7 Honderd jaar vrouwenarbeid in Nederland en (West)Duitsland; samenvattingen conclusies
In het eerstehoofdstukvan dit boek is de centraleprobleemstellingals volgt geformuleerd: - Hoe heeft de vrouwelijke beroepsbevolking zich in Nederlanden (West-)Duitsland ontwikkeldin de periode1890-1990.Welke wouwen werkenwel buitenshuis en welke niet, en welke beroepsarbeid wordt in Nederlanden in (West-)Duitslanddoor vrouwenverricht? - In hoeverre kunnen de verschillen tussen Nederland en flilest-)Duitsland met worden betrekking tot de aard en de omvang van de vrouwelijke beroepsarbeid toegeschreven politiek-institutionele aan sociaal-economische, en mentaal-culturele verschillen? - Hoe heefl de vrouwelijke beroepsbevolkingzich in Tilburg en Mdnchengladbach ontwikkeld en wat leert dezelokale geschiedenis en over de nationalegeschiedenis de hieropvan invloed verondersteldefactoren? In dit hoofdstukzal de balansworden opgemaakt.Gegevenhet feit dat in paragraaf.4.3 de voorlopigeconclusiesmet betrekkingtot de deelvragen7 en 2 reedszijn geformuIn leerd,kan in de paragrafenT,Ten7.2 wordenvolstaanmet eenkorte recapitulatie. paragraaf7.3 zal iets uitvoeriger worden ingegaanop de uitkomstenvan de beide samengevat casestudy's, In paragraaf7.4 tenslottewordende belangrijkste bevindingen en wordenenige lijnen dtgezet naar de toekomst.
T.L Vrouwenarbeid in Nederland: een afivijkend patroon periode De geschiedenis van de vrouwenarbeidin Nederlandvertoontin de onderzochte aanzienlijkeverschillenmet de geschiedenis van de vrouwenarbeidin (West-)Duitsland. Vrouwelijkeberoepsarbeid is in Nederlandveel langerdan in (West-)Duitslandlongegebleven;de beroepsdeelname van gehuwdewouwen in Nederlandligt meisjesarbeid' veronderhet Duitseniveau.Zo bl{kt uit eenanalysevan de beroepstellingen dattot aan de TweedeWereldoorlognog geen 1,0Vo van de gehuwdevrouwenin Nederlandactief is op de arbeidsmarkt,terwijl dit percentagein Duitsland in deze periode cftca 30Vo bedraagt.Na de jaren zestig wordt dit verschil weliswaar kleiner dankzij de snelle toenamevan de arbeidsmarktparticipatie van gehuwdevrouwen in Nederland,maarin
185
van gehuwdevrouwenin Nederlandnog steedsonderhet 1990ligt de beroepsdeelname Westduitseniveau. vertooDtgrote Ook de structuurvan de Nederlandsevrouwelijke beroepsbevolking verschillenmet die van (West-)Duitsland.Met nametot de TweedeWereldoorlogblijkt het aandeelvan de huiselijkedienstenbijvoorbeeldopvallendhoog. Het typerendevan biedt. II de huiselijkedienstenis dat dezearbeidsvormnauwelijkseenberoepsperspectief Centraalstaathet dienenin een huishoudingen de scholingtot huisvrouw en moeder. Het werk is bovendienindividueel,kent eengrotematevan persoonlijkeaflrankelijkheid en wordt over het algemeenslechtbetaald.Werkenin de huiselijkediensten.met andere omdat de woorden,is een relatief 'veilige' vonn van vrouwelijke beroepsarbeid, (veronderstelde)Segglleve-gevolggn ya L4_:.E.e_ "_v-r,9.-e.g_e--_^qpgq.-qlr.tig - achterwegeblijven. Het zelfstandigheiden .{9. apg!Al!r.D&_y4q lr.-e1.,-z*gq_glti[e,^rUyeau werkenin de huiselijkedienstenlokt danook nauwelijksenigediscussieuit; eenmeisje kan er eigenlijk alleenmaarbetervan worden. Is het aandeelvan de huiselijke dienstenin de vrouwelijke beroepsbevolkingdus relatief hoog, het aandeelvan de medewerkendegezinsledenis in Nederlandrelatief is in dit opzichtweliswaargebrekkig,maar laag.Het vooroorlogsestatistischernateriaal vastgesteld kan wordendat met namein de l3ncpgyseclgr de arbeid-smarktpg$Slgetig van vrouwenopvallendlaag ig..Wel is hier naar alle waarschijnlijkheidsprakevan een groteonderschatting. Echterook wanneermet 'Duitse' telmethodeszol zijn gewerkt,is het onwaarschijnlijkdat Nederlandin dit opzicht een 'Duits niveau' zou halen; het betreft hier dus ten dele een re0el fenomeen.De verschillen nemen na de Tweede Wereldoorlogsterk in betekenis af, maar ook in de recente gegevensblijkt de beroepsdeelname varlvrouwen in de Nederlandselandbouwsectorrelatief laag. Met betrekkingtot de werkzamepersonenin loondienstkunnen eveneensenkele Zo opvallendeverschillentussenNederlanden (West)Duitslandworden geconstateerd. werkzaamin loondienstin Nederlandrelatief sterk is de vrouwelijkeberoepsbevolking geconcentreerd in de dienstensector; in de hele onderzochteperiodeis het aandeelvan industrie in de de wouwelijke beroepsbevolkingdn het aandeel vrouwen in de industrieleberoepsbevolking Nederlandse relatief laag. Het geringeaantalvrouwen dat in de industriewerkt, blijkt bovendiensterk geconcentreerd. Tijdens het interbellum bijvoorbeeldwerkt circa de helft van de vrouwelijke industrieleberoepsbevolkingin de bedrijfsklassekleding en reiniging. Ook in dit opzicht lijkt Nederlandderhalve een 'behoudende'koerste varen.Als er dan in loondienstmoet worden gewerkt,dan liefst in 'nette' beroepenof in vrouwelijke (zorgende)sectoren.En bls er dan toch industri€le produktiearbeidmoet worden verricht, dan liefst in de meest 'wouwelijke' variant, namelijkde kledingindustrie. De verschillen tussen Nederland en (West-)Duitslandin de samenstellingvan de (werkzame)vrouwelijke beroepsbevolking naarleeftijd, burgerlijk staaten arbeidsvorm verwijzennaarverschillenin participatiepatronen.r In Nederlandwordt het arbeidsmarkt-
186
gedragvan vrouwen vooral bepaalddoor het Uggg:Uj!g.ff*p^e_n:pgL_qgg1,*Inc participatiepatroon gaanhogeparticipatiegraden in dejongereleeftijdsklassen samenm lageparticipatiegraden in oudereleeftijdsklassen. In de eerstedecenniavan dezeeeu staatdit participatiepatroon nog enigszinsonderdruk, maarin de periode1920-1960lij het redelijk algemeeningangte vinden. Een mooie schetsvan het arbeidsmarktged rond 1"960geeft Verwey-Jonker:'De ongetrouwdevrouw, !gug!g:_-q,gi9j9,$-qt"thuir o1_!-e!9n{ verschijnselgeworden,beklaagd,waar zij nog voorkomt,alsee QlgS-fr.iq"9g! verschijnseluit eenvoorbije periode.D.e.gqlto_ltygg_vrqqy,$aa1,g!!eggn, is iq.Ngdgrtq is een einde gekomen aan het gedwongenwerken va Jriill&LatttiLjltbujs.:-Br arbeidersvrouwen in fabriekenen huishoudingenen het vrijwillig werken in de eers periodena het huwelijk of in latereperiodendoor moedersdie "uit de kleinekinderen zijn, is nog maar een beginnendrandverschijnsel.De vrouwen uit de verschillen socialeklassenzijn elkaar op dit punt onmiskenbaar nader gekomen;er is in grot trekkennog maar 66n sociaalpatroon.'2Na 1960 veranderthet arbeidsmarktgedrai Nederlandechterin een snel tempo.Vooral het drie-fasen-patroon krijgt meerinvloec naeeneersteperiodevan arbeidsmarklparticipatielio?dt?eEffi6lGctiviteitenkelejare onderbroken voor de geboortevan en zorg voor kinderenwaamaopnieuwberoepsarb volgt. In vergelijking met Nederland kan het arbeidsmarktgedragvan vrouwen i: (West)Duitsland slechts zeer gedeeltelijk door middel van het tweg-fasen-patro worden beschreven.Vooral v66r de Tweede Wereldoorlogis de landbouwsector ir Duitslandeenbelangrijkewerkgever..In.di! qgrqllschgq-r!!!gu speeltde burgerlijkesta alsdeterminantvan de arbeidsmarktparticipatie van vrouweneenondergeschikte rol. Nr verblijf op schoolvolgt somsbetaaldearbeid'buitenshuis, maarveel meisjewerkenal medewerkendgezinslidop het ouderlijk bedrijf. Een eventueelhuwelijk brengthieri slechtsin zoverreveranderingdat men nu werkt als medewerkendechtgenoteop he eigenbedrijf. Na de Tweede Wereldoorlogvermindert weliswaarhet belangvan di traditionele/agrarische patroon,maarin 1990is.dearbeidsmarktparticipatie van Duits vrouwenin de landbouwsectornog steedshoger dan in Nederland.Behalvedoor di traditionele/agrarische patroonwordt het feitelijke arbeidsmarktgedrag ook beihvloe doorhet drie-fasen-patroon dat in (Wrs1)pyllstand beduidendmeeringangvindt danir Nederland.Zo ligt tot de jaren tachtig het aandeelgehuwdevrouwen in de total vrouwelijke beroepsbevolkingen in de beroepsbevolkingwerkzaamin loondienstir (West-)Duitslandaanmerkelijkhoger dan in Nederland.
7.2 Achtergronden
Gegevende verschillenin het arbeidsmarktgedrag van Nederlandseen (West-)Duits vrouwen,is de vraagnatuurlijk interessantaanwelke factorendezeverschillenkunne wordentoegeschreven. Een veel gehoordeverklaring in dit verbandverwijst naar d
18
confessionele verhoudingenen de specifiekNederlandse normenen waardenrond gezin en moederschap. Zoalsis geblekenuit hoofdstuk2 is dezeverklaringin zijn algemeenheid onjuist. Ook (West-)Duitslandblijkt een langetraditie te kennenvan al dan niet confessioneel geihspireerde(overheids-)bemoeienis met betrekkingtot vrouwenarbeid; de verschillentussenbeidelandenzijn in dit opzicht tamelijk beperkt. De eerstebemoeienismet de omvangen de structuurvan de vrouwenarbeiddateert in beidelandenvan de tweedehelft van de negentiende eeuwnwanneerpogingenworden ondernomen de socialegevolgenvan het industrialisatieproces met enigeregelgevingte beperken.Beschermingvan het gezinslevenis daarbijeenbelangrijkuitgangspunt.Met behulpvan meerof minder dwingendebepalingenwordt getrachteenarbeidsdelingtot standte brengenwaarin de man functioneertals kostwinneren de vrouw verantwoordelijk is voor de onbetaalde zorgarbeidbinnenshuis. Tijdenshet interbellumworden hieromtrentde meestvergaande voorstellengedaan.Nederlandlvordt in dezeperiode geconfronteerd met het wetsvoorstelRomme.In Duitslandzdn het vooral de nationaalsocialistendie met kracht eenwereldbeeldverdedigenwaarin mannenen vrouwen een nauwkeurigomschrevenplaatsinnemen.Pasna de TweedeWereldoorlog,aanhet einde van de jarenvijftig, treedteenklimaatsverandering op. In beidelandenontstaatdan een zekere consensusomtrent het drie-fasen-participatiepatroon. Vertaald naar het ideologischeklimaat betekent dit dat er geen grote bezwarenmeer zijn tegen het buitenshuiswerkenvan vrouwen, zolangde gezinsverantwoordelijkheden er maar niet onderlijden. Ook met betrekkingtot de politiek-institutionele factorblijken de verschillentussen Nederlanden flMest)Duitslandniet opvallendgroot. In hoofdstuk4 zijn drie aspecten onderzocht:het zwangerschapsen bevallingsverlof,de kinderopvangen het fiscale regiqg. De Nederlandseregelgeving met betrekking tot het zwangerschaps-en :bevallingsverlof blijkt in vergelijkingmet Duitslandv66r de TweedeWereldoorlogerg en ni de oorlog tamelijk summier.Geconcludeerd is evenweldat dit verschil eerder llaat aanhet feit dat (gehuwde)vrouwenin Duitslandnu eenmaal lmoetwordentoegeschreven imeerbuitenshuiswerken dan in Nederland,dan dat aan dezefactor een belangrijke linvloedmoet worden toegekendin het buitenshuiswerkenvan vrouwen.Geheelin lijn ook de overheidsbemoeienis met kinderopvang imethetme_nlaal-cutturg!9lllmaAt_blijkt rin beidelandenminimaal te zijn geweest.Pas in Oi iaienZevenlig-komt hierin enige verandering.Ook kennen beide landen een traditie van kostwinnerstoeslagen in het rc€lme-Jen gedetailleerde van analyse het fiscale regime aan eind van de het ftSAle jaren tachtigleert dat Nederlandin dit opzicht als iets minder ongunstigmoet worden dan West-Duitsland.Op basis van deze uitkomstenlijkt de conclusie ,beoordeeld dat dezepolitiek-institutionelefactor geenbelangrijkerol speeltin de lgerechtvaardigd van de waag waarom in Nederland zoveel minder wouwen buitenshuis lverklaring lwerkendan in (West-)Duitsland. I Met betrekkingtot de een opvallend verschil tociae!-_-egaq-9nqllghg^f3glgl=l<.ggJggl wordengeconStateerd.De@Nederlandisgedurendedehele
188
onderzochteperioderelatief hoog, zodatmet eenbeperktearbeidsinzeteenrelatiefhot u&lyqe4$tygarLkanworden behaald.Niet duidelijk is echterwat hier oorzaaken w hier gevolg is: is de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen laag vanwegede ho arbeidsproduktiviteit of is de arbeidsproduktiviteithoog vanwegede lagearbeidsma participatie?Desalnietteminkan op grondvan dezegegevehswordengeconcludeerd d Nederland kennelijk beter dan (West-)Duitsland in staat is geweest de socia economischeomstandigheden in overeenstemming te brengenmet het ideaalvan e lagearbeidsmarktparticipatie van vrouwen.
Op basisvan de gevondenverschillenen overeenkomsten is aanhet eindevan hoofds 4 een voorlopig verklaringsschemageformuleerd.Daarin is veronderstelddat ( specifiekNederlandseconstellatievan economischemogelijkheden,mentaal-cultu klimaat en verzuilde structurenvanaf het eindevan de negentiendeeeuw tot het ein van de jaren vijftig heeft geresulteerdin een situatiefvearinhet burgerlijketwee-fas patroontamelijk dwingend aan de totale vrouwelijke beroepsbevolkingis opgele Oorzaaken gevolg zijn hier moeilijk te ontrafelen;waarschijnlijkis er ook geenspra vaneenduidigecausalerelaties.Belangrijk is vooral de constateringdatde verschillen elementenzowel bestaansgrond zijn voor elkaar,als ook bevestigingin elkaarvinde Aan het eindevan de eindevan de jaren vijftig valt dezeconstellatieechteruit elka Onderdruk van de krappearbeidsmarktworden de (maatschappelijke) kostenfan nir participerente groot,veranderthet ideologischklimaatmet betrekkingtot vrouwenarb en is er sprakevan eenprocesvan ontzuiling. Ook in dit geheelzijn oorzaaken gevo nauwelijkste ontwarren.Feit is evenweldat de veranderingenelkaarversterkenmet a resultaatde 'onstuitbare'opkomstvan de werkende(gehuwde)vrouw. Ook in Duitsland wordt de beroepsarbeid van (gehuwde)vrouwenvanaf de twee helft van de negentiendeeeuwgeproblematiseerd, maarde idealenstuitenhier eerderr de grenzen van de economischemogeldkheden.Bovendien ontbreekt in de me horizontaalgelaagdeDuitsesamenlevingeenintermediairdie de normenenwaardenv deburgerijmin of meer dwingendop weet te leggenaande arbeidersklasse. Het gevc is dat in Duitslandeen omvangrijkearbeidsmarktparticipatie van gehuwdevrouwenr de arbeidersklasse kan blijven bestaanzonder al te veel repercussiesvoor hetzij arbeidersklasse, hetzij de burgerlijkemoraal.Pasin de jaren vijftig, onderinvloedv de groeiendewelvaart,bestaatde mogelijkheidde werkelijkheidmeer in overeenst ming met het ideaal te brengen,ware het niet dat juist in deze periode,net als Nederland,de (maatschappelijke)kosten van niet-participerentoenemen,terwijl I veranderendeideologischeklimaat de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen ver( stimuleert.Het is met anderewoorden niet zozeerde praktijk die wordt aang€past 11 ll wel het ideaal.