36
Inhoud
Bouwstoffen ondergronds Het boren van de Westerscheldetunnel was koud begonnen, of het nieuwe Bouwstoffenbesluit trad in werking. Bouwers en toezichthouders moesten toen een deel van de vergunningen ‘repareren’. Daarbij is niet altijd naar de letter, maar wel naar de geest van het besluit gehandeld. Want 50.000 tunnelringen stuk voor stuk keuren is praktisch niet haalbaar.
Risico’s opsporen In de strijd tegen onveiligheid en milieuellende gaat Nederland en masse potentiële gevaren in kaart brengen. Het Ministerie van VROM richt een taskforce veiligheid op en menig provincie piekert over een digitaal overzicht met plekken waar het gemiddeld sneller mis kan gaan. Daarbij rijst de vraag: wat vertellen we aan de burger? Hoe gedetailleerd willen en kunnen we zijn? Een dossier over veiligheid.
5 Cleanen ho maar Ontluisterend. Dat is de juiste term voor de reeks overtredingen van een ‘cleaningbedrijf’ in Dordrecht. De onderneming verzamelde afval voor verdere verwerking, maar deed er verder niets mee. Behalve dan illegaal dumpen in een waterzuivering van een ander bedrijf of her en der opslaan. Politie, de Inlichtingen en Opsporingsdienst van VROM en het Openbaar Ministerie wisten de milieucriminelen achter de tralies te brengen.
10 32 Commentaar Tussen winst en moraal HH-Journaal Controle niet-woningen Samenwerken in Arnhem De race tegen Eural Publicaties Jurisprudentie over VOH Meningen over Vide Jurisprudentie Beschermde beesten: grutto Len Munnik
Marcel Vissers In de arena 4 16 19 26 28 30 34 39 40 42 43 44
Gedeputeerde Staten zijn regisseur van de bestuursovereenkomsten. Tegelijkertijd heeft de provincie een eigen handhavingstaak. Hoe pakken de milieugedeputeerden dat aan? Een rondje langs de portefeuillehouders handhaving. Marcel Vissers van de provincie Zuid-Holland bijt het spits af „Actief gedogen werkt soms beter dan verouderde vergunningen handhaven.”
Het startcongres van Vide, de eerste beroepsvereniging voor handhavers en toezichthouders, worstelde met de vraag: wat voor club willen we worden? Waar is behoefte aan. Ook ontspon zich in de opgestelde ‘arena’s’ een discussie over de vraag welk niveau minimaal noodzakelijk is. „Pas op voor alleen een Mavo-niveau, zoals bij de politie is gebeurd.”
HandHaving 2002 / 2
En verder
14
3
Commentaar Colofon Tweemaandelijks tijdschrift voor uitvoerders en handhavers van wetgeving op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, jaargang 18 nummer 2 Uitgever Ministerie van VROM
De boodschapper heeft het gedaan
Hoofdredacteur Paul van Nunen Redactie Jo Gerardu, Koen Kolodziej, Godfried van Oorschot, Hans Oosterhof, Paul van Nunen, Hans de Ruiter Redactie-adres Postbus 270 2700 AG Zoetermeer tel 079-3601234 fax 079-3601230 e-mail: format@bladenmakers. nl Redacteuren Nicoline Elsink, Pieter van den Hoek, Maya Penning Freelance: Marion de Boo, Jan van den Broek, Len Munnik, Harry Perrée, Patrick Simon, Joost Swanborn Commissie van advies Voorzitter: Jo Gerardu (VROM), Jan-Willem Bekkers (gem. Apeldoorn), Willem Brouwer (AID), Jolanda Roelofs (prov. Utrecht), Arie de Wit (Ned. Politie Instituut), Rob te Wierik (SEPH Twente), Freerk Jan Medendorp (politieregio IJsseland), Annemiek Jetten (Hoogheemraadschap van West-Brabant), Jaap Rus (RIZA), Irene Meissen (arrondissementsparket Den Haag), Wilma Speller-Boone (Min. van Justitie/Expertisecentrum Rechtshandhaving). Secretaris: Anton Taks (VROM) Advertenties tel. 079-3601232 fax 079-3601230 e mail:
[email protected] Tariefkaart op aanvraag. Abonnementen €40,- per jaar (6 nummers), incl. 6% BTW Studenten €15,- per jaar. Abonnementen kunnen elke maand ingaan en lopen per kalenderjaar. Abonnementen kunnen tot uiterlijk 1 december van het lopend jaar schriftelijk worden opgezegd. Daarna wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Ambtenaren en bestuurders die van overheidswege betrokken zijn bij de uitvoering en handhaving van milieuwetgeving ontvangen HandHaving op aanvraag kosteloos. Abonnementenadministratie Adreswijzigingen, opzeggingen en aanvragen voor proefnummers uitsluitend schriftelijk of per e-mail richten aan Ministerie van VROM, blad HandHaving IPC 120 T.a.v. de heer P. Lispet Postbus 20951, 2500 EZ Den Haag fax 070-3391568 e-mail:
[email protected] Vormgeving Zuiderlicht bureau voor vorm en verhaal, Maastricht Druk ACI Offsetdrukkerij, Amsterdam Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier
HandHaving 2002 / 2
Productie Format bladenmakers bv, Zoetermeer
4
De in dit blad weergegeven meningen weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de opvattingen van de bewindslieden van VROM. Uitgever en producent verklaren dat HandHaving zorgvuldig en naar beste weten is samengesteld. Uitgever en producent aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op informatie uit HandHaving. De lezer wordt aangeraden deze informatie niet geïsoleerd te gebruiken. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Overname uit de inhoud is toegestaan onder bronvermelding. ISSN 1381-8767
In Nederland kun je maar beter geen klokkenluider zijn. Zes van de tien die het wagen een grote misstand in hun werkomgeving publiekelijk te maken worden daar niet beter van. Op promotie hoeven ze niet meer te rekenen, collega’s kijken ze vaak met de nek aan en ze worden vooral berispt, ontslagen of ze verkeren langdurig in de ziektewet. De resterende veertig procent blijft het grote leed weliswaar bespaard, maar voordelen worden ook niet waargenomen. En dat terwijl het toch om keurige klokkenluiders gaat: acht van de tien melden hun misstanden eerst netjes intern. Deze cijfers en ervaringen staan in het onderzoek van Juliëtte Vermaas en Ramona van der Linden van het Instituut voor Arbeidsvraagstukken in Tilburg. Zij onderzochten op verzoek van minister Vermeend hoe klokkenluiders opereren en hoe de omgeving daarop reageert. Vermaas en Van der Linden schetsen geen vrolijk beeld. Een klokkenluider mag zich na het rumoer in regel opmaken voor een juridische strijd rond verstoorde arbeidsverhoudingen. Daar kan Paul Schaap inmiddels van meepraten. Hoewel deze ervaren operator uit Petten ons mogelijk voor een ramp heeft behoed door de noodklok te luiden, is hij door zijn werkgever onder de noemer ‘amokmaker’ aan de dijk gezet. De ‘klikspaan’ kan nu teren op de complimenten van minister Pronk, een serie interviews en waarschijnlijk een hele lange kater. Los van de vraag of Schaap altijd slim of handig heeft geopereerd, illustreert de affaire-Petten wederom dat we klokkenluiders doorgaans vooral niet op een voetstuk willen zetten. Vier procent van de beroepsbevolking ziet eens in de vijf jaar een grove misstand. Stimuleren dat die missers boven tafel komen doen we al via kliklijnen. Het zou goed zijn voor de handhaving en voor de handhavingscultuur als degenen die oprecht en niet anoniem hun nek uitsteken kunnen rekenen op een echte wederdienst. In Amerika is Sherron Watkins, de dame die de louche financiële praktijken van Enron publiekelijk maakt, inmiddels een nationale held. Ze zal wel een eigen talkshow krijgen. Zo extreem hoeft het natuurlijk niet in het nuchtere Nederland. Maar een onafhankelijke (overheids)instantie die klokkenluiders helpt als de cameralichten zijn gedoofd, zou deze vorm van handhaven sterken. De boodschapper heeft het gedaan. Leve de boodschapper. Hans Oosterhof, redacteur HandHaving
Voor de rechter
’Kieper dat zuur maar in de waterzuivering’ De meervoudige strafkamer in Dordrecht legde in januari van dit jaar forse straffen op in een opmerkelijke milieuaffaire: 21 strafbare feiten, waaronder een reeks milieudelicten en geknoei met sociale verzekeringen. De straffen waren voor milieubegrippen ook fors. De hoofdverdachte, een ondernemer uit Dordrecht, kreeg tien maanden onvoorwaardelijke celstraf, zijn boekhouder mag acht maanden brommen. Rechercheur Henk Dammers van de Inlichtingenen Opsporings Dienst van de VROM-Inspectie is tevreden. „We zijn hier met vier man ruim een jaar mee bezig geweest.” bevindingen van de VROM-rechercheurs werden gemeld bij het OM. Nadat de administratie was bekeken, werd besloten de opslagtanks en de vaten een half jaar te laten staan en een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Na een gerechtelijk vooronderzoek kwam de zaak in handen van officier van Justitie Linda Dubbelman. Het verdachte bedrijf had vijftien medewerkers en hield zich bezig met industriële cleaningen, naast het schoonmaken van huisvuilcontainers, olietankers en afvaltransporten. Dammers: „Op papier werd de onderneming gerund door de vrouw van de baas. Haar echtgenoot had in het milieucircuit een reeks failliete en doorgestarte bedrijven gehad, een reeks BV’s in
een holding.” Omdat hij zakelijk en privé meermalen failliet was verklaard en bovendien met justitie in aanraking was geweest wegens milieudelicten, was deze onderneming op naam gesteld van zijn echtgenote. Met zoveel schuldeisers op zijn nek had de verdachte ondernemer ook zijn huwelijk in gemeenschap van goederen omgezet in huwelijkse voorwaarden. Daardoor kon men geen beslag leggen op de bezittingen van zijn vrouw. „Op papier was zijn vrouw directeur, maar feitelijk voerde hij de directie. Samen met zijn boekhouder vervalste hij facturen en knoeide met de formulieren voor het Henk Dammers van de VROM-IOD: „Je hoefde geen opsporingsambtenaar te zijn om te snappen dat hier flink werd gerommeld.” (foto: Henriëtte Guest)
HandHaving 2002 / 2
Het verwerken van dioxinehoudende vetten in Belgische kippenvoer en het daarop volgende landelijke onderzoek van de ministeries van LNV en VROM naar de risico’s van het opmengen van vetten met afvalstoffen in de diervoederindustrie onder de codenaam Smeltpot, bracht Dammers en zijn collega’s van de toenmalige Inspectie Milieuhygiëne bij een louche ogend ’milieubedrijf’ in Dordrecht. Dat bedrijf had grote partijen vervuild vet in opslagtanks opgeslagen op de openbare weg. Op het bedrijfsterrein stonden nog 300 vaten met in elk vat zo’n 200 liter vet. Vermoed werd dat het vet vermengd zou kunnen zijn met afvalstoffen zoals restanten van bestrijdingsmiddelen of PCB’s. De
5
Een partij van zeven ton pindaslurry met een penetrante rottende lijkenlucht verdween eveneens in deze waterzuivering.
HandHaving 2002 / 2
transport van gevaarlijke afvalstoffen, die spoorloos verdwenen.” Vettige grond Het onderzoeksteam bestond uit twee medewerkers van de regiopolitie ZuidHolland Zuid en twee van de VROMInspectie onder leiding van inspecteur Jan Hulsenboom. Een gespecialiseerd team van de technische recherche van de politie in Rotterdam-Rijnmond nam monsters van de stinkende smurrie in de vaten. Laboratoriumanalyses toonden aan dat het soms gevaarlijk chemisch afval betrof, waarvoor het bedrijf geen opslagvergunning had, laat staan voorzieningen als lekdichte vloeren. Het bedrijf reinigde onder meer containers en rioolkolken en nam veel afval in. In een zonder vergunning ingerichte wasplaats werden vaten schoongemaakt, waaronder ook industriële bulkcontainers. „Dat gebeurde in een zelfgebouwde loods met hogedrukspuiten, goten en dompelpompen. Het afvalwater liep via een regenpijpje naar een drabbige bezinkbak met een overloop via weer een andere krakkemikkige regenpijp naar het rioolstelsel. Zo loosden ze kennelijk al drie jaar op het riool”, aldus Dammers. De koperen kern van een kabel levert geld op en daarom runde de verdachte ook een illegale kabelstripperij. Op een van de terreinen lagen duizenden kilo’s kabels. Er stond ook een vatenpers om ongereinigde stalen vaten met olie, drab en afval te persen. Ook hiervoor had de Dordtenaar geen vergunning. Dammers: „Je hoefde geen opsporingsambtenaar te zijn om te snappen dat hier flink werd gerommeld. De grond was vettig en overal stonden smerige, slecht gestapelde vaten. Die man wist best wat voor giftige troep het was. Een aantal partijen bezat hij al jaren. Af en toe verschoof hij ze weer eens naar een ander terreintje, maar het geld ontbrak om dat gif ergens officieel te laten verwerken.” Papierchaos Bij de directeur thuis werd ook huiszoeking
verricht. Daar bleek dat de directie privé niet echt op zwart zaad zat. Het failliet verklaarde echtpaar woonde weliswaar onopvallend in een volksbuurt, maar wél met een overdekt zwembad in de achtertuin, een huis vol luxe apparatuur, een BMW uit de 7-serie en een cabriolet voor de deur. Ook de bedrijfsadministratie werd in beslag genomen. Hoewel er een gediplomeerde boekhouder in dienst was, trof men een complete papierchaos aan. „Stapels mappen en paperassen. Echt zo’n schoenendoosadministratie, maar dan een hele kamer vol”, zegt Dammers. In de administratie van de verdachte stuitte de Inspectie op een aluminiumfabriek in het midden des lands. Bij de productie van aluminium komen agressieve zuren en logen vrij dat ter verwerking moet worden aangeboden. Bij de aluminiumfabriek vond men weer een brief van het verdachte Dordtse cleaningbedrijf, waarin gemeld werd dat het bedrijfsafval was afgeleverd bij een voedingsmiddelenbedrijf en daar was ’verwerkt’ in de interne biologische waterzuivering van dit bedrijf. De aluminiumfabrikant had daar een vervalst, maar officieel ondertekend bewijs van gekregen, evenals een vervalste factuur. Tegenover de onderzoekers heeft de voedingsmiddelenfabrikant deze levering ontkend. Dammers: „Men zegt van niets te weten. Maar een accountant heeft alle afvalstromen en alle geldstromen in kaart gebracht. Tussen de hoeveelheid afval die het bedrijf bij de klanten innam en de hoeveelheid die men bij de officiële instanties ter verwerking aanbood gaapte steeds een groot gat.” Pindaslurry De rechtbank achtte het dumpen van 22 ton afval in de waterzuiveringsinstallatie van het voedingsbedrijf wel bewezen. Dat oordeel is gebaseerd op verklaringen van medewerkers van het bedrijf en metingen van Rijkswaterstaat. Het betrof hier afvalstoffen, die de aluminiumfabrikant keurig gescheiden aanleverde, zoals olie, loog en septic water uit het riool. In Dordrecht werden deze stoffen weer gemixt tot een
Afvalstoffen, die de aluminiumfabrikant keurig gescheiden
6 aanleverde werden in Dordrecht weer bij elkaar gegooid.
gevaarlijk chemisch goedje. Dammers: „Rijkswaterstaat constateerde op een bepaalde datum opvallende pieken bij lood, zink en koper in het effluent. Alsof zich bij het voedingsmiddelenbedrijf een calamiteit had voorgedaan. Het bedrijf werd aangeschreven, maar wist van niets en mettertijd daalden de concentraties weer.” Langs dezelfde weg verdween ook afvalwater van een terminalbedrijf voor illegaal gereinigde containers. Een partij van 7 ton pindaslurry, die het Dordtse bedrijf had ingenomen en die al snel een penetrante rottende lijkenlucht begon te verspreiden, verdween volgens de rechtbank eveneens in deze waterzuivering... Gat in de schoen Werknemers van de verdachte onderneming vertelden tijdens verhoren hoe ze in Zeeland een vat met een zeer sterk zuur, gebruikt voor het ‘blauwen’ van aluminium, moesten ophalen. Het vat werd met een vorkheftruck los achterin een bestelbusje gezet. En zo reed men naar Dordrecht, over de snelweg en door de tunnels van de Botlek. Of ze dat niet riskant vonden, wilden de rechercheurs weten. ‘Nou, het was wel troep’, zei een van de werknemers. Toen hij een paar druppels op zijn schoen morste, was het zuur dwars door het leer gebrand. Zijn voet had flink zeer gedaan. Overigens had de Dordtenaar bij de Zeeuwse klant maar 1500 kilo van dit beitsafval opgehaald en 4000 kilo in rekening gebracht. De klant betaalde toch wel... Ook voor deze fraude is de Dordtenaar overigens veroordeeld. Expansievat Bijna 30 getuigenverslagen zijn in het strafdossier opgenomen. Zo vertelden werknemers van het Dordtse cleaningbedrijf dat het afval dat ze bij de aluminiumfabrikant ophaalden gevaarlijk was. Ze parkeerden die tankopleggers op de openbare weg. Maar ze wisten hoe agressief de lading was. Dammers: „Bij de aluminiumfabriek hadden ze het zuur uit een tankoplegger leeggepompt in een vacuümwagen, waarin al septic water zat. Daarbij ontstond zo’n heftige expansie, dat de drukklep van de vacuümwagen vloog. De grootste held klom op de wagen en hield de klep op zijn plaats terwijl zijn collega de vacuümwagen als de wiedeweerga weer leegpompte. De weer gevulde tankoplegger bleef op de openbare weg staan. Dammers: „Je had daar een gigantische klap kunnen krijgen.” Partijen afvalstoffen, die de aluminiumfabrikant keurig gescheiden aanleverde, zoals olie, loog en septic water uit het
Scharrelaars Financieel lucratief was ook het ophalen van partijen olie, vervuild met chemicaliën, bij bedrijven. Het cleaningbedrijf gaf vervalste bewijzen van inname en officiële verwerking af en berekende daarvoor het volle pond. De vervuilde olie werd echter gratis aan kleine olieboeren en scharrelaars meegegeven en bijvoorbeeld in scheepsmotoren verstookt. Bij de verwerking van afvalstoffen langs officiële weg hoort een uitgebreid circuit van meldingsformulieren, transportbonnen etc. Voor de eigen bedrijfsadministratie werden allerlei formulieren vervalst en voorzien van valse handtekeningen van onwetende klanten. Verschillende klanten hebben inmiddels dan ook een aanklacht ingediende wegens fraude. Andere strafbare feiten waren het uitbetalen van zwart loon aan uitkeringsgerechtigden, het ontduiken van omzetbelasting, bijvoorbeeld voor de kabelstripperij en de vatenpers. Terwijl het onderzoeksteam daarover contact had met de bedrijfsvereniging en met de Belastingdienst, ging de Dordtse ondernemer overigens opnieuw failliet. Het bedrijventerrein aan de Marconiweg in Dordrecht. Links een deel van het gesaneerde bedrijf. (De recyclingbedrijven rechts hebben niets met deze zaak van doen). (foto: De Jong en Van Es)
Import België Om de strafzaak niet onnodig ingewikkeld en langdurig te maken concentreerde het onderzoeksteam zich in overleg met de officier van justitie op de verwerking van gevaarlijk afval, illegale lozingen, niet vergunde activiteiten en vetten. Per onderdeel werden een aantal zaken geselecteerd. Gevaarlijk afval omvatte maar liefst vijftien voorvallen waarbij afval was verdwenen. Een ‘extra’ onderzoek betrof de illegale invoer van zwaar giftig chemisch afval uit België. Het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden maakte procesverbaal op wegens illegale lozingen op het riool. Al deze strafbare feiten werden door de rechter bewezen geacht. In de opgeslagen vetten waar het allemaal om begonnen was, werden uiteindelijk geen PCB’s of pesticiden aangetroffen. Desalniettemin werden ze ongeschikt bevonden voor de diervoederindustrie en vernietigd. Nonchalance Tijdens de rechtszitting van de meervoudige kamer in Dordrecht op 8 januari werden ook de boekhouder van het bedrijf diverse overtredingen ten laste gelegd. Zowel de ondernemer als de boekhouder gaven toe de overtredingen te hebben gepleegd. Officier van justitie Dubbelman zette fors in met haar eis van vijftien maanden gevangenisstraf voor de ondernemer en eiste 240 uur dienstverlening van de boekhouder.
Tot verbijstering van deze verdachte, had rechtbankpresident Croes geen boodschap aan zes weken nuttig werk doen. De rechters vonden dat de boekhouder als een bedrijfsleider had geopereerd en daarom medeverantwoordelijk gehouden kon worden voor de overtredingen. ‘Hij fungeerde als degene die de lakens uitdeelde en was op de hoogte van wat er zich in het bedrijf afspeelde. Hij wist ook dat in een aantal gevallen geen vergunning was verleend’, aldus het vonnis. De nonchalante houding ten opzichte van het milieu en de grote zucht naar geldelijk gewin, maakte het volgens de rechtbank noodzakelijk de dienstverlening om te zetten in een gevangenisstraf van een jaar, waarvan acht maanden onvoorwaardelijk. Zijn baas gaat twee maanden langer de gevangenis in. Hier vonniste de rechtbank conform de eis: vijftien maanden gevangenisstraf, waarvan tien onvoorwaardelijk. Van de milieuellende aan de Marconiweg en andere betrokken bedrijventerreinen in Dordrecht is overigens niets meer te zien. Al die plekken zijn gesaneerd. Dammers: „De verwerking van het aangetroffen afval is betaald uit de boedel van het failliete bedrijf.” Nadere inlichtingen: Henk Dammers, VROM-IOD, tel. 079-3716651. De uitspraken vonnissen zijn te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN nummer AD8377 (boekhouder) en AD8379 (directeur).
HandHaving 2002 / 2
riool, werden in Dordrecht bij elkaar gegooid.
7
*veiligheid
Wil jij werken bij een gemeente die veiligheid en handhaving hoog op de agenda heeft staan? En die haar collegagemeenten duidelijk vooruit is? Dan ben je bij ons aan het juiste adres. Het beleid rond deze onderwerpen heeft inmiddels vorm gekregen. Maar daarmee zijn we er nog niet. Wij zijn nu op zoek naar jou om hier invulling aan te geven. Om te zorgen dat we onze voorsprong behouden. Met als resultaat een zo veilig mogelijke leef- en werkomgeving. Wil je nieuwe en innovatieve instrumenten mee helpen ontwikkelen? Houd je van dynamiek en afwisseling en durf je uitdagingen aan te gaan? Dan is een van de volgende banen je zeker op het lijf geschreven.
controleren inspecteren
handhaven
communiceren
adviseren
monitoren
onderzoeken
Wie dynamiek en afwisseling in zijn werk zoekt, is in de gemeente Haarlemmermeer op zijn plaats. Er werken bijna net zoveel mensen als er wonen: meer dan 110.000. Geen wonder, want de gemeente heeft een unieke locatie: in het hart van de strategische driehoek Amsterdam, Leiden en Haarlem met Schiphol als bruisend middelpunt. Het werkterrein is niet alleen de inrichting van wijken en buurten maar ook de vijfde baan van een van ’s werelds grootste luchthavens. Er wordt gesproken met wijk- en dorpsraden maar even goed met multinationals. Bovendien is Haarlemmermeer initiator en gastheer van de Floriade 2002.
dienst Openbare Werken (senior) inspecteurs milieuhandhaving inspecteurs milieuvergunningen inspecteurs bouwvergunningen (senior) administratief juridisch medewerkers (senior) bestuurlijk juridisch medewerkers
Haarlemmermeer is bezig met een ingrijpende metamorfose die de 150-jarige poldergemeente van 110.000 naar 150.000 inwoners moet brengen. Dat betekent hard werken aan woningbouwlocaties, infrastructuur en groengebieden. Vanzelfsprekend vraagt deze ontwikkeling om een gemeente die meer controleert en optreedt. Met andere woorden: vergunningverlening, handhaving en veiligheid worden nóg belangrijker.
bestuurlijk juridisch medewerker milieu communicatieadviseur accountmanager monitoring naleefgedrag beleidsmedewerker monitoring naleefgedrag
de Brandweer preventie-adviseur preventie-controleurs preventie-coördinator communicatieadviseur Meer informatie?
ga naar www.haarlemmermeer.nl
Een compleet overzicht van de inhoud van alle functies (met vacaturenummers) vind je op www.haarlemmermeer.nl. Bellen kan natuurlijk ook. Voor informatie over functies bij Openbare Werken: 023-567 44 00, voor functies bij de Brandweer vraag je naar Joost Knopper: 023-567 40 46.
Dossier: Veiligheid
’Aanvaardbare’ risico’s in de achtertuin Licht explosief, zo mag de Quick scan beleidsvernieuwing externe veiligheid wel worden genoemd. Bij strikte toepassing van risiconormen en zonder het nemen van extra maatregelen zouden 115.530 woningen van gemiddeld €225.000,- moeten worden gesloopt, zo meldden de media onlangs in kapitalen. En als we niets doen, dan kunnen we beter stoppen met het gebruik van LPG, met ammoniaktransport over de Westerschelde en aardgas door ondergrondse pijpleidingen.
HandHaving 2002 / 2
Na de vuurwerkramp in Enschede is externe veiligheid ‘bevorderd’ tot een hardnekkig milieu- en gezondheidsprobleem. In het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) staat het op gelijke voet met klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit. Anders dan deze sluipende milieuaantasting, raakt externe veiligheid de burger rechtstreeks en direct: op een zonnige zaterdagmiddag in de achtertuin. Sinds de dringende aanbeveling van de commissie-Oosting is gestart met het verbeteren van het externe veiligheidsbeleid. Het gevolg is een hele mond vol: aangescherpte veiligheidsnormen, een Projectdirectie Externe veiligheid, een Expertisecentrum Externe Veiligheid, een Raad voor de Externe veiligheid en provinciale en gemeentelijke inventarisaties en
10
registraties van risicovolle bedrijven en activiteiten. Wettelijk minimum Het veiligheidsbeleid hanteerde tot nu toe twee normen: het Individueel Risico (IR) en het Groeprisico (GR). Hoewel beide algemeen geaccepteerd werden, liggen zij niet vast in een wet of regel. Dat gaat veranderen voor het Individueel Risico. Herdoopt tot Plaatsgebonden Risico (PR) wordt deze norm in een AMvB vastgelegd, het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid voor inrichtingen. Dit betekent dat een verplichte minimum afstand moet worden aangehouden tussen bijvoorbeeld een woning en een opslag van gevaarlijke stoffen. In 2010 moeten alle situaties die niet voldoen aan de normen voor plaatsgebon-
den risico’s zijn gesaneerd. Eind vorig jaar is de concept-AMvB voor advies aan de Raad van State aangeboden. Het Groepsrisico is een oriënterende waarde, dat wil zeggen ‘de samenleving’ bepaalt wat in specifieke gevallen een toelaatbaar risico is. Er is echter gerede kans dat ook het Groepsrisico een wettelijke basis krijgt. In 2003 neemt het Kabinet daarover een standpunt in. Behalve een AMvB voor inrichtingen is ook een AMvB externe veiligheid transport in voorbereiding. Deze wordt pas eind van dit jaar verwacht. Transport van gevaarlijke stoffen levert namelijk aanmerkelijk meer risicovolle situaties op. Stoppen met LPG De Quick scan externe veiligheid, uitgevoerd door TNO en Arcadis, laat globaal zien hoe
In weerwil van de publieke opinie is transport en gebruik van LPG de grootste bedreiging van externe veiligeid, en niet dat van chloor. (foto: Henk Rodigro)
Transport In weerwil van de heersende opinie is transport en gebruik van LPG de grootste bedreiging van externe veiligheid, en niet dat van chloor. Chloor is geen probleem in technische zin, de normen worden niet overschreden. Vervoer van LPG per rail en over de weg zorgt, samen met andere brandbare gassen, voor veel meer knelpunten. Ook LPG bij tankstations levert risico’s op. Sprinklerinstallaties zouden die stations veiliger kunnen maken. Het vervoer van de derde vaak genoemde gevaarlijk stof ammoniak gaat merendeels over de Westerschelde. Ook daar wordt niet voldaan aan de veiligheidsnorm. In totaal 73.080 woningen liggen in de risicocontour van transportactiviteiten. Dat is inclusief transport van stoffen via ondergrondse buizen. Kosten De sleutelprojecten uit de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening zijn voorbeelden van intensief ruimtegebruik. Er zijn er zeven, van de Amsterdamse Zuid-As tot Arnhem. Met uitzondering van het sleutelproject in Den Haag knellen in alle projecten de veiligheidsnormen al zónder
intensievere bebouwing. Extra voorzieningen als ondertunnelen en overkappen zijn nodig en kosten dus meer. Alle knelpunten in oude en nieuwe situaties oplossen zonder maatwerk per risicobron kost tussen de 17 en 38 miljard euro. Zo heet zal de soep niet worden gegeten. Extra maatregelen als bron- en effectbestrijding, uitplaatsen, uitfaseren (stoppen) brengt het bedrag terug tot 0,45 en 1,36 miljard euro voor alleen de inrichtingen. Rond wegen en spoor is dat 0,27 miljard op basis van het saneren van maximaal 1.080 woningen. Oplossen van knelpunten rond water en buisleidingen is het kostbaarst. Het saneren van 13.250 woningen kan oplopen tot 3,18 miljard euro. Met extra maatregelen kost de veiligheidsoperatie dus tussen 3,90 en 4,81 miljard euro. Taskforce Beramingen van VROM komen uit op 9 tot 23 miljard euro om in twintig tot dertig jaar ongewenste bestemming te verplaatsen, slopen of af te kopen. Het ministerie onderzoekt voor een definitieve saneringsregeling de mogelijke financiële bijdragen van andere partijen. Minister Pronk van VROM heeft in ieder geval al 113 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de aanpak van de meest urgente onveilige situaties tussen nu en 2004. Bij VROM is ook een projectdirectie Externe veiligheid ondergebracht. Deze ‘taskforce’-achtige organisatie richt zich op oplossingen voor knellende risicocontouren. Als eerste worden de sleutelprojecten, spoorwegemplacementen en het Vuurwerkbesluit aangepakt. Handhaving Bij alle plannen en voornemens om externe veiligheid op een hoger plan te brengen, wordt verondersteld dat (milieu)vergunningen en andere regelgeving worden nageleefd. Onderzoek van de VROMInspectie wijst echter uit dat zes van de meest gevaarlijke spoorwegemplacementen geen milieuvergunning hebben. Bij 21 van 50 onderzochte ammoniakinstallaties (bij kunstijsbanen, veilingen en dergelijke) werd niet voldaan aan de nieuwste veiligheidsrichtlijnen. Voorts bleek onlangs dat veel bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken onvoldoende informatie geven over het soort en de hoeveelheid (opgeslagen) stoffen. De kwaliteit van de veiligheidsrapporten is vaak onvoldoende.
Risicomaten Het Individueel Risico is de kans dat een persoon die zich permanent op een bepaalde plaats bevindt overlijdt als gevolg van een ongeval. Voor bestaande situaties mag er geen bewoning zijn binnen de risiconorm van één keer op de miljoen jaar. In de AMvB externe veiligheid verandert het Individuele Risico in Plaatsgebonden Risico. Het Groepsrisico is een maat voor de kans op een ramp. De kans per jaar op een ongeval met tenminste ’n’ slachtoffers. Het bevoegd gezag kan van deze groepsnorm afwijken, maar dat verandert mogelijk in 2003. Voor stationaire installaties (‘inrichtingen’), transport en luchthavens zijn verschillende risiconormen vastgelegd.
Intern/extern Externe veiligheid richt zich op de veiligheid van personen die niet deelnemen aan de (risicovolle) activiteit. Mensen binnen de fabriekspoort vallen onder het begrip interne veiligheid. Veelal betreft dit de arbeidsomstandigheden, met de Arbeidsinspectie als toezichthouder. De opstellers van de Quick scan beleidsvernieuwing externe veiligheid wijzen op een potentieel nieuw veiligheidsprobleem. Gebruikers (treinreizigers!) van bijvoorbeeld een tunnel, aangelegd om de externe veiligheid te verhogen, worden niet meegenomen in veiligheidsberekeningen. In geval van een ramp lopen zij wel verhoogd risico. De rampenbestrijding moet hierop alert zijn.
HandHaving 2002 / 2
het nieuwe externe veiligheidsbeleid door kan werken. In dit onderzoek is de norm voor Groepsrisico als uitgangspunt genomen. Gescand wordt onder meer bij de BRZO-bedrijven, spoorwegemplacementen, grootschalige opslag (CPR 15-2 bedrijven) en transport van gevaarlijke stoffen. Zonder extra maatregelen zouden er 115.530 woningen gesloopt moeten worden, zo blijkt uit de analyse. Met name worden genoemd Akzo Nobel in Hengelo (160 woningen), Hydro Agri in Sluiskil (40 woningen) en NAM Den Helder (20 woningen). Overigens zijn met uitzondering van de laatste inmiddels saneringsoperaties gestart. In totaal 30.000 woningen liggen binnen de PR- en GR-contouren van LPG-stations. Bij ammoniakinstallaties, CPR-inrichtingen en emplacementen gaat het respectievelijk om 100, 50 en 6000 woningen. De publiciteit rond het TNOonderzoek wekt de indruk dat het om nieuwe getallen aantallen, maar volgens Ben Ale, directeur van het expertisecentrum Externe Veiligheid en vuurwerk, is de uitkomst geen verrassing. „In het eerste Nationale Milieubeleids Plan (NMP) stonden de veiligheidsnormen al, inclusief de waarschuwing dat veel huizen in de gevarenzone stonden. Je kunt je afvragen wie sindsdien woningen heeft gebouwd in de risicozones.”
11
Dossier: Veiligheid
Hoe vertel ik het mijn burgers Leg maar eens uit dat iemand in een risicocontour woont en een kans heeft van één op een miljoen jaar te worden getroffen door rondvliegende brokstukken. Makers van risicokaarten hebben de niet eenvoudige taak bewoners voor te lichten over rampen en calamiteiten in de achtertuin met de geruststellende mededeling dat dankzij de risicokaart de beheersing van risico’s optimaal is. Mocht er onverhoopt toch iets gebeuren, dan verloopt de rampenbestrijding goed gecoördineerd, ook dankzij de risicokaart. Friesland presenteerde als eerste provincie een risicokaart op internet. Ben je buur van een opslag van gevaarlijke stoffen dan weet je dat de opslag meer mag zijn dan 400 kg, dat bij een calamiteit het effect ‘divers gifwolk, afhankelijk van windrichting’ is. De Friese risicokaart is nadrukkelijk ook bedoeld voor rampenbestrijding. De Algemene Rekenkamer hekelde in 1998 de staat van de rampenbestrijdingsplannen en de rapporten-Oosting en -Alders deden dat dunnetjes over. In februari van dit jaar maande het coördinerend ministerie van Binnenlandse Zaken gemeenten nogmaals haast te maken met de plannen. Dit ministerie heeft met de Leidraad Maatrampen geprobeerd de gemeenten op weg te helpen. De Leidraad beschrijft 18 mogelijke rampen van zodanige omvang dat een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties wenselijk is. Grofweg wanneer leven, gezondheid en het milieu in ernstige mate worden bedreigd, zoals ernstige verstoringen van openbare orde (voetbalrellen), overstromingen en natuurbranden. Maatramp 4 bijvoorbeeld is een ongeval met brandbare, explosieve stoffen, maatramp 5 een ongeval met giftige stoffen, maatramp 7 bedreigt de volksgezondheid en in maatramp 11 storten grote woongebouwen in. Openbaar Niet alle overheden kiezen overigens voor
HandHaving 2002 / 2
Rijksoverheid en provincies werpen zich op het in kaart brengen van veiligheidsrisico’s. Niet iedereen kiest voor volledige openbaarheid. (foto: ANP)
12
volledige openbaarheid. Brabant werkt aan een Registratie Informatie Systeem op veertig aspecten van installaties en bedrijven, tot en met de diameter van leidingenstelsels. Of burgers mogen meekijken is de vraag. Getwijfeld wordt aan het nut van openbaarheid van technische details. Bedrijven hebben ook moeite met de gedetailleerde weergave. Zij vragen zich af wat de overheid gaat doen met de gegevens als daaruit blijkt dat ze maximum hoeveelheden uit de Wm-vergunning overschrijden. Concurrentie speelt een rol en ondernemers voelen zich kwetsbaarder sinds 11 september: derden met kwade bedoelingen kijken mogelijk mee. Gelderland Gelderland denkt ook nog na over de openbaarheid van gegevens. Per gebruikersgroep komt wellicht een geautoriseerde versie. Het register blijft waarschijnlijk voor intern gebruik en de risicokaart voor beperkt extern gebruik (politie, brandweer en GGD). Gedacht wordt aan een geautoriseerde versie met een duidelijke toelichting. In Gelderland lopen twee projecten gericht op de inventarisatie van risicovolle situaties. Een is een proefproject van VROM voor het Besluit registratie risicovolle situaties. De andere ‘eigen’ inventarisatie is gericht op de Gelderse bedrijven. „VROM heeft Gelderland benaderd voor een proefproject omdat deze provincie al veel werkt met digitale kaarten met risicorelevante informatie”, aldus Nico Smallenburg van de Dienst Water en Milieu, industriële doelgroepen. Het proefproject beperkt zich
tot inrichtingen waar de provincie het bevoegd gezag over is. Een automatiseringsbureau heeft een systeem opgezet en Gelderland ‘vult’ dat met gegevens van inrichtingen die in beginsel onder de registratieplicht gaan vallen. Of bedrijven meewerken aan het leveren van gegevens is geen relevante vraag. Gelderland gebruikt bestaande gegevens uit de vergunningen. Is bijvoorbeeld 1000 liter opslag vergund, dan wordt die hoeveelheid in het register opgenomen. „Niet te gedetailleerd, maar indicatief", zegt Smallenburg. „Dus zeker niet iedere meelsilo van een bakker.” Eigen project Vanwege de registratieplicht in 2003 is de provincie Gelderland begonnen met een eigen project onder gemeenten. De gegevens van het eigen project worden gebruikt voor het maken van een provinciale risicokaart, die onder andere wordt gebruikt bij rampenbestrijding. Het eigen project moet de hiaten opvullen doordat niet alle potentiële risicovolle situaties onderdeel zijn van het Besluit. Milieuincidenten zijn immers niet de enige mogelijke rampen, zoals de Leidraad Maatrampen aangeeft. De inventarisatie in Arnhem leverde 98 potentieel gevaarlijke bedrijven op, vertelt Astrid van Schaijk, beleidsmedewerker externe veiligheid in die gemeente. „De Arnhemse lijst bevat mogelijke en zeker risicovolle situaties. ‘Zeker risicovol’ zijn BRZO-bedrijven en LPG-tankstations.” Het inventariseren leverde geen grote problemen op. Wel lastig zijn de verschillende normen voor ‘gevoelige bestemmingen’. Deze wijken onderling af in de AMvB’s waarin externe veiligheidsaspecten zijn opgenomen. „Dat is ook het geval voor de normen in de Besluiten voor lucht en geluid. Externe veiligheid is bevorderd tot een hardnekkig milieuprobleem. Minister Pronk opent het nieuwe RIVM-Expertisecentrum. (foto: RIVM)
Hopelijk wordt dit in de toekomst integraal opgepakt.’’ Toegesneden De normen voor het Groepsrisico en Individueel Risico worden opgenomen in bestemmingsplannen. Bij overschrijding van deze normen is de gemeente op grond van het aankomend Besluit kwaliteiteisen externe veiligheid verplicht maatregelen te nemen. Voor het Individueel Riscio kan dat betekenen aanpassen van de milieu-
vergunning, sanering of slopen van woningen. Bij het Groeprisico kan worden volstaan met een op de situatie toegesneden rampenbestrijdingsplan. Van Schaijk: „Dat komt neer op het toepassen van de veiligheidsketen, het beheersbaar maken van risico’s.” Van Schaijk verwacht dat de inventarisatie nuttig is in het toezicht op de naleving. „Het kan zijn dat een bedrijf vanwege veiligheidsaspecten in een hogere categorie wordt ingedeeld. Het wordt dan vaker gecontroleerd. Meer in het algemeen
zal beter gelet worden op veiligheid.” Arnhem kiest voor grote openbaarheid van de lijst met mogelijk risicovolle bedrijven. Inclusief gerichte informatie over de gegevens aan burgers, bedrijven en wijkplatforms. Nadere inlichtingen: Nico Smallenburg, provincie Gelderland, tel. 026-3598335, fax 026-3599980; Astrid van Schaijk, gemeente Arnhem, tel. 026-3774426, fax 026-3774224.
Vraagbaak veiligheid en vuurwerk
Het CEV is gehuisvest in een noodgebouw op het terrein van het RIVM in Bilthoven. Daar staat ook de computer waarin het register van risicovolle situaties wordt bijgehouden. Uiterlijk 2003 moeten gemeenten en provincies gegevens aanleveren over gevaarlijke stoffen en bedrijven binnen hun grenzen. Zodat niet – zoals vorig jaar toen de kunstmestfabriek in het Franse Toulouse explodeerde – stad en land moet worden afgebeld om te achterhalen waar ammoniumnitraat is opgeslagen of wordt gebruikt. Met ‘een druk op de knop’ rolt actuele informatie in het vervolg uit het systeem, althans dat is het doel. De gegevens uit het register worden ook verwerkt in een landdekkende risicokaart waarop burgers kunnen zien hoe (on)veilig hun leefomgeving is. Ongeveer 10.000 bedrijven vallen onder de Registratieplicht. Onafhankelijk Ben Ale is de directeur van het Expertise-centrum. „Het CEV is echt onafhankelijk. We kunnen ook een geluid laten horen dat ‘Den Haag’ niet leuk vindt. Maar dat moet dan maar.” Hij verwijst naar de discussie rond veiligheid en Schiphol waarbij RIVM voet bij stuk hield en de luchthaven wel in het jaarlijks Milieucompendium heeft opgenomen. Het CEV telt momenteel veertien inhoudelijke medewerkers. Het zal uitgroeien tot een vijftigtal medewerkers onder wie sociaal-wetenschappelijk geschoolden. „Want ook over de perceptie van risico’s valt veel te zeggen”, verwacht Ale. De prioriteiten van het CEV zijn het register opbouwen en uitvoering van het nieuwe vuurwerkbesluit. Op den duur moet het CEV uitgroeien tot het nationale centrum externe veiligheid. Het zal evenwel niet al het gras voor de voeten van commerciële adviesbureaus wegmaaien. „Wij besteden ook weer uit. Er blijft genoeg te doen.” Het eerste product van het CEV is ook tot stand gekomen in samenwerking met vijf externe bureaus. Dit rapport ‘Benchmark risk analysis models’ is op verzoek van VROM gemaakt en vergelijkt vijf methoden voor het uitvoeren
van risicoanalyses. De uitkomsten blijken elkaar niet veel te ontlopen. Wel zijn er grote afwijkingen in de uitkomsten van de veiligheidsberekeningen. Moment Het moment om extern veiligheidsbeleid aan te pakken is goed benut, aldus Ale die sinds begin jaren tachtig op dit terrein werkzaam is. „Er gebeurt van alles rond externe veiligheid. Gek genoeg is het ergste wat kan gebeuren wegzakkende aandacht voor het thema, zowel bij het bestuur als in het beleid. Als men zegt ‘we horen en merken helemaal niets van dat CEV. Wat doen ze nou helemaal.’ Vul maar in wat dan nodig is voor hernieuwde aandacht.” Nadere inlichtingen: Ben Ale, Centrum voor externe veiligheid en vuurwerk, tel. 030-2743618,
[email protected], (t.z.t.) www.rivm.cev.nl
Onlangs bleek uit onderzoek dat veel Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO)-bedrijven onvoldoende informatie geven over de gevaarlijke stoffen die ze gebruiken of opslaan. (foto: Ben Wind)
HandHaving 2002 / 2
Het vernieuwde veiligheidsbeleid heeft ook het Expertisecentrum Externe Veiligheid en vuurwerk (CEV) voortgebracht. Eind januari werd het CEV officieel geopend. Provincies en gemeenten kunnen er terecht met vragen over externe veiligheid bij vergunningverlening en handhaving. Daarnaast geeft het CEV zelf gevraagd en ongevraagd advies over veiligheidsbeleid aan het Rijk.
13
Beroepsvereniging
Vide zoekt naar de grootste gemene deler Meteen na het startschot op 31 januari rees de vraag: wat voor club wordt het? Moet de beroepsvereniging Vide zich vooral richten op de inhoud van het vak: hoe kan ik beter handhaven? Of is er vooral behoefte aan profileren van de beroepsgroep en bewaken van het kwaliteitsniveau? Het eerste congres van Vide in Utrecht was vooral aftasten en maakte ook duidelijk dat je alle handhavers niet even op één hoop kunt gooien.
HandHaving 2002 / 2
De mogelijkheden voor een beroepsvereniging zijn legio: speuren naar de beste werkmethoden, een woordvoerder op de buis bij een volgende ramp, een gedragscode, verkiezing van de handhaver van het jaar, beoordeling van opleidingen, minimumeisen voor de beroepsgroep enz. De vraag wat Vide (geen afkorting, maar de latijn voor kijken en helderheid - red.) voor handhavers en voor het vak handhaving zou kunnen betekenen, kwam tijdens het startcongres wel aan de orde, maar de discussie over wat Vide minimaal zou moeten doen kwam niet uit de verf. De congresgangers kregen wel een lijvige startnotitie uitgereikt waarin de ’scheidslijnen en raakvlakken tussen cruciale functies in inspectie, toezicht, handhaving en evaluatie’ werden behandeld. Concreter was de door het voorlopige bestuur opgesteld missie van Vide: ‘een ontmoetingsplaats waar handhavers ervaringen kunnen uitwisselen en waar gestreefd wordt naar professionalisering van het vak.’
14
Onafhankelijk Dat ervaringen uitwisselen gebeurde de eerste dag samen in Utrecht volop. Daarmee werd ook zichtbaar dat het misschien beter is eerst de grootste gemeenschappelijke delers in het vakgebied te bepalen. Want nu was menigmaal de conclusie uit een van de workshops dat de onderlinge verschillen groot zijn. Of het hier verschillen in taakopvatting betrof, werd niet duidelijk, want daarover werd in Utrecht nauwelijks gesproken. Het ging vooral over de omstandigheden waarin handhavers werken. Uitzondering daarop vormde een discussie over onafhankelijkheid van de handhaver. Een deel van de aanwezigen vond het zelfstandig openbaar kunnen maken van onderzoeksgegevens een publiek teken van onafhankelijke handhaving is. Een ver-
tegenwoordiger van Defensie was het daar niet mee eens. „Wij controleren ook, maar niet alles aangaande onze krijgsmacht mag naar buiten worden gebracht. Zijn we dan slechte handhavers?” Coachen Dat de term handhaving breed wordt toegepast bleek uit een voorbeeld van de Inspectie Buitenlandse Zaken. Een medewerker vertelde dat hij het functioneren van de ambassades beoordeelt. De bevindingen van de Inspectie worden altijd doorgesproken met de betrokken ambassadeur voordat het eindrapport wordt opgesteld. „We hebben als Inspectie vooral een coachende en educatieve rol. Daarom wordt het uiteindelijke rapport over het onderzoek ook niet naar buiten gebracht.” Op basis van vakkennis keuzes maken in controlemethoden of op basis van politieke keuzes een onderzoeksprogramma uitvoeren, blijkt nog regelmatig ijdele hoop. Een vertegenwoordiger van een Rekenkamer van een grote stad vertelde dat zijn meerjarenprogramma onderzoek wijkveiligheid werd doorkruist door een wethouder die ‘net in die wijk nieuwe sociale dingen had gestart en liever veel later een onderzoek zou publiceren…’ Beroepscode Na gesprekken in een reeks workshops kon aan het einde van de dag wel min of meer een top vijf van activiteiten worden geformuleerd. Hermans: „Zeg maar de grootste gemene deler waar behoefte aan is.” Ron Visser, hoofd expertisecentrum Rechtshandhaving vertolkte de wens ‘de mening van de werkvloer’ te laten horen in maatschappelijke discussies over toezicht en handhaving. „Een soort spreekbuis die namens ons een visie kan geven over de praktijk van handhaving.” Het inventarise-
ren van opleidingen en de behoefte aan opleidingen was volgens velen zeer noodzakelijk. „Mogelijk kan Vide een kennismakelaar zijn: vraag en aanbod bij elkaar brengen en toezien op de kwaliteit van de opleidingen.” Ook de beroepscode scoorde hoog. Anneke Slob, inspecteur Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie: „De gedragsafwegingen van een handhaver worden natuurlijk sterk bepaald door de eigen sector en het gekregen mandaat. Maar er zijn onderling voldoende overeenkomsten om vast te stellen wat wel en niet kan en hoe te handelen in bepaalde omstandigheden.” Sponsors Vide wil nog dit voorjaar een officiële oprichtingsvergadering houden, waar een definitief bestuur kan worden benoemd en de statuten vastgesteld zullen worden. Daarna gaat de vereniging op zoek naar 60.000 potentiële leden, want zoveel handhavers schijnen er te zijn in ons land. Dat die niet meteen gewonnen zullen zijn voor de vereniging, blijkt uit de begroting. Volgend jaar wordt gerekend op een kleine 500 leden. Daarnaast wordt gepoogd ministeries te interesseren voor een sponsorbijdrage en zal andere werkgevers gevraagd worden collectieve lidmaatschappen af te sluiten. Dit geld wordt gebruikt voor het starten van een secretariaat. Als Vide 1500 leden heeft, zijn de sponsors niet meer nodig. Nadere inlichtingen: Tijdelijk secretariaat Vide, Postbus 100, 2700 AC Zoetermeer, tel. 079-3291600, fax 079-3291602
„We vissen in dezelfde vijver en die is al jaren te klein. Zeker nu op allerlei terreinen de handhaving wordt versterkt.”
foto boven: In zogenoemde ’Arena’s’ spraken vakgenoten over de werkomstandigheden. foto onder: De forumdiscussie onder leiding van Dik Hermans. Op het podium vlnr: Piet van Reenen (ex-politie), Robert Mul (gemeente Rotterdam), Harmen Korte (Inspectie Onderwijs) en Ferdinand Mertens (Verkeer en Waterstaat). (foto’s: NFP Photography)
„Het lijkt vandaag wel een werkgeversvereniging”, grapte tijdelijk voorzitter Dik Hermans, tevens directeur Inspectie Werk en Inkomen (voorheen Ctsv) bij aanvang van een forumdiscussie over de mogelijkheden van Vide. Inderdaad, onder de circa 200 aanwezigen was weinig ’werkvolk’. Dat heeft veel te maken met de ontstaansgeschiedenis van Vide. De behoefte aan een eigen vakvereniging is vorig jaar september gepeild in een bijeenkomst voor ruim vijftig inspecteurs-generaal, hoge ambtenaren en voorzitters van besturen van handhavende organisaties. Die groep leidinggevenden was er in Utrecht ook weer bij. De grap van Hermans illustreerde wel treffend de eerste, grote dilemma’s waarin Vide keuzes moet maken. Consultant Piet van Reenen constateerde in een forumdebat dat de ontwikkeling van beroepsverenigingen bij de politie bepaald niet had geresulteerd ’in verheffing van het beroep’. ‘Er kwam juist een aftopping aan de bovenkant. „De politie kreeg een Mavo-imago. Voor alles daarboven was geen aandacht. Ik zou het intellect in uw organisatie niet schuwen en een minimumniveau in de club aanbrengen.” Deze prikkelende visie nuanceerde Van Reenen later zelf overigens ook weer door op te merken dat ‘een academisch veld’ geneigd is uit te gaan van ‘schone handhaving’. „Dat werkt afstand met de praktijk en theoretisering in de hand. Daar schieten we ook niets mee op. We moeten mensen opleiden die in de praktijk doen wat ze zeggen, die kunnen omgaan met conflicten en bedreigingen, die hun rug recht houden en die een taal spreken die de mensen snappen.” Het voorlopige bestuur van Vide houdt de doelgroep beperkt tot ‘publieke controle’. Initiatiefnemer Hermans: „De vereniging beslist natuurlijk, maar vooralsnog zijn we niet uitgegaan van nachtportiers of andere mogelijk exotische zaken.” De suggestie om adviesbureaus en consultants toe te laten tot de vereniging, werd niet door iedereen gedeeld. „Adviesbureaus is een andere rol, andere belangen en een andere pet. Die kunnen niet bij ons”, schreef een congresganger met koeienletters op een whiteboard bij de Vide-kraam.
HandHaving 2002 / 2
Pas op voor een Mavo-imago
15
Naleefgedrag
Bedrijfstakken liever niet criminaliseren Criminoloog Wim Huisman zoeky in zijn proefschrift ‘Tussen Winst en Moraal’ antwoord op de vraag waarom het ene bedrijf de regels wel naleeft en het andere niet. Daarvoor lichtte hij twee bedrijfstakken door en koppelde hij organisatieleer aan criminologie en rechtswetenschap. „Een overheid die naleefgedrag wil stimuleren moet de redelijkheid en billijkheid van maatregelen uitdragen.”
HandHaving 2002 / 2
Wim Huisman, docent en onderzoeker aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid aan de Vrije Universiteit, heeft naar verklaringen gezocht op het snijvlak van criminologie, recht en organisatiewetenschap. Met name de aanvulling met de organisatieleer is nieuw, zegt Huisman. „Ik heb ook sociologische en psychologische aspecten betrokken bij het onderzoek. Op dit terrein is dat in Nederland niet eerder gedaan.” De onderzoeker paste de theorie toe op de bedrijfstakken afvalverwerking en textielveredeling. Over beide is veel informatie beschikbaar: vrijwel alle grote milieustrafzaken betreffen afvalondernemingen. De textielbranche is in 1994 door de VROM-Inspectie doorgelicht. Motief Bedrijven zijn rationeel en amoreel en willen nou eenmaal zoveel mogelijk winst maken. Het motief van crimineel handelen is kostenbesparing en winstbejag. De vele (fraudegevoelige) procedures zijn een eenvoudig doelwit en onvoldoende toezicht biedt voldoende gelegenheid. Tot zover veelgehoorde verklaringen voor slecht naleefgedrag. „De criminologie leert ons waarom bedrijven regels overtreden. Het antwoord is: vanwege een chemische reactie tussen twee momenten, willen en kunnen. Willen staat voor het motief en kunnen voor de gelegenheid. Voor een deel liggen willen en kunnen binnen het bedrijf, de bedrijfsinterne factoren. Zo biedt een bedrijfsleiding die duidelijk alleen voor de winst gaat en geen waarde hecht aan vergunningen prikkels aan het personeel de wet te overtreden. In de wetenschap heet dit ‘ongelijke distributie van motieven en gelegenheden’,” licht Huisman toe. Voor een deel is de oorzaak van (niet) naleven extern. Dat is relevant voor de handhaving.
16 Eenvoudig doelwit Het onderzoek van Huisman richt zich op
organisatiecriminaliteit en niet op georganiseerde criminaliteit, zeg maar de boeven in de onderwereld. Organisatiecriminaliteit speelt zich meer af in de bovenwereld. Tussen Winst en Moraal belicht de kenmerken van bedrijven die (doelbewust) over de scheef gaan. Een extreem voorbeeld van organisatiecriminaliteit is Tanker Cleaning Rotterdam (TCR), de havenontvangstinstallatie die in de jaren tachtig en negentig veelvuldig en grootschalig de wet overtrad. „In dit geval behoorde regelovertreding tot de strategie van de organisatie. Het motief was winstmaximalisatie door kostenbesparing, onder meer op milieutechnische voorzieningen. Naarmate de economische positie verslechterde, nam de kracht van dit motief toe. Hier zie je ook dat de directie geen normen en waarden uitdraagt die zijn gericht op naleven. Zij gaat zelfs prat op het overtreden van regels. De interne drempel voor regelovertreding ligt dan heel laag, ook voor personeelsleden.” Incompetent Een ander type regelovertreder dan het amorele bedrijf, is de incompetente onderneming. Het bedrijf wil wel maar kan niet omdat het de kennis en kunde niet in huis heeft. Dit type vond Huisman relatief vaker in de textielveredelingsbranche. „Een branche met veel kleinere familieondernemingen en een niet al te gunstige bedrijfseconomische positie. Investeren in milieutechnische voorzieningen is niet altijd haalbaar.” Rationeel dan wel incompetent, een onderneming handelt zelden geïsoleerd. Externe factoren zijn bijvoorbeeld de woonwijk, omwonenden en de relatie met de overheid. Daaronder valt ook de kwaliteit van de vergunning(verlening) en handhaving. Zijn die slecht of niet passend óf ervaart het bedrijf de overheid als onredelijk, dan ontstaan motieven voor regelovertreding.
Ook de overheid die zelf regels overtreedt geeft motieven. Een faciliterende externe factor is de schemerwereld van belangenverstrengeling. Stigmatisering Huisman zegt met nadruk niet de kwaliteit van de handhaving te hebben onderzocht. „Ik kan daar geen uitspraak over doen. Wél over hoe handhaving kan bijdragen aan een beter naleefgedrag.” Zo pleit hij voor maatwerk en waarschuwt hij voor stigmatisering. „In de afvalverwerkingsbranche zitten ook fatsoenlijke bedrijven. Die lijden onder het slechte imago. In mijn onderzoek ben ik textielveredelingsbedrijven tegengekomen waarbij sprake was van een zorgwekkende milieusituatie. Bij vergelijkbare bedrijven in de afvalsector zou dan allang zijn opgetreden.” Daarom ook heeft Huisman aarzelingen bij checklists waarmee een probleembedrijf wordt ‘afgevinkt’. „Er is om te beginnen geen goede definitie van een probleembedrijf. Werkzaam in de afvalbranche? Dan ben je al snel een probleemgeval. Dat neigt naar het criminaliseren van de hele bedrijfstak. Motieven en gelegenheden zijn vele malen diverser dan de lijstjes kunnen aangeven.” Toch formuleert Huisman voorzichtig een paar ‘indicaties’. „Een goed bedrijf heeft een langetermijnvisie waarin milieuveiligheid en trouwens ook arbozaken als doelstelling van de organisatie zijn opgenomen. Een organisatorische voorwaarde voor goed naleefgedrag is de bedrijfscultuur. De leiding tolereert bijvoorbeeld geen regelovertreding en draagt dat ook uit. Het is een professioneel bedrijf dat de buitenwereld met open vizier tegemoet treedt.” Voelsprieten „Handhavers kunnen goede regelnaleving bevorderen door in te spelen op deze factoren. De voelsprieten moeten altijd uitstaan.
Criminoloog Huisman: „Naleefgedrag afdwingen door aanspreken op maatschappelijk verantwoord imago kan veel effectiever zijn.” (foto: Marco Bakker) in de luxe positie tegenover elke oplossing een nieuw probleem te plaatsen. Zo zijn ISO-certificaten wel een voorwaarde voor goede naleving, maar de handhaver kan er niet blind op vertrouwen. TCR had allerlei certificaten. Een kritische blik leerde handhavers echter dat deze vooral als ‘windowdressing’ dienden.” Luisteren „Een overheid die naleefgedrag wil stimuleren moet de redelijkheid en billijkheid van maatregelen uitdragen. Dat is dan ook mijn kanttekening bij de recente roep om orde en gezag en het niet meer gedogen.” Ondernemers zijn geen zakelijke onmensen, stelt Huisman. „Goed luisteren naar bedrijven is een voorwaarde. Sinds de textielbranche en de overheid besprekingen voeren over het convenant, gaat het in die branche een stuk beter. Zij zegt: ‘voor het
eerst is er goed naar ons geluisterd.” De speelruimte die is ontstaan levert goodwill op en motiveert tot het nemen van milieumaatregelen. Evenwicht en nuance zoeken dus.” Een bedrijf dat onbewust of onopzettelijk hard wordt aangepakt kan zich een soort burgerlijke ongehoorzaamheid aanmeten, meent Huisman „Dan ben je nog verder van huis. Aanspreken op imago en maatschappelijk verantwoord ondernemen is soms veel effectiever.” Nadere inlichtingen: Wim Huisman, Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit, tel. 020-444 6224, fax 020-4446230,
[email protected] ‘Tussen Winst en Moraal’, Dr. mr. W. Huisman, Boom Juridische uitgevers, ISBN 90 54540761, € 43,18
HandHaving 2002 / 2
Is dit een competente onderneming die klaar is voor zelfregulering? Is dit bedrijf per ongeluk in de fout gegaan? Pleegt het consequent sabotage? Incompetente ondernemers kunnen klungelaars zijn die een vorm van opvoeden nodig hebben. Aan de opvoedkundige adviseursrol kleeft wel weer een gevaar: dilemma sharing. Dat is het je verantwoordelijk maken voor de gang van zaken binnen het bedrijf en daarmee in het ergste geval zelfs voor regelovertreding. Dilemma sharing voorkom je door handhavers bij bedrijven te laten rouleren. Laat je echter telkens andere personen langsgaan, dan ontstaat bij het bedrijf weer irritatie. Ze moeten telkens weer uitleg geven. Dat is echt een klacht van bedrijven.” Pasklare antwoorden zijn er kortom niet. Op verontschuldigende toon zegt Huisman: „Als wetenschapper verkeer je
17
Aantrekkelijke woon- werkgemeente, gunstig gelegen tussen ‘s- Hertogenbosch en Utrecht (nabij de rijkswegen A2 en A15). De gemeente bestaat uit tien dorpskernen, telt ruim 11.000 inwoners en beschikt over een goed voorzieningenniveau. Voor de burgers van Neerijnen streeft het gemeentebestuur naar een optimale dienstverlening. Dit vraagt om een doorzichtige, actieve, flexibele en communicatieve manier van werken waarbij regels geen doel op zich zijn, maar middelen om het doel te bereiken. Gemeente Neerijnen Postbus 30 4180 BA Waardenburg T. 0418 - 65 65 65 F. 0418 - 65 65 66
[email protected]
Onze afdeling VROM, belast met de taakgebieden ruimtelijke ontwikkeling, milieuzaken en economische ontwikkeling is op zoek naar een:
BIJZONDER OPSPORINGSAMBTENAAR voor 36 uur per week M/ V Wat houdt de functie in hoofdlijnen in? - controleren, opsporen en strafrechtelijk handhaven van milieuzaken, bouwzaken en bestemmingsplanzaken; - coördineren en organiseren van handhavingsoverleg; - coördineren van bestuursdwang; - afhandelen van klachten; - coördineren van de inzet van overige handhavingsmedewerkers met betrekking tot klachtenafhandeling; - coördineren van de uitvoering van het milieu-incidentenplan; - rapporteren aan het college over strafrechtelijke handhaving; - onderhouden van contacten met politie, gemeenten en overige handhavingspartners. Wij vragen: - een afgeronde opleiding Hamil (BOA); - enkele jaren praktijkervaring; - een stevige, doortastende en standvastige persoonlijkheid; - een grote mate van zelfstandigheid.
Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld
Wij bieden: Afhankelijk van opleiding en ervaring bedraagt het salaris maximaal € 2.342,– bruto per maand (salaristabel schaal 7 per 1 mei 2001). De gemeente heeft verder goede secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals een hypotheekregeling, variabele werktijden en studiefaciliteiten. Wilt u meer weten: Voor inlichtingen over deze functie kunt u contact opnemen met André Dirks (afdelingshoofd VROM) telefoonnummer 0418 - 656552. Solliciteren: Stuur uw schriftelijke sollicitatie met c.v. binnen 10 dagen na het verschijnen van dit blad aan Burgemeester en Wethouders van Neerijnen, Postbus 30, 4180 BA Waardenburg.
Journaalredactie: telefoon 079 - 360 12 34, fax 079 - 360 12 30, e-mail:
[email protected]
HH Journaal
2
Tegenwind voor procedure 19
AMSTERDAM - Opsporingsambtenaren mogen op buitenlandse schepen niet op basis van het oliejournaal in de machinekamer gaan controleren of het journaal correct is ingevuld. Bovendien is een onjuist of onvolledig ingevuld oliejournaal in Nederland niet strafbaar. Deze uitspraken van de Economische politierechter halen een streep door de huidige toepassing van de zogenoemde ‘Procedure 19’-controle op zeeschepen. Maar er zijn ook juridische lichtpuntjes. Dolgraag zou de KLPD, unit Noordzee, op basis van het Marpolverdrag optreden tegen buitenlandse schepen die in de Nederlandse wateren olie lozen. Het Marpolverdrag 73/78 is in Nederland tot uitvoering gebracht in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs), waarin onder andere de plicht tot het bijhouden van een oliejournaal en een lozingverbod is geregeld. In de Nederlandse wet zit echter een verschil met de Marpolregelgeving: het correct invullen van het oliejournaal is alleen verplicht en strafbaar gesteld voor Nederlandse schepen... Vanwege deze omissie tussen Nederlandse en internationale wetgeving (in andere landen is Marpol wel correct overgenomen in de nationale wetgeving - red.) verkoos het Openbaar Ministerie (OM) de kapitein van het Egyptische schip Quena te vervolgen op basis van artikel 225, lid 2 Wetboek van Strafrecht: het opzettelijk gebruik maken van een vervalst oliejournaal. Bevoegd Het OM poogde tegenover de economische politierechter aan te tonen dat de politie op basis van de (ruimere) opsporingsbevoegdheden in de Wet op de Economische Delicten onderzoek aan boord mag doen naar illegale lozingen. Daarbij is het niet nodig ‘dat er een redelijk vermoeden van schuld is’. De KLPD is, ook volgens de politierechter bevoegd de olievoorraad in de machinekamer te controleren op basis van algemene aanwijzingen dat de lozingsvoorschriften slecht worden nageleefd. Volgens de rechtbank zijn er daarvoor voldoende van die aanwijzingen, waaronder het gegeven dat er regelmatig olie aanspoelt op het strand.
De KLPD-mensen waren dan weliswaar bevoegd het Egyptische schip te controleren op olielozingen, maar de zogenoemde Procedure 19-controle die daarbij is toegepast, hield geen stand voor de rechtbank. De opsporingsambtenaren mogen de kapitein van een buitenlands schip wel inzage vragen in het oliejournaal en de kapitein is, op basis van de Nederlandse regelgeving, ook verplicht het oliejournaal te tonen. Maar de buitenlandse kapitein is op basis van dezelfde wet niet gehouden het journaal in te vullen, laat staan júist in te vullen. Daar vloeit volgens de politierechter uit voort dat opsporingsambtenaren geen nader onderzoek mogen instellen naar de olievoorraad in en bij de machinekamer op In het logboek kijken mag, maar het is beter om dat op buitenlandse schepen pas te doen nadat de olievoorraden zijn gemeten.. (foto: Zone 5)
basis van wat ze lezen (of juist niet lezen) in het oliejournaal. Het nader onderzoek in de machinekamer was in dit geval dus onbevoegd omdat de KLPD-medewerkers wisten dat de kapitein niet verplicht was het oliejournaal in te vullen. Het OM werd daarom niet ontvankelijk verklaard. De KLPD overweegt op basis van deze uitspraak de voorschriften voor uitvoering van de procedure 19-controle aan te passen. De verwachting is dat als de controle zich primair richt op de lozing en niet op het (niet verplicht in te vullen) oliejournaal, komende processen-verbaal wel kunnen leiden tot vonnissen. Officier van justitie Luc Boogert zal waarschijnlijk hoger beroep aantekenen en nieuwe proefprocessen starten. De rechtsongelijkheid dat Nederlandse schepen in buitenlandse wateren wel verplicht zijn een correct oliejournaal bij te houden en buitenlandse schepen in Nederland die plicht niet hebben, kan alleen door de politiek worden weggewerkt door de Wvvs te wijzigen, concludeert de KLPD. Nadere inlichtingen: Guus Schwenke, KLPD Divisie Mobiliteit, Unit Noordzee, tel. 0118-415210, e-mail:
[email protected]. Parketnummer 13/084816-01
HandHaving 2002 / 2
Wel via de machinekamer, niet via het logboek
19
Doetinchem scoort redelijk DOETINCHEM - Na het onder verscherpt toezicht stellen van Eindhoven en Leeuwarderadeel, meldt de VROM-Inspectie betere rapportcijfers uit Doetinchem. Nog in de oude constructie van afzonderlijke Inspecties is deze gemeente doorgelicht op handhaving van de ruimtelijke regelgeving. De Inspectie heeft in een steekproef 21 bouwvergunningen en meldingen uit 1999 en 2000 onderzocht en gekeken of de juiste ruimtelijke procedures zijn toegepast. 18 vergunningen waren dik in orde, in twee gevallen waren er ’ondergeschikte afwijkingen’ en bij één vergunning is onvoldoende gelet op de gebruiksvoorschriften in het bestemmingsplan. Doetinchem beschikt over een duidelijke handhavingsnota wat betreft het buitengebied, maar kampt wel met personeelsgebrek. De prestaties van deze gemeente worden door de Inspectie als goed beoordeeld. Wel kent Doetinchem achterstallig onderhoud wat betreft de bestemmingsplannen. Sommige zijn zelfs 40 jaar oud. Het gemeentebestuur is echter druk bezig met een inhaalslag. Nadere inlichtingen: VROM-Inspectie Oost, afdeling overheden, tel. 026-3528400
Minister Pronk weet zijn ’cowboys’ te inspireren AMSTERDAM - Op een speciale plaats en een week voor die beroemde plechtigheid. Milieuminister Jan Pronk besteedde echter op 24 januari in de Beurs van Berlage geen woord aan de koninklijke gebeurtenis. De bewindsman was daarvoor te veel vervuld van z’n eigen wapenfeit: de officiële start van één Inspectie voor milieu, ruimte en wonen. Pronk wist de ruim 600 inspecteurs absoluut te inspireren. „Johan Remkes en ik staan vierkant achter jullie. En heb je problemen in de uitvoering vertel het. We zullen absoluut luisteren.” Een langdurige ovatie illustreerde dat Pronk zijn ‘cowboys’ in het hart had geraakt.
HandHaving 2002 / 2
Daarmee is niet gezegd dat alle ruim 600 Inspectiemedewerkers bij de startmanifestatie in Amsterdam onverdeeld gelukkig waren met de samenvoeging. Het is voor sommigen flink wennen, want de nieuwe Inspectie is snel gelanceerd. In ruim een jaar tijd is de integratie tussen de drie Inspecties Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, en Milieuhygiëne voorbereid en is de nieuwe organisatie ingevuld. Dat is snel voor een ambtelijke volksverhuizing, prees Pronk zijn achterban. Temeer daar er dwars door de VROM-gelederen heen een dikke streep is getrokken tussen beleid en handhaving. Pronk is wars van een pettenstrijd en wil daarom niet dat zijn Inspectie nog betrokken is bij beleidsvoorbereiding. Vooral in de sectoren volkshuisvesting en ruimtelijke ordening moesten de medewerkers daarom keuzes maken: verder als handhaver of naar Den Haag voor een beleidsfunctie.
20
Wantrouwen Minister Pronk maakte klip en klaar duidelijk dat een handhaver in zijn ogen per definitie wantrouwend moet zijn. „Geloof niet wat er wordt gezegd. Onderzoek het, wees alert.” Er ging een siddering door de zaal toen de milieuminister opmerkte dat hij bepaald niet gecharmeerd was van het controleren van de controleur. Men vreesde een wetsvoorstel tot afschaffing van tweedelijnstoezicht, maar dat was nu ook weer niet de bedoeling van Pronk. „Je zit de hele
dag te lezen of een ander het goed doet. Ik zou zeggen ga vooral zelf kijken of anderen hun werk behoorlijk doen. Neem steekproeven.” Rugdekking Pronk garandeerde de Inspectiemedewerkers dat ze niet aan hun lot worden overgelaten. „De Inspectie gaat bij mij voor. Jullie staan in de voorhoede en wij geven absoluut rugdekking. We zijn fatsoenlijk bezig en we zijn niet bang voor claims. Bij het sloopschip Sandrien hebben we volgens de Raad van State verloren. Dat zal ik de Kamer melden, maar toch vind ik dat we gelijk hadden door hiertegen in het geweer te komen. Niet spelen is bij voorbaat verliezen.” Pronk verklaarde het soms verregaande optreden - zoals de vernietigingsbesluiten voor Brabantse villa’s - vanuit zijn overtuiging dat handhaving nodig is om te voorkomen dat iets blijvend wordt geschonden. „Regels zijn soms ondergeschikt aan dit doel.” Groepje Op een vraag uit de zaal hoe vaak een VROM-handhaver nog achter het bureau ‘mag’ plaatsnemen, antwoordde de bewindsman: „We moeten het zo organiseren dat jullie één dag per week op kantoor zitten en verder op pad zijn. Dat bedoel ik ook met een cowboymentaliteit: er op af, kijken wat er in het land gebeurt.” Interviewster Leonie Janssen merkte op dat
ze een VROM-inspecteur in gedachten als Lucky Luke door het land zag trekken: ‘Like a poor lonesome cowboy’. Pronk keek haar verbaasd aan: „Nee, niet alleen of eenzaam. In een posse!” Jansen: „Een posse?” Pronk minzaam: „Dat is een groepje cowboys.”
Minister Pronk werd bij de start van de VROM-Inspectie in de Beurs van Berlage geïnterviewd door Leonie Jansen: ‘Wij staan achter jullie.’ (foto: Marco Bakker)
De bestuursrechter en het milieugeschil UTRECHT – De werkgroep jurisprudentie van de Vereniging van Milieurecht stuitte tijdens haar besprekingen van milieurechtjurisprudentie op algemene vragen over uitspraken in milieugeschillen waar vooral de Raad van State zich over buigt. Bijvoorbeeld wat de verklaring is van de steeds hogere ontvankelijkheidsdrempel die de Raad van State opwerpt, wat de rol is van de adviseur van de StAB in milieuzaken, of - gezien de lange doorlooptijden - er nog wel sprake is van effectieve en efficiënte rechtspraak. De auteurs van de preadviezen zijn nauw betrokken bij procedures inzake milieugeschillen. Naar aanleiding van preadviezen die de werkgroep jurisprudentie eind april presenteert houdt de VMR een studiemiddag op dinsdag 21 mei 2002. Drie juristen geven dan commentaar op de preadviezen: onder meer W. Konijnenbelt, staatsraad Raad van State, mr. H.J.M. Besselink, advocaat bij Pels Rijcken&Droogleever Fortuijn en voormalig stafjurist bij de Raad van State. De studiemiddag is van 13.30 tot 17.15 uur in de Raadzaal Pietershof, Achter St. Pieter 200, Utrecht. Inlichtingen en opgave tel. 030-2312221, e-mail
[email protected].
Herstel aan de pomp Over het berichtje ’Laatste loodjes bij de pomp’ op de LCCM-pagina in HandHaving nr 1 van dit jaar is onder lezers enige verwarring ontstaan. Het artikel over de eindrapportage handhaven Besluit Benzinetankstations eindigt met de zin: ‘De controle van de stations die aan geen van de drie kernbepalingen voldoen, wordt verder uitgevoerd door de VROM-Inspectie. Daar hebben gemeenten of andere LCCM-leden geen bemoeienis meer mee.’ Die zin werd opgevat als een mededeling dat gemeenten niets meer te maken hebben met benzinetankstations. Bedoeld was te zeggen dat de VROM-Inspectie specifiek deze onveilige stations blijft volgen. De LCCM-actie is nu echter afgelopen en vanuit deze overkoepelende organisatie is het dus ook geen prioriteit meer. Vandaar de eindrapportage. Voor de goede orde: gemeenten zijn nog steeds het bevoegd gezag inzake dit Besluit. Nadere inlichtingen: LCCM-secretariaat, tel. 070-3394595, e-mail:
[email protected].
Nieuw adres I&E Milieu APELDOORN – De plaatsing van het Informatie- en Expertisecentrum Milieu bij het Politie Instituut voor Verkeer en Milieu heeft een verhuizing tot gevolg gehad. Het adres van de vraagbaak voor politiemilieuzaken is: I&E Milieu, Prins Willem Alexanderlaan 449, 7311 SX Apeldoorn, Postbus 415, 7300 AK Apeldoorn. Tel. 055-5766888, fax 055-5766889, e-mail:
[email protected]
Energieverbruik beter registreren leidt tot CO2-reductie
Van Trigt onderzocht in opdracht van het vakteam Milieuzorg van de gemeente Delft de mogelijkheden van energiebesparing bij het Delftse midden- en kleinbedrijf. CO2reductie is afhankelijk van de mate waarin bedrijven zijn te sturen en van wat de gemeente wil bereiken (het ambitieniveau). De basis van de voorgestelde aanpak is een betere registratie van de energieverbruiken en van gegevens die verband houden met energiebesparing. Bijvoorbeeld maatregelen die reeds zijn getroffen of de eigendoms positie van het bedrijfspand. Bedrijven waarbij dat afgedwongen kan worden, krijgen de opdracht een energiebesparingplan
te schrijven. De gemeente gaat die bedrijven begeleiden bij het opstellen van een plan van aanpak. De uitvoering van dat plan zal worden gecontroleerd. Voor energiegrootverbruikers - bedrijven met meer dan 100 werknemers en een deel van de bedrijven in categorie 4 of 5 van de VOGM-indeling - wordt een aparte energiecontrole ingevoerd, naast de bestaande integrale controle. Milieu-inspecteurs krijgen voor de energiecontrole extra scholing. De gewenste CO2-reductie wordt opgenomen in het klimaatbeleidsplan van de gemeente, dat naar verwachting voorjaar 2002 uitkomt. Van Trigt beveelt de gemeente
aan in de eigen bedrijfsgebouwen ook energiebesparing door te voeren. Goed voorbeeld doet ten slotte goed volgen. Aanscherpen Gemeenten die energiebesparingsbeleid bij bedrijven willen aanscherpen kunnen het rapport gebruiken naast de handleiding verruimde reikwijdte van de Milieudienst van Amsterdam. Een gratis exemplaar van het rapport ‘Hoe kan Delft haar energie steken in energiebesparing’ is op te vragen bij Bianca de Wit, vakteam Milieuzorg van de gemeente Delft, tel. 015-2602291, e-mail
[email protected].
HandHaving 2002 / 2
DELFT – Een betere registratie van energieverbruik en energiebesparing leidt tot afname van CO2-uitstoot. Dit is een van de aanbevelingen uit het rapport ‘Hoe kan Delft haar energie steken in energiebesparing’, waarmee Lidewij van Trigt de opleiding Technische Bestuurskunde aan de TU Delft afrondde.
21
(Niet-)reinigbare grond voer voor megazaak ROTTERDAM -Twee officieren van justitie, vier raadsmannen en vijf verdachten binden de komende maanden de strijd aan in de befaamde SCG-zaak. Inzet is vermeende malversaties met niet-reinigbaarheidsverklaringen van verontreinigde grond, belastingfraude, gebrekkig toezicht door topambtenaren en –bestuurders en elkaar tegenwerkende overheidsdiensten. De rechtzaak tegen (ex-)medewerkers van het Service Centrum Grond (SCG) en afvalverwijderaar PROAV bevat voldoende ingrediënten voor een megazaak.
HandHaving 2002 / 2
Het SCG is begin jaren negentig mede door VROM opgericht om sturing te geven aan de verwerking van verontreinigde grond van bodemsaneringen. Na een (administratieve) keuring bepaalde SCG wat er met de grond moest gebeuren: wel of niet reinigen. Hoge ambtenaren en provincie en gemeentebestuurders hadden zitting in het bestuur. Het Openbaar Ministerie (OM) verwijt (ex-)medewerkers van SCG, onder wie de toenmalige directeur, en de afvalverwijderaar PROAV onder meer valsheid in geschrifte met niet-reinigbaarheidsverklaringen. SCG zou voor verontreinigde grond niet-reinigbaarheidsverklaring hebben afgegeven. Met zo’n verklaring kon de grond worden gestort in plaats van gereinigd. Niet-reinigbare grond valt onder een vrijstellingsregeling van de Wet belastingen op milieugrondslag. Er hoeft geen heffing over betaald te worden. In de periode maart 1995 en april 1998 hebben SCG en PROAV aldoende illegaal vele miljoenen guldens opgestreken, aldus het OM. PROAV is exploitant van de stortplaats Derde Merwede haven. Ten tijde van de malversaties was de provincie ZuidHolland aandeelhouder van PROAV.
22
Regiezitting Op verzoek van de verdediging hield de meervoudige kamer van de rechtbank in Rotterdam in februari een zogenoemde regiezitting. Rechtbank, OM en de raadslieden bespraken tijdens deze zitting of meer onderzoek nodig is. Wat het OM betreft was de zaak rond. Zij vraagt een rechterlijke uitspraak over de handelwijze van verdachten op basis van de toen geldende regels. Onder de codenaam ‘De zaak-Moeras’ is het SCG onderzoek gebundeld in 23 ordners. In opdracht van de aanklagers heeft hoogleraar Ringeling tevens het handelen van SCG, VROM en anderen in een bestuurlijke context geplaatst. Het OM meende met dit rapport (titel: Zelfreinigend vermogen) de ‘bestuurlijke’ kant van de zaak voldoende te hebben afgedekt en zich te kunnen concentreren op de strafvervolging.
Of het rapport de lucht heeft opgeklaard valt te bezien. De verdediging wil juist veel meer weten over definities van grond en afval, milieubeleid en afstemming tussen bestuurs- en strafrecht. De advocaten, twee voor SCG en de huidige medewerkers, één voor de oud-directeur en één namens de PROAV, pleitten met succes voor aanvullend onderzoek. Samengevat luidde het verwijt dat nooit duidelijkheid is verschaft over de samenstelling van verontreinigde grond. Vandaar de verwarring over de door OM met name genoemde dakleer, slibresidu en boorgruis. Pijnlijkheden Tijdens de zitting, die verliep in een grimmige sfeer, roerden de advocaten meer potentiële pijnlijkheden aan. Bijvoorbeeld de belangentegenstelling tussen VROM en de Belastingdienst. VROM wilde omwille van het milieu een zo ‘ruim’ mogelijke definitie van verontreinigde grond. De Belastingdienst vanwege de Wbm-heffing een zo ‘eng’ mogelijke omschrijving. Immers, hoe minder niet-reinigbaarheidsverklaringen, des te minder vrijstelling op heffingen, hoe meer belastinginkomsten. „Als bij de rijksoverheid al zoveel onduide-
lijkheid heerst, hoe moest het Service Centrum Grond het dan weten?”, vroeg de verdediging zich retorisch af. Om die reden eisten de aanklagers inzage in notulen van ambtelijk overleg waaruit de frictie tussen beide ministeries zou blijken. Bestuurlijke context De rechtbank stemde in met het horen voor de rechter-commissaris van meer getuigen en deskundigen. (Voormalige) VROM-medewerkers van de afdeling Bodem kunnen een uitnodiging verwachten. Het verzoek om ook de milieuhoogleraren Michiels en Heldring uit te nodigen vond de rechtbank te ver gaan. Wel zal bestuurskundige Ringeling voor de rechter-commissaris verschijnen. Hij oordeelt niet zo gunstig over de rol van de rijksoverheid en komt tot de conclusie dat de betrokken ministeries hebben gefaald bij het toezicht op verwerking van verontreinigde grond bij bodemsaneringen. Ringeling onderzocht eerder de Volendamse cafébrand. In dat onderzoek veegt de hoogleraar bestuurskunde de vloer aan met de plaatselijke politieke cultuur. Minister Pronk van VROM heeft de Tweede Kamer een ‘sorry-brief’ gestuurd, waarin hij en staatssecretaris Bos van het ministerie van Financiën toegeven dat het toezicht op SCG onvoldoende was. SCG heeft voorafgaand aan de rechtzaak in een persbericht laten weten blij te zijn dat de rechtbank nu gaat oordelen over de grondaffaire. (foto: NFP Photography)
Afstudeerscripties uit de kast UTRECHT - Na maandenlang werken aan een scriptie verdwijnt deze vaak in de kast. De Vereniging voor Milieurecht (VMR) wil interessante, vernieuwende of in de praktijk bruikbare scripties met als onderwerp milieurecht weer onder de aandacht brengen. Wie zijn scriptie inzendt, kan meedingen naar de VMR-milieuscriptieprijs. Ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan reikt de Vereniging voor Milieurecht in september 2002 een prijs uit voor de beste scriptie over een milieurechtelijk onderwerp. De winnaar van de scriptieprijs wordt beloond met een bedrag van € 850,-. Voor inzending komen in aanmerking afstudeerscripties op het terrein van het milieurecht. Deze scripties moeten in de periode van 1 juni 2000 tot en met 31 mei
2002 met een voldoende zijn beoordeeld aan een Nederlandse universiteit, hogeschool of bestuursacademie. De inzendingen moeten geschreven zijn in het Nederlands, Engels, Frans of Duits. De jury bestaat uit bestuursleden van de VMR, afkomstig uit de diverse geledingen van de VMR (overheid, advocatuur, wetenschap, milieubeweging, bedrijfsleven, adviesbureaus). De uitreiking vindt plaats in september
2002 op de jubileumvergadering van de VMR in Naturalis te Leiden. Inzendingen dienen uiterlijk 31 mei 2002 in het bezit te zijn van de Jury van de VMR-milieuscriptieprijs, p/a Donkerstraat 17, 3511 KB Utrecht. Nadere inlichtingen: VMR-verenigingsbureau, p/a Donkerstraat 17, 3511 KB Utrecht. tel. 030-231 22 21, e-mail:
[email protected]. De tekst van het reglement en de precieze eisen waaraan de inzending moet voldoen, zijn te vinden op de VMR-website: www.milieurecht.net.
Na hoger beroep alsnog straf in Duplo-zaak ARNHEM - Het is alweer zes jaar geleden dat het onderzoek in de Duplo-zaak (Duits plastic restafval) werd afgerond. In december 1998 legde de Rotterdamse rechtbank de twee verdachten gevangenisstraffen op van anderhalf jaar. Na een hogerberoepsprocedure van ruim drie jaar werden zij onlangs wederom veroordeeld. Het gerechtshof in Arnhem vonniste 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden onvoorwaardelijk en een geldboete van ƒ25.000,-. De verdachten in de Duplo-zaak stonden terecht voor het illegaal invoeren van plastic restafval uit Duitsland, de opslag ervan op diverse plaatsen in Nederland en de uiteindelijke uitvoer naar ondermeer Hong Kong en Indonesië. Daar werd een klein deel van het materiaal verwerkt, 70 à 80 procent werd gedumpt. De rechtbank wachtte in 1998 op uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Dit internationale rechtsorgaan boog zich destijds over de kwestie van de oranje en de groene lijsten en bepaalde uiteindelijk dat plastic restafval, waaronder huishoudelijk afval met meer dan tien procent niet-kunststoffen, thuishoort op de oranje lijst. Er kon dus niet worden volstaan met hantering van de ’soepele’ richtlijnen die gelden voor de groene lijst. Die beslissing was bepalend voor de straf die de rechtbank in Rotterdam eind 1998 oplegde. Bijzonder aan de Duplo-zaak is niet alleen de uitspraak na zo lange tijd, maar ook de bestuurlijke nazorg. Een groot aantal zeecontainers met afval moest worden teruggehaald. Nederland en Duitsland deelden de kosten voor vernietiging van het materiaal, in totaal zo’n 6 miljoen gulden. Nadere inlichtingen: Ronald van der Vegt, VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst, tel. 079-3716651.
ROTTERDAM - Het Bodembureau van de afdeling Gemeentewerken in Rotterdam plaatst informatie over bodemonderzoeken sinds kort op internet. Op een speciale website kan op straatnaam, postcode of via een plattegrond gezocht worden naar de bodemsituatie van percelen. Online is zo na te gaan welke bodemonderzoeken in een bepaalde straat zijn uitgevoerd en welke besluiten er in het verleden over de grond zijn genomen. De rapporten van de onderzoeken zijn zelfs te downloaden, een service die verder gaat dan de bestaande digitale ‘grondbanken’ van Utrecht en Den Haag. De digitale bodeminformatie omvat informatie vanaf 1998. Dit jaar zullen ook alle onderzoeken en besluiten tussen 1990 en 1997 worden ingevoerd. Het streven is bovendien om de informatie per huisnummer op te slaan en weer te geven. Nu is de informatie per straat gerangschikt. Naast de zoekfunctie biedt de bodemsite informatie over meldingsformulieren, beleidsnota’s en bodemsaneringen. Nadere inlichtingen: Arjen van Vliet, afdeling Milieubeleid Rotterdam, tel. 010-4896117, www.bodeminformatie.rotterdam.nl
HandHaving 2002 / 2
Bodems van Rotterdam nu online
23
Omgestickerd vuurwerk in beslag genomen WADDINXVEEN - In het politiedistrict Gouwe IJssel (dertien gemeenten in de zuidelijke punt van de regio Hollands Midden) heeft de plaatselijke politie met ondersteuning van het milieuteam in 2000 en 2001 twee vuurwerkonderzoeken uitgevoerd. Het eerste onderzoek ving aan bij de controle van een professioneel vuurwerkbedrijf met te veel voorraad. Ondanks een proces-verbaal en bestuurlijke handhaving door de milieudienst vond de politie bij een hercontrole in september 2000 nog steeds te veel vuurwerk. De directeur van het bedrijf deelde mee door de ramp in Enschede het teveel aan opslag niet in Nederland kwijt te kunnen.
HandHaving 2002 / 2
De eigenaar wilde blijkbaar meer op voorraad hebben dan op grond van zijn vergunning was toegestaan. Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat het vuurwerk was omgestickerd naar een lichtere classificatie. Door de herclassificatie van klasse 1.3G naar klasse 1.4G klopten ook de vervoersdocumenten niet. Na overleg met de officier van justitie in Den Haag werd de hele partij vuurwerk (ruim 6000 kg) in beslag genomen. Doorzoekingen van de woning van de directeur en twee opslagplaatsen van het bedrijf leverde nog meer op. De directeur en een werknemer werden aangehouden en in verzekering gesteld. Op het campingterrein waar de woning van de directeur was gevestigd werd nog eens 3000 kg vuurwerk aangetroffen. Voor deze opslag ontbrak een vergunning. Hier werd ook het bewijsmateriaal gevonden van het ‘omstickeren’. Verder werden vuurwapens, administratie, gsm’s, computers
24
en faxen in beslag genomen. De man kreeg een geldboete van ƒ50.000,-. De politie werd bij dit onderzoek ondersteund door de Rijksverkeersinspectie. Handreiking De bevindingen van de politie Gouwe IJssel bevestigen de uitkomsten van een onderzoek van de VROM-Inspectie. Na de vuurwerkramp in Enschede heeft de inspectie onderzoek gedaan naar de juistheid van de classificatie van professioneel vuurwerk. Het onderzoek toonde aan dat vuurwerk in Nederland structureel lichter wordt geclassificeerd. Veelvuldig controleren van voorraden blijft daarom noodzakelijk. De Handreiking controle classificatie professioneel vuurwerk is een achtergronddocument bij dat soort controles. Een belangrijk onderdeel is een lijst met standaardclassificaties waarmee op relatief eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of het
vuurwerk op de juiste manier is ingedeeld. Tip Het tweede onderzoek van de politie Gouwe IJssel startte in december 2001 naar aanleiding van een tip. Twee verdachten werden aangehouden en 375 kg professioneel vuurwerk - zoals mortierbommen, lawinepijlen, strijkers en flowerbeds werd in beslag genomen. De voorlopige hechtenis van de verdachten verijdelde de levering van Chinese rollen. Ook werden imitatie-vuurwapens en munitie gevonden. Een en ander leidde tot een omvangrijk proces-verbaal waarmee zeer waarschijnlijk de handel in professioneel vuurwerk kan worden bewezen. Zeecontainer De afgelopen jaarwisseling werd voor het laatst opgetreden volgens het oude Vuurwerkbesluit. Begin december 2001 had de politie West-Brabant al ruim zeventien ton illegaal vuurwerk in beslag genomen. Spontane meldingen op het PolitieMilieuNet leverden eind februari 20.000 kg op. De voorraad te vernietigen vuurwerk bij de Dienst der Domeinen in Herkenbosch bedroeg toen 100 ton. De politie moet zelf ook oppassen met illegaal vuurwerk. Tweede-Kamerlid Marijke Augusteijn (D66) informeerde tijdens een algemeen overleg milieuwethandhaving naar opslag van in beslag genomen vuurwerk in een zeecontainer bij een politiekantoor. Zeecontainers mogen niet, was het antwoord van de minister van VROM. Voor de politie gelden in het nieuwe Besluit wel uitzonderingen voor afstand en inrichtingseisen. Maar de opslag mag niet langer duren dan 3x24 uur. Daarna moet het knalgoed in een goedgekeurde UN-verpakking worden afgevoerd naar Domeinen. Nadere inlichtingen: Henri Madern, district Gouwe IJssel, tel. 0182-389500, fax 0182-642665. Het rapport Handreiking controle classificatie professioneel vuurwerk (VROM 17068/185) is te bestellen bij Distributiecentrum VROM, Postbus 2727, 3430 GC Nieuwegein, tel. 0900-8052, fax 0900-2018052.
De afgelopen jaarwisseling gold het oude Vuurwerkbesluit. Voortaan wordt opgetreden volgens het ‘na Enschede’ Vuurwerkbesluit. (foto Henriëtte Guest)
Schikkingen voor rommelen met methylbromide ZOETERMEER/DEN BOSCH - Bij een controle van het logboek bleek er ruim 536 kg methylbromide 100 zoek. De speurtocht naar die verdwenen voorraad door de Politie Midden- en West-Brabant en de VROM-Inlichtingen en Opsporingsdienst (voorheen MIOT) leidde tot een reeks verboden gassingen. Het betrokken ongediertebestrijdingbedrijf accepteerde een schikking van het Openbaar Ministerie van ƒ60.000,-. Ook de afnemers mogen betalen. Het betrokken bedrijf uit Brabant was op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet verplicht in een logboek bij te houden, waar, wanneer en hoeveel van het milieugevaarlijke methylbromide 100 is gebruikt. Het bedrijf gebruikte dit bestrijdingsmiddel voor het gassen van exportproducten. Toen bij een periodieke controle van het logboek bleek dat er 536,7 kg methylbromide 100 niet kon worden verantwoord, werd de Arbeidsinspectie ingeschakeld. Alle gassingen moeten worden gemeld bij de Arbeidsinspectie en bij een vergelijk tussen deze meldingen en het logboek kwam een deel van de voorraad boven tafel. Door dubbele vermeldingen en slordigheden bleek het logboek niet juist bijgehouden. Er was echter nog wel ruim 206 kg ‘zoek’. Dosering Tijdens het onderzoek ontstond het idee dat er gassingen waren uitgevoerd op producten die volgens het wettelijke gebruiksvoorschrift niet met dit bestrijdingsmiddel behandeld mogen worden. Voor het Openbaar Ministerie was dat vermoeden voldoende aanleiding een strafrechtelijk onderzoek te starten. Het toenmalige Milieu Inlichtingen- en Opsporingsteam (MIOT) van VROM en de politie Middenen West-Brabant moesten daarbij nagaan of er gassingen waren uitgevoerd op
producten die niet gegast mogen worden of dat er sprake was van illegale handel in methylbromide. Uiteraard werd ook gekeken of de mogelijk illegale activiteiten een gevaar waren voor volksgezondheid of milieu. Bij een huiszoeking bleek uit de administratie dat er meermalen gassingen waren uitgevoerd op producten die alleen gegast mogen als ze bestemd zijn voor de export. Bij exportproducten moet op het exportbewijs de gebruikte dosering bestrijdingsmiddel worden vermeld. Die dosering moet ook nog eens overeenstemmen met de regelgeving van het land van import. Specerijen Het bewijs van export ontbrak en daarom besloot officier van justitie Mart de Bruijn van de rechtbank Den Bosch documenten in beslag te namen van vier bedrijven waarvan producten waren gegast. Het ging om het gassen van droogbloemen, koffie en specerijen. De droogbloemen bleken niet te zijn geëxporteerd. Bij de koffie kon worden vastgesteld dat een deel in Nederland bleef en een deel naar EUlanden ging die géén behandeling met bestrijdingsmiddelen voorschrijven of toestaan. Voor de meeste partijen specerijen gold dit ook. Opmerkelijk was dat een deel van de producten ruim een jaar na de
gassing nog in de Rotterdamse haven lag opgeslagen omdat de uiteindelijke bestemming nog niet was bepaald... In het onderzoek bleek niet dat het Brabantse bedrijf illegaal methylbromide heeft doorverkocht. Het ongediertebestrijdingbedrijf werd door de rechtbank in Den Bosch ten laste gelegd de gebruikvoorschriften voor methylbromide opzettelijk te hebben overtreden, dat er gefraudeerd is met exportdocumenten, dat het logboek niet correct is bijgehouden en dat gassingen niet zijn gemeld. De vier opdrachtgevers werd medeplichtigheid aan de verboden gassingen verweten. Drie daarvan werd ook het vervalsen van exportdocumenten ten laste gelegd. Drie van de vier opdrachtgevers zijn met het OM een schikking overeen gekomen van in totaal ƒ41.000,-. Eén eigenaar van gegaste producten accepteert het schikkingsvoorstel van ƒ14.000,- niet en zal binnenkort voor de balie van de economische politierechter moeten verschijnen. De BV die de gassingen heeft uitgevoerd is met het OM een schikking overeen gekomen van ƒ60.000,-. De manager bedrijfshygiëne van deze onderneming kreeg een voorwaardelijk sepot opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Het bedrijf heeft aan het OM laten weten geen gassingswerkzaamheden meer uit te willen voeren. Nadere inlichtingen: Peter de Vries, VROM-Inspectie Zuid-West, tel. 070-3985811; Officier van justitie Mart de Bruijn, rechtbank Den Bosch, tel. 073-6202040.
GRONINGEN - De afdeling vergunningverlening, handhaving en onderzoek van de Milieudienst is sinds 14 februari ISO 9001-gecertificeerd. Deze gemeentelijke milieudienst is een van de weinigen die een ISO-kwaliteitsborging heeft ingesteld voor het verlenen van vergunningen en handhaving op basis van de Wet milieubeheer. Doel van het kwaliteitssysteem is de betrouwbaarheid van de dienstverlening en handhaving te waarborgen. De gemeentelijke afdeling werkt nu volgens een handboek waarin de werkprocedures staan beschreven. Ook zijn de
functies, taken, verantwoordelijkheden van medewerkers, klachtenbehandeling en werkinstructies vastgelegd. Het afgegeven certificaat loopt tot 1 oktober 2004. De komende jaren voert KPMG minstens een keer per jaar een hercontrole uit. Nadere inlichtingen: Milieudienst gemeente Groningen, tel. 050-3671223.
HandHaving 2002 / 2
ISO voor Groningen
25
Bouwbesluit
VROM-Inspectie kijkt nu
Harrie de Vogel: „Gemeenten eens per vier jaar controleren.” (foto: Henriëtte Guest)
HandHaving 2002 / 2
Met het in werking treden van het vereenvoudigde Bouwbesluit per 1 juli, krijgt het tweedelijnstoezicht op de bouw en verbouw van niet-woningen ook inhoud. Uitbreiding van dit toezicht zat al jaren in de pen. Knopen worden doorgehakt na de caféramp in Volendam. De (nieuwe) VROM-Inspectie controleert in hoeverre gemeenten dit deel van het Bouwbesluit naar behoren uitvoeren.
26
Officieel is de VROM-Inspectie sinds 1 januari jl. belast met het tweedelijnstoezicht op de vergunningverlening van nietwoningen. Dat toezicht zal logischerwijs pas actief worden uitgeoefend als de nieuwe normen in het Bouwbesluit in werking treden. De geplande ingangsdatum is 1 juli 2002, al zal dan niet het hele Besluit gelden. De verhoging van de minimum plafondhoogte van 240 naar 260 cm en de deurhoogte van 210 naar 230 cm vergen aanpassing van honderden woningbouwplannen en daarom zijn deze onderdelen uitgesteld tot 1 januari 2003. De VROM-Inspectie (voorheen Inspectie Volkshuisvesting) controleert het functioneren van het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht sinds 1996, maar dat toezicht was beperkt tot woningbouw. „Sinds 1996 is ook gesproken over uitbreiding van dit toezicht tot alle bouwwerken, variërend van fabrieken tot bruggen, maar de prioriteit lag eerst bij woningbouw”, vertelt Harrie de Vogel, inspectie-beleidscoördinator voor handhaving en bouwregelgeving bij de VROM-Inspectie. Hij heeft
met een aantal collega’s de uitbreiding van het takenpakket van de Inspectie voorbereid. Gebruiksfucties Uitbreiding van het tweedelijnstoezicht tot niet-woningen vergde enige tijd omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de prestatie te beoordelen. Voor woningen waren de bouweisen exact omschreven, voor andere bouwwerken was er veel minder in detail vastgelegd. De Vogel: „Voor niet-woningen zijn nu ook zogenoemde prestatie-eisen vastgelegd in het Bouwbesluit. Daardoor kunnen gemeenten bouwaanvragen nauwkeuriger toetsen aan de landelijke regels.” Daarnaast zijn de eisen voor utiliteitsbouw meteen aangepast aan de nieuwe systematiek van het Bouwbesluit. De Vogel: „Het Bouwbesluit is inzichtelijker geworden. De voorlichtingsbrochure daarover heeft dan ook als ondertitel: ‘Anders, maar wel eenvoudiger’.” Vroeger werden alle technische voorschriften per type bouwwerk weergegeven. Dan
moest je soms flink zoeken naar bijvoorbeeld de isolatievoorschriften van een bepaald ’onderdeel’ van het gebouw. Het toekomstige Bouwbesluit gaat uit de van de voorschriften en niet van de gebouwen. Elk voorschrift, bijvoorbeeld waterleiding, is gekoppeld aan het gebruik van een gebouw. Er zijn twaalf gebruiksfuncties – variërend van wonen tot sporten – benoemd. Vier jaar Tijdens het formuleren van de prestatienormen voor de bouw van niet-woningen, toonde de caféramp in Volendam nog eens aan dat er geen enkele instantie is die gemeenten controleert als het gaat om bouw, verbouw en controle van bedrijven. De commissie-Alders onderzocht de ramp en adviseerde ook tweedelijnstoezicht in te stellen op niet-woningen. Alders concludeerde tevens dat de bouwregels niet gewijzigd hoefden te worden, maar dat de controle en het toezicht op de uitvoering van die gemeentelijke regels wel beter kon. De aanbevelingen van Alders hielpen waarschijnlijk ook een langdurig politiek debat te voorkomen. Kamerbreed werd staatssecretaris Remkes’ voorstel voor tweedelijnstoezicht gesteund: de VROMInspectie kreeg voor uitbreiding en intensivering van het tweedelijnstoezicht
ook naar niet-woningen
29 arbeidsplaatsen extra toebedeeld. De Vogel: „Het is de bedoeling dat we gemeenten gemiddeld eens per vier jaar controleren.” Dat gemiddelde was eens in de vijf jaar, maar dan zonder een controle op het bouwtoezicht op niet-woningen. De periode van maximaal vier jaar is noodzakelijk omdat gemeenteraden ook om de vier jaar worden gekozen. De Vogel: „Zo krijgt ieder college van B&W en de gemeenteraad in de eigen regeerperiode een inspectierapport.” De inspectierapportages over het Bouwbesluit zijn openbaar en worden na een gesprek met het gemeentebestuur toegezonden aan de gemeenteraad. Onafhankelijk De Vogel zegt dat woningen en nietwoningen voortaan in één inspectie worden meegenomen. ‘We komen één keer langs en controleren het bouw- en woningtoezicht van een gemeente in de volle breedte.’ De taakuitbreiding is niet eenvoudig, verduidelijkt De Vogel. „Je praat soms over ziekenhuizen, enorme bedrijfscomplexen. Wij hebben ook weleens tegen elkaar gezegd: moeten we straks de Erasmusbrug technisch controleren? Ja, dat moet dus als je een gemeente controleert die toevallig net zo’n groot bouwwerk onder handen
heeft gehad en het betreffende dossier in de steekproef valt.” De Inspectie Volkshuisvesting besteedde het technische gedeelte en controle op de bouwplaats vaak uit aan een gespecialiseerd bedrijf en dat zal voorlopig ook gebeuren met de nieuwe taak. „De eigen mensen beoordelen de beleidsmatige kant, waaronder dossieronderzoek. Tevens is budget beschikbaar gesteld voor het extern uitvoeren van de technische controle, uiteraard onder verantwoordelijkheid van de Inspectie.” De VROM-Inspectie wil het technische werk echter meer en meer zelf gaan doen. „Als je alle kennis in huis hebt en je de complete controle door eigen mensen laat uitvoeren, ben je als handhaver onafhankelijker en daardoor geloofwaardiger”, aldus De Vogel. Compliment De controlemethodiek van de VROMInspectie is vorig jaar besproken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met vertegenwoordiger van 26 grotere gemeenten en de Vereniging Stadswerk Nederland. Naar aanleiding daarvan is afgesproken dat de beoordeling van de Inspectie uitsluitend betrekking zal hebben op onderdelen met een wettelijke verplichting. De Vogel: „We keken bij de wonin-
gen bijvoorbeeld ook naar de administratieve organisatie. Dat blijven we doen, maar onze visie daarop telt niet mee bij de eindbeoordeling. Onze mening daarover wordt uitsluitend gegeven als een advies of als compliment.” Het is bekend dat het bouw- en woningtoezicht door gemeenten onder de maat is. De VROM-Inspectie heeft in 1996, 1999 en 2000 onderzoek gedaan naar de handhaving van het Bouwbesluit en daaruit bleek dat onder andere de behandeling van sloopmeldingen, de asbesttoets en toezicht tijdens de bouw de toets der kritiek niet konden doorstaan. De Vogel erkent dat gemeenten onvoldoende presteren, maar hij ervaart wel een verbetering sinds VNG en VROM een ‘bijscholing’ Bouwbesluit hebben gestart. In een actieprogramma worden medewerkers bouw- en woningtoezicht wegwijs gemaakt in het nieuwe Bouwbesluit en er is een praktische handreiking geschreven. Nadere inlichtingen: Alex van de Ven, DG Wonen, Den Haag, tel. 06-17248255; Harrie de Vogel, tel. 06-15093690. www.vrom.nl heeft een aparte module met de regels van het nieuwe Bouwbesluit.
HandHaving 2002 / 2
Het parkeerdak in Tiel toen het nog intact was. De VROM-Inspectie gaat dit jaar het gemeentelijk vergunningenbeleid voor nietwoningen controleren. (foto: ANP)
27
Rendement
OM en Inspectie oefenen in strategisch speuren Samenwerking in de vorm van structureel overleg tussen politie, Openbaar Ministerie en VROM-Inspectie blijkt goed uit te pakken voor handhavingsacties in de regio Gelderland. Vooral het tijdig kiezen tussen bestuurlijke of strafrechtelijke afdoening maakt de kans op succes groter. „Het gaat niet alleen om het pakken van een dader.” Opsporingscoördinator Dick Nijhof, afdelingshoofd Afval en opsporing Chris Dijkens van de VROM-Inspectie en de Arnhems Milieu-officier van Justitie Marriët de Weert zijn het roerend met elkaar eens: hun samenwerking en het overleg met de politie blijken van grote waarde voor de milieuonderzoeken die ze draaien in oostelijk Nederland. Ze komen elkaar al jaren tegen in die regio, kennen elkaars mogelijkheden en voelen daarom nog maar weinig schroom om elkaar in zaken te raadplegen. Zowel bij de geplande standaardoverleggen als telefonisch. Dijkens legt uit hoe het samenspel tussen deze Inspectie en de politie is veranderd: „In de periode tot 1990 deed VROM vooral ondersteunend werk voor de politie om deze zelfstandig het onderzoek te laten doen. En waar destijds een hele meute van Inspecteurs mee gingen bij een bedrijfsinval om in alle hoeken en gaten naar alle mogelijke milieudelicten te speuren, wordt nu veel gerichter opgespoord. Vroeger was het een schot hagel, nu proberen we een straf-
baar bedrijf in het hart te raken.” Nijhof vult aan: „Met minder inspanning en minder mensen meer rendement te halen.” Dat brengt het gesprek op wat een goede definitie van ‘rendement’ is. Een stilte valt. Dijkens vervolgt: „Voor de politie was er vroeger geen rendement als de crimineel niet gestraft werd, bijvoorbeeld omdat de bewijslast ontoereikend was. Maar naast een strafrechtelijke afdoening, is het stoppen van een foute lozing natuurlijk ook belangrijk. Dat spaart het milieu. En een scherpe knelpuntenanalyse van wet- en regelgeving betekent ook winst, net zoals een bestuurlijke rapportage die op lacunes in de handhaving wijst.” Strategisch Milieu-officier De Weert valt hem bij: „Voorheen werd alleen ingezet op de strafrechtelijke afdoening. Maar bij milieuzaken is het natuurlijk net zo goed belangrijk dat het toebrengen van milieuschade ophoudt of wordt voorkomen en dat eventuele gebreken worden hersteld.”
Nijhof erkent dat het niet eenvoudig is om handhavers te overtuigen van het feit dat de oorlog niet verloren is als een dader niet wordt gepakt. „Dat heb je niet zomaar tussen de oren, terwijl sommige van onze onderzoeken ook worden gedaan om na te gaan waar de lacunes zitten. Het resultaat kan ook zijn dat we lokale bestuurders aan de jas moeten trekken dat ze beter moeten handhaven of dat we gaten kunnen schieten in de regelgeving. Juist in het overleg met OM en politie proberen we de onderzoeken strategisch in te schatten.” De Weert: „Wij werken al vrij lang in de milieusector. Die samenwerking is geleidelijk gegroeid. De kwaliteit van onze onderzoeken zorgt dat ook de politie ze serieus neemt. Dat is zeker belangrijk voor de jaarlijkse capaciteitsplanning bij de politie. Die heeft bijvoorbeeld ook met dringende zedendelicten te maken en wil dus geen tijd en menskracht verspillen aan zaken die niks opleveren. Als er geen sprake is van harde feiten, komt er zelfs geen strafrechtelijk onderzoek meer. Dan zeggen we bijvoorbeeld hooguit tegen het bevoegd gezag ‘doe eens wat je had moeten doen!’, en laten het daarbij. Want ook bij ons heeft de samenwerking tot een verandering geleid.”
HandHaving 2002 / 2
Nijhof, Dijkens en De Weert: „Ik kan me van vorig jaar geen enkel onderzoek herinneren dat niets heeft opgeleverd.” (foto: Ben Balster)
28
Dijkens tekent op een lesbord drie rechthoeken aan elkaar vast en staand op dezelfde basislijn, die van links naar rechts sterk in grootte aflopen. Het eerste en grootste blok stelt het totaal aan strafbare feiten voor dat bij een onderzoek onderzocht kan worden. Het middelste omvat de strafbare feiten die de officier van justitie interessant acht. Het derde en kleinste blok behelst het relatief geringe aantal feiten waarover uiteindelijk de rechter oordeelt. „Officieren van justitie en rechters zijn drukbezet”, legt de inspectieman uit. „Het heeft geen zin heeft om alle mogelijke feiten door politie en Inspectie te laten onderzoeken, want de officier gebruikt daarvan toch maar enkele voor het requisitoir. Daarom is het ook efficiënt dat de officier - die de formele leiding over het onderzoek heeft - bij de voorbereiding aanwezig is en meteen al aangeeft met welke eventuele overtredingen waarschijnlijk toch niets gedaan wordt, zodat daar niet naar gezocht hoeft te worden. Het maximale rendement heb je hier natuurlijk als je uitsluitend achter die feiten aan gaat die de rechter in beschouwing
neemt.” Door niet alleen op het strafrechtelijke doel te letten, maar ook systematisch andere overtredingen of fouten na te gaan, kunnen natuurlijk wel successen worden geboekt. „Bijvoorbeeld het stoppen van een milieuvervuiling.” Rendementsnotitie Na elk onderzoek wordt een rendementsnotitie geschreven. Nijhof: „Ik kan me van vorig jaar geen enkel onderzoek herinneren dat niets heeft opgeleverd.” Collega Dijkens noemt een ‘onverwachte asbestzaak’: een bedrijf dat een oud pand had laten slopen en waar de gemeentelijke toezichthouder argwaan kreeg. „Ondanks dat de vergunningen in orde waren en het een gecertificeerd sloopbedrijf was geweest, kreeg de toezichthouder twijfels over schilfers en brokken tussen het puin en op de grond.” De gemeente verwittigde het OM en die schakelde de VROMInspectie in. „We gingen kijken: het wemelde van het asbest. Toen was het een een-tweetje met de politie, en binnen een dag hadden we een werkplan: het terrein werd afgezet en afgedekt met zeil en de
ACP
MILIEU
Opleiding & Advies
omwonenden werden meteen geïnformeerd.” De gemeente bedankte achteraf voor het snelle handelen en het indammen van de gezondheidsrisico’s. Dezelfde dag werden invallen gedaan bij de betrokken exploitant van het bouwterrein, het laboratorium dat grondmonsters had getest en het sloopbedrijf. De Weert: „De Wet op de economische delicten biedt de mogelijkheid om stante pede langs te gaan en te vragen om papieren. Daarna is het nog slechts een organisatie- en capaciteitsprobleem om overal tegelijk te zijn.” Nijhof: „We hebben in dit geval geen strafzaak, maar wel is adequaat opgetreden inzake veiligheid en milieu.” De Weert: „Maar die strafzaak kan nog komen.” Nadere inlichtingen: Dick Nijhof, Chris Dijkens, VROM-Inspectie-Oost, tel. 026-3528400. Arrondissementsparket Arnhem, milieuofficier van justitie Marriët de Weert, tel. 026-3592000.
Op korte termijn hebben wij vacatures voor: A.0.1 technisch medewerker vergunningen/handhaving (HBO)
Functie-eisen: Een op de functie toegesneden opleidingsniveau, bij voorkeur met specialisatie milieukunde; minimaal 3 jaar werkervaring op het desbetreffende vakgebied, zelfstandigheid, resultaat- en klantgerichte houding, goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingvaardigheid en ervaring met geautomatiseerde gegevensverwerking. Wat bieden wij? Wij bieden een zelfstandige, flexibele baan met uitstekende arbeidsvoorwaarden. Hoe solliciteren? Reacties met motivatie en CV per brief uiterlijk op 10 dagen na verschijningsdatum, onder vermelding van het vacaturenummer, richten aan de heer ing. M.J.S. Carboex, postbus 8162, 3503 RD Utrecht.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met : - functie A.0.1: MC2 Milieu Consultancy, de heer Carboex, tel.06 53716561 - functie A.0.2: Mibacu, de heer Leeman, tel. 030 601 1893 - functie A.0.3: ACP-Milieu, de heer Prins, tel. 06 48108704
- behandelen van vergunningaanvragen en meldingen in het kader van de Wet milieubeheer - uitvoeren van integrale bedrijfscontroles op naleving van milieuvoorschriften - adviseren van bedrijven over (afval)preventie en energiebesparing in het kader van verruimde reikwijdte.
A.0.2 technisch medewerker handhaving (HBO) - uitvoeren van periodieke controles bij bedrijven die vallen onder de vergunningsplicht / AmvB - uitvoeren van hercontroles in het geval overtredingen zijn geconstateerd - adviseren van bedrijven over (afval)preventie en energiebesparing in het kader van verruimde reikwijdte.
A.0.3 bodemmedewerker (HBO) - begeleiden en beoordelen van verkennende en nadere bodemonderzoeken. - verrichten van vooronderzoeken en screening van historisch informatie - afhandeling van meldingen en handhaving in het kader van het Bouwstoffenbesluit - ervaring met gebruik van bodeminformatiesystemen is gewenst
HandHaving 2002 / 2
MC2 Milieu Consultancy, Mibacu en ACP-Milieu zijn drie onafhankelijke milieuadviesbureaus met ieder hun eigen specialisatie. Op het gebied van dienstverlening voor de overheid zijn wij samenwerking aangegaan.
29
Afval
Adempauze en verruimi Vier maanden later en minder stringent. Het ministerie van VROM heeft de teugels laten vieren bij de introductie van de Europese afvalstoffenlijst Eural. De lijst geldt nu vanaf 1 mei. De Eural vervangt het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen (BAGA). Sommige provincies worstelen toch met de omschakeling. De provincies trokken eind vorig jaar bij VROM aan de bel: invoering van de Eural per 1 januari 2002 was praktisch gezien onmogelijk: de noodzakelijke aanpassingen van de vergunningen zouden niet op tijd klaar zijn. Minister Pronk verleende uitstel tot 1 mei en verruimde bovendien het overgangsrecht. Gerard Bouman, voorzitter van het IPOvakberaad afval en hoofd afdeling Afval bij de provincie Gelderland, zegt dat veel provincies zich overrompeld voelden, ondanks het uitstel. Toch wil hij er, als voorzitter van het IPO-vakberaad, geen woorden meer aan vuil maken. „We blijven niet klagen.”
HandHaving 2002 / 2
Uniform Het ruimere overgangsrecht geeft ook lucht: de ambtshalve vergunningaanpassingen die de Eural in veel gevallen eist, hoeven niet al op 1 mei klaar te liggen. Het volstaat om alle betrokken bedrijven op de hoogte te stellen van de wijzigingen die eraan komen. Dat gaat de meeste provincies waarschijnlijk wel lukken voor 1 mei as. Voor het definitief aanpassen hebben ze vervolgens de tijd tot 1 januari 2003. Eigenlijk dus een jaar uitstel.
30
Dit uitstel lijkt niet te resulteren in een uniforme uitvoering. Er zijn provincies die zelf de vergunningen tegen het licht houden, er zijn er die het uitbesteden. Een heel eigen aanpak heeft de provincie Limburg. De stapel met 242 afvalstoffenvergunningen is voor de provincie eenvoudig te hoog om op tijd door te nemen. „Menskracht ontbreekt. Vandaar dat we bedrijven willen vragen dat zelf te bekijken”, zegt clustercoördinator afvalstoffen Geer Broen. „We gaan er vanuit dat wanneer de Eural gevolgen heeft voor de vergunning, bedrijven voldoende inzicht hebben om aan te geven dat zij daaronder vallen.” Wel maakt Broen zich zorgen over industriële bedrijven. „Neem een betonbedrijf dat vliegas gebruikt. Nu is dat nog een normale grondstof, maar na 1 mei is het afval. Zo’n bedrijf valt nu nog buiten ons bestand.” Ambtshalve De vier maanden respijt geven onvoldoende soelaas wanneer blijkt dat een bedrijf een nieuwe vergunning nodig heeft. Dat kan het geval zijn als de onderneming nieuwe voorzieningen moet treffen vanwege de Eural. Van de ruim 200 vergunningen die DCMR
heeft bekeken moet minstens de helft worden aangepast, schat beleidsmedewerker Marcia Wolthuis. „Onze bedoeling is alles via ambtshalve wijzigingen te regelen. Voor 1 mei een ontvankelijke aanvraag binnen hebben, dat redden we niet.” Peter Korvers, juridisch bestuurlijk medewerker van de provincie Brabant verwacht dat er maar een enkel bedrijf opeens extra voorzieningen moet treffen en dus een nieuwe vergunning moet aanvragen. „Teerhoudend asfalt is bijvoorbeeld vanaf 1 mei gevaarlijk afval, maar dat wordt nu ook al goed opgeslage”, relativeert hij. Hoewel er nog maanden zijn te gaan, vrezen diverse vergunningverleners de omvang van de Eural-klus. Ben Hendriks, Eural-specialist van de provincie NoordHolland, voorspelt problemen bij het publiceren en administreren van alle wijzigingen. Bouman maakt zich vooral druk om de inhoud. „Het is niet simpelweg het ene woordje door het andere vervangen”, waarschuwt hij. „In Gelderland gaat het om honderden vergunningen, die elk al gauw een paar uur werk vragen.” Ook afval van autodemontagebedrijven, zoals smeer-, transmissie- en hydraulische olie, staat op de Eural-lijst.
ng voor Eural
Repareren Keerzijde van de Europese medaille is dat sommige bedrijven meer mogelijkheden krijgen dan tot dusver is toegestaan. Een voorbeeld uit de regio Rijnmond: grond die fors verontreinigd is met zware metalen moet nu nog worden gestort op een C3deponie. Met de komst van de Eural krijgen ook sommige gewone stortplaatsen de mogelijkheid deze zwaar verontreinigde grond te storten. „Ons uitgangspunt is dat dit niet kan”, zegt Wolthuis van DCMR. „In zulke gevallen moet de overheid de voorzieningen opnieuw toetsen en daarvoor is een nieuwe aanvraag nodig. Wij willen zoveel mogelijk repareren. Zodat bedrijven na 1 mei kunnen blijven doen wat ze nu doen, maar ook niet meer dan dat.” Wolthuis verwacht „hier natuurlijk wel veel discussie over.” Volgens haar zijn er proOpslag van verfafval. Sommige provincies willen van de nood een deugd maken en naast de Eural-eisen allerlei conventanten opnemen in de nieuwe milieuvergunning.
vincies die invulling van de ruimere Euralnormen wél willen toestaan zonder nieuwe vergunningaanvraag. „Provincies zitten niet op één lijn. Dat wordt nog voer voor juristen”, voorspelt ze. Monsters Om van elkaars oplossingen te leren en de Eural-aanpak te stroomlijnen is begin februari voor het eerst een Eural-klankbordgroep bij elkaar gekomen. Voor het stroomlijnen circuleert een checklist, gemaakt door Hendriks. De checklist moet provincies helpen de vraag te beantwoorden of de Eural ongewenste wijzigingen in een vergunde situatie veroorzaakt en of er dus een nieuwe vergunning noodzakelijk is. Het blijft koffiedik kijken om alle gevolgen in te schatten. Hendriks: „Er is toch vrij veel onduidelijk.” Zo signaleert hij nog vragen rond een aantal verplichte analyses en moeten straks formeel van elke losse partij gevaarlijk afval monsters worden genomen. „Dat is niet mogelijk. Daar zal nog een praktische oplossing voor gevonden moeten worden.” De meeste handhavers zullen, in elk geval dit jaar, een afwachtende houding aanne-
men als ze op Eural-problemen stuiten, zo blijkt uit de woorden van Pieter Jan van Zanten. Hij is teamleider Handhaving in de provincie Overijssel en voorzitter van de IPO-werkgroep Handhaving. „Het overgangsrecht zal niet altijd uitkomst bieden. We verwachten tussen-wal-en-schipproblemen en zullen daarom niet direct optreden. Een praktische benadering is voorlopig geboden.” De provincies menen zich overigens al ingedekt te hebben als het niet lukt om alle vergunningen voor 1 januari 2003 aan de passen. Bouman: „Het IPO heeft VROM een brief gestuurd waarin staat dat provincies gezien de eisen niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor een eventueel te late invoer.” Nadere inlichtingen: Gérard Bouman, provincie Gelderland, tel. 026-3598374; Ben Hendriks, provincie Noord-Holland, tel. 023-5143782; Geer Broen, provincie Limburg, tel. 043-3897528; Pieter Jan van Zanten, provincie Overijssel, tel. 0384251479; Marcia Wolthuis, DCMR, tel. 0102468580.
HandHaving 2002 / 2
Wel wil deze provincie van de nood een deugd maken door waar mogelijk meteen een aantal andere nieuwe regelingen en convenanten op te nemen in de vergunningen.
31
Milieugedeputeerde
Zuid-Holland trekt voorz touwtjes aan Marcel Vissers, voorzitter van het Provinciaal Handhavingsoverleg, formuleert behoedzaam als het gaat over de bestuurlijke samenwerking: ‘commitment kweken en niet op elkaars stoel zitten’. De woordkeus van de handhavingsgedeputeerde is iets stelliger. Dan is het van ‘in de tang krijgen’ en ‘de touwtjes in handen hebben’.
HandHaving 2002 / 2
Eerst Vissers als voorzitter van het Provinciaal Handhavingsoverleg. ZuidHolland is ruim voorzien van handhavingspartners: negentig gemeenten en twintig andere (overheids)organen. In dit provinciebrede overleg worden afspraken gemaakt over gezamenlijke handhavingsprojecten, de daarbij te volgen handhavingstrategie en te behalen resultaten. Voorzichtig verwoordt de voorzitter de nuances. „In het overleg is vrij uitvoerig gesproken over de betekenis van provinciale dan wel provinciebrede samenwerking. Het is dus niet provinciaal in de zin van ‘des provincies’, wel provinciebreed.” Het doel van de bestuursovereenkomst is elkaar scherp houden. Maar bestuurlijk samenwerken is ook een proces van zorgvuldig regisseren, zegt Vissers. De nadruk blijft liggen op eigen verantwoordelijkheid en daarnaast voorwaarden creëren voor een goede uitvoering van de eigen taak. „Niet bij elkaar naar binnen gluren of op elkaars stoel gaan zitten. Daar heb je het tweedelijnstoezicht van de VROM-Inspectie voor. Probleembedrijf X in een gemeente blijft de verantwoording van die gemeente.”
32
Niet schromen Voorzitter Vissers zegt niet te schromen de handhavingspartners aan te spreken of zij wel de prioriteiten uit het gezamenlijke handhavingsprogramma volgen. „Het is natuurlijk geen vrijblijvend programma. Je kan elkaar daarop aanspreken. Als een van de handhavingspartners echter niet wil deelnemen in een project, dan kan de provincie ze niet tot samenwerking dwingen.” Een voorbeeld van succesvolle, regioover-stijgende samenwerking is het project toezicht op de aanleg van de Hoge Snelheidslijn, onder regie van de provincie. Touwtjes aantrekken Nu dan de gedeputeerde over het eigen, provinciale handhavingsbeleid. Vissers legt de lat hoog. Dat blijkt uit de bestuurlijke
pieken en dalen waar hij met enthousiasme over vertelt. „Het is een kwestie van je nek willen uitsteken, je kop durven stoten. Het is niet een spel van veel door vingers zien, daarvoor maak je geen afspraken.” Neem de asfaltcentrale in Alphen aan den Rijn. Aanvankelijk accepteerde de provincie een uitbreiding met een paralleltrommel voor recycling van asfalt via een melding 8.19 Wet milieubeheer. Omwonenden begonnen een procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die oordeelde dat voor de uitbreiding een vergunning nodig was. „Met die melding is de provincie in de fout gegaan”, erkent Vissers nu ruimhartig. „Maar vervolgens nam de Raad van State het ene opzienbarende besluit na het andere.” Zo vond de Raad van State dat eerst een hogere schoorsteenpijp moest worden geprobeerd. De gemeente weigerde daarvoor een bouwvergunning te verlenen. Het bedrijf ging weer in beroep. In die procedure zei de Raad van State dat de bouwvergunning terecht was geweigerd. Inmiddels is er een voor de provincie gunstige uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak. De asfaltcentrale verzocht het besluit tot stillegging van de paralleltrommel te schorsen. Dat verzoek is door de Raad van State afgewezen. „Gelukkig heb ik daarvoor niet het Openbaar Ministerie nodig gehad. Hieruit blijkt wel dat het zo vier, vijf jaar kost om zo’n situatie onder controle te krijgen.” Gedogen Niet alleen de gang van zaken rond de asfaltcentrale ontlokt Vissers een diepe zucht. Bestuurlijk handhaven om overtredingen te voorkomen wordt zo ondoenlijk, meent hij. Nog een voorbeeld. Begin jaren negentig diende DSM Gist in Delft als één van de eerste een verzoek voor een vergunning op hoofdlijnen in. Die vergunning werd vernietigd. „Dan heb je dus niets meer in
handen behalve sterk verouderde vergunningen. Dat maakt handhaven er niet eenvoudiger op.” In dat soort voorvallen, meent Vissers, is het niet verkeerd actief te gedogen. „Het beste medicijn is dan afspraken maken en er bovenop zitten. Actief gedogen werkt in zo’n geval beter dan verouderde vergunningen handhaven.” Linke soep Zuid-Holland heeft haar gedoogbeleid tegen het licht gehouden en aangescherpt. Uitgangspunt is nu gedoogvoorschriften nooit minder streng te laten zijn dan de voorschriften die in de milieuvergunning zouden hebben gestaan of komen te staan. Lukt dat niet dan mogen die activiteiten niet meer worden uitgevoerd. Vissers: „Gedoogsituaties ontstaan wanneer bedrijven wachten op verplaatsing. Dan willen zij geen investeringen meer doen en vragen een gedoogvergunning aan. Dat is linke soep. Voor je weet zegt het bedrijf: ‘het is toch een stuk goedkoper om op deze plek verder te gaan met een gedoogvergunning’.” Evenmin verleent ZuidHolland een gedoogvergunning voor bedrijfsprocessen die de veiligheid of het milieu bedreigen. „De milieuhygiënische situatie mag niet verslechteren. Daarnaast moet het bedrijf altijd instemmen met onze voorwaarden voor een gedoogbeschikking.” Drie uur Niet gedoogd werd de opslag van fout geëtiketteerd vuurwerk bij ECT in de Rotterdamse haven. „De provincie heeft een dwangsom opgelegd met de strekking dat de onjuist geëtiketteerde massaexplosieven niet langer dan drie uur op het bedrijf aanwezig mogen zijn.” Ook de draaitrommeloven van AVR Chemie in Rotterdam is vorig jaar een aantal dagen stilgelegd. Het gevaarlijk afval wordt weliswaar verwerkt overeenkomstig de milieuhygiënisch normen, maar er zijn lekkageproblemen met de toevoer van de ondersteuningsbrandstof voor de oven. „Dan kan de directie veel mitsen en maren, de oven is niet onder controle, dus met bestuurdwang kan het worden stilgelegd”,
ichtig de zegt de gedeputeerde, die daarbij wijst op de aandeelhouders van AVR, de gemeente Rotterdam en VROM. Toch zijn er uitzonderingen op de ZuidHollandse gedoogregels. Vissers doet die met duidelijk plezier uit de doeken. „Een bedrijf verwerkt als enige in Nederland beitszuren en doet dat op milieuhygiënisch verantwoord wijze. Het moet per 1 januari een revisievergunning hebben waar het meermalen door de toezichthouder op is gewezen. Enkele dagen voor het verlopen van de vergunning dient het bedrijf een ontvankelijke aanvraag in en, vooruitlopend op de vergunning, een verzoek voor een gedoogbeschikking.” Vissers laat even een stilte vallen. „Nou, in dit geval doen we dat dus wel! Vanwege het belang van een hoogwaardige verwerking van de zuren.”
Regisseur en uitvoerder Gedeputeerde Staten zijn regisseur van de bestuursovereenkomsten. Tegelijkertijd heeft de provincie een eigen handhavingstaak. Hoe pakken de milieugedeputeerden dat aan? Een rondje langs de portefeuillehouders handhaving. Marcel Vissers van de provincie Zuid-Holland bijt het spits af.
Nadere inlichtingen: Marcel Vissers, provincie Zuid-Holland, tel. 070-4416466, fax 070-4417820.
Marcel Vissers: „Als de regels niet eenduidig zijn, sta je als bestuur verschrikkelijk in je hemd.” (foto: Henriëtte Guest)
HandHaving 2002 / 2
In je hemd Zeker, de provinciebestuurder heeft ook een boodschap voor de rijksoverheid. Opschonen en verhelderen die wet- en regelgeving. Een eind maken aan de versnippering op rijksniveau. „Er is een grote hoeveelheid regels, om niet te spreken van tegenstrijdig beleid. Neem de AMvB’s, bedoeld als lastenverlichting. Uiteindelijk ben je veel meer tijd kwijt omdat de bewijslast is omgedraaid. Die ligt nu bij het bevoegd gezag.” Als de regels eenduidig zijn, dan is de handhaving dat ook, besluit Vissers. „Zo niet dan sta je als bestuur verschrikkelijk in je hemd. Het karakter van handhaving is nu eenmaal zo dat je achter de feiten aanloopt. Je kan niet preventief een dwangsom opleggen.”
33
Publicaties
Besluit textielreinigingsbedrijven De bestaande Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s), gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer, worden de komende jaren vervangen door geheel nieuwe generatie. Het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer is het zevende in een reeks van 15 nieuwe 8.40-besluiten. In het boekje ‘Besluit textielreinigingsbedrijven milieu- beheer’, uitgegeven door de Koninklijke Vermande, staat de tekst van het besluit inclusief de Nota van toelichting. De tekst van de artikelen, begripsbepalingen en voorschriften is verrijkt met kantnoten en een trefwoordenregister. De uitgave is te bestellen bij het Servicecentrum Uitgevers, tel. 070-3789880, o.v.v. ISBN 9059030265 en kost ƒ47,- (€21,32).
Het milieu in cijfers Daalt de emissie van milieuvervuilende stoffen? Neemt het versterkt broeikas-effect nog steeds toe? Hoe staat het met de kwaliteit van bodem, water en lucht? De antwoorden op deze en andere vragen staan in het ‘Milieucompendium 2001, het milieu in cijfers’, uitgebracht door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Dit boek, dat om de twee jaar verschijnt, bevat een overzicht van de beschikbare milieugegevens en achtergrondinformatie bij de Milieubalans 2001. Het schetst een beeld van de toestand van het milieu. Hierbij wordt beoogd om de complexe milieuproblematiek op een overzichtelijke wijze te presenteren middels tabellen, schema’s, stroomdiagrammen, kaarten, grafieken en toelichtende tekstboxen.
HandHaving 2002 / 2
HandHaving 2001 / 6
Milieucompendium 2001 is op te vragen bij Kluwer, tel. 0172-466833 of e-mail:
[email protected], o.v.v. ISBN-9014083092.
34
laten onderzoek hoe betrokken partijen denken over de kwaliteit van de advisering. Het Centrum heeft de StAB-adviezen geanalyseerd en (overheids)instanties en maatschappelijke organisaties gevraagd naar hun ervaringen. Aanbevelingen zijn onder meer het onderzoekverslag dat StAB opstelt in conceptvorm voor te leggen aan de partijen. Zo kunnen eventuele feitelijke onjuistheden worden gecorrigeerd. De rechter baseert zijn oordeel op die adviezen en de ervaring leert dat eenmaal ‘voor de rechter’ die onjuistheden nauwelijks te herstellen zijn. Verder blijkt met name in ruimtelijke-ordeningsadviezen van StAB een juridisch oordeel door te klinken (bijvoorbeeld over de ontvankelijkheid) in plaats van ‘slechts’ de verlangde weergave van feiten. De onderzoekers raden StAB aan op dit punt terughoudend te zijn. ‘Vijf jaar StAB, een onderzoek naar de kwaliteit van de deskundigenadvisering door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening gedurende de eerste vijf jaar van haar bestaan’. Auteurs: A.A. Freriks en J. Robbe, uitgever Boom Juridische uitgevers, ISBN 9054541504.
Toezicht veldproeven Het Besluit genetisch gemodificeerde organismen (Bggo) wordt bij veldproeven redelijk tot goed nageleefd. Dat is de conclusie van de VROM-Inspectie, zoals te lezen valt in het rapport ‘Toezicht veldproeven’. In de rapportage wordt tevens aandacht besteed aan aardappelopslag van illegaal gepote transgene aardappelen in 1999. Tot slot worden voorstellen gedaan om het naleefgedrag op het huidige niveau te handhaven. Het inspectierapport ‘Toezicht veldproeven’ is te bestellen bij het distributiecentrum van VROM o.v.v. distributienummer 17075/185.
CPR 15-1 richtlijn op cd-rom Vijf jaar StAB Voor haar vijfjarig bestaan heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) het zich zelf niet makkelijk gemaakt. StAB is de ‘vaste’ adviseur van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en rechtbanken. De organisatie heeft het Centrum voor Omgevingsrecht
Met de cd-rom CPR 15-1 van RDMG Uitgeverij kunnen razendsnel de knelpunten bij de opslag van gevaarlijke stoffen volgens CPR 15-1 boven water worden gehaald. Voor het maken van een inventarisatie biedt de cd-rom de complete CPR 15-1 richtlijn. Bovendien kan met letterlijk één druk op de knop een checklist volledig uitgelijnd worden overgezet naar Microsoft
Word. Deze kan vervolgens worden ingevuld, afgevinkt en geprint. Via hyperlinks wordt inzicht gegeven in de achterliggende wetgeving en de CPR-richtlijnen. U kunt de cd-rom CPR 15-1 bestellen bij RDMG Uitgeverij in Leeuwarden voor €25,exclusief BTW en verzendkosten. Een netwerkversie voor 1 tot 10 gelijktijdige gebruikers kost €50,- exclusief BTW en verzendkosten. RDMG Uitgeverij, tel. 058-2800124, fax 058-2800128 of www.rdmg.nl.
Ketenonderzoek grond Het rapport ‘Grond van grenzeloze kwaliteit’ bevat de resultaten van het landelijke ketenonderzoek naar grensoverschrijdend transport van verontreinigende grond. Samen met de uitkomsten van het in 1996 verschenen rapport ‘De grondstroom doorgrond’ is het mogelijk legale en illegale grondstromen te verklaren en te voorspellen. Hiermee kan de handhaving worden verbeterd. Uit het rapport komt naar voren dat de belangrijkste importstroom bestaat uit ernstig verontreinigde grond naar thermische reinigers. Hierbij wordt niet gecontroleerd of de grond wel reinigbaar is en correct wordt toegepast. De belangrijkste exportstroom bestaat uit licht verontreinigde grond voor direct hergebruik. Hierbij wordt onvoldoende gelet op de kwaliteit en de classificering is niet consistent. Ook de handhaving van binnenlandse grondstromen behoeft nog steeds verbetering. Bij het onderzoek is veel aandacht besteed aan het beleid en de regelgeving in het buitenland. Verontreinigde grond is een bijzondere afvalstof omdat die afkomstig is uit, en soms toegepast kan worden in de bodem. Hierdoor is zowel de bodem- als afvalstoffenregelgeving van toepassing. Deze sluiten niet overal goed op elkaar aan. Dat geldt zowel voor de binnenlandse situatie, als voor de grensoverschrijdende overbrenging van verontreinigde grond. Het ontbreekt handhavers en uitvoerders regelmatig aan inzicht in één van deze terreinen. Hierdoor wordt verontreinigde grond regelmatig op een verkeerde wijze toegepast. ‘Grond van grenzeloze kwaliteit’ is het zeventiende deel uit de Inspectiereeks van 2001. Het rapport is te bestellen bij het distributiecentrum van VROM, distributiecode: 14095/173.
NU OOK IN GROEN VERKRIJGBAAR Twee weten meer dan één. Naast het bekende Zakboek Handhaving Milieuwetgeving is er nu ook het Zakboek Handhaving Groene Wetgeving. Een Zakboek, waarin het accent ligt op het beschermen van de natuur- en landschapswaarden. Met praktische en heldere informatie over de nieuwe Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet. Plus voorbeelden, tips en trucs, checklists en adressen. Ideaal voor iedereen die met handhaving in het buitengebied te maken heeft. In combinatie met het Zakboek Handhaving Milieuwetgeving is het nieuwe Zakboek extra voordelig! Bestel nu, dan bent u straks in het veld goed geïnformeerd!
Bestelkaart
Ja,
Telefonisch bestellen? Bel 0172 - 466833
ik abonneer mij voor minimaal een jaar en daarna tot wederopzegging:
■ Voordelig combinatiepakket Ik profiteer van de extra voordelige combinatie van zowel het Zakboek Handhaving Groene Wetgeving als het Zakboek Handhaving Milieuwetgeving, abonnement(en) op beide Zakboeken en beide cd-roms. Ik betaal voor de eerste updates samen (2 Zakboeken en 2 cd-roms) de speciale combiprijs van € 104,35. Daarna blijf ik de halfjaarlijkse combiprijs van € 104,35 betalen. abonnement(en) op beide cd-roms. Ik betaal voor de eerste updates samen (2 cd-roms) de speciale combiprijs van € 104,35. Daarna blijf ik de halfjaarlijkse combiprijs van € 104,35 betalen.
■ Zakboek Handhaving Groene Wetgeving abonnement(en) Zakboek en cd-rom à € 59,63 per update abonnement(en) cd-rom à € 59,63 per update
NU OOK OP CD-ROM! EXTRA! • DE INTEGRALE WETGEVING • TWEEMAAL PER JAAR UPDATES • EENVOUDIGE ZOEKSTRUCTUUR • PRINTMOGELIJKHEID
Abonnees van het Zakboek Handhaving Milieuwetgeving betalen voor een abonnement slechts € 44,72 per update. S.v.p. aangeven: ik ben wel/geen abonnee van het Zakboek Handhaving Milieuwetgeving.
■ Zakboek Handhaving Milieuwetgeving abonnement (en) op het Zakboek en cd- rom à € 59,63 abonnement(en) cd-rom à € 59,63
■ Snelle Berichtgeving Graag abonneer ik mij op de Snelle Berichtgeving met maandelijks nieuwe informatie op het gebied van handhaving, zowel over algemene wetgeving als groene wetgeving: abonnement(en) Snelle Berichtgeving à ca. € 78,00 per jaar incl. btw en verzendkosten Graag volledig invullen met blokletters: Naam organisatie: Ter attentie van:
NIEUW NAAST HET ZAKBOEK HANDHAVING MILIEUWETGEVING IS ER NU OOK EEN ZAKBOEK HANDHAVING GROENE WETGEVING!
Voorletters:
Naam:
m/v
Taakgebied(en): Verzendadres: Postcode en plaats: Factuuradres: Postcode en plaats: Telefoon: E-mailadres: Handtekening:
Stuur deze bon in een ongefrankeerde envelop naar: Kluwer, Antwoordnummer 10171, 2400 MA Alphen aan den Rijn Prijzen zijn excl. BTW en verzendkosten, tenzij expliciet vermeld. Prijswijzigingen voorbehouden. Op al onze aanbiedingen en overeenkomsten zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden van Wolters Kluwer Nederland B.V. en Groepsmaatschappijen, gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam op 4 januari 2000 onder depotnummer 5/2000. Een exemplaar van deze voorwaarden zal op eerste verzoek gratis worden toegezonden.
Bouwstoffenbesluit
Hoe keur je 50.000 betonnen tunnelringen? De werkzaamheden bij de Westerschelde waren koud begonnen, of het Bouwstoffenbesluit trad in werking. Opeens moesten bouwstoffen onder het vergrootglas van deze nieuwe regelgeving. Die eisen zijn soms praktisch niet haalbaar, oordeelde de toezichthoudende gemeente.
HandHaving 2002 / 2
Het is stil en zeer verlaten achter de dijk bij het Zeeuwse dorpje Ellevoetsluis. Kleiige akkers en kale bomen aan de horizon vullen het landschap. Een handjevol eenden vliegt in formatie de dijk over naar de overkant van de Westerschelde, waar Terneuzen onzichtbaar in de mist ligt. Een enkel schip zoekt over de Westerschelde zijn weg naar de Antwerpse haven. Ondanks de serene stilte wordt hier, aan het oog van de buitenwereld onttrokken, druk gewerkt. Tientallen meters onder het water hebben twee gigantische boormachines een weg gemaakt onder de Westerschelde door. In 2003 rijden er auto’s door de Westerscheldetunnel tussen Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen. Het is Nederlands langste geboorde tunnel (6,6 kilometer) en bovendien de diepste. Zestig meter duikt de tunnel onder ANP door, en 25 meter onder het diepste punt van de vaargeul. De boormachines zijn in 1999 bij Terneuzen de grond in gegaan. Bouwopzichter Theo Schouwenaar tuurt over de immense bouwput, waarin hier en daar een bouwvakker aan de slag is. Op 23 januari had de eerste tunnelboor de klus geklaard, de twee machine Sara was iets langer onderweg. De tweede buis was enkele weken geleden op lengte.
36
Vertraging Hoewel de tunnelbouw voor ligt op schema ligt, moest projectuitvoerder Rijkswaterstaat in 1999, toen het Bouwstoffenbesluit (Bsb) in werking trad, nog flink haar best doen om aan dit besluit te voldoen en vertragingen te voorkomen. „Op het moment dat wij volop bezig waren, kregen wij het Bouwstoffenbesluit over ons heen. Dat moest toen gerepareerd worden”, vertelt Stoffel Rockx, projectleider Wegen Noordkant. Dus gingen Rijkswaterstaat, de aannemer en de toezichthouders (gemeenten Terneuzen en Borsele) rond de tafel zitten om te beoordelen welke stoffen onder het Bsb vielen. Op drie onderdelen bleek actie
noodzakelijk: de betonnen ringen die het skelet van de tunnel vormen, het grout dat de ruimte tussen betonnen ringen en de boortunnel opvult en de boorspecie Vooral de boorspecie, het zand en de klei die vrijkomen als je een gat boort, vormde een probleem. De Wm-vergunning verplichte de bouwers te onderzoeken of hergebruik van de specie mogelijk was. De vrijkomende grond bevatte echter te veel glauconiet (van nature in de bodem ter plekke aanwezig) voor hergebruik in de bouw. Bovendien bleek het gehalte bentoniet, een mineraal dat in een yoghurtachtig mengsel wordt gebruikt bij het boren, te hoog volgens het Bouwstoffenbesluit. Het grout, een mengsel van zand, cement en toeslagstoffen, wierp geen drempels op. In eerste instantie toonde een keuring aan dat grout categorie II was, waardoor het niet toegepast mocht worden als vulmiddel. Dit doemscenario kwam niet uit, want de monsters bleken onjuist geanalyseerd te zijn. Kubus De betonnen tunnelringen beoordelen was lastig. Het Bsb eist een certificaat dat aantoont dat er geen stoffen uit het beton uitlogen. De meeste ringen, in totaal 50.000 stuks, waren echter al gemaakt. „Normaal gesproken komt het beton van een fabriek die gecertificeerd is. Dan gaan wij er verder vanuit dat het beton voldoet”, vertelt Peter Belfroid. Hij is als hoofd-medewerker Bouwen en Wonen voor de gemeente Terneuzen bij het toezicht betrokken. „Er was geen ‘goedgekeurde’ betonfabriek. Dus hebben we partijkeuringen gedaan.” De Bsb eist in dit geval dat er van elke zestig ringen twee à drie boorkernen onderzocht worden. „Dat vonden we niet zinnig”, Op het moment dat gestart werd met de aanleg van de tunnel, werd Rijkswaterstaat geconfronteerd met het Bouwstoffenbesluit. (foto: Duofoto)
aldus Belfroid. Te veel werk voor zo’n grote partij, oordeelde Terneuzen, en bovendien konden de onderzochte ringen niet meer worden gebruikt. De gemeente legde daarom de Bsb naast zich neer. Belfroid: „We hebben gezegd: het gaat om de betonkwaliteit. Die kun je ook controleren met een aantal proefkubussen. Die maakte de fabriek namelijk gelijktijdig met de ringen.” Niet alleen voor de betonnen ringen werd het Bsb omzeild. Dat gebeurde ook bij de schone grond die vrijkwam bij de aanleg van de opritten naar de tunnel in een voorheen agrarisch gebied. Rockx: „Naar de letter van de wet zou je eindeloos moeten bemonsteren. In overleg met de gemeente is dat behoorlijk verminderd.” Geen vreemde aanpak, meent de projectleider. „Het is onverdacht gebied. We geven wel de zekerheid dat de grond schoon is, maar niet in die mate die het Bsb vraagt.” Het Bsb is niet altijd zinvol, ervaart hij.
In 2003 rijden er auto’s door Nederlands langste geboorde tunnel (6,6 kilometer) en diepste tunnel. (foto: Duofoto)
„Voor grond waarvan je zeker weet dat het schoon is, betaal je een vermogen aan laboratoriumonderzoek om die wetenschap te staven.” In twijfelgevallen, zoals bij boomgaarden waar vroeger bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt, is echter wel altijd strikt bemonsterd, verzekert de projectleider. Een andere truc die werd toegepast, was schone grond beschouwen als categorie Igrond. Voor het bestempelen van grond als categorie I kan een bouwer met veel
minder monsters volstaan dan bij schone grond. Extra verwerkingskosten leverde dat niet op, omdat de grond toch weer binnen hetzelfde terrein in een geluidswal belandde. Er moest alleen een kaart worden gemaakt die aangeeft waar de ‘vervuilde’ grond ligt. Ko Heulen, milieumedewerker bij de gemeente Terneuzen en samen met Belfroid verantwoordelijk voor toezicht op de bouw van de Westerscheldetunnel, vertelt dat er beginnersfouten zijn gemaakt.
Zo is uit een evaluatie gebleken dat de verplichte afleveringsbonnen bij zandvrachten soms ontbraken. „Waar dat zand precies vandaan kwam is dan niet meer te achterhalen.” Nadere inlichtingen: Ko Heulen en Peter Belfroid, Gemeente Terneuzen, tel. 0115-642000; Jaap Rus, Rijkswaterstaat RIZA Lelystad, tel. 0320-298476.
Rijkswaterstaat (RWS) neemt de handhaving van het Bouwstoffenbesluit (Bsb) hoog op. Speciaal hiervoor richtte de dienst al in 1998 het Netwerk Bouwstoffenbesluit op. Elke regio van RWS heeft een contactpersoon in dit netwerk zitten. Deze dient als vraagbaak en als trekker van handhavingsprojecten voor het Bsb. In het netwerk wisselen de contactpersonen informatie en ervaringen uit. Ook de waterregio’s van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) schuiven aan bij het netwerkoverleg dat elke vier maanden plaatsvindt. Volgens Jaap Rus, coördinator handhaving bij Rijkswaterstaat en bedenker van het netwerk, is er grote behoefte het Bsb zo eenduidig mogelijk uit te voeren. Regelmatig krijgt hij verzoeken om het netwerk te verbreden, maar RWS wil er een geen grote en daardoor ook tragere contactgroep van maken. Hoewel het Bsb zijn derde werkingsjaar ingaat, is het 92 pagina’s tellende besluit nog geen gesneden koek. En de handhaving kan ook beter, zo bleek bij het laatste overleg in december. Een probleem ligt bijvoorbeeld bij de certificaten, die aangeven dat een bouwstof voldoet aan de eisen. Deze zijn niet altijd betrouwbaar. Certificerende bedrijven geven soms onterecht een certificaat af voor bouwstoffen. De handhaver kan dus niet klakkeloos vertrouwen op een papiertje. „Beoordeling van certificaten is een heel belangrijke crux”, meende Marco Rams van Infomil dan ook. Een oplossing voor valselijk afgegeven certificaten lijkt niet direct in zicht. „Het is een publiek geheim”, zo zei Cor van Pinxteren van RWS directie IJsselmeergebied tijdens het laatste netwerkoverleg, „dat toezicht van de Raad van Accreditatie niet bestaat.” Deze raad moet er eigenlijk voor zorgen dat certificerende bedrijven hun werk goed doen. Het verslag van een landelijke controleactie door RWS en de KLPD in 1999 en 2000 toont aan dat de handhaving van het Bsb hapert. In een enquête onder handhavers hierover werden de volgende conclusies getrokken: (1) de regels zijn onduidelijk, (2) er zijn te weinig handhavers voor het Bsb, (3) handhavers hebben te weinig kennis, en (4) handhavers komen eigenlijk als mosterd na de maaltijd, namelijk als het bouwmateriaal al is toegepast. Voorlopig gaan de RWS-netwerkbijeenkomsten dan ook door.
HandHaving 2002 / 2
Netwerk Bouwstoffenbesluit
37
Jurisprudentie
Uden beloont eigen verantwoordelijkheid bedrijf Een eerdere afwijzing van de Afdeling van de VOH van chemiebedrijf GEP in Bergen op Zoom had bedrijven en overheden pessimistisch gemaakt over de mogelijkheden van zo’n moderne, flexibele milieuvergunning. Uit de uitspraak van de Udense cdfabrikant blijkt nu dat daarvoor geen reden is. Mits handhaving en rechtsbescherming zijn gewaarborgd. Twijfels Medio 1999 verlenen Burgemeester en wethouders van Uden (Noord-Brabant) aan EMI een revisievergunning voor de uitbreiding van haar ‘productiebedrijf voor informatiedragers’. Een omwonende tekent beroep aan bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Volgens hem is de milieuvergunning niet goed handhaafbaar. Ook zou de vergunning EMI te veel vrijheid bieden om wijzigingen in haar inrichting aan te brengen. Burgemeester en wethouders zouden de nadelige gevolgen vooraf te weinig kunnen toetsen en zouden daartegen geen adequate rechtsmiddelen kunnen aanwenden. Duidelijke en handhaafbare normen zouden ontbreken. De verplichte meerjarenplannen en milieuverslagen zouden onduidelijk zijn. Vertrouwen Het gemeentebestuur van Uden had de vergunning verleend op basis van de aanvraag. Daarvan maken onder meer deel uit het meerjarenplan 1997-2001 en het milieuprogramma 1998-1999. De aanvraag geeft voldoende inzicht in de huidige activiteiten van EMI en in de activiteiten EMI in Uden heeft een VOH verworven. (Foto: Van Assendelft)
na uitbreiding. Op basis daarvan zijn uitsluitend doelvoorschriften nodig om geluidsbelasting te voorkomen. De overige emissies zijn zo gering dat de beperkingen uit de aanvraag reeds voldoende bescherming bieden. Extra voorschriften zijn niet nodig. Burgemeester en wethouders hebben vertrouwen in de eigen verantwoordelijkheid van EMI. Naarmate het bedrijf zich meer inspanningen getroost op milieugebied, kan de vergunning flexibeler zijn. EMI beschikt over het internationaal ISO 14001certificaat voor haar milieuzorgsysteem en maakt al geruime tijd meerjarenplannen, milieujaarprogramma’s en jaarverslagen. A4-tje De milieuvergunning bestaat uit slechts tien voorschriften. Als we de anderhalve pagina geluidsvoorschriften en de pagina met begrippen buiten beschouwing laten, passen de overige negen voorschriften op een A4-tje. Volgens het eerste voorschrift moet EMI ten minste elke vier jaar in overleg met en ter goedkeuring van het gemeentebestuur een meerjarenplan overleggen. Daarin zijn de milieudoelstellingen voor het bedrijf opgenomen. In het meerjarenplan moeten (voorschrift 2) de relevante milieueffecten inzake geluid, bodem, lucht, afvalstoffen, energie, veiligheid, opslag en reductie van grond- en hulpstoffen worden opgenomen. Voorts een beschrijving van maatregelen en voorzieningen, onderzoeken, prioriteitstelling, uitvoerfasering en andere relevante acties. Daarbij moet rekening worden gehouden met de stand der techniek en de relevante gevolgen voor
het milieu (voorschrift 3). Verder bevat het meerjarenplan de wijze van monitoring, meting (meetplan), controle en corrigerende maatregelen. Jaarlijks moet vóór 1 juni in overleg met en ter goedkeuring van het gemeentebestuur een milieujaarprogramma worden overgelegd. Daarin staan alle milieutaakstellingen voor het komende jaar. Belangrijk verschil met de vergunning van GEP is voorschrift 4. Dat bepaalt dat het bedrijf in werking moet zijn overeenkomstig het goedgekeurde milieujaarprogramma. Is die goedkeuring er niet, dan moet binnen een door het gemeentebestuur te stellen termijn een nieuw programma worden overgelegd. Ook weer in overleg met en ter goedkeuring van de vergunningverlener. Uitspraak De Afdeling bestuursrechtspraak geeft in heldere overwegingen haar zegen aan deze VOH. EMI beschikt over een milieuzorgsysteem, dat onder meer is gericht op voortdurend betere milieuprestaties. Het milieuzorgsysteem bestaat uit meerjarenplannen, milieujaarprogramma’s en jaarverslagen. In overleg met en ter goedkeuring van het gemeentebestuur vastgestelde plannen en programma’s zijn dwingend voorgeschreven. De inrichting moet in werking zijn overeenkomstig het goedgekeurde jaarprogramma. Het is dus niet mogelijk de inrichting te wijzigen in afwijking van een goedgekeurd programma. Ook activiteiten die niet zijn gebaseerd op de aanvraag, zijn niet mogelijk. Het meerjarenplan 1997-2000, het milieujaarprogramma 1998-1999, de vergunning en de aanvraag (die onderdeel is van de vergunning) maken voldoende duidelijk welke activiteiten in de inrichting zullen plaatsvinden en wat daarvan de milieugevolgen zijn. De vergunningvoorschriften geven de verplichtingen van EMI duidelijk aan. De milieubelasting is minimaal. Een uitzondering geldt voor geluid, maar daartegen zijn doelvoorschriften opgenomen. De conclusie van de Afdeling: de vergunning is handhaafbaar en rechtsbescherming is mogelijk. Tegen de goedkeuring van meerjarenplannen en milieuprogramma’s is immers bezwaar en beroep mogelijk.
HandHaving 2002 / 2
De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft ingestemd met de revisievergunning van EMI Compact Disc (Holland) bv. Het bijzondere is dat het een Vergunning op Hoofdzaken (VOH) betreft.
39
Meningen
Wat verwachten we van e
HandHaving 2002 / 2
Sinds acht weken heeft handhavend Nederland een eigen beroepsvereniging: Vide. De aanwas is nog gering, maar dat is logisch als je net bent begonnen. De vereniging is er voor pakweg 60.000 handhavers, toezichthouders en evaluatoren. Is een beroepsvereniging een goed idee? Wat kan zo’n bundeling aan vakkennis uitrichten? Wat verwachten we vooral van Vide? Een serie meningen.
40
‘Publieksvoorlichting’
‘Niet bombastisch’
Mireille Pietersz van het Service Punt Handhaving (SEPH), regio Amsterdam. „Als de vereniging zo enorm breed is, vraag ik me af in hoeverre het praktisch gezien nut heeft om bij elkaar over de schutting te kijken. Maar het heeft op zichzelf natuurlijk wel degelijk zin als je kunt zien hoe een ander handhaaft, als je bij een ander te rade kunt gaan en als bijvoorbeeld je tips krijgt over nuttige opleidingen. Dat kan de deskundigheid en professionaliteit alleen maar bevorderen. Het publiek beseft bovendien vaak niet wat er allemaal bij handhaving komt kijken: het is meer dan alleen een bedrijf controleren, je moet ook afwegingen maken. En die liggen soms gevoelig. Niet alleen politiek, maar ook voor de handhaver zelf. Dat is niet zo zwart-wit als bij de politie. Dat kan zo’n vereniging uitdragen: ze kunnen de burger laten zien wat de mogelijkheden zijn en waar je als handhavers ook met lege handen staat. Ook lijkt een beroepsvereniging me zinvol vanwege het gevoel: we behoren tot één club, we kunnen terecht bij andere handhavers.”
Frans Leeuw – hoogleraar evaluatieonderzoek aan de Universiteit van Utrecht, hoofdinspecteur bij de Onderwijsinspectie - was tot 1 januari voorzitter van de internationale beroepsvereniging van handhavers. „De afgelopen vier jaar was ik voorzitter van die internationale vereniging, de EES (European Evaluation Society), in 1989 opgericht in Den Haag. Het gekke verschijnsel doet zich nu voor dat Nederland ongeveer het laatste land is dat een nationale vakverenging krijgt. Overal om ons heen zijn er al jaren beroepsvererenigingen: Zwitserland, de Scandinavische landen, Engeland en de voormalige Oostbloklanden, in Italië al zeven jaar, Spanje heeft er zelfs twee. In Canada en de Verenigde Staten bestaan dat soort verenigingen overigens nog veel langer. Daarvan kunnen wij nu vooral leren hoe het niet moet: dat heilig vuur van groter en groter, meeslepender, bombastischer, met eigen tijdschriften, eigen onderscheidingen en president-directeuren. En liever geen budgetmaximalisatie, zoals dat heet. Nee, wij moeten klein, scherp en wendbaar zijn. En realistisch omgaan met de hooggespannen verwachtingen.”
Wat bindt ons?’ Ron Visser is hoofd expertisecentrum rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie en was als begeleider actief betrokken bij de voorbereiding van Vide. „Wat onze taak is? Dat bepalen de leden uiteindelijk zelf. Het voorlopige bestuur is vooral geboeid door de vraag wat de verschillende Inspecties, handhavers en toezichthouders - die eigenlijk hetzelfde beroep hebben - bindt. We willen ze een gemeenschappelijk platform bieden, waar mensen uit verschillende organisaties elkaar tegenkomen en hun stem laten horen. Vooralsnog denken we niet aan een belangenvereniging, maar vooral aan professionalisering. Maar als de leden meer belangenbehartiging willen, dan gaat het die kant op. Potentiële leden zijn allen die zichzelf professional vinden. Er zijn naar schatting 45.000 politiemensen, die hun eigen organisaties hebben. Daarmee willen we niet concurreren, hoewel we ook voor hen interessant kunnen zijn. Maar er zijn tienduizenden handhavers bij gemeentes, provincies en rijksinspecties. We schatten dat er tussen de 50.000 en 100.000 beroepsgenoten zijn. Dat is heel erg veel en het feit dat we niet exact weten hoeveel zegt genoeg. Elkaar ontmoeten, dat was ook het karakter van het startcongres op 31 januari dit jaar. Naast een forum met prominenten, waarbij ook de lokale overheden goed aan bod kwamen, was er veel aandacht voor de zachte kant van de handhaving, zoals dat heet. Want je kunt wel harde regels en wetten stellen - er moet wél worden gecommuniceerd, samengewerkt en met mensen worden omgegaan. We willen de behoefte bij de handhavers inventariseren, kennis uitwisselen tussen de verschillende vakgebieden: dwarsverbanden leggen. In het klein gebeurt dat al. Daarover is iedereen razend enthousiast. Imagoverbetering is ook een taak en wat ik maar noem ‘emancipatie van de handhaver’. Vroeger zat die collega aan het einde van de pijplijn, hij moest het maar opknappen. Er werd niet naar hem geluisterd. We gaan de wereld niet op z’n kop zetten, maar deze vereniging is wel een stap in de goede richting.”
een beroepsvereniging? ‘Logische stap’
‘Steun in de rug’ Fred Emmerik van het Servicepunt Handhaving Brabant Zuidoost. „Een beroepsvereniging moet ervoor zorgen dat handhaving minder politiek gevoelig wordt. Als een handhaver een bedrijf dat de wet overtreedt wil aanschrijven, moet die brief de deur uit. Die kan niet blijven liggen tot na de verkiezingen. Deze club zou ook kunnen bijdragen aan meer uniformiteit tussen landelijk en regionaal toezicht. Ons imagoprobleem heeft twee kanten: de persoonlijke en de publieke. Ik vind: als je voor dit werk kiest, moet je niet zeuren over impopulaire maatregelen die je moet treffen. Dat hoort bij je vak. Maar je mag wel steun van de bestuurders verwachten. En we treden nog veel te weinig in de publiciteit met ons werk: er moet meer over worden geschreven en verteld. Daar gaat trouwens ook een preventieve werking van uit. Misschien dat bij het zoeken van die publiciteit ook een taak is weggelegd voor de beroepsvereniging. En ze moet zich sterk maken voor betere scholing en training.”
HandHaving 2002 / 2
Ronald Peters, coördinator SEPHRijnmond, senior beleidsmedewerker DCMR Milieudienst Rijnmond en coördinator van het SEPH in Rijnmond. „Toezicht wordt steeds meer erkend als een vak, dus de oprichting van een vakvereniging is voor mij een logische stap. Of dit een succes wordt hangt af van hoe de zaak wordt opgepakt. Er zijn vele sectoren waarin toezichthouders actief zijn. Ik denk dat daartussen veel leerzame parallellen kunnen worden getrokken. Er zijn echter veel soorten spelers op het toezichtterrein: werkvloer, beleidsontwikkeling, management en bestuurlijk. En die hebben allen zo hun eigen nuances en voorkeuren. De vraag is of één vereniging het al die ‘culturen’ naar de zin kan maken. Wat ik zelf van zo’n vereniging verwacht is uitdieping van het onderlinge gedachtegoed. En wel op die onderdelen waar je er iets aan hebt, persoonlijk, maar ook de eigen organisatie of de eigen sector. Wat mij betreft moet dat verder gaan dan het zonder verplichting over elkaars schutting kijken. Je moet er echt iets van kunnen leren. Aan overleg met een overmaat aan slap gezwets en profileringsdriftige figuren heb ik geen behoefte. Ik denk aan de volgende zaken: prioriteitstelling, risicoanalyse en doelgroepafbakening, ontwikkeling van methodieken, het managen van werkprocessen en regie in toezicht, organisatievorming, operationele samenwerkingsmogelijkheden, certificering, vergroting van de politieke betrokkenheid bij toezicht, en het meten van effecten van toezicht. Wat de vereniging ook moet realiseren is dat ons vak als een volwaardig beroep wordt beschouwd. Statusverhoging dus. Nog te vaak bungelen toezichthouders aan het eind van de reguleringsketen. Uit mijn ervaringen met instanties als AID, Arbeidsinspectie en Douane weet ik dat er veel te leren valt. Mijn ervaring is ook dat wanneer er veel werk is, de contacten die je eigen werkgebied overstijgen als eerste afvallen. De nieuwe vakvereniging moet met wat goeds komen (en blijven komen) wil zij mensen uit het vakgebied mobiliseren. Zij moet smaakmakers aantrekken die iets in te brengen hebben. Kortom, ik ben positief over de ontwikkeling, maar heb gezonde twijfel over de slagingskans.”
41
Jurisprudentie
Ammoniak en IPPC De Europese IPPC-Richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control) van 1996 kan gevolgen hebben voor Nederlandse bedrijven, ook al wordt aan de Nederlandse milieuwetgeving voldaan. Burgemeester en wethouders van Wisch hadden een vergunning verleend voor het veranderen van een legkippenbatterij in Varsseveld. De in 1998 verleende revisievergunning stond 60.000 leg- en 6.500 scharrelkippen toe. De verandering betrof de uitbreiding van het bedrijf met een mestdrogingssysteem. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak werd gevraagd de vergunning te schorsen omdat de ammoniakdepositie van 5700 mol potentieel zuur per hectare per jaar op het Hiddinkbos met 1900 zou toenemen. Het gemeentebestuur beriep zich op de Interimwet ammoniak en veehouderij. De voorzitter haalde de IPPC-Richtlijn (85/337/EEG) uit de kast. Die is onder meer van toepassing op een bedrijf met meer dan 40.000 stuks pluimvee. De toename van de depositie is niet vergund om meer eieren te kunnen produceren, maar om een nageschakelde techniek te kunnen toepassen die vooral dient om de exploitatie van de inrichting rendabeler te maken. Volgens de voorzitter is hier sprake van significante negatieve milieueffecten, waarvoor een vergunning nodig is overeenkomstig IPPC. Of dat het geval is zal in de hoofdzaak door de Afdeling zelf moeten worden uitgezocht. Voor de voorzitter voldoende aanleiding om de vergunning voorlopig te schorsen. Overigens zal de Interimwet spoedig worden vervangen door de Wet ammoniak en veehouderij Vindplaats: Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak, 11 september 2001 (IPPC Varsseveld)
HandHaving 2002 / 2
Ammoniakemissie is geen lozing
42
Niet elke emissie in de lucht is automatisch een lozing. Burgemeester en wethouders van Denekamp hadden een revisievergunning verleend aan een veehouderij. Het bedrijf had niet tegelijkertijd een aanvraag ingediend voor een lozingsvergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Volgens de Vereniging Milieudefensie ten onrechte, aangezien de door het bedrijf veroorzaakte ammoniakdepositie op omliggende oppervlaktewateren dient te worden aangemerkt als
een lozing. Op grond van art. 8.30 van de Wet milieubeheer had de aanvraag voor de milieuvergunning dus niet in behandeling mogen worden genomen. De Afdeling bestuursrechtspraak leest de Wvo en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit art. 1, lid 3 Wvo echter zo, dat in dit geval geen lozingsvergunning is vereist. Er is volgens de Afdeling evenmin strijd met de Europese Richtlijn betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (76/464/EG). Niet iedere activiteit waarbij een stof in de lucht komt en de mogelijkheid bestaat dat deze stof via de lucht in het water komt, is een lozing als bedoeld in deze richtlijn. Vindplaats: Afdeling bestuursrechtspraak, 25 juli 2001 (Lozing ammoniak Denekamp)
Wie van de drie? Het valt soms niet mee om uit te maken welke wet op een bepaald geval van toepassing is. Wat te doen als de Ontgrondingenwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de Ruimtelijke Ordening in aanmerking kunnen komen? Die vraag moesten Gedeputeerde staten van Gelderland beantwoorden naar aanleiding van een door hen verleende ontgrondingsvergunning. Omwonenden hadden bezwaar gemaakt tegen de uitvoering van de ontgrondingswerkzaamheden en tegen het functioneren van de slibvang. Zij vreesden onder meer aantasting van het landschap en van hun woon- en leefklimaat. Maar waren zij wel aan het goede adres? In dit geval wel. De Ontgrondingenwet biedt volgens de Afdeling bestuursrechtspraak een algemeen afwegingskader voor bij de ontgronding betrokken belangen. Bezwaren tegen overlast als gevolg van de ontgrondingswerkzaamheden dienen in eerste instantie te worden beoordeeld in het kader van de toepasselijke milieuwetgeving en niet op basis van de Ontgrondingenwet. Maar aangezien er in dit geval geen vergunning nodig was op basis van de Wet milieubeheer, konden de bezwaren tegen de overlast toch bij de beoordeling van de ontgrondingsvergunning aan de orde komen. Ook bezwaren tegen het gebruik van percelen na afloop van een ontgronding moeten in eerste instantie niet worden beoordeeld op basis van de Ontgrondingenwet, maar bij het vaststellen
van een bestemmingsplan. Maar ook hier is er weer een uitzondering. Na de uitvoering van de ontgronding zouden de gronden namelijk nog uitsluitend kunnen worden gebruikt als slibvang. Het bestemmingsplan is dus niet bepalend voor het gebruik van de percelen. Dus moet het functioneren van de slibvang aan de orde komen in het kader van de ontgrondingsvergunning. Vindplaats: Afdeling bestuursrechtspraak, 1 augustus 2001 (Ontgronding Gelderland)
Ogenschijnlijk duidelijk Hoe de uitleg van ogenschijnlijk duidelijke regels vergunningverleners en handhavers in de praktijk parten kan spelen, blijkt uit de volgende gevallen waarin de Afdeling bestuursrechtspraak het verlossende woord moest spreken. In het eerste geval hadden Gedeputeerde staten van Gelderland een revisievergunning verleend voor de verwerking van champignonvoetjes tot veevoer voor vleesvarkens. Om de voedselketen te beschermen was een voorschrift opgenomen om te voorkomen dat met bestrijdingsmiddelen bewerkte voetjes zouden worden geaccepteerd. Bescherming van de voedselketen valt echter buiten de reikwijdte van de Wet milieubeheer. Het tweede geval betrof het voorschrift dat in een inrichting aanwezige brandpreventieve voorzieningen, brandrepressieve voorzieningen en brandbestrijdingsmiddelen moeten zijn uitgevoerd in overeenstemming met (a) de eisen van de plaatselijke brandweer en (b) in overleg en ten genoegen van het bevoegd gezag. Dat is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het derde geval ging om de vraag of een schoolplein moest worden beschouwd als een binnenterrein in de zin van het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer. Zo ja, dan zou het stemgeluid van spelende kinderen op het schoolplein niet behoeven te worden getoetst aan de geluidgrenswaarden. In dit geval betrof het geen binnenterrein. Vindplaatsen: Afdeling bestuursrechtspraak, 8 augustus 2001 (Bescherming voedselketen Gelderland); Afdeling bestuursrechtspraak, 11 juli 2001, (Brandbestrijdingsvoorschift Smallingerland) en Afdeling bestuursrechtspraak, 25 juli 2001, (Schoolplein Dongeradeel)