BEELDEN BEELDEN VAN VAN BUITEN BUITEN
Academie Minerva in het UMCG
dubbelportretten van luuk van den berg
Zes fotoprojecten over Healthy Ageing De kunst van het experimenteren Experimenteren, dat doen kinderen, kunstenaars en wetenschappers. Dat kunstenaars echt serieus experimenteren leerde ik van mijn oma, Gunta Stölzl. Ze was ‘Meister’ aan het Bauhaus, een beroemde opleiding voor design en architectuur gesticht in de jaren twintig in Duitsland. Het Bauhaus was een bijzonder vernieuwend instituut. Vernieuwend, doordat ze experimenteerden met nieuwe materialen, met vorm, kleur en compositie. De resultaten van hun zoektochten zien we nog dagelijks; wie kent niet de ‘Barcelona Chair’? In het European Research Institute for the Biology of Ageing (ERIBA) streven we er ook naar vernieuwend te zijn. We proberen de ‘grenzen van het weten’ te verleggen, zodat we nieuwe ruimte en nieuwe mogelijkheden creëren waarin oplossingen liggen voor concrete problemen verbonden aan veroudering. We doen fundamenteel onderzoek: we stellen vragen, meer dan dat we praktische oplossingen zoeken voor specifieke medische problemen. Het stellen van de beste vraag en het ontwikkelen van de beste meettechnieken vraagt niet alleen intelligentie maar ook eindeloos veel gedrevenheid en enthousiasme. Er zijn veel parallellen tussen het wetenschappelijke proces en het creatieve proces: het vakmanschap, het zoeken naar het beste concept/de beste vraag, het kritisch evalueren van de resultaten en het ontwikkelen van nieuwe methoden. Het was bijzonder inspirerend om te ervaren hoe de studenten van Academie Minerva rapporteerden over hun zoektochten naar het meest vernieuwende, beste, mooiste concept, en de beste methode of techniek om deze te realiseren. Hoe herkenbaar de teleurstelling over falende experimenten, de veerkracht om verder te zoeken, en het optimisme over nieuw ontdekte mogelijkheden. Liesbeth Veenhoff, wetenschapper en Assistant Professor bij ERIBA
Werk in uitvoering Tekst: Leo Delfgaauw
‘Ouderdom betekent voor de geleerde bijna onvermijdelijk verstarring en steriliteit. Kunstenaars daarentegen hebben vaak het gevoel dat hun werk nog niet af is, dat ze het nog kunnen verrijken, en dan gebeurt het dat ze tijd tekort komen (…)’ 1 simone de beauvoir Met haar in 1970 verschenen studie over de ouderdom was Simone de Beauvoir één van de eersten die deze late levensfase uitvoerig aandacht schonk en er een pleidooi voor waardering en zingeving voor hield. Hoewel haar opmerking over ‘geleerden en kunstenaars’ ietwat kort door de bocht lijkt en ongetwijfeld kan worden weersproken met talrijke voorbeelden van het tegendeel, is ze hier toch interessant. Enerzijds omdat zowel verstarring als verrijking wordt genoemd als mogelijk aspect van de late beroepsuitoefening, anderzijds omdat wetenschappers en kunstenaars hierbij als complementair kunnen worden beschouwd. Daar waar verstarring op de loer ligt, kan de motivatie om het werk verder te brengen een stimulans zijn. Het tekort aan tijd hoeft zeker geen tekort aan kwaliteit te betekenen. De Beauvoir noemt het ‘heldhaftig’ om vooruitgang ook op hoge leeftijd door te zetten en ze spreekt in dit verband van ‘een daadwerkelijke bevestiging van de waarde van kunst en denken’ 2.
Maar zelf vormt het boek van de Franse filosofe vooral een bevestiging van de waarde van de ouderdom als ‘niet alleen een biologisch maar ook een cultureel gegeven’. 3 Inderdaad zijn sinds het verschijnen van haar studie het besef van en de aandacht voor de ouderdom als maatschappelijk gegeven sterk toegenomen. Waar we sinds de jaren zestig dachten in een permanente jongerencultuur te leven, daar zijn we nu feitelijk veel meer in een cultuur van ‘vergrijzing’ terecht gekomen. Met de gemiddeld steeds hogere levensverwachting (over de afgelopen anderhalve eeuw meer dan verdubbeld) en met de toegenomen welvaart vraagt ‘de ouderdom’ als actieve en volwaardige levensfase steeds meer invulling, aandacht en zorg. Uit verschillende recente projecten blijkt dat wetenschap en kunst hier gezamenlijk een betekenisvolle rol in kunnen spelen. Het is dan ook passend dat in Groningen de verschillende instituten die zich met healthy ageing bezig houden, elkaar hebben gevonden in een samenwerkend onderwijs en onderzoek. Het UMCG, de RUG en de Hanzehogeschool hebben de handen ineengeslagen in uiteenlopende projecten op het gebied van medisch onderzoek, gerontologie, zorg, muziek en beeldende kunst. Music and Dementia is hiervan ongetwijfeld een van de meest vooraanstaande voorbeelden. Dat de ouderdom niet alleen een medisch en sociaal onderzoeksgebied is, maar tevens door de humaniora is ontdekt, blijkt onder meer uit de veelheid aan recente publicaties over deze thematiek. Hierbij heeft ook de relatie beeldende kunst en ouderdom in de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen. In eerste instantie betrof dit voornamelijk de leeftijdgerelateerde artistieke prestatie (Lehman, Age and Achievement, 1953), de ‘oude meesters’ (Dormandy, Old Masters, 2000) of leeftijd en creativiteit (Lindauer, Aging, Creativity, and Art, 2003). Meer recent is er aandacht gekomen voor de relatie van leeftijd, leren en artistieke praktijk (Galenson, Old Masters and Young Geniuses, 2006 en Sohm, The Artist Grows Old, 2007). Met de grotere aandacht voor de rol en de betekenis van cognitie en onderzoek binnen de artistieke praktijk, zijn de mogelijke bijdragen van kunstenaars aan maatschappelijke vraagstukken eveneens beter in beeld gekomen. In dit verband is het dan ook bijzonder dat jonge kunstenaars van Academie Minerva in de gelegenheid zijn gesteld om zelf een onderzoek te verrichten in opdracht van én in samenwerking met het prestigieuze, en zelf nog jonge, European Research Institute for the Biology of Ageing (ERIBA). Dit onderzoeksinstituut, verbonden aan Rijksuniversiteit en UMCG, richt zich op fundamenteel onderzoek naar biologische verouderingsprocessen en de kwalen die daarmee gepaard kunnen gaan. Als kader van de Minerva-opdracht werd gesteld dat studenten met het medium fotografie een onderzoek zouden doen gerelateerd aan veroudering. Dit betekende dat de studenten geacht werden om zelf een onderzoeksplan te maken en hierin zowel de inhoudelijke, de beeldende als de technische mogelijkheden te betrekken. Uiteindelijk bood het UMCG hierbij ook nog de uitdagende mogelijkheid van een presentatie en een publicatie. Via het Projectbureau van Minerva werd de opdracht als een ‘vakklas’ in het onderwijs gebracht en werden de studenten professioneel begeleid door docent Harold Koopmans. 4 Een belangrijk moment voor de vakklas was de introductie die door ERIBA geboden werd. De presentatie door ERIBAmedewerkers Liesbeth Veenhoff en Henk Heidekamp was een kennismaking met het instituut en haar doelstellingen, haar werkwijze en medewerkers. Dit zette de studenten op het spoor van hun eigen interesses en vragen.
Eline Beijne Het feit dat oud worden jong begint vormt één van de pijlers onder het onderzoek van ERIBA en werd voor studente Eline Beijne leidend in haar onderzoek naar de vraag hoe leeftijd een rol speelt in de perceptie van foto’s. De keuze voor haar uiteindelijk te fotograferen onderwerp liet ze afhangen van de uitkomsten van haar onderzoek. Zij vroeg aan proefpersonen van verschillende leeftijd of zij een fotografisch voorbeeld wilden natekenen en hun beleving ervan wilden opschrijven. In de voorbeeldfoto’s hanteerde ze traditionele categorieën: portret, stilleven en landschap. Een van de voor haar verrassende uitkomsten was dat naar gelang de leeftijd toeneemt, de kijker meer in het beeld projecteert. De categorie landschap bleek voor alle proefpersonen meer een projectiescherm dan een venster op de wereld. Dit deed Eline besluiten om uiteindelijk een serie landschappen te fotograferen omdat die voor alle leeftijden het meest toegankelijk waren.
Luuk van den Berg Tijdens de rondleiding door het gebouw van ERIBA raakte Luuk van den Berg gebiologeerd door de grote glazen wand die hem deed denken aan de ‘vierde wand’ uit het theater. Het werk in het laboratorium verscheen door deze glazen wand als een theatervoorstelling zonder dialogen. Als een stomme film op ware grootte. Voor iemand van de ‘Big Brother generatie’, had dit beeld van de wetenschapper een grote impact; de laborant als filmisch fenomeen. Met de steriliteit van de laboratoria en de geconcentreerde anonieme onderzoekers allemaal in dezelfde witte laboratoriumkleding. Maar buiten de werkplek verdween de afstandelijke anonimiteit en herkregen de onderzoekers hun alledaagse individualiteit. Deze ervaring en de bijhorende visuele gegevens maakten dat Luuk deze dualiteit wilde omzetten in foto’s. Dit resulteerde in een serie dubbelportretten van een en de zelfde persoon: de laborant in witte jas, dan wel de privé persoon in gewone outfit. Met de dubbelportretten stelt hij vragen over identiteit en beeldvorming.
Anaïs Mouyabat-Kanda Anaïs Mouyabat-Kanda vond een aanknopingspunt in de presentatie van Liesbeth Veenhoff waarin zij onder meer sprak over de impact van voedingstoffen op het proces van ouder worden. Dit zette Anaïs aan tot fotografisch veldonderzoek naar de relatie tussen het eetpatroon en het uiterlijk. Mede ingegeven door de huidige opmars van zogenaamd ‘superfood’ wilde zij zelf zien of er een zichtbare relatie bestaat tussen gezond eten en een jong uiterlijk. Zij vroeg verschillende koppels, allen rond de 55 jaar, om gedurende dertig dagen hun avondeten te fotograferen en een foto van zichzelf aan te leveren. Dit gecombineerd met een vragenlijst over hun leefomstandigheden. De uitkomst was dat de veronderstelling, in ieder geval voor deze kleine groep proefpersonen, juist bleek. Wie ongezond en weinig gevarieerd at, zag er ouder uit en wie een gezond en gevarieerd voedingspatroon aanhield, zag er jonger uit. Maar voor Anaïs waren de foto’s niet alleen maar bruikbare informatie. In de foto’s viel ook een patroon van kleuren te zien. Dit specifieke kleurenpalet werd haar bronmateriaal om per proefpersoon een kleurcollage te maken uit delen van de dertig avondmaalfoto’s.
Marco Hol Het onderzoek van Marco Hol kende een opmerkelijke wending. Tijdens de periode van de vakklas was er veel media-aandacht voor het thema ouder worden. In het begin van zijn zoektocht was Marco geprikkeld door de afleveringen van omroep MAX over de eeuwige jeugd; iedereen wil oud worden, niemand wil het zijn. Marco zocht langdurig op het internet naar manieren om jong te blijven. De suggesties van de zoekmachine Google met betrekking tot ‘ouderdom’ vormden het spoor dat hij volgde. De keuzes van Google zijn gebaseerd op het zoekgedrag van miljoenen mensen. In deze algemene deler zag Marco een spoor naar een fictieve werkelijkheid. Dit zorgde voor een ommekeer in het proces van Marco. Hij plaatste tegenover het onrealistische beeld van eeuwige jeugdigheid een weergave van de werkelijkheid van de oude dag. Een beeld waarvan de schoonheid bijvoorbeeld veel meer gelegen is in de specifieke tred van een oude man die zijn langzame hond nog eens aanspoort om bij te blijven.
een gemiddelde ‘eriba-werkplek’
overzicht van de werkplekken
Marie van Linschoten Ook het onderzoek van Marie van Linschoten kende een opmerkelijke omwenteling. In de ERIBA-presentatie werd onder meer de bijzondere architectuur van het gebouw benadrukt met de voor de onderzoekers ongebruikelijke transparantie en gedeelde (werk)ruimtes. De architectuur van het gebouw staat ten dienst van informele ontmoetingen en uitwisseling. Hierin zou, gekscherend, de koffiemachine wel een van de belangrijkste locaties kunnen zijn. Marie van Linschoten wilde dat wel eens met eigen ogen zien. Met de scherpe observatie van een echte wetenschapper dan wel van een paparazzi-fotograaf hield ze zich op in de buurt van het koffieapparaat en registreerde daar juist het tegendeel; op haar foto’s stonden geen informele groepjes medewerkers maar juist individuen die een moment van rust en stilte zochten. Vanuit haar fascinatie voor ‘open office’ architectuur richtte zij haar camera tevens op de ‘gedeelde’ werkruimtes (zij ‘onderzoekt de onderzoekers’). Marie vond geen bewijs voor de beoogde kruisbestuivingen maar ontdekte wel vier categorieën van zogenaamd gedeelde bureaus. Van een leeg bureau tot een, door allerlei persoonlijke spullen en snuisterijen, volledig toegeëigend bureau. Aan de hand van haar verzameling heeft Marie uiteindelijk een gemiddelde ‘ERIBA-werkplek’ gevisualiseerd.
Hendrik Hantschel In haar presentatie was door Liesbeth Veenhoff meermalen gewezen op de overeenkomstige nieuwsgierigheid van wetenschappers en kunstenaars. Het is die attitude die Hendrik Hantschel als onderwerp voor zijn onderzoek heeft genomen. Maar hoe onderzoek je een attitude of een rol als wetenschapper? Door, net zoals kinderen dat doen, je in te leven in een rollenspel en zo een rol te imiteren. Als een volwaardig adept van de ‘method acting’ kroop Hendrik in de huid van de wetenschapper en begon hij het rottingsproces van groente en fruit vast te leggen. Maar zoals het bij ‘method acting’ kan gaan, transformeerde Hendrik geleidelijk aan tot een bezeten wetenschapper. Hij bouwde zijn eigen mobiele laboratorium en ontwikkelde een eigen onderzoek. De overeenkomst van de rol van wetenschapper met de rol van de kunstenaar was op de eerste plaats ‘anders kijken’. Het project kreeg als titel Blickwinkel; kijken vanuit een andere invalshoek. Hendrik heeft het onderzoeksproces van vragen stellen, observeren, analyseren en nieuwe vragen stellen, verbeeld door vertrouwde organische vormen, zoals de partjes van een appel, onder de scanner te leggen en tot groot formaat op te blazen en daarmee in een nieuw en verrassend beeld te transformeren.
Met nieuwe beelden hebben deze zes jonge kunstenaars hun onderwerpen vastgelegd waarbij zij zich vooral hebben laten leiden door hun eigen nieuwsgierigheid en onderzoekende houding. Hiermee treden zij weliswaar niet in het domein van de wetenschap (zij ‘onderzoeken de onderzoekers’), maar zij plaatsen zich met hun werk wél in de tradities en context van hun eigen vakgebied; de fotografie en de kunstgeschiedenis. De kunstgeschiedenis heeft zich immers altijd al bezig gehouden met vragen betreffende de levensloop, het ouder worden en de vergankelijkheid. En ook binnen de – veel jongere – fotografische traditie zijn hier opmerkelijke voorbeelden van te vinden (zo het medium niet in zichzelf al een registratie van de vergankelijkheid is). En net zoals deze zes fotografen het werk van de ERIBA-onderzoekers hebben gevolgd, zo hebben zij zich ook in hun eigen professie moeten verdiepen en bekwamen om tot uitvoering van hun reportages te komen. Techniek moest geleerd worden, concepten geformuleerd, standpunten bepaald en keuzes gemaakt. En voor zowel de kunstenaars als voor de onderzoekers geldt, dat zij met de uitoefening van hun werk in wezen bezig zijn met het ontdekken en het ontplooien van hun persoonlijke mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Zowel in het wetenschappelijke als in het artistieke werk ligt een zelfrealisatie besloten. Of, zoals Richard Sennett stelt; ‘de technologische drang om te experimenteren [is] onlosmakelijk verbonden (...) met culturele opvattingen over de mens als een werk in uitvoering.’ 5 De voor Sennett ‘humanistische’ gedachte van ‘de mens als werk in uitvoering’ sluit aan bij het pleidooi van De Beauvoir voor intellectueel én scheppend werk als zingeving aan ons bestaan en in het bijzonder ‘om te voorkomen dat de ouderdom een lachwekkende parodie wordt op ons voorgaande leven (...)’. 6 Het werk van de ERIBA-onderzoekers en het werk van de jonge fotografen is in een continue staat van intellectuele en creatieve schepping en uitvoering en draagt daarmee bij aan de kwaliteit en de zingeving van vroege én late levensfases. Van ‘geleerde verstarring’ lijkt hier gelukkig geen sprake, van wederzijdse verrijking des te meer.
Leo Delfgaauw is als docent/onderzoeker verbonden aan het Kenniscentrum Kunst en Samenleving. Academie Minerva / Hanzehogeschool Groningen
Noten 1) Simone de Beauvoir, De Ouderdom, Amsterdam 1985 [1970], p, 306. 2) Idem, p. 306. 3) Idem, p. 15. 4) Dank aan Harold Koopmans voor informatie over de vakklas en de studentenprojecten. 5) Richard Sennett, De mens als werk in uitvoering, Amsterdam 2010, p. 46 6) De Beauvoir, p. 398.
colofon
tentoonstelling ‘academie minerva in het umcg’
studenten van academie minerva, onderdeel van hanzehogeschool
zes fotoprojecten over healthy ageing
groningen, werden door het european research institute for the
28 mei - 20 augustus 2014
biology of ageing (eriba) in de gelegenheid gesteld door middel van fotografie onderzoek te doen gerelateerd aan veroudering.
tentoonstelling
brochure
deelnemende studenten
tekst
luuk van den berg, eline beijne, hendrik hantschel,
liesbeth veenhoff, eriba
marco hol, annemarie van linschoten,
leo delfgaauw, academie minerva
anaïs mouyabat-kanda beeldmateriaal begeleidend docent
academie minerva, de studenten
harold koopmans omslagfoto coördinatie, pr en communicatie
hendrik hantschel
umcg kunstzaken i.s.m. umcg-staf communicatie academie minerva i.s.m. marketing en communicatie
ontwerp
hanzehogeschool
designdays, nynke visser
realisatie
productie
umcg kunstzaken
chris russell
projectbureau/amp academie minerva, frits hesseling fotoloek haren
een uitgave van kunstgenootschap thomassen à thuessink, universitair medisch centrum groningen
het kunstgenootschap thomassen à thuessink (tàt) organiseert tentoonstellingen, educatieve projecten en andere publieksactiviteiten waarin kunst, gezondheidszorg, wetenschap en de actualiteit elkaar raken. het is een samenwerkingsverband van academie minerva, het groninger museum, het drents museum, kunstruimte wagemans en het umcg. deze expositie in het umcg is een van de reeks van bijzondere activiteiten van het kunstgenootschap.
Hanzeplein 1 Postbus 30 001, 9700 rb Groningen www.umcg.nl
Universitair Medisch Centrum Groningen