Goede praktijk
2007/009
Titel praktijkopdracht
Individuele begeleiding: bewoner met onrust
Omschrijving initiatief
Welk initiatief heb je genomen? Welke keuze het je gemaakt uit je top 3? De onrust van een zeer onrustige bewoner aanpakken
Aanleiding
Motivatie: wat is de reden waarom je dit project wilde realiseren? De bewoner is zeer onrustig, zijzelf ziet enorm af van haar onrust en is zeer ongelukkig. Er is een enorme onrust in de leefgroep door deze bewoner, we zouden graag opnieuw wat meer rust krijgen in de leefgroep. De onrust van M. is enorm belastend voor het team.
Doelgroep
Naar wie richt het project zicht? Bewoner(s), familie, teamleden,… Bewoner Medebewoners Familie bewoner en medebewoners Het team van de afdeling Kine, ergo en animatie
Ideeën
Voorlopige ideeën die je misschien kan gebruiken in het project… M. samen op het bureau met de hoofdverplegende of ergotherapeut M. betrekken bij de koffiepauze Kine, ergo en animatie inschakelen
Identificatiegegevens referentiepersoon/ referentiepersonen Naam/namen
Expertisecentra Dementie Vlaanderen Opleiding Referentiepersoon Dementie 2007
1/6
Goede praktijken Inzending nr.
(wordt ingevuld door de webmaster)
Titel praktijkopdracht
Individuele begeleiding: bewoner met onrust
Omschrijving initiatief
Welk initiatief heb je genomen? Extra aandacht geven aan een bewoonster met storend en repetitief gedrag. Om te proberen om een grens te stellen aan het gedrag en om zo de rust terug te brengen bij de bewoner, medebewoners en familie en personeel. Welke keuze het je gemaakt uit je top 3?
Motivatie
Wat is de reden waarom je dit project wilde realiseren? Er was heel veel onrust in de leefgroep en bij het personeel. De toestand werd onhoudbaar voor zowel de bewoner zelf als voor haar omgeving.
Doelgroep
Naar wie richt het project zicht? Bewoner(s), familie, teamleden,… Bewoner, medebewoners, familie en de verschillende teamleden.
Inzet van medewerkers
Welke medewerkers (functies, disciplines) werkten mee aan dit project? Waarom? *Team (verplegenden en verzorgenden) (owv de directe betrokkenheid bij de onrust) *hoofdverplegende owv de vertrouwensband met de bewoner *Ergotherapeut ook owv de vertrouwensband met de bewoner *De animatiedienst en de kinesitherapeut owv de ondersteuning van de hoofdverplegende en de ergotherapeut. Welke verschillende stappen werden gepland ?
Stappenplan
De bewoner gedurende de weekdagen ’s ochtends na het toilet en het ontbijt in haar rolstoel op het bureau van de hoofdverpleegkundige plaatsen Kine: met de bewoner dagelijks extra individuele oefeningen doen en proberen om M. zo extra aandacht te geven. Animatie: bewoner extra betrekken bij activiteiten en ze stimuleren om zoveel mogelijk activiteiten mee te maken. Ook proberen om ze bij een activiteit te houden en ze niet na 10 minuten terug te brengen. Personeel geeft bewoner extra aandacht door middel van gesprek, wandeling etc. Welke stappen werden hiervan uitgevoerd ?
Alle stappen werden uitgevoerd met zeer wisselend, maar meestal matig succes.
Evaluatie
Wat waren de resultaten tot nog toe? De bewoner was in het begin van het project zeer rustig in het bureau van de hoofdverplegende (of als de ergotherapeut in het bureau was). Na verloop van tijd was ieder vertrek van de hoofdverpleegkundige of ergotherapeut uit het bureau een teken om terug te starten met het storende en repetitieve gedrag. En nog een week later was er ook storend en repetitief gedrag bij aanwezigheid van de hoofdverplegende en ergotherapeut. Dit storend en repetitief gedrag werd erger. De huisarts heeft in overleg met de familie en het team de medicatie van de bewoner aangepast. (Met voorlopig vrij bevredigende resultaten). De kinesitherapeut slaagde er van in het begin niet in om de bewoner langer dan 10 minuten uit het bureau van de hoofdverpleegkundige te krijgen. Dit probleem stelde zich ook voor de animatiedienst. Sinds de aanpassing van de medicatie lukt het voor beide diensten om in een groot deel (meer dan 50%) van de pogingen de bewoner te Expertisecentra Dementie Vlaanderen Opleiding Referentiepersoon Dementie 2007
2/6
laten deelnemen aan de voorziene activiteiten. Wat waren/zijn mogelijkheden, beperkingen, moeilijkheden, valkuilen? De extra aandacht die de bewoner kreeg stimuleerde haar nog meer om nog meer aandacht te vragen. Op vrijdagmiddag bijv. als zij zag dat de hoofdverplegende zijn bureau begon op te ruimen begon de onrust en het repetitieve gedrag al. In het begin leek het een groot succes te worden zolang als de hoofdverplegende of de ergotherapeut aanwezig waren, als zij er niet waren was er een enorme onrust. Maar na verloop van tijd volstond ook de aanwezigheid van beide niet meer en moest er continue aandacht zijn voor de bewoner. Het is zeer belastend voor de hoofdverplegende en de ergotherapeut. Op de een of andere manier zou de last moeten kunnen verdeeld worden over meerdere personen. Als een van beide eens stoom moet aflaten zou er een alternatief moeten zijn. Beschrijf welke zaken er werden bijgestuurd? In overleg met de huisarts en de familie is er kalmerende medicatie opgestart voor M.. Voor de rest is er niets veranderd aan het beginopzet van aandacht. Wat zijn je leerpunten? Hoe heb je de praktijkopdracht ervaren: positieve en negatieve leerervaringen? Niet te snel victorie kraaien, we hebben enkele malen gedacht dat we de oplossing gevonden hadden. Bijv. na de eerste week toen M zeer rustig was bij de hoofdverplegende en de ergotherapeut. En na de eerste opstart van de medicatie, eerst hielp een kleine dosis medicatie en was M. zeer opgewekt maar na enkele dagen was er opnieuw onrust. Met meer medicatie was er teveel sufheid en totale apathie. Momenteel hebben we een ideale mix tussen rust en onrust. Maar wat bij gewenning aan de medicatie? Ook al hebben we het project moeten bijsturen en hebben we de eerste doelstelling niet bereikt toch hebben we andere zeer mooie resultaten bereikt. Bijv. M. kan terug lachen en is veel gelukkiger dan een maand geleden. De rust in de leefgroep is voor een groot deel teruggekeerd. Er is meer inlevingsvermogen gekomen in het team. Bronnen
Welke bronnen, naslagwerken, hulpmiddelen heb je gebruikt? De lessen en de cursus van Vera Michaux
Gemaakte kosten
Eventueel Geen
Tijdsinvestering
In de voorbereiding en bij de uitwerking De voorbereiding was zeer kort. Onmiddellijk na de probleemstelling (roep-en repetitief gedrag tgv een vraag naar aandacht) is er gezocht naar een manier om M. meer aandacht te geven. Voor mezelf en de ergotherapeut was het zeer tijdsintensief en belastend. Steeds maar weer inpikken op het gedrag van M. en reageren op haar. Voor de andere disciplines was het meer een individuele begeleiding die zij bij M. deden ipv de groepsactiviteiten. Voor de verpleging was het in de rustigere momenten een manier vinden om M. bezig te houden. Ze bijv. bij aan tafel zetten bij de overdracht of koffiepauze.
Bijkomende opmerkingen
Wil je nog iets kwijt over dit project?
Expertisecentra Dementie Vlaanderen Opleiding Referentiepersoon Dementie 2007
3/6
Dit project is niet gelukt als zodanig omdat we na verloop van tijd toch zijn overgegaan tot het toedienen van medicatie om M. te kalmeren. Toch heb ik dit project ervaren als een succes omdat er bij het team toch meer begrip en inlevingsvermogen is gekomen voor M. Ook is er in het team een grotere bewustwording gekomen van M.’s probleem. En omdat M. meer aandacht krijgt van de medewerkers. Of zoals de ergotherapeut opmerkte bij het nalezen van dit verslag. Waarom zeg je dat het project deels is mislukt. Dit is niet waar het is deels gelukt want M. is veel rustiger, de onrust in de leefgroep is veel minder en M. is vooral terug veel gelukkiger. Identificatiegegevens referentiepersoon/ referentiepersonen Naam/namen Opleidingsjaar locatie
2007 O Brugge
O Dendermonde
O Gent
O Leuven
O Mechelen
x Turnhout
Naam/Namen werkplek
Meeus Frank
Functie
Hoofdverplegende
Adres/telefoon werkplek(ken)
Jan Davidlaan 11 3920 Lommel 011/55 01 84
E-mail
[email protected]
Men mag mij contacteren rond dit project
JA / NEEN, liever niet
Toestemming publicatie nieuwsbrief www.dementie.be
JA / NEEN
Casusbeschrijving: M., is een vrouw van 70 die een 20-tal jaren geleden samen met haar moeder opgenomen is in ons rusthuis. M. was vanaf haar geboorte mentaal reeds zeer zwak. Zij werd opgenomen in ons rusthuis omdat de moeder diende te worden opgenomen en M. thuis niet zelfstandig kon functioneren. In het begin van haar opname hielp M. in de wasserij en de keuken. M. was toen reeds zeer ongeduldig en zenuwachtig. Na het overlijden van haar moeder was M. volledig op zichzelf aangewezen (zij heeft nog 3 broers waarvan er 1 in een instelling woont, 1 haar owv financiële ruzies met zijn oudste broer niet meer bezoekt en de oudste broer die haar wekelijks komt bezoeken en haar financiën beheerd). Na het overlijden van haar moeder werd het moeilijker en om M. haar taken in de wasserij en keuken te laten vervullen, werd zij ingeschakeld in de zorg op haar afdeling (bejaardentehuis). Dit is een hele tijd goed gelopen tot M. op deze afdeling volgens de nog vrij valide bejaarden storend gedrag begon te vertonen. Zij had wisselende periodes gaande van grote euforie tot diepe depressies. Toen de toestand op de afdeling niet meer houdbaar was, is M. vanuit het bejaardentehuis verhuisd naar het rust- en verzorgingstehuis (mijn afdeling). Fysiek was M. toen nog vrij goed, zij kon nog alleen stappen met een rollator (wel heel fel door haar knieën zakkend maar toch). Op de afdeling bloeide M. in het begin enorm open, zij kon hier lachen en grappen, zij werd hier voor het eerst in haar leven geconfronteerd met mannen (mannelijk personeel) in haar omgeving. M. genoot echt met volle teugen van de aandacht die zij kreeg. Zij deed mee met alle mogelijke activiteiten en er werd een heel groot deel van haar sederende Expertisecentra Dementie Vlaanderen Opleiding Referentiepersoon Dementie 2007
4/6
medicatie afgebouwd. Af en toe had zij wel eens een mindere periode maar deze waren van korte duur. Op een periode van 4 jaar werden echter de goede periodes korter en mindere periodes langer. Ook begon M. in deze mindere periodes meer en meer storend en repetitief gedrag te vertonen. (zij kon bijvoorbeeld een ganse voormiddag roepen ik moet plassen of een naam van iemand van het team of ik mag nu wel slapen zeker). De afstanden die zij kon afleggen met haar rollator werden steeds korter. Omdat zij tientallen malen zelf naar het toilet wou gaan met enkele valpartijen en bijna valpartijen tot gevolg werd zij gefixeerd in zetel en rolstoel. Omdat zij niet meer zelfstandig naar het toilet kon gaan werd het repetitief gedrag van M. erger (roepen, arm, hoofd en beenbewegingen). Als M. in een moeilijkere periode verkeerde werd er in overleg met de arts medicatie bijgegeven. Na stabilisatie van M.’s toestand werd deze medicatie dan weer afgebouwd. Maar vaak bleef er dan toch nog een halfje van dit medicament hangen of nog een kwartje van een ander medicament. Met als gevolg dat M. in die periode wel 15 verschillende soorten medicatie nam. Het afgelopen halfjaar werd M.’s gedrag zo storend voor haar medebewoners dat zij ook begonnen te reageren. Haar buurvrouw in het dagverblijf vroeg dan enkele malen om te zwijgen en als dit niet hielp volgde er ook al wel eens een tik die dan ook werd beantwoord. Of andere medebewoners die op andere plaatsen in het dagverblijf zaten begonnen gaan terug te roepen op M. Op deze manier geraakten we in een uitzichtloze situatie (want ook de buren van deze medebewoners begonnen dan ook op de medebewoner te reageren). Om de rust in de groep te bewaren hebben we dan geprobeerd om M. naar haar kamer te brengen als ze te storend gedrag vertoonde. Op haar kamer kon zij TV kijken en stoorde zij niemand. Maar daar was zij onrustig en zou zij met rolstoel en al vallen of haar TV omtrekken. Daarom werd er besloten om M. bij te erge onrust “te straffen” door ze in de gang te zetten. De eerst malen dat M. in de gang gezet werd waren een groot succes. Zij werd hier vrij snel rustig en kon terug naar het dagverblijf en zij bleef dan daar ook vrij rustig. Maar na enkele weken kon men met M van de gang naar het dagverblijf rijden en weer terug. De rust van op de gang was dadelijk weg in het dagverblijf en de onrust begon ook op te treden in de gang. Ook begon M. in deze straf een bevestiging te zien en een antwoord op haar vraag naar aandacht. Als zij ’s morgens in het dagverblijf zat begon zij al te roepen “mag ik in de gang zitten”. Als zij dan in de gang zat begon zij te roepen van “ik moet plassen, ik moet plassen”, het gedrag dat zich eerst in de dagzaal stelde, stelde zich nu in de gang. Dus weer een mislukte oplossing en weer terug naar af. Ook begon M. een enorme bewegingsdrang te krijgen (vooruit en achteruit rijden met haar rolstoel, haar knieën kruisen en ontkruisen, rollen en schudden met haar hoofd). Dit had als gevolg dat M. van al deze bewegingen het zeer warm kreeg. Het zweet parelde op haar voorhoofd tot haar haren en kleren kletsnat waren en haar hoofd vuurrood. Het leek net alsof M. iedere moment een toeval zou krijgen. We waren beland in een stadium dat zowel voor M. (zij leed enorm onder deze toestand), haar broer, haar medebewoners en het personeel onhoudbaar was. Op dit moment zijn we gestart met het project. Zodra M. ’s morgens gewassen is en gegeten heeft gaat zij bij de hoofdverplegende (vertrouwenspersoon voor M.) op het bureau zitten. Als de hoofdverplegende er niet is neemt de coördinerend animator (vertrouwenspersoon) de rol van de hoofdverplegende over. De kinesitherapeut geeft M. dagelijks een individuele behandeling en probeert haar te betrekken bij de groepsactiviteiten. De animatiedienst probeert M. meer te betrekken bij activiteiten en om ze te stimuleren om zoveel mogelijk activiteiten mee te maken (en ook om langer dan 10 minuten op een activiteit te blijven). De verpleging (en verzorging) geeft M. extra aandacht door ze bijv. aan tafel te zetten bij de koffiepauze. De eerste week was dit een enorm succes, M. genoot enorm van de aandacht die zij kreeg op het bureau. Als de hoofdverplegende er niet was nam de ergotherapeut de taak met succes over. M. was heel rustig en aangenaam in de omgang. Zij vormde geen hinder meer voor haar medebewoners en ook voor het personeel was alles gemakkelijker. De kinesitherapeut en de Expertisecentra Dementie Vlaanderen Opleiding Referentiepersoon Dementie 2007
5/6
animatiedienst deden hun activiteiten met M. wel maar na een tiental minuten wou M terug naar het bureau. Na de eerst week kwam er wat onrust bij M., zodra het hoofd of de ergotherapeut aanstalten maakten om het bureau te verlaten begon M. te roepen en de gekende repetitieve bewegingen te maken. Zij bleef dan binnen en buiten rijden op het bureau en ook het roepen begon. Na drie weken waren we terug helemaal bij af. Als M. ’s morgens op de bureau van de hoofdverplegende aankwam begon het voor en achteruitrijden, het schudden met het hoofd, het kruisen en ontkruisen van de benen (tot haar knieën volledig open lagen) en het roepen. Zij was zo opgejaagd dat zij een vuurrood hoofd had en dat haar rolstoel kletsnat werd van haar zweet. Het leek net alsof M. een toeval ging krijgen. M. was zeer ongelukkig met deze situatie. Zelfs als haar broer naast haar zat ging zij door met haar repetitief gedrag, zij zei goedendag tegen haar broer en ging verder met haar bewegingen en geroep. Het was net of haar broer niet naast haar zat. In overleg met de arts en de broer zijn we toen gestart met het toedienen van andere medicatie om M. te kalmeren. In het begin was het nog een beetje zoeken naar de juist dosage en de juiste moment van toedienen (bijv. na het ochtendtoilet ipv ervoor en dat ze niet meer kon meehelpen bij het ochtendtoilet). Momenteel is het zo dat M. haar ochtendmedicatie krijgt na haar ochtendtoilet. Als ze haar medicatie ervoor krijgt is ze te afhankelijk bij het wassen en kleden. Maar wel voor haar ontbijt omdat ze anders reeds volledig over haar toeren is bij het binnenkomen van het bureau van de hoofdverplegende. M. is momenteel wel wat suf maar is heel aangenaam in omgang, ze zit nog steeds in het bureau van de hoofdverplegende. En ze heeft nog momenten van onrust. Deze momenten zijn echter veel beperkter in omvang en in duur. M. kan momenteel opnieuw lachen met een plagerijtje en is veel rustiger en gelukkiger dan twee maanden geleden. Zij beslist momenteel terug zelf om deel te nemen aan een activiteit en blijft zelfs al eens gedurende de ganse activiteit daar. Het team is veel begrijpender geworden naar M. toe (het is zelfs al gebeurd dat de hoofdverplegende even behoefte had aan een break en dat M. door iemand van het team meegenomen werd om de medicatie van de afdeling te controleren) en ook de medebewoners hebben veel minder overlast van M. Het project op zich is mislukt, we moesten overschakelen op kalmerende medicatie. Eigenlijk was het de bedoeling om M. zoveel aandacht te geven dat we geen extra medicatie nodig hadden, dit is mislukt. Maar M. is momenteel heel gelukkig, (ze wordt door de familie aangesproken als de secretaresse (of controleur) van de hoofdverplegende). Ze kan terug lachen en is vaak opgewekt. Het is nog niet perfect maar wel leefbaar voor iedereen. De rust in het dagverblijf is teruggekeerd omdat M. nu haar stekje heeft in het bureau van de hoofdverplegende. De escalatie van de medebewoner die terug begint te roepen op M. en die dan reactie uitlokt van de andere medebewoners is voorbij. Het team heeft meer begrip gekregen voor M. en beseft dat kwaad worden en dreigen naar M. toe het tegenovergestelde effect heeft (nog meer onrust en een escalatie van onrust in het dagverblijf).
Expertisecentra Dementie Vlaanderen Opleiding Referentiepersoon Dementie 2007
6/6