Ingekomen en afgehandelde dossiers inzake Stadsdeel Oost Q2-2015 KIM 26609 – Dossier is afgehandeld Een bewoner van Amsterdam-Oost vraagt een bewonersparkeervergunning aan die hem wordt geweigerd nu hij in een gebied woont waar geen bewonersparkeervergunningen verstrekt worden. Dit omdat men in de nabije omgeving de beschikking heeft over een parkeergarage. In bezwaar voert de man aan dat van hem als huurder in de sociale sector niet verwacht mag worden dat hij een naar verhouding tot de kosten van een bewonersparkeervergunning veel te dure parkeerplaats in een commerciële parkeergarage gaat huren. Onder verwijzing naar de parkeerverordening en het Uitwerkingsbesluit waarin een verband wordt gelegd tussen de parkeerdruk en de leefbaarheid in het betrokken gebied wijst de bezwarencommissie zijn bezwaar van de hand. Met een artikel uit de stadskrant in de hand wendt de man zich vervolgens tot de ombudsman. Het artikel gaat over een bewoonster uit de binnenstad die met een bewonersvergunning bij wijze van proef met het oog op vermindering van de parkeerdruk een parkeerplaats in een gemeentelijke parkeergarage mag innemen. Met het oog op zijn eigen situatie vindt hij dit krom. Hoewel de ombudsman begrip kan opbrengen voor het standpunt van de man gaat een vergelijk tussen beide situaties niet op. De vrouw woont een gebied waar wel parkeervergunningen worden verstrekt waarmee bij wijze van proef vanwege de extreem hoge parkeerdruk in de binnenstad gebruik mag worden gemaakt van een gemeentelijke parkeergarage. Juist om dergelijke situaties te voorkomen is voor het gebied waar de man woont de regeling ingevoerd zoals die daar geldt. KIM 26802 – Dossier is afgehandeld een man vraagt een paspoort aan bij Stadsdeel Oost. De medewerker oordeelt echter dat de pasfoto’s die de man overlegt niet lijkend genoeg zijn en vraagt de man om nieuwe pasfoto’s te maken in het daarvoor bestemde fotohokje in het stadsdeelkantoor. De man doet dit en vraagt vervolgens alsnog het paspoort aan. Dezelfde dag dient hij een klacht in bij het stadsdeel. Hij stelt hierin onder meer dat hij de meegebrachte foto’s recent nog heeft gebruikt voor het aanvragen van een rijbewijs. Hij vraagt om restitutie van het bedrag dat hij heeft moeten uitgeven aan de nieuwe foto’s. Enkele dagen later dient de man twee vervolgklachten in. Hij stelt onder meer dat uit observaties blijkt dat meer mensen bij de balie gevraagd wordt om nieuwe pasfoto’s te maken. Hij meent dat, nu het pasfotohokje in het stadsdeelkantoor staat, er mogelijk sprake is van verplichte winkelnering. Verder beklaagt hij zich over het feit dat de ingangsdatum van de geldigheid van zijn paspoort dezelfde is als de datum van de aanvraag. Dit terwijl hij het paspoort pas vijf dagen later kunt ophalen en zijn oude paspoort ook nog vijf dagen geldig was. Hij verzoekt het stadsdeel om restitutie van €0,13 voor de extra dagen. In de reactie op zijn klachten stelt het stadsdeel dat een pasfoto niet recent, maar naar de beoordeling van de baliemedewerker wel goedgelijkend moet zijn. Dat was hier naar het oordeel van de loketmedewerker, haar collega en een leidinggevende niet het geval. De man zou wat voller in zijn gezicht en wat grijzer zijn geworden ten opzichte van de meegenomen foto’s. In reactie op een vervolgklacht stelt dezelfde behandelaar dat in het systeem te zien is dat de man dezelfde pasfoto een aantal jaar geleden gebruikt heeft bij de aanvraag van een rijbewijs. De man stelt hierop dat deze klachtbehandelaar zijn klacht niet nog een keer had mogen behandelen. Daarnaast had ze het systeem niet zomaar mogen raadplegen om de pasfoto’s te vergelijken. Ten aanzien van zijn klacht over de ingangsdatum stelt het stadsdeel dat de productie van paspoorten centraal geregeld is. Landelijk is in de regelgeving vastgelegd dat de datum van de aanvraag ook de datum van de ingang van de geldigheid is. De man kan hierover bij het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn beklag doen. In een volgende reactie stelt het stadsdeel onder meer dat de klachtbehandelaar meerdere systemen raadpleegt om tot een objectief oordeel met betrekking tot de klacht te kunnen komen. Omdat de man naar
aanleiding van de beantwoording van deze behandelaar nog een vervolgklacht had, zag zij aanleiding haar eerdere reactie te verduidelijken. Het is de klachtcoördinator niet gebleken dat zijn klachten niet op de juiste manier behandeld zijn. Ten aanzien van de klacht over verplichte winkelnering, stelt dat het fotohokje in het kantoor is geplaatst als extra dienstverlening aan de burger. Het staat de burger geheel vrij ergens anders een pasfoto te laten maken. Dit staat ook aangegeven op de website van de gemeente Amsterdam. De man wendt zich hierop tot de Gemeentelijke Ombudsman. Die oordeelt dat het beoordelen van een pasfoto beperkt in objectieve maatstaven vast te leggen is. Het is aan een loketmedewerker om de gelijkenis tussen een aanvrager en de overgelegde pasfoto’s te beoordelen. Hier zit dus altijd een zekere mate van subjectiviteit in. Omdat een paspoort tegenwoordig tien jaar geldig is, moeten foto’s wel zo lijkend mogelijk zijn. Dat was hier naar het oordeel van de loketmedewerker niet het geval. De ombudsman oordeelt voorts dat hier geen sprake kan zijn van verplichte winkelnering, nu het stadsdeel niets verdient met de fotohokjes. Hij kan zich verder vinden in het standpunt van het stadsdeel ten aanzien van het raadplegen van het systeem. Dit is onderdeel van het feitenonderzoek dat ten grondslag ligt aan de klachtbehandeling. Ook het feit dat twee van zijn klachten door dezelfde medewerkers behandeld zijn, acht de ombudsman niet onbehoorlijk. De klacht van de man ging namelijk niet over een gedraging waarbij deze persoon betrokken was. De klacht over het onrechtmatig raadplegen van het systeem ging wel over een gedraging van deze klachtbehandelaar. Deze klacht is om deze reden door iemand anders in behandeling genomen. Het stadsdeel is vervolgens nogmaals uitgebreid op zijn klachten ingegaan. De Gemeentelijk Ombudsman heeft in deze zaak geen vermoeden van onbehoorlijk handelen door het stadsdeel. De zaak wordt gesloten. KIM 26886 – Dossier is afgehandeld Verzoeker mailt de ombudsman omdat zijn klacht over geluidsoverlast niet goed wordt opgepakt door het stadsdeel. Er is een meting verricht waaruit blijkt dat de normen worden overtreden, maar de toegezegde actie richting de overlast veroorzakende ondernemer blijft uit. De man doet meerdere keren telefonisch navraag, maar krijgt steeds geen antwoord. Uiteindelijk laat het stadsdeel weten dat de kwestie bij de Omgevingsdienst thuis zou horen. Ook daarna waagt de man verschillende pogingen om telefonisch informatie te krijgen, maar dit is vergeefs. De man wendt zich tot de ombudsman. Wanneer de ombudsman telefonisch contact opneemt met de man, blijkt de zaak te zijn opgelost. De Omgevingsdienst heeft de ondernemer aangeschreven en de ondernemer heeft de installatie vervangen. De man ervaart geen overlast meer. Wel maakt hij zich zorgen over de afstemming tussen het stadsdeel en de Omgevingsdienst. Dat signaal neemt de ombudsman mee bij eventuele volgende klachten hierover. KIM 26968 – Dossier is afgehandeld Een echtpaar uit IJburg leeft al jaren in onmin met de buren. Ze voelen zich getreiterd door onder meer het zonder toestemming plaatsen van stellages voor verbouwingen in de tuin en het parkeren van de auto voor de oprit van het echtpaar. Half april ontvangt het echtpaar een brief van de buren. Hierin wordt aangekondigd dat zij gedurende ongeveer acht weken gebruik willen maken van hun oprit voor het plaatsen van een steiger. Het stadsdeel zou een vergunning hebben verleend voor het plaatsen van een dakopbouw. Het echtpaar begrijpt niet dat de steiger niet in de tuin van de buren kan staan. Het gaat immers om een vrijstaande woning. Bovendien willen zij zelf gebruikmaken van hun oprit. Ze zijn echter bang dat de buren toch over zullen gaan tot de plaatsing van de steiger. Dit is volgens hen in het verleden immers ook al gebeurd. De ombudsman legt het echtpaar uit dat zij niet akkoord hoeven te gaan met de plaatsing van een steiger op terrein dat in hun eigendom is. In het uiterste geval zou het echtpaar een kort geding bij de rechter kunnen aanspannen om de plaatsing tegen te gaan. Nu het om een langlopend conflict lijkt te gaan, verdient het echter voorkeur om eerst contact te
zoeken met buurtbemiddeling. Mocht dat niets uithalen en de steiger wordt toch geplaatst, dan kan het echtpaar ook nog terecht bij de buurtregisseur. Het stadsdeel gaat echter alleen over de verlening van de vergunning voor de dakopbouw. Zaken als het plaatsen van steigers dienen met de buren onderling te worden afgestemd. De ombudsman verwijst het echtpaar warm door en sluit hierop het dossier. KIM 27017 – Dossier is afgehandeld Een man wendt zich namens een aantal bewoners tot de ombudsman over het uitblijven van een inhoudelijke reactie op een verzoek aan het stadsdeel om in overleg te treden inzake wateroverlast in de woningen. De ombudsman doet navraag bij het stadsdeel en verneemt dat een reactie abusievelijk is uitgebleven, omdat niet duidelijk was welke afdeling dit zou oppakken. Het stadsdeel voldoet alsnog per omgaande aan het verzoek van de man om een gesprek en zal daarin bezien wat het stadsdeel voor hem kan betekenen. Nu de kwestie alsnog opgepakt is door het stadsdeel, is er geen rol meer voor de ombudsman. De ombudsman sluit het dossier. KIM 27065 – Dossier is afgehandeld Het rijbewijs van een vrouw verliep vorig jaar. Ze heeft eerst gedacht dit niet te verlengen, maar vervolgens wil ze dat toch i.v.m. kinderen die buiten de stad wonen. Zij heeft echter alleen AOW en wacht op haar vakantiegeld om de kosten te kunnen betalen. Uiterlijk zou zij het op 7 mei 2015 moeten verlengen. Zij belt 14020 om twee weken uitstel te vragen, dit zou volgens degene die zij sprak geen probleem zijn. Toen zij twee weken laten bij het Stadsdeel kwam, werd gesteld dat zij te laat was en werd haar een nieuwe eigen verklaring meegegeven. Mevrouw moet daardoor weer opnieuw beginnen en wordt ook met extra kosten geconfronteerd. De ombudsman vraagt het stadsdeel of er ruimte is voor enige coulance in deze zaak mogelijk is. Het stadsdeel laat weten, dat dit wettelijk gezien niet mogelijk is. De eigen verklaring mag niet ouder zijn dan een jaar en zal niet geaccepteerd worden. De ombudsman bericht de vrouw en sluit het dossier.
KIM 27066 – Dossier is afgehandeld Een man uit Amsterdam dient een klacht in bij de gemeente inzake een onveilige situatie op een stoep in Stadsdeel Oost. De man beschrijft de situatie als volgt. Een paar buurtbewoners hebben twee olievaten omgebouwd tot plantenbakken en hebben deze vervolgens op de openbare stoep geplaatst. De man vindt dit zorgwekkend, volgens hem kunnen mensen met een rolstoel, ambulancepersoneel met een brancard en mensen met kinderwagens/invalidenwagens er lastig langs rijden. De gemeente neemt op grond van deze klacht maatregelen, er worden twee fietssluizen geplaatst. Daarnaast sommeert de gemeente de buurtbewoners de plantenbakken weg te halen. De buurtbewoners zetten de plantenbakken alsnog tegen de sluizen aan waardoor het probleem nog steeds niet opgelost is. Bovendien worden fietsen aan de sluizen vast gemaakt, hierdoor raakt de doorgang geblokkeerd. De man is niet tevreden met het maatregel die genomen is en de huidige situatie. De ombudsman adviseert de man om zijn ongenoegen in eerste instantie aan de gemeente voor te leggen. Als hij vervolgens niet tevreden over de klachtafhandeling is, kan hij zich alsnog tot de ombudsman wenden. KIM 27120 – Dossier is afgehandeld Een vrouw is aangesteld als executeur. Zij regelt het graf voor de overledene, maar wordt een half jaar na dato geconfronteerd met kosten die zij niet kan plaatsen. Het betreft onderhoudskosten voor het graf. De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij destijds als executeur als leek heeft gehandeld. Zij zou tegen de medewerker van de begraafplaats hebben
gezegd dat zij ‘alles’ voor een periode van 10 jaar wilde regelen. Zij was in de veronderstelling dat daarmee ook alle kosten voor de duur van 10 jaar zouden zijn gedekt. De rest van het geld heeft ze direct op de rekening van andere erfgenamen gestort. Zij dient een klacht in bij de begraafplaats en geeft aan dat ze verkeerd geïnformeerd is. De kosten voor het afkopen van de onderhoudsrechten ligt rond de € 900 euro. Op de rekening van de overledene is echter nog maar € 500 euro beschikbaar. De vrouw stelt voor dat de begraafplaats akkoord gaat met afkoop voor de duur van 10 jaar, maar dan voor € 500 euro. De begraafplaats kan zich daar niet in verenigen en stelt zich op het standpunt dat mevrouw destijds het formulier ‘Tenaamstelling en verlenen van grafrechten bij uitgifte van een urnenplaats’ heeft ondertekend. Op het formulier stond toen al duidelijk aangegeven dat afkoop van de jaarlijkse onderhoudsbijdrage mogelijk is. Mevrouw heeft hier echter geen gebruik van gemaakt. De ombudsman stelt dat hij niet in staat is om te achterhalen wat er destijds tegen de medewerker is gezegd en andersom wat de medewerker tegen haar heeft gezegd. Duidelijk is in ieder geval dat de medewerker een andere herinnering heeft van de conversatie destijds. De harde feiten zijn wat de ombudsman betreft duidelijk: op het formulier wordt inderdaad de mogelijkheid tot afkoop van de onderhoudskosten weergegeven. Hier is echter een streep doorheen gezet. Mevrouw heeft dit formulier ondertekend. In de bevestiging is nogmaals aangegeven dat het mogelijk is om de jaarlijkse onderhoudsbijdrage af te kopen. Wat de ombudsman betreft heeft de begraafplaats aan de informatieverplichting voldaan. Op de burger rust een onderzoeksplicht. Hij is niet van mening dat de begraafplaats onbehoorlijk heeft gehandeld en sluit daarom het dossier. KIM 27170 – Dossier is afgehandeld Een man is met Stadsdeel Oost in discussie geraakt over de te gebruiken ondergrond bij een aantal te plaatsen trimtoestellen in het Diemerpark. De man stelt zich op het standpunt dat het beste een natuurlijke ondergrond gebruikt kan worden – dit omdat het er veel mooier uit ziet. Het stadsdeel wil echter gebruik maken van houtsnippers als ondergrond – omdat de sporters die hiervan gebruik gaan maken een duidelijke voorkeur hebben voor dit type ondergrond. Op 22 april schrijft de man een e-mail aan het DB hierover. Op 30 april antwoord het DB per e-mail en brief (met o.a. bovengenoemd argument). Omdat de man het antwoord niet bevredigend vindt, wilt hij de mening van het Algemeen Bestuur weten. Opnieuw schrijft de man een e-mail, ditmaal gericht aan het AB. De mail wordt ook aan alle leden individueel verzonden. In de vergadering van het AB van 12 mei wordt zonder discussie door het AB ingestemd met afhandelingsvoorstel ‘afhandeling DB’. Omdat de man verder geen reactie meer krijgt stuurt hij opnieuw een e-mail aan het AB. Wederom volgt er geen reactie. Op 3 juni stuurt de man weer een e-mail, ditmaal ook aan twee ambtenaren. Op 4 juni krijgt de man een ontvangstbevestiging. Daarin wordt opnieuw aangegeven dat de brief van de man met afhandelvoorstel ‘DB’ naar het AB zal gaan. De man stuurt een e-mail waarin hij zijn verbazing uitspreekt over het afhandelvoorstel: hij wil de mening van het AB weten. Ook deze e-mail stuurt hij individueel aan alle leden van het AB. Op 9 juni vindt de vergadering AB van de bestuurscommissie Oost plaats. Op de lijst van ingekomen stukken op de agenda staat een pdf file met daarin een mailwisseling tussen ambtenaren en de man en tussen ambtenaren van het stadsdeel onderling. In de mailwisseling tussen ambtenaren onderling wordt de man onheus bejegend. De man neemt kennis van de stukken (en derhalve dus ook de mailwisseling tussen de ambtenaren onderling) en voelt zich niet serieus genomen. Hij wendt zich daarom tot de Gemeentelijke Ombudsman. De ombudsman neemt de zaak op met het stadsdeel. Het stadsdeel is van mening dat er door de medewerkers van Stadsdeel Oost niet op deze manier over wie dan ook gecorrespondeerd dient te worden en acht de gang van zaken niet professioneel. De stadsdeelsecretaris heeft per e-mail excuses aangeboden en de man uitgenodigd voor een gesprek hierover. Het stadsdeel laat verder inhoudelijk weten dat sinds de verkiezingen in maart 2014 de stadsdelen van een duaal naar monistisch stelsel zijn gegaan.
Daarmee maken de leden van het Dagelijks Bestuur ook deel uit van het Algemeen Bestuur. Een brief aan het AB is derhalve ook gericht aan de leden van het DB. Voorts maakt elk individueel lid van het AB de afweging om al dan niet op mails te reageren. De ombudsman is blij met de reactie van het stadsdeel maar neemt de zaak op als een signaal en is voornemens de zaak bij het eerstvolgende overleg met het stadsdeel te bespreken. Voor nu ziet hij geen rol meer voor zichzelf weggelegd in het dossier in gaat over tot sluiting.
KIM 27197 – Dossier is afgehandeld Een man woont op een woonboot in Stadsdeel Oost. Hij kan zich niet vinden in een voorgenomen bestemmingsplanwijziging van het stadsdeel. Hij neemt contact op met de ombudsman om zijn bezwaren kenbaar te maken. De ombudsman vraagt de man om onderliggende stukken op te sturen. Daaruit blijkt dat de man een advocaat heeft die zijn belangen behartigt. Ook blijkt dat de bestemmingsplanprocedure nog alle mogelijkheden biedt om de bezwaren van de man naar voren te brengen. Deze procedure is met waarborgen omkleed en de man kan zo nodig tot aan de Raad van State zich verzetten. Gezien deze feiten en omstandigheden ziet de ombudsman geen aanleiding om de bezwaren van de man tegen de bestemmingsplanwijziging te onderzoeken. De ombudsman sluit het dossier. KIM 27224 – Dossier is afgehandeld Een man stuurt de ombudsman en CIVIC, die de schuldhulp in zijn stadsdeel verzorgt, een email waarin hij helemaal niets schrijft. Naast de lege email, stuurt de man ook een brief van een deurwaarderskantoor mee. Uit deze brief blijkt dat hij een schuld heeft bij een bank, maar dat de deurwaarder nog geen bericht heeft ontvangen van CIVIC. Op basis van deze informatie heeft de ombudsman de man geadviseerd navraag te doen bij CIVIC of en wat ze met zijn email hebben gedaan. In algemeenheid is hem geadviseerd niet een lege email te sturen en te hopen dat de ontvanger begrijpt wat de bedoeling daarvan is, maar voortaan een vraag of klacht mondeling of schriftelijk te verwoorden. Wanneer dan niet of onvoldoende wordt gereageerd, kan hij dit kenbaar maken aan de ombudsman.