DE GOBELINS IN HET MUSEUM „THE CLOISTERS" TE NEW-YORK DOOR J. M. DE CASSERES
I
N Mei van het vorige jaar werd het nieuwe Museum van Middeleeuwsche Kunst, te New-York „The Cloisters" genaamd, voor het publiek geopend. Het is gelegen op een heuveltop nabij de George Washingtonbrug en van de musenmtuin heeft men een prachtig gezicht op de Hudson en het aansluitend landschap. Met de opening van dit Museum werd de kroon gezet op het moeizame werk van den architect Collins en den heer Rorimer van het Metropolitan Museum, waarvan „The Cloisters" een filiaal is te noemen. De nauwe samenwerking van deze twee kunstenaars vertoont een merkwaardige overeenkomst met die, welke tusschen bouwmeester en directeur bij den bouw van het Boymans-Museum bestond en ook daar zulke voortreffelijke resultaten opleverde. Collins en Rorimer hebben voor het onderbrengen van de verzamelingen een vormgeving gekozen, die ten nauwste aansluit bij de geëxposeerde kunstschatten. In hoeverre de sterk traditioneel geïnspireerde buiten- en binnenarchitectuur voor een nieuw museum aanvaardbaar kan worden geacht, is onderwerp van uitvoerige beschouwingen in de Amerikaansche kunstwereld geworden. Vastgesteld zij hier, dat de bijzondere verzameling beeldhouwwerken, wandtapijten en architectuurspecima op meer dan voortreffelijke wijze tentoongesteld is. Hier zijn ondergebracht belangrijke deelen der lang geleden verlaten kloosters van Saint-Michel-de-Cuxa, Saint-Guilhem-le-Désert, Bonnefondsen-Comminges en van Trie, allen uit de beroemde Barnard Collectie. Deze voorname deelen van het nieuwe museum werden aangevuld door liberale schenkingen van John D. Rockefeller en George Blumenthal. Het hoofdmoment dezer schenkingen zijn de zes wandtapijten, die niet alleen het hoogtepunt der collectie vormen, maar tot de waardevolste kunstuitingen behooren, die uit de Middeleeuwen tot ons kwamen. Zij komen uit het kasteel van Verteuil, zetel der beroemde familie der Rochefoucaulds, in het zuid-westen van Frankrijk en stammen uit het laatste deel der vijftiende eeuw. Of zij van fransch of van vlaamsch maaksel zijn is niet vastgesteld, evenmin door wie en voor wie zij gemaakt werden. Al wat met zekerheid gezegd kan worden is, dat zij in 1728 in het kasteel van Verteuil hingen en in 1793 aan de verwoesting ontkwamen. Het verhaal gaat, dat de tapijten tijdens de fransche revolutie gebruikt werden om aardappels tegen vorst te beschermen. Zij werden gekocht door John D. Rockefeller, die ze — een waarlijk grandiose gift — aan het nieuwe Museum schonk, dat ook met door
152
DE GOBELINS IN HET MUSEUM „THE CLOISTERS"
Q
dezen maecenas beschikbaar gestelde gelden gebouwd werd. Opmerkelijk is de groote gaafheid, waarmede deze gobelins bewaard zijn gebleven. Zij zijn zoo ongerept, dat men moeite heeft niet te gelooven, dat ze in onzen tijd gemaakt werden; ware het niet, dat hun ouderdom zorgvuldig vastgesteld is. Zij zijn tentoongesteld in een speciaal daartoe gebouwde zaal, die een voortreffelijk milieu vormt voor deze schoone wandtapijten. Het onderwerp der gobelins is de jacht op den eenhoorn, die als een allegorie van de Incarnatie opgevat is, waarbij de eenhoorn als symbool der reinheid den gejaagden en gevangen Christus voorstelt. Deze eenhoorn, een volkomen fantastisch dier, die op velerlei wijze in de middeleeuwsche kunst verbeeld is geworden, wordt in deze serie wandtapijten voorgesteld door een wit paard met een langen hoorn op het voorhoofd. Ondanks het religieuse symbool van den eenhoorn, zijn de gobelins toch geen religieuse kunst te noemen. Het accent is geplaatst op een middeleeuwsche jachtpartij, die waarheidsgetrouw en in een brillante compositie verbeeld werd. De totaalcompositie, de details, de kleuren zijn te prachtig om in woorden te beschrijven. En geen afbeelding — hoe goed de zwart-wit photographiën, die hier afgedrukt worden ook zijn — kan meer dan een flauw beeld geven, van wat hier gewrocht is. Het eerste wandtapijt stelt voor het begin der jacht: de jagers met hunne honden in een wonderschoon geweven landschap. De jagers staan aan den rand van het woud, hunne honden in bedwang houdend, gereed om voorwaarts te stormen. De vier volgende tapijten geven een beeld van de eigenlijke jacht. Men ziet in het tweede gobelin, hoe de jagers den eenhoorn omringen, die knielend zijn hoorn in een fontein, symboliseerend de wateren van het eeuwige leven, doopt. Behalve de jachtpartij zien wij ettelijke andere dieren, als leeuw en leeuwin, een hyena en een fasant, die het beeld verlevendigen, doch tevens als symbolen van den Christus zijn op te vatten. In het derde tapijt, tracht de eenhoorn te ontvluchten, waarvan hier een detail afgebeeld wordt, terwijl hij in het vierde gobelin een der jachthonden dreigt te doorsteken. Van de twee volgende stadia der jacht zijn slechts — op zich zelf uitstekend bewaard gebleven — fragmenten overgebleven. Het eerste stelt voor een jagersknecht in een glorieuze landschapsverbeelding, het tweede den eenhoorn, gevangen door een maagd. Het vijfde tapijt stelt voor: De gedoode eenhoorn wordt als jachtprijs aangeboden aan den Heer van het kasteel en zijn Vrouwe. Welk een diep aangrijpenden indruk maakt de doode eenhoorn, die over den rug van een der jachtpaarden gelegd is. Hoe machtig is ook hier de eenheid tusschen landschap, dieren en menschen en het kasteel op den achtergrond. In het zesde, tevens meest eenvoudige, doch misschien allerschoonste der gobelins, ziet men den eenhoorn, symbool van den herrezen Christus, ge-
XXIX
DE LIGGING VAN HET MUSEUM MET TUIN EN GEZICHT OP DE RIVIER DE HUDSON ONDER' DE ZAAL MET DE TAPIJTEN: DE JACHT OP DE EENHOORN - THE CLOISTERS
/w//tó« Af/*.f<w/« o/;4r
XXX
FUANSCH OF VLAAMSCH TAPIJT, EIND 15c EEUW: HET BEGIN VAN DE JACHT - THE CLOISTERS - NEW YORK
/Mr/ /»,'.[
;
7/jf
XXXI
FRANSCH OF VLAAMSCII TAPIJT, EIND 150 EEUW: DE EENHOORN GEVANGEN - THE CLOISTERS - NEW YORK
7 0/ ^4r
XXXII
FRANSCH OF VLAAMSCH TAPIJT, EIND 15e EEUW: DE EENHOORN ZUIVERT HET BRONWATER; ONDER: DE EENHOORN VERDEDIGT ZICH - THE CLOISTERS
D
DE GOBELINS IN HET MUSEUM „THE CLOISTERS"
153
vangen in een ringvormig hek, geplaatst temidden van een heerlijke tuin, waarin een granaatappelboom, symbool van vruchtbaarheid en voortdurende wedergeboorte der natuur. De ontwerpers en makers dezer gobelins zijn onbekend, hun werk getuigt van een ongeëvenaard meesterschap. De verdeeling der roode, gele, blauwe en oranjekleuren, samen met de plaatsing van het wit der centrale figuur van den eenhoorn, alles tegen den achtergrond van het groene en blauwgroene gebladerte wordt terecht in een amerikaansche beschrijving der tapijten gewaardeerd als „zelden voorbijgestreefd in de meest minutieuse schilderingen, ja zelfs niet in de gekleurde illustraties der middeleeuwsche manuscripten". „The Cloisters" vlakbij het vreeselijk gerucht van New-York is reeds in den korten tijd, dat het museum opengesteld werd, een geliefd oord geworden voor velen, die hier een oase van rust en schoonheid vinden, die hoogelijk gewaardeerd wordt. In Museum èn Collectie hebben de schenkers zich een monument „aere perennius" geschapen.