InDetail kwartaal uitgave van het Nationaal Restauratiefonds
jaargang 17 | nr 3 - 2006 Cultuurverleden als rendement voor de toekomst p.4
Nieuwe directeur RACM: Kees de Ruiter p.6
Monumentencursus voor makelaars p.8
Uit het Archief: De Sluishoef p.10
IN DIT NUMMER
interview Een nieuwe bestemming voor Wagenings monument
Drie ‘bewoners’ bij het Schip van Blaauw
‘Ik knijp me nog dagelijks in mijn arm om zeker te weten dat ik niet droom.’ Harry Harsema zit samen met Rob Janmaat en Karel Huijbers in de collegezaal van het voormalige laboratorium voor Plantenfysiologie van de toenmalige Landbouwhogeschool. Achter hen rijzen de ouderwetse collegebankjes op. In april 2004 kochten zij met hun medevennoten en partners dit jaren 20-pand, het Schip van Blaauw genaamd, om er ieder hun bedrijf in te vestigen.
Het gebouw ligt als een gestrand schip op de noordelijke Rijnoever en draagt de naam van de Haarlemse architect Cornelis Jouke Blaauw (1885-1947). Hij was zo’n 35 jaar toen hij het tussen 1919 - 1922 bouwde, geheel volgens de Amsterdamse school: fantasierijk en uitbundig. Zo heeft het balkon aan de westzijde de vorm van een boeg. In het hout ervan zijn aan weerszijden golven aangebracht. In dit ‘schip’ werd het laboratorium voor plantenfysiologisch onderzoek van de landbouwhogeschool gevestigd ➔
Nationaal Restauratiefonds oktober 2006 jaargang 17
Roer om voor Schip van Blaauw
1
Het Detail Aan weerszijden van het gebouw, zowel bij de ingang naar het kantoor als naar de woning, zijn houten gezichten aangebracht. Het snijwerk aan de rechterkant bij de woning is rond en oriëntaals van karakter. Links bij de hoofdingang zijn de beelden hoekig en westers. De maker is de beroemde beeldhouwer Johan Polet.
alwaar baanbrekend onderzoek werd verricht naar de groei en ontwikkeling van planten. Een soort flora-ark van Noach dus.
In trek Door de hoge vierkante ramen stroomt het licht rijkelijk in de collegezaal waar ooit de studenten zwoegden of wegdommelden. Nu is het een presentatie- en vergaderruimte. Harry Harsema kijkt nog eens om zich heen: ‘Ik heb hier zelf ooit nog college gehad. Op deze harde banken. Nu vormt het onderdeel van ons eigen grafisch atelier.’ Hij lijkt zich weer even te moeten knijpen. Harsema heeft met vier vennoten een bureau voor vormgeving, tekst en beeld. Karel Huijbers is financieel adviseur en samen met zijn vrouw heeft ook hij hier zijn kantoor gevestigd. Rob Janmaat heeft een communicatiebureau en woont tevens in het inpandige huis waar ooit de hoogleraar woonde. Harry: ‘Ik had echt iets met dit gebouw op deze fantastische plek en ik wilde er graag iets mee toen ik hoorde dat het leeg kwam te staan. Ons bedrijf was namelijk toe aan een groter pand. Rob, die ik al heel lang ken, zocht op dat moment ook een andere bedrijfsruimte. En Karel, die sinds jaar en dag onze geldzaken doet, eveneens. Hij kon ook meteen inschatten of het haalbaar was.’ Karel bekijkt dit monument dan ook van een andere kant: ‘Dit is natuurlijk het meest aansprekende gebouw in Wageningen, maar beroepsmatig heb ik meer aan een strak pand waar alles al geregeld is. Ik bedoel, ik heb heel wat weekenden hier staan klussen... Maar als belegging is dit natuurlijk wel erg interessant. Veel kantoren langs de snelweg staan nu leeg, maar de markante panden in de steden, zoals dit, zijn zeer in trek.’
2
Balinese tempel Markant is het zeker. Het bouwwerk heeft een artistieke en tegelijk lieflijke uitstraling. Het dak loopt ver naar beneden en heeft een asymmetrische opbouw van hout en glas dat lijkt op de brug van een schip. Het is al met al geen hoog of imposant bouwwerk. Hoewel het wel twee verdiepingen heeft. Dat komt mede doordat de begane grond tot aan de kozijnen ‘souterrain’ is. Binnen valt het pas op hoeveel ruimte er daadwerkelijk is. De dakgoten rond het gebouw krullen omhoog en dat geeft ‘het schip’ een aparte Aziatische uitstraling. Harry: ‘Een Duitse architect die hier laatst op bezoek was, wist de vergelijking te trekken met de bouwstijl van de Balinese tempels. Het is waarschijnlijk dat Blaauw zich door Nederlands-Indië heeft laten inspireren. En dat is het leuke van dit soort gebouwen: er zit een verhaal achter.’ Binnen heerst de vertrouwde sfeer van een vooroorlogs schoolgebouw met veel zwarte en witte tegels. Strak maar gemoedelijk. De elektriciteitsbedrading loopt ongegeneerd in buizen langs de muren en de plafonds. Soms wel met meer dan tien leidingen tegelijk, netjes naast elkaar als een kronkelende 10-baans snelweg op weg naar stopcontact en lamp. Het houtwerk zit strak in de verf. Het is alsof je 80 jaar terug stapt in de tijd. Harry: ‘Bijna al het houtwerk was tot voor kort hardgroen, met op de paneeldeuren nog wat oranje. De posten hebben we zwart gemaakt en de deuren effen donkergroen. De deuren hebben de oorlog trouwens niet overleefd: ze werden gebruikt om loopgraven mee te stutten. In de jaren vijftig zijn er replica’s voor in de plaats gekomen.
‘Ik heb hier zelf ooit nog college gehad, op deze harde banken’ Kleinzoon Karel: ‘Het strippen en puinruimen hebben we veelal zelf gedaan. Voor de rest hebben we veel uitbesteed. In samenspraak met de Monumentenwacht hebben we een architect in de arm genomen waar we echt een goed gevoel bij hadden. Dat is erg belangrijk’. Daarnaast werd er contact gezocht met de kleinzoon van Blaauw. Hij had nog oude foto’s van zijn opa waarmee de verdere koers van de restauratie werd bepaald. Dankzij deze foto’s en elders opgespoorde tekeningen werden er diverse originele details herontdekt. Harry: ‘Sommige inbouwkasten kwamen weer tevoorschijn en in de collegezaal zaten boven de grote ramen nog kleine ruitvormige raampjes achter een houten betimmering.’ Zoveel mogelijk werd alles in originele staat teruggebracht, maar er werd ook bouwkundig ingegrepen. Harry: ‘Beneden was het erg donker en daarom hebben we openingen in de binnenmuren gemaakt zodat het er lichter werd.’ Aan de achterkant, op het zuiden, heeft een grote kas aan het gebouw vastgezeten. Deze is in de jaren tachtig gesloopt. Karel: ‘We hebben er nu een terras aangelegd met de contouren van deze kas. Dat is een simpele, goedkope manier om er toch iets mee te doen. Aan de voorkant stond ook een kas en daar hebben we een nieuw soort uitbouw met veel glas gebouwd. Dat geeft meer licht in het souterrain en is, hoewel in een totaal andere stijl, toch in de lijn van de originele kas.’
In juni 2005 was het zover. Het Schip van Blaauw werd officieel heropend. Door niemand minder dan Blaauws kleinzoon en op de enige manier die past bij een schip: met een champagnedoop. Hoewel er hier en daar nog wel wat moet gebeuren, is het eind van de restauratie van het kantoorgedeelte in zicht. In het voormalig huis van de hoogleraar, waar Rob nu woont, wordt nog flink geklust. De eerste hoogleraar, toevallig ook Blaauw genaamd, eiste dat deze inpandige woning er kwam om toezicht te kunnen houden op het onderzoek in het laboratorium. Met name de woonkamer ademt nog helemaal de oude sfeer uit: gietijzeren radiatoren, inbouwkasten, vaste houten banken bij de schouw en een ruime serre met openslaande deuren naar het terras. Rob: ‘Ik heb niet de middelen om alles uit te besteden, dus doe ik het meeste zelf. Dat is best leuk om te doen omdat je het pand dan pas goed leert kennen. Elk hoekje, elk detail.’ ‘Zo ontdekten we tussen de voormalige keuken in het souterrain en de woonkamer van de hoogleraar een liftje waarmee de dienstmeid het eten naar boven stuurde. Ik heb dat trouwens nog niet opengemaakt.’ De ontdekkingstocht gaat voor Rob dus nog even door. Maar het lijdt geen twijfel dat het roer van het Schip van Blaauw weer in goede handen is en het afkoerst op een zonnige toekomst. ■
De financiering De restauratie bedroeg een substantieel deel van de aankoop zodat de hele financiering via het Restauratiefonds kon worden geregeld, inclusief de aankoop. Het pand kostte EUR 1,25 miljoen. Daarvoor kregen de drie partijen van het Restauratiefonds een marktconforme hypotheek. In totaal moest er voor EUR 650.000,- verbouwd worden, waarvan de helft wegens achterstallig onderhoud. Met betrekking tot deze kosten is wettelijk bepaald dat 70% van de fiscaal aftrekbare kosten kan worden geleend tegen slechts 1% rente, via een Restauratiefondshypotheek van het Restauratiefonds.
Nationaal Restauratiefonds oktober 2006 jaargang 17
Sommige raampartijen kregen een lichtgele tint. Deze kleuren komen dicht bij het origineel. Dat weten we doordat we hier en daar voorzichtig de oude lagen weggekrabd hebben en door te praten met mensen die hier vroeger hebben gewerkt. En het blijkt dat het glas-in-lood nu ook veel beter uit komt.’ Pronkstuk is wel het glas-inlood plafond op de tweede verdieping, onder de opbouw van het dak, waardoor het trappenhuis baadt in een warme gele gloed.
3
ontwikkeling Overheid stimuleert cultuurprojecten met fiscaal interessant cultureel beleggen
Cultuurverleden als rendement voor de toekomst Op 7 september 2006 ging in Amsterdam het eerste door de overheid erkende culturele beleggingsfonds van Nederland van start, het Triodos Cultuurfonds. Dit beursgenoteerde beleggingsfonds richt zich op de financiering van projecten in het belang van de Nederlandse podiumkunsten en musea. Op het eerste gezicht wellicht niet het meest voor de hand liggende initiatief om als Nationaal Restauratiefonds nauw bij betrokken te zijn. Niets is minder waar.
Veel musea en theaters zijn gehuisvest in monumentale gebouwen. Dit beleggingsfonds kan hierdoor tevens een impuls geven aan de restauratie en instandhouding van deze gebouwen. Reden voor het Nationaal Restauratiefonds om vanaf het prille begin nauw betrokken te zijn bij de totstandkoming en ondersteuning van dit initiatief. Er is voor gekozen niet zelf een beleggingsfonds op te richten. Het Restauratiefonds wil vooral een rol spelen in het bij elkaar brengen van monumentale projecten en de culturele beleggingsfondsen. Met zijn kennis van de monumentenwereld en de financiering van grote restauratieprojecten kan het Restauratiefonds financieel maatwerk leveren. Een lening van het Triodos Cultuurfonds kan daarom onderdeel uitmaken van een Totaal-financiering via het Restauratiefonds.
het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK), het Restauratiefonds en Triodosbank staken daarvoor ‘de koppen bij elkaar’. Na die voorbereiding kon op 7 september jongstleden het eerste Cultureel Beleggingsfonds daadwerkelijk van start gaan.
Lange voorgeschiedenis
‘De overheid helpt met een fiscale vrijstelling’
Wil de overheid dat er meer aan cultuur besteedt wordt, dan kan ze natuurlijk de podiumkunsten en musea stimuleren met directe subsidies. Maar wil de overheid dat private partijen en burgers zich hier sterk voor maken, dan kan ze dat beter stimuleren door een verlaging van de BTW of met een belastingsaftrek op cultureel beleggen. In 2002 stemde de Tweede Kamer daarom in met de ‘Regeling cultuurprojecten: vrijstelling voor cultureel beleggen’. Doordat het verkrijgen van de benodigde Europese goedkeuring veel tijd in beslag nam, kon de regeling pas op 1 januari 2004 worden geactiveerd. Uiteindelijk heeft de Europese Commissie hier voor een periode van vijf jaar haar goedkeuring aan gegeven. Daarna kon de echte uitwerking van het idee beginnen. Het ministerie van OCW, de Mondriaanstichting,
4
De werking van Cultureel Beleggen Cultureel beleggen is vergelijkbaar met de fiscale regelingen voor Groen beleggen. Beleggen in een Cultuurfonds wordt vrijgesteld van de 1,2% vermogens-rendementsheffing in box 3 tot een maximum van EUR 52.579,- per jaar (bedrag 2006). Daarnaast ontvangt de belegger een extra belastingkorting van netto 1,3% van het vrijgestelde bedrag. In totaal dus een belastingvoordeel van 2,5%. Daarom
accepteert de belegger een lager rendement dan de rendementen voor gewone, ‘niet-cultuur’ beleggingen. Dit lagere rendement stelt Triodos Bank in staat goedkoper geld uit te lenen voor projecten in het belang van de Nederlandse podiumkunsten en musea. De aanvragers van zo’n lening moeten niet alleen aan financiële, maar ook aan inhoudelijke voorwaarden voldoen. Het laatste wordt van rijkswege getoetst en mondt via advisering door het FAPK of de Mondriaan Stichting uit in een zogeheten cultuurverklaring van OCW.
Tot de eerste investeringen van Triodos Cultuurfonds behoort de Stadsschouwburg in Amsterdam. Directeur Melle Daamen ziet als groot voordeel van het Cultuurfonds dat kunstinstellingen makkelijker, maar ook goedkoper kunnen lenen dan gebruikelijk. ‘Cultureel beleggen is een sympathieke manier om particulieren aan te spreken op hun maatschappelijk bewustzijn. Investeren in een cultuurfonds is toch ook veel leuker dan investeren in een anoniem aandelenfonds.’ Risicovol is het volgens Daamen niet. ‘Particulieren die investeren in het Cultuurfonds, hebben een redelijke veilige belegging met een redelijk rendement. En de overheid helpt met een fiscale vrijstelling. Het is dus zowel voor de particuliere belegger als voor kunstinstellingen heel erg gunstig.’ Naast de Stadsschouwburg hebben inmiddels ook andere gevestigde culturele instellingen een beroep gedaan op het Triodos Cultuurfonds, waaronder het Koninklijk
Theater Carré, het Nationaal Glasmuseum Leerdam, Muziekgebouw aan het IJ, het Stedelijk Museum te Amsterdam en een aantal zogenaamde broedplaatsen zoals Smart Project Space, Marci Panis en 1800 Roeden. In totaal is er inmiddels al voor 200 miljoen aan leningen aangevraagd. ■
Triodos Cultuurfonds Meer informatie over het Triodos Cultuurfonds vindt u op www.triodos.nl. Daar kunt u ook de brochure over belastingvrij cultureel beleggen en een inschrijfformulier eenvoudig downloaden. Tot 27 oktober kunt u kosteloos inschrijven en als u 1.000 euro of meer inlegt, krijgt u bovendien een genummerde kunstdruk van het ontwerp van het mooiste 50 gulden biljet ooit cadeau.
Nationaal Restauratiefonds oktober 2006 jaargang 17
Eerste investeringen uit Triodos Cultuurfonds reeds een feit
5
interview Nieuwe directeur RACM, Kees de Ruiter
Landschappen vertellen hun verhalen, monumenten illustreren deze verhalen op een geweldige manier Bijna zestig jaar na hun oprichting in 1947 houden de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek op te bestaan. Per 1 november gaan zij op in de nieuwe Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, kortweg de RACM. De fusie brengt niet alleen twee bekende kenniscentra voor monumentale en archeologische waarden samen, maar verbreedt ook de zorg voor het nationaal erfgoed tot waardevolle cultuurlandschappen.
‘Het platteland is meer dan boeren en grutto’s’ De RACM, die onderdeel is van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), wordt sinds 1 september geleid door ir. Kees de Ruiter (57), die de afgelopen dertig jaar nauw betrokken was bij de inrichting en de toekomst van het platteland. De Ruiter heeft zijn hele leven in de groene ruimte gewerkt, hoewel hij een civieltechnische opleiding heeft gevolgd. De Ruiter: ‘Ik heb echter snel besloten dat dat mijn wereld niet was en ben toen, in 1974, letterlijk en figuurlijk van de grond af aan opnieuw begonnen. Eerst bij het Rijksinstituut voor Natuurbeheer, daarna bij de provincie Zuid-Holland en van daar naar Gelderland.’ Door zijn contacten met de rijksoverheid – hij onderhandelde namens de twaalf provincies onder meer met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over het Structuurschema Groene Ruimte en de decentralisatie van rijkstaken naar de provincies – groeide zijn interesse voor de Haagse politiek. Zijn overstap naar LNV lag daarom voor de hand; de laatste jaren was hij directeur van de nieuw gevormde Directie Platteland. De Ruiter: ‘Een integraal beleid voor het platteland betekent meer dan landbouw, natuur en voedsel. Dan praat je ook over recreatie en vrije tijd, over sociaal-culturele aspecten, over vergrijzing. We zijn ons gaan verdiepen in de geschiedenis, in de taal, muziek en kunst, want de verhalen van het platteland kun je in je plannen weer tot leven brengen. Kortom: het platteland is meer dan boeren en grutto’s.’
‘Met cultuurlandschappen maak je bescherming compleet’ De Ruiter: ‘Ik heb veel affiniteit met de zorg voor het culturele erfgoed, voor de geschiedenis, de schoonheid, de verhalen die er achter zitten, hoewel ik niet overal evenveel van weet. Als je het culturele erfgoed in Nederland over de volle breedte wilt beschermen, dan ben je er niet met monumenten en archeologische vindplaatsen. Dan mis je het onderwerp cultuurlandschappen.
6
Want dat hoort daar fysiek gesproken gewoon bij. Door het cultuurlandschap toe te voegen, maak je de bescherming compleet. Maar tegelijkertijd kun je met cultuurlandschappen ook een verbinding leggen tussen monumenten en archeologie. Landschappen vertellen hun verhalen en hebben hun geschiedenis; en met monumenten en archeologische vindplaatsen kun je die verhalen op een geweldige manier illustreren. In dat opzicht zijn cultuurlandschappen niet alleen een pijler erbij maar vormen ze ook een verbinding tussen de andere pijlers. Ik heb in de korte tijd dat ik hier werk, gemerkt dat het best handig is dat ik juist van de cultuurlandschappen ben en niet een uitgesproken exponent van één van de twee hoofdbloedgroepen. Dat heeft nadelen, maar vooral ook voordelen.’
Een nieuwe dienst, een nieuw gebouw Dit voorjaar verrichtte de toenmalige staatssecretaris van OCW, Medy van der Laan, de eerste bouwhandeling op een terrein aan het Smallepad in Amersfoort. Het innovatieve en transparante gebouw, van de hand van de Spaanse architect Juan Navarro Baldeweg, biedt de nieuwe RACM betere en modernere faciliteiten dan de bestaande gebouwen in Zeist en Amersfoort. In het gebouw, dat door de vorm en de gebruikte materialen een zorgvuldige relatie met het Zocherpark tot stand brengt, worden meerdere publieke functies ondergebracht, zoals een bibliotheek, museumcafé, auditorium, artotheek en tentoonstellingsruimte. Kees de Ruiter is uiterst content met de nieuwe huisvesting. Hij kent het werk van Baldeweg, want hij maakte een jaar of vier terug deel uit van een delegatie die (onder leiding van de toenmalige Rijksbouwmeester Jo Coenen) naar Spanje reisde om gebouwen van Baldeweg te bekijken in verband met de realisering van nieuwbouw voor de RACM. De Ruiter: ‘Ik realiseerde me destijds nog niet dat ik in dat prachtige gebouw van Baldeweg zou komen te werken.’ De vormgeving van het gebouw is echter niet de enige reden tot tevredenheid. De Ruiter: ‘Het is de bedoeling dat de RACM, die op drie lokaties is gevestigd, niet meer
‘Ik heb veel affiniteit met de zorg voor het culturele erfgoed, voor de geschiedenis, de schoonheid, de verhalen die er achter zitten’
‘Met het nieuwe gebouw, waar we in het voorjaar van 2008 met alle 300 mensen samen gaan werken, worden alle ongemakken die kleefden aan drie locaties voor een belangrijk deel weggenomen. Echter niet helemaal, want de locatie in Lelystad, aan het water, blijft behouden. Die locatie, bij de Bataviawerf, is helemaal toegespitst op het conserveren van mariene archeologische vondsten. Het is een bijzonder gebouw met bijzondere technische voorzieningen - dat verplaats je niet naar de kelder van het nieuwe gebouw.’
monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten en het nationaal scheepsarcheologisch depot. De dienst is ook belast met de uitvoering en de handhaving van de Monumentenwet 1988 en het verlenen van subsidies.
Eén loket Sinds 1 februari 2006 gebeurt subsidieverlening vooral op grond van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim), dat de onderhoudsregeling en de restauratieregeling vervangt. Het Brim is bedoeld voor rijksmonumenten en hun monumentale interieurs, met uitzondering van archeologische rijksmonumenten. Vooralsnog vallen ook groene rijksmonumenten zoals tuinen en parken buiten de regeling; indien extra middelen beschikbaar komen, kan ook voor deze monumenten een beroep op de regeling worden gedaan. Op grond van het Brim komen eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie in aanmerking voor een laagrentende lening; de overige eigenaren kunnen voor instandhouding van hun monument subsidie krijgen.
De nieuwe rijksdienst wordt geen organisatie met drie afdelingen monumenten, archeologie en cultuurlandschappen, zegt De Ruiter: ‘De organisatie krijgt vier sectoren: regioservice en beleid, kennis van het erfgoed, kennisuitwisseling en bedrijfsvoering. De expertise op het terrein van monumenten, archeologie en cultuurlandschappen wordt in alle sectoren bij elkaar gebracht. Dat is ook een van de doelen van de fusie.’
Kees de Ruiter: ‘De invoering van het Brim staat los van de fusie en is bedoeld om over te schakelen van restauratie- en onderhoudssubsidies naar één instandhoudingssubsidie. Die stap kon worden gezet omdat grosso modo de restauraties op rijksmonumenten waren uitgevoerd en de zorg nu vooral uitgaat naar beheer en onderhoud. Dat neemt niet weg dat het nog mogelijk is op restauratie gerichte subsidies te verstrekken. Het Brim is ook bedoeld om naar buiten toe duidelijkheid en eenvoud te scheppen: er is één loket waar je compleet en all-in wordt bediend.’
De RACM, die opereert op het snijvlak van beleid, wetenschap en praktijk, heeft een breed pakket van taken. Zo verrijkt, deelt en vernieuwt de dienst kennis, is hij partner bij het ontwerp en de uitvoering van ruimtelijke plannen en beheert hij het register en de databank van rijks-
Over de rol en de functie van het Nationaal Restauratiefonds kan Kees de Ruiter nog weinig zeggen: ‘Ik hoor goede verhalen over het Restauratiefonds, maar het is voor mij een nog te ontginnen terrein, waar ik me zeker in ga verdiepen.’ ■
Nationaal Restauratiefonds oktober 2006 jaargang 17
sectoraal gescheiden is, maar integraal naar buiten treedt. Dat is goed, want dan kun je waarmaken dat je er bent voor het culturele erfgoed in de breedste zin van het woord. En het is ook heel goed omdat één organisatie die onder de titel van het cultureel erfgoed opereert duizelingwekkend veel meer doelmatigheid en efficiency kan opbrengen dan wanneer je drie keer een kleinere dienst hebt, met zijn eigen overhead, eigen organisatie, eigen ict-systeem, eigen huisvesting. Daardoor ontstaan wrijvingsverliezen en gaat communicatie verloren – dat komt niet ten goede aan de bescherming van het cultureel erfgoed.’
7
berichten
Makelaars leren over de voorwaarden en voordelen van monumentenzorg
Restauratiefonds boekt succes met speciale monumentencursus voor makelaars Al meer dan 20 jaar organiseren het Nationaal Contact Monumenten, het Restauratiefonds, en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten cursusdagen voor ambtenaren en andere professionals binnen de monumentensector, onder de naam ‘Monumentenzorg in de praktijk’. Dit jaar kwam in dat kader een unieke samenwerking tot stand met NVM SOM, hét opleidingsinstituut voor NVM-makelaars. Met groot succes: tijdens dertien tweedaagse bijeenkomsten werden bijna 400 makelaars bijgepraat over de finesses van de Nederlandse monumentenzorg.
Samen met NVM SOM is een tweedaagse cursus over monumenten ontwikkeld, waarbij de coördinatie en uitvoering in handen lag van het Restauratiefonds. Gedurende de bijeenkomsten kwamen vragen aan de orde als: wanneer is een pand een monument, hoe zit de wet- en regelgeving in elkaar, wat zijn de financiële mogelijkheden, zijn er fiscale faciliteiten en hoe staat het met onderhoud? Daarnaast was er ruimte voor een excursie, waarbij werd stilgestaan bij de unieke onderdelen van een monument, zoals bouwkundige elementen, bouwsporen of bijzondere schilderingen en interieuronderdelen.
Over voorwaarden…en voordelen! Cursisten leerden specifieke kenmerken van rijksmonumenten herkennen. Dat het vooral belangrijk is dat een (aankomend) eigenaar van een te restaureren monument goed voorbereid aan de slag gaat. En dat een makelaar tijdens het aan- en verkooptraject daar een belangrijke rol in kan spelen. Maar vooral dat het wonen in een (rijks)monument niet alleen ‘voorwaarden’ kent, maar ook voordelen! En dat laatste nam onder heel
wat makelaars de nodig vooróórdelen weg, waaronder het nog immer zwart/wit-gestelde adagium dat men in het geval van een monument nog geen spijker in de muur mag slaan zonder een vergunning. Vele makelaars toonden zich dan ook tevreden over de heldere en constructieve cursusinhoud, wat hier en daar zelfs leidde tot creatieve marktideëen als het schenken van een jaarabonnement op de Monumentenwacht in plaats van het gebruikelijke bloemetje.
Wegens succes geprolongeerd Vanwege het grote aantal aanmeldingen werden de oorspronkelijk tien geplande bijeenkomsten uitgebreid tot dertien cursussen. Maar ook daarmee konden niet alle aanmeldingen verwerkt worden. Dat, en de vele enthousiaste reacties tijdens de dagen, maakt dat deze cursus begin 2007 zeker een vervolg gaat krijgen. ■ Voor meer informatie over het reguliere cursusprogramma van Monumentenzorg in de praktijk, kijk opwww.racm.nl of www.restauratiefonds.nl
Experiment lage BTW-tarieven verlengd In Europees verband is afgesproken het experiment met verlaagde BTW tarieven voor arbeidsintensieve sectoren te verlengen. Daardoor blijven onderhoud en verbetering van particuliere woningen ouder dan 15 jaar onder het lage BTW tarief van 6 procent vallen. Het gaat hierbij alleen om het schilder- en stukadoorswerk. Dat het lage tarief van 6 procent geldt voor het schilderen en stukadoren van huizen ouder dan 15 jaar die door particulieren worden bewoond is niet algemeen bekend.
8
Onder schilderen en stukadoren vallen alle werkzaamheden van de schilder of stukadoor, inclusief de gebruikte materialen. De schilder of stukadoor dient, om het verlaagde tarief te kunnen toepassen, in het bezit te zijn van een schriftelijke verklaring van de opdrachtgever dat de desbetreffende woning ouder is dan 15 jaar. Dat kan met een uittreksel uit de gemeentelijke WOZ-administratie of met de inschrijving in het monumentenregister. Het schilderen en stukadoren van bedrijfsgebouwen en ruimtes blijven belast naar het algemene tarief. ■
Feestelijke start Open Monumentendag In Dordrecht Professor mr. Pieter van Vollenhoven heeft in Dordrecht de landelijke opening van de ‘Open Monumentendag’ verricht. Tijdens zijn toespraak riep hij het kabinet op om zich extra in te zetten voor het behoud van de identiteit van Nederland. Monumenten en historische stads- en dorpsgezichten bepalen namelijk voor een belangrijk deel het gezicht van Nederland. Ook pleitte Van Vollenhoven voor meer geld voor restauraties. ‘Monumentenbehoud is op de goede weg, maar er bestaat nog steeds een restauratieachterstand. Er is extra geld en aandacht nodig om deze achterstand weg te werken’. Tijdens zijn toespraak benadrukte Van Vollenhoven het belang van vrijwilligers bij het organiseren van de Open
Monumentendag en het behoud van monumenten in het algemeen. Dat Van Vollenhoven hier groot belang aan hecht, onderstreepte hij met een spontaan bezoek, tijdens de Open Monumentendag, aan landgoed Wickenburgh in Houten. Een groot aantal vrijwilligers heeft op het landgoed tal van activiteiten georganiseerd waaronder een rondleiding en expositie. Van Vollenhoven bedankte de vrijwilligers voor hun inzet en sprak zijn waardering uit voor de kwaliteit van het Open Monumentendagprogramma. In het hele land zijn ruim 950.000 bezoekers afgekomen op het thema FEEST!: de openstelling van monumenten van feest, ontspanning en vermaak. ■
UitGesproken
Feest der (h)erkenning
En het is juist deze context die vaak bepalend is voor de belevingswaarde van onze monumenten. Monumenten in hun context en omgeving, in de vorige uitgave van InDetail besteedden we er al aandacht aan. En het is tevens het pad dat onze voorzitter professor mr. Pieter van Vollenhoven insloeg tijdens zijn openingsrede voor de Open Monumentendag. Daarin benadrukte Van Vollenhoven het gevaar van een te objectgerichte benadering van onze monumenten. Het gaat immers om het gehele culuurhistorische landschap, het monument in zijn omgeving. Ikzelf kan dat alleen maar onderschrijven. Het meer ensemble-gericht denken bij beschermde stads- en dorpsgezichten is daar een mooi voorbeeld van. In diezelfde lijn van een meer omgevingsgerichte benadering werken wij als Restauratiefonds nu ook samen met Nationaal Groenfonds aan een rapport
‘Investeren in Landschap’, waarover u later dit jaar meer zult horen en lezen. Maar ongeacht welke benadering we kiezen, de instandhouding van ons erfgoed staat of valt vooral met de bevlogenheid van de eigenaar. Het openstellen van hun monument tijdens de Open Monumentdag is voor veel eigenaren dan ook een ‘erkenning’ van hun inspanningen. Dat bleek maar weer eens, toen ik tijdens deze Open Monumentendag samen met de heer Van Vollenhoven een spontaan bezoek bracht aan het monumentale onderkomen van de familie Wittewaal in ’t Goy (gemeente Houten). Het onaangekondigde bezoek kreeg een warm onthaal door de eigenaren, die met veel enthousiasme en toewijding de instandhouding van hun pand toelichtten. Enthousiasme en bevlogenheid zijn iets waar makelaars in ons land vaak al in een pril stadium mee te maken krijgen, bij de aankoop van het pand. Goede voorlichting en begeleiding van de (potentiële) koper is in dat stadium essentieel. Vreemd dus eigenlijk dat we daar als sector tot op heden zo weinig mee deden. Echter, daar is sinds kort verandering in gekomen, zoals u elders in deze uitgave kunt lezen. Wat mij betreft zijn er dus vele wegen die naar een succesvolle momentenzorg leiden. Of het nu met de eigenaar, de makelaar, de Rijksdienst of een ander fonds is; met het Restauratiefonds streven we ernaar zoveel mogelijk de samenwerking te zoeken met alle betrokkenen bij de monumentenzorg. ■
Nationaal Restauratiefonds oktober 2006 jaargang 17
Traditioneel mag de monumentensector elk najaar weer op veel publieke aandacht rekenen dankzij de succesvolle Open Monumentendag. Onder het thema ‘Feest’ konden ook dit jaar weer zo’n 900.000 enthouPieter Siebinga, directeur Restauratiefonds siaste bezoekers beleven en herkennen hoe de monumentale iconen van hun stad of dorp onlosmakelijk verweven zijn met heden en verleden.
9
UitArchief De Sluishoef in De Bilt
‘Het greep me aan dat zo’n mooi gebouw zo in verval kon raken’ Het Restauratiefonds is jaarlijks betrokken bij de restauratiefinanciering van ruim 700 monumenten. Stuk voor stuk unieke panden met een eigen historie én een toekomst. Maar wat komt er uiteindelijk van al die plannen terecht? Een greep uit ons archief.
Van bouwval tot uniek en statig landhuis
Hoe het begon Hoewel het oorspronkelijk uit de 17e eeuw stamt, wordt de Sluishoef in de loop van de negentiende eeuw ver- en herbouwd tot het unieke buitenverblijf zoals wij het nu (weer) kennen: Een statig wit gestuukt landhuis met rijk gedecoreerde oranjerie en serre en een romantische Engelse landschapstuin. Maar als Hans Sluijmer er begin jaren negentig langsfietst, treft hij niet meer dan een overwoekerde bouwval aan. ‘Het greep me aan dat zo’n mooi gebouw zo in verval kon raken.’ De Sluishoef, op dat moment in handen van het Utrechts Landschap, wordt dan nog bewoond door familie Van de Groenenkan. De heer Van de Groenenkan was de timmerman van ontwerper Gerrit Rietveld en maakte hier de karakteristieke geel-roodblauwe meubels. Als hij in 1995 overlijdt, is De Sluishoef bijna een ruïne en zo goed als onbewoonbaar. Sluijmer stelt zich ten
10
doel het buitenverblijf in oude luister te herstellen en het met zijn gezin te betrekken. Uiteindelijk mag hij het in 1998 overnemen voor een mooi bedrag met restauratieplicht. ‘Ik had het toen nog niet eens van binnen gezien maar ik wist gewoon: dit is een uniek pand.’
De restauratie De oranjerie was onder de last van 150 jaar verwaarlozing bezweken en uiteindelijk gesloopt. Het dak van het huis stond op instorten en de meeste vloeren waren compleet verrot. Het stucwerk viel van de buitenmuren, die zelf ook gedeeltelijk opnieuw moesten worden opgetrokken. Wel waren binnen nog opmerkelijk veel authentieke details aanwezig, zoals de originele 19e eeuwse paneeldeuren, de plafondornamenten, de marmeren vloeren, de houten wenteltrap en het originele hang- en sluitwerk. ‘Maar dat is vlak na de overname nog snel gestolen.’
In april 1999 worden de bouwvergunningen aangevraagd die vervolgens in augustus worden verleend. ‘Dat is echt ongelofelijk snel. Maar ik had het dan ook heel goed voorbereid en liep elke maand alle betrokkenen na. Verder had ik ervaren adviseurs en plande ik alles parallel. Dus de aanvraag voor de vergunning en de subsidie en voorbereiding voor de bouw liepen tegelijk.’ Dat bracht wel de nodige risico’s met zich mee. ‘De restauratie begon al toen de subsidies nog niet rond waren. Maar ik geloofde er in. En het Restauratiefonds durfde dat risico met mij te nemen. Uiteindelijk verzaakte niemand. Alles liep ontzettend goed. Binnen twee jaar was De Sluishof gerestaureerd, geheel in oude stijl.’ Sluijmer aarzelt dan ook geen moment: ‘Het was een enorme klus maar ik zou het zo weer doen. Het is toch fantastisch om hier op dit landgoed je kinderen groot te brengen.’ ■
berichten
Dubbelklikken vervangt postzegel likken
Restauratiefonds start met online declareren Vanaf begin 2007 introduceert het Restauratiefonds een nieuwe dienst; het online indienen van declaraties. Via een eigen, beveiligde account kunnen klanten met een Brim-subsidie eenvoudig en snel hun kosten via internet declareren, waarna binnen een week de uitbetaling plaatsvindt. Bovendien kunnen klanten voortaan 24 uur per dag hun subsidie-overzicht en de status van hun declaraties en uitbetalingen inzien.
De introductie van de nieuwe Brimregeling vormde een natuurlijke aanleiding om het administratie- en declaratieproces nog eens onder de loep te nemen. Dat heeft geleid tot deze nieuwe wijze van declareren, die niet alleen de administratieve handelingen voor het Restauratiefonds beperkt, maar tevens een aantal nieuwe voordelen voor de klant oplevert. Zo kan een klant voortaan in één opslag zien hoeveel nog resteert van zijn oorspronkelijke
Nationaal Restauratiefonds Westerdorpsstraat 68 3871 AZ Hoevelaken Postbus 15 3870 DA Hoevelaken T 033 - 25 39 439 F 033 - 25 39 598 www.restauratiefonds.nl
[email protected] Redactie Hans Schmit, Den Haag Boudewijn Drechsler, Amersfoort René van Gerwen en Tjitske Plakké, Nationaal Restauratiefonds Fotografie Vincent van den Hoven, Voorschoten Ontwerp Frissewind visuele_communicatie, Amsterdam
Informatie Wilt u meer weten over de producten en activiteiten van het Nationaal Restauratiefonds, raadpleeg dan www.restauratiefonds.nl en/of www.monumenten.nl. Hier vindt u actuele informatie en antwoorden op de meest gestelde vragen. Natuurlijk kunt u ook persoonlijk contact met ons opnemen. Bel dan (033) 25 39 439. Wij zijn tevens bereikbaar via
[email protected]. Brochuremateriaal kunt u aanvragen met behulp van onderstaande bestelbon.
Ja, stuur mij informatie over de producten en dienstverlening van het Nationaal Restauratiefonds. Naam + voorletters Organisatie Functie/afdeling Adres/postbus Postcode + plaats
InDetail is een periodieke uitgave van het Nationaal Restauratiefonds. Het bulletin wordt kosteloos verspreid en verschijnt ca. vier keer per jaar. Wilt u regelmatig op de hoogte blijven van de activiteiten van het Nationaal Restauratiefonds, bel of mail dan voor een (gratis) abonnement. ISSN 1574-9339
Monumenteigenaren die voor 2007 een Brim-subisdiebeschikking hebben ontvangen, zullen voor het eind van dit jaar nader geïnformeerd worden over de mogelijkheden en werkwijze van het online declareren.
Telefoonnummer E-mail
Dhr./Mevr. Nationaal Restauratiefonds juli 2006 jaargang 17
Colofon
subsidiebedrag. Ook is het mogelijk om (geselecteerde) overzichten samen te stellen, voor de eigen administratie van de klant. Kortom, het Restauratiefonds blijft streven naar een voor de eigenaar zo eenvoudig en efficiënt mogelijke monumentenzorg. De bedoeling is om het online declareren op termijn ook beschikbaar te maken voor de Restauratiefonds-hypotheek. In een volgende InDetail informeren we u daar verder over. ■
11
Nieuws Wegvallen gemeentegarantie zorgt voor positieve impuls
Provinciale Cultuurfondsen in de lift Begin deze eeuw heeft het Restauratiefonds samen met het Prins Bernhard Cultuurfonds het initiatief ontplooid voor de oprichting van Provinciale Cultuurfondsen voor monumenten. Dat heeft vanaf 2003 uiteindelijk geleid tot de oprichting van negen provinciale Cultuurfondsen voor Monumenten. De regeling kende in een aantal provincies een wat aarzelende start. Dit kwam deels vanwege de onbekendheid met het bestaan ervan, deels vanwege de vereiste gemeentegarantie (borgstelling) bij toekenningen. Nu de bekendheid met de regeling op gang is gekomen en sinds dit jaar ook de gemeentegarantie is komen te vervallen, neemt het aantal aanvragen en toekenningen langzaam maar zeker toe. Met name de inspanningen van de Cultuurfondsen in Gelderland, Noord-Holland en Zuid-Holland worden momenteel beloond met een ruime belangstelling. Doel van de provinciale Cultuurfondsen is het verruimen van de financiële mogelijk-
heden voor provinciale en gemeentelijke monumenten en panden in beschermde stads- en dorpsgezichten. De aantrekkelijke, laagrentende leningen die verstrekt worden, kunnen voor een eigenaar nét het verschil maken tussen een verantwoorde restauratie of verder verval van het pand. Alle reden dus om aandacht te blijven vestigen op deze financiële oplossing. Landelijk zijn er immers nog vele miljoenen beschikbaar om toebedeeld te worden. ■ Voor meer informatie over de Cultuurfondsen: www.cultuurfondsenvoormonumenten.nl of www.restauratiefonds.nl
Vraagbaak Monumenten.nl
Website RACM
Heeft u een prangende vraag over alles wat met monumenten te maken heeft en weet u niet waar u die vraag kwijt kunt? Raadpleeg dan de Vraagbaak van Monumenten.nl! Veelgestelde vragen en antwoorden vindt u hier overzichtelijk gerubriceerd. En zit uw vraag er niet bij, stel deze dan gerust! Een team van deskundigen geeft u binnen drie werkdagen een antwoord. www.monumenten.nl ■
De organisatorische fusie van de Rijksdiensten voor monumenten bóven en ónder de grond krijgt steeds meer vorm. Sinds 1 september is de gezamenlijke website beschikbaar: www.racm.nl ■
Postzegel is niet nodig
Antwoordnummer 34 3860 VE Hoevelaken
12