1
2
3
4
5
6 7
8
9
Gezondheid, veiligheid en milieu ..................................................... 2 1.1 Voorzorgsmaatregelen en veiligheidspunten ................................ 2 1.2 Landspecifieke voorwaarden ..................................................... 3 1.3 Einde van de levensduur .......................................................... 4 Functiebeschrijving ......................................................................... 5 2.1 Overzicht ............................................................................... 5 2.2 Bediening ............................................................................... 7 2.3 Bedieningspaneel .................................................................... 8 2.4 Beschrijving software ............................................................... 8 Bedieningsinstructies .................................................................... 13 3.1 Installatie .............................................................................. 13 3.2 Voorbereiding ........................................................................ 13 3.3 Opstarten .............................................................................. 14 3.4 Documenten bijvullen ............................................................. 15 3.5 Enveloppen bijvullen ............................................................... 17 3.6 Het reservoir met verzegelingsvloeistof vullen ............................ 18 3.7 Een job uitvoeren ................................................................... 18 3.8 Een automatische job gebruiken (load’n Go®) ............................. 19 3.9 Dagpost ................................................................................ 19 3.10 Het systeem stoppen .............................................................. 20 Jobprogrammering ........................................................................ 21 4.1 Een job maken ....................................................................... 21 4.2 Jobinstellingen ....................................................................... 22 4.3 Een job wijzigen ..................................................................... 29 4.4 Een job kopiëren .................................................................... 29 4.5 Een job verwijderen ................................................................ 30 Opties ............................................................................................ 31 5.1 Een Optie activeren ................................................................ 31 5.2 Lezen ................................................................................... 31 5.3 Online services ...................................................................... 38 5.4 MaxiFeeder™(MF-2) ................................................................ 41 5.5 Feeder met hoge capaciteit ...................................................... 43 5.6 Verticale stapelaar met hoge capaciteit (HCVS-1) ....................... 45 5.7 Zijuitgang ............................................................................. 45 5.8 Productiecontrole poststuk (MPPC) (Optie ) ................................ 45 5.9 Insert’n Frank™ (Insert’n Mail) ................................................. 45 Onderhoud door de operator ......................................................... 47 Storingen zoeken........................................................................... 48 7.1 Foutberichten ........................................................................ 48 7.2 Opstoppingen verhelpen .......................................................... 49 7.3 Operator probleemoplossing .................................................... 50 Specificaties .................................................................................. 55 8.1 Technische specificaties .......................................................... 55 8.2 Afmetingen configuratie .......................................................... 55 8.3 Andere specificaties ................................................................ 55 8.4 Documentspecificaties ............................................................. 56 8.5 Envelop- en invoegspecificaties ................................................ 56 8.6 Specificaties verticale stapelaar met hoge capaciteit .................... 57 8.7 Specificaties MaxiFeeder™ ....................................................... 58 Terminologie ................................................................................. 59 Index .............................................................................................. 63
1
NEDERLANDS
INHOUD
1.
GEZONDHEID, VEILIGHEID EN MILIEU
1.1
Voorzorgsmaatregelen en veiligheidspunten
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig door voordat u dit systeem gebruikt. Volgens de EC-verklaring op basis van de Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EC) dient de bedieningshandleiding beschikbaar te zijn in de nationale taal/talen van het land waaraan het systeem wordt geleverd. Neem daarom contact op met de geautoriseerde dealer in uw land als u niet beschikt over een bedieningshandleiding in uw landstaal.
Waarschuwingen •
Koppel de machine los van de netvoeding voordat u onderhoud uitvoert.
•
Vóór de aansluiting moet gecontroleerd worden of het systeem geschikt is voor de plaatselijke voedingsspanning. Kijk hiervoor op het typeplaatje.
Veiligheidsmaatregelen •
Dit systeem mag alleen worden bediend door bekwaam personeel. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor ongelukken of letsels die het gevolg zijn van de bediening van het systeem door onbekwaam personeel.
•
Beschermingskappen mogen alleen worden geopend door vakkundige personen die weten welke risico's dit met zich meebrengt. Om veiligheidsredenen functioneert het systeem niet wanneer de kappen zijn geopend.
•
Houd lang haar, vingers, sieraden, enzovoort uit de buurt van draaiende en bewegende delen.
•
De voedingsaansluiting moet gemakkelijk toegankelijk zijn, bij voorkeur dicht bij het systeem.
•
Om veiligheidsredenen is het van essentieel belang dat het systeem is aangesloten op een geaarde contactdoos.
•
De beveiliging tegen overbelasting van de apparatuur wordt mede gerealiseerd door de circuitbeveiliging van de groep (max. 20 A).
•
De volgende onderdelen moeten worden beschouwd als circuitonderbrekers: -
2
Stekker van de voedingskabel
Conventies Waarschuwing Dit symbool: • geeft situaties aan waarin onjuist gebruik van het systeem kan resulteren in persoonlijk letsel of permanente/rampzalige schade aan het systeem. •
geeft aan dat de bedieningshandleiding moet worden geraadpleegd.
Opmerking Een opmerking geeft aanvullende relevante informatie. Voorzichtig Geeft een gevaarlijke situatie aan die persoonlijk letsel of andere schade kan veroorzaken als het gevaar niet wordt afgewend.
1.2
Landspecifieke voorwaarden
Denemarken In Denemarken zijn sommige typen klasse 1-machines voorzien van een stekker die geen goede aardverbinding tot stand brengt als deze in een Deense contactdoos wordt geplaatst. Zorg ervoor dat het systeem een goed functionerende verbinding heeft met een aardsluitingsbeveiliging (stekker en contactdoos moeten passen).
Japan •
Breng een aardverbinding tot stand voordat u de stekker op de voeding aansluit.
•
Koppel eerst de machine los van de voeding voordat u de aardverbinding verwijdert.
Talen
3
NEDERLANDS
Deze handleiding is ook beschikbaar in andere talen. Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
1.3
Einde van de levensduur
De doelstelling van het milieubeleid van de Europese Unie is met name om de kwaliteit van het milieu te handhaven, te beschermen en te verbeteren, de gezondheid van de mens te beschermen en zorgvuldig en verstandig om te gaan met natuurlijke hulpbronnen. Dit beleid is gebaseerd op het voorzorgsprincipe en op de uitgangspunten dat preventieve maatregelen nodig zijn en dat schade aan het milieu op de eerste plaats bij de bron moet worden hersteld. Gescheiden inzamelen van afval is een randvoorwaarde voor hergebruik en recycling van afval in de vorm van elektrische of elektronische apparaten en is noodzakelijk voor de realisatie van het gekozen niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in de Europese Unie. Meer in het bijzonder moeten bepaalde materialen en onderdelen van oude elektrische en elektronische apparatuur apart worden verwerkt omdat onoordeelkundige behandeling of verwerking op of in de grond, het water of de lucht zou leiden tot een ernstige bedreiging van het milieu en de gezondheid van de mens. Om elektrische en elektronische apparaten eenvoudiger gescheiden van normaal huishoudelijk afval te kunnen inzamelen en verwerken, zijn deze apparaten voorzien van het volgende logo: Gescheiden houden van normaal huishoudelijk afval. Gebruik het aangegeven retour- of inzamelsysteem voor elektrisch en elektronisch afval.
Apparatuur die is gemaakt na 13 augustus 2005.
Het is bij wet verboden om apparatuur af te voeren via andere afvalstromen. Daarnaast vragen wij u een actieve bijdrage te leveren aan het succes van een dergelijke inzameling voor het algemeen nut en een betere kwaliteit van leven voor de huidige generatie en voor toekomstige generaties. Neem voor meer informatie over de correcte wijze van afvoeren van dit product, contact op met uw dealer.
4
2.
FUNCTIEBESCHRIJVING
De DS-75 voert documenten in, vouwt de documenten en schuift ze in enveloppen, sluit vervolgens de enveloppen en stapelt ze. Automatische controle zorgt ervoor dat in elke envelop het juiste aantal wordt ingevoerd. Het systeem is een geavanceerd vouw- en vulsysteem dat grote hoeveelheden post snel en eenvoudig kan verwerken. Het systeem kan worden bediend vanaf een gebruiksvriendelijke interface. De instellingen van het systeem (documenttype, enveloptype en vouwtype) worden opgenomen in zogenaamde jobs. Deze jobs kunnen worden geprogrammeerd door een bevoegde gebruiker. De DS-75 is uitgerust met een keur aan speciale functies zoals programmeerbare jobs, load'n Go®, flexFeed®, double feed control, magazijnoverschakeling, multi-invoer, dagpost en powerFold®.
2.1
Overzicht
Het systeem bestaat uit de volgende gebieden:
1
2 5 3 6
5
NEDERLANDS
4
2.1.1
flexFeed® (1)
De flexFeed® is het invoergedeelte van het systeem. Er zijn twee typen feeders beschikbaar: de automatische en de speciale feeder. De automatische feeder hoeft niet te worden ingesteld voor de scheiding. De flexFeed® is uitgerust met een double feed control. Op deze manier kan het systeem foutieve documentsets ontdekken. De flexFeed® is uitgerust met een magazijnoverschakeling. Dit wil zeggen dat twee feeders paarsgewijs kunnen worden gekoppeld. Als de eerste feeder leeg is, schakelt het systeem over op de andere feeder. Tegelijkertijd kan de andere lege feeder worden bijgevuld zonder het systeem te onderbreken. Het is ook mogelijk meerdere documenten vanaf één feeder in te voeren. Op deze manier kunnen meerdere documenten vanaf één station worden ingevoerd, bijvoorbeeld een origineel en een kopie van een document. De bovenste automatische feeder is voorzien van een functie voor dagpost voor het verwerken van documenten of documentsets die niet automatisch kunnen worden verwerkt (bijvoorbeeld geniete documenten).
2.1.2
Verzamelplaatsgebied (2)
Na invoer worden de documenten verzameld en in het verzamelplaatsgebied geschikt.
2.1.3
powerFold® (3)
De powerFold®-eenheid vouwt de documenten. De volgende vouwtypen zijn mogelijk (zie 9. ”Terminologie” op pagina 55): •
Geen vouw
•
Enkelvouw
•
Wikkelvouw
•
Zigzagvouw
•
Dubbele parallelvouw
2.1.4
Envelopfeeder (4)
De enveloppen worden gepakt en getransporteerd naar de invoegpositie binnen het systeem.
2.1.5
Vulsysteem (5)
De documenten worden, na te zijn gevouwen, getransporteerd naar het vulsysteem waar de documenten in de gereedliggende envelop worden gedaan. Het vulsysteem verzegelt de envelop vervolgens.
6
2.2
Bediening
F E A
B
C
G
D
H I
N
S
R
Q
P
O
M
J L K J
A
opvanglade
K
sensoren
B
envelopschuif
L
balgen
C
bedieningspaneel met aanraakscherm
M
ontgrendeling rollers enveloptrack
D
bovenste eenheid
N
reservoir met verzegelingsvloeistof
E
vergrendeling bovenste eenheid
O
zijkap (geopened)
F
documentfeederlade
P
liniaal
G
verzamelplaatsarm
Q
duimwiel voor instellen zijgeleider
H
verzamelplaatsgebied
R
zijgeleiders envelopmagazijn
I
voedingsingang, aan/uitschakelaar, RS232-aansluiting/USB/modem
S
hendel voor separatie-instelling
J
hendels voor verhelpen van opstoppingen
T
Steunbeugel envelop
7
NEDERLANDS
T
2.3
Bedieningspaneel
Het systeem is voorzien van een grafisch aanraakscherm. Er bevinden zich twee knoppen naast het aanraakscherm: •
: de startknop Wanneer de startknop wordt ingedrukt, begint het systeem met de verwerking.
•
: de stopknop Als u de knop Stop indrukt, voltooit het systeem de huidige set en stopt vervolgens.
Voorzichtig Het aanraakscherm is bedekt met een dunne drukgevoelige laag. Om permanente schade aan het aanraakscherm te voorkomen, mag u niet met scherpe objecten op het aanraakscherm drukken.
2.4
Beschrijving software
2.4.1
Start
Wanneer u het systeem opstart, wordt het startmenu weergegeven. U kunt met de pijlen de verschillende jobs bijlangs scrollen Als u meer informatie wilt over een job, selecteert u deze (zie 2.4.2 ”Jobbeschrijving” op pagina 8). Als u zonder jobdefinitie wilt starten, drukt u op Nieuwe job en selecteert u Automatisch (zie 3.8 ”Een automatische job gebruiken (load’n Go®)” op pagina 18). Met de startknop
gaat u terug naar het startmenu.
Met de knop MENU opent u het hoofdmenu (zie “Hoofdmenu” op pagina 10).
2.4.2
Jobbeschrijving
Als u meer informatie wilt over een job, selecteert u deze in het startmenu. Het menu 'Huidige job' toont de volgende informatie over de geselecteerde job: •
Jobnummer en Jobnaam
•
Totaal: totaal aantal enveloppen dat is verwerkt met deze job
•
Te doen (Te verwerken): aantal te verwerken enveloppen. Wordt alleen aangegeven als een “stop na” waarde is ingesteld.
8
•
Stop na: aantal verwerkte enveloppen waarbij het systeem stopt. U kunt dit aantal instellen met de knop Tellers. U kunt deze instellen op een waarde tussen 0 (uitgeschakeld) en 9999. Het systeem gaat door totdat de waarde van de stopteller is bereikt. Het systeem stopt en kan opnieuw worden opgestart. De stopteller is uitgeschakeld als deze op nul is gezet. Druk op de knop Reset tellers in het menu 'Tellers' om de teller voor de dagelijkse job en de teller voor stoppen weer op nul te zetten. Opmerking De tellerinstellingen zijn gekoppeld aan een job.
•
Een afbeelding van het systeem met symbolen voor de geselecteerde functies. De volgende symbolen kunnen worden gebruikt: 3X 2X
3X
OMR BCR
Toont welke feeders zijn geselecteerd om documenten uit te pakken (zwart is geselecteerd). Iedere geselecteerde feeder geeft aan hoeveel bladen kunnen worden ingevoerd vanaf die feeder. Ook wordt de lengte van die bladen weergegeven. Dit teken geeft aan dat de betreffende feeders zijn gekoppeld. Dit betekent dat wanneer een feeder leeg is, het systeem automatisch documenten van de andere feeder begint te pakken. Dit teken geeft aan of voor de geselecteerde feeder OMR of BCR is ingeschakeld (optioneel). Dit teken geeft aan dat de betreffende feeder is ingesteld op dagelijkse post. Geeft informatie over het envelopformaat (ISO-formaat of hoogte in mm). Een envelop met een kruisje betekent dat er geen enveloppen worden gebruikt. Geeft het type vouw weer; in dit geval wikkelvouw.
•
Knop Wijzigen: Met de knop Wijzigen kunt u de job bewerken (zie 4.3 ”Een job wijzigen” op pagina 27).
•
Knop Info: als u op de knop Info drukt, worden op het scherm de posities van de envelop en de documenten in de feeders weergegeven. In dit menu kunt u op een knop drukken om de leesinstellingen en de instellingen van Insert’n Frank™ weer te geven.
9
NEDERLANDS
Het teken geeft aan of detectie van dubbele documentinvoer is ingeschakeld voor de betreffende feeder.
2.4.3
Hoofdmenu
Met de knop MENU opent u het menu 'hoofdmenu'. U kunt dit menu gebruiken om systeeminstellingen te wijzigen en jobs te definiëren. Het scherm toont de volgende functies: •
Display-instellingen: hier kunt u de instellingen van het aanraakscherm en het volume wijzigen (zie “Menu Display” op pagina 10).
•
Menu Supervisor: hier kunt u de systeeminstellingen wijzigen en jobs definiëren (zie“Menu Supervisor” op pagina 10, alleen voor bevoegd personeel).
2.4.4
Menu Display
Als u op de knop Display-instellingen drukt in het 'hoofdmenu', wordt het menu 'Display-instellingen' weergegeven. Gebruik de pijltjestoetsen om het contrast van het aanraakscherm en het volume van akoestische signalen aan te passen. Op de afbeelding tussen de pijltjestoetsen wordt het niveau van het contrast of het volume weergegeven.
2.4.5
Menu Supervisor
Als u op de knop Menu Supervisor drukt in het 'hoofdmenu', wordt een aanmeldmenu weergegeven. Voer de PIN-code 2546 in om het 'Menu Supervisor' te openen. Als u drie maal een verkeerde pincode invoert, wordt het hoofdmenu weer weergegeven op het aanraakscherm. Na invoering van de juiste code verschijnt het 'Menu Supervisor'. Met dit menu kunt u het systeem controleren en configureren en jobs onderhouden. Het 'Menu Supervisor' toont de volgende functies: •
•
Systeeminfo: toont systeeminformatie, zoals: -
alle softwareversies die in het systeem aanwezig zijn
-
het flex-certificaat dat wordt gebruikt voor lezen
-
de tellerwaarde sinds de laatste servicebeurt
-
de laatste fout die het systeem heeft gegenereerd
Opties: toont informatie over opties en systeeminformatie: -
de chip-id
-
de systeem-id
-
de geïnstalleerde opties Zie 5.1 ”Een Optie activeren” op pagina 29 om nieuwe opties te installeren.
10
•
Test: het 'Menu Test' wordt geopend (zie 2.4.6 ”Menu Test” op pagina 11). Gebruik dit menu om het systeem te testen.
•
Online services: opent het menu 'Online services' (optie, zie 5.3 ”Online services” op pagina 36). Via dit menu kunt u het systeem met een server verbinden en berichten ontvangen.
•
Jobmenu: opent het 'Jobmenu'. In dit menu kunt u jobs maken, bewerken, kopiëren en verwijderen (zie 2.4.7 ”Menu Job” op pagina 11).
•
Configuratieblad lezen: leest de BCR-instellingen (Barcode Reading) van een BCRconfiguratieblad.
2.4.6
Menu Test
Open het 'Menu Test' vanuit het 'Menu Supervisor'. Gebruik dit menu om het systeem te controleren, alle fotocellen te resetten en een leestest uit te voeren. Het 'Menu Test' toont de volgende functies: •
Diagnose: Gebruik deze functie om te controleren of alle motoren, koppelingen en sensoren correct zijn aangesloten. Deze test schakelt de actuators kort in en meet vervolgens de stroom om de status van de actuators en koppelingen vast te stellen. Opmerking Verwijder voor het testen al het papier en sluit alle kappen.
•
Fotocellen instellen: gebruik deze functie om de fotocellen te kalibreren.
•
OMR-test: gebruik deze functie om de leeskoppen en de kwaliteit van de codes op de bladen te testen. Volg de aanwijzingen op het scherm op.
•
BCR-test: gebruik deze functie om de leeskoppen en de kwaliteit van de codes op de bladen te testen. Volg de aanwijzingen op het scherm op.
2.4.7
Menu Job
Als u op de knop Jobmenu drukt in het 'Menu Supervisor', wordt het 'Jobmenu' weergegeven. Via dit menu kunt u jobs maken, bewerken, kopiëren en verwijderen.
•
Nieuwe job (zie 4.1 ”Een job maken” op pagina 20)
•
Job wijzigen (zie 4.3 ”Een job wijzigen” op pagina 27)
•
Job kopiëren (zie 4.4 ”Een job kopiëren” op pagina 28)
•
Job verwijderen (zie 4.5 ”Een job verwijderen” op pagina 28)
11
NEDERLANDS
Het 'Jobmenu' toont de volgende functies:
3.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
3.1
Installatie
Waarschuwing Als u het systeem aansluit op een verkeerde voeding, kan dit de machine ernstig beschadigen. Controleer of de spanning die op het typeplaatje staat vermeld, overeenkomt met de lokale voedingsspanning voordat u het systeem op de voeding aansluit.
3.2
Voorbereiding
3.2.1
Documentfeederladen
Opmerking Het systeem kan met een lade worden geleverd om de separatie handmatig in te stellen (speciale feeder). Hoewel deze lade in alle posities past, is deze instelling alleen mogelijk als de lade in de laagste positie (positie één) wordt geplaatst. Plaats als volgt de documentfeederladen in positie: 1.
Houd de lade enigszins schuin zoals in de afbeelding wordt weergegeven.
2.
Plaats het voorste einde van de lade onder de twee zwarte rollen.
3.
Beweeg de lade naar boven (waarbij de zwarte rollen omhoog gaan) totdat de feeder kan worden vastgehaakt.
4.
Verplaats de documentfeederlade naar het systeem en beweeg de haken over de bevestigingspunten (aan beide zijden).
5.
Laat de documentfeederlade rusten op het systeem.
12
3.2.2
Schuif en envelopopvanglade
U kunt als volgt de schuif en envelopopvanglade vastkoppelen: 1.
Bevestig de schuif zoals in de afbeelding wordt weergegeven.
2.
Bevestig de envelopopvanglade in de gaten onder het envelopmagazijn zoals in de afbeelding wordt weergegeven. De afstand A moet ongeveer 1,5 x de envelophoogte zijn.
3.3
Opstarten
A
Het systeem opstarten: 1.
Sluit het systeem aan op de netvoeding.
2.
Schakel het systeem in met de aan/uitschakelaar. De aan/uit-schakelaar bevindt zich aan de achterkant van het systeem. Vervolgens wordt u gevraagd de gewenste taal te selecteren. Selecteer de gewenste taal voor het aanraakscherm. U wordt gevraagd of u de taalkeuzeoptie steeds wilt laten weergeven wanneer het systeem wordt ingeschakeld.
4.
Selecteer Ja of Nee.
5.
Druk op de knop OK. Op het aanraakscherm wordt het startmenu weergegeven.
13
NEDERLANDS
3.
3.4
Documenten bijvullen
3.4.1
Documentstand
Zie ook de jobinformatie op het aanraakscherm.
één document
toevoereenheden gekoppeld
twee documenten
document + bijlage
geen vouw enkele vouw briefvouw
dubbel parallel vouw
Adresdrager in het Adresdrager in het bovenste toevoerstation. bovenste toevoerstation. Adres omhoog (zichtbaar). Adres omhoog (zichtbaar).
Adresdrager in bovenste toevoerstation. Adres omhoog (zichtbaar)
Adresdrager in het bovenste paar gekoppelde toevoerstations. Adres omhoog (zichtbaar).
Adresdrager met adres naar beneden (niet zichtbaar).
Adresdrager in onderste Adresdrager in onderste toevoerstation. Adres naar paar gekoppelde toevoerstations. Adres naar beneden beneden (niet zichtbaar) (niet zichtbaar).
zig-zag vouw
3.4.2
Zijgeleiders instellen
U kunt als volg de zijgeleiders van de documentfeederlader instellen: 1.
Verwijder als volgt de lade uit de feeder: a b
Druk hendel A naar beneden. Beweeg de lade naar boven om deze los te maken en trek deze dan uit de feeder.
A
14
Adresdrager in bovenste toevoerstation. Adres naar beneden (niet zichtbaar).
2.
Draai knop B een halve slag los.
3.
Pak de zijgeleiders in het midden vast en duw ze zo ver mogelijk uit elkaar.
4.
Plaats een kleine stapel documenten tussen de zijgeleiders.
5.
Pak de zijgeleiders in het midden vast en beweeg ze in de richting van de documenten. De ruimte tussen de zijgeleiders en de documenten moet zodanig zijn, dat deze nog net kunnen worden verschoven.
6.
B
Draai knop B weer vast.
7.
Verwijder de stapel documenten.
8.
Plaats de documentfeederladen weer terug 3.2.1 ”Documentfeederladen” op pagina 12).
3.4.3
Documentscheiding
De term 'documentscheiding' heeft betrekking op de instelling die nodig is om het bovenste document van de stapel te scheiden van het onderliggende document. Hiermee wordt voorkomen dat meerdere documenten tegelijk van de stapel worden afgenomen. De documentscheiding voor de automatische feeders wordt automatisch ingesteld. Meestal zijn er geen handmatige instellingen nodig. Feeder 1 (de feeder in de laagste positie) kan een speciale feeder zijn. U kun de scheiding van speciale feeders als volgt aanpassen: 1.
Verwijder feederladen 2 en 3 (de bovenste laden).
2.
Druk de knop B naar voren totdat deze klikt.
3.
Draai de linkerzijgeleider A omlaag.
4.
Plaats een document in de feederlade en schuif dit circa 60 mm (2,4 inch) het systeem in. Draai de knop B tegen de klok in als de scheiding te nauw is ingesteld.
5.
Schuif het document tussen de scheidingsrollers die zich achter de rubberen papierrollen bevinden.
6.
Draai de knop B met de klok mee om de weerstand te verhogen of tegen de klok in om de weerstand te verminderen.
7.
Trek knop B weer terug als u klaar bent.
8.
Sluit de linkerzijgeleider.
A
B
15
NEDERLANDS
De scheiding is juist ingesteld als u een lichte weerstand op het document voelt.
3.4.4
De documentfeederladen vullen.
U kunt als volgt de documentfeederlade vullen: 1.
Draai de linkerzijgeleider A omlaag. De invoerrollen worden automatisch opgetild.
2.
Plaats een stapel documenten tussen de zijgeleiders. Voer de documenten in (afhankelijk van het type document en het type vouw) zoals wordt getoond in 3.4.1 ”Documentstand” op pagina 14.
3.
Draai de linkerzijgeleider weer omhoog.
3.5
Enveloppen bijvullen
U kunt als volgt enveloppen bijvullen: 1.
Stel de zijgeleiders C in door zodanig te draaien aan het duimwiel D dat de enveloppen: -
precies tussen de zijgeleiders passen;
-
vrij kunnen bewegen.
Opmerking Als de afstand tussen de zijgeleiders te groot is, worden de enveloppen opzij getrokken als ze in het systeem worden ingevoerd.
C B
Opmerking Als u de optionele verticale stapelaar met hoge capaciteit gebruikt, moet u ook de zijgeleiders van deze stapelaar aanpassen (zie “De zijgeleiders instellen” op pagina 42). 2.
3.
4.
16
U kunt als volgt envelopscheiding instellen: a Trek de kleine hendel A naar beneden. b Schuif een envelop horizontaal tot aan de stoppers. c Duw de hendel A terug. Plaats de onderste envelop tussen de rollen (flap naar beneden en de onderzijde van de envelop in de richting van het systeem). Maak de stapel enveloppen los en plaats de stapel boven op de onderste envelop.
A C D
5.
Schuif envelopsteun B in of uit, zodat de bovenzijde van de envelop gelijk ligt aan de stippellijn van de envelopsteun.
6.
Draai envelopsteun B zodat het gewicht van de enveloppen gelijk wordt verdeeld over beide zijden.
3.6
Het reservoir met verzegelingsvloeistof vullen
Als u enveloppen wilt dichtplakken, moet het reservoir met verzegelingsvloeistof zijn gevuld. 1.
Open voorkap A.
2.
Vul reservoir B tot lip C met verzegelingvloeistof.
3.
Sluit de voorkap A.
B
C
Wacht ongeveer vijf minuten totdat de borstels zijn bevochtigd voordat u de job start. Als het vloeistofreservoir bijna leeg is, wordt op het aanraakscherm een bericht weergegeven om u te waarschuwen het reservoir bij te vullen.
A 3.7
Een job uitvoeren
U kunt als volgt een job uitvoeren: 1.
Selecteer een job vanuit het startmenu. Als u op de OK knop drukt verschijnt het scherm met de jobinformatie (zie “Jobbeschrijving” op pagina 8).
2.
Plaats de enveloppen zoals in de job wordt aangegeven. Druk op de knop Info voor details.
3.
Plaats de documenten met de bedrukte zijde boven en de kop naar voren, zoals in de job wordt aangegeven. Druk op de knop Info voor details. Plaats de adresdrager in de bovenste feeder. Druk op de knop 1x om het proefvullen te starten of druk op de knop
om de job te starten.
Als u de testknop 1x gebruikt, wordt op het scherm een aantal vragen weergegeven waarmee u eventuele problemen met de kwaliteit van de postset kunt oplossen. Indien nodig kan deze wizard voor probleemoplossing u helpen met: -
de enveloppositie aanpassen (zie 7.3.1 ”Invoegpositie” op pagina 50)
-
de positie van de vingers aanpassen (zie 7.3.2 ”Vulvingers van de enveloppen” op pagina 50)
-
de adrespositie aanpassen (zie 7.3.3 ”Adrespositie” op pagina 50)
17
NEDERLANDS
4.
3.8
Een automatische job gebruiken (load’n Go®)
Als u geen hele job wilt opgeven, maar alleen wat wilt vullen, kunt u het systeem de jobinstellingen laten bepalen. Zo'n job heet 'Automatisch', wat inhoudt dat de jobinstellingen automatisch worden bepaald door de grootte van documenten en envelop te meten. Van alle feeders die zijn bijgevuld, wordt één blad genomen. Op basis van de maximale documentlengte (die ook de lengte van de documentset is) en de lengte van de envelop, wordt het vouwtype bepaald. Opmerking De functie voor automatische jobs kan niet worden gebruikt in combinatie met gekoppelde feeders, multi-invoer, dagpost en leesfunctionaliteit. De functie Automatic job (Automatische job) werkt niet in de envelopmodus of als er enveloppen met open flap worden gebruikt. Bij een automatische job wordt alleen Double Feed Control (DFC) van de bovenste feeder geselecteerd. Opmerking Voordat u een automatische job start, moet u ervoor zorgen dat er geen documenten of enveloppen in het systeem zijn achtergebleven. U kunt als volgt een automatische job starten: 1.
Druk in het startmenu op de knop Nieuwe job.
2.
Druk op de knop Automatisch.
3.
Vul enveloppen bij.
4.
Vul de documenten bij met de bedrukte zijde boven en de voorzijde naar de machine toe. Plaats de adresdrager in de bovenste feeder.
5.
Druk op de knop 1x om het proefvullen te starten (zie 3.7 ”Een job uitvoeren” op pagina 17) of druk op de knop te starten.
6.
3.9
om de job
Als u op de knop Opslaan drukt, kunt u deze job kopiëren naar een jobnummer.
Dagpost
Om documenten of sets documenten te verwerken die niet automatisch kunnen worden verwerkt (bijvoorbeeld geniete documenten), is de bovenste feeder voorzien van een schakelaar voor dagpost. U kunt als volgt de functie Dagpost gebruiken: 1.
Selecteer een job waarbij de functie Dagpost is ingeschakeld. Dagpost kan worden herkend aan het pictogram
18
in de menu's met jobinformatie.
2.
Draai de linkerzijgeleider A van de bovenste lade omlaag. De hendel Dagpost B wordt zichtbaar (
B ).
3.
Verplaats de hendel om de functie Dagpost in te schakelen.
4.
Plaats het document of de documentset in de feeder (zie “De documentfeederladen vullen.” op pagina 16) en verplaats de zijgeleider A naar boven.
5.
Druk op de knop
om de job te starten.
A
Het document of de documentset wordt gevouwen en in de envelop gedaan zoals wordt beschreven in de geselecteerde job. 6.
Plaats het volgende document of de volgende documentset in de feeder. Het systeem blijft in bedrijf om het ingevoegde document of de ingevoegde documentset te verwerken.
7.
Als u klaar bent met Dagpost, drukt u op de knop
8.
Verplaats de hendel Dagpost B naar de positie 'AUTO' om de Dagpost uit te schakelen en de automatische documentscheiding in te schakelen.
3.10
om de job te stoppen.
Het systeem stoppen
19
NEDERLANDS
Als u het systeem wilt stoppen, drukt u op de knop . Het systeem voltooit de huidige set, voegt deze in en stopt vervolgens. Het systeem wordt leeggemaakt en er kan een nieuwe job worden verwerkt.
4. 4.1
JOBPROGRAMMERING Een job maken
Een nieuwe job maken: 1.
Druk in het startmenu op de knop Nieuwe job.
2.
Druk op Handmatig om een nieuwe job te maken. Voor Automatisch, zie “Een automatische job gebruiken (load’n Go®)” op pagina 18.
3.
Voer de pin code 2546 in.
4.
Klik op Wizard om een nieuwe job te maken met de wizard Job maken of druk op Geavanceerd (alleen voor ervaren gebruikers). Als u de wizard Job maken gebruikt, volgt u de stappen op het scherm. Het systeem slaat de nieuwe job op onder het laagste vrije jobnummer. U kunt handmatig een vrij jobnummer selecteren om de nieuwe job op te slaan. Op het scherm wordt het laagste vrije jobnummer getoond. Als u gebruik maakt van Geavanceerd programmeer dan als volgt:
5.
Druk op OK om het geselecteerde beschikbare jobnummer te bevestigen. Opmerking Een nieuw jobnummer wordt gestart met standaardinstellingen. Het menu 'Jobinstellingen' wordt geopend. De betekenis van alle knoppen en instellingen wordt uitgelegd in 4.2 ”Jobinstellingen” op pagina 21.
6.
Druk op Opslaan om de job op te slaan met de ingevoerde instellingen onder het opgegeven jobnummer en de opgegeven jobnaam. Zie 4.2.6 ”Naam job” op pagina 26 om een job een naam te geven.
7.
20
Druk op de knop 1x om te controleren of de invoegpositie en adrespositie kloppen (zie 7.3.1 ”Invoegpositie” op pagina 50 en “Adrespositie” op pagina 50).
4.2
Jobinstellingen
In het menu “Jobinstellingen” zijn de volgende instellingen beschikbaar: Envelopinstellingen (zie 4.2.1 ”Envelopinstellingen” op pagina 21) Documentinstellingen (zie 4.2.2 ”Doc.instellingen” op pagina 22) Vouwinstellingen (zie 4.2.3 ”Vouwinstellingen” op pagina 24) Leesinstellingen (indien geïnstalleerd) (zie 4.2.4 ”Leesinstellingen (optie)” op pagina 25) DFC-instellingen (Double Feed Control) (zie 4.2.5 ”DFC-instellingen (Double Feed Control)” op pagina 26) Instellingen voor jobnaam (zie 4.2.6 ”Naam job” op pagina 26) Post-/frankeerinstellingen (indien geïnstalleerd) (zie 4.2.7 ”Post-/ frankeerinstellingen (optie)” op pagina 26) MPPC-instellingen (Mail Piece Production Control, Productiecontrole van poststukken) (indien geïnstalleerd) Zie de appendix van de bedieningshandleiding Productiecontrole van poststukken Als u de jobdetails van de huidige job wilt weergeven, drukt u op de knop . Gebruik de groene knoppen als u een testrun wilt uitvoeren of een test envelop wilt opvragen.
4.2.1
Envelopinstellingen
In het menu 'Envelopinstellingen' kunt u de envelopeigenschappen opgeven en verzegeling inof uitschakelen. Boven in het scherm worden drie selectieknoppen weergegeven, waarvan u er één kunt selecteren. De knop voor de geselecteerde instellingen wordt gemarkeerd. Druk op om een envelop met een gesloten flap te selecteren. Dit houdt in dat de enveloppen met gesloten flap worden ingevoerd. Gebruik de bovenste knop voeren.
om de toepasselijke afmetingen in te
Het is ook mogelijk om ISO-standaardenveloppen of afmetingen in inches op geven. (Dit hangt af van de installatie-instellingen.) De hoogte van de envelop kan liggen tussen 90 mm en 162 mm.
21
NEDERLANDS
•
Gebruik de knop om de automatische envelopverzegeling in of uit te schakelen of in te stellen op lezen (zie ”Verzegelbesturing” op pagina 34 als het een job met leesinstellingen betreft). •
Druk op om een envelop met een open flap te selecteren. Dit houdt in dat de enveloppen met open flap worden ingevoerd. Gebruik de bovenste knop om de toepasselijke afmetingen in te voeren. De hoogte van de envelop kan liggen tussen 90 mm en 162 mm. Het is ook mogelijk om ISOstandaardenveloppen of afmetingen in inches op geven. (Dit hangt af van de installatieinstellingen.) Gebruik de tweede knop om de hoogte van de flap in te voeren. De hoogte van de flap kan liggen tussen 32 mm en de hoogte van de envelop min 32 mm. Gebruik de knop
•
om de automatische envelopverzegeling in of uit te schakelen.
Druk op om een job op te geven zonder de documenten in enveloppen te plaatsen (modus Geen enveloppen). Dit kan nuttig zijn voor jobs waarbij documenten alleen hoeven te worden gesorteerd en/of gevouwen.
4.2.2
Doc.-instellingen
Via het menu 'Doc.-instellingen' kunt u de documentformaten en het aantal documenten dat van de verschillende feeders wordt gepakt, instellen. •
Druk op om het aantal bladen voor de verschillende feeders in te stellen. -
Druk op om een feeder te selecteren. De geselecteerde feeder wordt gemarkeerd.
-
Druk op de pijltjes om het aantal bladen te wijzigen dat van de gemarkeerde feeder moet worden gepakt. Als het aantal documenten 0 is, wordt de geselecteerde feeder gedeselecteerd.
Opmerking Wanneer de feeder is ingesteld op dagpost is het aantal documenten altijd 1. Dit kan in dit menu niet worden gewijzigd. Opmerking Het maximum aantal bladen per set is 25. Als vouwen wordt gebruikt, is het maximaal aantal bladen per set 8 bij bladen in wikkelvouw en 10 bladen (80 gr/m2) bij enkelvouw.
22
•
Druk op om de documenthoogte in te voeren. De hoogte of het ISO-formaat van het document wordt weergegeven naast de betreffende feeder. -
Druk op om een feeder te selecteren. De geselecteerde feeder wordt gemarkeerd.
-
Druk op om een numeriek toetsenblok weer te geven waarmee u de exacte afmeting van het document kunt invoeren. U kunt afmetingen invoeren in mm, inches of als standaard ISOpapierafmetingen. (Dit hangt af van de installatie-instellingen.) Het invoeren van afmetingen buiten het technische bereik is niet mogelijk. Het formaat van een document kan liggen tussen 90 mm en 356 mm. Het documentformaat voor een nieuwe job is standaard ingesteld op 297 mm.
•
Druk op om twee feeders te koppelen. Met deze functie worden twee aangrenzende feeders gevuld met dezelfde documenten. Als de eerste feeder leeg is, schakelt het systeem automatisch over op de andere feeder. -
Druk op om twee aangrenzende feeders te selecteren. De geselecteerde feeders worden gemarkeerd.
-
Druk op De
om twee gemarkeerde feeders te koppelen.
wordt weergegeven tussen de geselecteerde feeders.
Opmerking Als twee feeders worden gekoppeld, worden het aantal en het formaat van de documenten in de laagste feeder automatisch toegepast in de andere feeder. Opmerking Wanneer u een feeder selecteert voor lezen, kunt u de onderliggende feeder niet koppelen aan deze leesfeeder. De leesfeeder kan worden gekoppeld aan een bovenliggende feeder wanneer deze niet is geselecteerd voor selectieve invoer.
Druk op
om de instelling van de functie Dagpost in te voeren.
Met deze functie wordt de verwerking ingeschakeld van documenten of documentsets die niet automatisch kunnen worden verwerkt (zie 3.9 ”Dagpost” op pagina 18). De bovenste feeder wordt automatisch geselecteerd. -
Druk op
om de functie Dagpost in te schakelen. Het pictogram
tevoorschijn achter de bovenste feeder. Als u nogmaals op functie Dagpost worden uitgeschakeld.
komt
drukt, zal de
23
NEDERLANDS
•
Opmerking De functie Dagpost is alleen beschikbaar wanneer lezen niet actief is. Wanneer dagpost is ingesteld, worden de koppelingen naar de dagpostfeeder automatisch gedeselecteerd. Opmerking Wanneer de functie Dagpost is geselecteerd, is DFC niet beschikbaar.
4.2.3
Vouwinstellingen
In het menu 'Vouwinstellingen' kunt u de volgende afmetingen en vouwtypen aanpassen. Selecteer het vouwtype. De volgende keuzes zijn beschikbaar: Geen vouw (geen instellingen vereist) Enkelvouw Wikkelvouw Dubbele parallelvouw Zigzagvouw Behalve wanneer er geen vouw is vereist, wordt op het aanraakscherm een eenvoudige diagram van het document getoond met de vouwposities. Druk op naast een vouw om de vouwposities te veranderen. Voer de vereiste positie in van de betreffende vouw. Vouwtype
Minimumpositie
Maximumpositie
Enkelvouw
75 mm
Langste documentlengte min 25 mm
Eerste vouw
75 mm
Langste documentlengte min 50 mm
Tweede vouw
Positie eerste vouw plus 26 mm
Langste documentlengte min 25 mm
Eerste vouw
75 mm
Langste documentlengte min 100 mm
Tweede vouw
Positie eerste vouw plus 25 mm
Langste documentlengte min 75 mm
Eerste vouw
75 mm
Langste documentlengte min 51 mm
Tweede vouw
Positie eerste vouw plus 25 mm
Langste documentlengte min 25 mm
Wikkelvouw
Zigzagvouw
Dubbele parallelvouw
Opmerking Op het aanraakscherm wordt aangegeven wanneer ingevoerde posities buiten bereik zijn.
24
4.2.4
Leesinstellingen (optie)
Zie 5.2 ”Lezen” op pagina 29 voor een volledige functiebeschrijving. In het menu 'Leesinstellingen' is het mogelijk om de Optical Mark Recognition (OMR) of Barcode Reading (BCR) in of uit te schakelen en de basisinstellingen in te stellen. Het eerste menu 'Leesinstellingen' bevat de volgende instellingen: •
Codetype: de standaardinstelling is 'Geen'. lezen is uitgeschakeld. Wijzig de instelling met de knop De volgende codes zijn mogelijk:
•
.
-
1-track OMR voor het lezen van Neopost-codes.
-
BCR voor het lezen van streepjescodes
-
Flex 1-9 voor het lezen van niet-Neopost-codes (alleen als de flex-dongle is geïnstalleerd)
Van de feeder lezen: druk op de knop lezen moet worden ingeschakeld.
om een feeder te selecteren waarvoor
Door de knop in te drukken, verschijnt het volgende menu 'Leesinstellingen'. Dit menu bevat de volgende instellingen: •
1ste teken van boven: druk op om de positie van het eerste optische teken op het blad in te voeren, gemeten vanaf de bovenkant van het blad. De waarde kan liggen tussen 15 mm en 277 mm. Als u BCR hebt geselecteerd, is een tweede toetsenblok beschikbaar waar u de lengte van de code kunt invoeren.
•
Max. bladen: selecteer met de pijltjestoetsen het maximum aantal bladen in de documentset.
Als het maximum aantal bladen het geprogrammeerde aantal bladen in een set overschrijdt, stopt het systeem en wordt de fout INS-RE-14 weergegeven. Nadat de set is verwijderd en op de knop Reset is gedrukt, start het systeem en wordt het proces herhaald totdat een invoeg- of omleidingsteken wordt tegengekomen. Dan wordt fout INS-RE-15 (laatste deel van set) weergegeven.
25
NEDERLANDS
Opmerking Het maximum aantal bladen in een set is 25. Als er, afhankelijk van de vouw, meer dan 8 of 10 bladen zijn, kan het document niet meer worden gevouwen. In dit geval is de maximumlengte van bladen 148 mm voor een C5/6-envelop. Zorg ervoor dat de vouw is ingesteld op Geen vouw. Als u dit niet doet, leidt dit beslist tot verstoppingen.
4.2.5
DFC-instellingen (Double Feed Control)
In het menu 'DFC-instellingen' kunt u DFC (Double Feed Control) voor de verschillende feeders in- of uitschakelen. Stel de DFC voor diverse feeders op de volgende manier in: 1.
Druk op de knop selecteren.
2.
Druk op de knop om de DFC in of uit te schakelen. Als deze is ingeschakeld, wordt het pictogram
om een feeder te
.
Wanneer een job wordt gestart, zal het eerste document van elke feeder worden gebruikt voor referentiemeting. Wanneer een document de referentiedikte overschrijdt, zal een foutbericht worden weergegeven. Opmerking Wanneer Dagpost is geselecteerd, zal DFC automatisch worden uitgeschakeld.
4.2.6
Naam job
Sla de job met een duidelijke naam op zodat u de job gemakkelijk kunt herkennen. Deze naam wordt weergegeven bij het selecteren van een job. Voer een jobnaam in met het alfanumerieke toetsenblok. •
Gebruik de knop om een teken links van de cursorpositie te wissen (backspace).
•
Druk op de knop om alle ingevoerde tekens te wissen en opnieuw te beginnen.
4.2.7
Post-/frankeerinstellingen (optie1)
Als dit systeem is aangesloten op een post-/ frankeersysteem, kunt u met deze optie de frankeermodus selecteren. Het menu 'Frankeerinstellingen' bevat de volgende optie: •
Frankeren: gebruik de knop tussen:
om te kiezen
-
Ja (frankeren is ingeschakeld)
-
Doorgeven (frankeren is uitgeschakeld)
1. Vraag uw leverancier of deze optie beschikbaar is in uw land en voor uw post-/frankeersysteem.
26
•
Gedefinieerd door: gebruik de knop
om te kiezen tussen:
-
Frankeermachine: Het post-/frankeersysteem bedrukt/frankeert de enveloppen overeenkomstig de instellingen voor de lokale post-/frankeersystemen. U koppelt een post (-/frankeer) job aan de vuljob door met de pijltjestoetsen een job te selecteren. Als er geen koppeling nodig is, selecteert u 'Huidige job'.
-
Vulsysteem: het post-/frankeersysteem bedrukt/frankeert de enveloppen overeenkomstig de gewicht- en afmetinggegevens die door het vulsysteem worden doorgegeven. Als u op de knop Volgende drukt, wordt een menu weergegeven waarin het gewicht en de envelopbreedte van eenmalige documenten en enveloppen kan worden ingevoerd. Gebruik de knoppen Gewichtinstellingen en Envelopbreedte om die gegevens in te voeren. U koppelt een post (-/frankeer) job aan de vuljob door met de pijltjestoetsen een job te selecteren. Als er geen koppeling nodig is, selecteert u 'Huidige job'.
Zie de appendix voor een uitgebreide beschrijving van de post-/frankeeroptie.
4.3
Een job wijzigen
Een bestaande job wijzigen: 1.
Selecteer in het startmenu een job die u wilt bewerken.
2.
Druk op de knop Wijzigen.
3.
Voer de pincode 2546 in. Het menu 'Jobinstellingen' wordt geopend. Zie 4.2 ”Jobinstellingen” op pagina 21 voor de betekenis van alle knoppen en instellingen.
4.
Druk op Opslaan om de job op te slaan met de ingevoerde instellingen onder het opgegeven jobnummer en de opgegeven jobnaam. Zie 4.2.6 ”Naam job” op pagina 26 om een job een naam te geven. Druk op de knop 1x om te controleren of de invoegpositie en adrespositie kloppen (zie 7.3.1 ”Invoegpositie” op pagina 50 en “Adrespositie” op pagina 50).
27
NEDERLANDS
5.
4.4
Een job kopiëren
U kunt als volgt bestaande jobinstellingen kopiëren naar een nieuwe job: 1.
Druk op de knop Menu Supervisor in het 'hoofdmenu'.
2.
Voer de pincode 2546 in.
3.
Druk op de knop Jobmenu. Het 'Jobmenu' wordt geopend.
4.
Druk op de knop Job kopiëren. Het menu 'Job kopiëren' verschijnt.
5.
Druk op de pijltjes als u een ander jobnummer wilt kiezen waarvandaan of waarheen moet worden gekopieerd. Opmerking U kunt jobinstellingen alleen kopiëren naar nieuwe jobs.
6.
Druk op
om de details te zien van de job waarvan wordt gekopieerd.
7.
Druk op OK om de jobinstellingen te kopiëren.
Als alle jobs zijn geprogrammeerd, toont het aanraakscherm “Geen vrije jobs aanwezig”. Het is mogelijk een automatische job naar een job te kopiëren. Voordat een automatische job kan worden gekopieerd, moet deze goed zijn gedefinieerd (zie 3.8 ”Een automatische job gebruiken (load’n Go®)” op pagina 18).
4.5
Een job verwijderen
Een bestaande job verwijderen: 1.
Druk op de knop Menu Supervisor in het 'hoofdmenu'.
2.
Voer de pincode 2546 in.
3.
Druk op de knop Jobmenu. Het 'Jobmenu' wordt geopend.
4.
Druk op de knop Job verwijderen. Het menu 'Job verwijderen' verschijnt.
5.
28
Selecteer een jobnummer en druk op OK. De job zal zonder waarschuwing worden verwijderd.
5.
OPTIES
5.1
Een Optie activeren
Een nieuwe optie activeren: 1.
Kies Opties vanuit het menu 'Supervisor'. Softwareopties worden ingeschakeld met licentiecodes. Deze licentiecodes activeren samen met het identificatienummer van het systeem de betreffende opties. De ingeschakelde en beschikbare softwareopties worden op dit menu weergegeven. Neem contact op met uw dealer over deze licentiecodes.
2.
Druk op Toevoegen om andere softwareopties te activeren.
3.
Voer de licentiesleutelcode in die u van de leverancier hebt ontvangen om de betreffende optie op dit systeem te activeren. Navigeer met de pijltoetsen door de ingevoerde tekens.
4.
Druk op OK om de licentiesleutel te bevestigen en terug te gaan naar het menu 'Opties'.
5.
Schakel het systeem uit en weer in.
5.2
Lezen
5.2.1
Inleiding
Het vouw- en vulsysteem kan worden voorzien van leesfunctionaliteit. Hiermee kan het systeem speciale codes lezen die op de documenten zijn afgedrukt. Deze codes bevatten informatie over het verwerken van de bladen. Er zijn twee typen codes beschikbaar: •
OMR: Optical Mark Recognition
•
BCR: Barcode Reading
De bladen met de afgedrukte code worden in de lezende feeder geplaatst. Afhankelijk van de geprogrammeerde code kunnen de andere feeders worden gebruikt als selectieve feeders om bijlagen toe te voegen.
De code op het laatste blad van de set bevat de invoeginstructie. De andere bladen bevatten de verzamelinstructie. Als een pariteitscontrole wordt gebruikt bij OMR, wordt dit op elk blad gecontroleerd. Als de code “page n of m” wordt gebruikt bij BCR, wordt de set ingevoegd op het punt waar n gelijk is aan m. Beide leesopties kunnen worden ingeschakeld met een speciale licentiecode (zie “Een Optie activeren” op pagina 29).
29
NEDERLANDS
In geval van een zigzagvouw moet het adres worden afgedrukt op de laatste pagina van de set. Bij de andere vouwtypes, bevat het eerste blad van een set altijd het adres. Een code voor volledige lengte wordt afgedrukt op elk blad van een set. De code moet op dezelfde locatie op elke pagina verschijnen ongeacht de werkelijke codelengte.
5.2.2
Positie van leeskop aanpassen
De horizontale positie van de leeskop moet worden ingesteld op dezelfde positie van de afgedrukte tekens in de documenten. Ga als volgt te werk om de leeskop in te stellen: 1.
Vouw een document met leescode op het eerste teken.
2.
Open de bovenste eenheid.
3.
Houd het document in het midden tegen de liniaal.
4.
Schuif de leeskop A zodat deze precies boven het midden van de leestekens is geplaatst.
5.
Verdeel de papiergeleiders B langs de breedte van het document.
A
B
Opmerking Als de leeskop wordt ingesteld, moeten de papiergeleiders mogelijk worden verwijderd en aan de andere kant van de leeskop worden geplaatst.
30
5.2.3
Documentstand
Schakel de leesfunctie in en stel de positie van de leestekens in zoals wordt beschreven in “Leesinstellingen (optie)” op pagina 25. Documentstand: Vouwtype
Documenttypen
geen vouw
Inleggen documenten 12 3
1e pagina
enkelvouw
richting
briefvouw
OMR start lezen
adres
OMR stop lezen
dubbel parallelvouw
Adresdrager, adres omhoog (zichtbaar). 32 1
laatste pagina (dubbelzijdig geprint)
zig-zag vouw richting
adres OMR stop lezen
5.2.4
OMR start lezen
Adresdrager, adres naar beneden (niet zichtbaar).
Leescodes
•
Tekens moeten worden afgedrukt in zwart.
•
Tekens op hetzelfde blad moeten een gelijke intensiteit hebben.
•
Tekens moeten worden afgedrukt op dezelfde positie op elk blad.
•
Bij matrixprinters wordt de voorkeur gegeven aan tekens van quasicorrespondentiekwaliteit om maximale zwartheid te verkrijgen (double strike).
•
Let op 'achtergrondruis'. Kleurveranderingen op het formulier, achtergrondontwerpen, logo's of kopieën aan de andere zijde van het blad die doorschijnen, kunnen worden gelezen door de leeskop, wat verstoring van de leesfunctie veroorzaakt.
•
De lint- of tonerkwaliteit moet voor het afdrukken worden gecontroleerd.
31
NEDERLANDS
Afdrukkwaliteit
Specificatie OMR-code Op OMR-codes zijn de volgende specificaties van toepassing:
>30 mm
>8.5 mm
Leesrichting
2.54 - 6.36 mm
>8.5 mm
>15 mm
Leidend
>4.2 mm >7 mm
Volgend
>7 mm
Minimale afstand van bovenkant blad tot eerste markering: Minimale afstand van onderkant blad tot laatste teken: Minimale afstand van zijkanten blad tot tekens: Minimale vrije ruimte boven en onder tekens: Minimale vrije ruimte aan weerskanten van tekens: Minimale ruimte tussen OMR-tekens: Maximale ruimte tussen OMR-tekens: Minimale breedte van tekens: Minimale lijndikte van tekens:
>4.2 mm
>6.3 mm
15 mm (0.59 inch) 30 mm (1.18 inch) 7 mm (0.28 inch) 8.5 mm (0.33 inch) 4.2 mm (0.17 inch) 2.54 mm (0.10 inch) 6.35 mm (0.25 inch) 6.3 mm (0.24 inch) 0.2 mm (0.008 inch)
•
Het eerste teken van boven is standaard ingesteld op 100 mm. Deze parameter is ingesteld in het menu ‘Leesinstellingen’ van het menu ‘Jobinstellingen’.
•
De code moet op elke pagina op dezelfde locatie verschijnen en hetzelfde aantal tekens hebben.
32
Specificatie BCR-code Minimale Minimale Minimale Minimale Minimale Minimale Minimale
afstand van bovenkant blad tot eerste balk: afstand van onderkant blad tot laatste balk: afstand van zijkanten blad tot barcode: vrije ruimte boven en onder barcodes: vrije ruimte aan weerskanten van barcodes: hoogte van een balk: lijndikte van een balk:
15 mm (0.59 inch) 30 mm (1.18 inch) 7 mm (0.28 inch) 8.5 mm (0.33 inch) 4.2 mm (0.17 inch) 9 mm (0.35 inch) 0.25 mm (0.01 inch)
De lengte van de code is een jobinstelling. De code moet op dezelfde locatie op elke pagina verschijnen.
Minimumcode/basiscommando's Voor OMR geldt dat de minimumcode één teken in één regel is (invoegteken). Omwille van betrouwbaarheid kunt u het beste ten minste twee tekens gebruiken. De eerste regel is het startteken. Een afgedrukt teken op de tweede regel betekent invoegen. Geen teken op de tweede regel betekent verzamelen.
Startteken Vullen/verzamelen
Opmerking In sommige gevallen kan op verzoek van de klant het lezen van de basiscommando's worden omgekeerd door de serviceorganisatie. Dit betekent dat geen teken wordt geïnterpreteerd als een invoegcommando en dat voor het verzamelcommando een teken moet worden afgedrukt.
33
NEDERLANDS
Voor BCR gelden de minimumcodes ook voor verzamelen en invoegen.
Extra codes Als het nodig is om meer functies in het vulsysteem te besturen, kunnen andere codes worden gebruikt. De volgende extra functies zijn mogelijk via softwareopties:
Startteken Vullen/verzamelen Uitsturen & doorgaan Uitsturen & stoppen
•
Omleiden
•
Stop
•
Selectieve invoer vanaf station 1
•
Selectieve invoer vanaf station 2
Volgorde controle 4
•
Selectieve invoer vanaf station 3
Volgorde controle 2
•
Verzegelbesturing
Pariteitsteken
•
Volgordecontrole 4, 2 en 1 (met respectievelijk 1, 2 of 3 tekens, alleen OMR)
•
Pariteitscontroleteken (even, alleen OMR)
•
Veiligheidsteken (alleen OMR)
Selectief toevoeren 1 Selectief toevoeren 2 Selectief toevoeren 3 Plakken controle
Volgorde controle 1 Veiligheidsteken
Algemene opmerkingen: •
Bij OMR moeten de tekens altijd worden gebruikt in de bovenstaande volgorde.
•
Als een functie wordt onderdrukt, gaat de volgende functie één regel omhoog.
•
De gekozen code moet altijd worden gebruikt op al het materiaal dat met lezen moet worden verwerkt.
•
De markeringsdefinitie is een service-instelling (OMR).
•
Andere functies zijn mogelijk via speciale codes (Flexcode)
Omleiden Het systeem stopt, verwijder handmatig de set uit de verzamelplaats. Reset en start opnieuw.
Stop Het systeem stopt, verwijder handmatig de set uit de verzamelplaats. Reset en start opnieuw.
Selectieve feeder Het systeem voert selectief een bijlage in als de machine daarvoor het commando krijgt.
Verzegelbesturing Als het teken voor 'verzegelbesturing' wordt afgedrukt, worden de sets niet verzegeld. Als het teken voor 'verzegelbesturing' niet wordt afgedrukt, worden de sets verzegeld.
34
Volgordecontrole (alleen OMR) De volgorde van bladen in een stapel kan per ongeluk door elkaar raken of er kunnen bladen ontbreken. Het systeem kan dit achterhalen: elk blad heeft een nummer dat onderdeel is van de leescode.
1 A
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar: •
1 teken: de pagina’s worden 1-2-1-2-1enzovoort genummerd.
•
2 tekens: de pagina’s worden 1-2-3-4-12-3-4-1-2-enzovoort genummerd. (zie afbeelding).
•
2 A
3 B
4 B
5 B
6 C
#1
7 C
#2 #3 #4 #1 #2 #3
3 tekens: de pagina’s worden 1-2-3-4-56-7-8-1-2-3-enzovoort genummerd.
In de tabel worden voorbeelden gegeven van een volgordecontrole. Tekens op de bladen:
aantal bladen 1
2
-
Volgordecontrole 4 (3 tekens) Volgordecontrole 2 (2 tekens) Volgordecontrole 1 (1 teken)
3
-
4
-
5
-
6
-
7
-
8
-
-
- = teken geprint, - = geen teken geprint Opmerking Als u volgordecontrole gebruikt en het systeem is gestopt dan kunt u de volgordecontrole teller als volgt resetten: druk op de om te bevestigen.
(stop) knop en druk vervolgens op de Yes knop
Pariteitsteken (alleen OMR) Door het toevoegen van een pariteitsteken kan de leescode worden gecontroleerd. Als het geavanceerde OMR-pakket wordt gebruikt, moet de som van de tekens even zijn.
Het veiligheidsteken wordt gebruikt als een extra beveiliging. Als het papier scheef ligt, kan de leeskop een deel van de leescode missen. In deze situaties wordt het veiligheidsteken niet gelezen en geeft het systeem een fout. Het veiligheidsteken geeft ook het einde van de leescode aan.
Normale papierstroom Startteken
Veiligheidsteken leesrichting
Scheef getrokken vel Startteken
Veiligheidsteken leesrichting
Dit teken moet altijd aanwezig zijn op het document indien het is geactiveerd als een OMR-code.
35
NEDERLANDS
Veiligheidsteken (alleen OMR)
Page n of m (alleen BCR) BCR gebruikt de code 'page n of m' om een set te voltooien. Als n kleiner is dan m, worden de bladen verzameld. Als n = m dan is dit het laatste blad van de set en wordt de set ingevoegd.
Voorbeeld van OMR-code In de afbeelding wordt de legenda van het volgende voorbeeld getoond. In dit voorbeeld is feederstation 3 de leesfeeder. De feederstations 1 en 2 worden geselecteerd voor selectieve invoer.
of
leesteken geen leesteken verzamelen vullen
lezend toevoerstation 3 sel. toevoerstation 2 sel. toevoerstation 1
geen selectieve toevoer, geen leesteken selectieve toevoer, leesteken
In dit voorbeeld wordt een set met 8 bladen met twee selectieve feeders (station 2 en 1) en 3 volgordecontroletekens getoond. •
De eerste positie wordt gebruikt voor het startteken dat op elk blad moet worden afgedrukt.
•
De tweede tekenpositie wordt gebruikt voor het invoeg-/verzamelcommando. Het teken wordt afgedrukt op het laatste blad van de set (invoegen is vereist).
•
Positie 3 en 4 worden gereserveerd voor selectieve invoer vanaf station 2 en 1. Druk een teken op positie 3 af als selectieve invoer vanaf station 2 is vereist. Druk een teken op positie 4 af als selectieve invoer vanaf station 1 is vereist. De tekens worden afgedrukt op het laatste blad van de set.
•
Positie 5, 6 en 7 worden gebruikt voor de volgordecontroletekens. De betekenis van de volgordecontroletekens wordt uitgelegd in het gedeelte ”Volgordecontrole (alleen OMR)” op pagina 35.
5.3
Vel 1
Vel 2
Vel 3
Vel 4
Vel 5
Vel 6
Vel 7
Vel 8
Online services
Het vouw- en vulsysteem kan worden voorzien van online services. Met deze optie kunt u het systeem verbinden met een centrale server. Tijdens de verbinding worden gegevens gedownload naar en geüpload van het systeem. Het systeem start altijd de verbinding. Het is niet mogelijk om van buitenaf een verbinding met het systeem te maken. Vraag uw leverancier of deze optie beschikbaar is.
36
5.3.1
Online services opstarten
De online services opstarten: 1.
Kies Online services vanuit het menu 'Supervisor'.
In het menu 'Online services' worden de volgende functies weergegeven: •
Verbinding: opent het menu 'Verbinding' waar u een verbinding met een centrale server kunt maken en de verbindingsgeschiedenis kunt zien (zie ”Verbinding” op pagina 37).
•
Berichten: opent het menu 'Berichten' waar u ontvangen berichten kunt bekijken (zie ”Berichten” op pagina 38).
•
Configuratie: opent het menu 'Configuratie' waar u de instellingen van de online services kunt wijzigen (zie ”Configuratiemenu” op pagina 38).
Verbinding Het systeem maakt op vaste tijden een verbinding. U kunt het systeem ook handmatig met de server verbinden. Een verbinding met de server maken: 1.
Druk op Verbinding in het menu 'Online services'. Het menu 'Verbinding' wordt weergegeven op het aanraakscherm.
2.
Druk op Verbinden om het systeem handmatig met de OLS-server te verbinden. De status van de verbinding wordt op het scherm weergegeven. De tekst op de knop is veranderd in Verbreken.
Druk op Verbreken om de verbinding met de server te verbreken. In het menu 'Verbinding' worden de volgende functies weergegeven: •
Historie: opent het menu 'Historie' waar u de verbindingsgeschiedenis kunt bekijken (zie ”Historie” op pagina 37).
•
Nieuwe berichten: deze knop wordt weergegeven wanneer het systeem nieuwe berichten heeft ontvangen. U kunt met deze knop het menu 'Berichten' openen (zie ”Berichten” op pagina 38).
Historie
1.
Druk op pijltjestoetsen om een vorige verbinding te selecteren.
2.
Druk op om de details van de geselecteerde vorige verbinding te bekijken.
37
NEDERLANDS
In het menu 'Historie' worden de vorige verbindingen van het systeem met de server weergegeven.
Berichten Nadat u op Berichten in het menu 'Online services' hebt gedrukt, worden de berichten die van de server zijn ontvangen weergegeven op het aanraakscherm. Een bericht bevat bijvoorbeeld nieuwe software of een nieuwe job. 1.
Druk op de pijltjestoetsen om een bericht te selecteren.
2.
Druk op voor meer informatie over het geselecteerde bericht.
Als nieuwe software of een nieuwe job kan worden geïnstalleerd, wordt de knop Doorgaan weergegeven. Een nieuwe job of nieuwe software installeren: 1.
Druk op Doorgaan. Het menu 'Nieuwe job beschikbaar' of het menu 'Nieuwe software' wordt weergegeven. Druk op
2.
voor meer informatie over de nieuwe job of software.
Druk op Installeren om de nieuwe software of de nieuwe job te installeren of druk op Annuleren om deze niet te installeren.
Als u op Installeren hebt gedrukt, wordt een bevestigingsmenu weergegeven: •
In het geval van een nieuwe job drukt u op de pijltjestoetsen om een vrij jobnummer te selecteren (zie 4.1 ”Een job maken” op pagina 20). Druk op OK om het geselecteerde jobnummer te bevestigen of druk op Cancel (Annuleren) om terug te gaan naar het menu 'Nieuwe job beschikbaar'.
•
In het geval van nieuwe software drukt u op OK om de installatie te bevestigen of u drukt op Cancel (Annuleren) om terug te keren naar het menu 'Nieuwe software'.
Nadat u de installatie van de nieuwe software of de nieuwe job hebt bevestigd, wordt het menu 'Berichten' weergegeven.
Configuratiemenu Druk op Configuratie in het menu 'Online services' om het menu 'Configuratie' weer te geven. Gebruik dit menu om de OLS-instellingen aan te passen. Het menu bestaat uit twee submenu's en bevat de volgende functies: •
Telefoonnummer of server: neem contact op met de leverancier voor het telefoonnummer van de OLS-server. Het telefoonnummer veranderen: a b c
38
Druk op . Voer het juiste nummer in met het alfanumerieke toetsenblok. Druk op OK om het nieuwe nummer te bevestigen.
•
Prefix: gebruik deze functie wanneer u een bepaald nummer of een bepaalde tekenreeks moet kiezen voor toegang tot een buitenlijn.
•
a Druk op . b Voer het juiste prefix in met het alfanumerieke toetsenblok. c Druk op OK om het nieuwe nummer te bevestigen. Land: gebruik de pijltjestoetsen om het land in te voeren van waaruit u belt.
•
Datum en tijd: voer de huidige datum en tijd in.
•
a Druk op . b Voer de juiste datum en tijd in met het alfanumerieke toetsenblok. c Druk op OK om de nieuwe datum en tijd te bevestigen. Detectie kiestoon aan/uit Deze instelling is vereist als er geen kiestoon te horen is wanneer u een verbinding tot stand brengt. De standaardwaarde is ingesteld. Deze instelling is van toepassing op sommige PABX-telefooncentrales. Druk op de knop
•
om de detectie van de kiestoon in of uit te schakelen.
Volume van de modem: volume van de modem instellen. a
Druk op om het volume van de luidspreker te wijzigen. Zet het volume niet op nul omdat het geluid van de modem nuttig kan zijn tijdens hulp op afstand.
Druk op OK om aangepaste instellingen te bevestigen.
5.4
MaxiFeeder™(MF-2)
5.4.1
Functie
De maxiFeederTM is een feeder die kan worden bijgevuld met een groot aantal documenten. Deze feeder is bedoeld voor gebruik met retourenveloppen, maar ook standaarddocumenten met een lengte van maximaal 156 mm kunnen ermee worden verwerkt.
5.4.2
Voorbereidingen
De maxiFeederTM moet worden geïnstalleerd op de positie van feedernr. 1. Deze kan op dezelfde wijze op zijn positie worden geplaatst als de andere documentfeeders.
1.
Haal de papierinvoerrollen omhoog met de voorrand van de maxiFeederTM.
2.
Beweeg de maxiFeederTM naar voren totdat deze achter de frame-as haakt.
3.
Sluit de stekker A op de contactdoos B aan
A
B 39
NEDERLANDS
Ga als volgt te werk:
De maxiFeederTM wordt automatisch door het systeem gedetecteerd als het wordt ingeschakeld. Dit maakt het gemakkelijk om over te schakelen van de standaarddocumentfeederlade naar de maxiFeederTM en omgekeerd. Opmerking Om ervoor te zorgen dat de maxiFeederTM gemakkelijker vasthaakt, kunt u de invoerplaat het beste in de achterste positie zetten (zie 5.4.4 ”Documentscheiding” op pagina 40). Om gebruik te maken van een maxiFeederTM is het niet nodig de jobs te (her) programmeren.
5.4.3
Zijgeleiders instellen
De zijgeleiders instellen: 1.
Neem een stapel documenten/retourenveloppen en plaats deze in de feederlade. Retourenveloppen met de flap naar beneden en de bovenrand wijzend naar het systeem.
2.
Stel de zijgeleiders in door het duimwiel G zo te draaien dat de documenten/retourenveloppen net passen en zonder weerstand kunnen bewegen. Te veel speling veroorzaakt schuin schuiven.
G 5.4.4
H
I
J
Documentscheiding
Als de maxiFeederTM wordt gebruikt bij een feeder voor automatische scheiding, wordt de scheiding automatisch ingesteld. De maxiFeederTM kan ook worden gebruikt op een feederpositie met een handmatig ingestelde scheiding. Ga als volgt te werk om in te stellen: 1.
Verwijder lade 2 en 3. Opmerking De laagste feeder is feeder 1.
2.
Knijp op de twee blauwe hendels C en D en schuif de invoerplaat F zo ver mogelijk naar voren.
3.
Druk de knop E naar voren totdat die klikt.
4.
Plaats een document/retourenvelop op de feederlade en schuif dit/deze in het systeem totdat de bovenste rand niet meer zichtbaar is. Draai knop E tegen de klok in als de scheiding te nauw is ingesteld.
40
E
C
D
F
5.
Duw het document/de retourenvelop tussen de rollen.
6.
Draai knop E met de klok mee om de weerstand te verhogen of tegen de klok in als de scheiding te nauw is ingesteld. De scheiding is juist bijgesteld als u een lichte weerstand op het document/de retourenvelop voelt.
7.
Trek knop E terug als u klaar bent.
8.
Plaats lade 2 en 3 terug.
5.4.5
Documenten invoeren
Documenten invoeren: 1.
Knijp in de twee blauwe hendels C en D.
2.
Schuif de invoerplaat F naar de achterste positie.
3.
Maak de stapel documenten los en plaats deze in de feeder. Retourenveloppen met de flap naar beneden en de bovenrand wijzend naar het systeem.
De invoerplaat schuift automatisch omhoog (als het systeem begint met de verwerking) totdat de documenten/retourenveloppen zich onder de rubberen papiertrekkers bevinden. Opmerking Als u de maxiFeederTM vult, moet u ervoor zorgen dat de documenten/retourenveloppen parallel zijn gepositioneerd ten opzichte van de invoerplaat om een juiste invoer te verzekeren.
5.5
Feeder met hoge capaciteit
Deze optie kan alleen in de fabriek worden ingesteld. De feeder met hoge capaciteit heeft capaciteit voor maximaal 725 bladen. De gewone documentfeederlader heeft capaciteit voor 325 bladen.
5.5.1
Installatie van feederlade
U kunt als volgt een feederlade in de feeder met hoge capaciteit laden: 1.
Trek hendel A naar beneden.
2.
Haak vast in de feederlade.
3.
Laat hendel A los.
5.5.2
De zijgeleiders instellen
1.
Draai knop D een halve slag los.
2.
Plaats een kleine stapel documenten tussen de zijgeleiders.
3.
Draai wiel E. De ruimte tussen de zijgeleiders en de documenten moet zodanig zijn, dat deze nog net kunnen worden verschoven.
4.
A B C D E
Draai knop D weer vast.
41
NEDERLANDS
U kunt als volgt de zijgeleiders B instellen:
5.5.3
Documentscheiding
De documentsscheiding wordt automatisch ingesteld. Meestal zijn er geen handmatige instellingen nodig.
5.5.4
Vullen van de feeder met hoge capaciteit
U kunt als volgt de documentfeederlade vullen: 1.
Trek hendel A naar beneden. De feederrollers C bewegen omhoog naar vulhoogte.
2.
Plaats een stapel documenten tussen de zijgeleiders (max. 725 bladen, 80 g/m2). Voer de documenten in (afhankelijk van het type document en het type vouw) zoals wordt getoond in 3.4.1 ”Documentstand” op pagina 14.
3.
Laat hendel A los.
5.6
Verticale stapelaar met hoge capaciteit (HCVS-1)
De verticale stapelaar met hoge capaciteit kan ook worden gebruikt om gevulde enveloppen te stapelen. De verticale stapelaar tot 325 gevulde enveloppen opslaan. De verticale stapelaar kan worden voorzien van Mail Piece Production Control (MPPC).
5.6.1
De zijgeleiders instellen
Stel met wiel A de zijgeleiders zodanig af dat er een marge van 3 à 5 mm overblijft tussen de enveloppen en de zijgeleiders. Als u smalle enveloppen gebruikt kan het nodig zijn om de verlengplaten B te verwijderen.
5.7
Zijuitgang
Het systeem kan worden voorzien van een zijuitgang en een opvanglade. De zijuitgang kan worden aangebracht op de plek van de standaardontvangstlade voor enveloppen. Met een zijuitgang kan een doorvoer- of frankeersysteem naast het systeem worden aangebracht. De zijuitgang kan ook worden gebruikt met een opvanglade voor verticale stapeling. De opvanglade wordt bij de zijuitgang geleverd.
42
A B
5.8
Productiecontrole poststuk (MPPC) (Optie 1)
Het vouw- en vulsysteem kan worden voorzien van Mail Piece Production Control. Met deze optie kan het systeem de ingevoerde documenten of sets met documenten verifiëren tegen een database die wordt gegenereerd wanneer de documenten worden afgedrukt. Het systeem geeft een waarschuwing wanneer een poststuk ontbreekt bij de uitvoer van het vulsysteem. Zie de appendix 'Mail Piece Production Control' voor een uitgebreide beschrijving van deze optie.
5.9
Insert’n Frank™ (Insert’n Mail)
Als dit systeem is aangesloten op een post-/frankeersysteem, kunt u met Insert'n Frank™ het volgende doen: •
automatisch posten/frankeren in- en uitschakelen;
•
een post-/frankeerjob selecteren op afstand;
•
de afdruk-/frankeerwaarde instellen (optie);
•
afdruk/frankeerwaarde automatisch instellen aan de hand van de vulsysteemgegevens.
1. Vraag uw leverancier of deze optie beschikbaar is in uw land en voor uw systeem.
43
NEDERLANDS
Zie voor het programmeren van deze optie 4.2.7 ”Post-/frankeerinstellingen (optie)” op pagina 26.
6.
ONDERHOUD DOOR DE OPERATOR
Waarschuwing •
Koppel de machine los van de netvoeding voordat u onderhoud uitvoert. De gebruiker mag niet proberen andere onderhoudswerkzaamheden uit te voeren dan de werkzaamheden die in deze bedieningshandleiding worden beschreven. Andere onderhoudswerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd onderhoudspersoneel. Neem contact op met de geautoriseerde dealer.
Onderhoudsf Onderhoud requentie Dagelijks • Controleer de systeemfuncties.
Wekelijks
•
Houd het systeem in goede conditie door stof, papierresten, enzovoort, te verwijderen.
•
Als de verzegelingstafel en de rubberen rollen vuil zijn, maakt u deze schoon met een in warm water gedrenkte, vochtige doek. Maak de borstels van de envelopverzegeling schoon als deze vuil of verzadigd zijn.
•
Het systeem wordt geleverd met een extra set borstels. Om altijd een schone set bij de hand te hebben, wordt u aangeraden een set in water te bewaren en de andere set te gebruiken. Verwijder de borstels een voor een door deze naar beneden uit de borstelhouder te trekken. Vervang de borstels en zorg ervoor dat de noppen op de borstels zich in de bijbehorende gaten in de borstelhouder bevinden.
Indien nodig
•
Controleer de bevochtigingsdoek en vervang deze zo nodig. Als de bevochtigingsdoek vuil of verzadigd is, maakt u deze en het reservoir schoon.
•
Maak invoer- en vulrollen schoon volgens de instructies van de onderhoudsmonteur. Als op het aanraakscherm een waarschuwing wordt gegeven over stoffige sensoren, moeten de sensoren op het envelop- of documentpad worden gereinigd. Gebruik de balgen achter de zijklep. Plaats de balgen in het gat en knijp enkele malen hard om het stof van de sensor te blazen. Herhaal deze procedure voor het gat om de flapsensor te reinigen.
•
•
Als de uitvoersensoren moeten worden schoongemaakt, kunt u daar het beste vochtige watten voor gebruiken. -
Onderste uitvoersensor: steek de vochtige watten in het gaatje en draai één keer rond.
-
Bovenste uitvoersensor: steek de vochtige watten in het gaatje van de bovenste sensor en draai één keer rond.
Opmerking U moet na het reinigen van de sensoren altijd de sensoren kalibreren (zie 2.4.6 ”Menu Test” op pagina 11).
44
7. 7.1
STORINGEN ZOEKEN Foutberichten
Als zich een fout voordoet, wordt op het aanraakscherm een menu met de volgende informatie weergegeven: •
Een indicatie van het gebied waarin de fout zich heeft voorgedaan.
•
Een foutbeschrijving.
•
Een voorgestelde oplossing achter de wijzende hand.
Druk op om meer informatie te zien over de opgetreden fout en over de mogelijke actie waarmee kan worden voorkomen dat de fout opnieuw optreedt. Nadat het probleem is opgelost, drukt u op Reset om de fout te resetten (het foutmenu verdwijnt).
Speciale fouten •
Leesfouten (wanneer lezen is ingeschakeld) Het document stopt in het verzamelplaatsgebied. De operator moet de documentset verwijderen en de set handmatig voltooien!
•
Technische fouten Op het aanraakscherm wordt een bericht weergegeven. Deze fout kan niet worden opgelost door het bedieningspersoneel en hulp van de serviceondersteuning is nodig.
Waarschuwingsscherm Wanneer een kap wordt geopend, wordt een aanraakscherm weergegeven met het bericht 'Kap open' en de voorgestelde oplossing 'Sluit kap'.
Opstoppingen verhelpen
Opstoppingen kunnen zich voordoen in de volgende gebieden: A
A
powerFold® en flexFeed®
B
Verzamelplaatsgebied
C
Enveloptrack en vulgebied.
C
B 45
NEDERLANDS
7.2
7.2.1
powerFold® of flexFeed®
Wanneer er een opstopping in de powerFold® of flexFeed® optreedt, verwijdert u de documenten als volgt uit powerFold®: 1.
Open de bovenste eenheid A door de hendel omhoog te trekken.
2.
Verwijder de documenten uit de powerFold® of de flexFeed®.
3.
Sluit de bovenste eenheid A.
4.
Druk op Reset om de fout te resetten en de job opnieuw te starten.
7.2.2
Verzamelplaatsgebied
Wanneer een opstopping in het verzamelplaatsgebied voorkomt, verwijdert u de documenten als volgt uit het verzamelplaatsgebied: 1.
Beweeg de verzamelplaatsplaat B naar beneden.
2.
Verwijder de documenten.
3.
Beweeg de verzamelplaatsplaat B naar boven op zijn positie.
4.
Druk op Reset om de fout te resetten en de job opnieuw te starten.
7.2.3
Onderste enveloptrack
Wanneer er een opstopping in de onderste enveloptrack voorkomt, verwijdert u de envelop als volgt: 1.
Open de zijkap C.
2.
Haal de blauwe hendel D omlaag en verwijder de envelop (pen) uit de onderste enveloptrack.
3.
Sluit de zijkap.
4.
Druk op Reset om de fout te resetten en de job opnieuw te starten.
Zo nodig kunnen de enveloppen en documenten handmatig worden getransporteerd:
E F D C
•
Draai de blauwe knop E met de klok mee om een lege envelop handmatig te transporteren naar de vulpositie.
•
Draai de blauwe knop F met de klok mee om de gevulde enveloppen naar de uitvoer te transporteren.
7.3
Operator probleemoplossing
Problemen oplossen: 1.
Noteer de fout.
2.
Probeer het probleem te verhelpen met behulp van de tabel probleemoplossingen.
3.
Schakel het vulsysteem uit en weer in om de werking van het systeem te controleren.
4.
Neem contact op met de serviceorganisatie als de fout zich blijft voordoen.
46
Opmerking Als u contact opneemt met de serviceorganisatie, wordt u gevraagd naar het laatste foutbericht en de softwareversie van de geïnstalleerde software. Zie 2.4.5 ”Menu Supervisor” op pagina 10 om de softwareversie te bepalen. Mogelijke oorzaak
Oplossing
Referentie
Sluit de machine op de netvoeding aan.
-
Vervang zekering onder aan/uitschakelaar.
-
Een kap is geopend.
Sluit de kappen.
-
Enveloppen zijn omgekeerd in het magazijn gestapeld.
“Enveloppen bijvullen” Controleer de op pagina 16 instellingen van de envelopinvoer. Plaats enveloppen op de juiste wijze in het magazijn.
Envelopflap plakt.
Bewaar enveloppen volgens de specificaties.
“Envelopinstellingen” op pagina 21
Gebruik andere Verkeerd enveloptype gebruikt enveloppen volgens de specificaties. (niet volgens specificaties of jobinstellingen).
“Envelopinstellingen” op pagina 21
Enveloppen worden dubbel ingevoerd.
Envelopscheiding niet Envelopscheiding juist ingesteld. instellen.
“Enveloppen bijvullen” op pagina 16
Envelop stopt schuin.
“Enveloppen bijvullen” Zijgeleiders van het Controleer envelopmagazijn zijn zijgeleiders en pas zo op pagina 16 nodig de instelling te breed ingesteld. aan.
Enveloppen worden onregelmatig ingevoerd.
Magazijn bijna leeg.
Vul magazijn opnieuw.
“Enveloppen bijvullen” op pagina 16
Scheiding te smal ingesteld.
Envelopscheiding instellen.
“Enveloppen bijvullen” op pagina 16
Zijgeleiders te smal ingesteld.
“Enveloppen bijvullen” Controleer zijgeleiders en pas zo op pagina 16 nodig de instelling aan.
Zekering kapot.
Machine stopt met envelop op invoegpositie (flap niet geopend).
“Enveloppen bijvullen” Enveloppen niet juist Controleer de enveloppen en plaats op pagina 16 in het magazijn deze zo nodig geplaatst. opnieuw.
Envelopsteun niet op Plaats de envelopsteun op de de juiste positie juiste positie. geplaatst.
“Enveloppen bijvullen” op pagina 16
47
NEDERLANDS
Symptoom
De machine start Machine niet niet nadat deze is aangesloten op netvoeding. ingeschakeld
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Referentie
Flap is verkreukeld en soms niet geopend.
Envelop niet binnen specificaties.
Controleer specificaties en gebruik zo nodig andere enveloppen.
“Envelop- en invoegspecificaties” op pagina 52
Flap plakt.
Bewaar enveloppen volgens de specificaties.
“Envelop- en invoegspecificaties” op pagina 52
Flap gekruld.
Enveloppen verkeerd “Envelop- en invoegspecificaties” op bewaard of pagina 52 vervaardigd.
Scheiding te smal ingesteld.
Envelopscheiding instellen.
Vingers te diep in de Controleer positie Vingers zijn van vingers en pas boven op envelop envelop ingesteld. deze zo nodig aan. geplaatst.
Systeem stopt tijdens invoegen (opstopping bij invoegpunt).
48
“Vulvingers van de enveloppen” op pagina 50
Envelop stopt te vroeg.
Controleer stoppositie van envelop en pas deze zo nodig aan.
“Invoegpositie” op pagina 50
Vingers niet juist ingesteld.
Controleer positie van vingers en pas deze zo nodig aan.
“Vulvingers van de enveloppen” op pagina 50
Geplaatst document te lang voor gebruikte envelop.
Controleer vouwinstellingen.
“Vouwinstellingen” op pagina 24
Enveloprand onjuist.
Controleer envelopspecificaties.
“Envelop- en invoegspecificaties” op pagina 52
Envelop binnen vastgeplakt.
Verwijder verkeerde enveloppen.
-
Venster niet goed vastgeplakt.
Verwijder verkeerde enveloppen.
-
Controleer de invoegpositie.
“Invoegpositie” op pagina 50
Documentset niet Onjuiste goed geplaatst. invoegpositie.
Adres onleesbaar door venster
“Enveloppen bijvullen” op pagina 16
Vulvingers niet op de Controleer de vulvingerpositie. juiste positie geplaatst.
“Vulvingers van de enveloppen” op pagina 50
Adrespositie onjuist opgegeven.
“Adrespositie” op pagina 50
Controleer de adrespositie.
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Flap niet voldoende bevochtigd.
Waterniveau laag.
“Het reservoir met Controleer verzegelingsvloeistof waterniveau, vul zo nodig aan met water. vullen” op pagina 17
Borstels droog.
Controleer borstels, vervang deze zo nodig door de extra bevochtigde set.
“Onderhoud door de operator” op pagina 44
Borstels vuil
Controleer borstels en reinig deze zo nodig.
“Onderhoud door de operator” op pagina 44
Bevochtigingsdoek droog
“Het reservoir met Controleer de bevochtingsdoek, vul verzegelingsvloeistof het waterreservoir zo vullen” op pagina 17 nodig bij.
Bevochtigingsvilt droog
Controleer het bevochtigingsvilt en reinig dit zo nodig
“Onderhoud door de operator” op pagina 44
Borstels versleten.
Borstels vervangen.
“Onderhoud door de operator” op pagina 44
Bevochtigingsvilt versleten.
Bevochtigingsvilt vervangen.
“Onderhoud door de operator” op pagina 44
Envelop wordt niet altijd uit verzegelgebied geworpen.
Geen documentinvoer.
Referentie
Ingevoegd document Controleer te groot. vouwinstellingen en pas deze zo nodig aan.
“Vouwinstellingen” op pagina 24
Document niet diep genoeg geplaatst.
Controleer instellingen van envelopstoppositie en vingers.
“Invoegpositie” op pagina 50
Verzegelgebied vuil.
Verzegelgebied schoonmaken.
“Onderhoud door de operator” op pagina 44
Feeder leeg.
Vul feeder opnieuw.
“De documentfeederladen vullen.” op pagina 16
Scheiding te breed/te Stel de scheiding bij. “Documentscheiding” op nauw ingesteld. pagina 15 Stel de zijgeleiders bij.
Documenten worden schuin ingevoerd.
Zijgeleiders te breed Stel zijgeleiders bij. ingesteld.
Dubbele documenten worden schuin ingevoerd.
Scheiding te breed ingesteld.
“Zijgeleiders instellen” op pagina 14 “Zijgeleiders instellen” op pagina 14
Stel de scheiding bij. “Documentscheiding” op pagina 15
49
NEDERLANDS
Zijgeleiders te smal ingesteld.
7.3.1
Invoegpositie
De envelop moet correct gepositioneerd zijn om een de documentset goed in de envelop te krijgen. Een documentset is correct ingevoerd als de vouwlijn van de flap van de envelop zich onder groene rol B bevindt.
A B C D U kunt als volgt de invoegpositie bevestigen: 1.
Kies een job en druk op de knop 1x.
2.
Druk op Nee tot de vraag over de enveloppositie wordt weergegeven.
3.
Druk weer op Nee en volg de instructies op het scherm.
7.3.2
Vulvingers van de enveloppen
De vulvingers A moeten zich circa 5 mm in de envelop bevinden om de documentset goed in de envelop te krijgen. De buitenste vingers D moeten ongeveer 5 à 10 mm van de randen van de enveloppen geplaatst zijn. Controleer of de positie van de vingers juist is ingesteld: 1.
Kies een job en druk op de knop 1x.
2.
Volg de stappen in de wizard probleemoplossing.
7.3.3
Adrespositie
Het adres op de documentset moet zodanig geplaatst zijn dat u deze kunt lezen door het envelopvenster. Als het niet leesbaar is, moet u de adrespositie als volgt aanpassen: 1.
Kies een job en druk op de knop 1x.
2.
Druk op Nee als u wordt gevraagd of de postset correct is.
3.
Druk op Ja als u wordt gevraagd of de documenten correct zijn ingevoegd.
4.
Druk op Nee als u wordt gevraagd of het adres goed leesbaar is.
5.
Volg de stappen in de wizard probleemoplossing.
50
8.
SPECIFICATIES
8.1
Technische specificaties
Model
DS-75
Type:
Vouw- en vulsysteem voor middelgrote kantoren
Theoretische maximale snelheid
3600 vullingen per uur, afhankelijk van toepassing
Energieverbruik:
100 VAC/50 Hz/5,0 A (tolerantie spanning +6%/-10%) 115 VAC/60 Hz/5,0 A (tolerantie spanning: +6%/-10%) 230 VAC/50 Hz/2,5 A (tolerantie spanning: +10%/-10%)
Zekering
100/115 VAC: T 5,0 A, 125 V. Vertraging, 5,0 ampère, opgegeven stroomsterkte, 125 V 230 VAC: T 2,5 A H, 250 V. Vertraging, 2,5 ampère opgegeven stroomsterkte, hoog uitschakelvermogen, 250 V
Toelatingen:
EMC-certificaat conform EMC-richtlijn FCC-certificaat conform 47CFR, deel 15 CB-certificaat conform IEC 60950-1 UL-keuring voor IT-apparatuur (Information Technology Equipment), conform UL-IEC 60950-1, dossier E153801 Conform NEN-EN-IEC 60950-1 en daarvan afgeleide normen
Afmetingen configuratie
Hoogte
720 mm 800 mm inclusief de verticale stapelaar met hoge capaciteit 455 mm inclusief opvanglade van zijuitgang 770 mm bij kappen 1120 mm inclusief magazijn en feederladen 1200 mm inclusief zijuitgang 1200-1360 mm inclusief opvanglade 1360 mm inclusief de verticale stapelaar met hoge capaciteit 73 kg
Breedte Lengte
Gewicht
8.3
Andere specificaties
Geluidsproductie Bedrijfstemperatuur Luchtvochtigheid
<66 dBA (volgens ISO 11202) 10°C - 40°C 30%-80%
51
NEDERLANDS
8.2
8.4
Documentspecificaties
Kwaliteit papier
minimaal 60 gr/m² (15 lb bond) maximaal 250 gr/m² (62.5 lb bond), gevouwen max. 170 g/m² (42.5 lb bond) Boekjes tot een dikte van ongeveer 1 mm, afhankelijk van stijfheid
Papierformaat
Minimale breedte: 130 mm Maximale breedte: 236 mm, gevouwen maximaal 230 mm Minimale lengte: 90 mm Maximale lengte: 356 mm
Vouwcapaciteit
Enkele vouw - 10 bladen (maximaal 80 gr/m²) Wikkelvouw/Z-vouw - 8 bladen (maximaal 80 gr/m²) Dubbele parallelvouw - 4 bladen (maximaal 80 gr/m²)
Envelopformaten
Standaardretourenveloppen
Kwaliteit enveloppen minimaal 80 gr/m² (20 lb bond) maximaal 120 gr/m² (30 lb bond)
8.5
Envelop- en invoegspecificaties
Minimumafmetingen Maximumafmetingen
mm
A 160
B 90
C 32
D 10
E 130
F 84
inch
6.3
3.5
1.25
0.4
5.1
3.3
mm
248
162
B-32
35
A-12**
B-6
inch
9.7
6.38
B-1.25
1.4
A-0.47** B-0.2
* Boekjes tot een dikte van ongeveer 1 mm, afhankelijk van stijfheid ** Wanneer vulling dikker is dan 1 mm: A-15 mm
52
G 60 g/m2 60 g/m2 2.5* 0.1
Opmerkingen: •
Maximumspecificaties van vulling zijn gebaseerd op enkele bladen. Bij gebruik van meer bladen, is meer ruimte in de envelop nodig, afhankelijk van de toepassing.
•
Bij de specificaties van de papierverwerkende apparatuur is de breedte vaak groter dan die van de gebruikte enveloppen en documenten. De staat van het gebruikte materiaal beperkt de opgegeven omgevingscondities.
•
Het gebruikte materiaal kan het beste worden bewaard bij een temperatuur van 20°C en een relatieve luchtvochtigheid van 50%. Als de temperatuur in de opslagruimte en in de postruimte niet gelijk is, moet het materiaal ten minst 24 uur voordat het wordt gebruikt in de buurt van het systeem worden geplaatst.
•
Bij gebruik van zelfkopiërend papier kunnen de rubberen onderdelen sneller slijten. Het rubber dat in dit systeem is gebruikt is het beste bestand tegen materiaal van Wiggins Teape.
Specificaties verticale stapelaar met hoge capaciteit
Model Type:
Energieverbruik Goedkeuringen
Hoogte Breedte Lengte Gewicht Geluidsproductie Bedrijfstemperatuur Luchtvochtigheid Capaciteit stapelaar
HCVS-1 Verticale stapelaar met hoge capaciteit Geschikt voor postsets die bestaan uit ten minste 1 envelop van 80 gram en 1 gevouwen document van 80 gram. laagspanning van het vulsysteem EMC-certificaat conform EMC-richtlijn. FCC-certificaat conform 47CFR, deel 15. UL-keuring voor IT-apparatuur (Information Technology Equipment), Conform UL-IEC 60950-1, dossier E153801. Conform NEN-EN-IEC 60950-1 en daarvan afgeleide normen. 550 mm 440 mm 360 mm 12 kg Zie 8.3 ”Andere specificaties” op pagina 51 10°C - 40°C 30%-80% 325 enveloppen, afhankelijk van de toepassing
53
NEDERLANDS
8.6
8.7
Specificaties MaxiFeeder™
Model Type: Theoretische maximale snelheid Energieverbruik Goedkeuringen
MF-2 feeder met hoge capaciteit Zie 8.1 ”Technische specificaties” op pagina 51
laagspanning van het vulsysteem EMC-certificaat conform EMC-richtlijn. FCC-certificaat conform 47CFR, deel 15. UL-keuring voor IT-apparatuur (Information Technology Equipment), Conform UL-IEC 60950-1, dossier E153801. Conform NEN-EN-IEC 60950-1 en daarvan afgeleide normen. 210 mm Hoogte 285 mm Breedte 425 mm Lengte Gewicht 5,05 kg Geluidsproductie Zie 8.3 ”Andere specificaties” op pagina 51 Bedrijfstemperatuur 10°C - 40°C Luchtvochtigheid 30%-80% Capaciteit feederlade 1200 bladen 80 gr., maximumlengte 156 mm 320x Retourenveloppen Specificaties invoeren Zie 8.4 ”Documentspecificaties” op pagina 52 en 8.5 ”Envelopen invoegspecificaties” op pagina 52 documenten en retourenveloppen
54
9.
TERMINOLOGIE
Term
Beschrijving
Adresdrager
De adresdrager is het document dat het adres bevat van de persoon waarvoor de postset is bedoeld. De adresdrager kan uit een of meer bladen bestaan, waarvan het eerste blad het adres moet bevatten. Het adres moet zichtbaar blijven terwijl bijlagen worden toegevoegd en de documentset wordt gevouwen. Het vouwtype en de geselecteerde envelop moeten ervoor zorgen dat het adres achter het venster in de envelop zichtbaar is. Voor persoonlijke mailings is er altijd een adresdrager aanwezig zo lang als het afdrukken op enveloppen niet wordt ondersteund. Gewoonlijk is er één adresdrager.
Adrespositie
Positie van het adres op de adresdrager, gemeten vanaf de linkerbovenhoek. De adrespositie bestaat uit een horizontale x-coördinaat, een verticale ycoördinaat, een horizontale breedte b en een verticale hoogte h.
Automatisch
De functie van een vulsysteem om automatisch de jobinstellingen te bepalen door de formaten van documenten en envelop te meten. Van alle feeders die zijn bijgevuld, wordt één blad genomen. Op basis van de maximale documentlengte (die ook de lengte van de documentset is) en de lengte van de envelop wordt het vouwtype bepaald.
Automatische job Een job die is gemaakt met de functionaliteit voor automatische jobs. Barcode Reading Barcode Reading is bedoeld voor het lezen en interpreteren van (BCR) gedrukte streepjescodes. Deze codes geven informatie aan het vulsysteem over het samenstellen en verwerken van een set. Envelop in uitgaande postsets bedoeld voor respons van de geadresseerde.
C-vouw
Zie Wikkelvouw.
Dagpost
Mogelijkheid van een vulsysteem om handmatig postsets een voor een in het systeem te plaatsen, die vervolgens in een envelop worden gedaan. Optioneel kunnen, afhankelijk van instellingen, extra bijlagen worden toegevoegd en kan de postset worden gevouwen. Die functie is bedoeld voor kleine hoeveelheden post die elk een andere samenstelling kunnen hebben.
Document
Een document is een van de componenten van een postset. Een document kan uit een of meer bladen bestaan. Documenten kunnen zijn verdeeld in adresdragers en bijlagen. Bij persoonlijke mailings is er altijd één adresdrager en een optioneel aantal bijlagen.
55
NEDERLANDS
Retourenvelop (BRE)
Term
Beschrijving
Documentset
De documentset is de fysieke verzameling van de adresdrager en de bijlage (n) die in productie is in het vulsysteem. De documentset wordt voltooid tijdens productie en wordt in de envelop gedaan. Het aantal bijlagen kan variëren van 0 tot de limiet die wordt bepaald door het aantal beschikbare feeders. Zodra de documentset in een envelop is gedaan, wordt deze postset genoemd.
DFC (Double Feed Control)
DFC (Double Feed Control) is de sensor die de dikte van een blad meet om te controleren of het vulsysteem niet per ongeluk meer bladen neemt dan bedoeld. DFC-sensoren bevinden zich op feeders (detectie van dubbele bladen). Momenteel voeren DFC's in Neopostvulsystemen relatieve metingen uit, wat betekent dat zij een cyclus nodig hebben om de 'dikte' van een blad te leren. De lengte van het document wordt ook gemeten zodat gedeeltelijk overlappende bladen worden ontdekt.
Dubbele parallelvouw
De dubbele parallelvouw is een type vouw waarbij het document eerst halverwege wordt gevouwen en de resulterende gevouwen set opnieuw halverwege wordt gevouwen. Deze vouw wordt in de onderstaande afbeelding geïllustreerd. De positie van beide vouwen kan worden ingesteld.
Envelop
De envelop is de verpakking van een postset. Vensterenveloppen zijn enveloppen met een doorzichtig gedeelte waardoor het adres op de adresdrager kan worden gelezen. Naast de gewone enveloppen die aan de bovenkant sluiten, zijn er ook enveloppen die aan de onderkant sluiten.
Bedrukte zijde onder
Situatie waarin de bedrukte zijde van een blad naar onder is gericht als het blad in een documentfeeder wordt geplaatst.
Bedrukte zijde onder, kop voor
Situatie waarin de bedrukte zijde van een blad naar onder is gericht en de kop van het blad zich het dichtst bij de scheidingseenheid in een documentfeeder bevindt.
Bedrukte zijde onder, voet voor
Situatie waarin de bedrukte zijde van een blad naar onder is gericht en de voet van het blad zich het dichtst bij de scheidingseenheid in een documentfeeder bevindt.
Bedrukte zijde boven
Situatie waarin de bedrukte zijde van een blad naar boven is gericht als het blad in een documentfeeder wordt geplaatst.
Bedrukte zijde boven, kop voor
Situatie waarin de bedrukte zijde van een blad naar boven is gericht en de kop van het blad zich het dichtst bij de separatie-eenheid in een documentfeeder bevindt.
Bedrukte zijde Situatie waarin de bedrukte zijde van een blad naar boven is gericht boven, voet voor en de voet van het blad zich het dichtst bij de separatie-eenheid in een documentfeeder bevindt.
56
Term
Beschrijving
Feeder
Een feeder is een module voor het invoeren van documenten naar het vulsysteem. De feeder scheidt documenten blad voor blad van de stapel documenten in de feederlade.
Feeders koppelen De mogelijkheid om twee feeders te vullen met hetzelfde documenttype waarbij het vulsysteem automatisch naar een tweede feeder overschakelt wanneer de eerste feeder leeg is en omgekeerd. In de tussentijd kan de eerste feeder opnieuw worden gevuld, zodat het vulsysteem kan blijven draaien zonder dat hoeft te worden gestopt om de feeders opnieuw te vullen. Feederlade
Gedeelte van de feeder dat de stapel documenten bevat.
Flexcode OMR
Een OMR-code waarvoor de betekenis van de OMR-tekens kan worden geprogrammeerd op een specifieke manier voor een bepaalde klant. Hiermee worden gewoonlijk de OMR-codes van andere leveranciers ondersteund.
flexFeed®
De flexFeed® is het invoergedeelte van het systeem.
Feeder met hoge Feeder met capaciteit voor 725 bladen. capaciteit Verticale stapelaar met hoge capaciteit
Optionele stapelaar die aan de uitvoer van het systeem is gekoppeld voor het stapelen van gevulde enveloppen.
Invoegen
•
Met invoegen wordt het invoegen van een documentset in een envelop bedoeld.
•
Voor Engelstalige klanten kan hiermee ook een bijlage, meestal in de vorm van een kort, ongevouwen document worden bedoeld.
Vulsysteem
Een vulsysteem is de module waarbij de documentset in de envelop wordt gedaan, de envelop wordt gesloten en zo nodig wordt verzegeld.
Vulsysteem
Het systeem van alle modules die samenwerken om de vulfunctie uit te voeren (documentset verzamelen, vouwen en invoegen) en één bedieningspunt hebben.
Insert‘n Frank™ (postsysteem)
Interface voor het Neopost-frankeersysteem.
Job
Een job is een daadwerkelijk geproduceerde verzameling van postsets op basis van een bepaalde jobdefinitie op een bepaald tijdstip voor een specifiek doel. Deze bestaat uit: • De jobdefinitie die voor de productie wordt gebruikt •
Informatie over de batchgrootte
De teller die het aantal postsets registreert dat wordt geproduceerd als onderdeel van een bepaalde job.
57
NEDERLANDS
Jobteller
Term
Beschrijving
Wikkelvouw
Vouwtype waarbij een documentset tweemaal wordt gevouwen en waarbij de gevouwen flappen op elkaar liggen. Deze vouw wordt in de onderstaande afbeelding geïllustreerd. De positie van beide vouwen kan worden ingesteld.
Synoniem: C-vouw Koppelen
Zie Feeders koppelen.
MaxiFeeder™
Feeder met feederlade met hoge capaciteit
Multi-invoer
De functie van een vulsysteem waarbij meer dan één blad van een feeder wordt genomen.
OMR
Optical Mark Recognition
OMRcodedefinitie
Standaard 1-track OMR-codedefinitie. De hoeveelheid gebruikte leestekens en de functionaliteit die aan elk leesteken is gekoppeld (hoe elk teken moet worden geïnterpreteerd).
Operator
De persoon die een vulsysteem bedient.
OMR (Optical OMR (Optical Mark Recognition) is bedoeld voor het lezen en Mark Recognition) interpreteren van gedrukte codes. Deze codes zijn een of meer zwarte tekens die van een document kunnen worden gelezen. Deze tekens geven informatie aan het vulsysteem over het samenstellen en verwerken van een set. Leesfout
Omstandigheid waarbij het systeem de OMR-leestekens of barcodes van een blad niet op betrouwbare wijze kon lezen en interpreteren.
Leestekens
Tekens die aan documenten zijn toegevoegd en die afwerkingsinstructies bevatten die kunnen worden geïdentificeerd door een leeskop en worden geïnterpreteerd volgens de gebruikte OMRcodedefinitie.
Diagnose op afstand
De functie waarmee een probleem met een vulsysteem vanaf een externe locatie kan worden geanalyseerd.
Onderhoudsmonteur
Monteur die als taak het oplossen van problemen met systemen in het veld heeft. Naast het verhelpen van problemen zijn onderhoudsmonteurs ook verantwoordelijk voor preventief onderhoud.
58
Term
Beschrijving
Enkelvouw
Een enkelvouw geeft aan dat de documentset eenmaal is gevouwen. De vouwpositie kan worden ingesteld. Deze vouw wordt in de onderstaande afbeelding geïllustreerd:
Stapelaar
Wordt gebruikt als opslag voor gevulde enveloppen.
Stopteller
Teller waarmee het aantal enveloppen dat moet worden gevuld, wordt ingesteld. Na het vullen van dit aantal enveloppen stopt het systeem.
Supervisor
Persoon die verantwoordelijk is voor de technische staat van het systeem. Gewoonlijk heeft een supervisor toegang tot programmeerfuncties, die beperkt zijn voor standaardgebruikers.
Proefvullen
Proefvullen is bedoeld om de instellingen van het vulsysteem te valideren: • De stoppositie van de envelop inspecteren en instellen. •
De vouwinstellingen voor één set controleren.
•
Controleren of het adres juist is gepositioneerd achter het envelopvenster.
Lade
Bevat een stapel papier voor een printer of vulsysteem. Dit papier wordt aan het systeem geleverd voor verdere verwerking.
Verticaal transport
De sectie voor verticaal transport tussen feeders en verzamelplaats.
Z-vouw
Een Z-vouw betekent dat het document tweemaal zo wordt gevouwen dat elke gevouwen flap zich aan een andere zijde van het gevouwen document bevindt, wat resulteert in een Z-vorm. Deze vouw wordt in de onderstaande afbeelding geïllustreerd. De positie van beide vouwen kan worden ingesteld.
59
NEDERLANDS
Synoniem: zigzagvouw
EU-CONFORMITEITSVERKLARING VOOR ELEKTRISCH MATERIAAL (Volgens bijlage III B van de Laagspanningsrichtlijn) Fabrikant: Neopost Technologies BV Adres: De Tijen 3, 9201 BX Drachten Nederland verklaart bij dezen dat de: DS-75, FD 6304, •
waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan: de voorwaarden van de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC
•
en de volgende richtlijn: EMC-richtlijn 2004/108/EC
•
en voldoet aan de volgende geharmoniseerde standaard (en) of andere dergelijke specificaties: EN 61000-4-3 (2006) EN 60950-1 (2006) EN 61000-4-4 (2004) EN 55022 (2006), A1 (2007) EN 61000-4-5 (2006) EN 55024 (1998), A1 (2001), A2 (2003) EN 61000-4-6 (2007) EN 61000-3-2 (2006) EN 61000-4-8 (1993), A1 (2001) EN 61000-3-3 (1995), A1 (2001), A2 (2005) EN 61000-4-11 (2004) EN 61000-4-2 (1995), A1 (1998), A2 (2001)
Nederland, Drachten, 01-10-2009
F. Bosveld Managing Director Dit is een klasse A-product. In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval moet de gebruiker gepaste maatregelen nemen. Let op: deze apparatuur is getest en in overeenstemming bevonden met de grenswaarden voor een digitaal apparaat van Klasse A, conform Deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden dienen om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing wanneer de apparatuur in een bedrijfsomgeving wordt gebruikt. Door deze apparatuur wordt radiofrequentie-energie gegenereerd, gebruikt en mogelijk uitgestraald. De apparatuur moet in overeenstemming met deze instructiehandleiding worden gebruikt, anders kan deze schadelijke storing veroorzaken voor radiocommunicatie. Gebruik van deze apparatuur in een woonomgeving veroorzaakt waarschijnlijk schadelijke storing. In dat geval moet de gebruiker de storing op eigen kosten verhelpen.
60
EU-CONFORMITEITSVERKLARING VOOR ELEKTRISCH MATERIAAL (Volgens bijlage III B van de Laagspanningsrichtlijn) Fabrikant: Neopost Technologies BV Adres: De Tijen 3, 9201 BX Drachten Nederland verklaart bij dezen dat de: MF-2, •
waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan: de voorwaarden van de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC
•
en de volgende richtlijn: EMC-richtlijn 2004/108/EC
•
en voldoet aan de volgende geharmoniseerde standaard (en) of andere dergelijke specificaties: EN 61000-4-3 (2006) EN 60950-1 (2006) EN 61000-4-4 (2004) EN 55022 (2006), A1 (2007) EN 61000-4-5 (2006) EN 55024 (1998), A1 (2001), A2 (2003) EN 61000-4-6 (2007) EN 61000-3-2 (2006) EN 61000-4-8 (1993), A1 (2001) EN 61000-3-3 (1995), A1 (2001), A2 (2005) EN 61000-4-11 (2004) EN 61000-4-2 (1995), A1 (1998), A2 (2001)
Nederland, Drachten, 01-10-2009
F. Bosveld Managing Director
Let op: deze apparatuur is getest en in overeenstemming bevonden met de grenswaarden voor een digitaal apparaat van Klasse A, conform Deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden dienen om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing wanneer de apparatuur in een bedrijfsomgeving wordt gebruikt. Door deze apparatuur wordt radiofrequentie-energie gegenereerd, gebruikt en mogelijk uitgestraald. De apparatuur moet in overeenstemming met deze instructiehandleiding worden gebruikt, anders kan deze schadelijke storing veroorzaken voor radiocommunicatie. Gebruik van deze apparatuur in een woonomgeving veroorzaakt waarschijnlijk schadelijke storing. In dat geval moet de gebruiker de storing op eigen kosten verhelpen.
61
NEDERLANDS
Dit is een klasse A-product. In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval moet de gebruiker gepaste maatregelen nemen.
EU-CONFORMITEITSVERKLARING VOOR ELEKTRISCH MATERIAAL (Volgens bijlage III B van de Laagspanningsrichtlijn) Fabrikant: Neopost Technologies BV Adres: De Tijen 3, 9201 BX Drachten Nederland verklaart bij dezen dat de: HCVS-1, •
waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan: de voorwaarden van de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC
•
en de volgende richtlijn: EMC-richtlijn 2004/108/EC
•
en voldoet aan de volgende geharmoniseerde standaard (en) of andere dergelijke specificaties: EN 61000-4-3 (2006) EN 60950-1 (2006) EN 61000-4-4 (2004) EN 55022 (2006), A1 (2007) EN 61000-4-6 (2007) EN 61000-4-2 (1995), A1 (1998), A2 (2001)
Nederland, Drachten, 01-10-2009
F. Bosveld Managing Director Dit is een klasse A-product. In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval moet de gebruiker gepaste maatregelen nemen. Let op: deze apparatuur is getest en in overeenstemming bevonden met de grenswaarden voor een digitaal apparaat van Klasse A, conform Deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden dienen om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing wanneer de apparatuur in een bedrijfsomgeving wordt gebruikt. Door deze apparatuur wordt radiofrequentie-energie gegenereerd, gebruikt en mogelijk uitgestraald. De apparatuur moet in overeenstemming met deze instructiehandleiding worden gebruikt, anders kan deze schadelijke storing veroorzaken voor radiocommunicatie. Gebruik van deze apparatuur in een woonomgeving veroorzaakt waarschijnlijk schadelijke storing. In dat geval moet de gebruiker de storing op eigen kosten verhelpen.
62
A aan/uit-schakelaar 7 aanraakscherm 8 contrast 10 instellingen 10 aantal bladen 23 adresdrager 59 adrespositie 54, 59 afmetingen configuratie 55 automatische job 19, 59
B balgen 7 Barcode Reading zie BCR BCR 59 aanpassingen 32 codes 33 documentstand: 33 instellingen 26 testen 12 bediening 7 bedieningsinstructies 13 bedieningspaneel 7 bedrukte zijde boven 60 bedrukte zijde boven, kop voor 60 bedrukte zijde boven, voet voor 60 bedrukte zijde onder 60 bedrukte zijde onder, kop voor 60 bedrukte zijde onder, voet voor 60 bericht 40 beschrijving software 8
C configuratie 41 contrast 10
D dagpost 59 detectie kiestoon 41 DFC instellingen 27 DFC-instellingen (Double Feed Control) 27 diagnose 11 display-instellingen 10 document 59 feederlade 7 hoogte 24
instellingen 23 scheiding 16 specificaties 56 stand 33 documentopstopping zie opstopping documentset 60 documentstand: lezen 33 normaal 33 double feed control 6, 60 dubbele invoer 50, 53 dubbele parallelvouw 60
E energieverbruik 55 enkelvouw 63 envelop 60 afmeting 22, 23, 56 feeder 17 geen envelopmodus 23 instellingen 22 invoegpositie 53 kwaliteit 56 laden 17 ondersteuning 7, 18 scheiding 17 schuif 7 specificaties 56 verzegelen 23 envelopfeeder zijgeleiders 17 enveloppen bijvullen 17
F feeder 61 automatisch 6, 16 document 17 envelop 17 installeren 13 koppelen 24 laden 17 speciaal 6, 16 verwijderen 15 zijgeleiders 15 Feeder met hoge capaciteit 43, 61 feederlade 61 installeren 13 feeders koppelen 61 flex-certificaat 11 flexcode 36
63
NEDERLANDS
Index
flexFeed® 6 fotocel kalibreren 11 foutberichten 48 fouten leesfouten 48 technische fouten 48 frankeer instellingen 28 frankeersysteem 45
G geluidsproductie 55
H handmatige documentinvoer 24 hendel dagpost 20
I Insert’n Frank 45 installatie 13 instellingen voor dagpost 24 invoegen 61 invoegpositie 53 invoegspecificaties 56
J job 61 beschrijving 8 informatie 8 instellingen 22 jobmenu 12 kopiëren 29 maken 21 naam 27 nieuw 21 selecteren 18 starten 18 teller 61 verwijderen 30 wijzigen 29 joblijst 8
K kalibreren, fotocel 11 kap 7 knop 8 kwaliteit papier 56
L lade 63 leesinstellingen 26
64
leeskoppositie 32
M MaxiFeeder™ 41, 62 documenten invoeren 43 documentscheiding 42 installatie 42 zijgeleiders 42 menu Supervisor 10 menu Test 11 menuknop 8 modem 7 modem, volume 41 MPPC 22 multi-invoer 62
O OMR 62 1-track 26, 31 aanpassingen 32 beschrijving 31 codes 33 documentstand: 33 instellingen 26 testen 11 uitlijnen, koppen 32 onderhoud 47 online services 11, 38, 45 online services, datum 41 opstopping flexFeed® 49 onderste enveloptrack 49 powerFold® 49 verzamelplaatsgebied 49 vulgebied 49, 51 Optical Mark Recognition zie OMR optie activeren 31 informatie 11 licentiecode 31 opvanglade 7, 45 overzicht 5
P papierformaat 56 powerFold® 6 probleemoplossing 50 Productiecontrole van poststukken 22 proefvullen 63
R reinigen 47 reservoir vullen 18 reservoir met verzegelingsvloeistof 7 retourenvelop 59 RS232-aansluiting 7
S schuif 7 selecteren, een job 18 snelheden 55 softwareversie 11 stapelaar 45, 63 starten, job 18 startknop 8 startmenu 8 stoffige sensor 47 stopknop 8 stopteller 9, 63 Systeem-id 11 systeeminfo 11
enkel 25 geen 25 wikkel 25 zigzag 25 vouwinstellingen 25 vullen, reservoir met verzegelingsvloeistof 18 vulsysteem 61 vulvingerpositie 54
W wikkelvouw 62
Z zekering 50 zijkap 7 Z-vouw 63
T technische specificaties MaxiFeeder™ 57, 58 vulsysteem 55 telefoonnummer 41 teller 8
U uitvoeren, een job 18 USB 7
veiligheid 2 verbinding 39 verbindingsgeschiedenis 40 verticale stapelaar 45, 61 Verticale stapelaar met hoge capaciteit 45, 61 vervanging borstel 47 verzamelplaatsarm 7 verzamelplaatsgebied 6 verzegelen, envelop 23 volume akoestische signalen 10 volume van modem 41 vouw C 59 dubbele parallel 25
65
NEDERLANDS
V