• C o r p o r a t i o n s
&
c i t i e s •
H e r m a n Va n d e P u t t e
Corporations and Cities (3) Dit is het derde artikel van een serie over het driedaags colloquium Corporations and Cities dat op 26-28 mei 2008 werd gehouden in Brussel. Dit colloquium was een initiatief van de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft in samenwerking met het Berlage Instituut in Rotterdam en is onderdeel van het Corporations-and-Cities onderzoeksproject.
I
n het vorige artikel werd — in lijn met het thema van het magazine — stilgestaan bij de huisvesting van ziekenhuizen en hun positie in de stad, de oorzaken van agglomeratievoordelen en de ontwikkeling van ziekenhuiscampussen tot functiegemengde gebieden met hoge dichtheden die steeds vaker gebruikmaken van de stedelijke vormentaal. In dit artikel wordt bedrijfshuisvesting geanalyseerd op het schaalniveau van het gebouw en het bouwblok. Aan de hand van een historisch-morfologische analyse van Fortis’ bedrijfshuisvesting in het centrum van Brussel wordt gezocht naar de scharnierbeslissingen die de vorm en de prestaties van de huidige infrastructuur bepalen.
Situering
De bank- en verzekeringsgroep Fortis is het resultaat van een continu proces van fusies en herstructureringen. De meest recente is de overname van de ABN Amro-groep in 2007, die een jaar later weer ongedaan werd gemaakt. Deze geschiedenis van fusies is zichtbaar in de huisvesting van het bedrijf. Fortis heeft vier grote sites in het centrum van Brussel en enkele niet-geclusterde gebouwen verspreid over de stad. In dit artikel wordt vooral aandacht besteed aan het ontstaan en de evolutie van de site tussen de Wolvengracht en de Koolstraat, in de Brusselse benedenstad nabij de Muntschouwburg, waar Fortis ongeveer 175.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak (BVO) bezit (Figuur 1). Deze site was het hoofdkwartier van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, een Belgische overheidsbank die vanaf 1993 gefaseerd aan de Belgisch-Nederlandse holding Fortis werd verkocht. In 1998 zal Fortis ook de Generale Bank overnemen, een andere grote Belgische Bank, om Fortis Bank te creëren. In 2008 bezit en gebruikt Fortis Bank in het centrum van Brussel circa 600.000 vierkante meter BVO.
Korte historie van de ASLK
In het midden van de negentiende eeuw wil de Belgische overheid de levensomstandigheden van de ‘werkende klassen’ verbeteren door het volkssparen aan te moedigen. In 1865 richt ze daartoe de Algemene Spaar- en Lijfrentekas (ASLK) op. Vanaf het begin stelt de Nationale Bank
Figuur 1. De site van de ASLK in de Brusselse benedenstad omvat drie bouwblokken, gelegen tussen de Wolvengracht en de Koolstraat (bron: ASLK).
van België haar loketten in Brussel en in de provincie ter beschikking van de ASLK. Notabelen vormen beschermcomités, die in overleg met de gemeentebesturen bijkantoren van de ASLK oprichten. In 1870 beginnen de postkantoren met het inzamelen van spaargeld, wat de ASLK een sterke impuls geeft. In 1889 wordt een wet uitgevaardigd om het verwerven van een eigen woning door arbeiders te bevorderen. De ASLK mag hypotheekleningen toestaan waarvan de terugbetaling door levensverzekeringen is gedekt. De ASLK wordt zo de eerste Belgische bankierverzekeraar. Als overheidsbank wordt ASLK jarenlang de thesaurier van de lokale besturen en na de wereldoorlogen vervult ze een belangrijke rol bij de wederopbouw van de industrie. Na de tweede wereldoorlog zal de ASLK een dicht kantorennet ontwikkelen in het hele land. De bank groeit dan zeer snel en pioniert met de informatisering van het gegevensbeheer. Vanaf 1993 verkoopt de Belgische overheid de staatsbank in verschillende fasen aan de Fortis groep om het tekort in de staatsbegroting te dichten.
• 2 0 0 9 / 6 4 • 4 3 •
• C o r p o r a t i o n s
&
c i t i e s •
De huisvesting in de beginjaren
Bij de oprichting vond de ASLK onderdak in het hotel Marnix in de Eikstraat in Brussel (Blanpain 1989). In 1872 verhuist de bank naar een nieuw gebouw aan het nieuwe De Brouckèreplein dat burgemeester Anspach liet aanleggen. Hij greep de werken voor de overwelving van de Zenne aan om het beeld van de stad ingrijpend te veranderen en dwars door de historische binnenstad een brede Hausmanniaanse laan aan te leggen met aan beide zijden hotels en herenhuizen, appartementengebouwen, het nieuwe beursgebouw en de maatschappelijke zetels van grote ondernemingen, zoals de ASLK. Het gebouw werd al in 1893 verlaten toen de bank verhuisde naar de Wolvengracht waar ze een nieuw hoofdkantoor met lokettenzaal en directiekantoren had laten bouwen naar het ontwerp van H. Beyaert (Vande Putte 2008). Het pand op het De Brouckèreplein wordt verkocht en onder leiding van de Parijse eclecticistische decorateur en architect Alban Chambon verbouwd tot zakenhotel — overigens, het interieur van hotel Métropole, dat een voorloper is van de Brusselse Art-Nouveau, is integraal bewaard, zodat het hotel nog steeds gewild is bij zakenlui. De jaren erna zal de ASLK de vestiging aan de Wolvengracht stap voor stap uitbouwen. In 1993, op het ogenblik van de overname door Fortis, strekt de site zich uit over drie bouwblokken en is ze ruim 3 hectare groot. Van 1901-1904 wordt het nieuwe bankgebouw van H. Beyaert aan de rechterzijde uitgebreid met een kantoorgebouw van ‘8 traveeën’ — circa 15 meter gevel; het gebouw werd gesloopt in 1946 — en wordt aan de andere kant van het bouwblok, aan de Kreupelenstraat, een kantoorgebouw opgericht met een breedte van ‘5 traveeën’ — circa 20 meter gevel; dit gebouw werd gesloopt in 1980 (Figuur 2). Beide gebouwen werden ontworpen door H. Van Dievoet. Tien jaar later, in 1910, krijgt Alban Chambon de opdracht de lokettenzaal van H. Beyaert te renoveren en het directiekantoor uit te breiden tot voorbij de hoek van de Wolvengracht met de Zilverstraat. Deze uitbreiding, klaar in 1918, is integraal bewaard, met het oorspronkelijke interieur en meubilair. Het ontwerp zet de gebouwstructuur en de gevel van Beyaert ongewijzigd door en accentueert de hoek met de Zilverstraat met een kleine ronde toren met koepel en een prestigieuze entree (Figuur 3 ). In 1912 wordt naar plannen van dezelfde architect over de gehele lengte van de Zilverstraat een smalle kantoorstrip gebouwd met drie bovengrondse bouwlagen, die aansluit op het gebouw dat Van Dievoet eerder in de Kreupelenstraat realiseerde. Dit gebouw met zijn ornamentele gevel werd gesloopt in 1980.
De uitbreidingen van Alfred Chambon tussen 1930 en 19501
Aan het begin van de jaren 1930 heeft de ASLK de helft van het bouwblok tussen de Wolvengracht en de Kreupelenstraat verworven, circa 7000 vierkante meter. In de
Figuur 2. Het bouwblok aan de Wolvengracht omstreeks 1935 (bron: ASLK).
Kreupelenstraat wordt tussen 1930 en 1934 naast het gebouw van Van Dievoet een nieuw gebouw opgericht naar het ontwerp van Alfred Chambon, zoon van Alban Chambon (Figuur 4). Dit gebouw maakt een schaalsprong met wat tot nog toe op de site werd gerealiseerd, is meer coherent vormgegeven en getuigt expliciet van een streven naar rationalisatie van de kantoorruimte door het gebruik van regelmatige, repetitieve plattegronden. Rondom een vierkante binnenplaats van circa 15 meter zijde staan vier kantoorvleugels van zes bouwlagen, bekleed met lichtgele baksteen die het licht weerkaatst. In elke vleugel bevindt zich één hoge, brede en langgerekte zaal met hoge ramen aan één kant en aan de andere kant open kasten op twee niveaus waarin de rekeningfiches van de klanten zijn opgeborgen. Langsheen de klerkenzalen ligt een smalle gang met aan de ene kant hoge ramen die uitkijken op de binnenplaatsen en aan de andere kant een eindeloze rij smalle houten geventileerde opbergkastjes voor de persoonlijke bezittingen van het personeel. De binnenafwerking van het gebouw is strak en functioneel en gericht op eenvoudig onderhoud. Er zijn verschillende liften aanwezig, centrale verwarming, ventilatie en er zijn brandslangen ingebouwd aan de uiteinden van de gangen. De straatgevel is sterk versierd en leest als een Beaux-Artsdecor van blauwe hardsteen en glas, opgehangen vóór de draagstructuur. Het gebouw is nog in gebruik. Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog, in 1946, wordt aan de Wolvengracht gestart met de bouw van een nieuw hoofdkantoor. De bank is eigenaar geworden van een rij aansluitende kavels met een gevellengte van ongeveer 120 meter en bezit nu bijna het volledige bouwblok tussen de Wolvengracht en de Kreupelenstraat. Er rest nog 1400 vierkante meter op de hoek van de Warmoesberg en de Kreupelenstraat. Na de sloop van de bestaande bebou-
• 2 0 0 9 / 6 4 • 4 4 •
• C o r p o r a t i o n s
&
c i t i e s •
kantoorverdieping, is een rekencentrum gebouwd. De teruggelegen gevels aan de binnenzijde van de hoefijzervorm voorkomen dat het hoge gebouw licht wegneemt in de Wolvengracht en de kantoren somber zijn. De gebogen vorm verlengt ook de gevel en etaleert hierdoor beter de grootte van het gebouw en het bedrijf. Tijdens het ontwerpproces neemt architect Alfred Chambon de belangrijke beslissing het nieuwe kantoorgebouw tegen het kantoorgebouw van de Kreupelenstraat aan te bouwen en het dezelfde vloerpeilen te geven. Hierdoor creëert hij een groot en geïntegreerd kantoorgebouw dat het binnengebied van het bouwblok rastervormig invult: op de knopen bevinden zich de stijgpunten en in de mazen de open binnenplaatsen die licht en lucht toelaten. Door de aaneenschakeling en de afstemming van de vloerpeilen kunnen beide gebouwen eenvoudig voorzieningen delen. Het nieuwe gebouw vult het oude aan; het is er als het ware een upgrade van. Door hun ligging en hun omvang domineren de twee gebouwen op dat ogenblik het bouwblok. De ontwerpen van Alfred Chambon kunnen daarom geïnterpreteerd worden als een masterplan voor de verdere ontwikkeling van het bouwblok en de introductie van een perceelsgewijze uitvoering ervan.
Een gebouw met de grootte van een bouwblok — de jaren ‘70
Figuur 3. De nieuwe raadzaal en toegang tot de directiekantoren op de hoek van de Zilverstraat en de Wolvengracht, arch. Alban Chambon, 1910 (bron: ASLK).
wing en het kleine bankgebouw van Van Dievoet uit 1904, is 3700 vierkante meter beschikbaar waarop Alban Chambon een prestigieus kantoorgebouw in hoefijzervorm ontwerpt met aansluitende gebogen vleugel op de hoek van de Warmoesberg (Figuur 5 en Figuur 6). In 1953 is het klaar. Het gebouw telt bovengronds negen bouwlagen, waarvan twee technische verdiepingen, en ondergronds gemiddeld twee bouwlagen. Het is functioneel en maakt gebruik van de nieuwste technische voorzieningen van die tijd, zoals klimaatbehandeling, kunstverlichting met fotoelektrische regeling, automatische telefooncentrale, dubbele beglazing, liften en pneumatisch documententransport. Op de begane grond bevindt zich achter de gesloten gevel een grote lokettenzaal onder een serredak. Op de kantoorverdiepingen herhaalt Chambon het concept dat hij eerder realiseerde in de Kreupelenstraat: een brede kolommenvrije beuk, die erg geschikt is voor een vrije opstelling van de schrijftafels, met een gang erlangs, die toiletten, bergingen, verticale circulaties en andere ondersteunende ruimten bedient. De trappenhuizen, met liften in het midden, zijn ruim en zeer verzorgd, en hebben een uitgewerkte lichttoren op het dak. Op de eerste technische verdieping, die gelegen is tussen de vierde en de vijfde
In de naoorlogse periode groeit de bank zeer snel met als gevolg dat ook de vraag naar ruimte snel toeneemt. De bank anticipeert hierop en koopt in een hoog tempo panden aan in de buurt van de Wolvengracht. Midden jaren ‘60 bezit ze alle panden van het bouwblok tussen de Kreupelenstraat en de Peterseliestraat. Ze laat alle bestaande bebouwing slopen en richt er tussen 1967 en 1973 een nieuw modernistisch hoofdkantoor op naar ontwerp van de architecten M. Lambrichs, C. Grochowski en D. de Laveleye (Figuur 7). Dit nieuwe hoofdkantoor is in alles het tegengestelde van wat de jaren daarvoor door de bank aan de Wolvengracht werd gebouwd. Het eerste
Figuur 4. Kreupelenstraat: gevel van het kantoorgebouw van arch. Alfred Chambon, 1930 (eigen foto).
• 2 0 0 9 / 6 4 • 4 5 •
• C o r p o r a t i o n s
wat opvalt, is de schaal van de ontwikkeling. De bank heeft de kans het gehele bouwblok in één operatie te transformeren en 35.000 vierkante meter BVO nieuwe kantoren te creëren, wat neerkomt op een verdubbeling van de ruimte van dat ogenblik. Dat ze van deze mogelijkheid gebruikmaakt, toont de grote ruimtebehoefte van de bank op dat ogenblik, de sterkte van de expansie en het vertrouwen in de toekomst. Ten tweede is de architecturale vormentaal van het nieuwe gebouw geheel verschillend van wat de bank tot dan toe had gebouwd. De bank moderniseert. In lijn met de tijdgeest van de jaren 60 breekt ze met de historisch gegroeide vormen van de stad en de architectuur, en kiest voor een object dat vrij en zelfbewust, enigszins autoritair, zijn vorm oplegt aan de omgeving. Het gebouw veegt elke herinnering aan de plek weg; wat telt is de toekomst. Ten derde introduceert het gebouw een nieuw type kantoorruimte. De rechthoekige plattegrond van ongeveer 50 bij 100 meter is ontworpen als één grote open ruimte met centrale kern voor verticaal transport en sanitaire ruimten. De eisen van daglichttoetreding en natuurlijke verluchting hadden tot dan toe de vorm van de kantoorruimten beperkt tot beuken van 8 à 10 meter diepte bij een verdiepingshoogte van ten minste vier meter. De ontwikkeling van de fluorescentielamp en de verbetering van de mechanische ventilatie boden de mogelijkheid kantoorruimten van grotere diepte te ontwerpen die ingericht konden worden als landschapskantoren zodat het ruimtegebruik per werkplek drastisch verminderde. De verdiepingen konden hierdoor ook lager worden gemaakt, waardoor binnen hetzelfde gabariet meer vloeren konden worden aangebracht, wat meer nuttig vloeroppervlak opleverde. Ten vierde werden er ook heel wat nieuwe voorzieningen gerealiseerd. In de kelders van het nieuwe gebouw bevinden zich drie verdiepingen parkeergarages, een personeelsrestaurant met een capaciteit van drieduizend maaltijden per dag en een conferentiecentrum met publieke tentoonstellingsruimten. Op de begane grond werden grote foyers voorzien, die zich achter een gesloten gevel bevinden en het contact met de straat mijden. Het gebouw is nog in gebruik door Fortis.
&
c i t i e s •
Figuur 5. Het bouwblok aan de Wolvengracht omstreeks 1960 (bron: ASLK).
het complex verstoren. Chambon had ervoor gekozen het nieuwe gebouw aan de Wolvengracht af te stemmen op het gebouw in de Kreupelenstraat, zoals eerder aangegeven. Deze rationele dimensie van zijn ontwerp werd gecombineerd met een zwierige en verfijnde vormentaal zodat een evenwicht werd gecreëerd tussen het streven van de bank naar zowel representatie als efficiëntie. De ontwerpers van het nieuwe bankgebouw — de vernoemde architecten én hun opdrachtgevers binnen de bank — hebben deze rationaliteit in de ontwerpen van Chambon niet gelezen, verkeerd ingeschat of, wat ook mogelijk is, bewust genegeerd. Ze hebben geen onderscheid gemaakt tussen het bouwen van een groot vrijstaand gebouw met de schaal van een stedelijk bouwblok en het invullen van een klein perceel dat aansluit bij een bestaand complex. Bij de bouw van het nieuwe hoofdkantoor, die op dat ogenblik aan de gang was, hadden de ontwerpers de gebouwkenmerken geoptimaliseerd volgens de eisen van de bank. Geheel in de lijn van het modernisme laten ze bij de creatie van het kleine hoekkantoor het streven naar efficiëntie op de schaal van het object prevaleren en geven een lage prioriteit aan — of
Misstappen in de euforie van het moderne — de periode 1970-1980
De volgende stap in de ontwikkeling van de site vond opnieuw plaats in het bouwblok aan de Wolvengracht, want rond 1970 had de bank uiteindelijk de panden op de hoek van de Warmoesberg en de Kreupelenstraat kunnen aankopen. Na sloop van het bestaande, wordt tussen 1972 en 1975 een nieuw kantoorgebouw opgetrokken naar ontwerp van M. Lambrichs, C. Grochowski en D. de Laveleye, die op dat ogenblik aan de bouw van het nieuwe hoofdkantoor bezig zijn (Figuur 7, Figuur 8). Achteraf kan gesteld worden dat hun ontwerp ondoordacht de ordening die Alfred Chambon in het bouwblok had aangebracht teniet heeft gedaan en dat het hinderlijke inefficiënties heeft gecreëerd die tot vandaag de exploitatie van
Figuur 6. Hoek van de Wolvengracht en de Warmoesberg, hoofdzetel ontworpen door arch. Alfred Chambon, 1946 (eigen foto).
• 2 0 0 9 / 6 4 • 4 6 •
• C o r p o r a t i o n s
verstoren met opzet — de relatie van het nieuwe gebouw met zijn omgeving en de efficiëntie van de gebouwengroep die zij niet appreciëren. Het nieuwe gebouw op de hoek van de Warmoesberg krijgt dus de ‘ideale’ kenmerken van het grote gebouw aan de overzijde van de straat omdat deze volgens de ontwerpers ‘de juiste’ zijn. Voor de meeste gebouwkenmerken heeft dat geen invloed op de efficiëntie van het gebouwcomplex als geheel —integendeel, bijvoorbeeld de keuze voor landschapskantoren, het vierkante stramien met een micromodule van 180 centimeter, de gordijngevels met horizontale glasstroken, en dergelijke bieden afwisseling — maar de keuze de verdiepingshoogte van het nieuwe hoekgebouw uit te voeren op het technische optimum en dus de vloerpeilen niet af te stemmen op de vloerpeilen van de aanpalende gebouwen, blijkt catastrofaal voor de efficiënte exploitatie van het complex. Het voordeel van de functioneel geoptimaliseerde verdiepingshoogten is dat er één bouwlaag meer kan gerealiseerd worden in het stedenbouwkundige gabariet, een winst van 1400 vierkante meter BVO die verminderd moet worden met de ruimte die de supplementaire trappenhuizen en liftbordessen innemen. Maar het nadeel is dat de horizontale én verticale circulatie in het bouwblok sterk worden bemoeilijkt. De rondgang die Chambon had aangezet is niet rond gemaakt, met doodlopende gangen en een moeilijke oriëntatie in het complex tot gevolg. Het nieuwe gebouw is geen aanvulling geworden op de bestaande gebouwen, een upgrade die technische onvolkomenheden van de oudere gebouwen opvangt, maar een concurrent. De liften en trappen kunnen maar moeizaam worden gedeeld zodat in de oude gebouwen de verticale circulatie niet op een hedendaags kwaliteitspeil werd gebracht. Gebruikers klagen over de moeilijke communicatie in het bouwblok, omdat door de talrijke en onregelmatige niveauverschillen de scheiding tussen de gebouwen te sterk voelbaar is. Dat dwingt de afdelingen van de bank tot een verticale schikking op relatief kleine verdiepingen, met veel inpassingverliezen en veel verhuizingen tot gevolg. Tussen 1980 en 1986 worden de gebouwen aan de Zilverstraat en de hoek van de Kreupelenstraat vervangen. Het kantoorgebouw van Alban Chambon (1912), het gebouw van Van Dievoet (1904), de lokettenzaal van Beyaert met de fraaie gietijzeren kolommen (1893) en een gedeelte van het eerste kantoorgebouw van Alfred Chambon (1934) worden afgebroken. In de plaats komt een functioneel, bijna banaal kantoorgebouw, circa 80 meter lang en 25 meter breed, zes bouwlagen bovengronds, naar ontwerp van J. Wybauw, A.J. De Doncker, Ph. Samyn en architectenbureau W. Bresseleers (Figuur 8 en Figuur Figuur 9). Het gebouw bevat uitsluitend grote, open, flexibel indeelbare kantoorruimten. Langsheen de Zilverstraat wordt een voetgangersgalerij gecreëerd; op de hoek ligt de nieuwe personeelsingang voor het gehele bouwblok; in de kelder is er een kleine parkeergarage voor bezoekers en klanten. De ontwerpers van dit gebouw hadden een duidelijke afkeer voor de realisaties uit het verleden die
&
c i t i e s •
Figuur 7. Warmoesberg en Broekstraat; van links naar rechts drie gebouwen van de ASLK: links het kantoorgebouw op de hoek van de Zilverstraat van arch. Lambrichs c.s., 1972; daarnaast van dezelfde architecten de nieuwe hoofdzetel uit 1967; achteraan de natuurstenen gevel van het logistieke centrum van Wybauw c.s., 1980 (eigen foto).
ze op het bouwblok aantroffen. Dat blijkt vooreerst uit de voortvarende afbraak van de genoemde panden uit de Belle Epoque. De sloop van de lokettenzaal van Beyaert en van één vleugel van het eerste kantoorgebouw van Alfred Chambon, bijvoorbeeld, verhogen nauwelijks het rendement of de efficiëntie van hun ontwerp. Maar de afkeer is ook af te lezen in de afwijzing van het ‘de-facto-masterplan’ van Chambon uit 1946-1953. Op basis van dezelfde argumenten als Lambrichs c.s., ontwikkelden ze een eigen masterplan (Figuur 10) dat voorzag in de sloop van het gebouw van Chambon uit 1930 en de bouw van een nieuw kantoor met atrium en parkeergarages over de hele lengte van de Kreupelenstraat. Het gebouw langsheen de Zilverstraat beschouwden ze als de eerste fase in de uitvoering van dit plan, zodat ze de vloerpeilen van het hoekgebouw van Lambrichs c.s. overnamen.
Figuur 8. Het bouwblok aan de Wolvengracht omstreeks 1985 (bijna identiek aan toestand 2009) (bron: ASLK).
• 2 0 0 9 / 6 4 • 4 7 •
• C o r p o r a t i o n s
&
c i t i e s •
Figuur 9. Zilverstraat: kantoorgebouw van arch. Wybauw c.s., 1980; op het einde van de straat, aan de linkerzijde, het profiel van de koepel van arch. Alban Chambon, 1910 (eigen foto).
Figuur 10. Het masterplan van arch. Wybauw c.s. voor het bouwblok aan de Wolvengracht, omstreeks 1985 – nooit uitgevoerd (bron : ASLK).
De uitbreiding in de richting van de Koolstraat — de jaren ‘80
king zullen komen voor een bescherming als monument en dat ze hierdoor nu reeds onafbreekbaar zijn geworden. Daarom is het evenmin uit te sluiten dat de twee gebouwen uit de jaren 1970-1980, wanneer ze aan het einde zullen zijn van hun eerste levenscyclus en groot onderhoud nodig hebben, niet zullen worden gerenoveerd maar worden vervangen door nieuwe gebouwen die efficiënter aansluiten op Chambon’s realisaties. De ervaring met het bouwblok Wolvengracht heeft Fortis ertoe aangezet te overwegen de herontwikkeling van het bouwblok Kanselarij in de Brusselse bovenstad anders aan te pakken. Dat bouwblok gelijkt sterk op het bouwblok Wolvengracht: het heeft een vergelijkbare grootte, is opgebouwd uit meerdere gebouwen met zeer verschillende ouderdom en sterk verschillende stijlen; de gebouwen hebben een sterk verschillende staat van onderhoud en enkele hebben een monumentale status; verder is er een chaos aan vloerpeilen en technische afhankelijkheden. Door de analyse van wat gebeurd is in het bouwblok Wolvengracht staat Fortis niet langer afkerig van de optie om met de nieuwe gebouwen aan te sluiten bij de gabarieten en vloerpeilen van de bestaande gebouwen. Dat kost vloeroppervlak, maar komt de kwaliteit van de circulatie doorheen de gebouwen en het bouwblok ten goede. Dat verhoogt op zijn beurt de efficiëntie bij het gebruik en verlengt de functionele levensduur van het patrimonium. Het blijkt ook hier: ‘meer is niet altijd beter!’
In het begin van de jaren 1980 werd op de hoek van de Peterseliestraat en de Broekstraat een gebouw van 60.000 vierkante meter opgeleverd naar plannen van het architectenteam J. Wybauw, A.J. De Doncker, Ph. Samyn en architectenbureau W. Bresseleers. Dat gebouw is het logistieke hart van de ASLK met computerzalen, drukkerijen en archieven in de kelders en de sokkel, en kantoren voor de informatica-afdeling op de bovenverdiepingen. Enkele jaren later werd een aanpalend kantoorgebouw aangekocht op de hoek van de Koolstraat. Beide gebouwen zijn ondergronds verbonden met de andere bouwblokken, zodat personeel ongehinderd en met vertrouwelijke documenten van de Wolvengracht naar de Koolstraat kan lopen.
Beschouwing
Het kantoorpand van Chambon in de Kreupelenstraat werd uiteindelijk niet gesloopt en in het bouwblok Wolvengracht werd het centrale atrium niet gebouwd. Het gevolg is dat de oriëntatie en de circulatie in het bouwblok sinds 1980 zeer problematisch zijn. Men zou kunnen stellen dat er op het bouwblok nu twee ‘clans’ van gebouwen aanwezig zijn, die het moeilijk met elkaar kunnen vinden en wedijveren om de soevereiniteit. Tot tien jaar geleden waren de oudste panden de verliezers in deze strijd. Maar sinds ze licht gerenoveerd werden en de gebruikskwaliteit sterk verbeterde, worden ze door de gebruikers meer geapprecieerd. Bij een recente studie naar de mogelijkheden om de efficiëntie van het bouwblok Wolvengracht te verbeteren, werden beide gebouwgroepen als gelijkwaardig beschouwd. Het lijkt er echter op dat de gebouwen van Chambon op termijn in aanmer-
Noot 1.Blanpain (1989) houdt soms andere jaartallen aan dan Fortis intern hanteert. In dit artikel is omwille van de consistentie gebruik gemaakt van de datering van Blanpain.
Referenties Blanpain, M. (1989). Le patrimoine monumental de la Belgique. 1 : Bruxelles : Pentagone Bruxelles: Mardaga. Vande Putte, H. (2008). Morphological Analysis of Fortis’ Corporate Accommodation Strategy in Brussels. In: H. Vande Putte & H. de Jonge (eds.). Corporations and cities: envisioning corporate real estate in the urban future. Delft: Publikatiebureau Bouwkunde, pp. 160-161.
Ir. Arch. Herman Vande Putte, MRE is projectleider Corporations and Cities. • 2 0 0 9 / 6 4 • 4 8 •