In het spoor van de Academie Kunsten in Antwerpen
MAS BOOKS
INHOUD 1 “Om met schat van kunst te pralen tot beroem van deze stad” (1663-1740) 11 2 De academie in de tijd van de verlichting (1740-1790) 37 3 Het tijdperk van de revoluties (1794-1830) 61 4 De triomf van het vakmanschap (1830-1870) 89 5 De conservatieve belle époque (1870-1914) 115 6 Van een directeur die niet wil wijken. Het interbellum en de tweede wereldoorlog 137 7 Modern, postmodern, mode (1945-heden) 151
David II Teniers sticht de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Nicaise De Keyser, 19de eeuw (KMSKA).
11
1 “Om met schat van kunst te pralen tot beroem van deze stad” (1663-1740)
In de tweede helft van de 17de eeuw maakt Antwerpen moeilijke tijden door. Schilder David II Teniers sticht met toestemming van de Spaanse koning Filips IV een tekenschool of Academie om alvast de kunst en haar beoefenaars te stimuleren op artistiek, maar ook op economisch vlak. Maar die Academie is niet meteen een groot succes.
1.1 David Teniers sticht een “vrije en openbare” Academie We schrijven 1663. Het gaat niet goed in Antwerpen. Sinds 1648 is er vrede met de noordelijke Nederlanden, maar de Schelde blijft gesloten. Wie koopwaar uit of naar Antwerpen wil brengen, moet die stroomafwaarts overladen op Hollandse binnenschepen. Dat zogeheten “last breken” kost handelvol geld en zorgt voor aanzienlijke vertragingen. Bovendien zit de economie in heel Europa in het slop. Ieder land probeert zijn eigen industrie te beschermen met hoge invoerrechten op buitenlandse producten. De Antwerpse kunstenaars, die gewend zijn om voor de export te werken, ondervinden daar veel hinder van. Maar de crisis is niet alleen een economische kwestie: ook op artistiek gebied schort er wat.
De rede van Antwerpen, anonieme meester, 17de eeuw (KMSKA).
12
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
De dood van Rubens, M.I Van Brée, 1827 (KMSKA).
Peter Paul Rubens en Antoon van Dyck, de twee grote sterren van de barokschilderkunst, zijn dood. Jacques Jordaens, hun voornaamste concurrent, heeft een bloeiend atelier, maar kan de leegte niet vullen.
Een zelfportret van Jacob Jordaens (De Doedelzakspeler), 17de eeuw (RH).
Sint-Lucasgilde De ‘kleine’ meesters in de Scheldestad borstelen vooral kopieën of nabootsingen van wat enkele decennia tevoren vernieuwende kunst was. Verse ideeën uit het buitenland dringen nauwelijks door in Antwerpen. Klanten merken dat en kopen elders. En de talrijke kerken en kloosters in de Spaanse Nederlanden hebben de voorbije jaren veel nieuwe kunst in barokstijl besteld, zodat ze niets meer nodig hebben. Bij het eens zo rijke Sint-Lucasgilde waar de schilders, beeldhouwers, drukkers, bouwers van muziekinstrumenten en andere vervaardigers van luxegoederen lid van zijn, maakt men zich grote zorgen. Dat blijkt ook Borstbeeld van David II Teniers, Alfons Peeters, 19de eeuw (KMSKA).
“Om met sc hat van kunst t e pr al en t ot beroem v an d ez e st ad .”
13
de sculpture in Parijs, waar ook kunstenaars uit de Nederlanden deel van uitmaken. Als oud-deken van het Sint-Lucasgilde denkt de Antwerpse kunstenaar er niet aan het traditionele gildesysteem te ondergraven, maar wat hem bevalt aan de Académie is haar rol als onderwijsinstelling. Als aspirant-kunstenaars samen op één plaats naar levend model leren tekenen, zoals in de Franse hoofdstad, kunnen hun meesters zich toeleggen op de meer gespecialiseerde aspecten van de opleiding en hoeven ze niet elk een eigen model in te huren.
David Teniers, een gravure van Pieter II de Jode uit 1649 (MPM/PK).
uit de pogingen van oud-deken David II Teniers om iets aan de toestand te doen. Teniers heeft het tot hofschilder gebracht van de landvoogd en verblijft in Brussel of op zijn kasteel De Drie Torens in Perk bij Vilvoorde. Hij voelt zich wel nog nauw met Antwerpen verbonden en correspondeert zelfs met Hendrik van Halmale, buiten-burgemeester van de stad en sinds 1655 hoofdman van het Sint-Lucasgilde. Teniers behoort tot het ambitieuze, ondernemende type en staat open voor nieuwe ideeën. Hij hoort sterke verhalen over de nog prille Académie royale de peinture et
Duur Een school kost handenvol geld, beseft Teniers, zeker als daar ook meetkunde en perspectief worden onderwezen. Daarom bedenken hij en Van Halmale een manier om hun academie te laten subsidiëren door de stad. De magistraat kan aan twaalf rijke burgers “vrijbrieven” verkopen. Zo’n document vrijwaart de koper van de verplichting bepaalde ambten uit te oefenen. Het systeem wordt al toegepast bij de gewapende gilden, de hand- en voetboogschutters en kolveniers die instaan voor
Stuivers uit de 17de eeuw (privécollectie).
14
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
“Quaden tyt” de stadsverdediging. Filips IV stuurt het Zulke vrijbrieven verzoekschrift op 5 kan Antwerpen enmei 1662 naar de kel verkopen met nieuwe landvoogd toestemming van de van de Nederlankoning. den, de markies van Teniers stelt daarom Caracena. Hij moet een verzoekschrift op het voorleggen aan voor Filips IV en laat de Geheime Raad, het door een monnik het belangrijkste adin het Spaans vertaviesorgaan van de relen. Behalve geld van gering in Brussel. In het Sint-Lucasgilde januari 1663 vraagt krijgt de pater hier die op zijn beurt het enkele prenten voor. Antwerpse stadsbeTeniers meldt de kostuur om zijn opining het voornemen nie. De magistraat van hemzelf en het stelt de oud-burgebestuur van het gilverzoekschrift van Teniers aan Filips IV, 1662 meesters Floris van de om in Antwerpen Het (KASKA). Berchem en Grego“eene openbare en rius Martens aan om vrije Academie” op te richten, zoals de paus en Lodewijk XIV informatie te verzamelen. Zij komen – gedaan hebben tot grote blijdschap van hoe kan het anders? – te biechten bij het alle kunstliefhebbers. Omdat de nodige Sint-Lucasgilde, dat hun een uitgebreid middelen ontbreken, vragen zij de koning document overhandigt. Er bestaat nauwetoelating te verlenen voor de verkoop van lijks twijfel over dat Teniers daar zelf aan twaalf vrijbrieven. Dit zal “waarlijk stof heeft meegewerkt, wat als oud-gildedeken geven tot eeuwigen lof en glorie Uwer zijn goed recht is. Majesteit, welke het nageslacht met luider Het gildebestuur constateert dat door de stemme eeuwig verkonden zal als schep- “quaden tyt ende gewesen oorloge” de per der goede en groote kunstenaren, wel- kunst in verval is geraakt. Een academie ke die Academie (met Gods genade) van is het enige middel om dat te verhelpen en de “consten [...] ende wat daer van deeeuw tot eeuw voortbrengen zal”. pendeert” in hun oude luister te herstellen. Het mangelt jonge kunstenaars aan
“Om met sc hat van kunst t e pr al en t ot beroem v an d ez e st ad .”
15
Landvoogd Filips IV(de figuur in het zwart) zal het verzoek om een Academie op te richten inwilligen, Gerard Seghers en P.P. Rubens, 1635 (RH).
een gedegen opleiding, menen de dekens, zodat de artistieke sector in Antwerpen teloor dreigt te gaan, terwijl hij elders – met name in Parijs – bloeit. Dat is daar te danken aan de “vrye en publicque Academie”, een aantrekkingspool voor kunstenaars en verzamelaars. Vroeger zouden die naar de Scheldestad zijn gekomen. Met andere woorden: de Parijse Académie veroorzaakt mee de artistieke crisis in Antwerpen!
“Eere ende renomee” Het valt te hopen, vervolgen de dekens, dat een Antwerpse academie op haar beurt talrijke kunstliefhebbers ertoe zal aanzetten de Scheldestad als woonplaats te kiezen. Hiervan zullen velen, ook lieden die slechts onrechtstreeks met kunst te maken hebben, profijt hebben: de leveranciers van grondstoffen voor schilders en beeldhouwers, zoals verf-,
16
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
De afkondiging van de Vrede van Münster op de Grote Markt, Maximiliaen Pauwels, 1649 (KMSKA).
olie- en lijnwaadverkopers, hout- en steenleveranciers, penseelmakers, vervaardigers van lijsten, ebbenhoutbewerkers, goud- en zilversmeden enzovoort. Daarom komt het erop aan de aloude “eere ende renomee” van Antwerpen niet te “abandoneren” maar juist te verdedigen. Kunst is winstgevend en schept arbeidsplaatsen, weet men in de stad. Met de handel in schilderijen, beelden, prenten en miniaturen voorzien heel wat Antwer-
penaars in hun levensonderhoud. De oprichting van een academie is bijgevolg in het belang van “het gemeyne beste”. Het Sint-Lucasgilde zorgt ook voor een lijst van “Lasten noodich tot onderhou-
Antwerpen, voedster van de schilders, van Theodoor Boeijermans uit 1663-65 (KMSKA).
“Om met sc hat van kunst t e pr al en t ot beroem v an d ez e st ad .”
Cursus perspectieftekenen, uit 'Den waeren sleutel tot ontsluytinge van de gulde poorte der mathesis' van Abraham Genoels, 1718 (EHC).
17
“Aensienlycke plaetse” Voor het onderwijs in de wetenschap van het perpectief en de architectuur moeten gespecialiseerde leraren worden aangeworven. Anders gezegd: bij de gildedekens beschikt niemand over de nodige expertise. En nu ze toch hardop aan het dromen zijn, stellen de dekens meteen voor een “aensienlycke plaetse” in te richten als expositieruimte voor de schilders en beeldhouwers uit de stad die er werk te koop kunnen aanbieden. Zo kan men aan de buitenwereld bewijzen dat Antwerpen “moeder ende voester” is van alle kunsten. Zoals met vergelijkbare exposities in Rome en Parijs zal dit “geen weynige toeloop [...] causeren”.
dinge” van een academie, met een voorlopige kostenraming. De school heeft een ruimte nodig waar honderd leerlingen kunnen zitten om ‘s zomers met daglicht en ‘s winters “met de lampe” te tekenen naar levend model. Dat laatste is immers het “principael fondament” van de schilderkunst, de prentkunst, de beeldhouwkunst, het “silverdryven” en van alle liefde voor de kunst. Twee modellen zijn nodig: een jonge en een oude man. Er moeten een kachel en voldoende lampen zijn.
Abraham Genoels, lid van de Parijse Academie, onderwees in Antwerpen perspectieftekenen, uit 'P. Génard, Anvers à travers les âges, 1888' (EHC).
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
18
Kunst en i n Ant wer pen
Op 26 januari 1663 verklaren burgemeesters en schepenen zich akkoord met de verkoop van acht vrijbrieven ten voordele van de academie. Teniers verneemt de beslissingen in het stadhuis en brengt verslag uit bij het Sint-Lucasgilde. Die avond worden worsten en tarwe- en witbrood met parmezaan gegeten en maakt men vijftien potten bier soldaat. Enkele dagen later brengt Teniers de tekst van het besluit van de stedelijke overheid zelf naar Brussel. De Geheime Raad en de markies van Caracena brengen een gunstig advies uit dat prompt naar Madrid wordt gestuurd. Op 6 juli ondertekent Filips IV de goedkeuring van de stichting van de academie en haar financiering door de verkoop van acht vrijbrieven.
18
De Schilderskamer van de Sint-Lucasgilde huist eerst in Huis Spaengien op de Grote Markt ...
... daarna in een vleugel van de Beurs (prent van Petrus van der Borcht uit Guiccardini's 'Descrittione di tutti i paesi bassi", 1581 (MPM/PK)
“Om met sc hat van kunst t e pr al en t ot beroem v an d ez e st ad .”
“Een ledige plaetse boven op de Borsse” Het Sint-Lucasgilde stuurt deken Gaspar Huybrechts naar Brussel om de koninklijke oorkonde af te halen. Hij reist naar Mechelen en huurt daar een gids om hem naar het kasteel van Teniers te brengen. Diens zonen komen Huybrechts tegemoet in Vilvoorde. Hun vader, vertellen ze, is het document
David II Teniers sticht de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Nicaise De Keyser (KMSKA).
19
De door Filip IV goedgekeurde stichting van de Academie, 1663 (SA).
gaan halen en zal zich bij hen voegen. Ze wachten hem op in een herberg. Huybrechts keert nog dezelfde dag in het gezelschap van Teniers terug naar Antwerpen. Die avond wordt er in huis Spaengien op de Grote Markt uitgebreid feestgevierd. Teniers overnacht op kosten van het gilde in de herberg De Reepkens bij het Vleeshuis. (Dat Teniers goed weet wat hij moet doen om zijn zin te krijgen, blijkt uit zijn vraag aan het Sint-Lucasgilde om zijn “cosyn” Ambrosius Brueghel te vergoeden voor een “horilogie” dat die laatste op zijn verzoek “in Spaigne” aan een niet nader genoemde ambtenaar heeft geschonken. Ambrosius Brueghel (1617-1675), vooral bekend als bloemenschilder, is een zoon van Jan Brueghel de Oude.) Niet alle problemen zijn opgelost. De Schilderskamer in het huis Spaegnien is te klein om er ook een tekenklas in te richten. En nu het met de kunst in Antwerpen niet meer Standbeeld van David Teniers op de Teniersplaats (Meir), met detail van de stichtingsakte. zo goed gaat, wordt de jaarlijkse huur erg
20
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
Een aantal van de kunstwerken aanwezig in de Schilderskamer: Pegasus (boven, links), Nijverheid en handel die de kunsten bevorderen (onder), en De goddelijke wet als grondslag voor de menselijke gerechtigheid (boven, midden), alle drie van Jordaens uit 1665. Heilige Familie met papegaai van Rubens (1614). Op de volgende bladzijde het borstbeeld van de Markies van Caracena (1664) van Quellinus. Op pagina 16 Antwerpen, voedster van de schilders van Boeyermans, ook uit 1665 (KMSKA).
Een reconstructie van de Schilderskamer in de Beurs zoals ze ingericht was ca. 1750.
hoog. De dekens stellen het stadsbestuur voor om in plaats van de vier vrijbrieven die het niet heeft verleend, een geschikt lokaal ter beschikking te stellen. Met succes: ze krijgen de bovenverdieping van de oostelijke vleugel van de Beurs. Daar kan het gilde een nieuwe vergaderzaal én een tekenschool inrichten. De “ledige plaetse boven op de Borsse, aende oistsyde” moet echter, indien nodig, prompt ontruimd kunnen worden en de magistraat is in dat geval niet verplicht een andere locatie vrij te maken. Borstbeeld Men bekleedt de muren van de Schilderskamer met goudleer en hangt portretten van prinsen, hoofdmannen en dekens op, samen met de vele
“Om met sc hat van kunst t e pr al en t ot beroem v an d ez e st ad .”
andere schilderijen uit het patrimonium van de vereniging. Naast de ruimte die als Academie zal dienstdoen, is nog een derde vertrek. Daar komen een haard en een schoorsteen, waardoor het als keuken kan fungeren. Een en ander slokt een groot deel op van de 5240 gulden die de stad voor de Academie aan het gilde heeft gegeven. Voor een cursus architectuur is er voorlopig geen geld; men zal zich moeten beperken tot tekenen en boetseren naar levend model. Ook het plan voor een soort permanente kunsttentoonstelling wordt opgeborgen. Ambrosius Brueghel en “monsieur [Artus] Quelinus” zijn intussen op kosten van het gilde naar Brussel gereisd “om
21
den marquis te boutseren”. Artus Quellinus de Oude (1609-1668) voert het borstbeeld van Caracena nadien uit in wit marmer. Het komt op een sokkel in de Schilderskamer te staan. Jordaens schenkt in 1655 voor dat vertrek drie schilderijen. De gerechtigheid of De menselijke wet gegrondvest op de goddelijke draagt het opschrift “Arti Pictoriae Iacobus Iordaens Donabat”, of: “Jacques Jordaens schonk dit aan de Schilderkunst”. Men hangt één op als wandversiering; de andere twee vormen samen één iconografisch geheel, een allegorie van de dichtkunst. Samen met Boeyermans’ Antwerpen, voedster van de schilders versieren ze de zoldering van de Schilderskamer, waardoor ook daar de
82
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
Voorgevel van het Museum van de Academie, een ontwerp van Bourla.
verantwoordelijk voor de gebouwen van de stedelijke overheid, waartoe ook de Academie behoort. Bourla ontwerpt een nieuwe klas voor het vak lijntekening en voert in de loop der jaren nog een heleboel andere verbouwingen en aanpassingen uit in het gewezen klooster. De lessen aan de Academie richten zich overigens niet alleen tot aspirant-kunstenaars, maar ook tot kinderen die denken aan een loopbaan als goed geschoold ambachtsman. Het bestuur van de school is zich daar terdege van bewust en speelt in op de economische realiteit. Nu de havenactiviteit en de koloniale handel aantrekken, gaat in 1820 een cursus scheepsbouw van start.
De opleiding scheepsbouw in de Academie omvatte de theorie van het schip, stevigheid, stabiliteit en relatieve proporties, .. er werd ook nog een cursus van meetkunde opgelegd. De stukken voor de proefwerken werden op het einde van het jaar tentoongesteld, samen met de kunstwerken uit de andere secties van de Academie (KASKA).
De Belgische revolutie In 1830 scheurt het Zuiden van het Koninkrijk der Nederlanden zich af en vormt een nieuwe onafhankelijke staat: België, met aan het hoofd koning Leopold I. Het is een episode in de vaderlandse geschiedenis die vaak zal gebruikt worden door kunstenaars. Zo spreekt de dood van Graaf de Merode tijdens de onafhankelijkheidsstrijd tot de verbeelding. Deze 38-jarige graaf krijgt ter hoogte van het
Het t i j dper k van de revol ut i es (179 4 -1830)
Standbeeld van Frederik de Merode door Josuë Dupon in Berchem.
inmiddels afgebroken Pulhof een kogel in zijn rechterbeen. Dat gebeurt bij de ‘slag’ om de herovering van Antwerpen op de Nederlanders. De Merode overlijdt wordt begraven op het kerkhof in Berchem. 75 jaar later, bij de viering van 75 jaar onafhankelijkheid onder Leopold II, wordt in Berchem een heroïsche beeldengroep van Josuë Dupon onthuld waarin twee medestrijders de neerzijgende graaf ondersteunen. ‘België Vrij’, vermeldt het opschrift. Voor de Academie is het dankbaar thema om Belgische vaderlandse gevoelens uit te beelden.
Solvyns en Josuë Dupon in het atelier voor de maquette van het standbeeld Frederik de Merode in Berchem.
Sterfbed van Graaf Frederik de Merode door Ferdinand De Braekeleer, 1865 (MAS).
83
84
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
Kunstenaars in de kerk
In de 19de eeuw werken kunstenaars nog vaak voor de kerk. Onder invloed van de romantische tijdsgeest ontstaat de neogotiek. Provinciaal architect en academieleraar Ferdinand Berckmans bouwt de Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuwkerk op het Laar in Borgerhout, de eerste neogotische kerk van België (1843). Berckmans’ beroemdste leerling is de Nederlander Pierre Cuypers, de ontwerper van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam. Gofdried Guffens en
Jans Swerts decoreren de Sint-Joriskerk (1853) aan het Mechelseplein met muurschilderingen. De Academie brengt ook glazeniers voort, zoals Auguste Stalins die vanaf 1865 samenwerkt met Alfons Janssens. Hun atelier wordt het grootste van de provincie. Zij maken vooral glasramen, onder meer voor de O.-L.-Vrouwekerk, die toen geen kathedraal was. Bijzonder productief zijn ook de broers Jan Baptist, Pieter Jozef en Jan Leonard
Wandschilderingen van Godfried Guffens en Jan Swerts in de Sint-Joriskerk
Kunst enaars i n d e kerk
85
Taferelen uit het Nieuwe testament, een reliëf van M.I. Van Brée in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal (OLVK).
De Boom van Jesse, glasraam van Stalins en Janssens in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal (OLVK).
Glasraam van Stalins, afkomstig uit de Sint-Jozefkerk (APA).
De Cuyper. Zij werken voor kerken in en om Antwerpen, maar profiteren ook van de katholieke revival in Nederland en Engeland. Omstreeks 1848 werken in het atelier van Jan Baptist dertig “wel geoefende beeldhouwersgasten”. Jan Baptist maakt ook het standbeeld van Van Brée dat in de tuin van de Academie prijkt.
86
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
Sculptuur van Jan Baptist De Cuyper in het Begijnhof.
Glasramen van Eugeen Yoors in de Kristus Koning Kerk.
Glasraam in de Sint-Lucaskapel van de Onze-LieveVrouwekathedraal, van Auguste Stalins en Alfons Janssens (OLVK).
Het koorgestoelte in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal met beelden van Karel Geerts (OLVK).
Kunst enaars i n d e kerk
Witmarmeren ligbeelden van Willem Geefs in de grafkapel van P.P. Rubens in de Sint-Jacobskerk (StJa).
Onze-Lieve-Vrouw met kind van Jan Poels (1940) in de Sint-Bartholomeuskerk in Merksem (KKHM).
87
88
De Sulammitische van Gustave Wappers, 1870 (KMSKA).
De t r i omf van het vakmanschap (1830 -1870)
4 De triomf van het vakmanschap (1830-1870)
Na 1830 wordt de romantische historieschildering het handelsmerk van de Academie. De politieke tegenstellingen in België beïnvloeden het leven in de school, en het realisme en de fotografie beïnvloeden de artistieke praktijk. Maar de leraren blijven lessen geven waarin het neoclassicisme doorklinkt.
89
sel beschouwt men de kunstenaar als een propagandist van de nieuwe staat. Geen wonder dat hij al in 1832 eerste leraar aan de Academie wordt. De regering bestelt bij hem het Tafereel van de Septemberdagen van 1830 op de Grote Markt te Brussel. De schilder zal het onvoltooide doek in 1834 exposeren op het Antwerpse Salon, waar het meteen bijval oogst. Nog voor het doek klaar is, komt Leopold I het in het atelier van Wappers inspecteren. Uiteindelijk stelt de schilder zijn voltooide ‘meesterwerk’ tentoon in Brussel. Op verzoek van de koning wordt het overgebracht naar het museum aldaar.
Conflict Wappers schuift zichzelf naar voren als de ‘chef ’ van de romantische schilderkunst Op 27 oktober 1830 valt Antwerpen in en bereidt zich voor op de opvolging van handen van Belgische revolutionairen, Van Brée. Er groeit animositeit tussen zijn leerlingen en die van de directeur, maar de Nederlanders blijven de al kunnen we het precieze verCitadel bezetten tot 1832. loop van het conflict niet Van Brée verliest zijn zetel reconstrueren. Leerlingen in de Antwerpse gemeenvan Wappers maken deel teraad, maar kan aanuit van het romantische blijven als directeur van cenakel dat bijeenkomt de Academie. De jonge in herberg Het Roosken Gustave Wappers van aan de Gildekamerzijn kant besluit het straat achter het stadijzer te smeden terwijl huis, en nadien in De het heet is en borstelt het Faem aan de Grote Piejaar daarop De eedaflegging ter Potstraat. Ook de van Koning Leopold I. dichters Theodoor Van Dat gaat niet onopge- Portret van Gustave Wappers door Michel Rijswijck en Jan Alfried merkt voorbij. In Brus- Verzwyvel (LH).
4.1 Romantici aan de macht
90
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
Serveerster uit Het Roosken (LH).
De Laet frequenteren die kroegen. De Laet introduceert zijn jeugdvriend Hendrik Conscience, dan nog soldaat in het Belgische leger, die weldra de aandacht trekt van Wappers. Zoals minister Charles Rogier van Wappers een propagandist van België heeft gemaakt, maakt Wappers van Conscience de propagandist van... Wappers. Wappers heeft ook bondgenoten in het buitenland, en niet de minsten. Roger de Beauvoir, die op bezoek is geweest in Antwerpen, roemt de schilder in 1835 uitgebreid in de toonaangevende Revue de Paris. De Beauvoir maakt van de gelegenheid gebruik om (op instigatie van Wappers?) de restauratie van de schilderijen van Rubens in het Museum van de Academie door Van Brée streng te bekritiseren. Alsof dat niet genoeg is, drijft hij genadeloos de spot met Van Brées schilderij De dood van Rubens, dat koning Willem I in 1829 aan het museum heeft geschonken pagina 12). Het altaarstuk “Onze-Lieve-Vrouw met kind aanbeden door heiligen en burgers' van Gustave Wappers, 1840 (StCB).
Theodoor van Rijswijck in zijn interieur (LH).
De t r i omf van het vakmanschap (1830 -1870)
De Satanswagen van Gustave Wappers, 1837 (LH).
Kunstvertoonzael In 1837 publiceert Conscience onder de titel Kunstvertoonzael een reeks artikels over het Salon in de krant Den Antwerpenaer. Hij steekt de draak met het conservatieve bestuur van de Société pour l’Encouragement des Beaux-Arts, meer bepaald met de schilder Louis Moons, die geen naakt in de tentoonstelling wil. Ferdinand De Braekeleer krijgt het verwijt dat hij de beste plaatsen in de tentoonstelling voorbehoudt voor zijn eigen stu-
91
denten. Lof zwaait Conscience de jonge Henri Leys (1815-1869) toe, die in Parijs het werk van Delacroix heeft bestudeerd. Maar de meeste wierook is voor Wappers en Niçaise de Keyser. Zij nemen niet aan het eigenlijke Salon deel, maar exposeren in hun atelier. Beide schilders huren een deel van het oude Vleeshuis. Ze geven er les aan studenten die meer willen dan hun opleiding aan de Academie biedt. De Keyser verdiept zich vooral in middeleeuwse onderwerpen. In het Vleeshuis borstelt hij o.m. De Slag der Gulden Sporen (1836), vermoedelijk een van de inspiratiebronnen voor Consciences roman De Leeuw van Vlaendren (1838). Wappers (2) Conscience verwacht veel van zijn tweede roman. Maar De Leeuw is geen onmiddellijk succes en de schrijver wordt depressief. Hij gaat aan de slag in de bloemkwekerij van de ouders van zijn vriend Karel Van Geert in Borgerhout. Daar houdt hij zich schuil tot enkele vrienden hem in
Schetsboek van Edward Dujardin, de illustrator van Hendrik Conscience (LH).
136
De spiegel, van Emiel Vloors, 1905 (KMSKA).
137
6 Van een directeur die niet wil wijken. Het interbellum en de Tweede Wereldoorlog
Na het ontslag van Juliaan De Vriendt wordt diens oud-leerling Emile Vloors (1871-1952) in 1924 directeur van de Academie. Hij blijft op post tot 1936. Volgens het satirische Brusselse blad Pourquoi pas? zagen het Antwerpse stadsbestuur en de beheerraad van de Academie liever Isidoor Opsomer, eveneens een oud-leerling van De Vriendt, aan het hoofd van de school. Andere bronnen beweren dat de kring Kunst van Heden – vooral Walter Vaes – zich tegen de benoeming van Opsomer aan het hoofd van de Academie verzet. Zij krijgen twee jaar later hun zin, wanneer Opsomer alvast voorzitter wordt van het Nationaal Hoger Instituut. Over het directeurschap van Vloors is weinig informatie voorhanden. Ook de kunstenaar Vloors blijft een wat raadselachtige figuur. Hij studeert aan het Nationaal Hoger Instituut en behaalt in 1898 de Prijs van Rome. Hij is een uitstekend tekenaar en een nauwgezet schilder met een groot gevoel voor het decoratieve. Hij schildert vrouwenportretten die de invloed van de art nouveau verraden. Ze ademen een wat onwerkelijke, geraffineerde sfeer.
Megalomaan Vloors krijgt lokaal grote bekendheid met zijn ontwerp voor een megalomaan monument voor de componist Peter Benoit. Dat moet op de Kunstlei (vandaag Frankrijklei) komen, voor de Vlaamse Opera. Vloors krijgt de eerste prijs in een wedstrijd die het stadsbestuur uitschreef. De voorzitter van de jury is niemand minder dan Auguste Rodin. De kosten voor de uitvoering van Vloors’ ontwerp zijn echter zo hoog dat het monument er niet komt, zelfs niet in een bescheide-
Koningin Astrid bezoekt het Vierjarig Salon der Schoone Kunsten in Antwerpen in 1934.
138
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
en ‘de dans der hemellichamen’ symboliseren. Vloors’ inspiratiebron is het essay De Rhytmus van de schrijver Alfred Hegenscheidt, dat in jaargang 1893-1894 van het tijdschrift Van Nu en Straks is verschenen. De schilderingen worden aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog ingehuldigd.
Het Benoit-monument van Henry Van de Velde in het Harmoniepark.
ner versie. (In 1934 zal men een strakke fontein van Henry Van de Velde op de Frankrijklei plaatsen, in de volksmond beter bekend als “de zwemdok van Kamiel [Huysmans]”.) Van 1906 tot 1914 werkt Emiel Vloors aan een grote plafondschildering voor de foyer van de Vlaamse Opera. (Charles Mertens maakt er een voor de zaal.) Het geheel bestaat uit een ovaal middenstuk en twee cirkelvormige zijstukken met symbolische voorstellingen in heldere kleuren, doorsneden met lichtende cirkels die ‘de muziek der sferen’ Maquette voor het monument Peter Benoit van Emiel Vloors, 1908 (MiM).
Groten der aarde Isidoor Opsomer, die al sinds 1906 schilderen doceert aan de Academie, volgt Vloors in 1936 op als hoofd van de school. Vanaf dat moment blijft de leiding van de Academie en het Hoger Instituut in handen van één persoon, tot het Hogeschooldecreet in het midden van de jaren 1990 de kaart van het hoger kunstonderwijs hertekent. Opsomer laat meer sporen na dan zijn voorganger. Sommigen bekritiseren zijn vlotte omgang met politici en andere groten der aarde – hij geniet de onvoorwaardelijke steun van minister Camille Huysmans (1871-1968) – terwijl anderen benadrukken dat hij komaf maakt met de hinderlijke restanten van het ouderwetse academisme en zijn studenten ruimte geeft om hun temperament en artistieke opvattingen tot uiting te brengen. Tijdens de Eerste Wereld-
Va n een d irecteu r d ie ni et wi l wi j ken. Het i nt er bel l um en de Tweed e Werel d o o rl o g
oorlog verblijft Opsomer als vluchteling in Engeland. De Belgische regering zendt hem naar Nederland om daar tentoonstellingen te organiseren. Blijkbaar waardeert de overheid zijn propagandawerk hogelijk. Ook artistiek is Opsomers Hollandse periode van groot belang, omdat hij in contact komt met de schilder Breitner, wiens werk hem sterk beïnvloedt. Opsomer verfoeit artistieke ‘-ismen’ en predikt het belang van de individuele persoonlijkheid van de kunstenaar. Die principes liggen ook aan de basis van zijn onderwijs. Hij is geen avant-gardist en schuwt een theoretische benadering van het artistieke proces. Tegelijk verwijten katholieke critici zoals Jozef Muls hem dat het zijn werk aan een spirituele dimensie mangelt. Opsomer bereikt de status van ‘officiële’ schilder die portretten borstelt van tal van vooraanstaanden en met zijn werk vertegenwoordigd is in zowat alle exposities die de Belgische overheid in het buitenland organiseert. Hij
139
weet de pers meesterlijk te bespelen en onderhoudt opperbeste relaties met het hof. Koning Albert I komt meerdere keren incognito naar de Academie om bij Opsomer te poseren voor zijn portret. Respect Tijdens de oorlog betaalt Opsomer uit eigen zak de verftubes die zijn leerlingen zich niet kunnen veroorloven. Schilder Jan Cox – niet de grootste conservatief – verklaart in 1976 aan Joos Florquin in het televisieprogramma Ten huize van over Opsomer: “Hij vond mijn werk zo gevorderd dat hij me in zijn klas accepteerde. Ik was daarvoor eigenlijk te jong: ik was maar 16 en te jong voor de atmosfeer van de klas waarin alle leerlingen minstens vijf jaar ouder waren. [...] Ik heb veel steun en hulp bij hem [Opsomer] gevonden: hij was een vriendelijk man die aanmoedigde. Hoe ver ik ook van zijn stijl sta, toch heb ik respect voor die man.”
Plafondschilderingen in de foyer van de Koninklijke Vlaamse Opera, van Emiel Vloors, 1906-14.
140
In h e t s p o or v a n de Ac a demi e
Kunst en i n Ant wer pen
Portret van Camille Huysmans, van Isidoor Opsomer, 1927 (KMSKA).
Isidoor Opsomer aan het werk (LH).
Criticus en essayist Roger Avermaete (1893-1988) zal zich nadien negatief uitlaten over Opsomer en diens gebrek aan een intellectuele benadering. Maar ook hij toont zich in het begin enthousiast over Opsomers aanpak in het Hoger Instituut,
waar hij vanaf 1933 zelf het vak kunstgeschiedenis doceert. In 1932 schrijft Avermaete in het blad Kunst over Opsomer en het Hoger Instituut: “Onder zijn bezielende leiding worden beslist nieuwe wegen opgegaan. Door wie weet welke geest er, vóór hem, in dit huis heerschte [...] zal het grif toegegeven worden dat er reeds ‘n reuzenwerk verricht werd.” Intussen hebben Avermaete, Joris Minne, Henri Van Straten, boekbindster Berthe Van Regemorter, drukker G. Jos Buschmann en anderen in 1926 in de kapel van het godshuis Landschot aan de Falconrui De Vrije Academie gesticht. De ‘School voor decoratieve kunst’ zoals zij ze noemen,
De rede van Antwerpen, van Isidoor Opsomer, 1930 (KMSKA).
Va n een d irecteu r d ie ni et wi l wi j ken. Het i nt er bel l um en de Tweed e Werel d o o rl o g
Isidoor Opsomer omringd door de docenten van het Hoger Instituut (met op de achtergrond de 'Gevleugelde Os' van het Sint-Lucasgilde), 1940 (LH).
141
Instituut voor Kunstambachten met Roger Avermaete, Berthe Van Regemorter en Frans Smits (LH).
komt tot stand omdat de leraren van de Academie nauwelijks aandacht besteden aan toegepaste kunsten. Vanaf 1928 heet de school ‘Vakschool voor Kunstambachten’ en verhuist ze naar de Steenbokstraat.
Affiche voor de tentoonstelling van de kunstambachten van de Academie, 1947 (APA).
Flämische Kunst der Gegenwart Op 10 mei 1940 valt het Duitse leger België binnen. Toch gaan in de Academie die zomer bouwwerkzaamheden van start waar al in 1938 toe is besloten. Tien nieuwe ateliers komen er. Het geïllustreerde weekblad De Stad bericht op 17 juni: “De [...] Akademie [...] zetelt nu al jaren in een [...] complex, dat haar faam onwaardig is. [...] En bij een volslagen afwezigheid van uiterlijk schoon voegde zich [...] een gebrek aan ruimte. [...]” “Dus heeft men er nu het breekijzer in gezet - en wel in de meest letterlijke beteekenis der woords! Nu ziet men er verweerde muren onder den klop van den hamer ineenstorten, maar eventjes verderop gromt de betonmolen zijn lustig liedeken en maalt