Informatieblad ds. Pierson College
bulletin
Keuzes
jaargang 13 | 2 01 | 2015
2 Inhoudsopgave
Voorwoord
2 Voorwoord
Keuzes
3
In de picture
5 Lrrnlfhbbrn 6
Het woord is aan
7
Het Bij-de-hand-boekje
7
Een dag uit het leven van
8
Verschil mag er zijn
10 EHBO 10
Kies de toekomst
11
Ver weg dichtbij
11
Een school-tvzender
12
Groene stroom
12 MOVE 13
Jonge hond, ouwe rot
14
In beeld
16
De achterkant
Colofon Eindredactie Clo Martens, Karin Polman, Judith de Weger, Wouter Vrouwenvelder Foto voorzijde Muziekwerkplaats Grafisch ontwerp Bureau Gurk, Marie Christine Meijer Drukwerk Drukkerij van der Heijden, ’s-Hertogenbosch Redactieadres Postbus 701 5201 AS ’s-Hertogenbosch telefoon: 073-644 29 29
[email protected] www.pierson.nl
Een gelukkig Nieuwjaar gewenst, u heeft het in de afgelopen periode ongetwijfeld vaak gezegd en gehoord. Dat wensen we elkaar oprecht. Maar wat maakt dat jaar nu gelukkig? Een goede gezondheid, een duurzame wereld, een liefdevolle omgeving, een veelheid aan keuzes, je eigen weg kunnen gaan…? Dit Pierson Bulletin gaat over keuzes en daarmee over veel meer! Leerlingen staan elke dag weer opnieuw voor keuzes en dat is niet eenvoudig. Uiteenlopende keuzes over hoe en wat je leert, welke activiteiten je op je neemt, hoe je je tot anderen verhoudt, wie je bent en wat je wilt worden, hoe je de wereld benadert. Op school proberen we de leerlingen daarbij zo goed mogelijk te begeleiden. Keuzes maken vraagt kennis, inzicht en reflectie. Mooi om in dit Pierson Bulletin te lezen op hoeveel verschillende manieren daar door leerlingen en medewerkers aan gewerkt wordt. Indy vertelt over zijn rol in de leerlingenraad, mevrouw van Lith verhaalt over haar loopbaan, docenten vertellen over hoe zij vorm geven aan differentiatie, er is het MOVE-project, het Bij-de-handboekje, de Kerstvieringen en nog veel meer. Uit alles blijkt dat er geen dag voorbijgaat zonder overwegingen en keuzes maken. Maar ook als je keuzes weloverwogen maakt, pakken ze niet altijd uit zoals je hoopt. Soms zijn mogelijkheden er niet, veranderen omstandigheden of verander je zelf. Dat betekent dat je als onderdeel van het keuzeproces ook moet leren te denken in alternatieven. Wat als…? Wij noemen dat in het onderwijs compenserende strategieën. Als bijvoorbeeld de fiets die je hebt uitgekozen niet meer geleverd kan worden, als je niet het schoolniveau kan halen dat je wilt, als je door je fysieke situatie niet dat beroep kan uitoefenen waar je voor gekozen hebt, kun je dan daarmee omgaan en in andere mogelijkheden denken? Ook die flexibiliteit is onderdeel van keuzes en het leren kiezen. Als kind had ik een poesie-album met daarin prachtige plaatjes en het wijze rijmpje van mijn vader: ‘Ik wens je met Gods zegen, naast heel veel zonneschijn ook op zijn tijd wat regen!’ Natuurlijk gunnen ouders, mentoren en leerkrachten kinderen louter zonneschijn in hun leven, maar regen zorgt ook voor groei, leren omgaan met regen kan helpen om weerbaar te worden en te anticiperen op andere omstandigheden. En ook dan blijken er steeds weer mooie keuzes te maken. Ik wens ouders en leerlingen voor 2015 een gezegend en zonnig jaar met op zijn tijd wat regen! Alma van Bommel, rector
3
Wat wil je worden? Vraag het een willekeurige volwassene: Weet jij nog wat je wilde worden op je zestiende? En vervolgens: Ben je het ook geworden? En: Weet je wat je over vijf jaar doet? Grote kans dat het even heel stil wordt. Vragen over de toekomst, het richting kunnen geven aan het eigen (beroeps)leven zijn niet de gemakkelijkste. Toch leggen we ze onze leerlingen met regelmaat voor. We vragen Nelly van Lith, coördinator LOB (Loopbaanoriëntatie en -begeleiding) naar de nieuwste inzichten op dit terrein. Hoe ziet LOB op de Pierson eruit? Nelly van Lith:‘Ook ik kreeg die vraag jaren geleden voorgelegd. Ik ben de ALO gaan doen en heb jaren met plezier bewegingsonderwijs gegeven. Maar toen ik rugklachten kreeg, ben ik gaan nadenken over een andere tak van sport. Naast mijn werk ben ik psychologie gaan studeren. Toen ik afstudeerde in 1990, was er weinig werk te vinden voor psychologen. Er werden ook 3 kinderen geboren. Daarna besloot ik een extra lesbevoegdheid biologie te halen om mijn inzetbaarheid op school te vergroten. In 2001 ben ik decaan havo geworden en inmiddels coördinator LOB. De studie psychologie heeft veel raakvlakken met mijn werk en ik heb er dagelijks lol van.
En het decanaat ontwikkelt zich van een eerstelijns naar een tweedelijnsfunctie, dus ook zonder gymlessen blijf ik volop in beweging. Ik had op mijn zeventiende niet kunnen denken dat de ALO het begin zou zijn van deze carrière.
ze als uitgangspunt voor hun keuzes. Het gaat om de vaardigheid, om hoe je kiest en dus niet om wat je kiest. Wie zichzelf beter kent, kan betere keuzes maken. Dát is de studiekeuzebegeleiding anno nu.
Gelukkig wordt LOB nu ruimer opgepakt. Omdat de arbeidsmarkt verandert, is het belangrijk dat leerlingen ‘leren kiezen’, zodat zij later in hun loopbaan in staat zijn bij te sturen, als de situatie daarom vraagt. De vragen worden breder gesteld: waar liggen je talenten, hoe kun je ze ontdekken, wie spelen daarin een rol? Leerlingen denken na over hun eigen motieven en kwaliteiten en nemen de-
Vijf loopbaancompetenties De afgelopen jaren heeft het onderzoek op LOB-gebied en de stimulering vanuit de overheid een flinke impuls gegeven. Het gaat om vijf loopbaancompetenties die richting geven aan ontwikkeling van talent en loopbaansturing. Als je goed kunt reflecteren op je motieven en kwaliteiten voor een studie/beroep, als je je goed informeert over wat er bestaat
Oriëntatiedag op de Universiteit van Tilburg voor Atheneum 4
In de picture
4 aan studie en werk en onderzoekt wat bij je past en als je daarbij ook nog een netwerk weet in te schakelen, dan ben je bezig met gerichte loopbaansturing.
Motieven en kwaliteiten Op de eerste plaats staat de bewustwording van wat je eigenlijk belangrijk vindt in je leven, wat je voldoening geeft. Daarnaast moet je kunnen reflecteren op je eigen eigenschappen, je eigen kwaliteiten en vaardigheden. In de diverse leerjaren geven we regelmatig opdrachten waarin we leerlingen laten benoemen wat hun talenten zijn. De ene keer in spelvorm, een andere keer door het schrijven van een zelfportret. We vragen ook ouders om hierop te reageren. Zij zijn heel belangrijk in dit proces. Studenten geven aan dat hun studiekeuze voor het grootste deel werd bepaald door de feed-back van hun ouders. Met name concrete vragen helpen: Wat vind jij belangrijk? Hoe moet dat eruit zien? Wat heb je nodig om daarachter te komen? Dat soort vragen sturen de autonomie, want uiteindelijk is het een proces van het kind zelf. Exploratie van beroep en opleiding En ervaringen natuurlijk met verschillende doelgroepen en sectoren in de samenleving. Bijvoorbeeld door stages, excursies, vrijwilligerswerk, verenigings- en vakantieactiviteiten. Daarmee kom je op het terrein van werk(zaamheden) waarin ervaren kan worden of wat je wil ook aansluit bij wat verlangd wordt in de maatschappij. Wij kennen hier op school het beroepenproject, waarin ouders in de brugklas een workshop komen geven over hun eigen werk. In de derde klas gaan
alle leerlingen met één van hun ouders een dag mee op stage. Een laagdrempelige stage die vaak leidt tot verrassende ontdekkingen en gesprekken. In havo-4 regelen alle leerlingen zelf een snuffelstage in een richting waarin ze mogelijk een opleiding zouden willen gaan volgen. Daarnaast organiseren we in de bovenbouw bezoeken aan hogescholen en universiteit, studievoorlichtingen door oud-leerlingen en ook een speeddate met verschillende professionals. Deze zijn bedoeld om zicht te krijgen op het onderwijs en het werk na de middelbare school. Ze zijn zo georganiseerd, dat er veel gelegenheid is tot gesprek. Want daar gaat het bij elke activiteit steeds weer om: Wat zegt het jou? Waar raakt het aan jouw persoon? Loopbaansturing en netwerken Wij zetten ons netwerk van ouders en oud-leerlingen in en hopen daarmee een voorbeeld te geven aan onze leerlingen. Zij kunnen deze netwerkcontacten gebruiken om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen, van werken studiemogelijkheden. Op open dagen en meeloopdagen kunnen ze zich verder een beeld vormen van specifieke studies. Uiteindelijk vragen we leerlingen halverwege het eindexamenjaar om in een pitch neer te zetten, wat ze gaan doen nadat ze hun diploma hebben gehaald. Hiermee bereiden we ze voor op de studiekeuzecheck die alle leerlingen in het HBO en WO krijgen aangeboden. In die check vindt een gesprek plaats, soms worden colleges gevolgd en opdrach-
ten gemaakt. Zo wordt gepeild of de gekozen opleiding past bij interesses, kwaliteiten en motivatie.
Brede samenwerking De verschillende onderwijssectoren werken steeds meer samen. LOB ontwikkelt zich als een doorlopende lijn, die al begint op de basisschool. Het is mooi dat in Den Bosch de gemeente gestart is met een project dat LOB nog meer wil stimuleren. In samenwerking met alle VO-scholen, Hogeschool Avans en inmiddels ook een paar basisscholen focust de gemeente op het terugdringen van schooluitval en op een goed functionerende arbeidsmarkt. Maar los van werk is LOB een heel belangrijke motivatietrigger. Als je een stip op de horizon hebt, doe je het schoolwerk op een betere manier. Door steeds met leerlingen in gesprek te zijn over hun ervaringen op school en daarbuiten en die te koppelen aan hun eigen persoon, werk je aan een keuzebewustzijn. Vanaf klas 3 worden die gesprekjes een paar keer per jaar gevoerd, meestal in groepsverband. Dat helpt, omdat een mentor mee reflecteert en leerlingen leren van elkaars ‘loopbaanverhalen’. In die zin is LOB geen moment maar een proces. Een proces waarin mentoren, vakdocenten en ouders allemaal een rol hebben. Een proces waarin het uiteindelijk ook gaat over hoe kinderen gelukkig kunnen worden.’ Clo Martens
5 Lrrnlfhbbrn* Na gedane arbeid is het goed rusten en wij wilden wel eens weten wat het Piersonpersoneel zoal doet om na het werk de zinnen te verzetten. In dit nummer gaan we de muziek achterna en dan komen we al snel Wieske Vreeswijk tegen, docent muziek, zangeres en één van de initiatiefnemers van de Muziekwerkplaats.
Wieske Vreeswijk Hoe en wanneer is het allemaal begonnen? Toen ik in groep 4 zat, ging ik op muziekles. Blokfluit spelen, zo begint bijna iedereen. In groep 5 stapte ik over op gitaar, eerst klassiek en later op de middelbare school werd dat elektrisch. Op m’n dertiende startten een paar vriendinnen en ik ons eerste eigen bandje waarmee we eigen werk speelden: ‘Frantic’. Toen ik moest optreden voor een muziekexamen, zong ik een liedje van Anouk bij m’n gitaarspel. De jury vroeg me of ik niet wilde gaan zingen bij de band van de muziekschool. Hartstikke leuk natuurlijk!
En toen werd het professioneler? Een jaar later deed ik auditie bij een échte band, die ook buitenshuis optrad. Dat was een fantastische tijd: zo stoer! Ik schreef de liedjes, managede de boel een beetje en we waren best succesvol. In de hoogtijdagen speelden we met
‘Plain’ een paar keer per maand, we hadden een busje met logo, er stonden rijen fans voor de deur en we zijn ook eens bij TMF geweest. Vanaf die tijd ben ik ook zangles gaan nemen in allerlei stijlen want een beetje techniek kan geen kwaad. Na een paar jaar was de fut eruit en gingen onze muzieksmaken te ver uiteen lopen. We besloten te stoppen en dat voelde echt alsof iemand de verkering uitmaakte, heel erg! Nu zijn we allemaal heel goede vrienden en we maken nog een keer per maand puur voor de lol samen muziek.
En nu? Na ‘Plain’ ben ik nog jaren frontvrouw geweest van diverse bands, zoals ‘Caspian’ in Antwerpen, waarmee ik meer poppy muziek maakte. Nu zing ik bij een heel grote band: Benny’s Big Show Orchestra. Niet alleen als frontvrouw maar ik doe er ook veel backing vocals. En verder natuurlijk nog puur voor het plezier met mijn muziekvrienden van vroeger.
Vertel eens over de Muziekwerkplaats Toen ik zelf op school zat, mochten we met een stel leerlingen gewoon gaan jammen in het muzieklokaal en dat had een heel leuk sneeuwbaleffect. Andere mensen hoorden ervan, kwamen ook eens kijken en gingen meespelen. Zo’n sfeer wil ik hier op het Pierson College ook creëren: ongedwongen muziek maken, leerlingen bepalen de regels en wat ze willen spelen. Wij zorgen alleen voor de faciliteiten en merken, dat het leerlingen uit alle klassen samenbrengt. Er was hier op school wel een musicalcultuur maar nog niet echt een bandjescultuur. Daar willen we wat beweging in brengen en daarom komt er voor de hogere klassen volgend schooljaar ook een keuzemodule muziek. Het hoeft tenslotte allemaal niet na de tweede klas al voorbij te zijn!
Karin Polman
6 Het woord is aan
De voorzitter van de leerlingenraad Indy van Grinsven zit in atheneum 5 en is voorzitter van de leerlingenraad, lid van de MR en actief binnen het LAKS (Landelijk Aktie Komitee Scholieren). Wat spreekt je aan in deze activiteiten? Indy: ’Ik vind het belangrijk dat leerlingen iets te zeggen hebben. In een school gaat het tenslotte om hen. Verder ben ik geïnteresseerd in politiek, dus ik ben op zoek naar manieren waarop we als leerlingen invloed kunnen hebben om het onderwijs (nog) beter te maken. Ik vind de activiteiten die ik onderneem heel leerzaam, echt een bonus op het reguliere lesprogramma. Voor het LAKS ben ik regelmatig in Amsterdam. Het is een orgaan dat serieus genomen wordt. Behalve in ons standpunt over het nieuwe leenstelsel, helaas. Ons panel wordt door het ministerie om advies gevraagd. We hebben een presentatie gekregen over een pilot in het Zweedse onderwijssysteem, waarin het leren sterk op de individuele leerling is afgestemd. We hebben ook ideeën aangeleverd voor dingen die we missen in de huidige schoolpraktijk. Leerlingen willen meer praktische dingen leren, zoals presenteren en debatteren, maar ook het afsluiten van een verzekering of het invullen van een belastingaangifte. We zouden dat als keuzelessen op onze school binnen keuzewerktijd best kunnen aanbieden. Ik heb al een ballonnetje opgelaten, dus wie weet?
Binnen de leerlingenraad zoeken we naar activiteiten die sociaal en verbindend zijn. We delen rozen uit op Valentijnsdag en gaan dit jaar opnieuw een verkiezing uitzetten voor de beste leraar en beste medewerker van het jaar. Nu de leerlingenfeesten minder interessant lijken, omdat alcohol onder 18 jaar niet meer verstrekt mag worden, wordt het tijd om te kijken of we niet wat andere activiteiten kunnen initiëren. Dit jaar leggen we vanuit de leerlingenraad ook contact met alle leerlingenpanels in elk leerjaar. In die leerlingenpanels geven leerlingen feedback op de afgelopen periode en zo hebben we een kort lijntje met wat er speelt. Leerlingen uit de diverse panels en raden wordt ook gevraagd om mee te denken over bijvoorbeeld de inrichting van de nieuwe ruimtes op school, de leerlingencorner, de vormgeving van de gezonde school, net wat zich voordoet. En bij sollicitatiegesprekken is altijd een leerling aanwezig. Heel zinvol, want leerlingen kiezen net een ander perspectief dan vakdocenten. Ik vraag mezelf altijd af, of leerlingen naar een potentiële docent gaan luisteren. Er moet een goede mix zijn tussen strengheid, enthousiasme voor het vak en gezelligheid. Kortom: ik verveel me niet en voor mijn CV is het ook niet verkeerd!’
Clo Martens
7 Het Bij-de-hand-boekje in de brugklassen En daar sta je dan. Je hebt de eerste week op de middelbare school overleefd, je kent bijna alle namen van je nieuwe klasgenoten en docenten, en je kunt inmiddels de weg van lokaal C13 naar A1 vinden voor de bel gaat én toch nog even snel langs je kluisje. En dan kom je thuis en dan… huiswerk. Tsja. Wat moet je daar nou precies mee? Deze brugklasmentor krijgt in die eerst week nog wel eens de vraag: Huiswerk… Moeten we dat maken, dan? De overstap van basisonderwijs naar middelbaar onderwijs is voor veel leerlingen ingrijpend. Gelukkig wennen de meeste leerlingen snel aan alle nieuwe dingen die op ze af komen, maar met name het huiswerk roept regelmatig vragen op. Want wanneer ken je de woordjes van Frans goed genoeg om een toets te maken? Hoe leer je die grammaticaregels van Engels precies? En de begrippen van geschiedenis? En dat werkstuk van aardrijkskunde, wat moet daar eigenlijk precies in? Natuurlijk helpen de vakdocenten de leerlingen hierbij, maar daarnaast werkt het brugklasteam ook met studievaardigheidslessen. Deze lessen zijn ontworpen om leerlingen overzicht te geven bij het maken van huiswerk en ze te helpen de studievaardigheden te verwerven die ze ook in de rest van hun schoolcarrière hard nodig hebben. Sinds dit jaar worden de brugklassers hierin bijgestaan door het ‘Bij-de-hand-boekje’. Dit boekje bevat veel handige informatie over studievaardigheden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een overzicht van wat er in een werkstuk moet, of aan tips voor het leren van woordjes. En algemene tips over het maken van huiswerk: Hoe plan je je huiswerk? Is je bureau opgeruimd? Hoe vaak moet je pauze nemen? Hoe kun je je beter concentreren? Doe je eerst het leerwerk óf juist het maakwerk? Daarnaast bevat het boekje ook tips over leerstijlen. Immers, niet elke leerling is hetzelfde en niet elke leerling leert hetzelfde. De een is een denker, de ander meer een doener. De een onthoudt dingen door ze te lezen en te herhalen, de ander door te mindmappen en te doen. Hierdoor krijgen de leer lingen meer inzicht in hun eigen leerstijl waardoor het leren effectiever wordt. Het maken van huiswerk kan ingewikkeld lijken, maar met deze handvatten is het hopelijk minder intimiderend. Of, met andere woorden: leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker. Meike Wouters, brugklasmentor
Een dag uit het leven van brugklasser Jasmijn
6:45 › Ik hoor het geluid van de wekker. Nog even blijf ik liggen, maar om 7:00 › moet ik echt mijn bed uit. Na mijn ontbijt kijk ik nog even op mijn telefoon of er roosterwijzigingen zijn en om 7:40 › fiets ik weg naar Domino’s, waar ik afgesproken heb met Lauren. In het begin van het schooljaar fietste ik altijd met een grote groep maar nu vinden we het fijner met zijn tweeën te fietsen.
8:10 ›
Lekker vroeg op school, dan is het nog rustig. Mijn jas gaat in mijn kluisje en dan naar de eerste les 8:30 › Informatica. Dit is mijn lie-
velingsvak, dus dat is een mooi begin. 9:20
› De tweede les Frans
hebben we een SO (schriftelijke overhoring). Die valt mee, we zijn allemaal snel klaar. Daarna verder met de gewone les. En dan is het al weer 10:10
› Pauze!!! We praten na over de overhoring en eten
wat. Sommigen gaan nog naar hun kluisje en ik speel een spelletje op mijn telefoon.
10:30 › Wiskunde begint. We beginnen aan een
nieuw hoofdstuk. Best lastig en we krijgen meteen een hoop huiswerk voor morgen!
11:20 › We hebben muziek. Leuk: we spelen
keyboard en gaan verder met een stukje theorie. We mogen iets eerder weg omdat we straks gym hebben in het Sportiom. Anders hebben we geen pauze meer over.
14:10 ›
Na een blokuur gym
fiets ik weer naar huis. Ik heb niet zo veel maakhuiswerk maar morgen wel een proefwerk Engels van 222 woorden! 14:50
› Ik begin
met Engels leren op Wrts. Makkelijk want dan weet ik welke woordjes er nog wat lastig gaan. Het zijn er een stuk of 25. Ik sla ze op als nieuwe lijst en oefen die woordjes nog eens. Dan maak ik wiskunde. De sommen zijn best lastig maar als je het eenmaal begrijpt kom je er snel uit. Na een pauze ga ik verder met Engels oefenen. Eerst de woorden die ik moeilijk vind en daarna nog een keertje allemaal.
17:00 ›
Ik ben klaar met alles. Ik maak nog wat huiswerk voor
overmorgen en ga wat filmpjes kijken op You-tube. Voordat ik ga eten, oefen nog ik een keer alle Engelse woordjes. 19:00
› Ik kijk
het televisieprogramma dat ik iedere avond volg, pak mijn tas in voor de volgende dag, doe nog eventjes iets voor me zelf, lees nog wat en om 21:30 › duik ik mijn bed weer in.
8
Verschil mag er zijn
Werken in niveaugroepen bij Duits Monique van den Bosch, docent Duits, werkt in haar lessen met niveaugroepen. ‘Differentiëren in de klas is belangrijk, je kijkt meer naar wat een leerling voor jouw vak aankan en nodig heeft. Door de lessen anders in te richten creëer ik daar ruimte voor’.
Differentiëren en innoveren op het Pierson College Differentiatie in de les is lang voorbehouden gebleven aan de brugklassen. Daarna zaten leerlingen immers al op hun eigen niveau. Toch zijn er altijd verschillen tussen leerlingen. Het is een uitdaging om meer individueel aan te sluiten bij leerlingen, zó dat alle leerlingen het basisniveau halen, maar niet allemaal langs dezelfde weg. De ene leerling kan toe met minder instructietijd, een ander leert door veel oefenen, er zijn allerlei leerstijlen. Hoe beter aangesloten kan worden, hoe effectiever en ook motiverender dat is. En sommige leerlingen komen verder dan het absolute minimum, ook daar moet ruimte voor zijn. Vandaar dat er op middelbare scholen veel aandacht is voor allerlei vormen van differentiatie. Hoe doen onze docenten dat op het Pierson College?
ot
van den B
G wen Pr uv
Monique
In de praktijk betekent het dat er drie niveaugroepen zijn. De betere leerlingen vinden het fijn dat ze (soms zonder en soms na de uitleg) kunnen doorwerken, ze krijgen een stukje vertrouwen en werken aan zelfstandigheid. De zwakkere leerlingen vinden het juist heel fijn dat ze in een kleiner groepje nog eens rustig de stof samen met mij herhalen. De ‘middengroep’ krijgt afwisselend van beide wat. Ik maak in mijn lessen een schifting in basisopdrachten, herhalingsopdrachten en plusopdrachten, voor de laatstgenoemde opdrachten is net iets meer denkwerk nodig. In principe haal ik alle opdrachten uit het boek en zo af en toe maak ik gebruik van instructiefilmpjes en oefeningen van het internet. Het zijn in elk geval steeds andersoortige opdrachten per groep. Wat ik altijd duidelijk aangeef is dat het niveau van de leerling bij Duits niet in zijn algemeenheid geldt, maar dat het gaat om het niveau dat op dat moment voor het vak Duits gehaald wordt. Het kan namelijk heel goed zijn dat een zwakkere leerling bij Duits juist excelleert bij wiskunde. In mijn lessen wordt er beter gewerkt en door de afwisselende groepsindeling werken leerlingen met verschillende klasgenoten samen. De resultaten zijn verbeterd, maar het belangrijkste vind ik dat alle leerlingen nauwlettend gezien worden met dit systeem.’
osch
Travail d’équipe zet leerlingen aan het ‘tekst’werk
Toine Taus
Gwen Pruvot, docent Frans, is enthousiast over het teamwerk dat ze creëert in atheneum 6. Daar werken leerlingen in groepjes van 4 het hele jaar door aan eindexamenteksten.
ch
Michael va n den Bro ek
‘Ik stel de groepjes willekeurig samen, zorg voor een mix van jongens en meisjes en verschillende niveaus. Zo wennen de leerlingen aan een gang van zaken die in het vervolgonderwijs heel gewoon is. Daar werk je soms samen met volstrekt onbekenden. Elke week is iemand anders hoofdverantwoordelijk voor het werk in de groep, dat bij mij ingeleverd moet worden. Dat werk bestaat uit het samen doornemen van een eindexamentekst. Uit die tekst worden de woorden gehaald en vertaald die essentieel zijn voor het begrip én die ook relevant zijn voor andere eindexamenteksten. Ik verzamel die lijsten en zet ze ruim voor de toets op de ELO.
9 Mijn ervaring is dat de toetsresultaten lopende het jaar steeds beter worden. Leerlingen leren woorden en uitdrukkingen in de context. Omdat ze de teksten met elkaar doorleefd hebben, gaat dat gemakkelijker. Ze ontdekken ook, dat je echt niet elk woord hoeft te kennen, maar dat er een kernvocabulaire is, waarmee je de meeste teksten wel te lijf kunt. Het is een interessant proces. Ik observeer in de les, hoe leerlingen samenwerken. Verdelen ze de tekst in stukken, waarbij iedere een stuk uitwerkt of nemen ze hem écht samen door. Ik geef adviezen en ze geven elkaar ook tips. Ze herkennen bv. een woord omdat het in het Engels ook voorkomt, worden alert op de faux amis (instinkers). Bovenal is het een motiverende opdracht. Het is puzzelen met elkaar en leerlingen houden elkaar scherp: ze hebben eigenlijk helemaal niet in de gaten dat ze al met examenvoorbereiding bezig zijn.
Geschiedenisfilmpjes zijn het huiswerk vóór de les Michael van den Broek, docent geschiedenis, draait het om: hij stuurt leerlingen korte filmpjes als voorbereiding op zijn les. Huiswerk gebeurt dus voorafgaand aan de les. ‘In de chromebook-brugklassen sturen mijn collega Corinne Linders en ik leerlingen korte documentaire-achtige filmpjes, waarin de belangrijkste problemen uit een hoofdstuk worden toegelicht. Leerlingen bestuderen het hoofdstuk en bekijken het filmpje. Ze kunnen dat in eigen tempo doen, ze kunnen het filmpje stopzetten, aantekeningen maken en nog eens bekijken. In de les testen we met een paar vragen hoe de stof verwerkt is. Er is een digitaal programmaatje, waarmee meteen zichtbaar is, wie welke vragen goed heeft en ook welke vragen meer problemen geven. Het grote voordeel van deze insteek is, dat leerlingen actiever de les inkomen: ze weten al waarover we het gaan hebben. Ze hebben op film hun docent altijd bij de hand, wat sterk ondersteunt. Ik had deze periode een leerling die een paar weken ziek was en de toets toch heeft kunnen maken. Doordat we aan het begin van de les meteen het resultaat van de voorbereiding in beeld hebben, is er in de les meer tijd voor het werken aan vaardigheden. In de klas kan in groepjes gewerkt worden aan het bekijken en interpreteren van getekende bronnen, zoals cartoons. Een belangrijke vaardigheid binnen geschiedenis die leerlingen traint op een kritische denkhouding. Maar er is ook ruimte voor differentiatie: leerlingen die het vak moeilijk vinden, werken aan het maken van een gestructureerde samenvatting. Goede leerlingen krijgen een verdiepende taak en schrijven bijvoorbeeld een brief vanuit een historische figuur. We zijn nog volop aan het ontwikkelen, maar het zou mooi zijn, als de goede leerlingen straks zelf de filmpjes gaan maken voor hun klasgenoten’.
EduScrum, de leerling aan het stuur bij scheikunde Toine Tausch, docent scheikunde, startte afgelopen schooljaar met een nieuwe manier van werken in de klas. De leerlingen bepalen bij EduScrum in teamverband welke van de, door de docent gestelde, leerdoelen ze per les willen oppakken. Niet langer bepaalt de vakdocent in welke volgorde de onderwerpen aan bod komen en hoe lang er aan gewijd wordt, maar de leerlingen bepalen dat zelf. Ieder team werkt met een ‘flap’. Een groot stuk papier waarop de leerlingen hun status en voortgang van les tot les bijhouden. Hierdoor hebben zowel de vakdocent als de leerlingen altijd een duidelijk beeld van hoe het er voorstaat en welke zaken eventueel extra aandacht nodig hebben. ‘In het begin was het spannend om met EduScrum te werken. Je denkt dat je de controle over de les kwijt raakt, maar dat is gelukkig niet het geval. Het is vooral genieten om te zien wat leerlingen zelf allemaal al kunnen. Het is overigens niet zo dat ik nooit meer frontaal voor de klas sta, want de lastige onderwerpen worden nog steeds klassikaal besproken’. In de praktijk ziet dat er als volgt uit: Iedere periode vormen we nieuwe groepjes, dat doen we op grond van kwaliteiten. Iedere kwaliteit heeft een kleur. Ik kies acht leerlingen uit en zij mogen elk hun eigen team samenstellen. Ze moeten er voor zorgen dat ieder team zoveel mogelijk kleuren, dus kwaliteiten, krijgt. Wanneer de teams samengesteld zijn, kunnen ze aan de slag met het maken van de ‘flap’. Het mooie van EduScrum is dat er veel vaardigheden getraind worden. Leerlingen leren plannen, beter lezen, reflecteren en feedback geven en afspraken met elkaar te maken. Bovendien voelen ze zich veel verantwoordelijker voor elkaar. Door leerlingen wordt heel wisselend gereageerd op EduScrum. Sommige leerlingen vinden het vervelend om steeds die flap op te hangen. Leerlingen consumeren graag, maar met dit systeem moeten ze zelf veel actiever zijn. Bovendien is het direct zichtbaar wanneer een teamlid zijn afspraken niet nakomt, daaraan zijn ze misschien nog niet gewend’. Clo Martens / Judith de Weger
10 EHBO (eerste hulp bij onderwijs)
‘Erik (16 jr.) heeft een bijbaantje in de horeca. Zijn baas laat hem regelmatig langer doorwerken dan afgesproken. Hij heeft zich al 3x verslapen, omdat hij tot half 2 ’s nachts moest doorwerken op zondagavond. Erik heeft het geld nodig. Zijn mentor heeft haar bedenkingen, want zijn schoolresultaten zijn niet geweldig.’
In deze nieuwe rubriek bespreken we een probleem vanuit verschillend perspectief.
Mirjam, de ouder: Waar heeft Erik dat extra geld voor nodig? Spaart hij voor een wereldreis of voor de nieuwste Playstation? In het eerste geval lap ik als ouder graag wat bij, in het tweede geval zeg ik: ‘minder werken en dan maar wat langer sparen.’ Shy-Ann, de leerlinge: Erik moet duidelijker afspraken maken met zijn baas. Het kan best gebeuren, dat je een keer wat langer door moet werken maar niet iedere keer. Als zijn baas niet toegeeft, zou ik Erik aanraden om bijvoorbeeld in een supermarkt te gaan werken; hier zijn de tijden wat soepeler en het verdient meestal ook beter.
Karin, de mentor: Een baantje kan leerzaam zijn maar opkomen voor je rechten en belangen is dat ook. Erik moet met zijn baas gaan praten en de nodige conclusies trekken (lees: opstappen) als dat niks uithaalt. School staat op één. Mark, de economieleraar: Een zittenblijver kost de maatschappij € 7.000 las ik pas. Een bom duiten maar nog niks vergeleken met wat het je zelf uiteindelijk kost. Als je een jaar doubleert, kom je pas een jaar later op de arbeidsmarkt en verdien je dus een jaar minder serieus geld. Dan gaat het om je jaarsalaris in je laatste arbeidsjaar natuurlijk! Het grote geld verdien je dus echt achter je bureau en niet achter de bar op je 16e. Dus studeer maar werk met mate!
Kies de toekomst verlichting tussen 23.00 en 05.00 uur moet uitgeschakeld worden.’ Tegenstanders vonden, dat veiligheid veel belangrijker is dan duurzaamheid en dat het te gevaarlijk zou worden als alle straatverlichting uit zou gaan. De voorstanders van de stelling bedachten argumenten om te bewijzen, dat straatverlichting in veel gevallen overbodig is en hadden een out-of-the-box-oplossing: verlichting hoeft geen energie te kosten als je gebruik maakt van bijvoorbeeld lichtgevende verf op straat. Op dinsdag 2 december vormde de Bossche raadzaal het stijlvolle decor voor een debat van zo’n 90 leerlingen uit Atheneum 4 over duurzaamheid. Het debat werd georganiseerd door Switch, een organisatie die zich inzet voor een duurzame en rechtvaardige wereld. Drie raadsleden beoordeelden de debatteerkunsten van de scholieren.
Al sinds het begin van dit schooljaar zijn de leerlingen tijdens de lessen ANW bezig geweest met thema’s als voedsel, water en energie en tijdens het debat konden ze de opgedane kennis goed gebruiken om stellingen te verdedigen of juist onderuit te halen. Verder kregen de leerlingen op school een training in debatteren om gestructureerd te kunnen reageren op een aantal prikkelende stellingen. De volgende bijvoorbeeld: ‘De straat
Na scherpe discussies over zes stellingen werd het debat gesloten en kregen alle leerlingen een groot applaus. De raadsleden Ralph Geers (VVD), Ufuk Kâhya (GroenLinks) en Inke Katoen (PvdA) gaven na afloop complimenten: ‘In hun argumentatie werden ze steeds creatiever. Fantastisch om te zien.’ en: ‘Er zaten een paar politieke talenten tussen.’ Karin Polman
11 Ver weg dichtbij
Hongarije Je kunt het bijna niet meer aan haar horen maar Vivien Aros uit Atheneum 4 is toch echt geboren in Hongarije en woont pas vijf jaar in Nederland. ‘Voor mij was Nederlands leren niet zo moeilijk. In Hongarije kiest iedereen op de basisschool al een vreemde taal. Ik volgde Duits en dan is Nederlands niet zo moeilijk meer. Ik heb groep 7 daar afgemaakt en ben daarna naar Nederland gegaan. Mijn moeder woonde hier al, omdat ze in Nederland meer kans had op werk. In Hongarije was ze verpleegkundige en huisartsassistente en dat wil ze op den duur hier ook weer gaan doen. De laatste periode in Hongarije was eigenlijk niet zo leuk: mijn moeder was al weg, ik woonde bij mijn oma en daarna bij mijn tante en mijn broer was wéér ergens anders. Ik was dus wel blij, dat ik vertrok. Ik ging eindelijk weer bij mijn moeder wonen samen met mijn broer, een tante en een opa. Dat is best druk maar ook erg Hongaars om met meer dan twee generaties onder een dak te leven.
Een paar keer per jaar gaan we terug naar Baja, waar we nog een appartementje hebben. Dit kleine stadje ligt in het zuiden van Hongarije maar de inwoners daar spreken liever van ‘het midden van de wereld’. Persoonlijk vind ik Den Bosch leuker: de mensen zijn aardiger en je kunt hier ook veel beter winkelen. Later wil ik wel weer in Hongarije gaan studeren: ik spreek tenslotte de taal en het is daar veel goedkoper dan in Nederland!’ Karin Polman
De start van een school-tvzender We kennen al een paar jaar ons eigen DsPtv. Deze club enthousiaste leerlingen en docenten maakt in opdracht filmpjes voor bijvoorbeeld een ouderavond, de diploma-uitreiking of een lib-dub voor de kerstviering. Binnen dit videoleerbedrijfje werken leerlingen samen, die filmen en monteren, leerlingen die interviewen en presenteren en leerlingen die zicht houden op de eindproductie. Inmiddels richt DsPtv zich ook op het maken van een maandelijks journaal en eigenlijk wil ze uitgroeien tot echte televisiezender met diverse producties.
De kas, een ongeplande innovatiehub Met het starten van een school-tvzender is er iets bijzonder begonnen. Leerlingen van alle niveaus binnen onze school zijn vertegenwoordigd in de redactie en ontwikkelen een groot aantal formats van tv-uitzendingen. Een korte docu over de donorweek, het bezoek van een solarauto aan school en zelfs de registratie van een confe-
rentie. De redactie draait zijn hand er niet meer voor om. In de ontwikkel pijplijn zitten naast een journaal ook een vernieuwde groep 8-informatie video. Leerlingen zijn in pauzes, in tussenuren en zelfs na school bezig met het monteren en filmen. Allemaal op hun eigen niveau, met hun persoonlijke ontwikkelwensen, voor en achter de camera! Informeel leren pur sang! Werken in een informele setting is prettig. Zelfs zo prettig dat andere leerlingen aansluiting zochten met de redactie. Zo wordt er een website en een schooljournaal gemaakt tijdens een profielwerkstuk. Er zijn al
twee start-up’s in ontwikkeling, een in samenwerking met de gemeente ’s-Hertogenbosch (een app over de geschiedenis van de stad) en een in samenwerking met de roostermakers om de roosters zo efficiënt mogelijk met leerlingen te delen (en ze via een notificatie te berichten over een roosterwijziging). De werkomgeving is zo ingericht dat ook andere leerlingen graag werken in de kas. De kas bevindt zich op de tweede etage, tussen het biologielokaal en het Bèta-lab. Ramon Moorlag, docent informatica
12 Groene stroom
‘Groene energie is de energie van de toekomst’. Deze zin zal de meesten waarschijnlijk niet geheel onbekend in de oren klinken. Zonne-energie is een vooraanstaande vorm van groene energie en krijgt een steeds dominantere positie op de energiemarkt. Ook bij ons op school is duurzaamheid een item, bijvoorbeeld bij de nieuwbouw, waar zonnepanelen geplaatst gaan worden. Redenen genoeg dus om wat meer over dit onderwerp te leren en ons profielwerkstuk over zonnecellen te doen. We wilden zelf ook een aantal zonnecellen maken, niet zomaar gewone, maar cellen die in staat zijn om informatie naar een website te sturen. Onze zonnecellen bestaan uit een aantal onderdelen. De buitenkant bestaat uit een geleidend én een niet-geleidend glasplaatje. De plaatjes worden bij elkaar gehouden door middel van twee paperclips. Op de geleidende kant is een laag grafiet aangebracht, die de elektronenuitwisseling moet bevorderen. Tussen de glasplaatjes in zitten een aantal stoffen. Dit zijn: een elektrolyt oplossing bestaande uit I-/I3- ionen, kleurstof afkomstig uit thee en titaniumoxide. Tijdens het maken van de zonnecellen waren er weinig problemen. Vanzelfsprekend moest er in het begin even gezocht worden naar wat de makkelijkste manier was om ze zo snel mogelijk maar ook zo goed mogelijk te maken. Na enkele uren wist iedereen wat hij moest doen en liep niemand elkaar in de weg. Het is vooral het beginnen wat het moeilijkst is. Als je eenmaal bezig bent gaat het eigenlijk automatisch. Jammer genoeg zijn de zelfgemaakte zonnecellen niet te vergelijken met de industrieel gefabriceerde. Het grootste verschil is waarschijnlijk het materiaal waar de zonnecel van is gemaakt. Bij machinaal gemaakte zonnecellen, kan er op zeer kleine schaal heel precies worden gewerkt en silicium gebruikt worden. Helaas was dat bij dit profielwerkstuk vanwege een beperkt budget niet mogelijk. Op dit moment zijn we nog bezig een domein voor onze website te creëren. (www.informatica-pierson.nl) Ben je nu geïnteresseerd in dit onderwerp, wilt u meer te weten komen over groene stroom kom dan naar onze presentatie op de profielwerkstukavond op 22 januari. En we zijn er ook op de open dag op 24 januari. Axel Deenen, Bram van der Ploeg, Max van den Biggelaar A6
MOVE:
ondernemer worden van je eigen leven Niet altijd is schoolsucces een vanzelfsprekendheid. Niet altijd weten leerlingen zichzelf te motiveren. Voor ouders en docenten en niet in de laatste plaats voor leerlingen zélf is dat frustrerend. In zo’n situatie kan een negatieve spiraal ontstaan. Het MOVE-project in de havo bovenbouw doorbreekt die. Het project is bedoeld voor leerlingen uit havo 4 en 5, die dreigen te doubleren en moeite hebben zich te motiveren voor school. Vaak kennen deze leerlingen hun eigen kwaliteiten niet en zetten die dus ook niet voldoende in. Leerlingen die zich aanmelden voor dit project, leren zichzelf beter kennen en vooral om zélf een keuze te maken voor hun (school)toekomst. In een tweedaagse start en vervolgbijeenkomsten onder schooltijd maken ze een toekomstplan, dat na een aantal maanden wordt geëvalueerd. Anneke Volp, afdelingsleider havo 4/5: ‘Het is het derde jaar dat dit project draait. In de afgelopen twee jaar zagen we dat leerlingen zich bewust werden van hun eigen vaak passieve gedrag en daar een draai aan wisten te geven. In de externe tweedaagse met een aantal testen, feed-back van trainers en medeleerlingen kwamen hun talenten in beeld. Ineens is er dan een opening en kan er een gesprek zijn over mogelijk heden die ze wél hebben. Soms resulteerde dat in een bewuste keus voor een andere opleiding, bijvoorbeeld het MBO, andere keren herpakten leerlingen zich voor het afmaken van de havo-opleiding. Tijdens het project proberen we ouders zoveel mogelijk te betrekken. Een leerling die niet gemotiveerd is voor school en slechte cijfers haalt, krijgt vaak (onbewuste) negatieve feedback van zijn omgeving, wat bijdraagt aan de negatieve spiraal. We hebben ouders dus nodig om te ondersteunen bij het doorbreken daarvan. Zij worden uitgenodigd voor de voorlichtingsbijeenkomst en de slotbijeenkomst. Daarnaast krijgen de leerlingen verschillende opdrachten mee om met hun ouders te bespreken. Veel ouders waardeerden deze opdrachten als positief.
Aanmelding De leerlingen worden door de mentor voorgedragen om mee te doen. Na de voorlichtingsavond beslissen leerlingen zelf of ze mee willen doen, anders is deelname niet effectief.’ Wellicht zijn er ouders of leerlingen die vragen hebben: zij kunnen een mailtje sturen naar docent Wilco Pulles:
[email protected] Clo Martens
13 Jonge hond, ouwe rot
Een leuke wisselwerking Bart Rijken (26) en Hennie Berentsen (56) zijn docent aardrijkskunde op het Pierson College. Hennie begon hier 28 jaar geleden en Bart startte in september 2014, maar liep eerder al stage op onze school. Hennie Berentsen studeerde sociale geografie aan de universiteit van Nijmegen. ‘Het onderwijs leek me leuk, maar er was in die tijd weinig werkgelegenheid in die sector. Na gesprekken met medestudenten die de afstudeerrichting Geografie van de Educatie volgden, werd ik enthousiast. Ik ging toch overstag en nam het onzekere toekomstperspectief op de koop toe. Na mijn afstuderen kreeg ik een tijdelijke baan in Etten-Leur en kon ik onderwijservaring opdoen’. Bart Rijken volgde de docentenopleiding aardrijkskunde in Tilburg en deed daarnaast een minor fysische geografie aan de universiteit Utrecht. Hij liep stage bij Hennie Berentsen en Ellen Maaskant. Een jaar na zijn stage keerde hij terug op het Pierson College, maar nu als docent. ‘Ik wist al jong dat ik docent wilde worden. In eerste instantie koos ik voor het basisonderwijs, maar het leek me leuker om in het voortgezet onderwijs te werken’.
Aardrijkskunde is een mooi vak Beiden geven aan dat het aantrekkelijke van aardrijkskunde ligt in het feit dat het vak zo breed is. Denk bijvoorbeeld aan migratie, globalisering, klimaatsverandering of geologie. Bovendien sluit het heel goed aan bij de actualiteit en kun je leerlingen vanuit die invalshoek een genuanceerder beeld op de wereld geven. Als geografen gaan ze graag op zoek naar bijzondere plekken in de wereld en proberen ze de ervaringen die ze zelf in de wereld hebben opgedaan, terug te laten komen in de lessen. Hennie Berentsen: ‘Leerlingen kijken echt anders naar een plaatje wanneer je er bij vertelt dat je dat zelf gemaakt hebt. Bovendien kun je een verhaal meer laten spreken, wanneer je zelf op die plek bent geweest’.
Hoewel ze het vak aardrijkskunde allebei heel bijzonder vinden, verliezen zij zeker niet de leerling uit het oog. We vinden het contact met leerlingen heel belangrijk. Hennie Berentsen: ‘Toen Bart klaar was met zijn stage, had de sectie zeker het idee dat hij in ons team zou passen. Hij toont betrokkenheid bij de leerlingen en zijn omgang met leerlingen is gemakkelijk en toegankelijk. Dat past bij hoe de school is’.
Wat is er door de jaren heen veranderd? ‘Dat je vroeger alleen maar topografie moest leren, is een jammerlijk beeld. Ook toen werden eerder genoemde thema’s behandeld. Hoewel het vroeger misschien wel wat meer een leervak was, is het nu zeker een inzichtvak en kijken we ook naar achterliggende processen. Er is wel veel veranderd wat betreft hulpmiddelen. Het visuele aspect is binnen ons vak ontzettend belangrijk. Het smartboard is dan ook een enorme vooruitgang. Waar we vroeger een overhead projector gebruikten om foto’s te laten zien, doen we dat nu digitaal en kunnen we de stof, met dank aan het internet, veel dichterbij laten komen.
Tot slot Hennie Berentsen: ‘Bart heeft een hele positieve inbreng in de sectie. Hij is enthousiast en altijd zichzelf. We hebben vooral sociale geografen in de sectie en hij zorgt met zijn achtergrond als fysisch geograaf voor een leuke wisselwerking! Bart Rijken: ‘Ik ben blij dat ik in zo’n actieve sectie terecht gekomen ben en ik leer veel van mijn ervaren sectiegenoten. Een fijne wisselwerking tussen jong en ‘oud’.
Judith de Weger
14 In beeld Vanaf 1 december bracht de Adventwand ons elke dag dichter bij Kerstmis.
Kerstmis 2014 Beurtelings zorgden de verschillende afdelingen voor een kijkdoos, waarin ze lieten zien, wat hen met kerst bezighoudt.
De leerlingen van Atheneum 4, 5 en 6 brachten op verschillende manieren geld bij elkaar voor Serious Request.
De derde klassen bezochten de kerstmarkt in Keulen.
15
Fotostrip: Bureau Gurk
De brugklassers...
...haalden met hun micro-kredietproject geld op voor schooltuintjes in Liberia. En alle klassen hadden hun eigen kerstviering. Isabel en Ilvy organiseerden voor hun klasgenoten in A6 een kerstdiner.
De tweedeklassers brachten hun zelf gemaakte kerstkransen naar ouderen in Den Bosch. En daarna was het vakantie en bezochten zestig brugklassers Eurodisney.
16 De achterkant
Kaartenhuis Vroeger las ik nog wel eens een boek maar met de komst van Netflix heb ik een nieuwe hobby: binge-watching. Als je niet weet wat het is, klinkt het als een heel hippe sport als bootcamp of body pump. Binge-watchen (‘tv-schranzen’) is alleen een stuk minder gezond want er hoort chocola bij, chips en een traytje Red Bull. Bij deze sport kijk je een televisieserie, die normaal verspreid over vier maanden wordt uitgezonden, in één avond helemaal uit. Heerlijk. Aan- en aftiteling fastforward je weg, je krijgt de kans niet een verhaallijn of een personage te vergeten en je kan ineens weer meepraten bij de koffieautomaat want alle series die je in de afgelopen jaren hebt gemist, haal je in een weekend weer in. Ik had me goed geïnstalleerd voor ‘Breaking bad’ (dekentje, drankje, comfort food) maar daar was ik snel mee klaar, dat was me iets te deprimerend. ‘Lost’ sloeg mijn pensioendroom aan diggelen maar ik heb twee seizoenen ‘House of Cards’ in een week opgevreten en ik was niet eens misselijk. Sta ik, jaar in jaar uit, enthousiast in de klas te orakelen over de deugden van de Trias Politica en de vreugden van het algemeen kiesrecht, komt Netflix me ineens vertellen, dat het helemaal anders in elkaar steekt! Het Witte Huis is een kaartenhuis, politiek is blufpoker en de president een schoppenvrouw: in de astrologie een hatelijke, kattige, misleidende intrigante en met hartenjagen krijg je haar trouwens liever ook niet. Zonder het plot te willen verraden voor de bingewatchers in spe, ken ik nu wel andere manieren dan de strikt democratische om president te worden en dat geeft de burger dan wel weer moed.
Een goed kaartenhuis bouwen vergt ambitie, geduld, een vaste hand, doorzettingsvermogen (en niet ál te nieuwe kaarten want die zijn te glad maar dit geheel terzijde). Op school bouwen we met deze ingrediënten iedere dag huizen, huisjes en studiootjes. Sommige blijven tientallen jaren staan, andere hoeven maar een lesuurtje mee te gaan. Soms hebben de huizen genoeg aan een enkel verdiepinkje maar andere beslaan meerdere etages en krijgen zelfs een fundering mee. Nooit beginnen we in het wilde weg aan een les, een afdelingsplan, een begeleidingstraject, een vakoverstijgend project en al helemaal niet aan een verbouwing. Alles wat we op school doen, doen we met ambitie, geduld, een vaste hand en doorzettingsvermogen. Dat geldt ook voor de meeste leerlingen. Ook zij hebben hun eigen huis voor ogen en werken hieraan, zonder bang te hoeven zijn voor een schoppenvrouw voor de klas. Ze hebben soms hulp nodig met het geduld, de vaste hand en het doorzettingsvermogen maar zij zijn de architect en wij de bouwvakkers. Wél jammer, dat ik nog steeds geen ‘bingestudents’ ben tegengekomen maar als bingen echt mode wordt, is dat een kwestie van tijd lijkt me. In februari wordt seizoen drie van ‘House of Cards’ in één keer door Netflix online gezet. Als ik over een week of twee dus ben veranderd in een hatelijke, kattige, misleidende schoppenvrouw, dan is de oorzaak gewoon te weinig slaap. Of de overgang, dat kan natuurlijk ook. Karin Polman