titel
In-zicht
IN-ZICHT Een verkennend onderzoek naar allochtone cultuuraanbieders in het informele- en amateurkunst circuit
uitgave van
CMO Stimulans
WAT HEEFT DE KUNSTENAAR DAARMEE BEDOELD?
titel
WAT HEEFT DE KUNSTENAAR DAARMEE BEDOELD?
In-zicht
uitgave van
CMO Stimulans
IS DIT ONTSTAAN UIT WAT HIJ HEEFT GEVOELD? WAT HEEFT DE KUNSTENAAR DAARMEE BEDOELD? IS HIER HET THEMA SOMS GESTOLDE NATUUR? IS HET VERLANGEN NAAR EEN FIGURATIE? IK WIL HET WETEN, OF IK RÚK HET VAN DE MUUR! WAT IS HET THEMA VAN ZIJN INSPI-RÁÁÁTIE? Tekst: Marjan Luif
deel 01
HET ONDERZOEK In dit hoofdstuk wordt de doelstelling van het onderzoek beschreven waarna achtereenvolgens definitiebepaling en begripsafbakening, onderzoeksmethode en -uitvoering uiteen worden gezet.
deel 01
inhoudsopgave
pagina
Inhoudsopgave
5
Inleiding
6
1.1
Doelstelling
8
1.2
Definitiebepaling en begripsafbakening
10
1.3
Onderzoeksmethode
11
1.4
Uitvoering
13
Inhoudsopgave
hoofdstuk
titel
pagina
1
HET ONDERZOEK
3
Inleiding
6
1.1
Doelstelling
8
1.2
Definitiebepaling en begripsafbakening
10
1.3
Onderzoeksmethode
11
1.4
Uitvoering
13
2
ONDERZOEKEN ONDERZOCHT
17
2.1
Kwantitatief onderzoek naar cultuurparticipatie van allochtonen
18
2.2
Kwalitatief onderzoek naar cultuurparticipatie van allochtonen
22
2.3
Beleid, beleidsevaluatie en kanttekeningen
24
(Volks-)cultuur?
28
Kleurrijk samen - muziekensemble ‘Ola Caribense’
30
3
ALLOCHTONE CULTUURAANBIEDERS ONDERZOCHT
33
3.1
Zichtbaarheid
34
3.2
Organisatie
35
3.3
Gecreëerd aanbod
37
3.4
Inhoudelijke deskundigheid
40
3.5
Omgeving
41
3.6
Toekomst en dromen
45
3.7
Volkscultuur
46
4
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
49
4.1
Conclusies
52
4.2
Aanbevelingen
57
Bijlage I: Gespreksonderwerpen interview
58
Colofon
62
Inleiding
Dat allochtonen sterk achterblijven bij de deelname aan
In hoofdstuk 1 wordt de doelstelling van het onderzoek
kunst en cultuur is een misvatting. Debet hieraan is o.a.
beschreven waarna achtereenvolgens definitiebepaling
dat onderzoeken tot voor kort het levendige circuit van
en begripsafbakening, onderzoeksmethode en -uitvoe-
kunst- en cultuuractiviteiten dat in eigen kring georga-
ring uiteen worden gezet. Hoofdstuk 2 behandelt eerdere
niseerd wordt, buiten beschouwing lieten. Naar dit circuit
onderzoeksresultaten gedaan door anderen, waarna in
is weinig onderzoek gedaan, terwijl alles erop wijst dat
hoofdstuk 3 de beschrijving van ons onderzoek plaats-
juist hier allochtonen participeren in kunst en cultuur.
vindt. In hoofdstuk 4 komen de conclusies van het onderzoek aan bod, op grond waarvan aanbevelingen worden
Een tocht langs winkels, toko’s en eethuizen in de wijk
gedaan ten behoeve van de betrokkenen van, met en in
‘het oude westen’ (een wijk met veel allochtone inwoners
de cultuursector.
in Rotterdam) geeft binnen twintig minuten via posters en flyers de volgende informatie.
Een bont palet van culturele activiteiten heeft ons gepasseerd. Van Mexicaanse dans, lessen in kalligrafie en
Van 1 april t/m 9 mei wordt op diverse locaties in de stad
saz tot georganiseerde festivals in tenten en theaters.
het 4e Rotterdamse Amazigh festival gehouden. Op 15,
Binnen deze gevonden variëteit zijn ook enkele con-
16 en 17 mei vindt het Bahar Senligi plaats. Eveneens
stanten waarneembaar. Geld, locatie en tijd vormen de
voor de vierde maal wordt het Nasreddin Hodja festival
voornaamste belemmeringen voor de continuïteit van
georganiseerd, dit jaar op 23 mei. Op 30 mei is de pre-
de activiteiten en het circuit heeft sterke banden met
mière van A Wroko Asi Foe Gonda en 7 juni is de dag voor
het sociaal-maatschappelijke veld.
het Caribbean Festival. Zo maar een greep uit het aanbod van kunst en cultuuractiviteiten die, gezien hun naam-
Indien het cultuurbeleid cultuurparticipatie van alloch-
stellingen een presentatie bieden van niet-Westerse kunst
tonen wil bevorderen zal een pro-actieve houding naar
en cultuur.
dit informele circuit en samenwerking met het sociaalmaatschappelijke veld een stap in de goede richting zijn.
Wie zijn deze cultuuraanbieders? Welk aanbod brengen zij tot stand? Hoe en in welke omgeving functioneren zij?
Door het rapport heen zijn wat ‘zijstappen’ opgenomen.
Wat is hun motivatie?
Dit betreffen geen resultaten die rechtstreeks uit ons onderzoek zijn gekomen, maar wel inzichten die wij naar
Om deze initiatieven letterlijk over het voetlicht te bren-
aanleiding van gesprekken tijdens het onderzoek be-
gen en inzicht te verkrijgen in hun ‘reilen en zeilen’ heeft
langrijk vonden om een licht op te werpen.
CMO-Stimulans, vanuit haar taakstelling als provinciale steunfunctie voor participatie en diversiteit, een verkennend onderzoek gedaan naar deze initiatieven in ZuidHolland-Zuid en Rijnmond. Aandacht hiervoor is gerechtvaardigd, gezien de grote aandacht in landelijke, provinciale en lokale cultuurplannen voor (actieve) cultuurparticipatie.
PAGINA 6
PAGINA 7
1.1
Doelstelling
tuurdomein is het bereik groter en evenwichtiger verdeeld dan in het canonieke cultuurdomein en in het domein amateurkunst is het bereik
Drie invalshoeken tezamen hebben geleid tot de formulering van de
kleiner en minder gelijk dan bij het canonieke domein. Zowel in het
doelstelling van het onderzoek. Dit zijn eigen initiatief, cultuurdomein
populaire cultuurdomein als bij amateurkunst benadert het bereik
en invloedssfeer van provinciaal cultuurbeleid.
onder Antilianen en Surinamers, het bereik onder de autochtonen.
Eigen initiatief
In het domein, informele cultuur vindt een omkering van bovenstaande
We wilden niet ingaan op de meest gestelde en onderzochte vraag
bevindingen plaats. Juist hier participeren de allochtone Nederlanders
met betrekking tot culturele diversiteit in de cultuursector, namelijk
gelijk of meer dan de autochtonen. De feesten staan meer dan andere
hoe betrekken we de allochtonen bij de gesubsidieerde culturele in-
cultuurproducten (film, boek, televisie) in het teken van de herkomst-
stellingen. Hoewel we dit zeker belangrijk achten, wilden we de zaak
cultuur.
een keer van een andere kant belichten. Allochtonen participeren wel degelijk binnen kunst en cultuur, echter vaker op een andere plek en
Invloedssfeer provinciaal beleid
binnen een andere context. Daarnaast zijn het niet enkel en alleen de
Als derde invalshoek is de invloedssfeer van het cultuurbeleid van de
gesubsidieerde culturele instellingen die kunst en cultuur aanbieden.
provincie Zuid-Holland genomen. Het beleid van de provincie Zuid-
Ook particulieren, bedrijven, verenigingen en stichtingen dragen bij
Holland richt zich op zowel receptieve cultuurparticipatie als actieve
aan het cultuuraanbod in Nederland.
cultuurparticipatie in de vrije tijd c.q. amateurkunst.
Cultuurdomein
Gecombineerd leiden de drie hierboven genoemde invalshoeken tot
Het SCP onderzoeksrapport Het dagelijks leven van allochtone stedelingen uit 20081 bevestigt ons idee met betrekking tot de plaats van cultuurparticipatie van allochtonen. Vijf etnische groepen binnen de Nederlandse samenleving werden onderzocht en met elkaar vergele-
de doelstelling van het onderzoek. 1 van den broek en keuzenkamp (2008); het dagelijks leven van allochtone stedelingen, hoofdstuk 8 cultuurdeelname, pag 149-168. scp, den haag.
ken. Deze etnische groepen zijn Turkse, Marokkaanse, Surinaamse,
Het in beeld brengen van het huidige en toekom-
Antilliaanse en autochtone Nederlanders.
stige potentieel van kunst- en cultuuractiviteiten voortgebracht door allochtonen in georganiseerd
Het SCP onderscheidt in haar onderzoek vier cultuurdomeinen, te
verband in de Provincie Zuid-Holland in de cultuur-
weten canonieke cultuur, populaire cultuur, informele cultuur en
domeinen informele cultuur en amateurkunst.
amateurkunst. Onder canonieke cultuur verstaan zij bezoek aan dans,
Hiermee wordt een signaalfunctie nagestreefd en
toneel, klassieke muziek, opera en musea (zowel historische musea als
niet het bieden van een volledig en representatief
kunstmusea). Onder populaire cultuur vallen film, popconcert, dance,
beeld van het gehele potentieel in Zuid-Holland.
musical en cabaret. De informele cultuur definiëren zij als bezoek aan feesten met live muziek en/of -theater. Bij deze drie genoemde cultuurdomeinen betreft het onderzoek naar receptieve cultuurparticipatie. Bij het domein amateurkunst wordt actieve cultuurparticipatie onderzocht. Binnen zowel het canonieke als binnen het populaire- en amateurkunst domein wordt eenzelfde patroon geconstateerd. Autochtonen participeren het meest, Turken en Marokkanen het minst en Surinamers en Antillianen nemen een middenpositie in. Tussen deze drie domeinen onderling bestaan er wel verschillen. In het populaire culPAGINA 8
PAGINA 9
1.2
Definitiebepaling en begripsafbakening
1.3
Onderzoeksmethode
Enige definitiebepaling, begripsafbakening en kanttekeningen zijn
Gezien de doelstelling en beschikbare tijd van onderzoek, was het
hierbij op zijn plaats. Onder ‘kunst- en cultuuractiviteiten’ verstaan wij
duidelijk dat het gewenste overzicht niet verkregen kon worden via
alle activiteiten waarbij de uiting van menselijke creativiteit centraal
een grootschalig, kwantitatief onderzoek. Een dergelijk onderzoek
staat.
resulteert in gegevens, in de vorm van tabellen met organisaties gerangschikt naar verschillende criteria. Daarbij kan juist een zorgvuldig
Het begrip ‘allochtonen’ beperken wij tot het begrip niet-Westerse
afgebakend, kwalitatief onderzoek, uitstekend een signaalfunctie
allochtonen. Een triviale keuze, zeker indien het betrekking heeft op
vervullen. Het streven bij een dergelijk opzet is, dat de resultaten als
kunst- en cultuuruitingen. Het is echter in lijn met het vaak aange-
verkennende opstap dienen voor verder, gerichter onderzoek en daar-
brachte onderscheid in onderzoeken en cijfers met betrekking tot
mee doelmatiger kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van beleid.
de bevolkingssamenstelling. We nemen dan ook die definitie over
Daarnaast achtten wij het van evenzo groot belang dat er met betrok-
die gehanteerd wordt door het CBS en die ook gevolgd wordt door
kenen wordt gesproken, in plaats van alleen maar over. Deze vanuit
anderen in onderzoeken. Niet-westerse allochtonen zijn de migranten
de antropologische invalshoek geïnspireerde opzet vereist dan dat de
uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië met uitzondering van
doelgroepen worden geïnterviewd via een persoonlijk gesprek en dat
Indonesië en Japan.
informatie bijvoorbeeld niet (slechts) wordt verkregen via een gestandaardiseerde vragenlijst. Op deze wijze kunnen onderzoekers de vragen
De definitie van ‘informele cultuur’ is al gegeven, te weten feesten met
beter toelichten, ‘zekerder’ zijn van een juist begrip van gehanteerde
live-muziek en/of live-theater. Dit kan een bruiloft zijn maar ook een
termen en inspelen op de specifieke context van de personen tegenover
feest waarvoor toegang betaald moet worden.
hen. En ook hieruit volgt vanzelfsprekend dat het aantal interviews beperkt wordt, door de tijdsinspanning die elk interview met zich meebrengt. De inhoudelijke bijdrage is echter van grote waarde.
Met het begrip ‘amateurkunst’ willen we uitdrukkelijk niet een waardeoordeel over de kunst- en cultuuractiviteiten tot uiting brengen, enkel en alleen het perspectief van inkomenswinning. Onder ama-
De interviews zijn gehouden aan de hand van een half-gestructureerde
teurkunst verstaan wij het actief beoefenen van één of meerdere kunst-
vragenlijst, die de onderzoekers tijdens de gesprekken als richtingge-
en cultuuractiviteiten waarbij de beoefenaar bij de uitoefening niet
vend hebben gebruikt, maar dus niet als zodanig hebben voorgelegd
als doel heeft zijn primaire inkomen te verdienen. Dit zegt overigens
aan de gesprekspartner. Hiermee werd beoogd een zo ‘rijk’ mogelijk
niets over zijn toekomstperspectief.
verhaal te krijgen, dat niet (onbewust) gestuurd werd door een strakke en/of chronologische opzet. Waar we inzicht in wilden verkrijgen, is weergegeven in de volgende onderzoeksvragen:
De keuze om enkel die initiatieven te onderzoeken die in georganiseerd verband tot stand komen is van praktische aard. De verwachting hierbij was dat informatie via geregistreerde lijsten bij gemeentelijke
– hoe en waarom zijn de initiatieven tot stand gekomen?
of daaraan gelieerde instellingen eenvoudig te verkrijgen zou zijn.
– welke kunst- en cultuuractiviteiten brengen allochtonen in de provincie Zuid-Holland voort? – wie participeren hierin, zowel actief als receptief? – in welke omgeving functioneren de initiatieven? – wat waarborgt de continuering en/of uitbreiding van de activiteiten?
PAGINA 10
PAGINA 11
In elk van deze deelvragen (indien relevant) is aandacht geschonken
1.4
Uitvoering
aan de volgende aspecten: – organisatie;
2 gezien de grote omvang van de gemeente rotterdam, hebben we binnen deze gemeente het onderzoeksgebied verder afgebakend naar de deelgemeente delfshaven
– financiën; – inhoud en deskundigheid; en – publiciteit.
Het onderzoek is uitgevoerd in de maanden juni, juli en augustus 2009 in drie (deel-)gemeenten, te weten de Rotterdamse deelgemeente Delfshaven2, en de steden Dordrecht en Gorinchem. Dit is in overeenstemming met het werkgebied van CMO-Stimulans en Provinciale RAS-en (Regionale Agenda’s Samenleving). Gelijktijdig wordt hiermee
Daarnaast hebben we naar een reactie gevraagd op het begrip volks-
zowel het grootstedelijke als randstedelijke gebied gedekt.
cultuur. Dit begrip wordt in de huidige cultuurplannen veelvuldig gebruikt in relatie tot het bevorderen van de actieve cultuurparticipatie.
Diverse informatiebronnen hebben we aangewend om culturele ini-
We vroegen ons af, of en hoe deze term aanspreekt bij een beoogde
tiatieven van allochtonen in kaart te brengen. Voor de deelgemeente
doelgroep van dit beleid. De gehanteerde vragenlijst is terug te vinden
Delfshaven waren dit:
in bijlage 1.
– internet; – flyers en posters bij etnische georiënteerde muziekwinkels,
Documentonderzoek is een continu onderdeel van het onderzoek
eet- theehuizen, etc.;
geweest, zowel via publicaties (rapporten, artikelen, boeken etc.) als via
– culturele kaart cultuurscouts in Rotterdam;
het internet. Dergelijke bronnen zijn van groot belang geweest voor de
– website met de activiteitenoverzicht van buurthuizen in
beeldvorming, kennisvergaring, inventarisatie en toetsing – vooraf
de deelgemeente Delfshaven;
en achteraf.
– overkoepelende migrantenorganisaties in Rotterdam als PBR (Platform Buitenlanders Rijnmond) SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rotterdam) en SVOR (Stichting Vluchtelingen Organisaties Rotterdam); – website deelgemeente Delfshaven; – lijst projectsubsidies van gemeentelijk dienst Kunst en Cultuur gemeente Rotterdam; – lijsten afgegeven evenementenvergunningen door Delfshaven; en – migranten kerken/moskeeën. In Dordrecht en Gorinchem hebben we eenzelfde stramien gevolgd, echter binnen de plaatselijke context. De reden van deze brede wijze van informatie inwinning was tweeledig, één van onderzoekstechnische aard en één vanuit onderzoeksrelevante aard. Onderzoekstechnisch wilden we een zo groot en juist mogelijke lijst samenstellen, waaruit een selectie gemaakt kon worden. Onderzoeksrelevant wilden we bezien of en via welke kanalen de initiatieven naar buiten treden. Met andere woorden hoe gemakkelijk zijn zij te vinden? Aan de hand van deze bronnen zijn er lijsten opgesteld van nietWesterse organisaties in de gekozen gebieden. Indien nodig is verdere informatie gezocht over contactpersonen en -gegevens, etnische achtergrond en aard van de activiteiten. PAGINA 12
PAGINA 13
Een eerste selectie is gemaakt op een zo breed mogelijke representatie van verschillende minderheidsgroepen. Via telefoon en/of e-mail is vervolgens contact gezocht. Helaas klopten de gegevens vaak niet of werd er niet gereageerd op ingesproken of verzonden verzoeken voor contact. In Gorinchem zijn twee onderzoekers zelfs op goed geluk gewoon verschillende adressen langs gegaan in de hoop wat meer geluk te hebben in het contact krijgen met de verenigingen aldaar. Uiteindelijk zijn er in totaal zeven organisaties in Delfshaven benaderd, zeven in Gorinchem en negen in Dordrecht. Voor Delfshaven heeft dat geresulteerd in vijf interviews, voor Dordrecht en Gorinchem respectievelijke twee en één. De verhouding van het aantal interviews per gemeente lijkt, gezien de voor het onderzoek verzamelde informatie, op het eerste gezicht redelijk representatief.
PAGINA 14
titel
In-zicht
deel 02
uitgave van
CMO Stimulans
ONDERZOEKEN ONDERZOCHT Om onderhavig onderzoek in de juiste context te plaatsen, wordt in dit hoofdstuk een (niet uitputtend) overzicht gegeven van verwante, reeds uitgevoerde onderzoeken naar diversiteit in de cultuursector en een blik geworpen op landelijk cultuurbeleid met betrekking tot culturele diversiteit. Veel van het bestaande onderzoek heeft zich hoofdzakelijk toegespitst op kwantitatief onderzoek naar cultuurparticipatie en daaraan gekoppeld verklarende redenen voor een lagere cultuurparticipatie van allochtonen. Van kwalitatief onderzoek hebben wij er slechts één van recente datum gevonden.
deel 02
inhoudsopgave
pagina
2.1
Kwantitatief onderzoek naar cultuurparticipatie van allochtonen
18
2.2
Kwalitatief onderzoek naar cultuurparticipatie van allochtonen
22
2.3
Beleid, beleidsevaluatie en kanttekeningen
24
(Volks-)cultuur?
28
Kleurrijk samen - muziekensemble ‘Ola Caribense’
30
2.1
Kwantitatief onderzoek naar cultuurparticipatie van allochtonen
De gemene deler van de conclusies van de beschreven onderzoeken met betrekking tot receptieve cultuurparticipatie is dat allochtonen minder participeren dan autochtonen. Verschillende oorzaken worden hiervoor aangegeven. Het opleidingsniveau en de mate van cul-
1 dorrestein en du long (2005). kleurrijke kunst, onderzoek naar amateurkunstbeofening door allochtonen, pag 9-14, pon 2 peters (2006). een kleurrijke vrijetijd, doctoraalscriptie universiteit van tilburg, pag. 2-10, tilburg 3 beschreven onderzoeken zijn van wel (1994 en 1998), van den hoogen en van den berg (1997), de haan en knulst (1998 en 2000), jokovi (1999), rijpma en roques (2000), trienekens (2002) en van iperen (2003)
Er is niet veel onderzoek gedaan in Nederland naar cul-
tuurdeelname van de ouders, naast het eigen opleidings-
tuurparticipatie en etniciteit. In Kleurrijke kunst1 en Een
niveau worden enkele malen genoemd. Daarnaast wordt
tijd2
worden samenvattingen gegeven
afstand van belang geacht. Naast fysieke afstand (één-
van onderzoeksrapporten verschenen tussen 1994 en
maal genoemd) wordt daar voornamelijk de informatie-
20033. Beiden behandelen voor een groot deel dezelfde
achterstand over het aanbod of het gebrek aan een aan-
onderzoeken, waardoor het gerechtvaardigd lijkt dat
trekkelijk aanbod voor allochtonen bedoeld. Dit betreft
hiermee een redelijk totaaloverzicht in kaart is gebracht
dan die onderzoeken die zich enkel richten op de ‘tra-
voor genoemde periode.
ditionele’ kunst- en cultuurinstellingen als theaters,
kleurrijke vrije
schouwburgen en musea. Betrekt men ook plekken als Opvallend is, dat de in deze samenvattingen weergege-
buurthuizen, moskeeën etc. in het onderzoek, dan wordt
ven onderzoeken, veelal zijn uitgevoerd op lokaal niveau
het receptieve participatieverschil opgeheven.
en bij een bepaalde onderzoeksgroep. Hiermee zijn de onderzoeksresultaten lastig te vertalen naar nationaal
Ongeacht de onderzoeksgroep, het onderzoeksgebied
niveau.
en gebruikte parameters concluderen alle onderzoeken, op één na, dat etniciteit geen invloed heeft op cultuur-
Met betrekking tot actieve cultuurparticipatie meldt
participatie.
geen enkel onderzoek een verschil tussen allochtonen en autochtonen. Wel worden er verschillen gerapporteerd
Trienekens is degene die bovenstaande conclusie weer-
met betrekking tot voorkeur voor discipline en plaats.
spreekt in Colourful Distinction: the role of ethnicity and
Allochtonen participeren significant minder in de aan-
ethnic orientation in cultural consumption (2002)4. Ze
geboden activiteiten van de gesubsidieerde kunstedu-
heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen geslacht,
catieve instellingen.
leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit in relatie tot participatie in de hoge5 en populaire cultuur en culturele
Geuite kritiek op deze onderzoeken is van onderzoek-
activiteiten uit de gemeenschap in Rotterdam. Etniciteit
technische aard en richt zich op het operationaliseren
wordt hierbij tweeledig geoperationaliseerd. Ten eerste
van de begrippen in de vragenlijsten. Achterliggende
als land van herkomst, ten tweede als etnische oriëntatie.
veronderstelling van de kritiek is dat allochtonen een
Met etnische oriëntatie wordt bedoeld de mate waarin
ander doel hebben dan autochtonen bij het uitoefenen
iemand zich richt op Nederlandse dan wel de eigen cul-
van kunstzinnige activiteiten. Allochtonen zouden hierbij
tuur.
een functioneel kunstbegrip hanteren en autochtonen een artistiek kunstbegrip. Met andere woorden, alloch-
Met name met betrekking tot participatie in de hoge
tonen beoefenen kunstzinnige activiteiten in het licht
cultuur, is de factor etnische oriëntatie meer van invloed
van bijvoorbeeld religie of familiefeesten, autochtonen
dan de factoren opleidingsniveau en leeftijd. Etnische
beoefenen kunstzinnige activiteiten in het licht van ar-
oriëntatie heeft eveneens meer invloed op cultuurpar-
tistieke ontwikkeling. De vragenlijsten hanteren enkel
ticipatie dan etniciteit geoperationaliseerd naar her-
het artistieke kunstbegrip, waardoor allochtonen vragen
komstland met betrekking tot hoge en populaire cultuur.
anders beantwoorden. Hierdoor leveren de onderzoeken
Een sterke oriëntatie op de Nederlandse cultuur leidt tot
een vertekend beeld van de werkelijkheid. PAGINA 18
PAGINA 19
4 ook www.sciencedirect.com
5 hoge kunsten is een term die verwijst naar de canonieke cultuur.
meer participatie zowel binnen de hoge als populaire cultuur en culturele activiteiten uit de gemeenschap. Ook het al genoemde rapport Het dagelijks leven van allochtone stedelingen concludeert dat etniciteit (gedefinieerd naar herkomstland) wel degelijk van invloed is op cultuurparticipatie. Naast opleidingsniveau als meest beïnvloedende factor, het al dan niet hier geboren zijn en Nederlandse taalbeheersing, concludeert het SCPonderzoek dat etniciteit van invloed op cultuurparticipatie is. Het SCP wijst er dan ook op dat het ingezette 6 van den broek en Keuzenkamp scp (2008) het dagelijkse leven van allochtone stedelingen, pag 168.
overheidbeleid ter vergroting en verbreding van het publieksbereik relevant blijft voor allochtonen6.
PAGINA 20
2.2
Kwalitatief onderzoek naar cultuurparticipatie van allochtonen
Bezien vanuit het doel van het onderzoek was het van belang te weten of en hoe deze knelpunten verschillen van autochtone amateurkunstbeoefenaars. Door een gebrek aan relevante literatuur is door het PON hiervoor informatie ingewonnen bij het CVA. Het PON conclu-
Een kwalitatief onderzoek van recente datum, gericht
deert dat autochtone amateurkunstbeoefenaars dezelfde
op actieve cultuurparticipatie van allochtonen dat we
knelpunten ervaren als allochtone amateurkunstbe-
hebben kunnen vinden is het al eerder genoemde rap-
oefenaars.
port ‘Kleurrijke kunst’ van het PON. Het verschil tussen de allochtone en autochtone amaHierin is onderzoek gedaan naar de vraag of het Centrum
teurkunstbeoefenaars tekent zich af bij beschikbaarheid
van Amateurkunst Noord-Brabant (CVA) een specifiek
van inhoudelijke deskundigheid in het algemeen en bij
aanbod zou moeten ontwikkelen voor allochtonen. In
het ondersteuningaanbod van het CVA specifiek, en het
dit licht is onderzoek gedaan naar welke vormen van
toegang hebben tot financieringsbronnen en het on-
amateurkunst beoefend worden door allochtonen in
dersteuningsaanbod CVA. Vele allochtone amateurkun-
Noord-Brabant en óf en welke behoefte zij hebben aan
stenaars zijn niet op de hoogte van de mogelijkheden
ondersteuning vanuit het CVA.
hiertoe en/of het contact verloopt moeizaam. Deze belemmeringen met betrekking tot de financiën
Het onderzoek concludeert dat bij de onderzochte ge-
treden minder op indien de activiteiten voortkomen
zelschappen en individuen de disciplines zang, dans en
en voortgekomen zijn uit een zelforganisatie.
theater de boventoon voeren evenals dat zij voornamelijk vier knelpunten ervaren. Deze zijn:
Daarnaast merkt het PON op dat vele amateursgezelschappen geen formele rechtspositie hebben welke be-
1 Locatie: men heeft moeite goede ruimte te vinden tegen een betaalbare prijs.
nodigd is om subsidie aan te vragen. Notariskosten zijn hoog en het voeren van een administratie vergt specifieke
2 Podium (om op te treden): het is vooral voor de
kennis.
toneelgezelschappen moeilijk een podium te vinden. 3 Inhoudelijke begeleiding: meerdere koren en dans- en
Kwalitatief onderzoek naar cultuurparticipatie van
toneelgezelschappen hebben behoefte aan deskundige
allochtonen in de informele cultuur hebben we niet
begeleiding.
kunnen vinden.
4 Financiën: is een heikel punt, het is de vraag of er subsidie wordt verkregen, de prijs van de locatie laag kan blijven etc. Sommige gezelschappen zijn dankzij subsidie van de grond gekomen. Zelforganisaties of andere gesubsidieerde (ondersteunende) voorzieningen voor allochtonen hebben hier dan aan bijgedragen. Gezelschappen worden dan deels via deze kanalen gefinancierd.
PAGINA 22
PAGINA 23
Beleid, beleidsevaluatie en kanttekeningen
Erfgoedsector.
2.3
De aandacht die de erfgoedsector aan culturele diversiteit heeft gegeven, heeft zich (nog) niet vertaald naar een afname van het participatieverschil tussen allochtonen
In 1999 was de constatering dat het gesubsidieerde
en autochtonen met betrekking tot musea en monu-
kunst- en cultuuraanbod zich kenmerkte als een witte
menten. Bij de archieven is er wel een kleine verbetering
monocultuur, aanleiding voor de nota Ruim baan voor
opgetreden9.
diversiteit en het daaruit volgende cultuurbeleid voor 2001-2004. Meer diversiteit in het aanbod, publiek,
Fondsen
personeel en bestuur was de prioriteit. Ook de volgende
Het is goed verdedigbaar dat indien de fondsen, die
cultuurplanperiode hield vast aan deze lijn.
mede verantwoordelijk zijn voor de financiering van het
9 van den broek, de haan en huysmans (2009). cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, trends in cultuurparticipatie en mediagebruik, pag. 22, 29, 30, scp, den haag
kunst- en cultuuraanbod, aandacht hebben besteed aan 7 kamerbrief, ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap, 24 april 2009, ref. 114057.
De huidige Minister van cultuur, Plasterk, evalueert in
culturele diversiteit, dit een stijging van het publieks-
zijn brief aan de Kamer7 het gevoerde beleid ten aanzien
bereik onder allochtonen zal opleveren. Het rapport
van diversiteit naar etniciteit voor de periode 2001-2008.
‘Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, trends in
Naast enkele ontwikkelingen die niet goed zijn gegaan,
cultuurparticipatie en mediagebruik’ geeft hier een ant-
beoordeelt hij een aantal maatregelen die op moment
woord op. Hoewel de gehanteerde indeling van aanbod
van schrijven geldig zijn, als positief. Dit zijn (1) het be-
naar disciplines door het SCP niet 100% dekkend is naar
leid Cultuur & School dat zich richt op cultuurparticipatie
het gesubsidieerde aanbod geeft het wel een indicatie.
van alle jongeren is uitgebreid naar o.a. het VMBO, (2) de
De gegeven participatiecijfers uit 2003 hebben we ver-
erfgoedsector heeft werk gemaakt van culturele diver-
geleken met de gegeven participatiecijfers uit 2007 voor
siteit als ook (3) de fondsen. Ook het werk van (4) Atana
het professioneel toneel, ballet, klassieke muziek,
en (5) Netwerk CS worden positief beoordeeld door de
kunstmusea en kunstgalerie10.
10 idem als noot 9, pag 45, 46, 50 en 56.
Minister. Over de gehele linie genomen kan uit deze cijfers geBij deze door de minister positief beoordeelde ontwik-
concludeerd worden dat het bereik onder autochtonen
kelingen, willen we enkele kanttekeningen zetten.
een kleine stijging heeft doorgemaakt. Echter het bereik onder allochtonen is gedaald. Het effect van het culturele
Cultuur & School
diversiteitbeleid van fondsen heeft niet geleid tot een
Indien we het beleid Cultuur & School beoordelen naar
groter publieksbereik onder allochtonen.
diversiteit in het publiek dan kunnen we de mening van de minister delen. Indien we het beleid van Cultuur &
Atana
School beoordelen naar diversiteit in het aanbod, zetten
Atana biedt een combinatie van een trainingsprogramma,
we een kanttekening bij de positieve beoordeling.
een matchmaker en een netwerk om culturele diversiteit binnen besturen en commissie in de cultuursector te
8 bevers (juli 2006). www.boekman.nl, bijdrage van prof. dr. ton bevers aan het boekmandebat over de canondiscussie
Bevers8 heeft onderzoek gedaan naar de inhoud van
bevorderen. Het door de minister positief beoordeelde
eindexamenopgaven voor muziek en beeldende kunst in
stijgende aantal plaatsingen via dit programma van 140
het voortgezet onderwijs in de laatste 15 jaren in Frank-
in 2003 naar 260 in 2007, steekt af tegen de conclusie
rijk, Duitsland, Engeland en Nederland. Slechts 4.3%
uit het onderzoek ‘Culturele diversiteit in de besturen en
van de in totaal ruim 7.000 items gaan concreet over
onder personeel van culturele instellingen’. “De groei
niet-westerse muziek en beeldende kunst. Diversiteit
in het cultureel divers worden van besturen/raden van
in het aanbod is dus nog niet bewerkstelligd.
toezicht is aan het afnemen.”11 PAGINA 24
PAGINA 25
11 noordman, de graauw, van groesen en van de velde (2008). culturele diversiteit in de besturen en onder het personeel van culturele instellingen, pag. 10, risbo contractresearch b.v.
Netwerk CS. Ten slotte Netwerk CS, een netwerkorganisatie ter bevordering van culturele diversiteit in de culturele sector, heeft zichzelf in 2008 opgeheven. De minister zelf, geeft in genoemde Kamerbrief, antwoord op de vraag welk effect het werk van Netwerk CS heeft gehad op de cultuursector. Diversiteit in de basisinfrastructuur12 is niet toegenomen schrijft hij. De door Plasterk positief beoordeelde ontwikkelingen lijken òf op zichzelf te staan òf het effect beperkt zich tot enkel één van de vier beleidsdoelen (aanbod, publiek, personeel en bestuur). De beoogde verandering lijkt na acht jaar beleid maar langzaam tot stand te komen.
PAGINA 27
12 de basisinfrastructuur bestaat uit culturele instellingen die rechtstreeks subsidie krijgen van het rijk. het rijk neemt verantwoordelijkheid voor de invulling van een aantal functies in het culturele leven. alleen instellingen die voldoen aan bepaalde criteria komen in aanmerking voor de subsidie. bij deze instellingen wegen niet alleen artistieke, maar ook bestuurlijke aspecten mee in de subsidiëring
(Volks-)cultuur? Als we het hebben over ‘cultuur’ is het vaak een vraag of we het hebben over cultuur
Hoe anders was de toonzetting in 2005 bij het samenstellen van de historische canon,
met een kleine ‘c’ of met een grote ’C’, hebben we het over onze alledaagse werkelijk-
en bij het kiezen van ‘De grootste Nederlanders aller tijden’ … of na de toespraak van
heid of over hetgeen ‘ten tonele’ wordt gebracht? De oorspronkelijke betekenis van
kroonprinses Maxima bij de presentatie van het WRR rapport enkele jaren daarna.
het woord cultuur, komt van het Latijnse woord colere, dat verbouwen, keren met
De Nederlandse bevolking had toen een uitgesproken mening over het eigene en
een ploeg, betekent – cultiveren. Daarmee heeft cultuur te maken met scheppen, creëren,
was overtuigd van het hebben van een duidelijk nationaal profiel. Hoe dynamisch
kortom waar menselijk handelen bij aan te pas komt. In deze brede zin wordt het
posities daarin worden ingenomen, is boeiend om te volgen. Werd in het voorbeeld
dan gebruikt voor alles wat de mens heeft voorgebracht en tegenover (de) natuur
hiervoor eerst dus nog een verschil gemaakt tussen de Nederlandse en Marokkaanse
gesteld. De zienswijze vanuit het antropologisch perspectief sluit hierbij aan, namelijk
cultuur, in de top 100 van Nederlandse tradities die vorig jaar door en voor het Neder-
dat cultuur (met een kleine ‘c’ dus) de manier van denken, spreken en handelen
landse volk is samengesteld4, staat het Suikerfeest met de Ramadan op de 14e plaats.
weerspiegelt, die de leden van een samenleving gemeenschappelijk
hebben1
en die
Maar ook Joodse vieringen hebben deze lijst ‘gehaald’, evenals het Hindoeïstische
structuur biedt aan dit samenleven. Het is een vorm van kennis die wordt doorgegeven
Holi en Phagwa, en het Chinese drakenfeest. Dat ooit in één van Nederlands grootste
van generatie op generatie, maar het verandert en wordt ook aangepast door de ge-
damesbladen de Indische rijsttafel te zien was bij typische Nederlandse gerechten,
neraties heen. In engere zin – maar dus met een grote ‘C’, wordt het woord gebruikt
wordt weerspiegeld in de negentigste plek van nasi en bami van Nederlandse tra-
voor kunstuitingen zoals in theaters, musea, literatuur en ook architectuur te zien is.
dities ... Cultuur wordt voortdurend bijgeslepen, dat is duidelijk en het representeert (nu) de vele niet-Nederlandse invloeden die de samenleving heeft ondergaan. Kunst-
En daar heb je ook het begrip ‘volkscultuur’ … waar hoort dat bij? Cultuur van het
uitingen – Cultuur – zijn ook een onderdeel van (volks-)cultuur, zullen deze weer-
voor Volkscultuur 2
spiegelen, of een reactie zijn op maatschappelijke ontwikkelingen. Daarmee zou ook
zegt dat het bij volkscultuur gaat om de alledaagse gewoonten en gebruiken, zoals
Cultuur van ons allemaal moeten zijn, toegankelijk voor en beoefend door iedereen.
tradities, rituelen, normen en waarden. Volkscultuur is van iedereen en een belang-
Dat dit niet het geval is, is genoegzaam bekend. Het cultuuronderzoek van CMO-
rijk cultureel erfgoed waarin de identiteit van een samenleving zichtbaar wordt.
Stimulans heeft ons stil doen staan bij de verschillende invloeden op cultuurbeleving
Dit heeft dus een grote overeenkomst met de antropologische omschrijving. In de
en –beoefening, en dat etnische achtergrond daar slechts één van is. Sommige voor-
wandelgangen heeft volkscultuur vooral een meer actief accent, één van beoefenen
keuren komen ‘van nature’, sommige ‘waaien aan’, maar belangrijk is uiteindelijk
volk, is dat met een grote of kleine ‘c’? Het Nederlands Centrum
artikel3
van ruim twintig jaar geleden,
of de uitvoering het publiek ‘raakt’ – aanraakt. Daar zijn, ondanks de vele pogingen,
had de Marokkaanse auteur een anekdote opgenomen dat Nederlandse deelnemers
geen objectieve criteria voor vast te stellen en gelukkig eigenlijk maar. Eenheid in
aan een door hem verzorgde cursus ‘Interculturele communicatie’ vonden dat zijzelf
verscheidenheid betekent per slot van rekening juist, dat die eenheid geen strakke
geen cultuur hadden, “… tenminste niet wat jullie hebben, dát is pas cultuur.”
uniformiteit inhoudt of moet inhouden en dat diversiteit – in de brede zin van het
en participatie. En wie is dan dat volk? In een
woord – als één van de vele bouwstenen moet worden gezien.
1–tennekes, j. (1990). organisatiecultuur: een antropologische visie. leuven/apeldoorn: garant. –wells, patricia atkinson (2006). public folklore in the twenty-first century: new challenges for the discipline. journal of american folklore, volume 119-471, winter 2006, pp. 5-18. 2 www.volkscultuur.nl (bezocht op 18 september 2009) 3 pinto, d. (1985) cultuur als dominante factor bij werk en beleid met betrekking tot etnisch-culturele minderheden, in: rink, j.e., t. rossen en d. pinto, interculturele orthopedagogiek, groningen: wolters-noordhoff, pp. 17-36.
4 www.traditie.nl (bezocht op 18 september 2009)
Kleurrijk samen muziekensemble ‘Ola Caribense’
De etnische achtergronden van de leden van Ola Caribense bestrijken een palet van Japans, Surinaams, Nederlands, Chinees – en Antilliaans, naast ook een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen en zelfs ook in de leeftijdsverdeling. Deze diversiteit in het ensemble representeert de wens om de Curaçaose muziek te brengen door en bij mensen die deze vorm niet van huis uit hebben meegekregen, en het bereik daarmee te vergroten. Daarnaast wilde de oprichtster waarborgen dat er met een frisse blik tegen de partituren zou worden aangekeken. Alleen maar Antilliaanse musici inbrengen, zou het risico in zich dragen dat ze zouden doen zoals ze het altijd
langs de zoom van de zee …
1
al hebben gedaan en “… een voortgang van hetzelfde” worden, waarmee de verbinding naar het heden misschien gemist zou worden. Ola Caribense is hierin een
‘Ola Caribense’ - Caribische golf, is een muziekensemble geleid door een Curaçaose
mooi voorbeeld van één van de UNESCO doelstellingen ter bescherming van levend
pianiste, die de droom heeft de traditionele feest- en salonmuziek van haar geboorte-
erfgoed, “… dat erfgoed in al zijn vormen behouden, vermeerderd en overgeleverd
eiland (weer) op de kaart te zetten, want “ik ben trots op mijn eiland, ik ben trots op
moet worden aan toekomstige generaties om de creativiteit in al haar diversiteit te
deze muziek.” Dit was geen lang gekoesterde wens of een toevallig opportunisme.
vergroten en om een dialoog tussen de culturen te doen ontstaan.”2 Die dialoog gaat
Het was dat zij na een lange tijd in Nederland te hebben gewoond, merkte dat ze het
de initiatiefneemster zelf ook letterlijk aan, door bij optredens altijd iets te vertellen
eiland steeds meer ging missen. Het inspireerde haar de verre herinnering aan de
over de muziek die het ensemble speelt, omdat het haar overtuiging is dat begrip
eerste keer dat ze na de verplichte klassieke muziek op pianoles een Curaçaose wals
ervan de muziek alleen nog maar leuker maakt.
hoorde, weer tot leven te roepen. Toen ze weer een keer op Curaçao was, verzamelde ze zoveel mogelijk oorspronkelijk werk, leerde de muziek ‘weer’ kennen, deed een
Boeiend, in relatie tot het onderhavige Cultuuronderzoek van CMO-Stimulans, is de
keer mee bij een gelegenheidsformatie en wist toen zeker: “… dat smaakte naar
betrokkenheid bij een muziekstijl waar de orkestleden niet mee zijn opgegroeid, één
meer.” De hervonden trots deed haar besluiten zelf een ensemble te formeren om
die niet uit een eigen culturele vanzelfsprekendheid voortkomt – of waar ze in zijn
de Curaçaose klanken breed te verspreiden – als op de golven van de zee.
opgevoed. Wat de leden delen is een nieuwsgierigheid naar andere soorten muziek, het willen leren van iets nieuws, naast bijvoorbeeld dat het eigen instrument zich zo
Vervolgens moesten er mensen worden gevonden, die dit gevoel voor de muziek
bij uitstek leent om Curaçaose muziek te spelen, en dat de nagestreefde kruisbe-
van Curaçao met haar deelden, maar ook meevoelden dat samen muziek maken
stuiving hen “… toch voldoende ruimte biedt [de] eigen muzikaliteit erin te kunnen
voorop stond. Want alleen maar functioneel oefenen voor het volgende optreden,
leggen.” Wat uiteindelijk telt is de aanraking door de Curaçaose muziek die men ook
was niet wat ze wilde, “… in mij gaat iets stromen als ik samen muziek maak met
wil doorgeven aan anderen. Het geeft aan hoe men kan zoeken naar allerlei verkla-
mensen.” Bewust was vervolgens de keuze om Ola Caribense niet samen te stellen
ringen voor iemands voorkeuren en maatstaven in het aanbieden en het waarderen
uit alleen musici die van de Antillen kwamen. Door in het ensemble mensen samen
van culturele uitingen, zoals bijvoorbeeld etnische of culturele achtergrond, oplei-
te krijgen die nog nooit eerder iets met Antilliaanse muziek hadden (gedaan), ze en-
dingsniveau, en sociale positie, maar dat inspiratie – in de brede zin van het woord
thousiast te krijgen, dusdanig dat ze het ook weer zullen doorgeven in bijvoorbeeld
– uiteindelijk vooral in persoonlijke interactie ontstaat. Het is geen pleidooi tegen
andere orkesten of aan hun leerlingen, weerspiegelt het doel van de oprichtster
kaders en richtlijnen in de Kunst en Cultuur sector en haar instanties, maar wel een
van Ola Caribense.
suggestie voor nuancering van de absoluutheid ervan.
langs de zoom van de zee
mensen zullen wij zeker vinden
zullen wij hen ongetwijfeld vinden
zolang er kusten zijn
mensen van onbekende streken
(…)
(…)
en waar wij mensen treffen
mensen zullen wij zeker vinden
zullen wij met hen spreken
zolang er kusten zijn
in taal, gebaar of daad : van mens tot mens
1 de verweven dichtregels zijn delen van het titelgedicht van de bundel ‘zolang er kusten zijn’ (carel de haseth, 2001, haarlem: in de knipscheer publishers).
2 unesco universal declaration on cultural diversity, artikel 7 (2001).
titel
uitgave van
In-zicht
deel 03
CMO Stimulans
ALLOCHTONE CULTUURAANBIEDERS ONDERZOCHT
deel 03
inhoudsopgave
pagina
3.1
Zichtbaarheid
34
3.2
Organisatie
35
3.3
Gecreëerd aanbod
37
3.4
Inhoudelijke deskundigheid
40
3.5
Omgeving
41
3.6
Toekomst en dromen
45
3.7
Volkscultuur
46
In dit hoofdstuk beschrijven we de verkregen informatie uit de gehouden interviews naar de volgende zes deelgebieden: 1
zichtbaarheid: hoe presenteren de organisaties zich naar buiten?
2
organisatie: wat waren de oprichtingsmotieven en hoe hebben die vorm gekregen?
3
gecreëerd aanbod: welk aanbod wordt voorgebracht, hoe en waarom komt dit tot stand en wie participeren hierin?
4
inhoudelijke deskundigheid: wie zijn dit en hoe worden zij beoordeeld?
5
omgeving: in welke omgeving functioneren de organisatie en hoe worden zij hierdoor beïnvloed?
6
volkscultuur: wat is de reactie van de geïnterviewden op dit begrip en hoe kijken zij tegen dit begrip aan in relatie tot hun eigen activiteiten.
3.1
Zichtbaarheid
3.2
Organisatie
Hoe makkelijk was het om in contact te komen met onze doelgroep?
Oorsprong en motivatie
In hoofdstuk 2 is al aangegeven dat het niet eenvoudig was juiste informatie
De oorsprong van de onderzochte organisaties is divers. Drie van hen vinden
te verzamelen als ook dat een respons vaak uitbleef nadat er contact was ge-
hun oorsprong binnen de activiteiten van een zelforganisatie. Twee hiervan
zocht. Weinig organisaties hebben we gevonden via het surfen op het internet.
creëren nog steeds het aanbod onder de formele vlag van de zelforganisatie,
Het overgrote deel van de informatie is beschikbaar gekomen via lokale
de ander is ondertussen een zelfstandige stichting geworden. Dit wil echter
migrantenorganisaties en verwante netwerken.
niet zeggen dat deze laatste geen voordeel geniet van de vaak toch hechte band met de zelforganisatie waaruit zij is ontstaan. Het al dan niet fungeren
Van de acht uiteindelijke geïnterviewde organisaties zijn er vijf gevonden door
onder de vlag van een zelforganisatie leidt wel tot een andere motivatie om
eigen publiciteitsuitingen (flyers en websites) de overige drie via opgestelde
het aanbod te creëren. Bij hen die activiteiten organiseren vanuit een zelf-
lijsten van migrantenorganisaties. Het viel ons op de organisaties die we uit-
organisatie ligt de nadruk op de overdracht van cultuur en plezier. Bij de los-
eindelijk gesproken hebben allen een eigen website hadden en vrijwel allen
gemaakte stichting ligt de nadruk op kwaliteitsverbetering, ontwikkeling van
direct reageerden na het eerste contact dat we met hun opnamen via e-mail
het repertoire, de frequentie en de reikwijdte van optredens.
of voice mail. Op één na waren alle websites relatief up to date. De bereidwilligheid om ons te woord te staan was evenredig groot. Als het eerste contact
Twee organisaties zijn ontstaan uit een gecombineerde behoefte aan gezel-
niet meteen met de persoon was die het best de gewenste informatie kon
ligheid en dansen van een groep kennissen uit eenzelfde herkomstcultuur.
verschaffen, werd er behulpzaam doorverwezen.
Terwijl bij de één de docent extern betrokken werd, nam bij de ander de huidige spil van de groep de lessen op haar schouders. In beide gevallen hebben de lessen geleid tot de oprichting van een formele stichting en vereniging. De motivatie van een moskee om culturele activiteiten te organiseren sluiten hierbij deels aan. Op verzoek van de jongeren zelf, werd er gestart met het organiseren van saz-lessen. Bij twee andere organisaties lag de oorsprong duidelijk bij sociaal-maatschappelijk lokaal overheidsbeleid. In één geval was de doelstelling gericht op het aanbieden van activiteiten waarmee jongeren een invulling konden geven aan hun vrije tijd om hen daarmee weg te houden van risicohoudende situaties. Jammer genoeg werd deze gemeentelijke steun niet doorgetrokken naar de langere termijn, toen eenmaal de oorspronkelijke doelstellingen waren behaald. In het andere geval werd het beleid aangegrepen om culturele activiteiten van diverse verengingen gezamenlijk te kunnen gaan vormgeven. Het eerder genoemde onderzoek van PON wijst uit dat amateurkunstgezelschappen geen formele rechtspositie hebben. Dit beeld wordt door ons onderzoek niet bevestigd. Op één na, hebben alle door ons ondervraagde organisaties een formele rechtspositie in stichtings- of verenigingsvorm.
PAGINA 34
PAGINA 35
De gemiddelde ‘leeftijd’ van de culturele organisaties, welke niet per definitie
3.3
Gecreëerd aanbod
gelijk is aan de gemiddelde leeftijd van de formele, statutaire organisaties waaronder zij opereren, is tien jaar. Dit zegt echter niets over de organisa-
De onderzochte organisaties tezamen creëren een aanbod zowel ten behoeve
tionele verankering van de activiteiten. Over de gehele linie blijkt dat het
van actieve als receptieve cultuurparticipatie. De actieve cultuurparticipatie
tot stand komen van de activiteiten valt of staat met de inzet van één of twee
komt hoofdzakelijk tot stand doordat er lessen worden georganiseerd. De
sleutelpersonen.
receptieve cultuurparticipatie wordt op tweeërlei wijzen gecreëerd. Enerzijds door het initiëren en organiseren van festivals en concerten, anderzijds door
De herkomstculturen van de acht ondervraagde organisaties zijn Turks (drie),
op te treden op verzoek van derden. Organiseert de ene organisatie enkel
Marokkaans/Arabisch, Antilliaans, Mexicaans, Javaans-Surinaams en Kaap-
lessen, zo organiseert een andere organisatie enkel een festival. Het meren-
verdiaans. Hierbij moet de nuancering aangebracht worden dat één van de
deel echter geeft èn lessen en/of initieert en organiseert een festival en/of
Turkse organisaties een moskee is die, zoals ze zelf zeggen, open staat voor
treedt op.
alle islamieten, zodat we hiervoor wellicht beter niet kunnen spreken van één herkomstcultuur, maar culturen die met elkaar verbonden zijn door het
Actieve cultuurparticipatie
islamistische geloof.
Zes organisaties die we hebben gesproken, verzorgen lessen hoofdzakelijk in de disciplines muziek en dans, maar ook kalligrafie en zang zijn genoemd. Via het organiseren van deze lessen hebben zo’n 235 mensen het afgelopen jaar actief geparticipeerd binnen cultuur. De variatie binnen dit bereik is groot. Kinderen vanaf 4 jaar tot en met ouderen (65+) nemen deel, als ook dat over het algemeen net zoveel vrouwen als mannen participeren. Vijf personen extra kunnen we hierbij optellen. Zij volgen geen lessen maar participeren actief door het maken van een televisieprogramma dat uitgezonden wordt op Rotterdam TV. Tussen de organisaties zijn wel verschillen, één richt zich voornamelijk op ouderen van 50+ en één trekt voornamelijk jongeren. Zonder uitzondering is de inhoud van de lessen cultuurgebonden. De Turkse organisatie verzorgt lessen in Turkse volksdans en saz, de Mexicaanse verzorgt lessen in Mexicaanse dans, de Javaans-Surinaamse stichting in Gamelan en klassieke Javaanse dans, etc. Met betrekking tot wie er binnen welke activiteiten participeren kunnen we vaststellen dat dit eveneens voornamelijk, maar niet uitsluitend, cultuurgebonden is. Een Turkse organisatie, organiseert Turkse volksdans, waarin Turken participeren. Twee redenen hebben we hiervoor kunnen vinden. Ten eerste werken enkele van de onderzochte organisaties zeer vraaggericht. Vanuit de gemeenschap komt de vraag naar een specifieke les en die wordt georganiseerd. Ten tweede wordt amateurkunstbeoefening ingezet als bindmiddel binnen een bepaalde gemeenschap. Als men dan iets wil aanbieden dat men goed kan overdragen, dan zal dat snel iets zijn dat uit de eigen – culturele – achtergrond komt. Dit wil overigens zeker niet zeggen dat de organisaties niet open staan voor anderen. Het is meer een kwestie van ‘dingen lopen zoals ze lopen.’ Bij twee organisaties is er sprake (geweest) van cultureel diverse participatie. In het ene geval is dit gewoonweg gebeurd en nog steeds aanwezig. Wie mee wil PAGINA 36
PAGINA 37
doen, doet mee en dit blijken ook bijvoorbeeld Nederlanders en Wit-Russen
letterlijk en figuurlijk van de onderzochte groepen. Door hun vaak geringe
te zijn. In het andere geval is dit niet langer meer van toepassing; de cultureel
omvang en daarmee samenhangende kleine financiële basis, is een optreden
diverse samenstelling van de participanten hing samen met een lokaal geïni-
organiseren een hele klus. Daarnaast leeft bij vele opdrachtgever de gedachte
tieerd gemeentelijk beleid gericht op jongeren in het algemeen. Toen dat kader
dat amateurgroepen voor weinig geld in te huren zijn en wordt zelfs het
wegviel, werd de bandleider de ‘trekker’ en daarmee zijn eigen (culturele,
totaal van een onkostenvergoeding al als te hoog gezien.
etnische) kringen een belangrijke bron van deelnemers.
Receptieve cultuurparticipatie Voor vijf van de acht organisaties geldt dat zij op jaarlijkse basis èn op eigen initiatief, tenminste één activiteit organiseren die valt te omschrijven als een festival (indien het een dag duurt), of concert (indien het enkel een avond betreft). Het totaal aantal bezoekers hiervan is ruim tweeduizend op jaarbasis, dat voornamelijk bereikt wordt via publiciteit binnen het eigen netwerk. De variëteit binnen het totale aanbod is groot als ook de aanleiding voor het organiseren ervan. De viering van een historisch feit binnen de herkomstcultuur kan aanleiding zijn voor het organiseren van een festival, maar ook het ‘gaaf’ vinden zoiets te organiseren met een bekende internationale artiest en de overdracht van het culturele erfgoed op de volgende generatie en andere culturen. Zang, dans en muziek zijn de disciplines die geprogrammeerd worden en een eigen optreden is vaak ook onderdeel van het festival. Lokaal, nationaal en internationaal bekende artiesten uit zowel binnen- als buitenland worden aangetrokken. De programmering per festival is als mono-cultureel te bestempelen, evenals het publiek. Als we het hebben over man/vrouw en jong/oud verhouding, dan kan geconcludeerd worden dat de publiekssamenstelling divers is. Naast het zelf organiseren van festivals, treden velen zelf op. Een grote opdrachtgever blijkt voor enkelen het plaatselijke sociaal-cultureel werk te zijn. Soms als tegenprestatie voor een lage huur van locatie, maar ook tegen onkostenvergoeding. Bruiloften en feesten maar ook festivals in Nederland zijn genoemd. Eén organisatie wordt regelmatig gevraagd door het gesubsidieerde culturele veld, maar ook optreden voor het Koninklijk Huis blijkt bij de onderzochte groep niet vreemd te zijn. Dit gebeurt veelal om een evenement van een multi-cultureel tintje te voorzien. De mate van optredens is eerder afhankelijk van de beperkte beschikbaarheid van de groep dan gebrek aan vraag. Het is lang niet altijd mogelijk alle leden van de groep bij elkaar te brengen. Een inschatting maken van de omvang en samenstelling van het publiek bleek bij de benaderde groepen moeilijk. Vaak zijn de optredens onderdeel van een groter geheel, als festivals of gezamenlijke activiteiten uit de buurt. Dit geeft meteen een indicatie van het ‘speelveld’, PAGINA 38
PAGINA 39
3.4
Inhoudelijke deskundigheid
3.5
Omgeving
De docenten die de lessen geven, worden over het algemeen extern betrokken
Facilitair
en betaald uit contributiegelden. Het betrekken van deze docenten is een
Het al dan niet gelieerd zijn aan een door de lokale overheid gesubsidieerde
informele aangelegenheid. Men kent ze uit het eigen netwerk of komt hen via
zelforganisatie levert voornamelijk op facilitair vlak een voordeel op. De locatie
het eigen netwerk op het spoor. Ook cultuurgerelateerde ambassades blijken
en of faciliteiten zijn dan gratis of verhoudingsgewijs veel goedkoper en het
een rol te spelen in het betrekken van deskundigheid vooral als men op zoek
vermijdt een zoektocht. Twee organisaties die bijdragen aan actieve cultuur-
is naar specifieke cultuurgebonden kennis.
participatie hebben dit voordeel en één heeft dit voordeel in het verleden gehad. De zoektocht naar goedkope, geschikte ruimte is voor hen als ook
De waardering voor de docenten is hoog. Op de vraag hoe ze dat beoordelen
voor de overigen een terugkerend probleem. Veelal wordt deze gevonden bij
(bijvoorbeeld diploma’s) lijkt de algemene waardering binnen een gemeen-
buurthuizen, maar ook het terras bij iemand thuis is genoemd. In Rotterdam
schap voor een docent van doorslaggevende aard. “Je weet dat gewoon.” Op
lijkt de samenwerking met buurthuizen via het sociaal-cultureel werk een-
de vraag of docenten werden aangetrokken op inhoudelijke vernieuwing werd
voudiger te lopen dan in Dordrecht.
voornamelijk vlak gereageerd, men hecht daar geen belang aan en heeft er daarom geen mening over. Indien er wel een mening over werd gegeven was
De rol die het sociaal-cultureel werk in Delfshaven speelt is opvallend. Ze heeft
die duidelijk, er is geen vraag naar vernieuwing dus wordt die
niet enkel de rol als ‘verhuurder’ van repetitieruimte maar eveneens de rol als verbintenissenlegger tussen de organisaties enerzijds en de (deel-)gemeen-
ook niet geboden. Vernieuwing wordt dan duidelijk opgevat “Ik ben hartstikke Neder-
telijke-, de sociaal-maatschappelijke en culturele instellingen en instituties
lands maar dat wil toch niet
anderzijds – en niet te vergeten als opdrachtgever voor optredens. De orga-
Bij twee organisaties is de organisator tevens de docent. Het is
zeggen dat ik niet zo nu en
nisaties die op eigen initiatief een festival of concert organiseren doen dit
opvallend hoe beiden zichzelf trachten te ontwikkelen. Hierbij
dan iets Turks mag doen”.
over het algemeen in één van de culturele instellingen van hun stad. De basis
als ‘vernederlandsing’.
moet aangetekend worden dat zij dit zelf niet zo zien. De één
waarop dit gebeurt, is verhuur alhoewel het vaak onder de noemer samen-
heeft een eenjarige cursus choreografie gevolgd aan het conser-
werking wordt gebracht door de verhurende partij.
vatorium, de ander heeft een cursus gevolgd bij Brass
Meets1.
Ook het veel-
vuldig bezoeken van voorstellingen om zo nieuwe ideeën op te doen en toe
Financieel
te passen, is een manier hoe zij zichzelf en de groep van nieuwe inspiratie
De financiën zijn voor elke organisatie een heikel punt. Er is echter een verschil
voorzien.
waarneembaar tussen de activiteiten gericht op actieve cultuurparticipatie en activiteiten gericht op receptieve cultuurparticipatie bij het al dan niet
Opmerkelijk is ook beider idee over hoe de kunst-educatieve instellingen
verkrijgen van externe financiering.
hun aanbod vormgeven. De onafhankelijk van elkaar uitsproken opinie is: “De lesmethode (bijvoorbeeld het spelen vanaf bladmuziek) vinden ze niet
Over het algemeen ontvangen de organisaties geen financiële ondersteuning
leuk. Het gaat toch om het plezier in spelen/dansen.”
voor hun activiteiten gericht op actieve cultuurparticipatie. Ze ‘houden hun broek’ op door het vragen van contributie en de vergoeding die ze krijgen voor hun optredens. Meer dan eens is gehoord dat de groepsleider er zelf geld bij stopt om het geheel financieel gezond te laten blijven en dat familieleden van
1 brass meets is onderdeel van music matters, rotterdam. zie ook www.musicmatters.nu
de artiesten hand en spandiensten verlenen. De motivatie om iets samen te ondernemen, iets moois neer te zetten en de betrokkenheid bij alle groepen is bewonderenswaardig te noemen.
PAGINA 40
PAGINA 41
De maandelijkse contributie is laag en in alle gevallen is daar bewust voor
“Als zo’n multicultureel project
culturen – in principe doet iedereen dat reeds als van-
gekozen. Men wil dat zoveel mogelijk mensen kunnen meedoen en niet
vanuit de gemeente Turken nodig
zelfsprekend, het sluit echter niet aan bij de realiteit.
iedereen heeft veel geld te besteden. Indien men wel subsidie ontvangt, dan
heeft, dan bellen ze mij omdat ik de
ontvangen zij dat voornamelijk uit sociaal-maatschap-
Turken weet te vinden voor hen en
Culturele veld
pelijk beleid en op projectbasis. Een tijdelijke verlaging
iemand anders voor de Marokkanen.
Kennis hebben van en samenwerking met het culturele
“Sociaal-culturele activiteiten wor-
Als ze het zelf niet weten hoe dat
gesubsidieerde veld vindt meer plaats dan op het eerste
den vaak beoordeeld op basis van
moet, waarom moeten wij dat dan
gezicht lijkt. Dit komt voornamelijk voort uit het niet als
Voor de te organiseren festivals, dus activiteiten gericht
‘onrust’ in de stad. Is er onrust dan is
wel doen terwijl wij alles in onze
zodanig benoemen en/of als het niet bijzonders ervaren
op receptieve cultuurparticipatie, wordt over het alge-
er geld. Sociaal-culturele activiteiten
vrije tijd doen.”
ervan door de organisaties. Eén van de organisaties is de
meen meer subsidiegeld ontvangen, voornamelijk uit
worden gebruikt bij repressie,
sociaal-maatschappelijk (deel-)gemeentelijk beleid
terwijl het ook een vorm van pre-
maar ook enkele particuliere fondsen zijn genoemd.
ventie kan zijn. “
van de contributie is dan het gevolg.
uitzondering op de regel en is sinds haar bestaan bewust uit op samenwerking met het culturele veld. Een pragmatische filosofie ligt hieraan ten grondslag: waarom dingen zelf doen als
Ook sponsoring van lokale, al of niet cultuurgebonden
anderen daar meer ervaren in zijn en de faciliteiten ervoor hebben? Hierdoor
bedrijven komt voor, maar dat is slechts voor een enke-
stellen zij zich open en actief op naar de culturele instellingen, als vraagbaak,
ling weggelegd. Er is verder echter geen correlatie tussen de hoogte van de
als adviseur maar ook als communicatiekanaal naar de eigen culturele ge-
begroting en/of de inhoud programmering en de binnengehaalde subsidie-
meenschap door het verspreiden van flyers, bekend maken van voorstellingen
gelden. Het al of niet verkrijgen van subsidie heeft voornamelijk te maken
optreden via hun website etc.
met de bekwaamheid van één persoon binnen een organisatie die weet dat en waar het mogelijk is subsidie aan te vragen èn de taal van de subsidiënten
Op eigen initiatief werden in dit kader door iedereen de plaatselijke kunst-
beheerst.
educatieve instellingen SKVR (Rotterdam), Stichting ToBe (Dordrecht) en TOON (Gorinchem) genoemd, echter altijd op voorhand met de connotatie ‘te duur’.
Bij verdere navraag naar bekendheid van subsidies vallen drie aspecten op.
Weinigen waren op de hoogte van de kortingsmogelijkheden die deze instel-
De eventuele mogelijkheid om vanuit cultuurbeleid subsidie te ontvangen is
lingen bieden. Maar ook na het vermelden van deze mogelijkheid werd er
onbekend voor zes van de acht organisaties. De reden hiervan is dat gemeen-
getwijfeld of het nog steeds niet te duur was.
telijk cultuurbeleid niet in hun belevingswereld valt. Zonder uitzondering heeft geen enkele organisatie ooit subsidie ontvangen vanuit lokaal cultuur-
Daarnaast werd het culturele veld genoemd indien men het had over locatie
beleid. Van de twee die ooit een poging hebben gedaan is de één afgewezen
voor de te organiseren festivals en optredens. Het wordt als positief ervaren
omdat geld werd gevraagd voor een kostenpost die niet subsidiabel was.
dat ze de mogelijkheid hadden gekregen de zalen te huren.
Begrijpen doet ze dat echter niet. “Ik heb niet veel gevraagd en alleen geld gevraagd voor datgene waarvoor ik het nodig heb.” De ander werd afgewezen
In Rotterdam heeft sinds enige jaren elke deelgemeente een cultuurscout.
omdat het inhoudelijk niet vernieuwend genoeg bevonden werd. “Maar ze
De cultuurscouts, onder gebracht in Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur,
konden niet zeggen hoe het inhoudelijk wel vernieuwend zou zijn. Bovendien
stimuleert kunst- en cultuurprojecten met een sociaal-maatschappelijke in-
vraagt de doelgroep niet om vernieuwende dingen.”
steek in de Rotterdamse wijken. Opvallend was dat op eigen initiatief niemand in Delfshaven de cultuurscouts noemde en ook na vermelding van onze kant, bleek niemand op de hoogte te zijn van het bestaan van een cultuurscout.
Ten tweede nemen de subsidies vanuit gemeentelijk welzijnsbeleid de afgelopen jaren sterk af. Dit beleid was in het verleden, en is nu nog steeds, de
Eén organisatie werd opmerkelijk vaak gevraagd vanuit het culturele geïn-
voornaamste financierder van de georganiseerde activiteiten.
stitutionaliseerde veld om op te treden. Dat kwam tussen neus en lippen door De voorwaarden waaronder subsidies worden verstrekt, worden tot slot,
naar boven. Ze waren meer gefocust op datgene wat ze op eigen kracht wil-
bekritiseerd. Hier gaat het met name om het gevoelde verplichte karakter,
den bereiken, dan dat ze prat gingen op diegene met wie ze samen hadden
meerdere etnische doelgroepen te moeten bedienen. De kritiek ligt hierbij
gewerkt of door wie ze waren gevraagd om op te treden. Het werd in een adem
niet op het wel of niet openstellen van de activiteiten voor andere etnische
genoemd met de vele bruiloften waar ze optreden waaruit eveneens inkomsten worden verdiend. PAGINA 42
PAGINA 43
Lokaal vs buitenregionaal
3.6
Toekomst en dromen
Hoewel het lijkt dat de organisaties lokaal georiënteerd zijn, is dit zeker niet het geval. Cursisten komen ook van buiten de regio (Amsterdam, Almere,
Over het algemeen zien de organisaties zichzelf de culturele activiteiten over
Den Haag) evenals dat lessen buiten de eigen vestigingsplaats worden geor-
enkele jaren nog steeds organiseren. Ze verwachten echter niet dat het er ge-
ganiseerd (Rotterdam, Tiel, Ridderkerk). Ook optredens worden niet enkel
makkelijker op gaat worden. Het verschil in toekomstverwachtingen tekent
lokaal gegeven. De verdeling ligt naar schatting op 50%-50%. De festivals
zich voornamelijk af tussen hen die hun activiteiten organiseren als zelfor-
daarentegen zijn allen lokaal georganiseerd, met één uitzondering. In dat geval
ganisatie, en zij die dat niet doen.
werd hetzelfde lokaal georganiseerde concert met o.a. een internationaal De eerstgenoemden koppelen de continuïteit van hun de culturele activiteiten
bekende buitenlandse artiest, eveneens in een andere stad aangeboden.
vast aan het bestaan van de zelforganisatie. De financiële ondersteuning die zelforganisaties ontvangen zijn niet gekoppeld aan het tot stand brengen van de culturele activiteiten. De al ingezette bezuinigingsplannen met betrekking tot zelforganisaties zal daarmee ook hun treffen, is de verwachting. Of en hoe zij dan hun activiteiten kunnen doorzetten, hing daar sterk mee samen. Een andere organisatie heeft op dit moment waarschijnlijk al haar activiteiten gestaakt, doordat de gemeentelijke subsidie voor sociaal-maatschappelijke activiteiten van de organisatie is gestaakt. Hierdoor zien zij zich genoodzaakt zichzelf op te heffen. De overige organisaties weten zich te bedruipen met of zonder geld. Hun bestaan is dan vooral afhankelijk van de inzet van de groepsleider. Het grootste deel geeft aan geen problemen te hebben met een teruglopend ledenaantal. Deze is stabiel en nieuwe aanwas verloopt organisch. Leeftijd speelt hierbij geen rol, zowel jong als oud sluiten zich aan. De €10.000,00-vraag, was voornamelijk bedacht om te bezien welke dromen de organisaties hebben en/of wat de grootste financiële knelpunten vormen. We werden echter verrast door de onbaatzuchtige reacties op de vraag en de bescheidenheid van de organisaties. Niemand bedacht dat er misschien een kleine vergoeding voor zichzelf hierdoor te betalen was, ook niet eens voor bijvoorbeeld te maken telefoonkosten. Daarnaast bleek €10.000,00 voor allen een zodanig groot bedrag, dat het buiten hun stoutste dromen viel. Investeren in kostuums, instrumenten en docenten en een meer onafhankelijke positie die gepaard gaat met geld waren de koplopers bij de reacties. Het afhankelijk zijn van de goodwill van anderen wordt als last ervaren, maar niet om de morele druk. Het eenvoudiger en sneller dingen kunnen organiseren is hiervoor de reden. Eén organisatie die gedurende het gesprek als zeer ambitieus overkwam sprong het meest in het oog. Hun zienswijze dat inhoudelijke professionalisering gelijke tred moet lopen met organisationele professionalisering om de ambities waar te kunnen maken, spreekt boekdelen. “Nog harder werken,” was de eerste reactie en even later de droom dat ze zich verder konden professionaliseren op het gebied van organisatie, P.R. en apparatuur. Maar hoe dan ook, “… ze zullen ‘forever’ blijven bestaan.” PAGINA 44
PAGINA 45
3.7
Volkscultuur
Op onze vraag een reactie te geven op het begrip volkscultuur, kwam veelal een tegenvraag. “Wat bedoelen júllie daarmee?” De daaropvolgende antwoorden vertoonden vele variaties en associaties. Genoemd werden de Jordaan, de Marokkaanse bruiloft, iets gemengds, iets multi-culti’s, de cultuur van je herkomstland, de Wajang. De associaties lagen voornamelijk op het vlak van oubolligheid en ouderwets met uitzondering van hen die de Wajang noemden. Zij associeerden het met oeroud, gerijpt en vervolmaakt, verfijnd en vol van symboliek, het beste. Geen enkele organisatie was van mening dat zij aan volkscultuur deden.
PAGINA 46
titel
uitgave van
In-zicht
deel 04
CMO Stimulans
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Welk beeld is er nu verkregen van de kunst- en cultuuractiviteiten voortgebracht door allochtonen in (een deel van) de provincie Zuid-Holland? Welke rol speelt de etnische achtergrond van de onderzochte groepen? En hoe zullen zij hun activiteiten verder ontwikkelen?
deel 04
inhoudsopgave
pagina
4.1
Conclusies
52
4.2
Aanbevelingen
57
Bijlage I: Gespreksonderwerpen interview
58
Colofon
62
PAGINA 51
4.1
Conclusies
het artistieke en niet voldoende wordt gerealiseerd wie en hoeveel (vrijwilligers-)werk en inzet erachter zit.
Welk beeld is er nu verkregen van de kunst- en cultuuractiviteiten voortgebracht door allochtonen in (een deel
Hiermee komen we bij een belangrijk punt met betrek-
van) de provincie Zuid-Holland? Welke rol speelt de
king tot de onderzochte initiatieven. Het enthousiasme
etnische achtergrond van de onderzochte groepen? En
en de betrokkenheid van de ‘leiders’ is bewonderens-
hoe zullen zij hun activiteiten verder ontwikkelen? De
waardig. De activiteiten werden georganiseerd uit een
parameters waarlangs het onderzoek zich heeft bewogen
gecombineerde behoefte om in ‘eigen kring’ iets gezelligs
waren de cultuurdomeinen informele cultuur en ama-
te doen en meteen ook culturele kennis over te dragen.
teurkunst, van niet-Westerse allochtonen in georgani-
Maar ook gemeentelijke initiatieven in het kader van
seerd verband (dus individuele kunstenaars zijn buiten
jeugdzorg, is een genoteerd startmotief. Naast veel vrije
beschouwing gebleven) en de oriëntatie op de Rotter-
tijd, wordt er door de groepsleiders in een groot aantal
damse deelgemeente Delfshaven, en de twee gemeenten
gevallen ook financieel bijgedragen uit privé middelen.
Dordrecht en Gorinchem. De doel-
Deze liggen in de sfeer van de aanschaf of reparaties van
stelling voor het onderzoek was
kostuums en/of accessoires, het betalen van reiskosten,
als volgt (zie hiernaast):
of consumpties. Dit raakt meteen aan het feit dat de
Het in beeld brengen van het huidige en toekomstige
continuïteit van vele activiteiten staan of vallen met de
potentieel van kunst- en cultuuractiviteiten voortgebracht door allochtonen in georganiseerd verband in de
Vanaf het begin van ons onderzoek
betrokkenheid van vaak slechts een enkeling, of hooguit
Provincie Zuid-Holland in de cultuurdomeinen informele
was de insteek reeds dat de veelal
een kleine groep personen. Overigens is dit niet voor-
cultuur en amateurkunst. Hiermee wordt een signaal-
gesuggereerde achterstand in cul-
behouden aan allochtone verenigingen en stichtingen,
functie nagestreefd en niet het bieden van een volledig
tuurparticipatie van allochtone
maar een beeld dat voor het hele verenigingsleven in
en representatief beeld van het gehele potentieel in
groepen in Nederland afhankelijk
Nederland geldt. Door deze smalle basis, wordt ook de
Zuid-Holland.
was van de plaats en context. Dit
andere problematiek zichtbaar. De financiën in het alge-
zien wij alleen maar bevestigd in de
meen en daarmee direct samenhangend, het probleem
verkregen resultaten. Uit de interviews kwam verder
van (het huren van) oefen- en/of lesruimte. Om subsidies
naar voren dat de aangeboden activiteiten weliswaar
voor de broodnodige ondersteuning te verkrijgen moet
allemaal verbonden zijn aan de culturele achtergrond
men de weg weten naar en in subsidiëntenland. Dit vraagt
van de betrokkenen, maar dat ze zonder uitzondering
kennis die niet zomaar voorhanden is, wat inhoudt dat
open staan voor ieder andere belangstellende – waarvan
het vaak veel tijd van een individu kost om zich daar-
bij enkele groepen dan ook gebruik wordt gemaakt. De
mee bezig te houden – naast alles wat er georganiseerd
initiatieven zijn evenzo talrijk als kleurrijk en brengen
moet worden rond de activiteiten zelf. Verder zal dit uit-
een breed scala aan (muziek en dans) lessen, eigen ge-
zoekwerk, ondanks de grote betrokkenheid, niet meteen
organiseerde festivals en optredens voort. Tijd en geld
in de interessesfeer liggen. Het algemene geluid op dit
zijn de beperkende factoren bij de totstandkoming van
gebied betreft de onbekendheid met mogelijkheden.
alle activiteiten. We hebben – ondermeer op grond van andere onderzoeken – geen reden om te veronderstellen
Daarnaast was het voor ons een verrassende uitkomst,
dat dit beeld in overige regio’s of provincies afwijkend is.
dat geen van de ondervraagden in Delfshaven ooit gehoord had van de cultuurscouts, een belangrijk instru-
Vanwege het informele circuit waarin de organisaties
ment van het gemeentelijk cultuurbeleid ter bevordering
zich begeven, zijn zij als cultuuraanbieders waarschijn-
van cultuurparticipatie op wijkniveau. De banden met
lijk als zodanig minder zichtbaar en/of herkenbaar. De
het lokale culturele veld zijn zeer mager in tegenstelling
activiteiten zijn verweven met andere doelstellingen dan
tot de banden met het sociaal-maatschappelijke veld.
PAGINA 52
PAGINA 53
We durven te stellen dat het onderzochte circuit functioneert bij de gratie van sociaal-maatschappelijk beleid. Hierin kwamen we wel gecompliceerde wederkerigheden met deze lokale instanties tegen. Oefenruimtes en optredens werden bij een aantal groepen aangeboden als een vorm van subsidie in natura. Maar een verbintenis vanuit sociaal-maatschappelijk welzijnswerk, bijvoorbeeld vanwege onregelmatigheden bij allochtone jongeren, verliest krom genoeg zijn bestaansrecht als het project succesvol is. Of steun aan de zelforganisatie vervalt of neemt af als gevolg van verschuivingen van prioriteiten op de politieke agenda’s. Voor de nabije toekomst zagen alle geïnterviewden de activiteiten min of meer op dezelfde voet doorgaan. De één was daar ambitieuzer in dan de andere, maar aan de motivatie van betrokkenen en belangstelling vanuit de gemeenschap voor de activiteiten zal het niet liggen. Het zijn meer de voorwaarde scheppende kaders als financiële en praktische ondersteuning en te investeren tijd die hen eventueel zal opbreken. Op de vraag: ‘Wat zou u doen als u €10.000,- euro zou krijgen?’, waren alle antwoorden gericht op verbetering van materiaal, zoals kostuums en instrumenten, het huren van goede oefenruimte en investeren in docenten – per saldo op een meer onafhankelijke positie van de goedwillendheid van de omgeving.
PAGINA 54
PAGINA 55
4.2
Aanbevelingen
Om inzicht te krijgen op cultuurparticipatie van allochtone groepen, is eigenlijk niet zo moeilijk, na eenmaal toegang te hebben gevonden. Het is niet een zozeer een kwestie van een geoefend oog, als wel van een oog dat het wil zien. Eén en ander hangt ook samen met de waarde die men aan de activiteiten in het informele circuit hecht. Gezien de grote aandacht die het cultuurbeleid heden ten dage heeft voor cultuurparticipatie (zowel actief als receptief ) ligt in het informele circuit een grote schat verborgen. Een pro-actieve opstelling is dan gewenst. Dat begint met een toegankelijke informatievoorziening op bijvoorbeeld gemeentelijke websites. Voor een individu die op zoek is naar ondersteuning, praktisch of financieel, biedt de gemiddelde gemeentelijk website niet genoeg informatie of men moet zeer vindingrijk en volhoudend zijn. Daarnaast zal de toegankelijkheid van de informatie verbeterd kunnen worden. Lang niet iedereen begrijpt de taal van ‘subsidieland’. Participatie moet wel mogelijk worden gemaakt. Indien kunst- en cultuurbeleid de cultuurparticipatie van allochtonen serieus neemt, is het duidelijk dat er beter – en wellicht ook meer - aansluiting moet worden gezocht bij sociaal-maatschappelijk werk. De bewustwording van de vervlochtenheid in de praktijk met de doelstellingen aan beide zijden, wordt door ons als uitkomst van dit onderzoek als zeer belangrijk ervaren. Een goede afstemming tussen deze aandachtsgebieden vanuit de betrokken instanties, moet dan uitmonden in een lange termijn visie waar met een interdisciplinaire aanpak, invulling aan kan worden gegeven. Ons inziens biedt een dergelijk samenspel de juiste basis voor brede cultuurparticipatie van jong en oud, allochtoon en autochtoon, door alle maatschappelijke niveaus van de samenleving heen.
PAGINA 57
DE PARTICIPANTEN
BIJLAGE 1
– wie zijn dat (etnische achtergrond, leeftijd) – hoeveel zijn er dat.
Gespreksonderwerpen interview
– indien van toepassing, het publiek, wie, wat en hoeveel
DE ORGANISATIE
DE OMGEVING
– heeft de organisatie een rechtsvorm (stichting/vereniging etc)
Werken ze samen en met wie
– wat is het doel van de organisatie
– facilitair
– is er en/of welke organisatiestructuur heeft de organisatie
– financieel;
– financiën
– organisatorisch en
– hoe succesvol zijn zij en waarom ervaren ze dat zo
– inhoudelijk vlak
– ledensamenstelling (leeftijd, etniciteit, buurt ...) Wat ligt aan de samenwerking ten grondslag
– ontstaansgeschiedenis
Publiek INHOUD
hoe verkrijgen zij die, kortom P.R.
Welke kunst en cultuur activiteiten worden er georganiseerd naar discipline (specifiek doorvragen/muziek… welke instrumenten, dans… TOEKOMST
welke dans, knutselclub wat doen ze precies) vorm – les
HOE WAARBORGEN ZIJ DE CONTINUÏTEIT
– gezamenlijk iets doen (bijvoorbeeld een jam sessie elke vrijdag avond)
organisatorisch
– presentatie
inhoudelijk
– gezamenlijk ergens heen gaan
financieel (denk hierbij ook aan nieuwe leden aantrekken)
omvang / frequentie – hoeveel + hoe vaak
Verwachten zij hierin problemen. Zo ja, welke en hebben ze oplossingen.
– optredens/tentoonstellingen: waar
Hoe zal de toekomst zijn als alle dromen uitkomen? “Ik heb € 10.000,- en ga daarmee ...” Hoe ziet de toekomst eruit reëel gezien. Wat veroorzaakt de lacune (als die er is)
Zijn er en wie zijn de inhoudelijk deskundigen Wat is de reactie op de term volkscultuur.
– uit de eigen groep of extern – waarom – kwaliteit naar eigen zeggen Hoe komt het aanbod tot stand – worden er lessen gegeven omdat men ernaar vraagt – wie of hoe wordt de programmering bepaalt
PAGINA 58
PAGINA 59
Colofon Gehele of gedeeltelijke overname van teksten is altijd toegestaan, mits met juiste bronvermelding. Rotterdam, september 2009 Met dank aan alle geïnterviewden. auteurs
Bernadette Laumans en May Ling Thio betrokken adviseurs
Bernadette Laumans, Zorica Majic, Suzan Mannens en May Ling Thio. concept en ontwerp
Supernova Grafisch Ontwerp bNO fotografie
Fred Ernst (pagina 4) Bas Czerwinski (pagina 26, 50, 56, 63) Daarzijn (pagina 47) druk
Platform P, Rotterdam
uitgave van
CMO STIMULANS Graaf Florisstraat 41-43 3021 CC Rotterdam T 010 433 19 11 www.cmo-stimulans.nl