BEELDEN VAN BUITEN
Het Drents Museum in het UMCG
pieter pander (1962), zelfportret met snorkel, 2004, olieverf op paneel
Noordelijke Realisten uit het Drents Museum Onder de titel Noordelijke Realisten uit het Drents Museum exposeert het Universitair Medisch Centrum van 11 oktober 2012 tot 11 januari 2013 schilderijen van twaalf Noordelijke Realisten. Tegelijkertijd toont het Drents Museum een klein overzicht van de Fuji Art Association. De werken zijn tijdelijk beschikbaar gesteld uit de collectie van het Drents Museum. Deze expositie is de derde in een reeks van bijzondere activiteiten van het Kunstgenootschap Thomassen à Thuessink. Het Kunstgenootschap organiseert tentoonstellingen, projecten op het gebied van kunst en educatie en andere publieksactiviteiten waarin kunst, gezondheidszorg, wetenschap en actualiteit elkaar raken. Het is een samenwerkingsverband van Academie Minerva, het Drents Museum, het Groninger Museum, Kunstruimte Wagemans en het UMCG. Al vanaf circa 1960 besteedt het Drents Museum aandacht aan hedendaagse beeldende kunst. De focus lag vanaf de start op kunstenaars die in de figuratieve traditie werken, waarbij herkenbare elementen in de voorstelling aanwezig zijn. Zo exposeerde het museum in 1965 al werk van de toen nog maar 22-jarige Matthijs Röling. De tentoonstelling Noorbeeld/Nordbild over de actuele stand van de figuratieve kunst uit Noord-Nederland en Noordwest Duitsland, vormde de opmaat naar een nieuw verzamelbeleid. Sinds 1994 specialiseert het museum zich in het verzamelen en tentoonstellen van hedendaagse ‘figuratieve kunst’ uit Noord-Nederland. De achtergrond van die keuze was dat de
arnout van albada (1968), gerookt spek, 2010, olieverf op paneel
andere noordelijke musea zich vooral op modernere stromingen richtten, terwijl de figuratieve kunst speciaal in Noord-Nederland een aantal prominente en spraakmakende vertegenwoordigers had van wie het werk door andere musea nauwelijks verzameld werd. Sinds eind jaren negentig presenteert het Drents Museum met grote regelmaat monografische tentoonstellingen over figuratief werkende kunstenaars. Met de schenking van de ING van 267 kunstwerken (2010), is de collectie van het Drents Museum nu de belangrijkste op het gebied van realisme in ons land. In het nieuwe Drents Museum is het hedendaags realisme permanent te zien, in wisselende opstellingen. Op dit moment toont het museum werk van de Fuji Art Association, met werk van Ger Siks, Matthijs Röling, Wout Muller, Clary Mastenbroek en Trudy Kramer. Deze groep is in het UMCG vertegenwoordigd met werk van Trudy Kramer en Wout Muller. De collectie Noordelijk Realisme is in het UMCG verder aanwezig met werk van Arnout van Albada, Sam Drukker, Peter Durieux, Douwe Elias, Albert Greving, Peter Hartwig, Pieter Pander, Ben Rikken, Hester Schroor en Piet Sebens.
Noordelijk Realisme De term Noordelijk Realisme verwijst naar een zeer diverse groep beeldend kunstenaars die hun werk vaak gezamenlijk to(o)n(d)en en die aanwezig zijn (en waren) in de collecties van galerieën als Galerie Mokum en Galerie Wiek XX. Het gaat om kunstenaars van verschillende generaties, werkend in uiteenlopende stijlen, die (vaak) verbonden zijn (of waren) aan Academie Minerva in Groningen. Deze academie kreeg in de jaren tachtig een belangrijke rol in de figuratieve kunst, onder andere omdat ze zich richtte op gedegen kennis van technieken en materialen, en op de correcte weergave van anatomie en ruimte. Het Drents Museum specialiseert zich zoals gezegd sinds 1994 specifiek in het verzamelen en tentoonstellen van hedendaagse ‘figuratieve kunst’ uit Noord-Nederland. Het begrip ‘figuratieve kunst’ wordt binnen het museum overigens ruim opgevat. Het betreft niet alleen het klassieke realisme, waarbij de kunstenaar de werkelijkheid weergeeft zoals die is. Ook meer persoonlijke varianten waarbij de fantasie voor de kunstenaar net zo belangrijk is als de waarneembare werkelijkheid, komen aan bod. In grote lijnen zijn er drie richtingen binnen de museumcollectie te onderscheiden. Ten eerste de kunst die primair op de waarneming van de werkelijkheid gericht is (bijvoorbeeld het werk van Arnout van Albada en Pieter Pander). Ten tweede de kunst waarin de maker er vooral naar streeft met realistische elementen een eigen fantasiewereld op te roepen (bijvoorbeeld het werk van Wout Muller). Ten derde de kunst waarin de maker er vooral naar streeft de emoties die het onderwerp bij hem oproept weer te geven. Dat doet de kunstenaar door vereenvoudiging of vertekening van de vorm en door het gebruik van een verhevigd of juist gereduceerd coloriet (bijvoorbeeld het werk van Hester Schroor). Hierbij moet natuurlijk worden aangetekend dat niet iedere kunstenaar altijd even duidelijk in een bepaald ‘hokje’ te plaatsen is. Vooral bij de jongere kunstenaars is te zien, dat zij de traditie heel vrij gebruiken en de grenzen van de bestaande kaders aftasten en vaak doorbreken.
wout muller (1946-2000), verhandelingen over de mens, 1970, olieverf op paneel
Wout Muller (1946-2000) en Trudy Kramer (1959) Wout Muller en Trudy Kramer vertegenwoordigen op deze tentoonstelling in het UMCG de Fuji Art Association, een van de meest opmerkelijke kunstenaarscollectieven uit NoordNederland. De groep werd in 1984 opgericht, mede door ijveren van Ger Siks, en werd in 1993 weer ontbonden. Tijdens haar bestaan heeft de groep tien spraakmakende tentoonstellingen gehouden, allemaal in Galerie Wiek XX in Groningen. Gemeenschappelijk kenmerk van de groepsleden was de liefde voor de Japanse kunst, met name voor de houtsneden van Hokusai, en een afkeur van het modieuze gedoe in de moderne kunstwereld, waar in de jaren tachtig voor vakmanschap geen belangstelling meer leek te bestaan. Kernleden van de groep naast de genoemde Siks, Kramer en Muller waren Matthijs Röling en Clary Mastenbroek. Daarnaast namen andere kunstenaars af en toe aan de groepstentoonstellingen deel, terwijl ook enkele dichters zo nu en dan een bijdrage leverden. ‘[...] Ik schilder het vrouwelijk naakt zo graag, omdat ik dat het meest belangwekkende onderwerp vind. Niet in de zin van allegorische figuren, maar puur om het kijkplezier. Het gaat om de schilderijen, niet alleen om de plaatjes. Een schilderij is ook een compositie van licht, donker en kleur, gemaakt van verf. Je bent als schilder met veel abstractere dingen bezig dan men zich doorgaans realiseert. Het gaat om heel formele voorkeuren. Ik houd van dingen tegenover elkaar zetten, van contrasten, van een ruime, glooiende plastiek tegen heel platte, decoratieve elementen. Dat is mijn spelletje als schilder’, aldus Wout Muller. In zijn vroege werk is de vrouw al aanwezig als onderdeel van gefantaseerde landschappen vol zwammen en embryo’s. Vanaf de jaren zeventig worden voluptueuze, sensuele naakten Mullers handelsmerk. In het erotisch kabinet in het Nijsinghuis heeft Muller dit thema naar hartelust geschilderd. Met Matthijs Röling maakte Muller verschillende monumentale schilderingen. Daarnaast maakte hij driedimensionaal werk en ontwerpen voor boekomslagen. Ook is Muller actief geweest als docent aan Academie Minerva. Trudy Kramers werk is van een fabelachtige techniek. Haar vroege tekeningen getuigen daarvan. Kramers werk, later ook in olieverf uitgevoerd, is doorspekt met humor. Haar sterke portretten van mensen en dieren getuigen van grote perfectie. Kramers portretten van schrijvers waren in 1998 al te zien in het Drents Museum in de tentoonstelling Op Petret. Drentse schilders in woord en beeld. In opdracht maakte zij portretten van hoogleraren van de Universiteit Groningen. Kramer is ook actief als illustrator, onder andere voor het Drèènts kienderboek. Arnout van Albada (1968) Een Italiaans worstje, een stuk spek, een pakje ricotta, Panettone dozen, een schaaltje frambozen. Alles tegen een neutrale, vaak grijze achtergrond. De verstilde, fijn geschilderde stillevens van Van Albada doen onwillekeurig denken aan de 17e-eeuwse stillevenschilder Adriaen Coorte. Nauwkeurige observatie en vakmanschap zijn belangrijk in Van Albada’s werk. Hoewel het lijkt of de voorstellingen zeer gedetailleerd geschilderd zijn, blijkt bij een tweede blik dat het gaat om de ‘suggestie van de aanwezigheid’. Naast stillevens schildert Van Albada ook wel dieren en portretten. In de collectie van het Drents Museum bevindt zich het werk Zelf, een figuurstudie waarbij de kunstenaar zichzelf liggend, in verkort, heeft geschilderd.
sam drukker (1957), eli ii, 1996, olieverf op zeildoek
albert greving (1963), rijtje mantelschelpen, 2002, olieverf op paneel
Sam Drukker (1957) In het werk van Sam Drukker is het plezier van die vrije schilderbeweging onmiskenbaar aanwezig. Anders dan voor andere meer nauwkeurig werkende figuratieve schilders is een schilderij voor Drukker geen raam op de werkelijkheid. Dit wordt ook duidelijk door zijn keuze voor gebruikte materialen als ondergrond – een zeildoek, een lap jute, een oud paneel – en het feit dat die ondergrond deels onbedekt blijft, wat het karakter van het resulterende werk bepaalt. Drukkers onderwerpen zijn meestal menselijke figuren, vaak vrouwelijke naakten. Hij schildert ze graag in complexe houdingen, waarbij zijn anatomische kennis van pas komt. Hierin herinnert Drukkers werk aan de virtuoze schilders uit de renaissance en barok. Peter Durieux (1951) Durieux schildert ogenschijnlijk zeer realistische landschappen. Hij idealiseert ze echter door elementen weg te laten of de compositie gedeeltelijk aan te passen. Hij houdt van landschappen die niet te veel zijn aangetast door de mens. De mens is in de werken van Durieux (dan ook) niet aanwezig; zo gaat alle aandacht naar het werkelijke onderwerp: de natuur. Door zijn beperkte palet, vooral groenen en bruinen, en zijn uitgebalanceerde
pieter pander (1962), lam in takel, 2001, olieverf op paneel
composities, gaat er een sterke rust en harmonie uit van zijn werk. Durieux houdt er van de indruk van een weids, uitgestrekt landschap te geven. Dit bereikt hij door een liggend formaat en door de hoeveelheid hemel die te zien is te beperken: ‘liggend zonder lucht’, noemt hij dit soort werken zelf. Douwe Elias (1952) In het werk van Douwe Elias is de zichtbare werkelijkheid het uitgangspunt. Toch is er vaak meer aan de hand dan je ziet. In zijn schilderijen lijkt er iets te gaan gebeuren, alleen weet de kijker niet wat. Elias schildert landschappen, portretten of interieurs, maar kiest ook graag onalledaagse onderwerpen zoals kinderen met het syndroom van Down. Hij zet een werk snel op, maar maakt het niet snel af. ‘Ik zit ook veel naar het schilderij te koekeloeren door mijn verrekijker, die altijd naast mijn stoel ligt. Dat doe ik om het werk op afstand te kunnen bekijken en delen daarvan te kunnen isoleren.’ Elias noemt zichzelf een buitenbeentje binnen het Noordelijk Realisme omdat hij, zo vindt hij, qua stijl minder dan anderen beïnvloed is door zijn docenten, omdat hij voor de academie al met kunst bezig was. Albert Greving (1963) Kwarteleitjes, een potje Amsterdamse uitjes, wat kastanjes, een paar schelpen. Met een verfijnde, zachte techniek lukt het Greving zijn verwondering over de schoonheid van eenvoudige, banale dingen vast te leggen. Zijn stillevens ademen rust, intimiteit, zuiverheid. Het stilleven is voor Greving een geschikt genre, omdat hij compositie en belichting naar zijn hand kan zetten. Vorm, materiaal, het effect van licht en de verhouding van de voorwerpen tot de ruimte, daar draait het om. Het rijtje lichtroze mantelschelpen dat hier getoond wordt, laat zien dat Grevings kracht ligt in de subtiliteit van kleur- en lichtnuances. Peter Hartwig (1963) ‘De kleur staat in dienst van het licht en de sfeer’, zei Peter Hartwig over zijn werk. In Verrazano Bridge is mooi te zien wat hij bedoelt. Ook zijn hier de voor Hartwig belangrijke ‘warm-koudcontrasten’ duidelijk herkenbaar. Kenmerkend voor zijn landschappen en portretten is de impressionistische toets. Vooral de patronen die door de mens in een landschap zijn aangebracht, vindt Hartwig fascinerend. De nadruk ligt dan ook op de compositie en op de hoofdlijnen in zijn voorstellingen, waarbij Hartwig graag enigszins abstraheert. Pieter Pander (1962) Panders werk is herkenbaar aan zijn virtuoze techniek. In zijn schilderijen van mensen en dieren gaat het hem erom hun karakter of essentie weer te geven. Ook schildert Pander constructiewerken. Hoewel hij uitgaat van de werkelijkheid, zitten er vaak ook abstracte elementen in zijn werk. Een bijzonder deel van zijn oeuvre zijn de vele zelfportretten, bijvoorbeeld met een duikbril, een PTT-helm of als biljarter. Hij zei daarover: ‘Dat is niet uniek hoor, Rembrandt heeft dat natuurlijk ook eindeloos gedaan. Met mutsen, helmen en verkleed als bijvoorbeeld oosters vorst met kris of als de apostel Paulus en je legt natuurlijk ook het ouderdomsproces vast. Dat vind ik ook interessant als je die zelfportretten naast elkaar ziet.’
ben rikken (1951), may sur eyrieux, 2000, olieverf op doek, schenking ing collectie, nederland
hester schroor (1960), kwak, 1992, eitempera op karton, schenking ing collectie, nederland
Ben Rikken (1951) Landschappen en stillevens zijn de belangrijkste thema’s van Ben Rikken. Hij houdt van de esthetiek van het ongewone; zo schilderde hij in plaats van traditionele stillevens grote stukken rood vlees, die erg confronterend zijn voor de beschouwer. In zijn landschappen is licht voor Rikken het belangrijkste. De perfecte balans tussen techniek, compositie en kleurgebruik geven de indruk dat deze werken met groot gemak geschilderd zijn. Rikken werkt graag buiten, waar hij olieschetsen maakt die hij in zijn atelier gebruikt voor een definitief werk. De negentiende-eeuwse Franse landschapsschilder Jean-Baptiste Camille Corot is daarbij zijn grote voorbeeld. Zijn losse, impressionistische toets is goed te zien in het werk May sur Eyrieux. Hester Schroor (1960) Hester Schroor getuigt in haar portretten van een heel authentieke stijl. Met de krijterige substantie van eitempera maakt zij verfijnde, gedetailleerde beelden in subtiele kleuren. Zij houdt ervan om tekenend te kunnen schilderen. De muziek van Simeon ten Holt helpt haar bij de concentratie die nodig is om in alle rust te werken. Haar werk is heel arbeidsintensief; ze maakt ongeveer tien werken per jaar. In haar portretten wil zij het innerlijk van de geportretteerde laten zien. Hoewel de figuren in haar werk wel eens ‘verwrongen’ of
piet sebens (1961), gebroken kommetje, 1987, olieverf op paneel, schenking ing collectie, nederland
‘lelijk’ zijn genoemd, gaat het voor haar juist over schoonheid. Ook vergankelijkheid komt voor, zoals in Kwak, een dode vogel op sterk water. Hester Schroor houdt ervan om mensen en dieren te combineren, maar op een heel andere manier dan Wout Muller. ‘Kleine vleermuisjes die aan hun pootjes aan een oorlel hangen en daaraan fladderen, dat is gewoon leuk om te maken.’ In Giga gigantica vormt een slakkenhuis een hoofddeksel. Piet Sebens (1961) Een pietje-precies, zo noemt hij zichzelf. Zijn strenge, zorgvuldig opgebouwde, geometrische stillevens zijn geschilderd volgens het less-is-more principe en opgebouwd uit kleine verftoetsjes. ‘Uit twijfel geboren’, zegt Sebens over zijn werk. ‘Ik ben geen directe jongen die zomaar aan het schilderen slaat en meteen raakt schiet. Ik zet hier een toets, daar een toets, ik omspeel zeg maar de vorm. Daarbij vind ik dat het beeldvlak levendig moet blijven, het moet ademen.’ Zijn kleurgebruik, waarbij warme en koele kleuren naast elkaar gezet worden, is gebaseerd op de kleurenleer van Johannes Itten. Sebens heeft een voorkeur voor kommetjes met een bijzonder glazuur, mooie lappen, doosjes, houten kistjes en boeken. Hij schildert maar een paar stillevens per jaar, die hij aan de achterkant van een hangadvies voor de nieuwe eigenaar voorziet: ‘daglicht van rechts’, net zoals het licht in zijn eigen atelier.
colofon
tentoonstelling ‘het drents museum in het umcg’ noordelijke realisten uit het drents museum 11 oktober 2012 tot 11 januari 2013
tentoonstelling
bruikleengever werken drents museum
samenstelling drents museum - harry tupan (waarnemend directeur) en willemijn lindenhovius (conservator kunst 1885-1935)
coördinatie kunstzaken umcg
pr en communicatie umc-staf communicatie drents museum - harry tupan, willemijn lindenhovius en yvet de boer (medewerker communicatie)
brochure
beeldmateriaal
tekst
drents museum
drents museum - harry tupan en willemijn lindenhovius gebruikte literatuur:
omslag
harry tupan, michel van maarseveen, annabelle birnie,
peter hartwig (1963) verrazano bridge, 1992
sanne ten brink, anne van lienden, natuurlijk. nederlandse
olieverf op doek, schenking ing collectie, nederland
figuratieve kunst 1970-2010. amsterdam (ing art management)/ assen (drents museum) 2010
ontwerp
harry tupan (red.):
gravis, nynke visser
wout muller - lust voor het oog. assen (drents museum) 2008 hester schroor - vertekend. assen (drents museum) 2008
drukwerk
pieter pander - geen bloemen. assen (drents museum) 2007
het grafisch huis
piet sebens - nooit mooi genoeg. assen (drents museum) 2006 peter hartwig - spiegelingen. assen (drents museum) 2005
een uitgave van
ben rikken - licht! assen (drents museum) 2003
kunstgenootschap thomassen à thuessink,
douwe elias - ups & downs. assen (drents museum) 2003
universitair medisch centrum groningen
jan jaap heij (red.), sam drukker - dames en heren! assen (drents museum) 1999
trudy kramer (1959), harry & hoantje, 1997, olieverf op board
Hanzeplein 1 Postbus 30 001, 9700 rb Groningen www.umcg.nl
Universitair Medisch Centrum Groningen