1 Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorzi...
Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78
Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder dat u de achterklep hoeft te openen. Controleer of de achterruit goed is gesloten voordat u de achterklep opent of de auto vergrendelt. 76
Parkeerhulp achter Deze functie waarschuwt u tijdens het achteruitrijden voor obstakels achter de auto. 118
Controlesysteem bandenspanning Statische bochtverlichting Deze extra verlichting zorgt automatisch voor een optimaal zicht in de bochten. 83
Deze functie bewaakt de bandenspanning van alle banden en waarschuwt u in het geval van een lekke band of een te lage bandenspanning. 100
IN EEN OOGOPSLAG
Sleutel met afstandsbediening
A. Uitklappen/inklappen van de sleutel. B. Ontgrendelen van de auto. C. Ontgrendelen en openen van de achterruit (SW). 65
i
En verder... D. Normale vergrendeling of Supervergrendeling van de auto.
Brandstoftank
Motorkap
1. Openen van de brandstofvulklep. 2. Openen en bevestigen van de brandstofvuldop. Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter. 79
A. Hendel motorkapontgrendeling interieur. B. Veiligheidshaak. C. Motorkapsteun. 121
IN EEN OOGOPSLAG
Achterklep (SW)
Achterruit (SW)
Panoramadak (SW)
Auto vergrendeld
1. Ontgrendelen van de auto. 2. Openen van de achterklep. 76
i
De achterklep en achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend.
1. Ontgrendelen en gedeeltelijk openen van de achterruit. 2. Openen van de achterruit. Auto ontgrendeld
1. Gedeeltelijk openen van de achterruit. 2. Openen van de achterruit. 76
1. Openen van het zonnescherm. 2. Sluiten van het zonnescherm. 78
IN EEN OOGOPSLAG
Dagteller
Parfumeur
Druk langer dan 2 seconden op de rechter knop in het instrumentenpaneel om de dagteller op nul te zetten. 26
De in het ventilatiesysteem opgenomen parfumeur zorgt voor de verspreiding van een aangename geur (naar keuze) in het gehele interieur. 48
Airconditioning met gescheiden regeling Deze functie maakt het mogelijk de airconditioning voor de bestuurders- en passagierszijde afzonderlijk in te stellen. Aan de hand van deze instellingen en de weersomstandigheden wordt de airconditioning vervolgens automatisch geregeld. 46
Audio- en communicatiesystemen Deze uitvoeringen kunnen zijn voorzien van de nieuwste technologie: de MP3compatible autoradio RD4, de Bluetooth handsfree set, de autoradio/telefoon GPS RT4 , JBL audiosysteem. RT4 169 RD4 198
1. Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel. 2. Verstellen in hoogte en diepte. 3. Vergrendelen van het stuurwiel met de hendel. 56 1. 2. 3. 4.
Verstelling in lengterichting. Hoogteverstelling. Rugleuningverstelling. Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun. 49
i
En verder... 5. Toegang tot de achterzitplaatsen (3-deurs). 6. Armsteun (behalve 3-deurs). 7. Stoelverwarming.
IN EEN OOGOPSLAG
Buitenspiegels verstellen
Binnenspiegel instellen
Veiligheidsgordel vóór
1. Selecteren van de dagstand van de spiegel. 2. Verstellen van de binnenspiegel. 55
1. Vastmaken. 2. In hoogte verstellen. 103
A. Selecteren van de buitenspiegel. B. Verstellen van de buitenspiegel. C. In de middenstand zetten van de selectieschakelaar. 54
i
En verder... D. Inklappen/uitklappen.
IN EEN OOGOPSLAG
Verlichting
Ruitenwissers
Ring A
Schakelaar A : ruitenwissers vóór 2. Hoge snelheid. 1. Normale snelheid. I. Interval. 0. Uit. AUTO Automatische ruitenwissers of één keer wissen. Ruitensproeiers: trek de schakelaar naar u toe. 84
Uit. Automatische verlichting. Parkeerlicht. Dimlicht/grootlicht. Ring B Mistachterlicht.
80
Inschakelen van de stand "AUTO" Beweeg de schakelaar omlaag en laat deze los. Uitschakelen van de stand "AUTO" Beweeg de schakelaar omhoog en zet deze vervolgens in de stand "0". 86
Ring B : ruitenwisser achter
of
Uit.
Mistlampen vóór en mistachterlicht.
Interval. Ruitensproeier. 85
IN EEN OOGOPSLAG
Aanbevolen instellingen Verwarming of handbediende airconditioning Gewenste werking
WARM
Luchtverdeling
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht
Temperatuur
Handbediende Airconditioning
–
KOUD
ONTWASEMEN ONTDOOIEN
Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de toets "AUTO".
IN EEN OOGOPSLAG
Instrumentenpaneel
Verklikkerlampjes
Rij drukschakelaars
A. Als het contact wordt aangezet, moet de wijzer van de brandstofmeter omhoog gaan. B. Bij draaiende motor moet het verklikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan. C. Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden de melding "OIL OK" weergeven.
1. Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode verklikkerlampjes branden. 2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden. 18
Het branden van een verklikkerlampje geeft de status van de desbetreffende functie aan. A. Uitschakeling ESP/ASR. 102 B. Uitschakeling parkeerhulp achter. 118 C. Centrale vergrendeling. 65 D. Uitschakeling interieurbeveiliging. 69 E. Inschakeling elektrisch kinderslot*. 98
Ga indien nodig tanken of vul olie bij. 17
* Behalve 3-deurs.
IN EEN OOGOPSLAG
Airbag voorpassagier
Veiligheidsgordels voor en achter
Contactslot
1. Open het dashboardkastje. 2. Steek de sleutel in de schakelaar. 3. Selecteer de stand: "ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" is bevestigd, "OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" is bevestigd. 4. Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. 107
A. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links voor niet vastgemaakt of losgemaakt (rood). B. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts voor niet vastgemaakt of losgemaakt (rood). C. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links achter losgemaakt (rood). D. Verklikkerlampje veiligheidsgordel midden achter losgemaakt (rood)**. E. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts achter losgemaakt (rood). 103
1. 2. 3.
** Behalve RC.
Stand Stop. Stand Contact. Stand Starten. 67
IN EEN OOGOPSLAG
Snelheidsbegrenzer
Snelheidsregelaar
1. Selecteren/deactiveren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Snelheidsbegrenzing aan/uit. Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. 114
1. Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Snelheidsregeling aan/uit. Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (tweede bij automatische transmissie). 116
Weergave op het instrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.