I n f o M i l N i e u w s 33
Inhoud
Nummer 33, negende jaargang, april 2004
2 3 4
Milieu en RO gaan samen in nieuw veiligheidsbesluit Van gemeenten voor gemeenten: De habitattoets Vragen aan de helpdesk Omrekeningsfactoren Rsv niet geaccepteerd
7 8
Verschenen Handhaving: LIM-site verandert Lucht: Lijst minimalisatieverplichte stoffen herzien Nieuwe NeR in het Engels
9
CAR: versie 3.0 verschenen Externe veiligheid: Kennisplatform gewenst
10
Energie: Energiebesparing bij stuwadoors Lucht: Op weg naar emissiehandel
11 12 13 14
Asbest: Interventiewaarde en restconcentratienorm Water: Nieuwe opzet voor afvalwaterregels IPPC: Aansluiting Wm en IPPC verbetert Regelgeving: Bedrijven vergunningplichtig door fout voorbeeld M.e.r: Brochure en handleiding verbeterd
15
FO-Industrie: Vernieuwde handreiking extra handvat bij validatie
16
Agenda www
2
InfoMil Nieuws 33
Interview
Milieu en ruimtelijke ordening gaan samen in nieuw Besluit externe veiligheid inrichtingen Voor de optimale veiligheid van alle Nederlanders moeten milieu en ruimtelijke ordening samengaan. Het nieuwe Besluit externe veiligheid inrichtingen legt voor het eerst een goede basis om dat te regelen. Voor gemeenten en provincies heeft dat flinke consequenties. In twee gesprekken geven we u een beeld van het nieuwe beleid. “Ik zie het Besluit externe veiligheid inrichtingen meer als een vorm van achterstallig onderhoud dan als een revolutie in veiligheidsland”, zegt Luc Vijgen, beleidsmedewerker externe veiligheid bij DCMR Milieudienst Rijnmond. Hij heeft zich intensief beziggehouden met de opzet van het nieuwe veiligheidsbesluit. “Het voordeel van dit besluit is dat het bestaande beleid nu beter verankerd is, vooral de relatie tussen risicovolle activiteiten en ruimtelijke ordening. Dat geeft meer zekerheid voor bedrijven, overheid en omwonenden. In het besluit staan categorieën bedrijven waarvan de risico’s moeten worden getoetst. Daarnaast kunnen in de ministeriële regeling bij het besluit meer categorieën worden aangewezen, dus later kan de werkingssfeer worden uitgebreid. De criteria voor de risicoberekeningen betekenen een verscherping in het besluit. De manier Luc Vijgen (foto: Rinie Bleeker) van berekenen wordt harder vastgelegd om verschillen tussen berekeningen voor het bedrijf en de RO te voorkomen. Dit kan leiden tot gewijzigde berekende risico’s bij bestaande bedrijven.”
Soorten risico’s “Twee soorten risico’s zijn van belang: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het plaatsgebonden risico worden contouren vastgesteld waarbinnen geen kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen) mogen liggen, met als mogelijk gevolg sanering van bedrijven of risicogevoelige objecten. Dit zal vooral gebeuren bij LPG-tankstations. Voor het plaatsgebonden
risico is 10 –6 per jaar een harde norm: niemand mag blootgesteld worden aan de kans op sterfte van meer dan 1 op een miljoen per jaar door ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Bepalend voor het groepsrisico is het aantal mensen dat in de buurt van een risicovol bedrijf woont. In de risicoanalyse moet dat altijd staan: wat is de persoonsdichtheid en wat zijn de mogelijkheden en maatregelen om het GR te beperken. Het bevoegd gezag moet de mogelijkheden voor de rampenbestrijding betrekken bij de toetsing of het GR aanvaardbaar is. Overleg met B&W en brandweer hierover is verplicht. In het besluit wordt geen norm of oriënterende waarde gegeven voor het GR; het bevoegd gezag zal moeten onderbouwen waarom het een bepaald GR al of niet aanvaardbaar vindt. Belangrijk hierbij is onder meer of de gebruikers van een gebouw in de risicozone permanent aanwezig zijn, of ze een relatie hebben met het risicobedrijf en hoe zelfredzaam ze zijn. Uiteindelijk zal in geval van bezwaar de rechter de motivatie moeten toetsen.”
Ruimtelijke ordening “Het besluit is van toepassing op bestemmingsplannen, op de wijziging daarvan en op vrijstellingen van bestemmingsplannen. Het besluit is niet van toepassing op bouwplannen. Dit betekent mogelijk dat op basis van bestaande bestemmingsplannen bouwplannen moeten worden goedgekeurd die direct leiden tot knelpunten en sanering. Een evaluatie en actualisatie van relevante bestemmingsplannen is dan ook nodig. De DCMR is al begonnen met een eerste inventarisatie voor het Rijnmondgebied. Een veiligheidscontour mag vastgesteld worden voor een gebied of inrichting. Zo kun je rekening houden met de toekomstverwachtingen voor het bedrijf en de RO. Dat dient dus zowel de invulling van de RO als de flexibiliteit van bedrijven en bedrijventerreinen. Je moet dan een gebied aanwijzen voor risicovolle activiteiten en niet gerelateerde activiteiten daarbij uitsluiten.
April 2004
Globaal komt de werkwijze voor elke gemeente op hetzelfde neer: eerst de risico’s en dan de bestemmingsplannen inventariseren, de resultaten van die inventarisaties vergelijken, eventuele veiligheidscontouren vaststellen en ten slotte de relevante bestemmingsplannen en vergunningen actualiseren. Uiteraard hangt daar een prijskaartje aan. Dit kan betaald worden uit de programmafinanciering externe veiligheid: VROM heeft voor 2004-2005 twintig miljoen euro en vanaf 2006 twintig miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor financiering van nieuwe en achterstallige taken op het gebied van externe veiligheid. Dit wordt verdeeld over de provincies, naar rato van het aantal risicovolle bedrijven.”
Eindhoven: grote inhaalslag Het veiligheidsbeleid in de gemeente Eindhoven raakte in een stroomversnelling na de ramp in Enschede en een explosie in de gemeente zelf. (Oud-)burgemeester Welschen speelde daarbij een belangrijke rol, als voorzitter van de landelijke werkgroep Handhaven op niveau. Michel Gies, bedrijfsspecialist bij de Milieudienst Regio Eindhoven en Camille Wildeboer Schut, juridisch adviseur bij de centrale afdeling juridische zaken en integrale veiligheid van de gemeente, vertellen er meer over. Zij waren nauw betrokken bij de actualisering van het beleid. “In juli 2001 ontplofte een tank met lachgas, 140 meter van een school; iedereen is nog steeds gelukkig en verbaasd dat er geen slachtoffers zijn gevallen. Die explosie was de katalysator voor de herziening van ons veiligheidsbeleid. Daarvoor hielden we ons al intensief bezig met risicovolle bedrijven; nu moesten we zelf het wiel uitvinden. Zo was destijds nog niet bekend hoe je de risicocontour berekent bij het werken met lachgas. Wij moesten onze expertise halen bij TNO en RIVM. Het bedrijf kon na de explosie kiezen: een andere bedrijfsvoering met een veel minder grote bulktank of het bedrijf verplaatsen. Het werd het laatste. Dat confronteerde ons met allerlei beleidsvragen: welke eisen mag en moet je stellen, hoe bepaal je het risico en hoe ga je daarmee om, op welke manier informeer je de bewoners? Het is een heel complexe materie, maar we hebben ons erdoorheen geworsteld.”
(On)zekerheden “Het is goed dat het Besluit externe veiligheid inrichtingen er eindelijk ligt. Er zitten veel positieve kanten aan. Het is een prestatie van formaat om milieu en RO een deal met elkaar te laten sluiten. Wel wordt het een toer om het aan bedrijven uit te leggen;
3
April 2004
InfoMil Nieuws 33
dan verantwoordelijk? De gemeente of de minister? Het besluit zal ook veel vragen oproepen omdat er nog te veel aannames en speling in de modellen zit. Zowel bedrijven als gemeenten zullen de randen opzoeken van wat mogelijk is. Het gaat nog veel overleg en energie kosten voordat alles is uitgekristalliseerd; we gaan er van uit dat VROM het bevoegd gezag ondersteunt, bijvoorbeeld met informatiebladen en voorlichtingsbijeenkomsten. Over vijf jaar moeten we de balans maar eens opmaken en kijken of de regelgeving moet worden verdicht.”
Informatie over het Besluit externe veiligheid inrichtingen Volledige tekst
Helpdesk InfoMil
(wordt gepubliceerd zodra het
Inhoudelijke vragen over het
besluit definitief is vastgesteld)
besluit kunt stellen aan de InfoMil-
www.overheid.nl > officiële publi-
helpdesk.
caties Schadevergoedingsregeling Handleidingen
LPG-tankstations
(worden gepubliceerd zodra het
Voor urgente LPG-tankstations
besluit definitief is vastgesteld)
heeft het ministerie van VROM
• Handleiding Besluit externe
een schadevergoedingsregeling ingesteld. Informatie vindt u in de
InfoMil, 2004
Circulaire schadevergoeding Wet
• Handreiking verantwoording
Camille Wildeboer Schut en Michel Gies (foto: Rinie Bleeker)
“Bij ons is het overleg tussen milieu en RO goed op gang gekomen. Twee jaar geleden zijn alle betrokken diensten naar een workshop externe veiligheid geweest. In zo’n verband zagen we elkaar toen eigenlijk voor het eerst samen: brandweer, mensen van stedelijke ontwikkeling, de milieudienst natuurlijk en de afdeling Integrale Veiligheid. Die is bij ons bovendienstelijk, wat een groot voordeel is voor het beleid. De afdeling brengt de essentiële onderdelen bij elkaar: het strategisch niveau, de planontwikkeling en alle vergunningen rond bouw en milieu.”
TaskForce “We hebben in Eindhoven een TaskForce opgericht om 39 bestemmingsplannen te actualiseren. Die waren te globaal; een erfenis van begin jaren negentig, toen er in het kader van de deregulering is gekozen voor minder detaillering, een globale bestemmingsmethodiek. Omdat die te weinig rechtszekerheid bood, is de gemeente daar op afgerekend. De TaskForce is heel breed opgezet, met inbreng vanuit alle disciplines (water, groen, milieu, veiligheid en economie). Ook daarin krijgt de integrale aanpak vorm.
milieubeheer in verband met de
groepsrisico, ministerie van
sanering van LPG tankstations van
VROM, 2004
het ministerie van VROM, 22 mei
• Handleiding sanerings-
Integrale aanpak het besluit is nogal complex. Een bedrijf in de directe omgeving van een risicovol bedrijf kan het besluit al snel aangrijpen als een belemmering voor de eigen ontwikkeling. Er wordt al gauw gesproken over bedrijfsschade en waardevermindering van de grond. Een handvol bedrijven veroorzaakt veiligheidsproblemen, een veelvoud daarvan ondergaat de impact. Daar ligt ook voor VROM een grote uitdaging. Het besluit heeft ook mindere kanten. De impact voor het ruimtelijke-ordeningbeleid van de gemeente is te groot. Een grote onzekerheid is bijvoorbeeld dat een flinke categorie bedrijven bij ministeriële regeling wordt aangewezen. Het Rijk gaat daarmee te ver in het bedrijven van planologie, terwijl het primaat bij de gemeente hoort te liggen! Eén pennenstreek van een minister kan de gemeente voor een voldongen feit stellen, met alle financiële, economische en ruimtelijke problemen van dien. Wij vinden dat het ministerie hier veel te weinig rekening heeft gehouden met de lokale belangenafweging. Wij leggen onze ruimtelijke plannen voor tien jaar vast. Op grond daarvan bouwen bedrijven ook rechten op. Als zij door een beleidswijziging in Den Haag in de moeilijkheden komen, wie is
veiligheid inrichtingen,
2003, kenmerk EV2003/
programma, ministerie van
077209.
VROM, 2004
U kunt hiervoor ook terecht bij de directie Externe veiligheid
Websites met actuele informatie
van het ministerie van VROM,
• www.vrom.nl
telefoon (070) 339 19 96.
• www.infomil.nl
De verschillende brieven van het
• www.nirov.nl
ministerie van VROM over de sanering van urgente LPG-tankstations vindt u op de InfoMil-site.
Eindhoven heeft veel energie gestoken in de nieuwe aanpak, en heeft relatief veel faciliteiten. Voor een kleine gemeente zal het veel moeilijker zijn. Hoe organiseer je de expertise, dat is de grote vraag. Gemeenten zullen precies moeten weten hoe deskundig ze zijn en welke kennis nodig is. Ze zullen hun weg moeten vinden naar organisaties als TNO en CEV [het Centrum voor Externe veiligheid en Vuurwerk van het RIVM, red.], maar dat heeft een flinke financiële impact. Het laten opstellen van een kwantitatieve risicoanalyse bijvoorbeeld is een prijzige zaak. Het is te hopen dat er voldoende van de programmagelden bij de gemeenten terechtkomt.” ■
Van gemeenten voor gemeenten: De habitattoets op lokaal niveau Nederland en zijn Europese partners werken aan Natura , een Europees ecologisch netwerk met speciale beschermingszones (), die worden aangewezen op grond van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Wie zonder toets aan (foto: holland in beeld) artikel van de Habitatrichtlijn (de ‘habitattoets’) een bouwproject wil realiseren in zo’n , vraagt om moeilijkheden: de plannen zullen sneuvelen.
Noord-Friesland, gezegend met de Wadden, heeft veel met zulke aangewezen gebieden te maken. Om te voorkomen dat de bevolking voor alle plannen bij Rijk of provincie een vergunning moet aanvragen, worden de richtlijnen zoveel mogelijk op lokaal niveau uitgevoerd: ’s en bestemmingsplannen worden aan de Habitat- en de Vogelrichtlijn aangepast en het afwegingskader van de richtlijnen wordt in gemeentelijke regelgeving opgenomen. Gemeenten gaan daarbij als volgt te werk. Is een activiteit gepland in of bij een , dan beoordeelt de gemeente met behulp van een ‘voor-
toets’ of er mogelijk schadelijke gevolgen zijn voor het gebied. De initiatiefnemer moet gedetailleerd beschrijven waar hij wat wil gaan doen en wat voor emissies dat veroorzaakt. Ook moet duidelijk zijn hoeveel extra milieubelasting zal optreden. De gemeente beoordeelt vervolgens welke gevolgen de plannen voor het gebied kunnen hebben: zijn die mogelijk significant, dan moet de initiatiefnemer op eigen kosten een grondig onderzoek (‘passende beoordeling’) laten verrichten. Op basis daarvan volgt een besluit, met inspraakmogelijkheid. Als ondanks negatieve gevolgen een plan of
project om dwingende redenen van groot openbaar belang toch moet doorgaan en er geen alternatieven zijn, moeten compenserende maatregelen worden getroffen. De Waddengemeenten hebben er door gerichte voorlichting voor gezorgd dat initiatiefnemers vanaf het begin rekening houden met de richtlijnen. Daardoor kunnen ze in de praktijk redelijk met de habitattoets uit de voeten.
Freek Buijtelaar Milieudienst Noord-Friesland
✆
4
April 2004
InfoMil Nieuws 32
Vr a g e n a a n d e h e l p d e s k ASBEST
LANDBOUW
➥
➥
ASBEST VERWIJDEREN OF NIET?
REIKWIJDTE BESLUITEN AKKERBOUWBEDRIJVEN EN MELKRUNDVEEHOUDERIJEN
Bestaat er een wettelijke plicht tot het verwijderen van asbesthoudende (bouw)materialen uit een gebouw of object die daarin zijn aangebracht in de periode dat dit nog niet bij wet verboden werd? worden weggehaald, zolang het tenminste in goede staat is en niet wordt beschadigd of bewerkt. Wanneer uit het materiaal wel asbestvezels vrijkomen, kan er ook voor gekozen worden om het asbest af te schermen. De omstandigheden van het geval bepalen wat de beste oplossing is. Bedenk dat het ondeskundig zelf verwijderen van asbest vaak meer risico’s veroorzaakt dan niet verwijderen. Wordt toch besloten asbesthoudend materiaal uit een gebouw of object te verwijderen, dan zijn de voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening van toepassing, of rechtstreeks de voorschriften uit het Asbestverwijderingsbesluit. Wanneer de asbestconcentratie in een gebouw of woning te hoog is, kan de gemeente de eigenaar van dat gebouw – door middel van een aanschrijving op grond van artikel (foto: Ton Poortvliet/Hollandse Hoogte) 14 e.v. van de Woningwet, in Nee, en zo’n wettelijke plicht combinatie met de Gemeentekomt er ook niet met het Producwet – dwingen maatregelen te tenbesluit asbest, dat naar vertreffen (bestuursdwang). In zo’n wachting in het derde kwartaal geval moet eerst bepaald van dit jaar wordt gepubliceerd. worden of de concentratie aan Het nieuwe besluit verbiedt wel vezels inderdaad te hoog is. het in voorraad houden en Vorig jaar is de Regeling bouwtoepassen van deze (oude voorbesluit 2003 van kracht geworraden) asbesthoudende mateden, waarin staat welke concenrialen. Dit verbod geldt voor tratie asbestvezels in het iedereen, dus ook voor particubinnenmilieu mag voorkomen lieren. Sinds 1993 geldt trouen hoe de concentratie bepaald wens al een Asbestverbod, moet worden. Voor objecten gebaseerd op de Arbo-wetge(voorzover het geen bouwwerk ving en de Warenwet. betreft) bestaat een dergelijke Of het aan te raden is asbest te mogelijkheid niet. verwijderen uit een gebouw of Als asbesthoudende materialen installatie, hangt sterk af van de op de werkplek een te hoge situatie. Maatgevend is of de asbestconcentratie veroorzaaanwezigheid van asbest risiken, kan de Arbeidsinspectie co’s voor de gezondheid meede werkgever op grond van het brengt. Hechtgebonden asbest Arbeidsomstandighedenbesluit hoeft in veel gevallen niet te dwingen maatregelen te nemen.
Het Besluit akkerbouwbedrijven en het Besluit melkrundveehouderijen gelden voor bedrijven die in hoofdzaak een akkerbouwbedrijf of melkrundveehouderij zijn. Wat betekent dat precies? In InfoMil Nieuws 29 (maart 2003) vindt u op pagina 4 meer over deze kwestie. In dat artikel staan twee uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat een bedrijf met een nevenactiviteit die op zichzelf een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer is, niet onder een amvb valt. Onlangs heeft de Afdeling drie nieuwe uitspraken gedaan over het zogeheten hoofdzaakcriterium. Het gaat om de volgende situaties. Toch een nevenactiviteit, waar het zelfstandig gezien om een inrichting zou gaan In de eerste uitspraak1 nuanceert de Afdeling de eerder ingezette lijn van de nevenactiviteit die zelfstandig een inrichting is. Hoewel het bij de nevenactiviteit (in dit geval het bewerken van tarragrond) zelfstandig gezien om een inrichting zou gaan, overheersen de akkerbouwactiviteiten en is de inrichting daarom in hoofdzaak een akkerbouwbedrijf. Geen dieren houden die niet worden genoemd Een bedrijf mag alleen die (combinaties van) dieren houden die specifiek in de limitatieve opsomming van het besluit genoemd staan. Een akkerbouwbedrijf dat als nevenactivi-
teit twee paarden en 21 stuks jongvee houdt, maar zonder het ‘bijbehorende’ melkrundvee (de genoemde dieren worden dus niet gehouden ter vervanging van een deel van het melkrundvee), valt daarom niet onder het Besluit akkerbouwbedrijven.2 Wel andere activiteiten die niet worden genoemd Het is overigens niet zo dat een bedrijf nooit activiteiten mag uitvoeren die niet zijn opgesomd in de amvb. Zo viel een akkerbouwbedrijf dat ook rozen verkocht wel onder het Besluit akkerbouwbedrijven.3 Een voorzichtige conclusie kan zijn dat een bedrijf wel een nevenactiviteit mag uitoefenen die helemaal niet in de amvb wordt genoemd (zie het voorbeeld van de rozen). Wat niet lijkt toegestaan is het uitoefenen van een nevenactiviteit die verwant is aan de limitatieve opsomming uit artikel 1 (eerste lid onder a, sub 1 tot en met 23). De amvb regelt met dat artikel onder meer het houden van dieren: het houden van andere dieren is daarmee niet toegestaan. 1
2
3
ABRvS, 200201903/1, 18 juni 2003, Reimerswaal ABRvS 200304214/1, 28 januari 2004, Emmen ABRvS, 200305506/1, 28 januari 2004, Geldermalsen
Omrekeningsfactoren Rsv 1 niet geaccepteerd De Afdeling heeft op 24 maart 2003 de
onder het toetsingskader van de Wsv vallen.
omrekeningsfactoren van bijlage 1 van de
Het gaat dan om vergunningen voor bedrij-
Rsv niet geaccepteerd als ze worden toege-
ven die gelegen zijn in een landbouwont-
past in combinatie met het toetsingskader
wikkelingsgebied, een verwevingsgebied of
van de Richtlijn 1996.
een extensiveringsgebied met het primaat
Wat betekent deze uitspraak voor u? In
natuur, waarvoor een reconstructieplan is
ieder geval kunt u bij vergunningverlening
bekendgemaakt.
voor een veehouderij waarop de Wsv2 niet
Het ministerie van VROM beraadt zich
van toepassing is (en dus het toetsingskader
intussen op mogelijke vervolgacties.
van de Richtlijn 1996 geldt), de omreke-
➨ www.infomil.nl/nieuwslinks
ningsfactoren van de Rsv niet gebruiken. Wel moet u de omrekeningsfactoren van de Rsv blijven toepassen bij bedrijven die
1
2
Regeling stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden
5
April 2004
InfoMil Nieuws 32
EMISSIEHANDEL
➥
NOx-EMISSIEHANDEL EN BEVOEGD GEZAG (foto: Gerhard van Roon/Hollandse Hoogte)
Welke consequenties heeft NOx-emissiehandel voor het bevoegd gezag bij vergunningverlening en handhaving ? In de Europese NEC-richtlijn (National Emission Ceilings) is onder meer per lidstaat een NOx-emissieplafond voor 2010 vastgesteld. Om daar onder te blijven zijn ook bij de industrie emissiereducties nodig. Nederland wil die kosteneffectief realiseren met emissiehandel; er is dus terughoudendheid geboden bij het opleggen van nieuwe NOx-concentratie-eisen in de vergunning van installaties die onder de emissiehandel (gaan) vallen. Wel blijft het uitgangspunt dat het bevoegd gezag de best beschikbare technieken (BAT) en de daaraan gerelateerde emissie-eisen in de vergunning opneemt. Voor installaties die onder emissiehandel (gaan) vallen, kunnen emissie-eisen gebaseerd op de
hoogste NOx-concentratieniveaus uit de BREFs in de vergunning worden opgenomen. Emissie-eisen opleggen betekent ook toezien op de naleving ervan. Emissiehandel ontslaat bedrijven niet van de verplichting om aan de emissie-eisen in de vergunning of uit het Bees te voldoen; die eisen blijven van kracht. Gekochte emissierechten hebben daarvoor geen enkele betekenis. Ditzelfde geldt als er vrachteisen in de vergunning zijn opgenomen, bijvoorbeeld wegens dreigende overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Emissierechten kunnen uitsluitend worden ingezet voor het voldoen aan de Performance Standard Rate (PSR), de norm voor emissiehandel.
BESTUURLIJK-JURIDISCH
➥
N A Z O R G B E PA L I N G I N W M - V E R G U N N I N G
Kun je in een Wm-vergunning een nazorgbepaling opnemen? Ja, dat kan. De grondslag daarvoor ligt in artikel 8.16 sub c van de Wet milieubeheer. Voorschriften die op grond van sub c zijn opgenomen kunnen een rechtstreekse werking krijgen op het moment dat de vergunning vervalt of wordt ingetrokken. De nazorgplicht kan dus – na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten – voor een bepaalde periode worden gehandhaafd. Deze termijn mag niet onbeperkt duren.1
Nazorg is van belang voor het verzekeren van een bepaald niveau van milieuzorg en het voorkomen van ongewenste gevolgen van het intrekken van de vergunning. Verplichtingen zijn bijvoorbeeld het uitvoeren van een bodemeindonderzoek, het herstellen van schade of het verwijderen van nog aanwezige afvalstoffen bij de inrichting (voor stortplaatsen geldt een specifieke regeling: het Stortbesluit bodembescherming). De nazorgplicht ligt bij de vergunninghouder en die zal dus zorg moeten dragen voor de uitvoering. Het kan gebeuren dat de vergunninghouder niet meer te traceren is en derden of het bevoegd gezag alsnog met de nazorg en kosten blijven zitten. Artikel 8.16 sub c biedt de mogelijkheid om zulke nazorgsituaties zo goed mogelijk te ondervangen. 1
(foto: Tineke Dijkstra)
Zie noot bij ABRvS, 26 januari 1998, E03.95.0804.
EXTERNE VEILIGHEID
➥
V E R G U N N I N G O N B E M A N D TA N K S TAT I O N
Een onbemand tankstation ligt op minder dan twintig meter van woningen van derden en valt onder de werkingssfeer van het Besluit tankstations milieubeheer. Mag het bevoegd gezag in de milieuvergunning voorschriften opnemen die betrekking hebben op externe veiligheid? Nee, de Raad van State heeft recent geoordeeld dat het bevoegd gezag dat niet mag.1 De overweging daarbij luidde als volgt: “De Afdeling stelt vast dat in het Besluit nadrukkelijk rekening is gehouden met de omstandigheid dat tankstations ook onbemand kunnen zijn. Het Besluit bevat geen afstanden die tot woningen van derden dienen te worden aangehouden. 1
Uit een oogpunt van veiligheid is dat kennelijk niet nodig geacht. Gelet op het vorenstaande oordeelt de Afdeling dat verweerder terecht in het door appellanten gestelde geen aanleiding heeft gezien tot het weigeren van de vergunning dan wel het verbinden van nadere voorschriften aan de vergunning ter beperking van veiligheidsrisico’s.”
ABRvS 26 maart 2003, nr. 200204697/2. Deze uitspraak heeft betrekking op een situatie waarop het Besluit tankstations milieubeheer van 20 januari 1994 van toepassing was. Dit besluit is op 12 december 2002 gewijzigd, maar dat heeft geen invloed op de strekking van de uitspraak.
MDW
➥
MOTORVOERTUIGEN REVISEREN
Is reviseren onder het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen toegestaan? Dat hangt er van af: als hoofdactiviteit van de inrichting is het niet toegestaan, maar als het op incidentele basis gebeurt, mag het wel. In het oude Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen was reviseren toegestaan, maar die amvb is vervangen door het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen, waarin reviseren als uitsluitingsgrond is opgenomen. Dit houdt in dat alleen inrichtingen met reviseren als hoofdactiviteit (reviseerbedrijven) worden uitgesloten. Reviseerbedrijven werken heel anders dan inrichtingen voor motorvoertuigen. Daar worden motoren uit allerlei voertuigen gereviseerd, en bovendien zijn de activiteiten bij deze bedrijven
anders dan die bij inrichtingen voor motorvoertuigen. Meestal worden er grote aantallen motorblokken uit elkaar genomen, schoongemaakt en ontvet in speciale wasmachines en spoelbaden. De motoren krijgen vaak een behandeling met speciale coatings, anders dan de oppervlaktecoatings die voor de carrosserie worden gebruikt. De belasting van bodem, water en lucht heeft bij een bedrijf dat in hoofdzaak reviseert dus een heel ander karakter dan bij inrichtingen die vallen onder het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen. Omdat de voorschriften van dit besluit niet toereikend zijn, is voor dit soort bedrijven een vergunning nodig.
6
April 2004
InfoMil Nieuws 32
WA T E R
➥
V R A C H T WA G E N S WA S S E N
Binnen onze gemeente worden (vracht)wagens gewassen door private ondernemingen. Zij doen dat meestal op de openbare weg of op parkeerplaatsen die geen onderdeel uitmaken van een inrichting. Om het waswater op te vangen gebruiken ze vaak een grondzeil. Hoe moet de gemeente hiermee omgaan?
(foto: Wiebe Kiestra)
BOUWSTOFFENBESLUIT
➥
Op grond van artikel 10.30 Wet milieubeheer is het verboden om afvalwater dat afkomstig is van vrachtwagens die buiten een inrichting worden gewassen te lozen op het riool. Met artikel 10.63 kan hiervoor ontheffing worden verleend. Het Besluit lozingsvoorschriften nietinrichtingen milieubeheer geeft de gemeente de mogelijkheid om nadere eisen voor het wassen voor te schrijven. Omdat het een bedrijfsmatige activiteit betreft, moeten de wasactiviteiten aan dezelfde eisen voldoen als wasplaatsen bij milieuvergunningplichtige inrichtingen (vloeistofdichte voorziening, afscheider, enz.) Technisch gezien kunnen mobiele en stationaire wasplaatsen aan dezelfde eisen voldoen. Ten eerste moet geregeld worden dat het afvalwater niet ongezuiverd van het grondzeil af kan stromen, bij voorkeur door een voorziening voor te
schrijven die te vergelijken is met de verplichte vloeistofdichte vloer van een reguliere wasstraat. Afhankelijk van de te verwachten hoeveelheid minerale olie in het afvalwater kan op het riool worden geloosd, direct of na bewerking met bijvoorbeeld een olieafscheider of slibvanger. Er bestaan bijvoorbeeld oprolbare vloeistofdichte matten met opstaande randen, waarvan het afvalwater door een mobiele olieafscheider kan worden geleid. Als het wassen binnen een milieuvergunningplichtige inrichting plaatsvindt, dan moet dit passen binnen de vergunde activiteiten, of – als de inrichting onder een 8.40 amvb valt – binnen de reikwijdte van deze amvb. Als het wassen wordt gedaan door derden, dan is de vergunninghouder c.q. de drijver van de inrichting verantwoordelijk voor naleving van de voorschriften.
NIEUWE VRIJSTELLINGSREGELINGEN
Het gerucht doet de ronde dat het Bouwstoffenbesluit binnenkort wordt afgeschaft. Klopt dat?
ENERGIE
Nee, het Bouwstoffenbesluit wordt niet afgeschaft, maar wel herzien. Naar verwachting is de herziening pas in 2007 afgerond. Het besluit met de bijbehorende uitvoeringsregeling dateert van 1999 en kende tot voor kort twee ministeriële vrijstellingsregelingen: de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit (MVR) en de Vrijstellingsregeling grondverzet (MVG). Vooruitlopend op de herziening wordt alvast een oplossing gezocht voor knelpunten. Daarom groeit in de nabije toekomst het aantal vrijstellingsregelingen van twee naar vier. Recentelijk (Staatscourant nr. 40 van
Ik ben op zoek naar kengetallen over energie. Kunt u mij hieraan helpen?
27/2/2004, p. 25) is de Tijdelijke vrijstellingsregeling eisen grond en baggerspecie verschenen (ook wel exotenregeling genoemd); in de loop van 2004 komt daar de Tijdelijke vrijstellingregeling Bouwstoffenbesluit 2004 bij. De eerste gaat, zoals de naam al aangeeft, specifiek over grond en baggerspecie, de tweede is bedoeld voor de overige bouwstoffen. Deze tweedeling zal, naar het zich nu laat aanzien, worden gehandhaafd bij de herziening van het Bouwstoffenbesluit. Een nadere toelichting op de vier vrijstellingsregelingen vindt u op www.infomil.nl/ nieuwslinks.
➥
K E N G E TA L L E N
Kengetallen zijn bedoeld om een eerste indruk te krijgen van de energiesituatie van een bedrijfspand of ander gebouw, vergeleken met soortgelijke gebouwen. InfoMil zelf heeft die getallen niet, maar Novem heeft onlangs Cijfers en tabellen uitgebracht, bestemd voor energieadviseurs, milieudiensten en beleidsmakers die globale berekeningen maken ten behoeve van (beleids)adviezen. Cijfers en tabellen bestaat uit honderd pagina’s vol vuistregels en indicatieve getallen over energie, energieapparatuur en een groot aantal verbruikssectoren. Het boekje bevat tabellen over onderwerpen als graaddagen in de laatste jaren,
brandstofprijzen, energieverbruik van huishoudelijke en niethuishoudelijke apparatuur, en de opbrengst van isolatiemaatregelen.
U kunt Cijfers en tabellen bestellen bij Novem. Het boekje is ook in PDF-formaat beschikbaar en te downloaden via www.infomil.nl/nieuwslinks
7
April 2004
InfoMil Nieuws 33
➨VERSCHENEN
ENERGIE
➥
SPORTCONVENANT
Een sporthal in onze gemeente neemt deel aan het sportconvenant. Wat houdt dit convenant eigenlijk in? In 2000 hebben de ministeries van EZ, VROM en VWS en de brancheorganisaties LC, RECRON, VKN en NOC*NSF het Convenant energie en milieu voor zwembaden, sporthallen en kunstijsbanen ondertekend. In het convenant worden onder meer de milieuzorgplichten uit Wm en amvb ingevuld. Uitgangspunt is dat tenminste 80 procent van de sport- en recreatieaccommodaties deelneemt aan het convenant. De besparingsdoelstellingen voor alle toegetreden accommodaties samen zijn voor 2010 (ten opzichte van 1998): • 25% meer energie-efficiency • 20% meer water- en chemicaliënefficiency • 10% minder afval door afvalpreventie • duurzame energie maakt 5% uit van totale energieverbruik • er wordt meer duurzaam gebouwd.
De toetreders stellen een Energie- en Milieuplan (E&MP) op en voeren de daarin geformuleerde projecten uit. De deelnemers krijgen technische ondersteuning van Novem, dat onder meer een handboek heeft ontwikkeld. Voor zwembaden en sporthallen is er het programma Ecomaat, dat helpt bij het rangschikken van gegevens, het kiezen van maatregelen, het opstellen van een E&MP en het uitvoeren van de monitoring. Novem bekijkt de opgestelde plannen en stuurt hierover een advies aan het bevoegd gezag, met een afschrift aan het bedrijf. Het bevoegd gezag betrekt het advies bij de eigen integrale beoordeling van het E&MP. Als het bevoegd gezag instemt met de ingediende plannen en het bedrijf valt onder de amvb horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen, dan wordt dat in een bevestigingsbrief aan de betreffende accommodatie kenbaar gemaakt; bij latere handhaving kan hierop teruggekomen worden. Betreft het een vergunningplichtige inrichting (meestal gaat het dan om kunstijsbanen), dan beoordeelt het bevoegd gezag of de vergunning direct wijziging behoeft of op een natuurlijk moment aangepast kan worden. Het convenant volgt hiermee de procedure van MJA2, maar de gehanteerde termijnen kunnen afwijken. Meer informatie hierover vindt u in de Leidraad MJA2 en vergunningverlening, het informatieblad E15 van InfoMil. De procedure zal geformaliseerd worden bij het verschijnen (in 2004) van het document Preventie bij bedrijven, Werkwijze preventie Wet milieubeheer voor de onderwerpen energie, afval, water en vervoer. Sportaccommodaties kunnen nog tot 2005 toetreden tot het convenant; 600 accommodaties hebben dat inmiddels gedaan. Op www.sportconvenant.nl staat de lijst met toetreders. Daar vindt u ook meer informatie over het sportconvenant.
(foto: Zefa)
De volgende InfoMi-publicaties zijn onlangs verschenen of verschijnen binnenkort. WAT E R
• W08 Handleiding zwemgelegenheden, Duik er eens in De handleiding geeft in het kort informatie over kwaliteitseisen en veiligheidsvoorschriften, zoals die zijn opgenomen in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whbvz) en het bijbehorende besluit. De informatie is bedoeld voor iedereen die in een zwembad werkt of betrokken is bij het totstandkomen van een veilige en schone badinrichting of zwemgelegenheid. BODEM
De katernen B1 en B3 van de NRB zijn vertaald in het Engels. U kunt ze downloaden van onze site, www.infomil.nl > nieuwslinks.
LUCHT
De herziene Engelse vertaling van de NeR kunt u vinden op www.infomil.nl. Zie ook p. 8 van deze nieuwsbrief.
EXTERNE VEILIGHEID
• V03 Handleiding externe veiligheid bij inrichtingen In deze handleiding vindt u antwoord op vragen over het toepassingsgebied en de reikwijdte van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, verantwoordelijkheden voor de naleving van het Besluit, relatie met andere wet- en regelgeving, berekeningsmethoden, en referentiepunten voor het plaatsgebonden risico. Met een beschrijving van voorkomende situaties met bijbehorende problemen en oplossingen. Deze handleiding is in de eerste plaats bestemd voor ambtenaren van gemeenten en provincies die gespecialiseerd zijn in milieu en ruimtelijke ordening. Exemplaren van deze publicaties kunt u downloaden van onze website, www.infomil.nl. U kunt ze ook aanvragen per e-mail (
[email protected]) of per fax (070) 373 56 00. De publicaties zijn gratis, tenzij anders vermeld.
InfoMil-helpdesk ➨ Alle onderwerpen maandag t/m vrijdag 9.00–12.00 uur Telefoon (070) 373 55 75 Fax (070) 373 56 00 E-mail
[email protected] Website www.infomil.nl
Voordat u belt: kijk eerst op
Wilt u uw vraag toch voorleggen
U kunt uw vraag ook per fax of
www.infomil.nl en ga naar het
aan een van onze milieuadviseurs,
per e-mail stellen. Een van onze
aandachtsgebied waar uw vraag
bedenk dan vooraf of het om een
milieuadviseurs neemt dan contact
onder valt. U vindt daar het laatste
technisch-inhoudelijke vraag gaat
met u op. Vergeet niet bij uw vraag
nieuws, actuele ontwikkelingen,
of een juridische. Onze telefonist
uw telefoonnummer te vermelden.
vaak gestelde vragen en veel
verbindt u dan met de juiste
achtergrondinformatie.
specialist.
8
InfoMil Nieuws 33
April 2004
LUCHT
H A N D H AV I N G
Lijst minimalisatieverplichte stoffen herzien
LIM-site verandert
De adviesgroep NeR werkt aan een nieuwe lijst met stoffen waar voor de minimalisatieverplichting gaat gelden.
Vanaf april 2004 verandert de website van het Landelijk Informatiepunt Milieuwethandhaving (LIM). Deze website voor en door milieuhandhavers is te vinden onder www.infomil.nl, onder handhaving.
De minimalisatieverplichting, vastgelegd in paragraaf 3.2 van de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR), regelt dat de emissie naar de lucht van een bepaalde groep
gevaarlijke chemische stoffen zo laag mogelijk moet zijn, en in elk geval onder een zeer lage grenswaarde moet blijven.
ZEZ-stoffen De nieuwe lijst met minimalisatieverplichte stoffen komt in de plaats van de oude uit 1992. De meeste stoffen op de nieuwe lijst staan ook op de lijst met ZEZ-stoffen (ZEZ staat voor Zeer Ernstige Zorg), die het ministerie van VROM in juli 2003 heeft gepubliceerd. De adviesgroep NeR heeft een werkgroep van bedrijfsleven en overheden in het leven geroepen die de nieuwe lijst opstelt. Het is de bedoeling om de nieuwe lijst in de zomer van 2004 te publiceren. Naar verwachting komen er zo’n zeventig tot tachtig stoffen op te staan. Zolang de nieuwe lijst er nog niet is, blijft in het kader van de NeR de bestaande lijst met minimalisatieverplichte stoffen van kracht. Zie hierover ook de mededeling op de InfoMil-site. ➨ www.infomil.nl/nieuwslinks ■ (foto: Jiri Buller/Hollandse Hoogte)
Digitale nieuwsbrief Informatie over het LIM publiceren we nu nog in de LIM-nieuwsbrief, die eens per zes weken verschijnt. Vanaf medio 2004 verversen we de informatie elke twee weken in de digitale nieuwsbrief InfoMil Actueel. Zo bent u sneller op de hoogte van informatie over handhaving, zoals nieuwe publicaties, actuele ontwikkelingen en een agenda. Daarnaast biedt de digitale nieuwsbrief zicht op andere actuele milieuontwikkelingen.
Regionale variant
Nieuwe NeR in het Engels Ook buitenlandse luchtdeskundigen krijgen de kans om de vorig jaar geactualiseerde NeR te bestuderen. De herziene Engelse vertaling verschijnt binnenkort op de site van InfoMil. De NeR is in 2001 in het Engels vertaald. dat is vooral van belang voor internationale concerns met vestigingen in Nederland. Ook kunnen milieuvergunningverleners, beleidsmedewerkers en andere belanghebbenden uit de hele wereld kennisnemen van de NeR-systematiek en de eisen die Nederland stelt op het gebied van luchtemissies. Waarschijnlijk zijn voor lezers in het buitenland de gegevens over emissie-eisen voor verschillende categorieën stoffen het meest interessant. Omdat de NeR juist op dit gebied aanzienlijk is aangepast en strengere eisen stelt conform de stand der techniek, vond InfoMil het waardevol om een herziene Engelse vertaling uit te brengen.
Het LIM is een onderdeel van InfoMil en beschikt over veel praktische informatie en documenten voor met name vergunningverleners en handhavers van milieuwet- en regelgeving. U kon deze informatie tot voor kort alleen raadplegen via de afzonderlijke sites van LIM en InfoMil, maar nu is die samengevoegd en toegankelijk gemaakt in één kennisbank op de InfoMilsite. Daarnaast blijft ook de link www.lim-info.nl in gebruik.
Actueel houden Het doel voor de komende tijd is om de Engelse versie actueel te houden; de NeR is immers een dynamisch document dat regelmatig aangepast wordt. Daarom is ook besloten om de Engelse vertaling niet meer in druk te publiceren maar alleen digitaal aan te bieden op de website van InfoMil. Zo kan InfoMil zonder veel inspanning aanpassingen doorvoeren (ook als het maar om kleine wijzigingen gaat) en het buitenland steeds de laatste stand van zaken tonen. Een ander voordeel is dat de Nederlandse gemeenten en provincies zo de beschikking hebben over een waardevol en actueel document dat ze goed kunnen gebruiken bij internationale samenwerking, projecten en stedenbanden. ■L
Documenten op de website plaatsen gaat nu veel makkelijker en sneller. Dit maakt het voor de beheerders van de provinciale SEPh-sites eenvoudiger om zelf documenten aan de site toe te voegen. Provincies hebben namelijk sinds vorig jaar de mogelijkheid een regionale variant te beheren en die bijvoorbeeld te voorzien van regionaal relevante informatie over milieuwethandhaving (zo nodig afgeschermd).
Registratie De registratieprocedure die een handhaver toegang geeft tot het afgeschermde deel van de bibliotheek en tot het LIM-discussieplatform zorgde in het verleden voor de nodige problemen. Bij de overgang naar de nieuwe structuur van de site is een nieuwe registratieprocedure ontwikkeld, waarmee die problemen zijn opgelost. ■
9
InfoMil Nieuws 33
LUCHT
April 2004
Nieuwe versie N N M Ook voor het Nieuw Nationaal Model is de afgelopen maanden
CAR: nieuwe versie verschenen
gewerkt aan een nieuwe versie, met meteorologische gegevens en achtergrondconcentraties van 2003. Het nieuwe NNM is naar verwachting in april beschikbaar.
Jaarlijks worden de modellen voor de berekening van de luchtkwaliteit aangepast. Sinds half maart is CAR II, versie 3.0 beschikbaar op de site van InfoMil. Deze jongste versie bevat de invoerparameters over het jaar 2003, en is op een aantal onderdelen uitgebreid. In dit artikel staan de belangrijkste wijzigingen op een rij. Autobussen
geen verkeer op de andere) maakt het mogelijk te interpoleren: een waarde te kiezen tussen situaties met evenveel verkeer en geen verkeer op de kruisende weg. TNO heeft de resultaten van de windtunnelproeven verwerkt in een tabel, die (vergezeld van een gebruiksaanwijzing) in de handleiding bij CAR is opgenomen. In de tabel vindt u afstanden vanaf het kruispunt en correctiefactoren.
Kruispunten
Atmosfeer in 2003
De nieuwe CAR-versie biedt ook de mogelijkheid berekeningen te maken voor veschillende soorten kruispunten. Om het model hiermee te kunnen uitbreiden zijn begin 2004 windtunnelproeven uitgevoerd bij TNO-MEP in Apeldoorn. Daar werd waarden vastgesteld voor drie soorten kruispunten: • een ‘street canyon’ (wegtype 3b: een nauwe straat met aan beide zijden bebouwing) zonder kruising • een kruising met een gelijke verkeersintensiteit op beide wegen • een kruising met druk verkeer op de ene weg en geen verkeer op de andere weg. Met de cijfers van het eerste type (de referentieconfiguratie) zijn die van de andere twee vergeleken om het effect van de kruising te bepalen. De derde (extreme) configuratie (druk verkeer op de ene weg,
In 2003 waren de meteorologische omstandigheden niet erg gunstig. De eerste uitkomsten van berekeningen voor de jaarrapportage laten zien dat door de lage
Nieuwe emissiefactoren Voor het opstellen van luchtkwaliteitsplannen is het nodig om goed in te kunnen schatten wat het gevolg is van (voorgenomen) maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. TNO stelt in opdracht van VROM emissiefactoren op voor gemotoriseerd wegverkeer in situaties waarin maatregelen zijn genomen om rijgedrag, doorstroming of verkeerssamenstelling te beïnvloeden, en alternatieve brandstoffen of roetfilters worden gebruikt. In de toekomst kan de gebruiker deze emissiefactoren als correctiefactor in de berekeningen meenemen. (foto: Portal Photo)
In CAR II 3.0, het model dat gebruikt wordt voor de rapportage over 2003, is de nieuwe voertuigcategorie autobussen opgenomen. Dit maakt het mogelijk het effect te berekenen van schonere bussen, die bijvoorbeeld rijden op aardgas of waterstof. Met de uitkomsten kunnen beleidsmakers een beslissing om over te gaan op schonere stadsbussen onderbouwen.
windsnelheden en hoge instraling in 2003 de grenswaarden op meer plaatsen zijn overschreden dan in 2002.
EXTERNE VEILIGHEID
Kennisplatform gewenst De ministeries van EZ en VROM willen een kennisplatform externe veiligheid. Zo’n platform moet leiden tot meer transparantie, afstemming en betere samenwerking tussen de partijen die bij externe veiligheid betrokken zijn.
de ambities zijn verschillende functies voor zo’n platform denkbaar, zoals podium voor kennisuitwisseling, makelaar tussen vraag en aanbod, helpdesk en een adviesdienst.
Actieplan Externe veiligheid is veelomvattend en complex. Het onderwerp strekt zich uit over milieu, ruimtelijke ordening, transport, arbeidsomstandigheden, hulpverlening en rampenbeheersing. Veel verschillende partijen spelen dus een rol bij het veiligheidsbeleid, maar veel van de betrokkenen hebben alleen kennis van hun eigen deelgebied. De ministeries van EZ en VROM streven naar een betere besluitvorming, uitvoering
en handhaving van het externe veiligheidsbeleid. Dat vraagt om overleg en kennisuitwisseling, maar dan moet de beschikbare kennis over externe veiligheid wel beter in kaart worden gebracht en eenvoudiger bereikbaar worden. Daarom willen de initiatiefnemers graag een platform.
Verschillende functies Het begrip kennisplatform is voorlopig bewust ruim geformuleerd. Afhankelijk van
De initiatiefnemers hebben een actieplan opgesteld met drie fasen: inventarisatie, uitwerking en oprichting. Senter ondersteunt de eerste fase van het actieplan, een inventarisatie met belanghebbenden en betrokkenen. De mogelijke rollen van het kennisplatform worden onder meer in een workshop nader verkend. Het streven is om het platform nog dit jaar gestalte te geven. ■
10
InfoMil Nieuws 33
April 2004
ENERGIE
DCMR onderzoekt energiebesparing bij stuwadoors Stuwadoorbedrijven blijken heel wat energie te kunnen besparen. Een rapport van DCMR Milieudienst Rijnmond zet mogelijkheden en aanbevelingen op een rij. Vorig jaar heeft DCMR in nauw overleg met de branche een onderzoek laten uitvoeren naar energiebesparingsmogelijkheden bij stuwadoorbedrijven in het Rotterdamse havengebied. In het onderzoeksrapport
kunnen vergunningverleners technische en algemene informatie vinden over mogelijke besparingsmaatregelen; milieuambtenaren kunnen de informatie gebruiken in het (voor)overleg met op- en overslagbedrijven.
(foto: Portal Photo)
In het rapport vindt u onder meer een uitvoerige omschrijving van de technische eigenschappen van elektromotoren en andere voorzieningen. Energiegebruik van aandrijfsystemen, kranen, rijdende transportvoorzieningen en verlichting zijn in detail weergegeven. Ook is een lijst opgenomen met aanbevelingen voor maatregelen bij kranen en transportvoorzieningen die gunstige neveneffecten kunnen hebben op andere aspecten van de bedrijfsvoering, zoals geluidsreductie, arbeidsomstandigheden (ergonomie), exploitatiekosten, productiviteit, veiligheid en imagoverbetering. Ook die effecten zijn behandeld.
Nieuwe aanpak Twee vergunningaanvragen hebben als testcase gediend voor een nieuwe aanpak van energie in vergunningen. Conclusies over deze pilots staan eveneens in het rapport; een aanbeveling is het ontwikkelen van indicatoren van specifiek energiegebruik. De indicatoren moeten het mogelijk maken bedrijven met elkaar te vergelijken. Als u vragen heeft over dit onderzoek, kunt u contact opnemen de DCMR, of met InfoMil (onderwerp verruimde reikwijdte). ■
LUCHT
Op weg naar emissiehandel Op 29 januari is in Rotterdam het Congres CO2-NOxEmissiehandel gehouden. Dat het onderwerp emissiehandel leeft, bleek uit het grote aantal deelnemers. Dat mag ook wel, want de begindatum voor emissiehandel (1 januari 2005) komt snel dichterbij. Met de conventionele instrumenten lukt het Nederland niet zijn doelstellingen voor emissiereductie te halen, met emissiehandel kan dat wel. Daarbij zijn de kosten van het systeem gunstig, omdat de reducties vooral worden gerealiseerd bij installaties waar de reductiekosten relatief laag zijn.
Het systeem van emissiehandel Een cruciaal onderdeel van de CO2-handel is de toewijzing van CO2-rechten. Bij de toewijzing is rekening gehouden met de groei van de hele sector en inspanningen voor CO2-reductie in het verleden. Bij het NOx-emissiehandelsysteem is er geen sprake van een toewijzing van rechten, maar ontstaan de rechten uit het energieverbruik bij verbrandingsemissies of de productie bij procesemissies. De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) in oprichting is verantwoordelijk voor toezicht op en handhaving van de emissiehandels-
wetgeving. De NEa valideert monitoringprotocollen, geeft emissievergunningen af, registreert de handelstransacties en mag bestuursrechtelijke sancties opleggen. Het systeem van emissiehandel berust op monitoring, validatie en verificatie. Monitoring gebeurt binnen de inrichtingen en wordt vastgelegd in een monitoringprotocol (MP). Het bedrijf zelf stelt dit MP op, waarna de NEa het valideert op basis van een validatieprotocol. Bij goedkeuring van het MP krijgt het bedrijf een CO2/NOx-vergunning. De laatste stap in de keten is verificatie van de emissiegegevens die het bedrijf heeft opgegeven in het Emissieverslag (EV). Onafhankelijke verificateurs doen dit aan de hand van een verificatieprotocol.
Werkgroep Monitoring De Werkgroep Monitoring heeft al veel werk verzet bij het opzetten van het systeem van emissiehandel. De werkgroep stelde het
Programma van Eisen (PvE) NOx-monitoringprotocol op (met toelichting) en een aantal voorbeeldprotocollen. Voor CO2 was het wachten op de monitoring guidelines van de EU. Die zijn nu gepubliceerd, zodat integratie met NOx mogelijk is en binnenkort het definitieve PvE NOx/CO2 vastgesteld kan worden. Dit gebeurt aan de hand van de resultaten van de acht proefprojecten die op dit moment lopen.
Informatie en ver volg Meer informatie over de achtergronden van emissiehandel vindt u op www.infomil.nl en andere sites; zie daarvoor de rubriek www op de achterpagina van Infomil Nieuws. Sinds 1 januari 2004 kunt u daarnaast de helpdesk van InfoMil bellen met vragen over emissiehandel, zowel op het gebied van CO2- als NOx-emissiehandel. Op www.infomil.nl verschijnt regelmatig nieuwe informatie over emissiehandel. De NEa is van plan elk halfjaar een groot symposium te organiseren voor iedereen die betrokken is bij emissiehandel. De grote opkomst op het congres van 29 januari toonde wel aan dat de behoefte aan uitwisseling van kennis en ervaring groot is. ■
11
InfoMil Nieuws 33
ASBEST
Nieuwe interventiewaarde en restconcentratienorm Als de bodem te veel asbest bevat, staat dat een duurzaam gebruik in de weg en heeft dat risico’s voor de volksgezondheid. Om dit te voorkomen is nu voor asbest in de bodem een interventiewaarde bodemsanering vastgesteld (wordt de interventiewaarde overschreden, dan is de bodem ernstig verontreinigd) en een restconcentratienorm voor hergebruik van asbesthoudende bulkmaterialen. Aan een protocol voor het milieuhygiënisch saneringscriterium voor asbest wordt gewerkt. De interventiewaarde bodemsanering voor asbest in de bodem is definitief vastgesteld op 100 mg/kg gewogen1. De basis daarbij was het Verwaarloosbaar risiconiveau (VR) en niet het Maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR), zoals gebruikelijk voor de interventiewaarden voor de overige bodemverontreinigende stoffen. De reden hiervoor is dat het moeilijk is bij bodemverontreiniging door asbest een eenduidige relatie te leggen tussen het asbestgehalte en de risico’s voor de gezondheid van mensen. De vastgestelde norm sluit goed aan bij de arbo-regelgeving. Er is besloten geen streefwaarde voor asbest in te voeren, omdat de interventiewaarde al ligt op het niveau van het VR en de lokale overheid in de toekomst bepaalt welke kwaliteit de bodem na een saneringsoperatie moet hebben. Ook de restconcentratienorm voor hergebruik van asbesthoudende bulkmaterialen zoals grond, bagger en puingranulaat is definitief vastgesteld op 100 mg/kg gewogen1. Deze norm wordt in de loop van 2004 vastgelegd in het Productenbesluit asbest. (foto: Luuk van der Lee/Hollandse Hoogte)
April 2004
waarde en het saneringscriterium, en als er in die bodem geen handelingen plaatsvinden, bepaalt het bevoegd gezag welke beheersmaatregelen en gebruiksbeperkingen nodig zijn en welke overige verplichtingen dit met zich meebrengt voor de eigenaar. Dit volgt uit de beleidsbrief Asbest in bodem, grond en puin(granulaat)3, die staatssecretaris Van Geel mede namens zijn ambtgenoot Rutte op 3 maart 2004 aan de Tweede Kamer stuurde. Knelpunten In de brief van Van Geel staan ook de knelpunten die naar voren
Protocol In het kader van het nieuwe bodembeleid is asbest de eerste stof waarvoor een protocol wordt opgesteld dat invulling geeft aan het nieuwe ‘milieuhygiënische saneringscriterium’. Dit komt in de plaats van de huidige systematiek om ernst en urgentie te bepalen, inclusief het tijdstip voor saneren. Met de systematiek kunnen per locatie en gebied wetenschappelijk onderbouwd de risico’s bij een bepaald gebruik van de bodem worden vastgesteld. Geïntegreerd in de systematiek zijn de nieuwste generieke en locatiespecifieke methoden, en modellen voor blootstelling van de mens, toxicologie, ecologie en verspreiding. Aan de uitwerking van de voorgenomen veranderingen in het bodembeleid (verwoord in de beleidsbrief bodem2) hebben de betrokken overheden meegewerkt. Als het saneringscriterium wordt overschreden, is maatwerk mogelijk: tenminste dat deel van het geval moet worden aangepakt waar de onacceptabele risico’s zijn geconstateerd. Bij verontreiniging van de bodem tussen de interventie-
kwamen uit de discussie met ervaringsdeskundigen. De komende tijd worden onder meer de volgende knelpunten aangepakt: • het landelijk opstellen van uniforme regels voor mobiel reinigen, opslag en transport van asbesthoudende bulkmaterialen • de aanpak van asbestwegen, afgestemd op de systematiek van de Wet bodembescherming om de uitvoering te vereenvoudigen • asbest wordt meegenomen bij de inventarisatie van de omvang van de bodemsaneringsoperatie conform de Circulaire landsdekkend beeld • de restconcentratienorm asbest van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie plus tienmaal de amfiboolasbestconcentratie) voor (bulk)materialen wordt opgenomen in het Productenbesluit asbest die naar verwachting in de loop van 2004 wordt gepubliceerd • dezelfde norm zal ook als bovengrens voor de toepassing van bouwproducten in het nieuwe bouwstoffenbesluit worden opgenomen. Een volledige opsomming van de aangekondigde vervolgacties vindt u in de beleidsbrief.
➨ www.vrom.nl dossier bodem en www.infomil.nl/nieuwslinks 1
2 3
100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie plus tienmaal de amfiboolasbestconcentratie) Beleidsbrief bodem (TK 2003–2004, 28 663 nr. 13) Beleidsbrief beleidsvernieuwing bodemsanering (TK 2003–2004, 28 663 en 28 199 nr. 15).
12
April 2004
InfoMil Nieuws 33
WA T E R
Nieuwe opzet moet afvalwaterregels eenvoudiger maken VROM heeft in samenspraak met V&W besloten de regelingen op het gebied van afvalwater te verbeteren. Dit past in de herijking van de VROM-wetgeving1 waar het ministerie mee bezig is. De nieuwe opzet heeft twee belangrijke uitgangspunten: vermindering van de administratieve lasten en betrokkenen moeten voor alle aspecten terecht kunnen bij één loket. Afhankelijk van de plaats waar afvalwater wordt geloosd zijn er momenteel drie wetten op van toepassing: de Wet milieubeheer (Wm), de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en de Wet bodembescherming (Wbb). Daarnaast heeft ook de bouwregelgeving (Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening) nog het een en ander te zeggen over hoe je moet omgaan met veel voorkomende afvalwaterstromen, zoals huishoudelijk afvalwater en regenwater. Deze wetten kunnen heel ingewikkeld in elkaar grijpen. Dat levert soms interessante puzzels op, maar de praktische uitvoerbaarheid is toch meer gebaat bij helderheid. Daarom is de afvalwaterwetgeving gekozen als een van de prioriteiten bij de herijking van VROM-regelgeving.
Nieuwe structuur Bij de herstructurering worden de bestaande en de beoogde Wvo-besluiten meegenomen; om die reden is ook het ministerie van V&W erbij betrokken. Let wel: er is nadrukkelijk besloten dat de bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden niet ter discussie worden gesteld. Wel zullen de nieuwe amvb’s gebaseerd zijn op zowel
de Wm als de Wvo en mogelijk ook nog de Wbb. Dat moet afstemmingsproblemen voorkomen. In het schema bij dit artikel vindt u een overzicht van de beoogde nieuwe structuur. De bestaande 8.40amvb’s worden gebundeld in een beperkt aantal 8.40-amvb’s, met daarin ook lozingen op de bodem en regenwaterlozingen op het oppervlaktewater. Ook komt er een amvb waarin alle lozingen vanuit huishoudens worden geregeld, en een amvb nietinrichtingen, waarin de overige bedrijfsmatige en regenwaterlozingen worden geregeld. Verdere detaillering valt nu nog niet te geven.
Regenwaterbeleid Een belangrijke reden om de regelgeving te actualiseren is de omgang met regenwater. De verwachte klimaatverandering met toenemende neerslag en hevige buien gedurende korte perioden zullen een grote belasting veroorzaken. Staatssecretaris Van Geel formuleert hierover een beleidsstandpunt namens het kabinet. De essentie daarvan zal zijn dat relatief schoon regenwater niet via een kostbaar rioolstelsel over een grote afstand naar een rioolwaterzuivering moet
Doelgroep
Industrie en diensten
Landbouwbedrijven incl. landbouwgrond
Huishoudens
Overige (openbare ruimte en overige niet-inrichtingen)
Toekomstige regeling
amvb’s bedrijfstakken (3 à 4, afhankelijk van uitkomst herijking) één ministeriële regeling Wm (hoofdstuk 8), Wvo, Wbb (tot opname in Wm)
amvb landbouw (twee amvb’s, als glastuinbouw afzonderlijk wordt geregeld) evt. ministeriële regeling Wm (hoofdstuk 8 en 10, voor landbouwgronden later eventueel hoofdstuk 11), Wvo, Wbb (tot opname in Wm)
amvb huishoudens ministeriële regeling
amvb niet-inrichtingen evt. ministeriële regeling
8.40-amvb’s Wm Lbb (toekomstige) algemene regels op grond van de Wvo, voor zover die betrekking hebben op inrichtingen (hemelwater, bemalingen, bodemsanering, vaste objecten …) verschillende ministeriële regelingen vele milieuaspecten (o.m. hinder, luchtemissies, afvalstoffen), lozingen van afvalwater op riolering en algemeen te reguleren lozingen op oppervlaktewater en bodem.
8.40-amvb’s Wm Besluit glastuinbouw Lozingenbesluit open teelt Lbb eventueel ook: • Besluit gebruik meststoffen (Bgm) • Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen (BOOM)
Wettelijke basis
Komt in plaats van of bevat onderdelen uit
Bevat regels over
zie amvb’s industrie en diensten; daarnaast ook algemene regels die gelden voor de landbouwgronden (geen inrichting in de zin van de Wm), zoals de regels voor lozingen uit open teelt.
Wm (hoofdstuk 10), Wvo, Wbb (tot opname in Wm)
Wm (hoofdstuk 10, afvalstoffen en afvalwater, later eventueel ook 11, andere handelingen), Wvo, Wbb (tot opname in Wm) Lozingenbesluit Wvo huisBesluit lozingsvoorschriften houdelijk afvalwater niet-inrichtingen milieubeheer Lbb (toekomstig) Besluit afstroBesluit lozingsvoorschriften mend wegwater niet-inrichtingen milieu(toekomstige) Wm-regelgeving beheer m.b.t. reinigingsactiviteiten eventueel ook amvb’s die niet Lozingenbesluit Wvo vaste over lozingen gaan, maar objecten betrekking hebben op huishoudens (Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1988) lozing van: lozingen op riolering, opper• ‘zwart’ en ‘grijs’ water vlaktewater en bodem (voor • hemelwater zover algemeen te reguleren, • overig afvalwater anders ontheffing op grond in riolering, oppervlakte- van hoofdstuk 10 Wm); water of bodem (evt. eventueel ook andere milieupleziervaart en andere aspecten (hoofdstuk 11). milieuaspecten, zoals ondergrondse tanks)
(foto: Tineke Dijkstra)
worden afgevoerd; daar wordt het meestal meer vervuild in het milieu gebracht dan toen het in het riool terechtkwam. Het uitgangspunt is dat regenwater in principe schoon is en daarom zoveel mogelijk in het milieu gebracht moet worden op de plaats waar het neerkomt, door lozing in de bodem of op het oppervlaktewater. Dit zal zoveel mogelijk in algemene regels in de amvb’s worden vastgelegd.
Wbb gaat op in Wm VROM heeft al enige tijd geleden de intentie uitgesproken de Wbb in de Wm te integreren. Eerst worden de preventieve regelingen aangepakt, zoals het Lozingenbesluit bodembescherming (Lbb). Regelingen op het gebied van bodemsanering komen in een later stadium aan de orde. VROM gaat het Lbb in de nieuwe besluiten integreren, weer met de bedoeling de uitvoerbaarheid te verbeteren en de administratieve lasten te verminderen. Voor bedrijfsmatige bodemlozingen betekent dat dat er zoveel mogelijk met algemene regels gewerkt gaat worden. Nu is volgens het Lbb een bedrijfsmatige lozing in de bodem nog verboden en kan een ontheffing worden aangevraagd. Dat komt overeen met een vergunningprocedure (met alle administratieve rompslomp van dien), terwijl de voorwaarden voor deze ontheffingen staan beschreven in de Circulaire agrarische afvalwaterstromen. Aan deze circulaire valt inhoudelijk ook het een en ander te actualiseren; dat kan nu allemaal meegenomen worden in de vernieuwingsslag. De voorschriften van de circulaire worden dus omgezet in algemene regels in de nieuwe amvb’s. Als een lozer binnen deze regels blijft, is hoogstens een melding nodig – en misschien zelfs dat niet. VROM wil deze operatie in 2006 afgerond hebben. De amvb voor huishoudens zou eigenlijk al per 1 januari 2005 van kracht moeten zijn. Het is de vraag of dat lukt, maar de verwachting is dat voorpublicatie in de Staatscourant voor die datum een feit is. 1
■
TK, 2003-2004, 29200 XI, nr. 7.
13
InfoMil Nieuws 33
IPPC
April 2004
Bijlage IV van de IPPC-richtlijn “Overwegingen waarmee in het algemeen of in bijzondere geval-
Wet milieubeheer gaat beter aansluiten op IPPC-richtlijn De Europese IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control) is geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Op de nieuwe wettekst drukt de I van integratie een duidelijk stempel: zorg voor het milieu in en rond de inrichting krijgt een belangrijk accent. Een begrip als ‘best beschikbare technieken’ is geïntroduceerd, andere termen zijn verduidelijkt en enkele regels zijn opnieuw geformuleerd. Daarnaast heeft milieuzorg uitdrukkelijk een plaats gekregen in de Wm. Naar verwachting treedt de nieuwe Wm in de loop van 2005 in werking. Het koppelen van milieuzorg en vergunningverlening is in de praktijk lastig. De jurisprudentie heeft het tot stand komen van vergunningen op hoofdzaken en vergunningen op maat tot nu toe in de weg gestaan. Toch kan een goed werkend milieuzorgsysteem een belangrijke bijdrage leveren aan de beheersing van de milieubelasting. De voorgestelde tekstwijziging moet het mogelijk maken om de vergunningverlening af te stemmen op het niveau van milieuzorg van de instelling; in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (Ivb) wordt opgenomen dat in de vergunningaanvraag informatie moet staan over milieuzorg.
BAT in het algemeen en voor individuele installaties moeten toepassen. De BREFs (BAT-referentiedocumenten) zijn een van de concrete uitwerkingen van bijlage IV van de richtlijn. De bijlage wordt in het tekstvoorstel in zijn geheel opgenomen in een nieuwe amvb. Hiermee is wettelijk vastgelegd dat het verplicht is bij de vergunningverlening rekening te houden met de BREFs. In Nederland worden de BREFs geïmplementeerd in de NeR en de CIWaanbevelingen; hierdoor is het gebruik van die delen van deze richtlijnen (impliciet) voorgeschreven bij het bepalen van BAT.
Motiveringsplicht Alara tegenover BAT Voor de huidige vergunningverlening is alara (‘as low as reasonably achievable’) het toetsingskader, maar volgens de IPPCrichtlijn moeten de best beschikbare technieken (BAT) worden toegepast om milieuverontreiniging te voorkomen en beperken. Daarom moet de Wm op dat punt worden aangepast: het begrip alara vervalt en in het nieuwe artikel 8.11 van de Wm komt ‘best beschikbare technieken’ daarvoor in de plaats. In bijlage IV van de IPPC-richtlijn staat hoe vergunningverleners het begrip
Artikel 8.8 wordt op twee onderdelen gewijzigd. De milieugevolgen van bedrijfsactiviteiten moeten volgens de nieuwe wettekst “in hun samenhang worden bezien” (lid 1). Verder is artikel 8.8 aangevuld met een vierde lid, waarin de motiveringsplicht geregeld is. In de considerans moet meer aandacht komen voor de volgende zaken: de toestand van het milieu rondom de inrichting, de milieugevolgen van de activiteiten binnen inrichtingen, en de mogelijkheden tot bescherming van het milieu en milieuzorg. Kortom, voor de integrale benadering van de milieusituatie.
len rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de beste beschikbare technieken, omschreven in artikel 2, punt 11, rekening houdend met de eventuele kosten en baten van een actie en met het voorzorgs- en preventiebeginsel: 1
de toepassing van technieken die weinig afval veroorzaken
2
de toepassing van minder gevaarlijke stoffen
3
de ontwikkeling, waar mogelijk, van technieken voor de terugwinning en recycling van de in het proces uitgestoten en gebruikte stoffen en van afval
4
vergelijkbare processen, apparaten of exploitatiemethoden die met succes op industriële schaal zijn beproefd
5
de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis
6
de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies
7
de data van ingebruikneming van de nieuwe of bestaande installaties
8
de tijd die nodig is voor het omschakelen op een betere beschikbare techniek
9
het verbruik en de aard van de grondstoffen (met inbegrip van water) en de energie-efficiëntie
10 de noodzaak het algemene effect van de emissies en de risico’s op het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken 11 de noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken 12 de door de Commissie krachtens artikel 16, lid 2, of door internationale organisaties bekendgemaakte informatie.”
Consequenties voor de vergunning • In een vergunningaanvraag is voortaan een hoofdstuk ‘Milieuzorg’ verplicht. Zo nodig moet het aanvraagformulier van het bevoegd gezag op dit punt worden aangepast. • Wanneer een BREF relevant is voor de activiteiten die aangevraagd worden, moeten de toegepaste technieken daaraan getoetst worden. Van de BREF afwijken mag, mits gemotiveerd. • De belangrijkste punten van de toetsing zijn weergegeven in het tekstkader ‘Bijlage IV van de IPPC-richtlijn’. • De afweging bij het bepalen van BAT moet in de considerans staan, evenals overwegingen over milieuzorg.
Begeleiding bij de invoering Voor de vergunningverleners van gemeenten en provincies gaat InfoMil informatiebijeenkomsten organiseren en ondersteunende documentatie opstellen. Er zijn plannen om milieugegevens over IPPC-bedrijven online bij te houden in een database, die iedereen moet kunnen raadplegen. ■
(foto: Tineke Dijkstra)
14
InfoMil Nieuws 33
April 2004
REGELGEVING
Bedrijven vergunningplichtig door fout voorbeeld Door een fout voorbeeld in de Nota van Toelichting bij een wettekst van het Ivb dreigt de vergunningplicht voor inrichtingen die op bedrijfsmatige schaal zonnepanelen toepassen. De Raad van State zag bij een recente zaak de fout over het hoofd. Een juridische impasse? Op 5 februari 2003 heeft de Raad van State uitspraak (200202418/1, Waalwijk) gedaan in een geding over de vergunningplicht voor een windmolenpark waar enkele fotovoltaïsche of zonnecellen aanwezig zijn. De gemeente had geoordeeld dat de zonnecellen installaties zijn die thermische energie omzetten in elektriciteit zoals genoemd in categorie 20.1 onder a 4e van het Ivb. De Nota van Toelichting noemt zonnepanelen als voorbeeld bij deze categorie. Door de aanwezigheid van de zonnepanelen werd het windmolenpark vergunningplichtig. Een vereniging van windmolenbezitters maakte om principiële redenen bezwaar tegen de vergunning, met als motivatie dat een zonnepaneel (zon)licht omzet in elektriciteit en dat zonlicht geen thermische energie is. De appellant is niet op de zitting verschenen. De Raad van State oordeelde in haar uitspraak dat de gemeente op goede gronden geoordeeld heeft dat voor de zonnepanelen een vergunningplicht geldt.
Onjuist voorbeeld Helaas is in deze zaak een belangrijk punt niet aan de orde gekomen: het voorbeeld in de Nota van Toelichting is onjuist. VROM
had deze fout al eerder erkend in een brief aan het ministerie van EZ (MBL 99213794, 3 november 1999). Ook in deze nieuwsbrief is dit gemeld (‘Geen vergunningplicht voor fotovoltaïsche cellen’, InfoMil Nieuwsbrief 16 (1999), p. 11). Om twee redenen is het voorbeeld onjuist. Technisch klopt het niet: zonnepanelen zetten licht om in elektriciteit, en licht en thermische energie zijn verschillende dingen. Het is ook ongelukkig: zonnepanelen veroorzaken geen negatieve effecten voor het milieu, en dus is er geen reden om zonnepanelen onder de vergunningplicht te brengen. Als deze overwegingen in de zaak aan de orde waren gekomen, is het de vraag of de Raad van State tot hetzelfde oordeel gekomen zou zijn.
Impasse VROM kan dit probleem niet oplossen door de regelgeving aan te passen; de tekst van het Ivb is immers correct. De Nota van Toelichting bij het Ivb zet hier de praktijk op het verkeerde been door een verkeerd voorbeeld te geven; het wekt onbedoeld de indruk dat inrichtingen die op bedrijfsmatige schaal zonnepanelen toepassen vergunningplichtig zijn. De Nota van Toelichting heeft geen status en kan officieel niet aangepast worden. Het wachten is op een nieuwe behandeling van deze zaak door de Raad van State. Hopelijk komt dan wel aan de orde dat het voorbeeld in de Nota van Toelichting fout is, en dat het niet de bedoeling is om zonnepanelen onder de vergunningplicht te brengen. ■
(foto: Zefa)
(foto: Tineke Dijkstra)
M.E.R.
Brochure praktijkvragen en herziene handleiding verbeterd Twee m.e.r.-publicaties zijn aangepast: de Brochure praktijkvragen is opgeschoond, en de Herziene handleiding is uitgebreid. Wie meer wil weten over milieueffectrapportage vindt op de site van InfoMil twee belangrijke bronnen van informatie: de Brochure praktijkvragen milieueffectrapportage (sinds 2001) en de Herziene handleiding milieueffectrapportage (voltooid in 2003). De eerste drie hoofdstukken van de brochure met praktijkvragen behandelden respectievelijk doelstellingen en hoofdlijnen van de m.e.r.-procedure, belangrijke definities en een groot aantal gedetailleerde vragen
over de m.e.r.-(beoordelings)procedure. InfoMil heeft beide internetpublicaties gescreend en hoofdstukken 1 tot en met 3 van de brochure onderzocht op doublures met de handleiding. De informatie uit de eerste drie hoofdstukken van de brochure die een toegevoegde waarde heeft voor de handleiding is daar nu in opgenomen. Speciaal is gelet op extra verduidelijkende casuïstische informatie en op inhoudelijke informatie die wel in de brochure was opgenomen, maar niet of beperkter in de
handleiding. Informatie uit de hoofdstukken 1–3 die niet is overgeplaatst, is overbodig; de eerste drie hoofdstukken van de brochure zijn geschrapt. Hoofdstuk 4 van de brochure (praktijkvragen over categorieën van m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) wordt in 2004 geactualiseerd en zo nodig aangevuld met nieuwe onderdelen. Het hoofdstuk wordt dan opnieuw genummerd. ■
15
InfoMil Nieuws 33
April 2004
FO-Industrie
Vernieuwde handreiking: extra handvat bij validatie In december 2003 verscheen de vernieuwde Handreiking validatie milieujaarverslagen, die de kwaliteit van de validatie op een hoger plan moet brengen. De makers gingen niet over één nacht ijs: ervaringsdeskundigen bogen zich in een projectgroep en vier werkgroepen over uiteenlopende onderwerpen als beoordelingscriteria, meet- en registratiesystemen, bepalingsprotocollen, minimalisatie van rapportageverplichtingen en handhaving. Project- en werkgroepleden Pieter-Geert van der Sleen van de provincie Groningen en Kirsten van Dijk van het RIZA in Lelystad vertellen over de verbeteringen. (foto: FO-Industrie)
De vernieuwde handreiking is bedoeld voor het bevoegd gezag (provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat en waterschappen), als hulpmiddel bij de validatie; daarnaast is het document te gebruiken voor het beoordelen van de jaarverslagen van convenantpartijen. Ten opzichte van de oorspronkelijke handreiking van 2001 is de tekst verhelderd en zijn vijf nieuwe onderdelen toegevoegd: • Een aanpak voor de handhaving van het Besluit milieuverslaglegging. • Een verbeterde checklist met beoordelingscriteria, gericht op het beschrijvend deel van het milieujaarverslag. Wie die lijst invult, krijgt een eindscore; zo kan het bevoegd gezag zien in hoeverre het betreffende verslag voldoet aan het Besluit milieuverslaglegging en welke vorm van handhaving eventueel zou kunnen volgen. • Een nieuwe checklist voor het beoordelen van meet- en registratiesystemen. Aan de hand hiervan maakt het bevoegd gezag afspraken met bedrijven voor de (verdere) ontwikkeling van het meet- en registratiesysteem, zodat de validatie van de cijfers eenvoudiger en beter kan verlopen. Introductie e-MJV Vanaf januari 2004 leveren bedrijven in plaats van hun papieren milieujaarverslag een verslag in elektronische vorm, het e-MJV. Van het bevoegd gezag wordt verwacht dat het e-MJV’s ook elektronisch beoordeelt. De termijnen veranderen niet: bedrijven moeten hun milieujaarverslag voor 1 april indienen bij het bevoegd gezag. Dat heeft tot 1 juni de tijd om het verslag te beoordelen en te versturen naar FO-Industrie. ➨ Vragen over het (e-)MJV kunt u stellen aan de MJV-helpdesk, telefoon (070) 312 03 60 (open op maandag, woensdag en donderdag van 10 tot 17 uur). Mailen kan
• Een verbeterde systematiek voor het vaststellen van bepalingsprotocollen van emissies naar de lucht, met een uitwerking voor enkele prioritaire stoffen. • Een richtlijn voor rapportagevoorschriften, met het oog op de wettelijke eis (per 1 januari 2004) om het aantal rapportages naast het milieujaarverslag tot een minimum te beperken.
Houvast Kirsten van Dijk heeft veel opgestoken van de regionale voorlichtingsdagen: “De mensen in de zaal hadden vooral behoefte aan houvast, aan handvatten waarmee je kunt bepalen wanneer een verslag werkelijk tekortschiet, en welke vervolgstappen je kunt zetten. Bij de checklist voor beoordelingscriteria hebben we met het oog daarop gewerkt met categorieën: van A voor de onderdelen die onmisbaar zijn, via B naar C-onderdelen, waarvan je er eventueel een paar kunt missen, tot D voor de aspecten die niet verplicht zijn, maar wel heel handig.” Het basismateriaal voor de checklist kwam uit de praktijk: lijsten van onder meer Rijkswaterstaat/RIZA, de provincies NoordBrabant, Zeeland en Groningen en DCMR Milieudienst Rijnmond. Van Dijk: “Het in elkaar schuiven van die lijsten ging vrij gemakkelijk. Bij de checklist voor meet- en registratiesystemen lag dat anders. Daar bestond er eigenlijk maar een van, die van het RIZA, maar die is gericht op de Wvo. Om die lijst ook voor Wm-bevoegd gezag geschikt te maken, hebben we hem behoorlijk algemeen moeten maken, met de voetnoot dat Wvo-bevoegd gezag de oorspronkelijke RIZA-lijst kan gebruiken.”
ook:
[email protected]. Meer informatie op www.fo-industrie.nl.
Combinatie met e-MJV Pieter-Geert van der Sleen is vooral te spreken over de uniformerende werking die uitgaat van het in elkaar schuiven van checklists uit het hele land. Hij verwacht ook veel van de combinatie van handreiking en elektronisch milieujaarverslag (e-MJV; zie ook kader): “Bij elektronische toetsing van een elektronisch verslag kun je veel fouten gewoon niet meer maken. Het programma waarschuwt voor afrondingsfouten, een factor tien verschil, verkeerde eenheden, en dat soort dingen. Ook kun je met één druk op de knop de gegevens uit vorige jaren oproepen.”
Handhaving Is het inderdaad gelukt, zoals veel vragenstellers wilden, om meer houvast te bieden bij de handhaving? Van Dijk: “Ik denk het wel. We hebben de drie beoordelingsaspecten tijdigheid, volledigheid en betrouwbaarheid gekoppeld aan een stroomschema handhaving, en hierover concrete afspraken gemaakt met het OM en de Inspectie van V&W.” Van der Sleen: “De validatie van milieujaarverslagen is vooral complex omdat er zoveel partijen bij betrokken zijn. In de noordelijke provincies steken we daarom veel tijd in het voortraject, het overleg tussen de verschillende bevoegde gezagen en het bedrijf. En dan blijkt dat het bijna nooit tot handhaving hoeft te komen. In Groningen hebben we sinds 1999 zegge en schrijve twee handhavingsbrieven de deur uit moeten doen.” ➨ De handreiking validatie milieujaarverslagen kunt u downloaden van www.fo-industrie.nl en www.wateremissies.nl. ■
Rapporten kunt u downloaden van de website van FO-Industrie (www.fo-industrie.nl) of opvragen bij FO-Industrie;
[email protected], telefoon (070) 345 14 15. Voor vragen over de doelgroepconvenanten en milieujaarverslagen kunt u contact opnemen met de InfoMil-helpdesk (070) 373 55 75.
www
Agenda
➨ www.infomil.nl/nieuwslinks
➨ Aanmelden (tenzij anders vermeld)
Hier vindt u onder één noemer alle www-verwijzin-
• www.infomil.nl > agenda
gen uit InfoMil Nieuws.
• Telefoon (070) 373 55 75
Aandachtsgebieden ENERGIE
Energiebesparing Energie in de milieuvergunning Biomassa Met preventie naar duurzaam ondernemen
www.milieuwinst.nl
Verruimde Reikwijdte Wm
De internetsite Milieu & Winst is uitgebreid met ruim
22 april 2004 Zwemwaterbeleid in Nederland
200 preventiemaatregelen. Voor vijf sectoren zijn
• InfoMil organiseert de landelijke dag Zwemwater-
A F VA L P R E V E N T I E E N - S C H E I D I N G
maatregelen toegevoegd:
beleid in Nederland, met als motto ‘Naar een
• groenten- en fruitverwerking
Preventie in de milieuvergunning
eenduidige normering in zwembaden’. Centraal
• intensieve veehouderij
staan de recente ontwikkelingen rond de Wet
Afvalscheiding (bedrijfsgebonden)
• melkveehouderijen
hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemge-
• open- en vollegrondteelt
legenheden (Whvbz).
• verf-, lak- en drukinktproductie.
• Bestemd voor houders van zwembaden, managers
VEILIGHEID EN GELUID
Externe veiligheid (o.a. CPR’s)
Vooral op landbouwgebied is dus veel nieuwe
en exploitanten van zwembaden, medewerkers van
Risicobeoordeling stoffen
informatie beschikbaar.
laboratoria, technici en certificerende organisaties,
(Elektromagnetische) straling
Ook zijn de maatregelen voor de volgende sectoren
toezichthouders en beleidsmedewerkers van provin-
Geluid (industrielawaai)
bijgewerkt:
cies, medewerkers van VROM-Inspecties en zwem-
• betonindustrie
badontwerpers en -bouwers.
• brood- en banketbakkerijen
• Sport- en recreatiecentrum De Scheg, Deventer.
• detailhandel
• Deelnamekosten: € 60
• garage- en autoschadeherstelbedrijven • horeca, sport en recreatie • metalektro. Ten slotte is de site is uitgebreid met de projectbeschrijvingen van het inmiddels afgeronde programma Schoner Produceren – Voorlichting en Doorlichting. Praktijkvoorbeelden maken duidelijk hoe bedrijven preventiemaatregelen kunnen invoeren.
www.infomil.nl Digitaal werkboek Whvbz De gezamenlijke provincies hebben dit werkboek Whvbz/Bhvbz samengesteld om meer duidelijkheid te geven over de interpretatie van de voorschriften die
Afvalwater en bodemlozingen (niet-Wvo) Indirecte lozingen Zwembaden (Whvbz)
15 juni 2004 Symposium PKL i.o.
LUCHT
• Een initiatief van het Platform Kwaliteit Luchtmetin-
Nederlandse emissie Richtlijn (NeR)
gen in oprichting, dat zich richt op beter meten,
Emissie van vluchtige organische stoffen
heldere kwaliteitseisen en eenduidige regels.
Luchtkwaliteit (Nieuw Nationaal Model, Stookinstallaties, NOx, SO2, BEES, Bva)
• Alle schakels in de luchtmeetketen kunnen kennismaken met het platform en meepraten over initiatieven om betrouwbare resultaten van luchtmetingen te krijgen: opdrachtgever(bedrijfsleven) – opdracht-
Reductie Overige Broeikasgassen (ROB) Strategisch Omgaan Met Stoffen (SOMS)
nemer (adviseur/laboratorium) – bevoegd gezag. • Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht
richtingen en zwemgelegenheden staan vermeld.
2004 Workshop HUM grondstromen
Hopelijk stimuleert dit ook een goede afstemming.
• Workshops over de handhavings- en uitvoerings-
in de Wet en het Besluit hygiëne en veiligheid badin-
WAT E R
H A N D H AV I N G
Landelijk Informatiepunt Milieuwethandhaving (LIM) Professionalisering handhaving
Ieder voorschrift van het Bhvbz is in het ‘deskundigen-
methodiek grondstromen, met als doelen:
BODEM
beraad’ (voorheen de interprovinciale (IPO) werk-
– inzicht krijgen in de grondstromenketen
Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB)
groep Whvbz) besproken, waarna de werkgroep een
– weten wanneer en hoe de HUM grondstromen
Besluit Opslag Ondergrondse Tanks (BOOT)
standpunt heeft geformuleerd over de hoe de geza-
effectief gebruikt kan worden om (sneller) overtre-
menlijke provincies vinden dat wet en besluit in de
dingen te signaleren, te beëindigen, ongedaan te
praktijk uitgewerkt moeten worden.
maken, te voorkomen of terug te draaien – een betere samenwerking bewerkstelligen van de
www.eper.cec.eu.int Met deze nieuwe website kan iedereen alle milieuvervuilende bedrijven in de EU opsporen. Door op een kaartje te klikken verschijnen de bedrijven in beeld,
bij de handhaving betrokken partijen. • Bestemd voor alle handhavers, controleurs en toezichthouders van het bevoegd gezag. • Online inschrijven tot eind 2004.
Bouwstoffenbesluit (Bsb) REGELGEVING
Vergunning op maat (Wm) Milieueffectrapportage (m.e.r.) Ontwikkelingen Wm (herijking) 8.40/8.44-amvb’s
variërend van chemische fabrieken tot grote kippenOVERIGE
fokkerijen, en wat ze uitstoten. U kunt informatie opvragen over milieuvervuiling door zo’n 10.000
Colofon
Bedrijfsinterne milieuzorg
grote en middelgrote bedrijven in de EU. EPER bevat
InfoMil Nieuws verschijnt vier maal per jaar. Het abonnement is gratis. Aanvragen en adres-
Stand der techniek/ALARA
gegevens over zo’n vijftig vervuilende stoffen.
wijzigingen uitsluitend schriftelijk. De volgende
www.rechtomteweten.nl Deze proefsite gaat in op het risico op kanker door de uitstoot van schadelijke stoffen door bedrijven in drie gebieden in Nederland. Op de site vindt u welke bedrijven zich in uw omgeving bevinden en welke gezondheidsrisico’s u daardoor loopt. Rechtomteweten.nl is een initiatief van de twaalf provinciale Milieufederaties en de Stichting Natuur en Milieu. Het ministerie van VROM financiert de site.
InfoMil Nieuws verschijnt in juni 2004. Overnemen met bronvermelding is toegestaan. • Redactieadres: InfoMil, postbus 93144,
De stand der techniek in Europees verband (EuroBAT) Integrated Pollution Prevention Control (IPPC) Milieu & Winst (www.milieuwinst.nl)
2509 AC Den Haag, fax (070) 373 56 00,
Doelgroepbeleid
e-mail
[email protected], www.infomil.nl
Internationaal
• Coördinatie voor InfoMil: Tanja Swillens, Roselie Wijtenburg • Redactie: Frans Brand, Dick van Teylingen (: Netwerk voor communicatie, Rotterdam) • Vormgeving: Conefrey/Koedam BNO, Zeist • Foto voorzijde: Zefa • Druk: PlantijnCasparie (ISO14001), Den Haag • Oplage: 6.500 exemplaren ISSN 1570-4319
Asbest Landbouw