indrukken om gemarkeerde optie te activeren (bijvoorbeeld na kiezen van zender in lijst). – Draaien om enkele instellingen (bijvoorbeeld schaal van kaart) te wijzigen.
5
Menuschema
PHONE
–
Naderingssensor: het systeem met naderingssensoren wordt in het me nu Beeldscherminstellingen in- of uitgeschakeld.
9
Klank Instellingen Navigatiesysteem a)
Beschikbaar afhankelijk van versies.
b)
alleen beschikbaar in Standard Plus.
Schakelt telefoonbediening in. Activeert de wagen- en systeeminstellingen ⇒ brochure Instructieboekje, hoofdstuk Kennismaking met systeem Easy Connect. Klankinstellingen oproepenb). Systeeminstellingen oproepen. Schakelt naar navigatiemenu
10
Inleiding
Basisinformatie voor bediening
Infotainmenttoetsen In dit instructieboekje worden de apparaattoetsen weergegeven met het woord "infotainmenttoets" en een blauw symbool (bijvoorbeeld: infotainmenttoets MEDIA ⇒ Afbeelding 1.
Inleiding tot thema
U kunt de infotainmenttoetsen bedienen door ze in te drukken of ingedrukt te houden.
Let op
● Een korte druk op de toets of het aanraken van het touchscreen is voldoende om de apparatuur te bedienen. ● Het is mogelijk dat niet alle functies en functietoetsen beschikbaar zijn omdat de software van het apparaat afhankelijk is van de specificatie van elke markt. Als een functietoets ontbreekt, is dat niet het gevolg van een apparaatfout.
Aan- en uitzetten Druk de draai-/drukknop kort in om het apparaat aan of uit te zetten ⇒ Afbeelding 1 1 .
● Landspecifiek kunnen enkele functies van het radio-navigatiesysteem vanaf een bepaalde snelheid niet meer op het beeldscherm worden bediend.
Na aansluiting van het systeem is het laatst gebruikte volume hoorbaar, mits dit volume niet hoger is dan het maximum toegestane startvolume ⇒ pagina 66.
● Het gebruik van een mobiele telefoon in de wagen kan bijgeluiden in de luidsprekers veroorzaken.
Als u de wagensleutel uit het contact verwijdert, wordt het apparaat automatisch uitgezet. Als de motor uitstaat en u het apparaat opnieuw aanzet, wordt het apparaat na ongeveer 30 seconden (vertraagd uitzetten) automatisch uitgezet.
● In sommige landen kunnen beperkingen bestaan voor wat betreft het gebruik van Bluetooth-apparaten. Informatie is verkrijgbaar bij de lokale autoriteiten. ● Bij enkele wagens met parkeerhulp wordt bij ingeschakelde versnelling het volume van de beluisterde audiobron automatisch verlaagd.
● Als de wagenaccu losgekoppeld wordt, moet u eerst het contact inschakelen voordat u het apparaat opnieuw aansluit.
Draai-/drukknop
De rechter draai-drukknop ⇒ Afbeelding 1
Let op ● Het apparaat is op de wagen aangesloten. Het kan niet in een andere wagen worden gebruikt.
Draai-drukknoppen en toetsen De linker draai-drukknop ⇒ Afbeelding 1 aan/uit-knop aangeduid.
wordt als volumeregelaar of
1
4
is de instelknop.
Inleiding
Basisvolume wijzigen
Functietoetsen op scherm bedienen
Functie
Handeling
Volume verhogen.
Draai de volumeregelaar tegen de wijzers van de klok in of draai de rechterpook op het multifunctiestuurwiel omhoog ⇒ brochure Instructieboekje. Draai de volumeregelaar tegen de wijzers van de klok in of draai de rechterpook op het multifunctiestuurwiel omlaag.
Volume verlagen.
Volumewijzigingen worden in een balk op het scherm weergegeven. Het apparaat is ondertussen voor bediening geblokkeerd.
Afbeelding 3 Standaardweergave: vermeldingen van lijst van instellingenmenu.
Sommige volume-instellingen en -aanpassingen kunnen vooraf worden ingesteld ⇒ pagina 66. Apparaatvolume dempen ● Draai de volumeregelaar tegen de wijzer van de klok in tot weergegeven wordt. ● OF: Infotainmenttoets
MUTE
indrukken.
Let op Als het uitgangsvolume voor het afspelen van een audiobron sterk wordt verhoogd, moet u voordat u naar een andere audiobron wisselt het volume verlagen.
Afbeelding 4 Standaardweergave: menu van de klankinstellingen.
Het apparaat is uitgerust met een aanraakscherm (Touchscreen). Actieve gebieden op het beeldscherm, waarvoor een functie is gedefinieerd, worden 'functietoetsen' genoemd en worden bediend door kort op het beeldscherm te drukken of de toets ingedrukt te houden. Functietoetsen worden in het instructieboekje door het woord 'functietoets' en het toetssymbool - - - beschreven.
11
12
Inleiding
Met de functietoetsen kunt u functies activeren of submenu's openen.
Overzicht van aanduidingen en functietoetsen
Functietoetsen die gedeactiveerd weergegeven worden (grijs) kunnen op dat moment niet gekozen worden.
Aanwijzingen en func- Handeling en effect ties
Overzicht van aanduidingen en functietoetsen Aanwijzingen en func- Handeling en effect ties A
⇒ Afbeelding 3 B
⇒ Afbeelding 5 C
⇒ Afbeelding 4 D
⇒ Afbeelding 3
Geactiveerde functie Gedeactiveerde functie
OK x
Op de titelbalk wordt het op dat moment gekozen menu weergegeven en, in voorkomende gevallen, andere functietoetsen. Indrukken om extra menu te openen. Het kruisje op het scherm verplaatsen door zacht te drukken, zonder de vinger te ondersteunen. Of: Op de gewenste positie op het scherm drukken. Het kruisje wordt naar die positie verplaatst. De regelaar op het scherm verplaatsen door zacht te drukken. Haal uw vinger niet van het scherm. Kort indrukken om in sommige lijsten stapsgewijs een niveau hoger te gaan. Kort indrukken om vanuit submenu stapsgewijs naar het hoofdmenu terug te keren, of om doorgevoerde wijzigingen te negeren. Sommige functies of aanduidingen worden met een selectievakje weergegeven. Deze kunnen worden in- of uitgeschakeld door ze kort aan te raken. Kort indrukken om ingevoerde gegevens te bevestigen of om te kiezen. Kort indrukken om pop-upvenster of venster voor invoeren van gegevens te sluiten.
+
en
-
Kort indrukken om instellingen stapsgewijs te wijzigen. De regelaar op het scherm verplaatsen door zacht te drukken. Ondersteun uw vinger niet.
Vermeldingen van lijsten activeren en zoeken in lijsten
Afbeelding 5 Standaardweergave: vermeldingen van lijst van instellingenmenu.
U kunt de vermeldingen in de lijst bekijken door het scherm direct aan te raken. U kunt hiervoor ook de instelknop gebruiken. Lijstvermelding met instelknop kiezen en activeren ● Draai de instelknop om een element op de lijst te zoeken. Elk element in de lijst wordt een voor een gemarkeerd. ● Druk op de instelknop om het element in de gemarkeerde lijst te activeren.
Inleiding
Bladeren door lijst Als een lijst meer elementen bevat dan er op een scherm weergegeven kunnen worden, wordt rechts op het scherm een schuifbalk weergegeven ⇒ Afbeelding 5. ● Kort boven of onder de schuifknop op scherm drukken. ● OF: Uw vinger op de weergave van het scrollteken leggen en zonder onderbreking naar beneden over het beeldscherm bewegen. Op de gewenste positie de vinger van het beeldscherm nemen.
Aanvullende aanwijzingen en weergaveopties De aanwijzingen op het scherm kunnen variëren volgens de instellingen en verschillen van de hier getoonde afbeeldingen. Op de hoofdschermen worden de actuele tijd en buitentemperatuur weergegeven. Daarnaast wordt op de hoofdschermen informatie over het verkeer, de dekking en de accu weergegeven. Alle aanduidingen worden pas weergegeven nadat het infotainmentsysteem volledig gestart is.
13
14
Audiofunctie
Audiofunctie Radiofunctie Inleiding Let op ● Parkeergarages, tunnels, hoge gebouwen of bergen kunnen het radiosignaal storen. ● Folies of stickers met een metaallaag op de ruiten kunnen bij wagens met ruitantennes de ontvangst belemmeren. ● Als u merkt dat een functie in het RDS-systeem van uw land of regio niet goed werken, dan kunt u deze functie in het menu Instellingen / Geavanceerde instellingen deactiveren.
Afbeelding 7 Standaardweergave: zenderlijst.
De frequentieband kiezen ● Kies de frequentieband door de infotainmenttoets ● Of op de functietoets ⇒ Afbeelding 6
Hoofdmenu RADIO
in te drukken.
.
Functietoets
Effect
Menu
Schakelen naar menufunctie. Klankinstellingen ⇒ pagina 66. De gewenste frequentieband kiezen. Wijzig de weergegeven groep zendergeheugentoetsen door de balk met in het geheugen opgeslagen zenders met een vinger horizontaal te verplaatsen. Lijst met op dit moment te ontvangen zenders openen ⇒ pagina 18. Handmatig frequentie kiezen ⇒ pagina 18. Aanvullende services weergeven. Deze functietoets wordt alleen in DAB-modus weergegeven ⇒ pagina 16.
Klank FREQUENTIEBAND 1
Zenders Handmatig
Afbeelding 6 Standaardweergave: hoofdmenu RADIO.
RADIO
FREQUENTIEBAND
Weergave
Audiofunctie
Functietoets
Effect
Instellingen
Open het instellingenmenu van de actieve frequentieband (FM , AM of DAB) ⇒ pagina 21. Schakel tussen in het geheugen opgeslagen zenders of te ontvangen zenders. Instellingen van zoektoetsen in menu Instellingen (FM,AM) ⇒ pagina 21.
of
De functietoets wordt alleen weergegeven wanneer de scanfunctie werkt ⇒ pagina 19.
SCAN 1...
tot
RDS-radiogegevensdienst
15...
Bijwerken
Zendergeheugentoetsen, voor in geheugen opslaan van zenders ⇒ pagina 17. Zenderlijst bijwerken (frequentieband AM of DAB) ⇒ pagina 18.
Afbeelding 8 Standaardweergave: hoofdmenu RADIO.
Aanwijzingen en mogelijke symbolen Tekst/symbool A
TP
Betekenis Frequentie of zendernaam, in dit geval, radiotekst, weergeven. De zendernaam en radiotekst worden alleen weergegeven wanneer het RDS beschikbaar en actief is ⇒ pagina 15. Radiogegevenssysteem (RDS) gedeactiveerd. Het RDS kan in het menu Instellingen (FM,AM) ⇒ pagina 21 worden geactiveerd. Het RDS kan tevens worden weergegeven wanneer de in het geheugen opgeslagen zender geen RDS-informatie heeft. De verkeersinformatie (TP) is actief en ontvangt ⇒ pagina 20. Er wordt geen verkeersinformatiezender ontvangen. Ontvangst van in geheugen opgeslagen zender onder een van de zendergeheugentoetsen. Zonder DB-ontvangst mogelijk.
Afbeelding 9 Standaardweergave: zenderlijst.
Het RDS (Radio Data System) of de radiogegevensdienst biedt extra informatie op FM zoals weergave van zendernaam, automatisch zendervolgsysteem (alternatieve frequenties), uitgezonden berichten (radiotekst) en verkeersinformatie (TP).
Niet alle apparaten beschikken over RDS, noch alle FM-zenders bieden deze dienst aan.
15
16
Audiofunctie
Digitale radiofunctie (DAB, DAB+ en DMB-audio)
In principe kunnen zonder RDS geen radiogegevensdiensten worden ontvangen. Zendernaam en automatisch zendervolgsysteem Als RDS beschikbaar is, kunnen in het hoofdmenu RADIO en in de lijst met FM-zenders de zendernamen worden weergegeven. De FM-zenders sturen andere inhoud met een naam (bijvoorbeeld radio 2) onder verschillende regionale frequenties, tijdelijk of permanent. Tijdens het rijden zoekt het automatische zendervolgsysteem normaal gesproken de frequente van de zender met de beste ontvangst. Dit kan er echter ook voor zorgen dat een beluisterde regionale uitzending wordt onderbroken.
Afbeelding 10 Standaardweergave: hoofdmenu RADIO.
De automatische frequentiewisseling en het automatische zendervolgsysteem kunnen via FM-instellingen ⇒ pagina 21 worden ingesteld. Radiotekst
De DAB-radio-ontvanger is compatibel met de standaarden DAB, DAB+ en DMB-audio.
Enkele zenders met RDS zenden extra tekstinformatie uit - zogenoemde radiotekst.
Digitale radio in Europa wordt uitgezonden op de frequenties van band III (174 MHz tot 240 MHz) en band L (1.452 MHz tot 1.492 MHz).
De radiotekst wordt boven in het midden van het scherm, boven de zendergeheugentoetsen, weergegeven.
De frequenties van beide banden worden "kanalen" genoemd en worden vergezeld van een korte beschrijving (bijvoorbeeld 12 A).
De weergave van de radiotekst kan via FM-instellingen ⇒ pagina 21 worden ingesteld.
Een kanaal omvat verschillende DAB-zenders met de bijkomende diensten beschikbaar in een "blok". DAB-radiofunctie starten
Let op De zenders zijn verantwoordelijk voor de uitgezonden inhoud.
In het hoofdmenu RADIO op de functietoets ⇒ Afbeelding 10 FREQUENTIEBAND drukken en DAB kiezen. De zenderlijst wordt bijgewerkt en de laatste ontvangen DAB-zender is hoorbaar, mits deze op de locatie van de wagen kan worden ontvangen. De momenteel gekozen zender wordt op de bovenste regel van het scherm weergegeven. Het gekozen blok wordt onder deze regel ⇒ Afbeelding 10 weergegeven.
Audiofunctie
Extra DAB-zenders
Functietoets
Sommige DAB-zenders bieden, tijdelijk of permanent, extra zenders aan (bijvoorbeeld voor sportevenementen). U kunt de extra zenders op dezelfde manier kiezen als de conventionele DAB-zenders. In het DAB-hoofdmenu wordt de naam van de gewijzigde extra zender onder de naam van de DABhoofdzender weergegeven. Extra zenders kunnen niet in het geheugen worden opgeslagen.
: geeft de zendergeheugentoetsen weer. Zenderinfo : De radiotekst en dia's worden midden onder op het scherm weergegeven, in plaats van de zendergeheugentoetsen. Radiotekst : de radiotekst wordt onder in het midden van het scherm weergegeven, in plaats van de zendergeheugentoetsen. Dia's : de dia's worden midden onder op het scherm weergegeven, in plaats van de zendergeheugentoetsen.
Automatisch zendervolgsysteem: schakelen van DAB naar FM Momenteel is DAB niet overal beschikbaar. Als het apparaat in de radiofunctie DAB staat en zich in een zone bevindt waar DAB niet beschikbaar is, wordt weergegeven.
Weergave
17
: effect
Geheugens
Let op De zenders zijn verantwoordelijk voor de uitgezonden inhoud.
In DAB-instellingen / Geavanceerd instellingen kunt u de frequentieband FM voor het automatische zendervolgsysteem wijzigen. Als de DAB-zender waarnaar geluisterd wordt, niet meer wordt ontvangen (bijvoorbeeld omdat DAB niet meer beschikbaar is), probeert het apparaat die zender op de FM-frequentieband te zoeken en te ontvangen.
Zendergeheugentoetsen
Om zenders via verscheidene frequenties te kunnen volgen, moeten de DAB- en FM-zender dezelfde zendercode uitzenden, of moet via DAB aangeduid zijn welke FM-zender overeenkomt met zijn DAB-tegenhanger. Als een FM-zender gevonden wordt die overeenkomt, wordt FM achter de zendernaam weergegeven. Als de DAB-tegenhanger opnieuw ontvangt, wordt na enige tijd overgeschakeld naar de DAB-modus. De aanduiding FM verdwijnt. Als het signaal van een DAB-zender zwak is en er ook geen tegenhanger op de FM-frequentieband aanwezig is, blijft de radio stil. Weergaven in DAB De functietoets service kiezen.
Weergave
⇒ Afbeelding 10 indrukken en de gewenste extra
Afbeelding 11 Standaardweergave: hoofdmenu RADIO.
In het hoofdmenu RADIO kunnen op dat moment zenders van de gekozen frequentieband in het geheugen worden opgeslagen met de genummerde functietoetsen. Deze functietoetsen worden "zendergeheugentoetsen" genoemd.
18
Audiofunctie
Zender kiezen, wijzigen en in geheugen opslaan
Zender activeren met Druk op de zendergeheugentoets van de gewenste zendergeheugentoet- zender. sen U kunt een in het geheugen opgeslagen zender alleen activeren met de bijbehorende zendergeheugentoets als deze op de locatie waar de wagen zich op dat moment bevindt nog ontvangen wordt. Groep met zenderge- Druk zacht op de zenderzone en verplaats uw vinheugentoetsen wijzi- ger horizontaal om volgende/vorige bank ⇒ Afbeelgen door vinger zacht ding 11 1 te openen. te verplaatsen De zendergeheugentoetsen worden in groepen van 5 functietoetsen weergegeven. Zenders opslaan on- Zie: zenders opslaan ⇒ pagina 18. der zendergeheugentoetsen
Afbeelding 12 Standaardweergave: hoofdmenu RADIO.
Logo's opslaan onder U kunt het logo van in het geheugen opgeslagen zendergeheugentoet- zenders toewijzen. De logo's worden op de zendersen geheugentoetsen weergegeven ⇒ pagina 18. Logo's opslaan onder zendergeheugentoetsen De logo's van zenders kunnen vanaf een compatibele informatiedrager worden geïmporteerd (bijvoorbeeld geheugenkaart of geheugens met USBpoort). ● Druk op de functietoets
Instellingen
en vervolgens op
Zenderlogo's
.
● Druk op de zendergeheugentoets waaronder u het logo van een zender wilt opslaan. ● Kies de bron waarin het logo opgeslagen is (bijvoorbeeld
Afbeelding 13 Standaardweergave: zenderlijst.
SD 1 ).
● Kies het logo van de zender. ● Herhaal de procedure voor het toewijzen van andere logo's. Druk op de infotainmenttoets RADIO om naar het hoofdmenu Radio terug te keren.
Audiofunctie
Een zender selecteren
Zenders opslaan
Zender met zoek- Druk op de functietoets of ⇒ Afbeelding 12. toetsen kiezen Afhankelijk van de instelling van de zoektoetsen wordt er geschakeld tussen in het geheugen opgeslagen zenders of ontvangen zenders. De zoektoetsen kunnen in het menu Instellingen (FM, AM, DAB) ⇒ pagina 21 worden ingesteld. Zender uit zenDruk op de functietoets Zenders ⇒ Afbeelding 12 om de derlijst ontvanzenderlijst te openen. Blader door de lijst en kies de gen gewenste zender door hierop de drukken. Druk op de functietoets Terug ⇒ Afbeelding 13 om terug te keren naar het hoofdmenu. Als er geen handelingen meer worden uitgevoerd, wordt de zenderlijst na enige tijd automatisch gesloten. Zenderlijst bijDe zenderlijsten van de frequentiebanden worden autowerken matische bijgewerkt. U kunt de zenderlijsten handmatig op de frequentiebanden AM en DAB bijwerken door de functietoets Bijwerken ⇒ Afbeelding 13 in te drukken.
Zender waarnaar wordt geluisterd onder een van de zendergeheugentoetsen opslaan Zender uit zenderlijst onder een van de zendergeheugentoetsen opslaan
Frequentie van zenders handmatig wijzigen De frequentiebanden weergeven Frequentie stapsgewijs wijzigen Frequenties snel doorlopen Frequentieband verbergen
De instelknop draaien. Of: functietoets Handmatig ⇒ Afbeelding 12 indrukken. Druk op de toetsen + of - van de frequentiebanden. OF: draai aan de instelknop. Plaats uw vinger op de schuifknop van de frequentieband en beweeg uw vinger om de knop te verschuiven. Druk de functietoets Handmatig kort in. Als u met een zendergeheugentoets een zender kiest, wordt het handmatig kiezen van de frequentie gestopt. Als er geen handelingen meer worden uitgevoerd, wordt de frequentieband na enige tijd automatisch gesloten.
19
Druk op de gewenste zendergeheugentoets en houd deze ingedrukt ⇒ Afbeelding 12 tot u de toon hoort. De zender waarnaar geluisterd wordt, is nu onder die zendergeheugentoets opgeslagen. Druk op de functietoets Zenders ⇒ Afbeelding 12 om de lijst met zenders te openen. De zenders die al aan zendergeheugentoetsen toegewezen zijn, worden in de lijst met zenders aangeduid met het symbool ⇒ Afbeelding 13. Kies de gewenste zender door de zender op het scherm ingedrukt te houden tot het venster voor het in het geheugen opslaan van zenders weergegeven wordt. Druk op de zendergeheugentoets waaronder u de zender in het geheugen wilt opslaan. Er klinkt een geluid waarna de zender onder deze zendergeheugentoets opgeslagen is. Het systeem keert automatisch terug naar de lijst.
Zender uit geheu- U kunt in het menu Geheugens wissen, beschikbaar ongenlijst wissen der menu Radio-instellingen de in het geheugen opgeslagen zenders een voor een, of alle zenders tezamen wissen ⇒ pagina 21.
Scanfunctie (SCAN) Bij ingeschakelde scanfunctie worden alle te ontvangen zenders van de actuele golflengte elk gedurende ongeveer 5 seconden weergegeven.
20
Audiofunctie
Scanfunctie starten Druk kort op de instelknop. OF: Druk op de functietoets Instellingen en kies vervolgens SCAN . Scanfunctie stopDruk op de doorgestreepte functietoets SCAN "" om pen de scanfunctie in de zender waarnaar geluisterd wordt, te stoppen. OF: Druk de instelknop kort in. De scanfunctie stopt ook wanneer via de zendergeheugentoetsen handmatig een zender wordt gekozen, of wanneer verkeersinformatie uitgezonden wordt.
Verkeersinformatiefunctie TP (Traffic Program)
Afbeelding 14 Standaardweergave: hoofdmenu RADIO met aanduiding TP.
Autostore (automatisch in geheugen opslaan van zenders) Als de knop RADIO ongeveer 10 seconden ingedrukt wordt gehouden, worden de zenders die ontvangen worden wanneer Autostore wordt uitgevoerd, automatisch in het geheugen opgeslagen. De zenders worden onder de zendergeheugentoetsen opgeslagen.
Let op Het opslaan kan enige minuten in beslag nemen. Gedurende die tijd is de radio niet te beluisteren. Bovendien worden de zenders die eerder onder de zendergeheugentoetsen opgeslagen waren, overschreven.
Afbeelding 15 Standaardweergave: zenderlijst met aanduiding TP.
De verkeersinformatiefunctie is alleen via de TP-functie beschikbaar zolang een verkeersinformatiezender te ontvangen is. De verkeersinformatiezenders worden via de weergaven TP ⇒ Afbeelding 14 en ⇒ Afbeelding 15 in het hoofdmenu Radio en in de zenderlijst weergegeven. Sommige zenders zonder eigen verkeersinformatie ondersteunen de TPfunctie door met een verkeersinformatiezender te corresponderen (EON).
Audiofunctie
TP-functie in- en uitschakelen
Tijdens de verkeersinformatie wordt een pop-upvenster weergegeven en, indien nodig, schakelt de radio tijdens het uitzenden van de verkeersinformatie naar de verkeersinformatiezender (EON).
● Druk in het menu Instellingen (FM, AM, DAB), op de functietoets Verkeersinformatiezender (TP) om te activeren of deze functie te deactiveren ⇒ pagina 21.
De mediafunctie wordt onderbroken en het volume wordt dienovereenkomstig aan het vooraf gedefinieerde volume aangepast ⇒ pagina 66.
Als de zender waarnaar op dat moment geluisterd wordt niet over de TPfunctie beschikt, wordt links in het midden van het scherm TP doorgestreept weergegeven.
U kunt het volume van de verkeersinformatie met de volumeregelaar aanpassen ⇒ Afbeelding 1. Het aangepaste volume wordt opgeslagen voor toekomstige verkeersinformatieberichten.
TP-functie actief en zenderkeuze Als de functie voor verkeersinformatie ingeschakeld blijft, wordt in de audiofunctie links in het midden van het scherm TP weergegeven ⇒ Afbeelding 14. In dit geval wordt in de actieve audiofunctie de verkeersinformatie van de actuele zender uitgezonden, of wordt de verkeersinformatie van de zender die de betreffende verkeersinformatie verzorgt, uitgezonden.
● Druk op de functietoets Annuleren om de lopende verkeersinformatie te stoppen. De TP-functie blijft geactiveerd. ● OF: Druk op de functietoets Deactiveren om de lopende verkeersinformatie te stoppen en de TP-functie permanent te deactiveren. U kunt de verkeersinformatie opnieuw activeren in het menu INSTELLINGEN ⇒ pagina 21.
In de FM-modus moet de ontvangen zender de TP-functie ondersteunen. Als u na activering van de TP-functie met de zendergeheugentoetsen of handmatig een zender kiest die niet over de TP-functie beschikt, wordt niet nagegaan of er verkeersinformatie bestaat (aanduiding: TP doorgestreept).
FM-instellingen ● Kies de frequentieband FM door de infotainmenttoets ken. ● Druk op de functietoets nen.
Een binnenkomend verkeersbericht wordt tijdens de actuele audiofunctie weergegeven.
Instellingen
RADIO
in te druk-
om het menu FM-instellingen te ope-
Functietoets: effect Klank
Ontvangst van verkeersinformatie
Instellingen (FM, AM, DAB)
Als de afgestemde verkeersinformatiezender niet meer ontvangen wordt, wordt tevens de aanduiding TP doorgestreept weergegeven, en moet u handmatig een verkeersinformatiezender zoeken ⇒ pagina 18. Tijdens de AM-modus of de mediafunctie wordt altijd automatisch op de achtergrond op een verkeersinformatiezender afgestemd, mits er een ontvangen wordt. Afhankelijk van de situatie kan dit proces enige tijd duren.
21
: klankinstellingen ⇒ pagina 66.
SCAN : scanfunctie (SCAN). Bij ingeschakelde scanfunctie worden alle te
ontvangen zenders van de actuele golflengte elk gedurende ongeveer 5 seconden weergegeven ⇒ pagina 19. Zoektoetsen : instellingen van pijltoetsen en bepalen. De instelling wordt voor de actuele frequentieband (FM, AM) in het geheugen opgeslagen.
22
Audiofunctie
Functietoets: effect : met de pijltoetsen worden alle in het geheugen opgeslagen zenders van de gekozen frequentieband doorlopen. Zenderlijst : met de pijltoetsen worden alle te ontvangen zenders van de gekozen frequentieband doorlopen. Verkeersinformatiezender (TP) : de functie TP (controle van verkeersinformatie) is actief ⇒ pagina 20. Als de functietoets niet actief is (grijs), moet eerst de functietoets Radiogegevenssysteem (RDS) worden geactiveerd. Geheugens wissen : in geheugen opgeslagen zenders wissen (alles of afzonderlijk). Alles : alle in het geheugen opgeslagen zenders (FM 1, FM 2, FM 3) worden gewist. Kies het gewenste geheugen om zenders afzonderlijk te wissen: FM 1, FM 2 of FM 3. Druk vervolgens de zendergeheugentoets van de te wissen zender in. Zenderlogo's : aan onder zendergeheugentoetsen opgeslagen zenders kunnen logo's van de zenders worden toegewezen ⇒ pagina 18. Radiotekst : de radiotekst is actief. Als de functietoets gedeactiveerd is (grijs), moet eerst de functietoets Radiogegevenssysteem (RDS) worden geactiveerd. Geavanceerde instellingen : instellingen van RDS-radiogegevensdiensten. Geheugenlijst
Functietoets: effect Alternatieve frequentie (AF) : het automatische zendervolgsysteem is actief. Als het selectievakje uitgeschakeld is , blijft het automatische zendervolgsysteem gedeactiveerd. De functietoets RDS Regionaal blijft dan ook gedeactiveerd (grijs). Radiogegevenssysteem (RDS) : radiogegevenssysteem (RDS) is actief. Als het selectievakje uitgeschakeld is , is de functie RDS-radiogegevenssysteem niet beschikbaar. De functietoetsen blijven dan gedeactiveerd (grijs). RDS Regionaal : instelling voor automatisch volgen van regionale zenders via RDS ⇒ pagina 15 bepalen. Vast : alleen de alternatieve frequenties van de ontvangen zender die hetzelfde regionale programma afgestemd hebben, worden aangepast. Automatisch : er wordt altijd afgestemd op de frequentie van de afgestemde zender met de beste ontvangst, zelfs als dit onderbreking van een regionale zender betekent.
AM-instellingen ● Kies de frequentieband AM door de infotainmenttoets ken. ● Druk op de functietoets nen.
Instellingen
RADIO
in te druk-
om het menu AM-instellingen te ope-
Functietoets: effect Klank
: klankinstellingen ⇒ pagina 66.
SCAN : scanfunctie (SCAN). Bij ingeschakelde scanfunctie worden alle te
ontvangen zenders van de actuele golflengte elk gedurende ongeveer 5 seconden weergegeven ⇒ pagina 19. Zoektoetsen : instellingen van pijltoetsen en bepalen. De instelling wordt voor de actuele frequentieband (FM, AM) in het geheugen opgeslagen. Geheugenlijst : met de pijltoetsen worden alle in het geheugen opgeslagen zenders van de gekozen frequentieband doorlopen.
Audiofunctie
Functietoets: effect
Functietoets: effect
: met de pijltoetsen worden alle te ontvangen zenders van de gekozen frequentieband doorlopen. Verkeersinformatie (TP) : de functie TP (controle van verkeersinformatie) is actief ⇒ pagina 20. Als de functietoets niet actief is (grijs), moet eerst de functietoets Radiogegevenssysteem (RDS) in het menu FM-instellingen worden geactiveerd. Geheugens wissen : in geheugen opgeslagen zenders wissen (alles of afzonderlijk). Alles : alle in het geheugen opgeslagen zenders worden gewist (AM 1, AM 2, AM 3). Om zenders afzonderlijk te wissen, kiest u de gewenste zender AM 1 , AM 2 of AM 3 . Druk vervolgens op de zendergeheugentoets van de te wissen zender. Zenderlogo's : aan onder zendergeheugentoetsen opgeslagen zenders kunnen logo's van de zenders worden toegewezen.
Zenderlijst : met de pijltoetsen worden alle te ontvangen zenders van de gekozen frequentieband doorlopen. Verkeersinformatiezender (TP) : de functie TP (controle van verkeersinformatie) is actief ⇒ pagina 20. Als de functietoets niet actief is (grijs), moet eerst de functietoets Radiogegevenssysteem (RDS) worden geactiveerd. Geheugens wissen : in geheugen opgeslagen zenders wissen (alles of afzonderlijk). Alles : alle in het geheugen opgeslagen zenders worden gewist (DAB 1, DAB 2, DAB 3). Om zenders afzonderlijk te wissen, kiest u de gewenste zender DAB 1 , DAB 2 of DAB 3 . Druk vervolgens op de zendergeheugentoets van de te wissen zender. Zenderlogo : aan onder zendergeheugentoetsen opgeslagen zenders kunnen logo's van de zenders worden toegewezen. Radiotekst : de radiotekst is actief. Als de functietoets niet actief is (grijs), moet eerst de functietoets Radiogegevenssysteem (RDS) in het menu FM-instellingen worden geactiveerd. Geavanceerde instellingen : instellingen van DAB-diensten. DAB-verkeersinformatie : de middels het DAB-systeem doorgegeven verkeersinformatie wordt net als de TP-verkeersinformatie in elke werkingsmodus uitgezonden. Overige DAB-waarschuwingen : de binnenkomende DAB-berichten (nieuws, sport, weer, waarschuwingen, enz.) worden bij geactiveerde Radio DABmodus uitgezonden. Programmavolgsysteem DAB-DAB : het automatische zendervolgsysteem in de DAB-frequentieband is actief. Automatisch wisselen DAB - FM : schakelen naar FM-frequentieband is toegestaan voor automatische zendervolgsysteem. Als de functietoets niet actief is (grijs), moet eerst de functietoets Radiogegevenssysteem (RDS) in het menu FM-instellingen ⇒ pagina 21 worden geactiveerd.
Zenderlijst
Instellingen DAB ● Kies de frequentieband DAB door de infotainmenttoets ken. ● Druk op de functietoets openen.
Instellingen
RADIO
in te druk-
om het menu DAB-instellingen te
Functietoets: effect Klank : klankinstellingen ⇒ pagina 66. SCAN : scanfunctie (SCAN). Bij ingeschakelde scanfunctie worden alle te ontvangen zenders van de actuele golflengte elk gedurende ongeveer 5 seconden weergegeven ⇒ pagina 19. Zoektoetsen : instellingen van pijltoetsen en bepalen. De instelling van alle frequentiebanden (FM, AM) worden in het geheugen opgeslagen. Geheugenlijst : met de pijltoetsen worden alle in het geheugen opgeslagen zenders van de gekozen frequentieband doorlopen.
L-band
23
24
Audiofunctie
Mediafunctie
Eisen aan informatiedragers en bestanden
Inleiding
Af fabriek ingebouwde cd-spelers voldoen aan veiligheidsklasse 1 volgens DIN IEC 76 (CO) 6/ VDE 0837. Er mogen alleen standaard 12 cm cd's en geheugenkaarten met de afmetingen 32 mm x 24 mm x 2,1 mm of 1,4 mm in het apparaat worden geplaatst.
Met "mediabronnen"1) worden hierna mediabronnen aangeduid die op verschillende informatiedragers (bijv. cd, geheugenkaart, externe mp3-speler) audiobestanden bevatten). Deze audiobestanden kunnen via de overeenkomstige spelers of audio-ingangen van het infotainmentsysteem worden afgespeeld (interne cd-wisselaar, geheugenkaartopening, multimediabus AUX-IN, enz.).
De opgesomde afspeelbare bestandsformaten worden hierna samenvattend als "audiobestanden" aangeduid. Een cd met zulke audiobestanden wordt "audiogegevens-cd" genoemd. Mediabronnen
Intellectuele eigendomsrechten
Audio-cd's (tot 80 min.). cd-rom, cd-r-, cd-rw, audiogegevens-cd tot maximaal 700 MB (Megabytes) met bestandssysteem ISO 9660, niveaus 1 en 2, Joliet of UDF 1.02, 1.5, 2.01, 2.5 SD- en MMC-geheugenkaarten in bestandssysteem FAT12, FAT16, FAT32, xFAT of VFAT tot maximaal 2 GB (Gigabytes), SDHC-kaarten en SDXC-kaarten. – AUX-IN: ⇒ pagina 29 – MEDIA-IN of MDI: externe informatiedrager compatibel met multimedia-interface MEDIA-IN ⇒ pagina 29
Let op De technologie en het audiocoderingspatent voor MPEG-4 HE-AAC worden geproduceerd onder licentie van Fraunhofer IIS.
Let op Op dit product rusten auteurs- en eigendomsrechten van Microsoft Corporation. Het gebruik of de distributie van vergelijkbare producttechnologie zonder een licentie van Microsoft of een van haar geautoriseerde dochterondernemingen is verboden.
Let op Met het infotainmentsysteem kunnen alleen compatibele audiobestanden worden weergegeven, gereproduceerd en beheerd. Andere bestanden worden genegeerd. 1)
Raadpleeg de compatibiliteitslijst.
Voorwaarden voor het afspelen Audiobestanden
De op informatiedragers opgeslagen audio- en videobestanden blijven in het algemeen beschermd door de wet betreffende intellectueel eigendomsrecht, afhankelijk van de van toepassing zijnde nationale en internationale wettelijke bepalingen. De wettelijke bepalingen opvolgen!
– Digitale specificaties van audio . – Snelheden van 160 kbit/s (aanbevolen) tot maximum van 320 kbit/s en 48 kHz frequentie-sampling. – Formaten: MPEG-1 en MPEG-2 Layer-3 (.mp3). – Formaten: audio van Windows Media 8 en 9 (.wma, .asf). – Formaten: MPEG-2 en MPEG-4 (.m4a, .m4b, .mp4, .aac). – Afspeellijsten in formaten M3U, PLS, ASX, B4S en WPL. – Maximaal 4.000 bestanden en 1.000 bestanden per map (op geheugenkaarten).
Audiofunctie
Afspeelvolgorde van bestanden en mappen
Eisen voor bediening van externe informatiedrager via multimedia-interface MEDIA-IN. Beperkingen en aanwijzingen Verontreinigingen, hoge temperaturen en mechanische beschadigingen kunnen een informatiedrager onbruikbaar maken. Let op de aanwijzingen van de fabrikant van de informatiedrager. Kwaliteitsverschillen tussen informatiedragers van verschillende fabrikanten kunnen bij de weergave problemen veroorzaken. Houd rekening met de wettelijke bepalingen ten aanzien van het auteursrecht! De configuratie van een informatiedrager of voor de opname gebruikte apparaten en programma's kunnen ertoe leiden dat afzonderlijke titels of de informatiedrager niet leesbaar zijn. Informatie over hoe audiobestanden en informatiedragers het beste kunnen worden opgenomen (compressierates, ID3-tag enz.), vindt u bijvoorbeeld op internet. Afhankelijk van de grootte, de status als gevolg van het gebruik (kopiëren of wissen), de mapstructuur en het bestandstype kan de leestijd van de informatiedrager aanzienlijk variëren. Afspeellijsten leggen alleen een bepaalde afspeelvolgorde vast. In afspeellijsten zijn geen bestanden opgeslagen. Afspeellijsten worden niet afgespeeld als de bestanden op de informatiedrager niet daar zijn opgeslagen, waar de afspeellijst naartoe verwijst (relatieve routeaanduidingen.
Afbeelding 16 Mogelijke structuur van audiogegevens-cd.
Let op Gebruik geen adapters voor geheugenkaarten.
Vaak zijn de audiobestanden op een informatiedrager ingedeeld in mappen en afspeellijsten om zo een bepaalde afspeelvolgorde vast te leggen.
Let op We zijn niet aansprakelijk voor beschadigde of verloren bestanden op de informatiedrager.
Titels, mappen en afspeellijsten zijn op grond van hun naam op de informatiedrager in numerieke en alfabetische volgorde gesorteerd.
25
26
Audiofunctie
Hoofdmenu MEDIA
De afbeelding toont een voorbeeld van een conventionele audiogegevenscd met titels , mappen en submappen ⇒ Afbeelding 16 die op de volgende manier worden afgespeeld:1) 1.
Titel
1
en
2
in de hoofddirectory (root) van de cd
2.
Titel
3
en
4
in de eerste map F1 van de hoofddirectory van de cd
3.
Titel
5
in de eerste submap F1.1 van de map F1
4.
Titel
6
in de eerste submap F1.1.1 van de submap F1.1
5.
Titel
7
in de tweede submap F1.2 van de map F1
6.
Titel
8
en
9
in de tweede map F2 Afbeelding 17 Standaardweergave: hoofdmenu MEDIA.
Let op U kunt de afspeelvolgorde wijzigen door een van de verschillende afspeelmodi te kiezen ⇒ pagina 28.
Via het hoofdmenu MEDIA kunnen verschillende mediabronnen worden gekozen en weergegeven.
Let op De afspeellijsten worden niet automatisch geactiveerd. Ze moeten bewust via het menu ⇒ pagina 33 worden gekozen.
● Druk op de infotainmenttoets beelding 17 te openen.
MEDIA
om het hoofdmenu MEDIA ⇒ Af-
Het afspelen van de laatst afgespeelde mediabron wordt op de plaats waar het afspelen was gestopt weer voortgezet. Als geen enkele mediabron gekozen kan worden, wordt dit in het hoofdmenu MEDIA weergegeven.
1)
In het menu Instellingen van media moet de functie veerd zijn.
Mixen/Herhalen incl. submappen
geacti-
Audiofunctie
Functietoetsen in hoofdmenu MEDIA
Aanwijzingen en symbolen op hoofdmenu Media
Functietoets
Effect
Tekst/ symbool
Schermbron
Open de lijst met beschikbare apparaten/media. Indrukken om andere mediabron ⇒ pagina 28 te kiezen. Cd , interne cd-speler ⇒ pagina 28. SD-kaart 1 , SD-kaart 2 : SD-geheugenkaart. BT-audio : Bluetooth-audio ⇒ pagina 32. MEDIA-IN : MEDIA-IN ⇒ pagina 30.
Selectie
of
Open de lijst met titels ⇒ pagina 34.
Wijzig het titel in de mediafunctie ⇒ pagina 33. Het afspelen stopt. De functietoets wijzigt in ⇒ pagina 33. Het afspelen gaat door. De functietoets wijzigt in ⇒ pagina 33.
Instellingen
Open het menu Media-instellingen ⇒ pagina 35.
Alle titels herhalen.
Huidige titel herhalen. In willekeurige volgorde afspelen
SCAN SCAN
Als de scanfunctie actief is, worden alle titels uit de actuele lijst gedurende tien seconden een voor een afgespeeld. De functietoets wordt alleen weergegeven wanneer de scanfunctie uitgevoerd wordt. Om de scanfunctie te starten, drukt u op de instelknop of opent u de lijst met titels Selectie en drukt u op de functietoets SCAN , of drukt u op het rechterdraaimechanisme.
A
B
C D
27
Betekenis Informatieaanduiding van titel (cd-tekst , ID3-tag van MP3bestanden). Audio-cd's: aanduiding van titel en nummer ervan, in overeenstemming met volgorde op informatiedrager. Audiobestanden: aanduiding van artiest, album en titel. Aanduiding van albumhoes, indien beschikbaar op informatiedrager. Resterende tijd in minuten en seconden. Bij bestanden met variabele bitrate (VBR) kan de resterende speeltijd niet worden weergegeven. Verstreken tijd Radiogegevenssysteem (RDS) gedeactiveerd. Het RDS kan in het menu Instellingen (FM, AM) ⇒ pagina 21 worden geactiveerd.
TP
De verkeersinformatie (TP) is actief en ontvangt ⇒ pagina 20. Er wordt geen verkeersinformatiezender ontvangen.
Zonder DB-ontvangst mogelijk.
28
Audiofunctie
Mediabron wijzigen
Cd plaatsen of uitschuiven De interne cd-speler kan zowel audio-cd's als audiogegevens-cd's afspelen. Een cd plaatsen ● Houd de bedrukte zijde van de cd omhoog. ● Schuif de cd altijd slechts zo ver in de cd-opening tot deze automatisch erin wordt getrokken. ● De geluidsweergave begint na het plaatsen automatisch. Cd eruit schuiven Afhankelijk van het land moeten de sleutel in cabriolets zich in het contact bevinden om een cd te kunnen uitwerpen (antidiefstalbescherming).
Afbeelding 18 Standaardweergave: hoofdmenu MEDIA.
● Apparaattoets ● Druk in het hoofdmenu MEDIA herhaaldelijk op de infotainmenttoets MEDIA om alle beschikbare mediabronnen een voor een te activeren ● OF: Druk in het hoofdmenu MEDIA op de toets kies de gewenste mediabron.
Bron
indrukken.
● De geplaatste cd wordt uit het apparaat geschoven en moet binnen ca. 10 seconden worden verwijderd.
⇒ Afbeelding 18 en
Als de cd niet binnen 10 seconden verwijderd wordt, wordt de cd om veiligheidsredenen weer in de speler geschoven, zonder dat er omgeschakeld wordt naar de cd-functie
In het pop-upvenster worden de niet gekozen mediabronnen gedeactiveerd (grijs) weergegeven.
Onleesbare of defecte cd
Als een voorheen beluisterde mediabron opnieuw wordt gekozen, wordt het afspelen vervolgd op de plek waar dit onderbroken werd.
Als de gegevens op de geplaatste cd niet gelezen kunnen worden of de cd is beschadigd, wordt dit op het scherm aangeduid.
Optioneel te kiezen mediabronnen
Als een cd niet kan worden gelezen, wordt afhankelijk van het apparaat drie keer geprobeerd de cd uit te werpen en te plaatsen. Als het lezen dan niet lukt, wordt informatie hierover op het scherm weergegeven.
Functietoets: mediabron CD : interne cd-speler ⇒ pagina 28.
: SD-geheugenkaart ⇒ pagina 29. : Bluetooth-audio ⇒ pagina 32. MEDIA-IN : MEDIA-IN ⇒ pagina 30. SD-kaart 1 SD-kaart 2
Let op
AUDIO BT
Op een slecht wegdek en bij heftige trillingen kan de cd-speler bij het afspelen overslaan.
Audiofunctie
29
Onleesbare geheugenkaart
Let op
Als een geheugenkaart erin wordt geschoven, waarvan de gegevens niet kunnen worden gelezen, wordt na het laden niet naar de functie van de geheugenkaart omgeschakeld.
Als de temperatuur in het interieur te hoog is, worden geen cd's meer geaccepteerd of afgespeeld.
De volgende melding wordt weergegeven: Er zijn geen afspeelbare bestanden beschikbaar.
Let op Als na het plaatsen van meerdere cd's telkens de melding Fout in cd-speler wordt weergegeven, raadpleeg dan een gespecialiseerde werkplaats.
Externe audiobron op multimediabus AUX-IN Geheugenkaart plaatsen of verwijderen Geheugenkaart erin schuiven Als een geheugenkaart niet erin kan worden geschoven, de inschuifpositie en geheugenkaart controleren. De geluidsweergave begint automatisch, als er audiobestanden op de geheugenkaart zijn opgeslagen en deze leesbaar zijn. Plaats een compatibele geheugenkaart in de opening voor geheugenkaarten. Steek eerst de geknipte hoek in de opening en duw de geheugenkaart omhoog tot de geheugenkaart op zijn plaats zit. Geheugenkaart verwijderen De geplaatste geheugenkaart moet worden voorbereid voordat hij kan worden uitgeworpen. ● Druk op de infotainmenttoets MENU en vervolgens op menu Systeeminstellingen te openen.
Instellingen
om het
● Druk op de functietoets SD1-kaart veilig verwijderen of SD2-kaart veilig verwijderen . Na het verwijderen van de geheugenkaart wordt de functietoets grijs weergegeven. ● Oefen druk uit op de geplaatste geheugenkaart. De geheugenkaart "springt" in de verwijderpositie. ● Geheugenkaart verwijderen.
Afbeelding 19 Standaardweergave: hoofdmenu MEDIA.
Afhankelijk van de markt en apparatuur kan de wagen met een multimediainterface MEDIA-IN uitgerust zijn ⇒ brochure Instructieboekje. Voor aansluiting van een externe audiobron via een 3,5 mm steker is een adapterkabel nodig. Een audiobron die via een de AUX-aansluiting aangesloten is, kan niet met het infotainmentsysteem worden bediend. Het afspelen wordt vanaf de externe audiobron gestart, beheerd en gestopt.
30
Audiofunctie
Multimedia-interface MEDIA-IN
Externe audiobron aansluiten op multimediabus AUX-IN ● Het basisvolume van het infotainmentsysteem verminderen. ● De aangesloten externe audiobron op de multimediabus AUX-IN aansluiten. ● Afspelen van externe audiobron starten. ● Druk in het hoofdmenu MEDIA op de functietoets en kies AUX .
BRON
⇒ Afbeelding 19
Het afspeelvolume van de aangesloten externe audiobron moet aan het volume van de overige geluidsbronnen ⇒ pagina 66 worden aangepast. Bijzonderheden bij het gebruik van een externe audiobron via de multimediabus AUX-IN Handeling
Effect
Keuze van een andere audiobron op het radio-navigatiesysteem. Weergave van de externe audiobron beëindigen. Steker van de multimediabus AUX-IN lostrekken.
Externe audiobron gaat op de achtergrond verder. Het infotainmentsysteem blijft in het menu AUX. Het infotainmentsysteem wijzigt en speelt de laatste actieve mediabron af.
Let op Lees de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de externe audiobron aandachtig door en neem deze in acht.
Let op Als de externe audiobron op het 12 volt stopcontact van de wagen is aange sloten, kan dit storende geluiden veroorzaken.
Afbeelding 20 Standaardweergave: multimedia-interface MEDIA-IN.
Afhankelijk van de markt en apparatuur kan de wagen met een multimediainterface MEDIA-IN uitgerust zijn ⇒ brochure Instructieboekje. Met het infotainmentsysteem kunnen audiobestanden en sommige videobestanden die op een externe informatiedrager opgeslagen worden afgespeeld en beheerd. De externe informatiedrager moet dan wel op de multimedia-interface MEDIA-IN aangesloten zijn. Met externe informatiedragers worden in dit instructieboekje USB-opslagmedia bedoeld die afspeelbare audiobestanden bevatten, zoals bijvoorbeeld mp3-spelers, iPod's® en USB-sticks. Via de multimedia-interface MEDIA-IN is standaard 5 volt spanning op USBaansluitingen beschikbaar. Adapter voor het aansluiten van een informatiedrager Externe informatiedragers worden met een adapter op de multimedia-interface MEDIA-IN aangesloten. Afhankelijk van de markt en de apparatuur wordt de adapter wel of niet meegeleverd. Meer adapters zijn verkrijgbaar bij uw SEAT-dealer.
Audiofunctie
Geen geheugenkaartadapters, USB-verlengsnoeren of USB-hubs (USB-verdelers) gebruiken! Vereisten Aansluitbare informatiedrager
Compatibele bestanden en formaten
Informatiedrager met specificatie – Audiobestanden in het formaat MP3, USB 2.0. WMA, OGGVorbis en AAC. Informatiedrager met bestands-Afspeellijsten in de formaten PLS, systeem FAT16 (< 2 GB) B4S, ASX, M3U en WPL. of FAT32 (> 2 GB). ® ® iPods en iPhones van diverse generaties.a) MTP-speler met onderscheidende "PlaysForSure" of "ReadyForVista". Lees en houd rekening met het instructieboekje van de fabrikant van de externe informatiedrager. a)
iPod® en iPhone® zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.
Aanwijzingen en beperkingen Met het infotainmentsysteem kunnen compatibele audiobestanden alleen via de multimedia-interface MEDIA-IN worden weergegeven, gereproduceerd en beheerd.
Externe informatiedrager aansluiten of losmaken ● Geschikte adapter op de multimedia-interface MEDIA-IN aansluiten. ● Externe informatiedrager met de adapter aansluiten op de multimediainterface MEDIA-IN. ● Externe informatiedrager zo nodig inschakelen of juiste gegevensmodus kiezen. Ongeacht andere mogelijke aanwijzingen hierover, kan de externe informatiedrager op ieder moment van de multimedia-interface MEDIA-IN worden losgekoppeld zonder dat er gegevens verloren gaan. Als u een iPod® of iPhone® van de adapter loskoppelt, druk dan de twee ontgrendellipjes aan de zijkanten van de iPod ®-aansluiting tegelijkertijd in. Infotainmentsysteem bedienen Een correct op de multimedia-interface MEDIA-IN aangesloten externe informatiedrager kan via het infotainmentsysteem worden bediend. ● Druk in het hoofdmenu MEDIA op de toets kies USB of iPod ... ⇒ pagina 30.
BRON
⇒ Afbeelding 19 en
Verdere bediening van de externe informatiedrager (wisselen van titels, titelkeuze en weergavemodi oproepen) geschiedt zoals staat beschreven in de betreffende hoofdstukken.
Bij MTP-spelers kan het afhankelijk van de batterijstatus en de hoeveelheid gegevens enkele minuten duren, tot deze speelklaar zijn.
iPod® en iPhone®
Externe harde schijven met een capaciteit van meer dan 32 GB moeten onder bepaalde omstandigheden het bestandssysteem FAT32 opnieuw formatteren. Op internet staan bijvoorbeeld programma's en aanwijzingen die u hierbij kunnen helpen
Als een iPod® of iPhone® aangesloten wordt, wordt in het hoogste keuzeniveau de speciale lijstweergave van de iPod ( afspeellijsten, artiest, album, titel, podcasts enz.) weergegeven. De weergave van deze regels is identiek aan die van de mediatheek, en ze worden op de beschreven wijze bediend.
Op informatiedragers met meerdere partities wordt alleen de eerste partitie herkend. Houd rekening met andere aanwijzingen en beperkingen met betrekking tot eisen voor mediabronnen.
Het beheer van muziek blijft vergrendeld voor bediening met aangesloten iPod® of iPhone®. Het afspeelvolume van sommige iPods® of iPhones® kan worden aangepast aan het volume van andere audiobronnen ⇒ pagina 30.
31
32
Audiofunctie
Externe afspeelapparaat via Bluetooth®
Van de iPod® of iPhone® kunnen geen bestanden worden geïmporteerd. Mogelijke foutberichten na aansluiten van externe informatiedrager Foutmelding Oorzaak Procedure Er wordt niets afge– Raadpleeg op internet de speeld van de externe lijst met compatibele appainformatiedrager raten. – Werk, indien mogelijk, de software van de externe informatiedrager bij. Apparaat werkt niet De communicatie is Verbinding en paraatheid gestoord. van de externe informatiedrager controleren. Wegens het groot aantal verschillende informatiedragers kan niet worden gegarandeerd dat alle beschreven functies probleemloos uitgevoerd worden.
Apparaat wordt niet ondersteund
Afbeelding 21 Standaardweergave: Hoofdmenu MEDIA.
In de Bluetooth-audiofunctie kunnen audiobestanden, die op een via Bluetooth® verbonden externe audiobron, bijvoorbeeld een mobiele telefoon (afspelen van Bluetooth-audio) worden afgespeeld via de wagenluidsprekers worden weergegeven.
Let op De aansluitadapter mag niet aangedrukt zijn of onder druk gebogen staan. Hierdoor kan de adapter beschadigd raken en kan de werking verstoord raken.
De Bluetooth-audiobron moet het A2DP-Bluetooth-profiel ondersteunen. Doorgave van klanken via Bluetooth starten ● Bluetooth-zichtbaarheid aansluiten op externe Bluetooth-audiobron (bijvoorbeeld mobiele telefoon).
Let op Voor het afspelen van muziek niet tegelijkertijd het externe afspeelapparaat via de Bluetooth-aansluiting en de multimedia-interface MEDIA-IN op het infotainmentsysteem aansluiten, omdat het afspelen hierdoor beïnvloed wordt.
● Het basisvolume van het infotainmentsysteem verminderen. ● Druk op de infotainmenttoets
MEDIA
.
● Druk op de functietoets ⇒ Afbeelding 21 en kies
AUDIO-BT
.
● Druk op Nieuw apparaat zoeken om de externe Bluetooth-audiobron voor de eerste keer aan te sluiten.
Audiofunctie
● OF: Kies in de lijst de externe audiobron Bluetooth. ● Houd rekening met de instructies op het scherm van het infotainmentsysteem en het scherm van de Bluetooth-audiobron voor de rest van de procedure. Ook moet het afspelen vanaf de Bluetooth-audiobron nog handmatig worden gestart. Na het stoppen van het afspelen op de Bluetooth-audiobron blijft het infotainmentsysteem in de BT-AUDIO-functie. Afspelen bedienen In hoeverre de Bluetooth-audiobron via het infotainmentsysteem kan worden gecontroleerd, is afhankelijk van de aangesloten Bluetooth-audiobron. In mediaspelers die het AVRCP-Bluetooth-profiel ondersteunen kan het afspelen van de Bluetooth-audiobron automatisch worden gestart of gestopt bij het omschakelen naar de Bluetooth-audiofunctie of naar een andere audiobron. Daarnaast kan de titel of het wijzigen van de titel op het infotainmentsysteem worden weergegeven.
33
Let op Afhankelijk van de aangesloten externe speler kan de responstijd van het systeem variëren.
Let op Voor een correcte werking van uw BT-speler controleert u eerst de compatibiliteitslijst.
Titel wijzigen in hoofdmenu MEDIA
Let op Wegens het groot aantal mogelijke Bluetooth-audiobronnen kan niet worden gegarandeerd dat alle beschreven functies probleemloos uitgevoerd worden.
Let op Op de verbonden Bluetooth-audiobron moeten de waarschuwings- en servicetonen (bv. toetstonen op de mobiele telefoon) altijd worden uitgeschakeld, om storingsgeluiden en storingen in de werking te voorkomen.
Let op Voor afspelen van muziek externe mediaspeler niet tegelijkertijd op Bluetooth en multimedia-interface MEDIA-IN van infotainmentsysteem aansluiten omdat hierdoor tijdens het afspelen problemen kunnen ontstaan.
Afbeelding 22 Standaardweergave: menu MEDIA.
De titels van de beluisterde mediabron kunnen met de pijltoetsen achter elkaar worden doorlopen. Met de pijltoetsen kan de afspeellijst niet worden gewijzigd. Een afspeellijst moet handmatig worden gestart via het titelkeuzemenu.
34
Audiofunctie
Titel in lijst kiezen
Bediening via het hoofdmenu MEDIA Handeling
Effect
De functietoets één keer kort indrukken. Kort indrukken en vervolgens functietoets twee keer achter elkaar indrukken.
Naar het begin van de op dat moment afgespeelde titel. Naar het begin van de vorige titel. Er wordt gewisseld van de eerste titel naar de laatste titel op de geactiveerde informatiedrager. Naar volgende titel. Er wordt gewisseld van de laatste titel naar de eerste titel op de geactiveerde informatiedrager. Snel achteruit.
De functietoets indrukken.
één keer kort
Functietoets ingedrukt houden . Functietoets ingedrukt houden . De functietoets één keer kort indrukken. De functietoets één keer kort indrukken.
Afbeelding 23 Standaardweergave: menu MEDIA.
Snel vooruit. Het afspelen stopt. De functietoets wijzigt in . Het afspelen gaat door. De functietoets wijzigt in .
OF: Plaats een vinger midden op het scherm en verplaats de vinger, zonder deze te verwijderen, naar rechts om naar de volgende titel te gaan of naar links om de titel te starten.
Afbeelding 24 Standaardweergave: themalijst van mediabron.
Themalijst openen ● Druk in het hoofdmenu MEDIA op de toets Selectie ⇒ Afbeelding 23 om de lijst met titels te openen. De af te spelen titel wordt gemarkeerd weergegeven ⇒ Afbeelding 24. ● Zoek de lijst met titels en druk op de gewenste titel.
Audiofunctie
Als de titelgegevens beschikbaar zijn, worden deze weergegeven in plaats van Titel + nr.
Functietoets: effect Menu "Klank": klankinstellingen ⇒ pagina 66. Mix/Repeat incl. submappen: in de gekozen afspeelfunctie wordt rekening gehouden met de submappen. Bluetooth : Bluetooth-instellingen ⇒ pagina 32. Verkeersinformatie (TP) : de functie TP (controle van verkeersinformatie) is actief ⇒ pagina 20. Als de functietoets niet actief is (grijs), moet eerst de functietoets Radiogegevenssysteem (RDS) in het menu Instellingen worden geactiveerd. Extern AUX-apparaat : schakelt de aansluiting in.
Overzicht van functietoetsen van lijst met titels Functietoetsen
Effect
Schermbron
CD : interne cd-speler ⇒ pagina 28.
SD-kaart 1 , SD-kaart 2 : SD-geheugenkaart ⇒ pagina 29. MEDIA-IN : multimedia-interface MEDIA-IN ⇒ pagina 30. BT-Audio : Extern afspeelapparaat van media, aangesloten via Bluetooth® ⇒ pagina 32.
Functietoets indrukken om bovenste map in mappenlijst van mediabron te openen.
Afspelen met eerste titel starten. Alle titels herhalen. Huidige titel herhalen.
In willekeurige volgorde afspelen
SCAN
Als de scanfunctie actief is, worden alle titels uit de geselecteerde lijst met titels ongeveer 10 seconden afgespeeld.
Let op Een titel, map of afspeellijst kan ook worden gemarkeerd door de instelknop te draaien en vervolgens worden geopend door hierop te drukken.
Media-instellingen Media-instellingen ● Kies het hoofdmenu Media door de infotainmenttoets ken. ● Druk op de functietoets openen.
Instellingen
MEDIA
in te druk-
om het menu Media-instellingen te
35
36
Navigatie
Navigatie Inleiding en bediening van navigatie
Beperkingen tijdens de navigatie Fouten die tijdens navigatie kunnen optreden
Inleiding
Als het navigatiesysteem geen gegevens van de GPS-satelliet (dichte boomtoppen, ondergrondse parkeergarages,...) kan ontvangen, kan de navigatie doorgaan via het wagensensorsysteem.
Algemene informatie De actuele positie van de wagen wordt bepaald met het GPS-satellietsysteem (Global Positioning System). Sensoren in de wagen meten de afgelegde weg. Met het op de kaart opgeslagen materiaal en volgens de in het geheugen opgeslagen verkeersinformatie worden alle verkregen waarden vergeleken. Ook wordt er bij het berekenen van de route rekening gehouden met de verkeersinformatie (dynamische navigatie ⇒ pagina 43). Met alle beschikbare gegevens berekent het navigatiesysteem een optimale route naar het reisdoel.
In gebieden die niet of onvolledig gedigitaliseerd op de informatiedrager beschikbaar zijn (bv. eenrichtingswegen en wegen die onvoldoende geregistreerd zijn), wordt door het navigatiesysteem eveneens geprobeerd een routegeleiding mogelijk te maken. Bij ontbrekende of onvolledige navigatiegegevens kan de wagenpositie mogelijkerwijs niet precies bepaald worden. Dit kan ertoe leiden, dat de navigatie niet zo nauwkeurig is als u gewend bent.
Als reisdoel kan een adres of een bijzondere bestemming, bv. tankstation of hotel, ingevoerd worden.
Navigatiegebied en geldigheid van navigatiegegevens De wegen veranderen voortdurend (bv. nieuwe straten, wijziging van straatnamen en huisnummers). Navigatie-cd's zijn na enige tijd niet meer actueel. Daardoor kan de routegeleiding onnauwkeurig of zelfs onjuist zijn.
Gesproken aanwijzingen en grafische weergaven op het beeldscherm van het navigatieapparaat en in het instrumentenpaneel leiden u naar het reisdoel. Landspecifiek kunnen enkele functies van het infotainmentsysteem vanaf een bepaalde snelheid niet meer op het beeldscherm worden bediend. Het gaat hier niet op een werkingsfout, maar om het voldoen aan wettelijke bepalingen.
Actuele navigatie-informatiedragers en meer landenversies zijn bij uw SEATdealer verkrijgbaar.
Let op De gebruiker moet attent zijn op de borden langs de weg. Deze hebben voorrang op de borden die op het scherm worden weergegeven.
Navigatie
Hoofdnavigatiemenu
Functietoetsen en aanwijzingen in hoofdmenu Navigatie Functietoets A B 1 2 Mijn reisdoelen
Afbeelding 25 Standaardweergave: hoofdmenu Navigatie.
De navigatiefuncties kunnen alleen worden gebruikt als het radio-navigatiesysteem beschikt over de navigatiegegevens van de zone waarin de wagen zich bevindt. Via het hoofdmenu Navigatie kan een nieuw reisdoel, een reisdoel waarnaar eerder al gereden is, of een in het geheugen opgeslagen reisdoel worden gekozen, of kunnen speciale reisdoelen worden gezocht. Hoofdnavigatiemenu activeren ● Druk op de infotainmenttoets het navigatiesysteem te openen.
37
NAV
om het laatste menu dat actief was in
● Als het hoofdmenu Navigatie niet wordt weergegeven, druk dan opnieuw op de infotainmenttoets NAV tot het hoofdmenu Navigatie weergegeven wordt. ● OF: Druk op de functietoets TERUG om al bladerend door diverse menu's naar het hoofdmenu Navigatie te gaan.
POI Weergave Instellingen
Effect Het extra venster wordt weergegeven ⇒ pagina 42. Aanwijzingen en functietoetsen voor kaartweergave ⇒ pagina 42. Nieuw reisdoel : nieuw reisdoel ingeven ⇒ pagina 37. Route : tijdens geleide navigatie ⇒ pagina 39. Weergave van actieve GPS-gegevens. In geheugen opgeslagen reisdoelen opvragen of beheren ⇒ pagina 40. Speciale reisdoelen (bijvoorbeeld hotels, servicestations) in bepaald gebied zoeken ⇒ pagina 41. Kaartweergave wijzigen of extra venster weergeven/ verbergen ⇒ Afbeelding 25 A ⇒ pagina 41. Open het menu Navigatie-instellingen ⇒ pagina 44.
Nieuw reisdoel (reisdoel ingeven) ● Druk op de functietoets
Nieuw reisdoel
● Druk op de functietoets (Adres, POI of Op kaart).
Opties
in het hoofdnavigatiemenu.
en kies het reisdoel dat u wilt ingeven
Besturing Voor kiezen van adres moet altijd weergegeven volgorde worden gebruikt: eerst land en vervolgens plaats, enzovoort Als "plaats" kan een plaats of postcode worden gebruikt. Na invoeren van plaats kan geleide navigatie naar "centrum" van die plaats starten. Let er bij het inperken van een reisdoeladres beslist op dat elke ingave de daaropvolgende keuzemogelijkheden verder begrenst. Als de gezochte
38
Navigatie
straat bijvoorbeeld niet in de eerder ingegeven postcode voorkomt, zal de straat ook niet in de vorige optie voor het kiezen van de straat worden gevonden.
Functietoets: effect Opslaan : gekozen speciale reisdoel in reisdoelgeheugen opslaan ⇒ pagina 41. Nummer kiezen : telefonische verbinding maken met aan speciale reisdoel toegewezen nummer. Starten : start de geleide navigatie naar gekozen speciale reisdoel. Zoeken : speciaal reisdoel zoeken door naam in te geven.
Functietoets: effect : het gewenste land kiezen. : de gewenste plaats of postcode ingeven. Straat : de gewenste straat ingeven. Huisnummer : het gewenste huisnummer ingeven. Kruising : kruispunt van straten/wegen kiezen. Laatste reisdoelen : het menu Mijn reisdoelen ⇒ pagina 40 openen. Starten : geleide navigatie naar gekozen adres starten. Land
Plaats
POI
a)
De functietoets wordt alleen weergegeven als de geleide navigatie actief is.
Op de kaart Reisdoel op kaart kiezen en bevestigen met
.
Functietoets: effect Opslaan
Geleide navigatie naar speciaal reisdoel starten.
Accepteren
40.
: gekozen speciale reisdoel in reisdoelgeheugen opslaan ⇒ pagina
: reisdoel bewerken of ander reisdoel ingeven. : start de geleide navigatie naar gekozen speciale reisdoel.
Bewerken
Functietoets: effect Zoekgebied
Starten
: gebied kiezen waarin u speciale reisdoelen wilt zoeken.
Locatiegebied : zoekt speciale reisdoelen in gebied rondom actuele
locatie.
Reisdoelgebied a): zoekt speciale reisdoelen in gebied rondom reis-
Na starten van navigatie naar reisdoel
doel.
Langs de route a): zoekt speciale reisdoelen in gebied langs route. In buurt van adres : zoekt speciale reisdoelen in gebied in buurt van in-
gegeven adres. Kiezen op kaart : zoekt speciale reisdoelen in gebied in buurt van op kaart gekozen reisdoel. Om een reisdoel op de kaart te kiezen, op functietoets Bewerken drukken. Categorieën zoeken : hoofdcategorie (bijvoorbeeld, Wagen en ritten), Categorieën (bijvoorbeeld, Luchthavens) en vervolgens gewenste vermelding in lijst kiezen. Afbeelding 26 Standaardweergave: route berekenen.
Navigatie
Na starten van geleide navigatie wordt route naar eerste reisdoel berekend. De route wordt berekend op basis van de gekozen eisen in het menu Routeopties ⇒ pagina 44. Voor het instellen worden aan begin van geleide navigatie 3 alternatieve routes ⇒ Afbeelding 26 voorgesteld. Deze 3 routes komen overeen met de in die functie te selecteren route-opties: Snelle, korte en zuinige route. Routecriteria: betekenis Blauwe route: Zuinige route: wordt berekend om evenwicht te zoeken tussen kilometerbesparing en tijdsbesparing. Rode route: Snelste route naar reisdoel, zelfs als dat omrijden betekent. Oranje route: Kortste route naar reisdoel, zelfs als dat meer reistijd betekent. De routegeleiding kan ongewone trajecten bevatten, bv. onverharde wegen. ● Kies de gewenste route door op de kaart te drukken. Het instellen van de criteria in het menu Route-opties worden overeenkomstig gewijzigd. Als geen enkele route gekozen wordt, wordt na ongeveer één minuut de navigatie naar het reisdoel gestart, afhankelijk van de instellingen in Routeopties. Navigatieaanwijzingen (gesproken aanbevelingen voor rit) Na berekenen van route is eerste navigatieaanwijzing te horen. Voor draaien zijn maximaal 3 navigatie-aanwijzingen te horen, bijvoorbeeld: "Sla spoedig linksaf", "Sla na 300 meter linksaf" en "Sla nu linksaf".
39
Op wegen met meerdere rijbanen, op wegen met vertakkingen en op rotondes worden ook de van toepassing zijnde navigatie-aanwijzingen doorgegeven, bijvoorbeeld: "Bij tweede afslag op rotonde, rotonde verlaten". Bij aankomst op het reisdoel wordt gemeld dat u uw reisdoel bereikt hebt. Tijdens de dynamische navigatie naar het reisdoel wordt informatie over verkeersopstoppingen doorgegeven. Als de route op basis van een verkeersopstopping opnieuw wordt berekend, krijgt u een extra melding. U ontvangt tevens een waarschuwing als delen van de route handmatig niet meegerekend zijn. Tijdens een gesproken rijadvies, kunt u het volume met de regelaar aanpassen om een minimum- en maximumniveau te definiëren. Alle verdere gesproken rij-adviezen worden nu met dit volume weergegeven. Voor andere instellingen van gesproken rijadviezen zie Aanwijzingen van ge-
sproken rijadviezen ⇒ pagina 44.
Let op Als tijdens een routegeleiding een afslag gemist werd, en er geen mogelijkheid is om te keren, blijft u dan verder rijden totdat door het navigatiesysteem een alternatieve route wordt aangeboden.
Let op De kwaliteit van de adviezen van het apparaat is afhankelijk van de beschikbare navigatiegegevens en de ontvangen verkeersongevallen.
● Als u op de instelknop drukt, wordt de laatste navigatie-aanwijzing herhaald.
Route
De weergegeven afstanden zijn in grote mate afhankelijk van het type weg en de snelheid van de wagen. Op snelwegen worden de aanwijzingen bijvoorbeeld sneller doorgegeven dan in de stad.
Functietoets
Route
De functietoets actief is.
in hoofdnavigatiemenu indrukken.
Route
wordt alleen weergegeven als de geleide navigatie
40
Navigatie
Functietoets: effect
Functietoets: effect
Route stoppen : lopende geleide navigatie onderbreken.
: nieuw reisdoel of tussenreisdoel ingeven ⇒ pagina 37. Routegegevens : weergave van informatie over momenteel uitgevoerde route. Opslaan : slaat het momenteel gekozen reisdoel in het reisdoelgeheugen op. Lijst met routes : geeft de wegen weer waarop op de route moet worden gereden en geeft het respectievelijke routetraject weer. Verkeersopstopping vóór wagen : routetraject vóór wagen (van 0,2 tot 10 km) van gereden route blokkeren om bijvoorbeeld om een file heen te rijden. Om te deblokkeren, functietoets Route en vervolgens File annuleren indrukken.
Laatste reisdoelen
: geeft de reisdoelen weer waarvoor al een geleide naviga-
tie gestart is.
Nieuwe etappe
Reisdoelgeheugen : Weergave van handmatig in geheugen geplaatste reisdoelen en geïmporteerde vCards. Favorieten : weergave van als favorieten in geheugen opgeslagen reisdoelen. Contactpersonen : weergave van vermeldingen in telefoonboek met opgeslagen adresgegevens.
3. Thuisadres
Er kan slechts één adres of positie als thuisadres worden opgeslagen. Het opgeslagen thuisadres kan gewijzigd of overschreven worden. Als een privéadres al in het geheugen opgeslagen is, start de geleide navigatie naar dat adres.
Mijn reisdoelen (reisdoelgeheugen) ● Druk op de functietoets
Mijn reisdoelen
in het hoofdnavigatiemenu.
● Kies de gewenste functietoets (Positie in geheugen opslaan, Reisdoelen en contactpersonen of Huisadres). 1. Huidige positie opslaan: ● Als u op de functietoets Positie in geheugen opslaan drukt, wordt de aangeduide positie als geblokte vlag in Reisdoelgeheugen opgeslagen. Om de opgeslagen positie permanent op te slaan, wijzigt u de naam van de positie in het reisdoelgeheugen. Anders wordt de opgeslagen positie door een nieuw vlaggetjesreisdoel overschreven. In het volgende gegevensinvoermasker kunt u de naam wijzigen. Om het reisdoel in het geheugen op te slaan, de functietoets indrukken. 2. Reisdoelen en contactpersonen Druk op de functietoets
Opties
in het menu Reisdoelen en contactpersonen.
Als nog geen enkel adres opgeslagen is, kunt u een adres toewijzen. Bepaald adres voor eerste keer toewijzen: Positie : indrukken om actuele positie als privéadres op te slaan. Adres : indrukken om privéadres handmatig in te geven. Adres bewerken U kunt het privéadres bewerken in het menu Navigatie-instellingen ⇒ pagina 44.
Navigatie
Speciale reisdoelen (POI)
41
Functietoets: effect : gebied kiezen waarin u speciale reisdoelen wilt zoeken. : zoekt speciale reisdoelen in gebied rondom actuele locatie. Reisdoelgebied a): zoekt speciale reisdoelen in gebied rondom reisdoel. Langs de route a): zoekt speciale reisdoelen in gebied langs route. In buurt van adres : zoekt speciale reisdoelen in gebied in buurt van ingegeven adres. Kiezen op kaart : zoekt speciale reisdoelen in gebied in buurt van op kaart gekozen reisdoel. Om een reisdoel op de kaart te kiezen, op functietoets Bewerken drukken. Categorie : hoofdcategorie (bijvoorbeeld, Wagen en ritten), Categorie (bijvoorbeeld, Luchthavens) en ten slotte gewenste vermelding in lijst kiezen. Opslaan : gekozen speciale reisdoel in reisdoelgeheugen opslaan. Nummer kiezen b): telefonische verbinding maken met aan speciale reisdoel toegewezen nummer. Starten : start de geleide navigatie naar gekozen speciale reisdoel. Namen zoeken : speciaal reisdoel zoeken door naam in te geven. Zoekgebied
Locatiegebied
Afbeelding 27 Standaardweergave: speciaal reisdoel, 10 categorieën met speciale reisdoelen, op kaart.
De in het navigatiegeheugen opgeslagen speciale reisdoelen worden in verschillende categorieën met speciale reisdoelen onderverdeeld. Elke categorie met speciale reisdoelen heeft een pictogram dat op de kaart weergegeven wordt. In het menu Kaartinstellingen kunt u de categorieën met speciale reisdoelen die u weergeven wilt, kiezen. U kunt maximaal 10 categorieën met speciale reisdoelen kiezen.
a)
De functietoets wordt alleen weergegeven als de geleide navigatie actief is.
b)
De functietoets wordt alleen weergegeven wanneer het speciale reisdoel een telefoonnum mer bevat.
Speciaal reisdoel op kaart kiezen Functietoets: effect 1 : verscheidene speciale reisdoelen in betreffend bereik. Drukken op pictogram om lijst met speciale reisdoelen te openen. 2 : een speciaal reisdoel in betreffend gebied. Drukken op pictogram om details van speciaal reisdoel weer te geven.
Bijzonder reisdoel zoeken Overige
● Functietoets
Weergave
in hoofdnavigatiemenu indrukken.
Functietoets: effect : tweedimensionale kaartweergave, vanaf boven (conventioneel). : driedimensionale kaartweergave, schuin van boven (vogelvlucht). a): uiteindelijk reisdoel op kaart weergeven. a): hele traject op kaart weergeven. 2D
● Druk in het hoofdnavigatiemenu op de functietoets ● De functietoets
Weergave
indrukken.
POI
.
3D
42
Navigatie
Functietoets: effect
Functietoets: effect
: wisselen tussen dag- en nachtweergave. Extra venster : indrukken om extra venster weer te geven ⇒ pagina 42. Het extra venster kan worden weergegeven en verborgen met de infotainmenttoets NAV .
Verkeersborden : de in de navigatiegegevens opgeslagen verkeersborden worden weergegeven. GPS : coördinaten van actuele positie van wagen en GPS-status (satellietontvangst).
Dag/Nacht
a)
De functietoets wordt alleen weergegeven als de geleide navigatie actief is.
Om het extra venster te verbergen, drukt u op de functietoets tainmenttoets NAV .
x
of de info
Extra venster Visuele kaartweergave
Afbeelding 28 Standaardweergave: geactiveerd extra venster.
In het extra venster ⇒ Afbeelding 28 ven.
A
wordt extra informatie weergege-
Extra venster weergeven en verbergen Druk op de infotainmenttoets
NAV
.
Functietoets: effect Audio : geeft de momenteel gekozen audiobron weer.
: weergave van kompas met actuele oriëntatie. Manoeuvres : geeft de volgende manoeuvre weer. Kompas
Afbeelding 29 Standaardweergave: aanduidingen en functietoetsen voor kaartweergave.
Functietoetsen en aanduidingen voor visuele kaartweergave Om de functietoetsen 2 .
en
weer te geven, drukt u op de functietoets
Functietoets: effect : hoogtemeter weergeven. : schaal van kaart weergeven. De instelknop draaien om de schaal van de kaart te wijzigen. 1 2
Navigatie
Functietoets: effect
Dynamische navigatie met TMC
: oriëntatie van kaart veranderen (naar noorden, of in rijrichting). Functie alleen beschikbaar bij 2D-weergave. : positie van wagen centreren in kader van kaart. : activeert kort het kaartweergave. Na enkele seconden wordt automatisch teruggeschakeld naar de aangepaste schaal. : automatische schaal kiezen. Als deze functie geactiveerd is, wordt het symbool blauw weergegeven.
Voor dynamische navigatie naar reisdoel Dynamische route in route-opties activeren ⇒ pagina 44.
Op de kaart kunnen ook ontvangen verkeersopstoppingen worden weergegeven met een pictogram ⇒ Afbeelding 29.
TMC-verkeersinformatie en dynamische navigatie (TRAFFIC) Het apparaat ontvangt op de achtergrond voortdurend TMC-verkeersmeldingen, als op de actuele positie een TMC-verkeersinformatiezender te ontvangen is. De beluisterde zender hoeft niet de TMC-verkeersinformatiezender te zijn. De TMC-verkeersinformatie wordt op de kaart weergegeven met pictogramman. Deze zijn nodig voor de dynamische navigatie. TMC-verkeersmeldingen weergeven ● Druk op de infotainmenttoets keersinformatie weer te geven. ● Functietoets
...
TRAFFIC
om de actuele lijst met TMC-ver-
indrukken en Alles of Route kiezen.
Functietoets: effect : weergave van alle ontvangen TMC-verkeersinformatie. : weergave van ontvangen TMC-verkeersinformatie met betrekking tot genomen route. Alles
Route
43
Als tijdens de dynamische navigatie TMC-verkeersinformatie ontvangen wordt die betrekking heeft op de berekende route, dan wordt een omleiding berekend als het navigatiesysteem heeft berekend dat hiermee tijd gewonnen kan worden. Als de omleiding niet tot tijdwinst leidt, leidt de route tot het reisdoel langs het traject met file. In beide gevallen wordt dit gesproken meegedeeld.
Net voor het bereiken van een traject met ontvangen verkeersongeval, wordt u nog een keer hiervan op de hoogte gesteld. Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het vermijden van een file vanwege TMC-verkeersinformatie geen tijdvoordeel oplevert als het omleidingstraject als veel verkeer bevat. De kwaliteit van de dynamische routegeleiding is afhankelijk van de uitgezonden TMC-verkeersmeldingen. Voor de inhoud hiervan zijn de verkeersredacties van de radiozenders verantwoordelijk. U kunt de te nemen route ook handmatig blokkeren om een nieuwe route te berekenen ⇒ pagina 39. TMC-verkeersinformatie op kaart Pictogram: betekenis : verkeersstremming : verkeersopstopping : ongeval : glad wegdek : slipgevaar : gevaar : werk aan de weg
44
Navigatie
Een virtuele routegeleiding wordt echter na het bereiken van het fictieve reisdoel herhaald en begint altijd opnieuw vanaf het startpunt, als deze tussendoor werd gestopt.
Pictogram: betekenis : sterke wind : wegversperring
Als in het menu Navigatie-instellingen handmatig het vertrekpunt van de demomodus bepaald is, start de virtuele geleide navigatie vanaf die positie.
Tijdens de geleide navigatie worden verkeersopstoppingen die geen invloed hebben op de berekende route grijs weergegeven.
Een handmatig ingegeven startpunt wordt door de actuele wagenpositie overschreven, als de wagen zich beweegt en de actuele positie door de GPS-positiebepaling van het apparaat kan worden bepaald.
De lengte van een verkeersopstopping op de berekende route wordt met een rode lijn aangeduid. Het TMC-symbool wordt aan het begin van de verkeersstremming geplaatst, mits dit duidelijk in de TMC-verkeersinformatie gedefinieerd is.
Als na een virtuele routegeleiding in de demo-modus een echte routegeleiding gestart wordt, moet het apparaat zich eerst weer opnieuw oriënteren. Deze oriëntering kan enige tijd in beslag nemen afhankelijk van het aantal satellieten die op dat moment worden ontvangen. Bewegen van de wagen kan de heroriëntatie verkorten.
Afhankelijk van de schaal van de kaart, is het mogelijk dat achter een TMCpictogram andere verkeersopstoppingspictrogrammen verborgen zijn. In dat geval wordt na het drukken op het TMC-pictogram een lijst met aldaar aanwezige verkeersopstoppingen geopend. ● Druk op de gewenste vermelding om deze te kiezen.
Let op
Deactiveer de demomodus na gebruik. Als u dat niet doet, moet u voor het starten van de geleide navigatie altijd aangeven of een virtuele of werkelijke navigatie gestart zal worden.
Reisdoelbegeleiding in demomodus (Demo) Als in het menu Navigatie-instellingen de demomodus ⇒ pagina 44 geactiveerd is, wordt bij aanvang van de geleide navigatie een extra pop-upvenster geopend. ● Als op de functietoets Demomodus wordt gedrukt, wordt een "virtuele" geleide navigatie naar het aangeduide eindreisdoel gestart. ● Als op de functietoets Normale modus wordt gedrukt, wordt de "werkelijke" geleide navigatie gestart. Verloop en bediening van een virtuele routegeleiding zijn vergelijkbaar met een echte routegeleiding.
Navigatie-instellingen ● Functietoets
Instellingen
in hoofdnavigatiemenu indrukken.
Functietoets: effect 1.
: instellingen doorvoeren om route te berekenen. : na starten van geleide navigatie worden 3 alternatieve routes voorgesteld. Route : het type route kiezen.
Route-opties
3 voorgestelde alternatieve routes
Navigatie
Functietoets: effect Zuinig: gezocht wordt naar evenwicht tussen trajecttijd en af te leg-
gen afstand. Snel: snelste route naar reisdoel. Kort: kortste route naar reisdoel, zelfs als dat meer reistijd betekent. Dynamische route : dynamische navigatie met TMC-verkeersinformatie is geactiveerd ⇒ pagina 43. Snelwegen vermijden : snelwegen worden niet meegerekend, voor zover dat mogelijk is, in berekening van route. Wagentransport vermijden : voor zover dat mogelijk is, worden veerponten (ferries) en autotreinen niet in de berekening van de route meegenomen. Tolwegen vermijden : voor zover dat mogelijk is, worden tolwegen niet in de berekening van de route meegenomen. Tunnels vermijden : tunnels worden niet meegenomen in de berekening van de route, mits dat mogelijk is. Verplichte vignetwegen vermijden : voor zover mogelijk worden verplichte vignetwegen niet in de route opgenomen (bijv. Zwitserse snelwegen). Beschikbare vignetten : de beschikbare vignetten worden weergegeven. 2. Kaartinstellingen : instellingen uitvoeren voor visuele kaartweergave.
Functietoets: effect Perspectief : wisselen tussen kaartweergaven 2D noord, 2D rijrichting en 3D rijrichting. Dag/Nacht : kaartweergave wisselen tussen dagweergave, nachtweergave of automatische weergave. Automatisch zoomen : De schaal van de kaart wordt automatisch aangepast met "Autom. zoomen" geactiveerd, afhankelijk van de gevolgde route (snelweg, verkleinde schaal; stad, vergrote schaal). De automatische zoom kan niet worden gekozen zonder in het hoofdscherm te CENTREREN. Verkeersborden weergeven : tijdens de geleide navigatie worden in de navigatiegegevens van de weg waarop de wagen op dat moment circuleert de opgeslagen verkeersborden weergegeven. Categorieën kiezen : de categorieën met speciale reisdoelen die op de kaart moeten worden weergegeven, kiezen. Favorieten weergeven : de in Favorieten opgeslagen reisdoelen worden op de kaart weergegeven (sterpictogram). Rijstrook aanbevelen : Tijdens de geleide navigatie raadt een extra rijadvies u aan in een bepaalde rijstrook te rijden (wanneer u van rijstrook zou moeten wisselen op wegen met meerdere rijstroken). Brandstofopties : tankopties aanpassen. Voorkeursbenzinestations kiezen : de gekozen benzinestations worden op de kaart weergegeven. Waarschuwing van brandstofniveau : pop-upvenster tijdens navigatie wanneer brandstof bijna op is. In het pop-upvenster kan de route naar het dichtstbijzijnde benzinestation worden berekend. Commentaarstem bij navigatie : instellingen voor navigatie-aanwijzingen uitvoeren. Volume : volume van gesproken navigatierijadviezen aanpassen. Navigatiesysteem zonder spraak tijdens oproep : tijdens telefoongesprek worden geen navigatierijadviezen gegeven. Geavanceerde instellingen : overige navigatie-instellingen uitvoeren. Tijdweergave : weergeven tijdens geleide navigatie.
45
46
Navigatie
Functietoets: effect Aankomsttijd: weergave van de geschatte aankomsttijd op reisdoel. Reisduur: weergave van geschatte trajecttijd tot aankomst bij reis-
doel. Statusbalk
: weergeven tijdens geleide navigatie.
Reisdoel: weergave van geschatte afstand tot reisdoel. Etappe: weergave van geschatte afstand tot tussenreisdoel. Waarschuwing: Landgrens gepasseerd : er wordt een bericht weergegeven wanneer de wagen een grens passeert. Demomodus : na starten van geleide navigatie kan een "virtuele" navigatie naar ingegeven reisdoel worden uitgevoerd ⇒ pagina 44. Startpunt van demomodus definiëren : als de demomodus actief is en de wagen stilstaat, kan ook den fictief startpunt worden gedefinieerd voor het uitvoeren van een virtuele geleide navigatie. Geheugen beheren : Thuisadres bewerken : privéadres toewijzen of bewerken ⇒ pagina 40. Gebruikersgegevens wissen : wist de door de gebruiker gekozen informatie. Reisdoelen importeren : digitale visitekaartjes (vCards) in reisdoelgeheugen importeren. Alleen met SD. Versiegegevens : informatie over actuele kaartversie.
Menu CAR
47
Menu CAR Kennismaking met bediening van menu CAR
Ritgegevens
Menu CAR Als u op de infotainmenttoets “Car” drukt, wordt het hoofdmenu Car met de volgende opties geopend: ● WEERGAVE ● MINIPLAYER (functie Radio en Media) ● VORIGE-VOLGENDE (tussen schermen schakelen ) ● INSTELLINGEN ⇒ brochure Instructieboekje, hoofdstuk Systeeminstellingen (CAR) Met de functietoets
Weergave
Afbeelding 30 Standaardweergave: ritgegevens.
kan de volgende informatie worden geopend:
● RITGEGEVENS ● ECO ● STATUS WAGEN
De boordcomputer is uitgerust met 3 geheugens die automatisch werken. In die geheugens kan worden weergegeven: afgelegde afstand, gemiddelde snelheid, verstreken tijd, gemiddeld brandstofverbruik en actieradius van wagen. 1. Vanaf start: Aanduiding en in geheugen opslaan van waarden van afgelegd traject en brandstofverbruik vanaf starten van motor tot afzetten van motor. 2. Vanaf tanken Aanduiding en in geheugen opslaan van waarden van afgelegd traject en brandstofverbruik. Na brandstof tanken wordt geheugen automatisch gewist.
48
Menu CAR
Status van wagen
3. Totaalberekening In het geheugen worden de waarden van een bepaald aantal deeltrajecten geregistreerd, tot een totaal van 19 uur en 59 minuten of 99 uur en 59 minuten, ofwel 1999,9 km (mijl) of 9.999 km (mijl), afhankelijk van het model van het instrumentenpaneel. Als een van deze waarden bereikt wordt (afhankelijk van versie van instrumentenpaneel), wordt het geheugen automatisch gewist en begint het geheugen weer vanaf 0 te tellen.
ECO
Afbeelding 32 Standaardweergave: status van wagen.
Afbeelding 31 Standaardweergave: comfortverbruikers (ECO).
Als u op de toets Comfortverbruikers (ECO) drukt, wordt informatie over de status van de belangrijkste comfortverbruikers van de wagen weergegeven. Weergegeven met brandstofverbruikbalk in l/u (gal/u)
Afbeelding 33 Standaardweergave: status van wagen.
Als u op de toets Wagenstatus klikt, worden berichten over de wagenstatus en het Start-stopsysteem weergegeven. De berichten over de wagenstatus worden weergegeven ⇒ Afbeelding 32 en op de bijbehorende toets nader uitgelegd. De door deze berichten beïnvloede delen worden met verschillende kleuren (afhankelijk van belangrijkheid) op het wagenscherm gemarkeerd.
Menu CAR
Voor toegang tot scherm Controle bandenspanning drukken op toetsen Vorige of Volgende . In hetzelfde menu met toets
SET
de bandenspanning opslaan.
Let op De waarden die in de afbeeldingen ⇒ Afbeelding 30 ⇒ Afbeelding 31 ⇒ Afbeelding 32 ⇒ Afbeelding 33 worden weergegeven, zijn indicatief en kunnen afwijken van de waarden van de apparatuur.
49
50
Telefoonbeheer (PHONE)
Telefoonbeheer (PHONE) Kennismaking met telefoonbediening Inleiding De hieronder beschreven telefoonfuncties kunnen via het infotainmentsysteem worden beheerd, mits een mobiele telefoon op het infotainmentsysteem aangesloten is. ● Een mobiele telefoon koppelen aan en aansluiten op het infotainmentsysteem. Voorwaarde voor een aansluiting tussen een mobiele telefoon en het infotainmentsysteem is dat de mobiele telefoon over de Bluetooth®-functie beschikt. Als er geen mobiele telefoon aan het infotainmentsysteem gekoppeld is, kan de telefoon niet worden bediend. Houd rekening met de informatie over het gebruik van de mobiele telefoon in wagens zonder verbinding met een externe antenne ⇒ brochure Instructieboekje, hoofdstuk Accessoires en technische wijzigingen.
ATTENTIE Als u tijdens rijden telefoneert en vooraf de telefoon installeert, kunt u afgeleid worden en ongelukken veroorzaken. ● Let altijd goed op en rijd verantwoord.
ATTENTIE (vervolg)
● de volume-instellingen zo kiezen dat u geluidssignalen van buiten, bijv. de sirene van de politie en de brandweer, altijd goed kunt horen. ● In zones zonder dekking of met onvoldoende dekking, onder bepaalde omstandigheden in tunnels, garages en ondergrondse doorgangen kan de telefoonverbinding verbroken worden, en kunnen er geen telefoongesprekken (inclusief noodoproepen) worden gevoerd!
ATTENTIE Een losse mobiele telefoon of onjuist aangesloten mobiele telefoon kan door het interieur van de wagen vliegen en verwondingen veroorzaken bij bruuske manoeuvres, bruusk remmen of ongevallen. ● Zet de mobiele telefoon tijdens het rijden altijd op de juiste wijze en buiten het bereik van de airbag vast.
ATTENTIE Als u de ingeschakelde mobiele telefoon direct op een pacemaker dragen omdat dit storingen in de werking van de pacemaker kan veroorzaken. ● Tussen de antenne van de mobiele telefoon en de pacemaker moet ten minste 20 centimeter ruimte zijn zodat de mobiele telefoon de werking van de pacemaker niet verstoort. ● De werkende mobiele telefoon nooit in de borstzak direct op de pacemaker dragen. ● Als u vermoed dat de mobiele telefoon storingen veroorzaakt, schakel de mobiele telefoon dan direct uit.
Telefoonbeheer (PHONE)
Let op Telefoongesprekken in de wagen kunnen beïnvloed worden door hoge snelheden, slecht weer en slecht wegdek, en de kwaliteit van het netwerk.
Let op De aanwijzingen over het telefoonmenu die op het scherm worden weergegeven, zijn afhankelijk van het gebruikte mobiele apparaat. Er kunnen afwijkingen optreden.
Let op Houd rekening met het instructieboekje van de mobiele telefoon, de leverancier van de accessoires, en de mogelijke eisen voor het gebruik van een koptelefoon.
Let op In zones met te lage dekking kunnen afwijkingen in de ontvangst optreden en kunnen gesprekken onderbroken worden.
Let op Als er vreemd gedrag tussen uw mobiele telefoon en de radio gedetecteerd wordt, start de mobiele telefoon dan opnieuw op door deze uit en weer in te schakelen.
Let op Raadpleeg de compatibiliteitslijst voor een correcte werking van uw mobiele telefoon.
51
Let op De meeste elektronische apparaten zijn beschermd tegen hoogfrequentiesignalen. Soms zijn elektronische apparaten echter niet beschermd tegen radiofrequente signalen van de bediende telefoon (Phone) beschermd. Er kunnen interferenties optreden.
Plaatsen met speciale regeling Koppel de mobiele telefoon en voorinstallatie los op plaatsen met explosiegevaar. Hiervan zijn er veel, hoewel ze niet altijd duidelijk aangegeven zijn ⇒ in Inleiding op pagina 50. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan: ● Leidingsystemen en opslagplaatsen die chemische producten bevatten. ● Onder het dek in boten en veerponten. ● In de buurt van wagens die rijden op vloeibaar gas (bijvoorbeeld propaan- of butaangas). ● Op plaatsen waar chemische stoffen of fijne deeltjes zoals meel, stof of metalen krullen in de lucht aanwezig kunnen zijn. ● Op elke andere plaats waar de motor van de wagen uitgezet moet worden.
ATTENTIE Zet de mobiele telefoon uit op plaatsen met explosiegevaar! De mobiele telefoon wordt automatisch opnieuw door het netwerk voor mobiele telefoons herkend zodra de Bluetooth-verbinding van de voorinstallatie voor mobiele telefoons verbroken wordt.
52
Telefoonbeheer (PHONE)
Let op Op plaatsen met speciale eisen en waar het gebruik van mobiele telefoons verboden is, moeten de mobiele telefoon en de voorinstallatie van de mobiele telefoon altijd uitgeschakeld zijn. De straling van een aangesloten mobiele telefoon kan storingen veroorzaken in technische apparaten en gevoelige medische apparaten. Hierdoor kunnen deze apparaten beschadigd raken of niet meer correct werken.
Na het aansluiten worden het telefoonboek en de lijst met opgeslagen oproepen automatisch in de mobiele telefoon geladen. De duur van het laadproces hangt af van de hoeveelheid gegevens die opgeslagen zijn op de mobiele telefoon. Na het laadproces zijn de gegevens beschikbaar voor het infotainmentsysteem. Aansluiten vanaf systeem starten ● Controleren of mobiel apparaat actief en zichtbaar is. ● Apparaattoets ● Functietoets
PHONE
indrukken.
Telefoon zoeken
Mobiele telefoon aansluiten op infotainmentsysteem
OF:
Om een mobiele telefoon via het infotainmentsysteem te bedienen, moeten beide apparaten één keer worden aangesloten.
● Functietoets
Instellingen
● Functietoets
Telefoon kiezen
Voor uw veiligheid raden we u aan de mobiele telefoon aan te sluiten als de wagen stilstaat. In sommige landen mag de mobiele telefoon niet worden aangesloten als de wagen rijdt. De volgende instellingen moeten in de mobiele telefoon en het infotainmentsysteem worden gegarandeerd:
● Apparaattoets
PHONE
indrukken.
indrukken. indrukken. en vervolgens
● Apparaattoets
PHONE
indrukken.
Instellingen
● telefoon en het infotainmentsysteem.
● Functietoets
Bluetooth-instellingen
● Functietoets
Apparaten zoeken
● De toetsenblokkering van de mobiele telefoon moet uitgeschakeld zijn.
OF:
● De tonen van de toetsen en waarschuwingstonen van de mobiele telefoon moeten uitgeschakeld zijn. In sommige landen moet na het inschakelen van het contact de Bluetooth®-functie in het infotainmentsysteem geactiveerd worden of gedurende 3 minuten zichtbaar blijven. Tijdens het aansluiten moeten gegevens via het toetsenblok van de mobiele telefoon worden ingegeven. Zorg er daarom voor dat u de mobiele telefoon bij de hand hebt.
indrukken.
OF:
● Functietoets
De Bluetooth®-functie moet actief zijn en zichtbaar zijn op de mobiele
Telefoon zoeken
indrukken. activeren.
indrukken.
● Verbinding maken vanaf mobiele apparaat (controleren of zichtbaarheid van infotainmentsysteem in menu Telefooninstellingen > BT-instellingen actief is). Het zoeken duurt maximaal 1 minuut. Het systeem werkt op het scherm de naam van de gevonden Bluetooth-apparaten dynamisch bij. ● Kies het infotainmentsysteem of de mobiele telefoon die u wilt aansluiten in de lijst met gevonden Bluetooth-apparaten.
Telefoonbeheer (PHONE)
Het infotainmentsysteem en de mobiele telefoon zijn nu met elkaar verbonden. Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat als u een verbinding tussen beide apparaten wilt maken, u extra gegevens in de mobiele telefoon en het infotainmentsysteem moet ingeven. ● Bevestig, indien nodig, de aansluiting op de mobiele telefoon. ● Voer via de mobiele telefoon de pincode in en bevestig de pincode (zoals op scherm van infotainmentsysteem aangegeven staat). ● OF: Vergelijk de op het scherm van het infotainmentsysteem weergegeven pincode met de pincode die op de mobiele telefoon wordt weergegeven. Als de pincode overeenkomen, moet u dat in beide apparaten bevestigen. Na het aansluiten wordt in het hoofdmenu PHONE weergegeven. Mobiele telefoons aansluiten Op het infotainmentsysteem kunnen maximaal 20 mobiele telefoons worden aangesloten. Er kan echter maar steeds een mobiele telefoon als handsfree worden aangesloten en een apparaat als BT-audio. Als het infotainmentsysteem wordt aangezet, wordt de verbinding met de mobiele telefoon die als laatste aangesloten was, automatisch tot stand gebracht. Als er geen verbinding met deze mobiele telefoon tot stand kan worden gebracht, probeert het telefoonbeheer automatisch een verbinding te maken met de volgende mobiele telefoon in de lijst met aangesloten apparaten. De actieradius van de Bluetooth-verbinding is maximaal 10 meter. Als de actieradius hoger is, blijft de Bluetooth-verbinding onderbroken. De verbinding wordt automatisch opnieuw tot stand gebracht als het aangesloten apparaat zich weer in de actieradius van Bluetooth bevindt. Als het maximum aantal aangesloten apparaten bereikt wordt en u nog een apparaat wilt aansluiten, vervangt het systeem het minst gebruikte apparaat automatisch door het apparaat dat u nu wilt aansluiten. Als u het appa-
53
raat door een ander apparaat wilt vervangen, moet de gebruiker het apparaat eerst wissen. Ga als volgt te werk: ● Apparaattoets
Instellingen
indrukken in telefoonfunctie.
● Functietoets
Bluetooth-instellingen
● Functietoets
Mijn apparaten
activeren.
activeren.
● In lijst met aangesloten apparaten op functietoets Verwijderen achter de te wissen mobiele telefoon en vervolgens op Wissen drukken om het proces te bevestigen.
Let op Het gedrag kan variëren afhankelijk van het aangesloten apparaat.
Let op In sommige mobiele Android-apparaten moet na de aansluiting toegang tot de PBAB-kalender worden toegestaan om bij het telefoonboek met oproepen te kunnen komen. We raden aan de optie "altijd" te activeren om niet telkens na het aansluiten de toegang te moeten accepteren.
Algemene informatie Houd rekening met de informatie over het gebruik van de mobiele telefoon in de auto zonder verbinding met een externe antenne ⇒ brochure Instructieboekje, hoofdstuk Accessoires en technische wijzigingen. Gebruik uitsluitend apparaten die compatibel zijn met Bluetooth. Informatie over producten die compatibel zijn met Bluetooth vindt u bij uw SEAT-dealer of op internet. Houd rekening met het instructieboekje van de mobiele telefoon en de fabrikant van de accessoires. In zones met te lage dekking kunnen afwijkingen in de ontvangst optreden en kunnen gesprekken onderbroken worden.
54
Telefoonbeheer (PHONE)
Bluetooth®-profielen
De meeste elektronische apparaten zijn beschermd tegen hoogfrequentiesignalen. Soms zijn elektronische apparaten echter niet beschermd tegen radiofrequente signalen van het telefoonbeheer beschermd. Er kunnen interferenties optreden.
Wanneer een mobiele telefoon aangesloten wordt op het telefoonbeheer, worden de gegevens via een van de 2 Bluetooth-profielen uitgewisseld. ● Handsfree profiel van Bluetooth (HFP): Als een mobiele telefoon via HFP op het telefoonbeheer aangesloten is, kunnen via het handsfree toestel draadloze gesprekken worden gevoerd.
Let op In sommige landen kunnen beperkingen bestaan voor wat betreft het gebruik van Bluetooth-apparaten. Informatie is verkrijgbaar bij de lokale autoriteiten.
● Geavanceerd audioprofiel (A2DP): Bluetooth-profiel voor overdragen van audiosignalen met stereokwaliteit.
Let op Om het telefoonbeheer met Bluetooth-technologie op een apparaat aan te sluiten, leest u het betreffende instructieboekje om met name meer te weten te komen over de veiligheidsaanwijzingen. Gebruik uitsluitend producten die compatibel zijn met Bluetooth.
Bluetooth® Bluetooth® De Bluetooth-technologie dient voor het aansluiten van een mobiele telefoon op het telefoonbeheer van de wagen. Om het telefoonbeheer met een mobiele telefoon met Bluetooth te gebruiken, moet een keer het aansluitproces worden uitgevoerd. Als de verbinding al eerder tot stand is gebracht, worden sommige mobiele telefoons met Bluetooth herkend en worden deze telefoons na het inschakelen van het contact automatisch aangesloten. Hiertoe moeten de mobiele telefoon en de Bluetooth-aansluiting van de mobiele telefoon op elkaar aangesloten zijn, en moeten alle actieve Bluetooth-verbindingen met andere apparaten worden gestopt. De draadloze Bluetooth-aansluiting is gratis. BluetoothR is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth ® SIG, Inc.
Spraakbediening
Sommige telefoonfuncties kunnen met gesproken commando's worden geactiveerd. De spraakbediening van het infotainmentsysteem is alleen beschikbaar voor de instelde taal. De spraakbediening moet in de in het infotainmentsysteem ingestelde taal worden bediend. ● Instelling van gewenste taal in menu Systeeminstellingen ⇒ pagina 64. Spraakbediening starten en stoppen ● Voor activeren van spraakbediening toets op multifunctiestuurwiel kort indrukken . Kan tevens met toets VOICE in MIB worden geactiveerd. Tijdens spraakbediening is steeds luider signaal hoorbaar en wordt een helpmenu weergegeven. De gesproken adviezen helpen u met het volgende "dialoogvenster".
Telefoonbeheer (PHONE)
● Spreek de gewenste volgorde en volg de instructies in het "dialoogvenster". ● Als u een handeling uitvoert, wordt de spraakbediening gestopt. Er zijn bepaalde commando's die de spraakbediening niet stopt. De spraakbediening wacht met "Wat doen vanaf nu?". ● Om de spraakbediening handmatig te stoppen de toets op het multifunctiestuurwiel indrukken en ingedrukt houden tot de bijbehorende bevestiging te horen is, of de functietoets op het scherm indrukken. U kunt tevens twee keer kort indrukken om de spraakbediening te deactiveren.
Taal
Gesproken commando
Pools Portugees Portugees (BR) Russisch Zweeds Turks
Pomoc Ajuda Ajuda Справка Hjalp Yardim
Bediening tijdens gesprek
Na het stoppen van de spraakgestuurde bediening is een dalende toon hoorbaar. Deze kan in het instellingenmenu waar ingangs- en uitgangstonen kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd, worden geconfigureerd.
Terwijl het infotainmentsysteem een gesproken advies overdraagt, wordt op het scherm van het systeem het symbool weergegeven.
Een functie kan vaak met meerdere gesproken commando's worden geactiveerd. Probeer bij twijfel gewoon één opdracht te geven.
● Druk de toets op het multifunctiestuurwiel kort in om het gesproken advies van het infotainmentsysteem te onderbreken en vervolgens het volgende commando te zeggen.
Hulp voor spraakbediening De eerste keer dat u de spraakbediening gebruikt, moet u luisteren naar de Help. ● Functietoets indrukken
.
● Zeg het commando voor het starten van de Help in de in het navigatiesysteem ingestelde taal en volg de instructies uit het dialoogvenster. Taal
Gesproken commando
Tsjechisch Duits Engels (VK) Engels (VS) Spaans Spaans (LAT) Frans Italiaans Nederlands
Pomoc Hilfe Help Help Ayuda Ayuda Aide Aiuto Help
Als het symbool als "actief" wordt weergegeven, kan er maar een commando worden ingesproken. Als u zich bij het spreken van een commando vergist of onvolledig sprak waardoor er niets gebeurde, kunt u het commando herhalen. Het symbool blijft geactiveerd. ● Druk de toets te herhalen.
op het multifunctiestuurwiel kort in om het commando
Aanwijzingen voor spraakbediening Volg de volgende aanwijzingen voor een optimale werking van de spraakbediening: ● Spreek, indien mogelijk, langzaam en duidelijk. Het systeem herkent onduidelijk uitgesproken woorden, en woorden en cijfers waarin lettergrepen ingeslikt worden, niet. ● U moet telefoonnummers cijfer voor cijfer of door getallen in eenheden, tientallen of honderdtallen uit te spreken, ingeven.
55
56
Telefoonbeheer (PHONE)
● Spreek met normaal volume, zonder te overdreven, en maak geen lange pauzes.
Let op Het gebruik van een mobiele telefoon in het interieur van de wagen kan bijgeluiden in de luidsprekers veroorzaken.
● Vermijd externe geluiden en geluiden dichtbij (bijvoorbeeld, gesprekken in wagen). Sluit alle portieren, ruiten en het schuifdak. ● Richt de luchtroosters niet naar het plafond van het interieur.
Let op
● Als u snel rijdt, spreek dan wat harder.
Het is mogelijk dat een netwerk de eigenschappen van alle talen en bepaalde services aanbiedt.
U kunt de instructies openen door te zeggen: Instructies, zelfstudie, handleiding of inleiding. U kunt de instructies ook in delen beluisteren. De instructies zijn in 7 blokken opgedeeld. Om een van de blokken te openen, geeft u een van de eerdere commando's gevolgd door "deel + ". Bijvoorbeeld "Zelfstudie deel 1". Na het activeren van de spraakbediening kunt u o.a. de teksten zeggen die de contextkleur krijgen (blauw voor NAV en groen voor PHONE).
Beschrijving van telefoonbeheer Sommige functies en instellingen kunnen alleen worden uitgevoerd als de wagen stilstaat, en niet compatibel zijn met alle mobiele telefoons. ´ Beschrijving1) Het in de instructies beschreven telefoonbeheer is goedgekeurd voor gebruik in de volgende netwerken: GSM 850, GSM 900, GSM 1800 en GSM 1900. Met behulp van het telefoonbeheer kunnen maximaal 2 mobiele telefoons via Bluetooth-profielen op het infotainmentsysteem worden aangesloten (bijvoorbeeld een gebruikt als Bluetooth-audiospeler en een ander gebruikt als handsfree telefoon).
1)
Afhankelijk van het land
Telefoonbeheer (PHONE)
Hoofdmenu PHONE
profiel toegewezen en opgeslagen. Zodra de betreffende mobiele telefoon een verbinding maakt met het telefoonbeheer, zijn ze weer beschikbaar. Als vermeldingen in het telefoonboek van de mobiele telefoon gewijzigd worden, kunt u de telefoonboekgegevens handmatig via het menu Instellingen gebruikersprofiel ⇒ pagina 63 bijwerken.
Afbeelding 34 Standaardweergave: hoofdmenu Telefoonbeheer.
In het telefoonbeheer kunnen maximaal 4 gebruikersprofielen voor mobiele telefoons worden opgeslagen. Als u nog een mobiele telefoon wilt aansluiten, wordt deze automatisch vervangen door het meest recente gebruikersprofiel. Als u dit gedrag niet wenst, moet u een van de gebruikersprofielen vooraf wissen. Handmatig profiel wissen: Menu Instellingen Phone > drukken Instellingen gebruikersprofiel > drukken Overige gebruikersprofielen wissen. Functietoetsen van telefoonbeheer ● Infotainmenttoets 1
2
Nummer kiezen
Afbeelding 35 Standaardweergave: binnenkomende oproep.
Na de eerste aansluiting moeten enkele minuten gewacht worden voordat de telefoonboekgegevens van de aangesloten mobiele telefoon beschikbaar zijn in het infotainmentsysteem. Toewijzen aan een gebruikersprofiel In het telefoonbeheer worden de telefoonboekgegevens, de gegevens van de lijst met oproepen en de lijst met snelkiesnummers aan het gebruikers-
Contactpersonen Oproepen Instellingen
PHONE
indrukken om hoofdmenu PHONE te activeren.
Gebruikersnaam van aangesloten Bluetooth-apparaat en netwerkoperator. Indrukken om te schakelen naar mobiele telefoon ⇒ Afbeelding 34. Snelkiestoets die voor een contactpersoon op het telefoonboek kan worden gebruikt ⇒ Afbeelding 34 ⇒ pagina 61. Het numerieke toetsenblok openen om een telefoonnummer op te geven. Kalender van aangesloten mobiele telefoon openen ⇒ pagina 60. Lijst met oproepen van aangesloten mobiele telefoon openen ⇒ pagina 61. Open het menu Telefooninstellingen ⇒ pagina 62.
De ⇒ Afbeelding 35 geeft het scherm met binnenkomende oproepen weer. U kunt de volgende handelingen uitvoeren.
57
58
Telefoonbeheer (PHONE)
Actieve oproep
Indrukken om oproep te accepteren. Indrukken om een binnenkomend gesprek af te wijzen ⇒ Afbeelding 35. OF: Indrukken om een oproep te stoppen ⇒ Afbeelding 36.
Indrukken om bel tijdens oproep te dempen.
Indrukken om geluid van bel opnieuw te activeren.
Indrukken om microfoon tijdens oproep te dempen. Indrukken om geluid van microfoon opnieuw te activeren.
Met deze knop kan de actieve oproep worden tegengehouden. Terwijl de oproep wordt onderbroken, hoort de luisteraar geen gesprekken. Om opnieuw te activeren de knop voor het accepteren van oproepen indrukken (groen telefoonpictogram). Om af te wijzen de knop Afwijzen indrukken (rood telefoonpictogram).
Afbeelding 36 Standaardweergave: actieve oproep.
Aanwijzingen en symbolen van actieve oproep Tekst/symbool
Accuniveau van aangesloten mobiele telefoon.
⇒ Afbeel- Naam van netwerk voor mobiele telefonie (leverancier) die ding 36 aangesloten mobiele telefoon gebruikt. B ⇒ Afbeel- Weergave van nummer waarmee gesproken wordt of naam van in geheugen opgeslagen contactpersoon. Als in het teding 36 lefoonboek een foto bij de naam staat, kan deze worden weergegeven ⇒ pagina 60.
Ontvangststerkte van dekkingssignaal van mobiele telefoon.
Privémodus: Voor activeren van privémodus gaan naar menu Instellingen en selectievakje uitschakelen: Handsfree (tijdens actieve oproep). Met de actieve privémodus worden de actieve audio en microfoon van de aangesloten mobiele telefoon die op het handsfree profiel aangesloten is. Na het deactiveren van de functie wordt de audio opnieuw in de car-kit van de wagen actief. Deze configuratie is alleen van toepassing op de actieve oproep. Voor toekomstige oproepen keert de audio standaard terug naar de car-kit van de wagen.
Betekenis
A
Let op
De aansluiting van sommige Nokia-modellen worden verbroken wanneer tijdens een actieve oproep de privémodus geactiveerd wordt.
Let op In sommige apparaten wordt de oproep na het accepteren van een binnenkomende oproep vanaf een mobiele telefoon - als deze aangesloten is - automatisch in de privémodus gezet.
Telefoonbeheer (PHONE)
Menu Telefoonnummer invoeren
Mogelijke functies Voicemail bellen
Afbeelding 37 Standaardweergave: menu Telefoonnummer invoeren.
Landnummer invoeren
Hulpoproepen In het hoofdmenu PHONE op de functietoets
Nummer kiezen
drukken.
Mogelijke functies Mogelijke functies Telefoonnummer via toetsenbord invoeren. Druk op functietoets om verbinding tot stand te brengen. Contactpersoon in Via toetsenbord eerste tekens van contactpersoon die lijst kiezen gezocht wordt, invoeren. In de lijst met contactpersonen worden mogelijke vermeldingen weergegeven. In de lijst met contactpersonen zoeken en drukken op gewenste contactpersoon om verbinding te maken. Terugbelknop Druk op de knop waarna het laatst gebelde nummer op het scherm wordt weergegeven. Druk opnieuw op de knop om verbinding te maken. Telefoonnummer invoeren
59
Druk op de functietoets en houd de functietoets ongeveer 2 seconden ingedrukt om verbinding te maken. Als het voicemailnummer nog niet in het geheugen opgeslagen is, voer het nummer dan in en bevestig met OK . Een opgeslagen telefoonnummer kan in het menu Instellingen gebruikersprofiel ⇒ pagina 63 worden gewijzigd. Als u een landnummer invoert, kunt u in plaats van de eerste twee cijfers (bijvoorbeeld, "00"), het teken "+" invoeren. Houd de functietoets 0 ongeveer 2 seconden ingedrukt om het teken + toe te voegen . Druk op de functietoets om in geval van storingen hulp te krijgen. Daartoe staat het netwerk met SEAT-dealers met hun Mobiele service tot uw dienst.
Informatieoproep Druk op de functietoets om informatie over het merk SEAT en de aanvullende contractservices betreffende verkeer en ritten te krijgen.
Let op De hulp- en informatieoproepen kunnen extra kosten met zich meebrengen.
60
Telefoonbeheer (PHONE)
Menu Telefoonboek (contactpersonen)
Hiertoe moet de optie "Foto's van contactpersonen weergeven" in de context telefooninstellingen geactiveerd zijn (compatibiliteitslijst controleren). In het hoofdmenu PHONE op de functietoets
Contactpersonen
drukken.
Vermelding zoeken
Afbeelding 38 Standaardweergave: menu Contactpersonen.
Afbeelding 39 Standaardweergave: zoekscherm.
Na de eerste aansluiting moeten enkele minuten gewacht worden voordat de kalendergegevens van de aangesloten mobiele telefoon beschikbaar zijn in het infotainmentsysteem. Het telefoonboek kan ook tijdens een oproep worden geraadpleegd. Als in het telefoonboek een foto bij een naam staat, kan deze foto in de lijst naast de naam worden weergegeven.
Contactper- In de lijst zoeken en op de gewenste contactpersoon druksoon in lijst ken om verbinding te maken. Als de contactpersoon over kiezen meer dan een telefoonnummer beschikt, kies dan het gewenste nummer en druk opnieuw op het nummer om een verbinding te maken. Contactper- Functietoets Zoeken ⇒ Afbeelding 38 1 indrukken om zoeksoon via scherm te openen. Naam van persoon die gezocht wordt in zoekscherm zoekscherm invoeren ⇒ Afbeelding 39. Telkens wanneer u zoeken een teken invoert, worden in het invoervak de vermeldingen uit het telefoonboek weergegeven. Rechts van het vak worden de bijbehorende resultaten weergegeven. Functietoets indrukken om naar lijstweergavemodus te schakelen. Zoeken in lijst en drukken op gewenste contactpersoon om verbinding te maken. Pictogram (potlood) indrukken om voor bellen nummer te bewerken.
Let op Als het telefoonnummer voor de oproep bewerkt wordt, wordt dit telefoonnummer niet in het telefoonboek opgeslagen maar alleen voor de oproep gebruikt.
Telefoonbeheer (PHONE)
Menu Lijst met oproepen
Mogelijke weergaven in menu Oproepen Tekst/symbool
Betekenis
Gemist: geeft de telefoonnummers van ontvangen en niet beantwoorde oproepen weer. Beantwoord: geeft de via de mobiele telefoon en via het telefoonbeheer van het infotainmentsysteem gebelde telefoonnummers weer. Ontvangen: geeft de telefoonnummers van de via de mobiele telefoon en via het telefoonbeheer van het infotainmentsysteem beantwoorde oproepen weer die niet beantwoord zijn.
Afbeelding 40 Standaardweergave: menu Lijst met oproepen.
In het hoofdmenu PHONE op de functietoets
61
Oproepen
drukken.
Let op De weergave van de oproepenlijst hangt af van de gebruikte mobiele telefoon.
● Functietoets FILTER ⇒ Afbeelding 40 1 voor filteren van lijst met oproepen volgens gekozen criterium (Alles, Gemist, Beantwoord of Ontvangen). Als een telefoonnummer in het telefoonboek opgeslagen is, wordt in de lijst met oproepen de naam die op de plaats voor het telefoonnummer opgeslagen is, weergegeven.
Snelkiestoetsen
Als in het telefoonboek een foto bij een naam staat, kan deze foto in de lijst met oproepen naast de naam worden weergegeven.
Afbeelding 41 Standaardweergave: hoofdmenu Telefoonbeheer.
62
Telefoonbeheer (PHONE)
Aan elke snelkiestoets ⇒ Afbeelding 41 den toegewezen.
1
Telefooninstellingen
kan een telefoonnummer wor-
In het hoofdmenu PHONE op de functietoets
Als in het telefoonboek een foto bij een naam staat, kan deze foto op de snelkiestoets worden weergegeven ⇒ pagina 62.
drukken.
Functietoets: effect
Alle snelkiestoetsen moeten handmatig worden toegewezen waarna ze aan een gebruikersprofiel toegewezen zijn.
Telefoon kiezen : telefoon kiezen die op infotainmentsysteem aangesloten moet worden, of drukken op Telefoon zoeken om een nieuw apparaat aan te sluiten. Instellingen gebruikersprofiel : open het menu Instellingen gebruikersprofiel ⇒ pagina 63. Beltoon kiezen : beltoon uit lijst met voorgedefinieerde beltonen kiezen. Bluetooth-instellingen : het menu Bluetooth-instellingen ⇒ pagina 62 openen. Volgorde van lijsten met oproepen omdraaien : met ingeschakeld selectievakje worden de lijsten met oproepen omgedraaid (de oudste vermelding wordt boven in de lijst weergegeven). Waarschuwing: mobiele telefoon niet vergeten : bij uitgeschakeld contact wordt bericht "Mobiele telefoon niet vergeten" weergegeven. Foto's van contactpersonen weergeven : als een foto van een contactpersoon in het telefoonboek opgeslagen is, kan die foto op de snelkiestoetsen, in de lijsten met oproepen en het telefoonboek worden weergegeven.
Mogelijke functies Snelkiestoetsen toe- Druk in het hoofdmenu PHONE op een niet toegewijzen wezen snelkiestoets. Kies de gewenste contactpersoon in de lijst. Als van de gekozen contactpersoon meerdere telefoonnummers in het telefoonboek opgeslagen zijn, kies dan het gewenste nummer. Toegewezen snelHoud in het hoofdmenu PHONE, een toegewezen kiestoetsen bewer- snelkiestoets ingedrukt tot het menu Contactpersoken nen geopend wordt. Kies de gewenste contactpersoon in de lijst. Als van de gekozen contactpersoon meerdere telefoonnummers in het telefoonboek opgeslagen zijn, kies dan het gewenste nummer. Om het menu Contactpersonen te sluiten zonder de wijzigingen op te slaan, drukt u op de functietoets Terug . Toewijzing van snel- U kunt een aan een snelkiestoets toegewezen telekiestoets wissen foonnummer wissen in het menu Instellingen gebruikersprofiel/Favorieten beheren ⇒ pagina 63. Verbinding tot stand Druk in het hoofdmenu PHONE, kort op een toegebrengen met snelwezen snelkiestoets om een verbinding tot stand te kiestoetsen brengen tussen de het toegewezen telefoonnummer en de snelkiestoets.
Instellingen
Let op Om te controleren of vanaf uw mobiele telefoon foto's naar uw telefoonboek gedownload kunnen worden, controleert u de compatibiliteitslijst.
Bluetooth-instellingen
In het hoofdmenu PHONE op de functietoets Bluetooth-instellingen drukken.
Instellingen
en vervolgens op
Telefoonbeheer (PHONE)
Functietoets: effect
Functietoets: effect
: indrukken om Bluetooth van systeem los te koppelen. Zichtbaarheid : "zichtbaarheid" van Bluetooth van infotainmentsysteem via functietoets activeren en deactiveren. Om een mobiele telefoon op het infotainmentsysteem aan te sluiten, moet de zichtbaarheid worden geactiveerd. Met de instelling Bij starten wordt de zichtbaarheid na een bepaalde tijd gedeactiveerd. Als u een apparaat met actieve Bluetooth-audio en zichtbaarheid hebt, wordt "niet zichtbaar" automatisch aangepast. Naam : als deze optie geopend wordt, wordt een toetsenbord geopend waarmee de standaardnaam van het apparaat kan worden gewijzigd. Mijn apparaten : geeft de op het systeem aangesloten apparaten weer. Zoeken : zoekt ingeschakelde en zichtbare Bluetooth-apparaten die zich binnen de actieradius van het infotainmentsysteem bevinden. De actieradius in ongeveer 10 meter. Audio/Bluetooth (A2DP) : functietoets voor activeren en deactiveren van radio als Bluetooth-ontvanger voor audiobronnen.
Sorteren : de volgorde van vermeldingen in telefoonboek, op achternaam, voornaam of voornaam, achternaam bepalen. Contactpersonen importeren : indrukken om telefoonboek van aangesloten telefoon te importeren of om een al geïmporteerd telefoonboek bij te werken. Profielen van andere gebruikers wissen : alle gebruikersprofielen, of specifiek profiel wissen.
Bluetooth
Instellingen gebruikersprofiel In het hoofdmenu PHONE op de functietoets Gebruikersprofiel drukken.
Instellingen
en vervolgens op
Functietoets: effect Favorieten beheren : snelkiestoetsen bewerken.
Toegewezen snelkiestoets: indrukken om toegewezen nummer te wissen. Vrije snelkiestoets: indrukken om telefoonnummer uit telefoonboek aan betreffende snelkiestoets toe te wijzen. Voicemailnummer : voicemailnummer invoeren of wijzigen. Kengetal : ingeven van bepaald kengetal. Om oproepen met vooraf bepaalde landnummer te maken, de knop +0 in het menu Telefoonnummer invoeren, in Telefoonboek of in Oproepvermeldingen indrukken.
63
Let op Sommige telefoons moeten opnieuw worden opgestart om de laatst toegevoegde contactpersonen opnieuw te downloaden.
64
Instellingen
Instellingen Menu en systeeminstellingen (SETUP)
Functietoets: effect : extra taal voor toetsenbord kiezen. : ⇒ brochure Instructieboekje, hoofdstuk Systeeminstellingen
Talen van extra toetsenborden Eenheden
Inleiding tot thema
(CAR)
SD1-kaart veilig verwijderen
Hoofdmenu oproepen. ● Druk op de infotainmenttoets lingen (SETUP) te openen. ● Drukken op functietoets nen.
MENU
INSTELLINGEN
om het hoofdmenu Systeeminstelom systeeminstellingen te ope
Auteursrecht
Menu en systeeminstellingen (SETUP)
Let op
Hoofdmenu oproepen. ● Druk op de infotainmenttoets lingen (SETUP) te openen. ● Drukken op functietoets nen.
MENU
INSTELLINGEN
om het hoofdmenu Systeeminstelom systeeminstellingen te ope-
Functietoets: effect Klankinstellingen : volume- en klankinstellingen uitvoeren
⇒ pagina 66.
Beeldscherm : instellingen afbeelding uitvoeren ⇒ pagina 65. Datum en tijd
(CAR)
: ⇒ brochure Instructieboekje, hoofdstuk Systeeminstellingen
Taal/Language
: instellingen spraakbediening uitvoeren ⇒ pagina 65. , SD2-kaart veilig verwijderen : de gewenste geheugenkaart uit het systeem verwijderen. Na het verwijderen van de geheugenkaart wordt de functietoets grijs weergegeven. USB-informatiedrager veilig verwijderen : de USB-informatiedrager uit het systeem verwijderen. Fabrieksinstellingen : ⇒ pagina 65. Bluetooth : Bluetooth-instellingen uitvoeren ⇒ pagina 62. Systeemgegevens : aanduiding van systeemgegevens (apparaatnummer, hardware- en softwareversie). Spraakbediening
Afhankelijk van het land, het apparaat en de wagenuitrusting kunnen sommige instellingen verschillen.
: de gewenste taal voor tekst- en spraakweergave aanpassen.
Ingavetoetsen : de gewenste ingavetoetsen kiezen (ABC of QWERTY).
Voor een correcte werking van alle infotainmentsystemen moeten de datum en tijd in de wagen correct ingesteld zijn.
Instellingen
Beeldscherminstellingen
Als een menu wordt gesloten, worden de wijzigingen automatisch doorgevoerd.
Hoofdmenu oproepen. ● Druk op de infotainmenttoets lingen (SETUP) te openen. ● Drukken op functietoets nen.
65
MENU
INSTELLINGEN
Overzicht van aanduidingen en functietoetsen
om het hoofdmenu Systeeminstel-
Functietoets: effect Type dialoogvenster : type dialoogvenster kiezen.
om systeeminstellingen te ope-
Uitgebreid : tijdens spraakbediening zijn enkele aanvullende hulpadviezen te beluisteren. Kort : enkele aanvullende commando's van het grote dialoogvenster worden verwijderd. Zie beschikbare commando's : na activering van spraakbediening worden de gesproken commando's van de functie die op dat moment bediend wordt op het beeldscherm weergegeven. Starttoon spraakbediening : bij activering van de spraakbediening is een signaal te horen. Indrukken om signaal te deactiveren. Eindtoon spraakbediening : bij deactivering van de spraakbediening is een signaal te horen. Indrukken om signaal te deactiveren. Invoertoon in dialoogvenster : de invoertoon voor het bevestigen van een commando is actief.
● Functietoets Beeldscherm indrukken. Als een menu wordt gesloten, worden de wijzigingen automatisch doorgevoerd. Overzicht van aanduidingen en functietoetsen Functietoets: effect Scherm uitschakelen in 10 sec. : als met actieve functie geen enkele handeling in het infotainmentsysteem wordt uitgevoerd, wordt het beeldscherm na 10 seconden automatisch uitgeschakeld. Als het beeldscherm wordt aangeraakt of een infotainmenttoets wordt ingedrukt, wordt het beeldscherm weer ingeschakeld. Helderheid : helderheidsniveau van beeldscherm kiezen. Toon bij aanraken van scherm : functietoets op beeldscherm indrukken om bevestigingstoon te activeren. Animatie bij naderen : de naderingssensoren zijn geactiveerd. Tijd weergeven in wachtmodus : in stand-bymodus wordt de actuele tijd op het beeldscherm van het infotainmentsysteem weergegeven.
Fabrieksinstellingen De fabrieksinstellingen herstellen
Instellingen spraakbediening ● Druk op de infotainmenttoets
MENU
om het hoofdmenu Systeeminstel-
lingen (SETUP) te openen.
● Drukken op functietoets nen. ● Functietoets
INSTELLINGEN
Spraakbediening
om systeeminstellingen te ope-
indrukken.
Tijdens het resetten van de instellingen in de status waarin de wagen werd overhandigd, worden de ingevoerde gegevens en doorgevoerde instellingen overeenkomstig gewist . ● Druk op de infotainmenttoets lingen (SETUP) te openen. ● Drukken op functietoets nen.
MENU
INSTELLINGEN
om het hoofdmenu Systeeminstelom systeeminstellingen te ope-
66
Instellingen
● Functietoets
Fabrieksinstellingen
Instellingen uitvoeren
indrukken.
● Om de instellingen te resetten, de functietoets indrukken.
Fabrieksinstellingen resetten
● OF: Om een bepaalde instelling te resetten, de gewenste functietoets indrukken. ● De veiligheidsvraag die wordt weergegeven bevestigen door de functietoets Resetten in te drukken.
Klank- en volume-instellingen
Afbeelding 42 Standaardweergave: Menu Klantinstellingen
Inleiding Afhankelijk van de markt, het apparaat en de voertuiguitrusting kunnen de mogelijke instellingen variëren.
● Om het hoofdmenu Klankinstellingen te openen, de infotainmenttoets SOUND 1) of de toets Men 2) indrukken. Daarnaast kan het hoofdmenu worden geopend via de optie Klank , en vanuit Radio-instellingen en Media-instellingen . ● Druk op de betreffende functietoets voor de instelling die u wilt wijzigen. Als een menu wordt gesloten, worden de wijzigingen automatisch doorgevoerd.
1)
Alleen in Standard-versie, geen navigatie.
2)
Alleen in Standard-versie, met navigatie.
Instellingen
Overzicht van aanduidingen en functietoetsen Functietoets: effect Instellingen volume
: volume-instellingen uitvoeren.
Verkeersinformatie : afspeelvolume van binnenkomende berichten bepalen
(bijvoorbeeld, verkeersinformatie). Commentaarstem bij navigatie : afspeelvolume van commentaarstem bij navigatie bepalen. Spraakbediening : afspeelvolume van spraakbediening bepalen. Maximum volume bij starten : maximum volume bij starten bepalen. Volume volgens snelheid : volumeniveau in overeenstemming met de snelheid bepalen. Het audiovolume neem automatisch toe als de snelheid van de wagen toeneemt. AUX-/AV-/IPOD-volume : indien aangesloten, het afspeelvolume van de audiobronnen die via de multimedia-interface MEDIA-IN aangesloten zijn, bepalen. Bluetooth-audio : indien aangesloten, het afspeelvolume van de audiobronnen die via Bluetooth aangesloten zijn, bepalen. Volume dempen : indien OPS ingeschakeld is, kan afspeelvolume van audiobronnen worden gedempt. : klankeigenschappen aanpassen. : klankrichting (balance/fader) in interieur aanpassen. Om de klankoriëntatie te wijzigen, indrukken om oriëntatie op gewenste positie in interieur te richten, of met pijltoetsen stapsgewijs wijzigen. Om klankoriëntatie in interieur te centreren, functietoets met twee cirkels - tussen pijlen - indrukken. Toon bij aanraken van scherm : bevestigingstoon na indrukken van functietoets op scherm is actief. Navigatiesysteem zonder spraak tijdens oproep : geen spraak op navigatiesysteem tijdens oproep. Subwoofer : vermogen van subwoofer (hoge tonen) aanpassen. Klankoptimalisatie : optimaliseert klanken in interieur van wagen. Equalizer handmatig instellen Balance - Fader
67
68
Gebruikte afkortingen
Gebruikte afkortingen Gebruikte afkortingen Afkorting A2DP
AM AUX AVRCP
DAB
Betekenis Technologie van veel fabrikanten voor het via Bluetooth overdragen van audiosignalen (Advanced Audio Distribution Profile). Modulatie van golfamplitude (middengolf, MW). Extra audio-ingang (auxiliary input). Technologe van veel fabrikanten voor extern beheer van audiobronnen via Bluetooth (Audio Video Remote Control Profile). Digitale-transmissienorm voor digitale radio (Digital Audio Broadcasting).
DIN
Deutsches Institut fur Normung (Duits norminstituut).
DRM
Digitaal rechtenbeheer (Digital Rights Management). Markeertonen met meervoudige dubbele-tonenfrequenties (Dual Tone Multiple Frequency). Digitale televisie of "alomtegenwoordige televisie" (Digital Video Broadcasting-Terrestric). Hulp aan andere radiotransmissienetwerken (Enhanced Other Network). Elektronische programmagids voor DVB-T (Electronic Program Guide). Frequentiemodulatie (ultrakorte golf, UKW). Wereldwijd mobiel communicatiesysteem (Global System for Mobile Communications). Mediatheek (vaste-schijfeenheid, Hard-Disc-Drive). Draadloze telefonie (handsfree profiel).
DTMF DVB-T EON EPG FM GSM HDD HFP
IMEI
Serienummer voor unieke identificatie van GSM-eindapparaten (International Mobile Station Equipment Identity).
LED MDI
Lichtgevende diode (Light Emitting Diode). Externe informatiedrager, bijvoorbeeld, iPod (Media Device Interface). Compressieformaat van audiobestanden. Parkeerafstandscontrole (Park-Distance-Control). Persoonlijk identificatienummer. Radiogegevenssysteem voor aanvullende services (Radio Data System). SIM-toegangsprofiel via Bluetooth (extern SIM-Access-Profile). Identificatiemodule van abonnementhouder (Subscriber Identity Module). Korte-berichtendienst (Short Message Service). Verkeersinformatie voor dynamische navigatie (Traffic Message Channel). Verkeersinformatiefunctie in radiofunctie (Traffic Program). Opnamen van verkeersinformatie (Traffic Program-Memory). Variabele bitrate. Compressieformaat van audiobestanden.
MP3 PDC PIN RDS rSAP SIM SMS TMC TP TP-Memo VBR WMA
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A Aanraakscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 aansluiten Bluetooth-audio (externe audiobron) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Aanzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Achteruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 AM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 Apparaattoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6, 8 Apparaattoetsen (hardkeys) . . . . . . . . . . . . 10, 11 Automatisch in geheugen opslaan van zenders .20 . Autostore . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 AUX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29, 68 externe audiobron . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 multimediabus AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
B Balance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 Basisvolume geluid onderdrukken (Mute) . . . . . . . . . . . . 11 wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6, 8 Bedieningsinstructies apparaattoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 selectievakjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Beknopte informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Bijzonderheden AUX-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Bluetooth . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 BT-audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
C CAR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Cd-functie zie: MEDIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
D DAB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . DAB+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Digitale radio DAB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . DAB+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . DMB-audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . DMB-audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Draadloze communicatie-interface . . . . . . . . . . Draai-drukknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Draai-druktoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dynamische navigatie (TRAFFIC) . . . . . . . . . . . .
16 16 16 16 16 16 32 10 11 43
E Eisen voor adapter (MDI) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . cd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . externe informatiedrager (MDI) . . . . . . . . . . geheugenkaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-kaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Explosie: risicoplaatsen Telefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Externe audiobron Bluetooth-audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . zie: AUX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
30 24 30 24 24 51 32 29
F Fader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 FM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 Functietoetsen zie: functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Functietoetsen (softkeys) . . . . . . . . . . . . . . 10, 11
G Geheugenkaart (SD-kaart) . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
H Hardkeys zie: Apparaattoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
69
70
Trefwoordenlijst
Hoge tonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdmenu MEDIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NAV (navigatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . RADIO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
66
M
26 37 14 64
MEDIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . achteruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afspeellijsten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . afspeelvolgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Audiogegevens-cd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . bitrates . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bluetooth-audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cd-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . eisen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . hoofdmenu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mediabron wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . MP3-bestanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . multimediabus AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . Onleesbare cd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . titel in lijst kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . titel kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . titel wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vooruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . weergeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . WMA-bestanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . MEDIA-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mediabron . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu CAR bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Middengolf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Middentonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Multimedia-interface MEDIA-IN . . . . . . . . . . . . . Multimediabus AUX-IN zie: AUX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
I Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Instellingen (SETUP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 Bluetooth-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 datum en tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 eenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 fabrieksinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 klank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 scherminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 spraakbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 taal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 toetsenbord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 Instellingen(SETUP) volumedistributie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
K Klankdistributie (Balance/Fader) . . . . . . . . . . . 66 Klankinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 Klank (hoge tonen/middentonen/lage tonen) . 66
L Lage tonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Mute . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 24 24 33 25 25 24 24 32 28 24 26 35 28 24 29 28 34 33 33 33 26 24 30 26 47 68 66 30 29
N Navigatie-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NAV (navigatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . extra venster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . gebieden met onvolledige digitalisering . . geldigheid van navigatiegegevens . . . . . . . hoofdmenu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Navigatiegebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . reisdoelbegeleiding (demomodus) . . . . . . reisdoelgeheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . reisdoel ingeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . reisdoel kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . route . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . speciaal reisdoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TMC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . visuele kaartweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
44 36 42 36 36 37 44 36 44 40 37 37 39 41 43 42 41
O Overzicht apparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6, 8
P Phone Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 PHONE Aansluiten op infotainmentsysteem . . . . . . 52 Bluetooth-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Trefwoordenlijst
Hoofdmenu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu Lijst met oproepen . . . . . . . . . . . . . . . Menu Telefoonboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Plaatsen met explosiegevaar . . . . . . . . . . . Plaatsen met speciale regelingen . . . . . . . . Spraakbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Telefoonnummer invoeren . . . . . . . . . . . . . . Plaatsen met speciale regelingen . . . . . . . . . . . Pop-upvenster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
57 62 61 60 51 51 54 59 51 11
Scanfunctie (SCAN) Radiofunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-kaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SETUP zie:"Instellingen (SETUP)" . . . . . . . . . . . . . . Softkeys zie: functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Speciaal reisdoel zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . Spraakbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
R
T
Radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 RADIO frequentiebanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 hoofdmenu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 RDS-radiogegevensdienst . . . . . . . . . . . . . . 15 scanfunctie (SCAN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 zendergeheugentoetsen . . . . . . . . . . . . . . . 17 zender kiezen, wijzigen en in geheugen opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 RDS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 TP (Traffic Program) . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 21 Reisdoel speciaal reisdoel zoeken . . . . . . . . . . . . . . . 41 Reisdoelbegeleiding (demomodus) . . . . . . . . . 44 Reisdoelgeheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Telefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Titel zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TP (Traffic Program) verkeersinformatiezender . . . . . . . . . . . . . . zender met verkeersinformatie . . . . . . . . . . TRAFFIC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Treble . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
S SCAN zie scanfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
19 19 29 64 11 41 54
Volume verkeersinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . volume bij starten wagen . . . . . . . . . . . . . . zie onder basisvolume . . . . . . . . . . . . . . . . . Volume bij starten wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . Volumedistributie (Balance/Fader) . . . . . . . . . . Vooruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
66 66 11 66 66 33
W Weergave navigatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Weergave in dit instructieboekje . . . . . . . . . . . 11
50 33 21 20 43 66
U Uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
V Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Verkeersinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Verkeersinformatiezendervolgsysteem (TP) . . . 21 Vertraagd uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Z Zenders volgen met verkeersinformatie (TP) . . 20 Zenders zoeken zie scanfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
71
1.
SEAT beveelt Castrol aan
2. 3.
4.
SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen in de geleverde wagen kunnen voordoen voor wat betreft vorm, uitrusting en techniek. Er zijn op basis van de gegevens, illustraties of beschrijvingen in deze handleiding geen rechten te ontlenen. De teksten, afbeeldingen en voorschriften in deze handleiding zijn gebaseerd op de stand van de informatie op het moment van het ter perse gaan. Fouten of weglatingen uitgezonderd, is de informatie in deze handleiding geldig op de datum van het ter perse gaan van deze uitgave. Herdruk, weergave of vertaling, hetzij gedeeltelijk of in zijn geheel, is niet toegestaan tenzij SEAT hiervoor uitdrukkelijk schriftelijk haar toestemming heeft gegeven.
5. 6. 7.
SEAT behoudt zich alle rechten voor volgens de Wet omtrent het “Copyright”.
❀ Dit papier is vervaardigd met celstof die zonder chloor gebleekt is. © SEAT S.A. - Herdruk: 1 5.06.12
Portada_PM_LEON_interior.indd 7
23/08/12 15:47
5F0012006P Holandés 5F0012006P (06.12) (GT9)
Media System Plus/ Navi System Instruktieboek