2
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG
26-04-2004
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 1 - Schakelaars elektrisch bediende buitenspiegels. Schakelaars elektrisch bediende ruiten. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter.
13 - Lichtsensor.
29 - Asbak / bekerhouder.
14 - Bovenste dashboardkastje aan passagierszijde.
30 - Versnellingshendel.
2 - Knop voor uitschakelen inbraakalarm.
16 - Luidspreker (tweeter).
3 - Bediening snelheidsregelaar. 4 - Verlichtingsschakelaars en richtingaanwijzers. 5 - Airbag bestuurder. Claxon. 6 - Controledisplay. 7 - Stuurkolomschakelaar autoradio. 8 - Schakelaar ruitenwissers / -sproeiers / bediening boordcomputer. 9 - Bovenste dashboardkastje aan bestuurderszijde. 10 - Middelste draaibare ventilatieroosters. 11 - Autoradio RD3 of autoradio / telefoon / GPS RT3 met klep. 12 - Instrumentenpaneel / multifunctioneel display. 26-04-2004
15 - Voorruitontwaseming.
17 - Zijruitontwaseming. 18 - Uitschakeling airbag aan passagierszijde*.
31 - Schakelaar stoelverwarming. 32 - Opbergvak. 33 - Stuur-/contactslot. 34 - Koplampverstelling.
19 - Draaibaar zijventilatierooster.
35 - Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma / antislipregeling (ESP/ASR).
20 - Accu / zekeringenkast.
36 - Stuurkolomschakelaar.
21 - Airbag passagierszijde.
37 - Handrem.
22 - Onderste dashboardkastje aan passagierzijde / CDwisselaar / zekeringenkast.
38 - Ontgrendeling motorkap.
23 - Temperatuursensor interieur. 24 - Bediening airconditioning. 25 - Aansteker / 12 V-aansluiting. 26 - Schakelaar alarmknipperlichten. 27 - Opbergvak of apart bedieningspaneel telematica. 28 - Gekoeld opbergvak.
* Volgens land van bestemming.
3
4
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG Afstandsbediening
SLEUTELS Met de sleutels kunnen de sloten van zowel de voorportieren, als de brandstofvulklep en het dashboardkastje, de uitschakeling van de airbag aan de passagierszijde, het kinderslot en het contactslot worden bediend.
Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van één van de voorportieren kunnen alle portieren en de achterklep worden ver- en ontgrendeld, kan de supervergrendeling worden ingeschakeld en kunnen de buitenspiegels worden in- en uitgeklapt. Als één van de portieren of de achterklep is geopend, werkt de centrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd.
94 26-04-2004
Normaal vergrendelen Druk op de knop A om de auto normaal te vergrendelen. Met de knop A kan tevens de auto worden gelokaliseerd en de afstandsbediening worden gesynchroniseerd. Supervergrendeling Door één keer op de knop A te drukken wordt de vergrendeling ingeschakeld. Door binnen vijf seconden na het inschakelen van de vergrendeling nogmaals op de knop A te drukken wordt de supervergrendeling ingeschakeld. De supervergrendeling blokkeert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren. Schakel nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt. Automatisch sluiten van de ruiten Door langer dan twee seconden op de knop A te drukken kunnen de ruiten automatisch worden gesloten en kunnen de schuif/kanteldaken in de stand kantelen worden gezet. Ontgrendelen Druk één keer op de knop B om de auto te ontgrendelen.
Openen/sluiten van de elektrische zijschuifdeuren Door één keer op de knop C of D te drukken worden de portieren ontgrendeld, waarna de desbetreffende zijschuifdeur geopend of gesloten kan worden. In-/uitklappen van de sleutel Door op de knop E te drukken wordt de sleutel in- of uitgeklapt.
STARTEN
1 - STOP: Het contact is afgezet. 2 - 1e stand, accessoires: Het contact is afgezet, maar de accessoires functioneren wel. 3 - 2e stand, contact aan: Het contact staat aan. 4 - Starten: De startmotor wordt in werking gezet.
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN 1 - Schakelaar ruitbediening aan bestuurderszijde. 2 - Schakelaar ruitbediening aan passagierszijde. 3 - Schakelaar ruitbediening rechts achter. 4 - Schakelaar ruitbediening links achter. 5 - Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter. F Duw of trek de schakelaar tot aan het zware punt. De ruit stopt zodra de toets wordt losgelaten. Automatische bediening: F Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. De ruit opent of sluit volledig. Bedien de schakelaar opnieuw om de ruit te laten stoppen. Beveiliging tegen beknellen: Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze 110 weer open. 26-04-2004
ELEKTRISCH VERSTELBARE BUITENSPIEGELS
STUURWIEL VERSTELLEN
Verstellen F Plaats de knop 6 naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. F Druk op de pijlen van de knop 7 om de spiegel te verstellen. F Plaats de knop 6 terug in de middenstand.
F Zorg dat de auto stilstaat en zet de hendel A omlaag om het stuurwiel te ontgrendelen. F Verstel het stuurwiel in hoogte en/of in diepte. F Vergrendel het stuurwiel door de hendel A goed vast te zetten.
Inklappen Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden, maar ook elektrisch met behulp van de knop 6 of automatisch bij het vergrendelen.
111
SPIEGEL NAAR ACHTERPASSAGIERS Deze spiegel is gemonteerd op een kogelgewricht, is opklapbaar en biedt de bestuurder of voorpassagier zicht op de achterzitplaatsen.
5
6
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG VOORSTOELEN Handmatig verstelbaar 1 2 3 4 5 6 7
-
Verstelling in de lengterichting. Verstelling van de rugleuning. Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel. Verstelling van de lendensteun van de bestuurdersstoel. Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun. Hoekverstelling van de zitting. Stoelverwarming.
76 Elektrisch verstelbaar A - Verstelling in de lengterichting. B - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel. C - Verstelling van de rugleuning. M - Opslaan van de verstellingen in het geheugen. F Zet het contact aan en verstel de stoel en de buitenspiegels. F Druk op de toets "M" en vervolgens binnen 4 seconden op "1" of "2". 1 - Oproepen van de eerste opgeslagen stand. 2 - Oproepen van de tweede opgeslagen stand.
78 26-04-2004
7
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG ACHTERSTOELEN Stoel opzij: -
verstelling in de lengterichting (1), rugleuningverstelling, neerklappen, plaatsen tafeltje, toegang tot de 3e zitrij (2), neerklappen, uitstappen van passagiers 3e zitrij (3), hoogteverstelling van de hoofdsteun (4).
Middelste stoel: -
verstelling in de lengterichting (1), rugleuningverstelling (2), plaatsen tafeltje (3), neerklappen (4), hoogteverstelling van de hoofdsteun (5).
Achterbank: -
verstelling in de lengterichting (1), plaatsen tafeltje (2), neerklappen (3), hoogteverstelling van de hoofdsteun (4).
82
26-04-2004
8
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG STOELOPSTELLINGEN 5 plaatsen
8 plaatsen met bank
6 plaatsen "Pullman"
5 plaatsen in de stand "picknick"
7 plaatsen met toegang tot de 3e zitrij
Groot laadvolume "Cargo"
26-04-2004
92
9
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG AIRCONDITIONING
Nr.
Functie
1
Airconditioning aan/uit.
2
Regeling luchtverdeling.
3
Bediening luchttoevoer.
4
Luchtrecirculatie.
5
Temperatuurregeling.
6
Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels.
7
Automatisch programma "zicht".
26-04-2004
70
10
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING Nr.
72 26-04-2004
Functie
1
Airconditioning aan/uit.
2
Regeling bestuurderszijde.
3
Regeling passagierszijde.
4
Regeling luchtverdeling.
5
Bediening ventilatie achter.
6
Bediening luchttoevoer.
7
Luchtrecirculatie.
8
Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels.
9
Programma "comfort".
10
Programma "zicht".
A
Gelijk instellen van de regelingen 2 en 3.
B
Bediening 5 in-/ uitschakelen.
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG
SCHAKELAARS OP STUURKOLOM VERLICHTING
RUITENWISSERS
Mistlampen vóór en mistachterlicht (ring B)
Verlichting vóór en achter (ring A) Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht Automatische ontsteking van de verlichting Zet om deze functie in of uit te schakelen het contact in de stand accessoires, de lichtschakelaar in de stand 0 en druk langer dan twee seconden op het uiteinde van de lichtschakelaar. 26-04-2004
Mistlampen vóór (ring 1 stand naar voren draaien) Mistlampen vóór en mistachterlicht (ring 2 standen naar voren draaien).
Uitschakelen: draai de ring B naar achteren.
103
11
Vóór 2 Hoge snelheid. 1 Normale snelheid. I Interval. of AUTO Automatisch wissen. 0 Uit. Í Eén keer wissen. Ruitensproeier: trek de hendel naar u toe. Automatische ruitenwissers In de stand AUTO zorgt een regensensor voor de automatische werking van de ruiten105 wissers. De snelheid van de ruitenwissers wordt aan de hoeveelheid neerslag aangepast. Achter Interval. Uit. Ruitensproeier.
12
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG
SNELHEIDSREGELAAR Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante snelheid (boven de 40 of 60 km/h, afhankelijk van de motor, met ten minste de 4e versnelling ingeschakeld) rijden zonder het gaspedaal te hoeven bedienen.
Ingestelde snelheid opnieuw oproepen
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de airbag aan passagierszijde
F Druk op de toets 2 of 3.
F Schakel de airbag in als er een passagier op de voorstoel zit, F Schakel de airbag uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Leg in geen geval uw voeten of een ander voorwerp op het dashboard.
Ingestelde snelheid annuleren F Zet de draaiknop 1 in de stand OFF. Opmerking: de ingestelde snelheid wordt ook geannuleerd door het contact uit te zetten.
Controle van werking
Inschakelen F Zet de draaiknop 1 in de stand ON. Het verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal. Instellen van de snelheid F Druk op de toets 2 of 3 zodra de gewenste snelheid is bereikt. F Druk op de toets 2 om de ingestelde snelheid te verlagen of op toets 3 om deze te verhogen. Ingestelde snelheid uitschakelen F Druk op de toets 4 of trap op het rem- of koppelingspedaal. 26-04-2004
AIRBAGS VOOR, ZIJ-AIRBAGS EN WINDOW-AIRBAGS Uitschakelen van de airbag aan passagierszijde* F Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar 1 en draai hem: - in de stand "ON" om de airbag aan passagierszijde in te schakelen, - in de stand "OFF" om de airbag aan passagierszijde uit te schakelen.
Als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, zal bij het aanzetten van het contact (2e stand van de sleutel) het verklikkerlampje gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag passagier uitgeschakeld". Storing airbag Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing airbag", raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
126
13
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde: Open het deksel bij de linker bevestiging van de bestuurdersstoel en trek de hendel omhoog.
Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak omhoog, til de motorkap op en zet de motorkapsteun vast om de motorkap open te houden. 26-04-2004
BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te gebeuren. F Open de brandstofvulklep. F Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom. F Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. Op een label aan de binnenzijde van de vulklep staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer 80 liter. F Vergrendel na het tanken de tankdop en sluit de vulklep.
Verklikkerlampje brandstofreserve Op het moment dat het lampje gaat branden in combinatie met de melding "Brandstofniveau laag", kunt u nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden.
102
14
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG Park (parkeerstand): om de auto
stil te zetten en te starten, met of zonder gebruik van de handrem. Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE "TIPTRONIC-SYSTEM PORSCHE" Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit volautomatische bediening, aangevuld met de programma's sport en sneeuw, of handmatig schakelen. Schakelpatroon F Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpatroon te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven. T: programma Sneeuw. 26-04-2004
motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem. Opmerking: Laat, als tijdens het rijden de selectiehendel per ongeluk in de stand N wordt gezet, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven.
Starten van de auto Om, na het starten, weg te rijden vanuit de stand P: F trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen schakelen. F selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden. U kunt ook wegrijden vanuit de stand N: F trap het rempedaal in en zet de handrem los, F selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden.
Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf
te schakelen tijdens het rijden. Handmatig schakelen in de vier versnellingen: F Duw de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen en trek de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen. Opmerking: Het programma T (sneeuw) kan niet worden ingeschakeld in de handbediende stand.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingetrapt. Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait.
124
15
UW 807 IN EEN OOGOPSLAG
PARKEERHULP Dit systeem, dat in de achterbumper is gemonteerd, waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel achter de auto (persoon, auto, boom, hek, ...). Inschakelen Bij draaiende motor wordt het systeem ingeschakeld zodra de achteruit wordt ingeschakeld; een geluidssignaal geeft aan dat het systeem is ingeschakeld. Geluidssignalen geven de afstand tot het obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is. Als de auto minder dan 25 centimeter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar. F Het systeem wordt uitgeschakeld als de achteruit wordt uitgeschakeld.
123 26-04-2004
DETECTIESYSTEEM TE LAGE BANDENSPANNING
X bandenspanningssensor(en) afwezig
Sensoren controleren tijdens het rijden de bandenspanning en zenden een waarschuwingssignaal uit als de bandenspanning te laag is (bij een snelheid van meer dan 25 km/h).
Als deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal, betekent dit dat de bandenspanning van één of meerdere wielen niet meer gecontroleerd wordt. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om de defecte sensor(en) te laten vervangen.
Te lage bandenspanning Als deze melding op het multifunctionele display verschijnt in combinatie met een geluidssignaal, laat dan zo snel mogelijk de bandenspanning controleren. Lekke band Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en wordt gevolgd door het branden van het verklikkerlampje STOP. Stop de auto onmiddellijk, maar vermijd abrupte manoeuvres met het stuur en de remmen. Vervang de beschadigde band (lekke band of veel te lage bandenspanning) en laat de bandenspanning zo snel mogelijk controleren. Opmerking: Als de beschadigde band in de bagageruimte wordt gelegd, zal deze de melding opnieuw uitzenden om u eraan te herinneren de band te laten repareren. Hierdoor kan een eventuele andere waarschuwingsmelding omtrent de bandenspanning niet worden weergegeven. Het reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor.
Deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen van de auto is verwijderd (bij reparatie) of als er een wiel zonder sensor op de auto is gemonteerd (bijv. met winterbanden). Ondanks dit systeem moet de bandenspanning nog regelmatig worden gecontroleerd.
134
18
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 11 - Verklikkerlampje snelheidsregeling. 12 - Dimmer dashboardverlichting. 13 - Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en elektronische remdrukregelaar. 14 - Verklikkerlampje te lage motoroliedruk. 15 - Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP). 16 - Verklikkerlampje laden van de accu.
CONTROLEDISPLAY BENZINE-DIESEL 1 - Dimlicht. 2 - Grootlicht. 3 - Richtingaanwijzer links.
6 - Richtingaanwijzer rechts. 7 - Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma ASR/ESP.
4 - Onderhoudsintervalindicator, olieniveaumeter,
8 - Verklikkerlampje mistachterlicht.
schakelstandindicator automatische transmissie* en
9 - Verklikkerlampje ABS.
kilometerteller. 5 - Verklikkerlampje mistlampen voor. 26-04-2004
10 - Verklikkerlampje zelfdiagnose motor.
17 - Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor. 18 - Nulstelling dagteller. 19 - Verklikkerlampje veiligheidsgordel vóór. 20 - Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagierszijde. 21 - Verklikkerlampje voorste airbags, zij- en window-airbags. * Volgens uitvoering.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN INSTRUMENTENPANELEN BENZINE/DIESEL Instrumentenpaneel met monochroom display 1 2 3 4 5
- Toerenteller. - Snelheidsmeter. - Brandstofmeter. - Koelvloeistoftemperatuurmeter. - Verklikkerlampje maximale koelvloeistoftemperatuur. 6 - Verklikkerlampje brandstofreserve. 7 - Monochroom display of kleurendisplay.
Instrumentenpaneel met kleurendisplay
26-04-2004
19
20
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampje te lage motoroliedruk
Een verklikkerlampje dat constant blijft branden of bij een draaiende motor knippert, is een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Het branden van sommige lampjes gaat vergezeld van een geluidssignaal en een bericht op het multifunctionele display. Negeer een dergelijke waarschuwing niet, maar raadpleeg zo snel mogelijk uw PEUGEOT-servicepunt. Stop onmiddellijk indien tijdens het rijden het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) gaat branden, maar zorg ervoor dat u uw auto op een zo veilig mogelijke plaats tot stilstand brengt.
Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen
Verklikkerlampje verplicht stoppen STOP Gekoppeld aan de waarschuwingen voor "te lage motoroliedruk", "te laag koelvloeistofniveau", "te laag remvloeistofniveau", de koelvloeistoftemperatuurmeter en de waarschuwing voor te lage bandenspanning op het multifunctionele display. Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
26-04-2004
STOP. Als het lampje bij een draaiende motor brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Te lage oliedruk" of "Vul motorolie bij" op het multifunctioneel display, stop dan onmiddellijk. Vul indien nodig olie bij. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Waarschuwing te laag koelvloeistofniveau (Diesel) Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP. Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Vul koelvloeistof bij" op het multifunctionele display. Stop onmiddellijk. Let op: Wacht tot de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk.
Draai, om verwondingen te voorkomen, de vuldop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk is gedaald, de vuldop en vul koelvloeistof bij. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en elektronische remdrukregelaar Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP. Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op hetzij: - "Handrem aangetrokken", als tijdens het rijden de handrem is aangetrokken. - "Te laag remvloeistofniveau", in het geval van een te laag remvloeistofniveau in het reservoir (als het lampje blijft branden zelfs als de handrem niet gebruikt wordt). - "Storing remsysteem", in het geval van een storing in de elektronische remdrukregelaar als het tegelijk met het verklikkerlampje ABS brandt. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als het lampje blijft branden of bij een snelheid van meer dan 12 km/h gaat branden, wijst dit op een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking met rembekrachtiging blijft toch behouden. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing ABS" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje storing elektronisch stabiliteitsprogramma/ antispinregeling (ESP/ASR) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als het lampje blijft branden of gaat branden bij draaiende motor of tijdens het rijden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "ESP/ASR buiten werking" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt. Het verklikkerlampje gaat knipperen als het systeem in werking wordt gesteld en blijft branden als het systeem wordt uitgeschakeld. Verklikkerlampje snelheidsregelaar Het lampje gaat branden op het moment dat de snelheidsregelaar in werking wordt gezet. 26-04-2004
Verklikkerlampje laden van de accu Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als het lampje bij een draaiende motor brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing laden accu" op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in het laadcircuit (loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor, een gebroken of te slappe dynamoriem, een defecte dynamo). Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als dit lampje tijdens het draaien van de motor brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling" op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de emissieregeling. Als het lampje bij draaiende motor knippert in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Katalysator defect" op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in het injectie- of het ontstekingssysteem. De katalysator kan hierdoor beschadigd raken (alleen auto's met benzinemotor). Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Opmerking: Na langdurig rijden met lage snelheid of na lang stationair draaien is het mogelijk dat er tijdens het accelereren waterdruppels uit de uitlaat komen. Deze hebben echter geen negatieve invloed op het rijgedrag of het milieu.
Waarschuwing vervuiling roetfilter (Diesel) De melding op het multifunctionele display "Niveau brandstofadditief laag" of "Kans op vervuiling roetfilter" in combinatie met een geluidssignaal, duidt op een storing in het roetfilter. Als dit lampje tijdens het draaien van de motor brandt, geeft dit aan dat het roetfilter vervuild raakt (als gevolg van langdurige ritten in stedelijke gebieden: lage snelheid, lange files, ...). Om het filter te zuiveren, raden wij u aan zo snel mogelijk, waar de verkeersomstandigheden dat toelaten, ten minste 5 minuten met een snelheid van 60 km/h of meer te gaan rijden (totdat de melding verdwijnt). Wanneer de melding niet verdwijnt, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt.
21
22
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Wacht bij koud weer met het starten van de motor tot het lampje uit gaat.
Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagierszijde Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding op het multifunctionele display "Airbag aan passagierszijde uitgeschakeld". Als de airbag aan passagierszijde uitgeschakeld is, gaat het verklikkerlampje branden als het contact wordt aangezet, waarna het blijft branden. Raadpleeg een PEUGEOT servicepunt in alle gevallen dat het verklikkerlampje knippert.
26-04-2004
Verklikkerlampje airbags voor, zij-airbags en window-airbags Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing airbag(s)" op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in een van de airbags. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel voor Als de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft omgedaan, gaat het verklikkerlampje bij draaiende motor branden en vervolgens bij snelheden hoger dan 25 km/h in combinatie met een geluidssignaal (gedurende ongeveer 90 seconden) en de melding "Veiligheidsgordel vergeten" op het multifunctionele display.
Verklikkerlampje brandstofreserve Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Brandstofniveau gering" op het multifunctionele display, kunt u nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden (tankinhoud: ca. 80 liter). Als het lampje knippert, geeft dit een storing aan in de brandstofmeter of een onderbreking in de brandstoftoevoer als er bovendien een geluidssignaal klinkt en de melding "Brandstoftoevoer uitgeschakeld" op het multifunctionele display verschijnt. Herstel in dat geval de brandstoftoevoer (zie het hoofdstuk "Praktische informatie - § Onderbreking van de brandstoftoevoer") of raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Opmerking: Bepaalde functies kunnen door een PEUGEOT-servicepunt naar wens worden ingesteld.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Koelvloeistoftemperatuurmeter Instrumentenpaneel met monochroom display
Zone A: De temperatuur is in orde. Zone B: De temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP en het verklikkerlampje te hoge koelvloeistoftemperatuur 1 gaan branden, in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Te hoge motortemperatuur" op het multifunctionele display. Stop onmiddellijk. Let op: Wacht tot de motor is afgekoeld om indien nodig koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk. Draai, om verwondingen te voorkomen, de vuldop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder vervolgens de vuldop en vul koelvloeistof bij. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Instrumentenpaneel met kleurendisplay
26-04-2004
23
24
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Stand selectiehendel automatische transmissie Verklikkerlampje automatische transmissie:
Verklikkerlampje "SNEEUW" Dit verklikkerlampje gaat branden als het schakelprogramma "SNEEUW" van de automatische transmissie geselecteerd is. Standen van de selectiehendel van de automatische transmissie: "Park" (Parkeerstand)
"Reverse" (Achteruit)
"Neutral" (Neutraalstand)
"Drive" (Rijstand)
26-04-2004
Stand "Manual" (Sequentiële stand): 1e versnelling ingeschakeld 2e versnelling ingeschakeld 3e versnelling ingeschakeld 4e versnelling ingeschakeld
Display op het controledisplay Dit heeft na het aanzetten van het contact 3 verschillende functies: - onderhoudsintervalindicator, - motorolieniveaumeter (zie het desbetreffende hoofdstuk), - kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller). Opmerking: De totale kilometerstand en dagteller worden gedurende dertig seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Op dit display worden tevens de stand van de selectiehendel en het rijprogramma van de automatische transmissie weergegeven (zie hiernaast).
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Onderhoudsintervalindicator De onderhoudsintervalindicator bevindt zich samen met de kilometerteller en de dagteller in het controledisplay. Hij informeert de bestuurder over de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt, afhankelijk van het gebruik van de auto.
Enkele seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller eerst het oliepeil en vervolgens weer de normale kilometerstand en de stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden*. Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat de onderhoudssleutel gedurende enkele seconden knipperen en geeft de teller het aantal kilometers aan dat er te veel gereden is.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1.000 km. Elke keer dat het contact wordt aangezet knippert de onderhoudssleutel en de resterende kilometers worden aangegeven:
Opmerking: bij draaiende motor blijft de onderhoudssleutel branden totdat de onderhoudscontrole is uitgevoerd.
Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers (afgerond) tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. De onderhoudsinterval wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsintervalindicator op basis van twee parameters: - het afgelegde aantal kilometers, - de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole. Opmerking: Afhankelijk van de gebruiksgewoonten van de bestuurder kan de factor tijd worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers. Voorbeeld: De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 4.800 km. Als het contact wordt aangezet geeft het display gedurende enkele seconden het volgende aan:
26-04-2004
Enkele seconden na het aanzetten van het contact, wordt het oliepeil aangegeven, geeft de teller vervolgens weer de normale kilometerstand en de stand van de dagteller aan en blijft de onderhoudssleutel branden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.
* Wat het eerst bereikt is: de onderhoudssleutel gaat ook branden als de maximale interval van 2 jaar is verstreken.
25
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Op 0 zetten Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elke onderhoudsbeurt weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto heeft uitgevoerd, kan de onderhoudsintervalindicator op de volgende wijze op 0 gezet worden: F Zet het contact af. F Druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt. F Zet het contact aan. De kilometerteller begint terug te tellen. Laat de knop los als de onderhoudsintervalindicator = 0 aangeeft; de onderhoudssleutel verdwijnt. Opmerking: Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten van de onderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen.
Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende 10 seconden het motorolieniveau. De aanwijzing is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 10 minuten is afgekoeld. 26-04-2004
Maximum
Minimum Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld. Te weinig olie De melding "Motorolie bijvullen" verschijnt op het multifunctionele display in combinatie met een geluidssignaal. Er moet olie worden bijgevuld. Anders kan ernstige motorschade ontstaan. Storing motorolieniveaumeter Het knipperen van de segmenten duidt op een storing in de motorolieniveaumeter. Controleer het olieniveau met de peilstok. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Vul nooit te veel olie bij. Dit kan ernstige motorschde veroorzaken. Raadpleeg indien er toch te veel olie is bijgevuld zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Nulstelling dagteller Druk, terwijl het contact aan is, de knop in tot de nullen verschijnen.
Dimmer dashboardverlichting Druk, tijdens het branden van de verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te veranderen. Als de verlichting de zwakste (of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop los en druk deze vervolgens opnieuw in om de verlichting weer feller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.
29
UW 807 IN DETAIL Instellen van parameters
Monochroom display CT
Monochroom display B Druk de knop 1 in en houd deze gedurende 2 seconden ingedrukt. Vervolgens kunnen door het indrukken van de knop de verschillende parameters geselecteerd worden: - taal van de weergegeven informatie, - snelheidseenheden (km of mijl), - temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit), - tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur), - uren, - minuten, - jaar, - maand, - dag. Door het indrukken van de knop 2 kan de geselecteerde parameter worden gewijzigd. Houd de knop ingedrukt om de gegevens in een hoger tempo in te stellen. Als de knoppen gedurende 10 seconden niet worden ingedrukt, geeft het display het vorige scherm weer en zijn de gewijzigde gegevens opgeslagen. 26-04-2004
Het menu "Configuratie" biedt toegang tot de volgende parameters: • "Instellen lichtsterkte": instellen van de lichtsterkte van de weergave. • "Geluid": instellen van de spraaksynthese (voor de parameter vrouwelijke/mannelijke stem: plaats de configuratie-CD-Rom); instellen van de gesproken opdrachten. • "Internationale parameters": instellen datum en tijd (weergave in 12 of 24 uur, instellen minuten via GPS); instellen van eenheden (l/100 - °C of mpg - °F), • "Taalkeuze": keuze van de taal van de weergave, de gesproken informatie en commando's (Nederlands, Duits, Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Portugees: plaats de configuratie-CD-Rom).
Kleurendisplay DT Het menu "Configuratie" biedt toegang tot de volgende parameters: • "Selecteren van kleuren": selecteren van de voor de weergave beschikbare kleuren. • "Lichtsterkte": instellen van de lichtsterkte van de weergave. • "Geluid": instellen van de spraaksynthese (voor de parameter vrouwelijke/mannelijke stem: plaats de configuratie-CD-Rom); instellen van de gesproken opdrachten. • "Internationale parameters": instellen datum en tijd (weergave in 12 of 24 uur, instellen minuten via GPS); instellen van eenheden (l/100 - °C of mpg - °F). • "Taalkeuze": keuze van de taal van de weergave, de gesproken informatie en commando's (Nederlands, Duits, Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Portugees: plaats de configuratie-CD-Rom);
30
UW 807 IN DETAIL
Video U kunt op de drie aansluitingen in het dashboardkastje een video-apparaat (camcorder, digitale camera, ...) aansluiten. De videoweergave is uitsluitend mogelijk als de auto stilstaat. Selecteer in het algemene menu het menu "Video": - "Videofunctie activeren" om de videofunctie in te schakelen/uit te schakelen, - "Parameters video" om het formaat van de weergave, de lichtsterkte, het contrast en de kleuren in te stellen. Druk op de toets "MODE" of "DARK" om de videoweergave uit te schakelen. Druk herhaaldelijk op de toets "SOURCE" om in plaats van de videoweergave een andere geluidsbron te selecteren.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display alleen bedienen als de auto stilstaat. 26-04-2004
31
UW 807 IN DETAIL Apart bedieningspaneel telematica Hiermee is het mogelijk de functies, opdrachten en parameters te selecteren en te bevestigen, die worden weergegeven op het monochroom display CT en het kleurendisplay DT. Het aparte bedieningspaneel bevindt zich naast de versnellingspook.
Draaien aan de knop:
Toets "ESC":
Hiermee kunt u in het scherm de cursor verplaatsen en een functie kiezen. Daarnaast biedt deze knop de volgende functies: - Met een parameter van het type "verstelling" kan een gekozen waarde worden "vergroot of verkleind". - Met een parameter van het type "lijst" kan, na het openen van de lijst, door de diverse gegevens worden gebladerd. - Tijdens de navigatie met kaart kan de schaal vergroot of verkleind worden.
- Kort indrukken: afbreken van de uitgevoerde handeling of wissen van het bovenliggende scherm. - Langer dan twee seconden indrukken: wissen van alle bovenliggende schermen en terugkeren naar de permanent weergegeven functie.
Indrukken van de draaiknop:
Toets "MUSIC":
Hiermee kan: - toegang worden verkregen tot een lijst met opdrachten (snelmenu) van een permanent weergegeven toepassing als er geen bovenliggend scherm verschijnt. - de gekozen of gewijzigde functie worden bevestigd. - een parameter van het type "verstelling" of "lijst" worden geselecteerd om deze te wijzigen.
- Kort indrukken: weergave van het submenu van de gekozen radiofunctie (tuner, CD, ...).
Toets "MODE": - Kort indrukken: wijzigen van de weergegeven functie (autoradio, navigatie). - Langer dan twee seconden indrukken: weergave van de algemene informatie. 26-04-2004
Toets "MENU": - Kort indrukken: toegang tot het hoofdmenu. - Langer dan twee seconden indrukken: toegang tot het hulpmenu.
Toets "TEL": - Kort indrukken: opnemen, bij inkomende oproep of weergave submenu telefoon. Toets "NAV": - Kort indrukken: weergave van het submenu van het navigatiesysteem. Toets "MAIN": - Kort indrukken: weergave van de algemene informatie.
32
UW 807 IN DETAIL AUTORADIO RD3
Hendel
Functie
1 - Indrukken (achterzijde)
Volume verhogen.
2 - Indrukken (achterzijde)
Volume verlagen.
1 + 2 - Gelijktijdig indrukken
Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets.
3 - Indrukken
Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) Volgende nummer selecteren (CD).
4 - Indrukken
Automatisch zoeken naar zenders in aflopende frequentie (radio) Vorige nummer selecteren (CD).
5 - Op het uiteinde drukken
Wijzigen van de geluidsbron (radio/CD/CD-wisselaar).
6 - Draaien (rechtsom)
Selecteren van volgende opgeslagen zender (radio) Selecteren van volgende CD.
7 - Draaien (linksom) 26-04-2004
Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) Selecteren van vorige CD.
UW 807 IN DETAIL Toets
Functie
A
AAN/UIT-schakelaar radio.
B
-
Verlagen van volume.
C
+
Verhogen van volume.
D
5
Uitwerpen van de CD.
E
RDS
F
TA
Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de PTY-functie.
G
¯
Kiezen van bassen, hoge tonen, loudness, balans en fader en automatische volumeregeling.
H
5
Hoger instellen van de aan de toets G gekoppelde functies.
I
6
Lager instellen van de aan de toets G gekoppelde functies.
J
8
Handmatig of automatisch zoeken van zenders in oplopende frequentie. Volgende nummer van CD selecteren.
K
MAN
L
7
M
CH. CD
N
CD
O
Radio
1 t/m 6
12 34 56
26-04-2004
RDS-functie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de regionale functie.
Handmatige/automatische functie van de toetsen J en L. Handmatig of automatisch zoeken van zenders in aflopende frequentie. Vorige nummer van CD selecteren. Selecteren van de CD-wisselaar. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen. Selecteren van de CD-speler. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen. Selecteren van de radiofunctie. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMAST, AM. Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore). Selecteren van een opgeslagen zender - selecteren van CD’s uit de CD-wisselaar. Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender.
33
34
UW 807 IN DETAIL ALGEMENE FUNCTIES Aan / uit Druk, als het contact AAN is of in de stand ACCESSOIRES staat, op de knop A om de radio aan of uit te schakelen. De radio kan gedurende 30 minuten werken zonder dat het contact aanstaat. Diefstalbeveiliging De radio is zodanig gecodeerd dat deze alleen in uw auto functioneert. Het heeft geen enkele zin de radio in een andere auto te monteren. De diefstalbeveiliging is volledig automatisch en behoeft daarom niet te worden ingeschakeld of ingesteld.
REGELING VAN HET VOLUME Druk herhaaldelijk op de toets C om het volume te verhogen en op de toets B om het te verlagen. Druk lang op de toets C of B om het volume sneller te verhogen resp. te verlagen.
26-04-2004
AUDIO-INSTELLINGEN Druk herhaaldelijk op de toets G om achtereenvolgens de bassen (BASS), de hoge tonen (TREB), de loudness-functie (LOUD), de fader (FAD), de balans (BAL) en de automatische aanpassing van het volume te kiezen. Deze functie wordt automatisch weer uitgeschakeld als er geen instellingen gewijzigd worden of door de toets G na het bereiken van de functie voor de automatische aanpassing van het volume nogmaals in te drukken. Opmerking: De instellingen voor de bassen en hoge tonen zijn gekoppeld aan de op dat moment ingeschakelde geluidsbron. Zo kan de toonhoogte voor de radio, CD of CD-wisselaar verschillend worden ingesteld.
Bassen Druk, als er "BASS" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I om de bassen in te stellen. - "BASS -9" minimum instelling bassen. - "BASS 0" normale stand. - "BASS +9" maximum instelling bassen. Toonregeling Druk, als er "TREB" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I om de hoge tonen in te stellen. - "TREB -9" minimum instelling hoge tonen. - "TREB 0" normale stand. - "TREB +9" maximum instelling hoge tonen. Loudness-functie Met deze functie kunnen de bassen en hoge tonen versterkt worden. Druk op de toetsen H of I om de functie in- of uit te schakelen.
35
UW 807 IN DETAIL Faderregeling
RADIOFUNCTIE
Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I. Met de toets H wordt het volume vóór versterkt. Met de toets I wordt het volume achter versterkt.
Opmerkingen over de radio-ontvangst
Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I. Met de toets H wordt het volume rechts versterkt. Met de toets I wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets H of I om de functie in- of uit te schakelen.
De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de reflectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst.
Selecteren van de radiofunctie Druk op de toets O.
26-04-2004
Selecteren van het golfbereik Druk kort op de toets O, om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen. Automatisch afstemmen
Druk kort op één van de toetsen J of L om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. De radio stopt bij de eerste zender die na het loslaten van de toets wordt gevonden. Als de functie TA is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op zenders die verkeersinformatie uitzenden. Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand "LO". Daarna wordt in de stand "DX" ook naar zwakkere zenders gezocht. Druk twee keer kort op de toets J of L om direct in de stand "DX" op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen.
35
UW 807 IN DETAIL Faderregeling
RADIOFUNCTIE
Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I. Met de toets H wordt het volume vóór versterkt. Met de toets I wordt het volume achter versterkt.
Opmerkingen over de radio-ontvangst
Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I. Met de toets H wordt het volume rechts versterkt. Met de toets I wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets H of I om de functie in- of uit te schakelen.
De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de reflectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst.
Selecteren van de radiofunctie Druk op de toets O.
26-04-2004
Selecteren van het golfbereik Druk kort op de toets O, om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen. Automatisch afstemmen
Druk kort op één van de toetsen J of L om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. De radio stopt bij de eerste zender die na het loslaten van de toets wordt gevonden. Als de functie TA is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op zenders die verkeersinformatie uitzenden. Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand "LO". Daarna wordt in de stand "DX" ook naar zwakkere zenders gezocht. Druk twee keer kort op de toets J of L om direct in de stand "DX" op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen.
36
UW 807 IN DETAIL Handmatig afstemmen
Druk op de toets "MAN". Druk kort op de toets J of L om respectievelijk de volgende of volgende zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten. Als de toets "MAN" opnieuw wordt ingedrukt, wordt teruggekeerd naar het automatisch afstemmen op een zender.
Handmatig opslaan van zenders
Kies het gewenste station. Houd één van de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Het geluid valt weg en keert weer terug: de desbetreffende zender is nu opgeslagen. Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore) Houd de toets O meer dan twee seconden ingedrukt. De autoradio slaat automatisch de 6 FM-zenders op. Deze zenders worden op de FMast-band opgeslagen. Als er minder dan zes zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd. Oproepen van opgeslagen zenders Telkens als een van de toetsen "1" t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de desbetreffende zender weergegeven.
26-04-2004
RDS Gebruik van RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS-functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze zender gebruikt worden in de diverse regio's. Druk kort op de toets "RDS" om de functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - "RDS" als deze functie is ingeschakeld. - "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Volgen van RDS-zenders Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDSfunctie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt.
37
UW 807 IN DETAIL Verkeersinformatie Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen. Op het display ver-
schijnt: - "TA" als deze functie is ingeschakeld. - "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, CD of CDwisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie. Druk op de toets "TA" om de verkeersinformatie te onderbreken; de functie is dan uitgeschakeld. N.B.: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten.
26-04-2004
Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.
PTY-functie Met behulp van deze functie kunnen zenders met een specifieke programmering (info, cultuur, sport, pop...) beluisterd worden. Houd, als FM is geselecteerd, de toets "TA" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.
Zoeken van een PTY-programmering:
- Schakel de PTY-functie in. - Druk kort op één van de toetsen J of L om een overzicht met de verschillende programmatypes weer te geven. - Als er een programma naar wens wordt weergegeven, houd dan één van de toetsen J of L langer dan twee seconden ingedrukt om automatisch af te stemmen (na het afstemmen wordt de PTY-functie weer uitgeschakeld). In de stand PTY kunnen de verschillende programmatypes worden opgeslagen. Houd daarvoor de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Een bepaalde programmering kan nu worden opgeroepen door de desbetreffende toets kort in te drukken. EON Dit systeem maakt koppelingen tussen zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch naar andere zenders binnen het gebied over te schakelen die verkeersinformatie of een PTY-programmering uitzenden. De EON-functie werkt alleen als de functie TA of PTY is ingeschakeld.
38
UW 807 IN DETAIL CD-SPELER
Versneld afspelen
Selecteren van CD-speler
Houd één van de toetsen J of L lang ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit af te spelen. Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Zodra een CD in de CD-speler wordt gestoken met het etiket naar boven gericht, zal de CD-speler de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan op de toets N. Uitwerpen van een CD Druk op de toets D om de CD uit de CD-speler te werpen.
Selecteren van een nummer van de CD
Druk op de toets J om het volgende nummer te selecteren. Druk op de toets L om terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorige nummer.
26-04-2004
Random-functie (RDM) Houd, op het moment dat de CDspeler als geluidsbron is gekozen, de toets N langer dan 2 seconden ingedrukt. De nummers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets N opnieuw langer dan 2 seconden in om weer op normaal spelen over te schakelen. De random-functie wordt gedeactiveerd als de radio wordt uitgezet.
Het gebruik van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.
UW 807 IN DETAIL CD-WISSELAAR Selecteren van CD-wisselaar
Versneld afspelen Houd één van de toetsen J of L geheel ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit te spelen. Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Druk op de toets M. Random-functie (RDM) Selecteren van een CD Druk op een van de toetsen "1" t/m "6" van de autoradio om de desbetreffende CD te selecteren.
Houd, op het moment dat de CDwisselaar is geselecteerd, de toets M langer dan twee seconden ingedrukt. De nummers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets opnieuw in om weer op normaal spelen over te schakelen.
Selecteren van een nummer van een CD
Druk op de toets J om het volgende nummer te selecteren. Druk op de toets L om terug te gaan naar het begin van het afgebeelde nummer of het vorige nummer.
26-04-2004
Het gebruik van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.
39
40
UW 807 IN DETAIL AUTORADIO/TELEFOON/GPS RT3
Hendel
Functie
1 - Indrukken (achterzijde)
Volume verhogen.
2 - Indrukken (achterzijde)
Volume verlagen.
1 + 2 - Gelijktijdig indrukken
Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets.
3 - Indrukken
Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) - Volgend nummer selecteren (CD/CD-wisselaar). Lang indrukken, tot het loslaten: snel vooruit spoelen (CD/CD-wisselaar).
4 - Indrukken
Automatisch zoeken naar zenders in aflopende frequentie (radio) - Volgend nummer selecteren (CD/CD-wisselaar). Lang indrukken, tot het loslaten: snel terugspoelen (CD/CD-wisselaar).
5 - Op het uiteinde drukken
Wijzigen van de functie (radio/CD/CD-wisselaar) - Bevestigen van een geselecteerd onderdeel (in een menu of scherm) - Opnemen/ophangen (telefoon, inkomend gesprek) - Ophangen (tel., bij verbinding). Langer dan 2 seconden indrukken: weergeven van het snelmenu (tel., geen verbinding).
6 - Draaien (rechtsom)
Selecteren van volgende opgeslagen zender of opslaan onder toets 1 van niet-opgeslagen zender (radio) - Selecteren volgende CD - Selecteren van volgende item van een menu, in een scherm.
7 - Draaien (linksom)
Selecteren van vorige opgeslagen zender of opslaan onder toets 6 van niet-opgeslagen zender (radio) - Selecteren vorige CD - Selecteren van vorige item van een menu in een scherm.
26-04-2004
UW 807 IN DETAIL Toets
Functie Indrukken: AAN/UIT-schakelaar autoradio/telefoon. Draaien: volumeregeling.
A B
5
C
SOURCE
Uitwerpen van de CD. Selecteren van de radiofunctie: radio, CD, CD-wisselaar of Aux.
D
Opnemen (Tel./inkomend gesprek) - Weergave van het snelmenu (Tel./geen verbinding).
E
Toegang tot het servicemenu "PEUGEOT". Tussen de 2 en 8 seconden indrukken: directe verbinding met PEUGEOT Assistance. Langer dan 8 seconden indrukken: verbinding wordt verbroken.
F
MODE
Wijziging van de weergave. Langer dan 2 seconden indrukken: weergave van algemene informatie. Indrukken: weergave van het snelmenu van het desbetreffende scherm - Bevestiging ingevoerde tekst of instelling. Draaien: cursor in menu verplaatsen - Selecteren functie/parameter - Audio-instellingen: geluidsweergave, bassen, hoge tonen, loudness, fader (geluidsverdeling voor/achter), balans (geluidsverdeling links/rechts), automatische volumeregeling.
G H
5
Zoeken naar zenders in oplopende frequentie, stapsgewijs of doorlopend (lang indrukken). Selecteren van vorige CD (CD-wisselaar) - verplaatsing op kaart (navigatie).
I
6
Zoeken naar zenders in aflopende frequentie, stapsgewijs of doorlopend (lang indrukken). Selecteren van volgende CD (CD-wisselaar) - verplaatsing op kaart (navigatie).
J K
Infraroodvenster (IrDA)*. ESC
Annuleren van de geselecteerde functie. Langer dan 2 seconden indrukken: wissen van alle bovenliggende schermen en terugkeer naar de permanent weergegeven toepassing.
L
Opening voor SIM-kaart.
M
Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie - Selecteren van volgende nummer op CD. Verplaatsing op kaart (navigatie). Twee keer indrukken: zenders afzoeken in de stand DX i.p.v. in de stand LO. Langer dan twee seconden indrukken: snel vooruit spoelen (CD).
26-04-2004
8
41
42
UW 807 IN DETAIL Toets
N
Functie
7
Automatisch zoeken naar zenders in aflopende frequentie - Selecteren van vorige nummer op CD. Verplaatsing op kaart (navigatie). Twee keer indrukken: zenders afzoeken in de stand DX i.p.v. in stand LO. Langer dan twee seconden indrukken: snel terugspoelen (CD).
O
DARK
1e keer indrukken: weergave van de bovenste balk (de rest van het scherm is zwart) 2e keer indrukken: onderbreken weergave (scherm zwart) - 3e keer indrukken: terugkeer naar de normale weergave. Langer dan 10 seconden indrukken: initialiseren van het systeem.
P
MENU
Weergave van het algemene menu Langer dan 2 seconden indrukken: weergave van een hulpmenu en de lijst met gesproken commando’s. Ophangen. Langer dan 2 seconden indrukken: inschakelen/uitschakelen doorschakelen van gesprek naar voicemail of doorschakelnummer.
Q
R
BAND AST
S
TA/PTY
T
RDS
U
AUDIO
V
SOS
1 t/m 6
123456
0 t/m 9 *#
012345 6789*#
26-04-2004
Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast, AM. Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore). Langer dan 8 seconden indrukken: verbinding wordt verbroken. Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: PTY-functie AAN/UIT. RDS-functie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: regionale functie AAN/UIT. Weergave van venster voor instelling van geluidsweergave, bassen, hoge tonen, loudness, balans en automatische volumeregeling. 2 tot 8 seconden indrukken: noodoproep. Langer dan 8 seconden indrukken: verbinding wordt verbroken. Selecteren van een opgeslagen zender - selecteren van CD in CD-wisselaar. Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van de op dat moment beluisterde zender. Toetsenbord voor het invoeren van omschrijvingen en telefoonnummers. * In de loop van het jaar
43
UW 807 IN DETAIL ALGEMENE FUNCTIES
Diefstalbeveiliging
AUDIO-INSTELLINGEN
AAN/UIT
De autoradio/telefoon GPS RT3 is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als u het systeem in een andere auto wilt installeren. De diefstalbeveiliging is volledig automatisch en behoeft daarom niet te worden ingeschakeld of ingesteld.
Druk herhaaldelijk op de toets U voor toegang tot de vensters voor instelling van de Geluidsweergave, Bassen, de Hoge tonen, de Loudness, de Fader (geluidsverdeling V/A), de Balans (geluidsverdeling L/R) en de Automatische volumeregeling. Deze functie wordt weer uitgeschakeld door op de toets "ESC" te drukken of wordt na enkele seconden automatisch weer uitgeschakeld als er geen instellingen gewijzigd worden. Opmerking: De instellingen voor de bassen, hoge tonen en loudness zijn gekoppeld aan de op dat moment ingeschakelde geluidsbron. Zo kan de toonhoogte voor de radio, CD of CD-wisselaar verschillend worden ingesteld.
Druk, als het contact AAN is of in de stand ACCESSOIRES staat, op de knop A om het radiogedeelte van de autoradio/telefoon GPS RT3 in of uit te schakelen. Opmerking: Druk als de contactsleutel afwezig is op de knop A om de telefoonfunctie in of uit te schakelen. De autoradio/telefoon GPS RT3 kan gedurende 30 minuten werken zonder dat het contact aanstaat. Opmerking: - De SIM-kaart mag alleen verwijderd worden als de autoradio/ telefoon is uitgeschakeld. - Druk, als de autoradio/telefoon na 30 minuten automatisch uitgeschakeld is, op toets D om een telefonische oproep te doen. - De autoradio/telefoon kan na onderbreking van het contact weer ingeschakeld worden door op toets D, E of V te drukken of door een CD in de CD-speler te plaatsen.
26-04-2004
REGELING VAN HET VOLUME Draai aan de knop A om het volume van de autoradio/telefoon te verhogen of te verlagen. Opmerking: De regeling van het volume is gekoppeld aan de op dat moment ingeschakelde geluidsbron. Het volume kan afzonderlijk op de radio, CD-speler of CD-wisselaar geregeld worden.
44
UW 807 IN DETAIL Geluidsweergave Met behulp van deze functie kan een van de volgende geluidsweergaven geselecteerd worden: "Geen", "Rock", "Klassiek", "Jazz", "Vocaal" of "Techno". Draai aan de knop G om de geluidsweergave te
selecteren. Door "Geen" te selecteren is het mogelijk zelf de onderstaande audio-instellingen uit te voeren. In de overige geluidsweergaven regelt het systeem zelf de bassen en hoge tonen.
Loudness-functie
Automatische volumeregeling
Met deze functie kunnen de bassen en hoge tonen bij een gering volume versterkt worden. Draai aan de knop G om deze functie in of uit te schakelen.
Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Draai aan de knop G om deze functie in of uit te schakelen.
Faderregeling Als het venster "Fader" wordt weergegeven: - draai de knop G rechtsom om het volume vóór te versterken, - draai de knop G linksom om het volume achter te versterken.
Bassen
Balansregeling
Druk, als het venster "BASSEN" wordt weergegeven, op de toets G om de bassen in te stellen. - "-9" minimum instelling bassen, - "0" normale stand, - "+9" maximum instelling bassen.
Als het venster "Balans" wordt weergegeven: - draai de knop G rechtsom om het volume rechts te versterken, - draai de knop G linksom om het volume links te versterken.
Toonregeling Druk, als het venster "Hoge tonen" wordt weergegeven, op de toets G om de hoge tonen in te stellen. - "-9" minimum instelling hoge tonen, - "0" normale stand, - "+9" maximum instelling hoge tonen.
26-04-2004
45
UW 807 IN DETAIL RADIOFUNCTIE
Selecteren van het golfbereik
Opmerkingen over de radio-ontvangst De ontvangst van uw autoradio/ telefoon wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van middengolf (AM) en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de reflectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst.
Selecteren van de radio
Druk herhaaldelijk "SOURCE".
26-04-2004
op
de
toets
Druk achtereenvolgens kort op de toets "BAND/ AST" om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen.
Automatisch afstemmen
Druk kort op één van de toetsen M of N om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Het zoeken stopt bij de eerste zender die wordt gevonden. Als de functie TA is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op de sterkste zenders die verkeersinformatie uitzenden. Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand "LO". Daarna wordt in de stand "DX" ook naar zwakkere zenders gezocht. Druk twee keer op de toets M of N om direct in de stand "DX" op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen.
Handmatig afstemmen Druk kort op de toets H of I om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Handmatig opslaan van zenders Kies het gewenste station. Houd één van de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Als het geluid even wordt onderbroken, is de desbetreffende zender opgeslagen.
46
UW 807 IN DETAIL Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore) Houd de toets "BAND/ AST" langer dan twee seconden ingedrukt. De autoradio/telefoon slaat automatisch de 6 sterkste FMzenders op. Deze zenders worden op de FMast-band opgeslagen. Als er minder dan 6 zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd. Oproepen van opgeslagen zenders Druk bij elk golfbereik kort op één van de toetsen "1" t/m "6" waaronder de gewenste zender is opgeslagen.
RDS
Verkeersinformatie
Gebruik van RDS-functie (Radio Data System) op FM
Druk op de toets "TA/ PTY" om deze functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - TA als deze functie is ingeschakeld, - TA (grijs of doorgestreept weergegeven) als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, CD of CDwisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie. Druk op de toets "TA/PTY" om de verkeersinformatie te onderbreken. Opmerking: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten.
De RDS-functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze zender gebruikt worden in de diverse regio's.
Druk kort op de toets "RDS" om de functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - RDS als deze functie is ingeschakeld, - RDS (grijs of doorgestreept weergegeven) als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Volgen van RDS-zenders Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDSfunctie is ingeschakeld, zoekt de autoradio/telefoon steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt. De ontvangst kan tijdens het zoeken worden gestoord.
26-04-2004
47
UW 807 IN DETAIL Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's uit. Met deze functie kan een regionaal porgramma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - REG als deze functie is ingeschakeld, - REG (grijs of doorgestreept weergegeven) als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. PTY-functie Met behulp van deze functie kunnen zenders met een specifieke programmering (info, cultuur, sport, pop...) beluisterd worden. Houd, als FM is geselecteerd, de toets "TA/PTY" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.
26-04-2004
Zoeken van een PTY-programmering:
- Schakel de PTY-functie in, - Draai aan de knop G om de lijst met de verschillende programmatypes af te zoeken en bevestig de keuze, - Als er een programma naar wens wordt weergegeven, druk dan op één van de toetsen M of N om automatisch af te stemmen (na het afstemmen wordt de PTY-functie weer uitgeschakeld als er geen zender is gevonden). In de stand PTY kunnen de verschillende programmatypes worden opgeslagen. Houd daarvoor de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Een bepaalde programmering kan nu worden opgeroepen door de desbetreffende toets kort in te drukken. EON Dit systeem maakt koppelingen tussen zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch naar andere zenders binnen het gebied over te schakelen die verkeersinformatie of een PTY-programmering uitzenden. De EON-functie werkt alleen als de functie TA of PTY is ingeschakeld.
Menu "Audiofuncties" Selecteer vanuit het hoofdmenu het menu "Audiofuncties" voor: - "Inschakelen/uitschakelen volgen van frequentie RDS", - "Inschakelen/uitschakelen regionale functie REG", - "Verkeersinformatie TMC".
Snelmenu
Druk op de draaiknop G om het snelmenu weer te geven, dat toegang biedt tot de volgende functies: - "Invoeren van een frequentie", - "Lijst stations" om direct toegang te krijgen tot 30 regionale stations, - "Lijst bijwerken" om deze lijst te actualiseren, - "Radiotekst weergeven" om, als de aanduiding "RT" permanent wordt weergegeven, de door de geselecteerde zender uitgezonden informatie weer te geven.
48
UW 807 IN DETAIL CD-SPELER
Versneld afspelen
Selecteren van CD-speler
Houd één van de toetsen M of N ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit af te spelen. Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Zodra een CD in de CD-speler wordt gestoken met het etiket naar boven gericht, zal de CD-speler de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan op de toets "SOURCE" om de CD-speler te selecteren.
Snelmenu
Uitwerpen van een CD Druk op de toets B om de CD uit de CD-speler te werpen.
Druk op de draaiknop G om het snelmenu weer te geven, van waaruit de functies willekeurig afspelen, intro scan, herhalen, programmeren en weergeven kunnen worden in- of uitgeschakeld.
Selecteren van een nummer van de CD
Druk op de toets M om het volgende nummer te selecteren. Druk op de toets N om terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorige nummer.
26-04-2004
Het afspelen van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik uitsluitend CD's met een ronde vorm.
UW 807 IN DETAIL CD-WISSELAAR
Versneld afspelen
Selecteren van de CD-wisselaar
Houd één van de toetsen M of N ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit te spelen. Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Druk herhaaldelijk "SOURCE".
op
de
toets
Snelmenu
Selecteren van een CD Druk op één van de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" van de autoradio/telefoon om de gewenste CD te selecteren. Druk op de toets H en I om respectievelijk de vorige of volgende CD in de CD-wisselaar te selecteren.
Selecteren van een nummer van een CD
Druk op de toets M om het volgende nummer te selecteren. Druk op de toets N om terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorige nummer.
26-04-2004
Druk op de draaiknop G om het snelmenu weer te geven, van waaruit de functies willekeurig afspelen, intro scan, herhalen en weergeven van de nummers kunnen worden in- of uitgeschakeld.
49
50
UW 807 IN DETAIL TELEFOON Deze functie wordt verzorgd door een 2-bands GSM-telefoon (900 en 1.800 MHz) die is geïntegreerd in de autoradio/telefoon GPS RT3. Het systeem is voorzien van een "handsfree"-functie, bestaande uit een microfoon in de voorste plafonnier, luidsprekers, een schakelaar aan de stuurkolom en de gesproken commando's waarmee de meeste functies kunnen worden bediend (de toetsen op het bedieningspaneel van de autoradio/telefoon geven toegang tot alle functies). De belangrijkste mobiele-telefoonfuncties en de registers worden weergegeven op het multifunctionele display. De telefoonfunctie is altijd ingeschakeld, onafhankelijk van de stand van het contact, zelfs na dertig minuten wanneer de melding "Spaarstand actief" op het multifunctionele display verschijnt. Gebruik van de menu's Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven. Selecteer de telefoonfunctie en bevestig "Telefoonfuncties" om toegang te krijgen tot de belangrijkste functies van de telefoon en vervolgens tot het submenu van de gewenste functie.
26-04-2004
Gebruik van het alfanumerieke toetsenbord Druk herhaaldelijk op een toets om het gewenste teken in te voeren. Het hoofdmenu biedt toegang tot de volgende functies: - Netwerk: hiermee kunt u naar een netwerk zoeken en worden de beschikbare netwerken weergegeven. - Duur gesprekken: hiermee wordt de totale tijd van de gesprekken weergegeven en kan de nulstelling hiervan worden uitgevoerd. - Beveiliging: hiermee kunt u uw PIN-code instellen of wijzigen en kunt u de opgeslagen (SMS-)berichten wissen. - Telefoonopties: hiermee kunt u instellen of uw telefoonnummer wel of niet wordt weergegeven op de telefoon van uw gesprekspartner, kunt u het automatisch opnemen na X keer overgaan instellen, kunt u beltonen kiezen en het doorschakelnummer invoeren. In elk menu: Verplaats de cursor en kies een functie met de draaiknop G en druk hem in om te bevestigen. Annuleer een functie met de toets "ESC".
Combinatie toetsen/tekens [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [0] [#] [*]
1 of spatie 2 of A B C 2 of a b c 2 3 of D E F 3 of d e f 3 4 of G H I 4 of g h i 4 5 of J K L 5 of j k l 5 6 of M N O 6 of m n o 6 7 of P Q R S 7 of p q r s 7 8 of T U V 8 of t u v 8 9 of W X Y Z 9 of w x y z 9 0 of + (lang indrukken) # of bevestigen * of wissen laatst ingevoerde teken (lang indrukken)
51
UW 807 IN DETAIL Installeren van de SIM-kaart Open de lade L door de ronde opening erboven in te drukken met een potloodpunt. Steek uw Micro-SIM-kaart, verkrijgbaar bij een aanbieder van mobiele telefonie, op de aangegeven manier in de lade en sluit de lade. Opmerking: Verwijder of plaats de SIM-kaart pas nadat de autoradio/ telefoon GPS RT3 is uitgeschakeld. Pas hierbij op dat de SIM-kaart niet in het dashboard valt.
Let op: Wanneer u achtereenvolgens driemaal de onjuiste PIN-code invoert, wordt uw SIM-kaart geblokkeerd. Om deze te deblokkeren moet de PUK-code worden ingevoerd. De PUK-code is verkrijgbaar bij de leverancier van uw SIM-kaart (na het tienmaal onjuist invoeren van de PUK-code is de SIM-kaart definitief onbruikbaar). Opmerking: Na het afzetten van het contact moet de PIN-code opnieuw worden ingevoerd, behalve als de PIN-code is opgeslagen of als de functie "Bescherming met PIN-code" is uitgeschakeld.
Weergave telefoonfunctie Geen verbinding
In deze weergave verschijnen de melding van de aanwezigheid van nieuwe voice mail- of SMS-berichten, de totale gesprekstijd sinds de laatste nulstelling en de toestand van de telefoon.
Uitschakelen van het verzoek om PIN-code in te voeren Invoeren van de PIN-code
Voer uw PIN-code in met behulp van het alfanumerieke toetsenbord en bevestig door op de draaiknop G of op de toets # te drukken om toegang te krijgen tot het netwerk. De verbinding met het netwerk wordt bevestigd door een pictogram op het multifunctionele display. 26-04-2004
Selecteer in het menu "Telefoonfuncties", "Beveiliging", vervolgens "Invoeren van PIN-code" en bevestig de functie "Deactiveren". Let op: Zorg er in dit geval voor dat u de SIM-kaart niet verliest; de vinder kan er vanwege het ontbreken van de beveiliging onbeperkt gebruik van maken.
Verbinding
In deze weergave verschijnen de verstreken tijd sinds het begin van het gesprek, het telefoonnummer* of de naam van uw gesprekspartner (wanneer deze is opgeslagen in de index) en de toestand van de telefoon.
* Indien de optie en dienst beschikbaar zijn.
52
UW 807 IN DETAIL Bellen
Bellen vanuit een index
Druk op de toets D om het snelmenu van de telefoon weer te geven. Opmerking: Door het uiteinde 5 van de stuurkolomschakelaar langer dan 2 seconden in te drukken wordt een snelmenu opgeroepen van de functies "Index", "Lijst gesprekken" en "Voicemail". Invoeren van een nummer Selecteer de functie "Nummer kiezen" en voer het nummer van uw gesprekspartner met het toetsenbord in. bellen.
Druk op de toets D om te
26-04-2004
Selecteer de functie "Index" om toegang te verkrijgen tot alle opgeslagen telefoonnummers of "Gesprekkenlijst" om de lijst met telefoonnummers van de laatste twintig inkomende gesprekken (indien de optie voor weergave van het actieve telefoonnummer beschikbaar is) of uitgaande gesprekken weer te geven. Opmerking: Er zijn twee indexen: de index van de autoradio/telefoon GPS RT3 en die van de SIM-kaart. Plaats de SIM-kaart en voer uw PIN-code in om de index van de SIM-kaart weer te geven.
Gesprek beantwoorden U kunt een inkomend gesprek, waarbij een beltoon is te horen, beantwoorden door op de toets D of op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar te drukken. U kunt het gesprek weigeren door op de toets Q te drukken of door de knop "NEE" op het scherm "Beantwoorden?" te selecteren en te bevestigen. U kunt een geaccepteerd gesprek beëindigen door op de toets Q te drukken. Als u het gesprek weigert, wordt er doorgeschakeld naar de voicemail of een doorschakelnummer. U kunt deze functie in- of uitschakelen door langer dan 2 seconden op de toets Q te drukken.
53
UW 807 IN DETAIL SMS-berichten
Menu "Duur gesprekken"
SMS-berichten lezen
SMS-bericht verzenden
Als het piepsignaal te horen is (als de optie beltoon voor SMS-berichten is ingeschakeld) en een bovenliggend scherm met de melding "Wilt u het nieuwe SMS-bericht lezen?" verschijnt, kunt u het SMS-bericht lezen door "JA" te selecteren en te bevestigen of kunt u het lezen van het bericht uitstellen door "NEE" te selecteren en te bevestigen, door op de toets "ESC" te drukken of door te wachten tot de melding is verdwenen. Als de spraaksynthese is ingeschakeld, wordt de melding vocaal weergegeven.
Opmerking: Controleer vóór het schrijven van het eerste bericht of het nummer van het berichtencentrum goed is opgeslagen in het submenu "Nr van server". Als dit niet het geval is, worden alle berichten die geschreven zijn voordat het nummer werd opgeslagen, niet verzonden. Bevestig in het menu "SMS-berichten" de functie "SMS-bericht opstellen". Voer uw bericht in met behulp van het alfanumerieke toetsenbord en bevestig het bericht met de toets "OK" om het bericht te bewaren of selecteer de knop "Verzenden" om het bericht te verzenden. U kunt na het selecteren van de knop "Verzenden" het nummer van de ontvanger invoeren of een nummer selecteren uit het telefoonboek of de gesprekkenlijst en het bericht verzenden.
Opmerking: U kunt de opgeslagen oude SMS-berichten en nieuwe berichten, waarvan u het lezen hebt uitgesteld, lezen door op de toets "MENU" te drukken, de telefoonfunctie en vervolgens "SMS-berichten" te selecteren. Bevestig vervolgens "Ontvangen SMS-berichten lezen" door op de draaiknop G te drukken, verplaats de cursor door de lijst door aan de draaiknop te draaien en druk op deze knop om het gewenste SMSbericht te lezen. 26-04-2004
Selecteer de functie "Duur gesprekken" in het menu "Telefoonfuncties" om de totale tijd van de uitgevoerde gesprekken weer te geven. De duur van elk gesprek wordt opgeteld bij de totale gesprekstijd sinds de laatste nulstelling met de knop "Nulstelling".
Menu "Telefoonopties" De functie "Telefoonopties" in het menu "Telefoonfuncties" biedt toegang tot de volgende functies: • "Instellingen voor telefoneren". Hiermee kunt u de functies "Weergave van mijn nummer" en "Automatisch opnemen na "X" keer overgaan" in- en uitschakelen, • "Opties beltonen". Hiermee kunt u het volume van de beltoon voor inkomende telefoongesprekken aanpassen, het piepsignaal voor de ontvangst van SMS-berichten inschakelen en één van de vijf aangeboden beltonen kiezen. • "Doorschakelnummer/voicemail". Hier kunt u het gekozen doorschakelnummer invoeren, anders wordt het gesprek doorgeleid naar de voicemail.
54
UW 807 IN DETAIL Diensten*
Noodoproep*
Druk op de toets E om het menu "Diensten" weer te geven en selecteer één van de volgende diensten: • "Customer Contact Center" voor een directe verbinding met het Customer Contact Center van PEUGEOT en de bijbehorende diensten (deze verbinding wordt verbroken op het moment dat een noodoproep of een oproep voor technische assistentie wordt geplaatst). • "PEUGEOT Assistance" voor een directe verbinding met de alarmcentrale van PEUGEOT en wordt u snel weer op weg geholpen (u kunt wanneer u per ongeluk op deze toets heeft gedrukt dit binnen 6 seconden ongedaan maken). U kunt tijdens de verbinding met PEUGEOT Assistance behalve een noodoproep geen andere verbindingen tot stand brengen. In het geval voor uw auto een specifiek PEUGEOT-contract van kracht is, wordt het gesprek automatisch gelokaliseerd. • "Diensten gebruiker" voor toegang tot een lijst met specifieke diensten van uw mobiele-telefonie-aanbieder (bijv.: klantenservice, kostenoverzicht, nieuws, beursberichten, weer, reizen, spelletjes, enz.), indien deze diensten beschikbaar zijn.
Druk in een noodgeval op de toets V tot een geluidssignaal te horen is en een venster voor het bevestigen/ annuleren van de oproep (annuleren binnen 6 seconden) verschijnt of voer direct het nummer 112 in. Voer een noodoproep uit in het geval u betrokken bent in een situatie waarbij sprake is van ernstig (lichamelijk) gevaar voor de betrokkenen (bijv. wanneer u getuige of slachtoffer bent van een ongeval met gewonden, een overval, ...). Om een noodoproep te kunnen verzenden, moet de autoradio/telefoon een mobiel netwerk detecteren. Als voor uw auto geen specifiek PEUGEOT-contract van kracht is, dan is de toets SOS zo ingesteld dat hij een noodoproep verzendt naar 112 - een uniek nummer dat via het wereldwijde GSM-netwerk speciaal bereikbaar is voor noodoproepen. Er is geen enkele beveiliging nodig en het is voor het gebruik van dit netwerk niet nodig de SIM-kaart te installeren of de PIN-code in te geven. Als voor uw auto een specifiek PEUGEOTcontract van kracht is, wordt uw oproep gelokaliseerd en wordt u in verbinding gesteld met een PEUGEOT hulpverleningscentrale. Raadpleeg de algemene voorwaarden van het desbetreffende contract voor meer informatie.
26-04-2004
"PEUGEOT Assistance"/ Noodoproep Tijdens een gesprek met "PEUGEOT Assistance" of tijdens een noodoproep zijn telefoongesprekken of het versturen en ontvangen van SMSberichten niet mogelijk; deze worden doorgeleid naar de voicemail. In dat geval gaat een groene diode op de voorkant van de autoradio/ telefoon GPS RT3 knipperen op het moment dat u een noodoproep heeft gedaan of "PEUGEOT Assistance" heeft opgeroepen. Wanneer de oproep in behandeling wordt genomen door de betreffende hulpdienst gaat de diode permanent branden. Als u "PEUGEOT Assistance" heeft opgeroepen en uw auto is gelokaliseerd, verschijnt een ster "´" in de beschrijving op het display.
* Indien de optie en dienst beschikbaar zijn.
55
UW 807 IN DETAIL Index
Aanmaken/wijzigen van een kaart
Algemeen De "Index" kan 400 kaarten bevatten en is onderverdeeld in 4 onafhankelijke rubrieken ("User1", "User2", "User3" en "User4"). Met behulp van het telefoonboek kunnen kaarten worden beheerd, kan getelefoneerd worden met behulp van de SIM-kaart en kan een navigatie naar een bepaald adres worden opgestart. Hoofdmenu
Selecteer in het algemene menu de functie "index" om in het hoofdmenu "Index" te komen en selecteer één van de volgende functies: • "Bellen" om naar een opgeslagen nummer te telefoneren. • "Opstarten navigatie naar" om een navigatie naar een in het geheugen opgeslagen plaats op te starten. • "Beheer indexkaarten" om kaarten aan de index toe te voegen, kaarten te verwijderen, te wijzigen of te raadplegen of om deze uit te wisselen met de kaarten op de SIMkaart, • "Configuratie index" om de actieve index te selecteren en te bepalen welke index bij het inschakelen van het systeem actief is. 26-04-2004
Selecteer in het menu "Index" de functie "Beheer indexkaarten" en vervolgens "Toevoegen" om een nieuwe kaart aan te maken. Selecteer en bevestig de rubriek waarin u de kaart wilt plaatsen en vul vervolgens de informatie in. Selecteer in het menu "Beheer indexkaarten" de functie "Raadplegen" om een reeds bestaande kaart te wijzigen en voer vervolgens de wijzigingen door. Opmerking: De navigatie CD-rom moet bij het invoeren van een adres aanwezig zijn zodat een navigatie naar deze bestemming kan worden uitgevoerd.
Naam van een kaart uit de index Wanneer u een kaart in de index van een naam heeft voorzien, kunt u deze naam inspreken en opslaan, zodat u door middel van gesproken commando's van de index gebruik kunt maken (bijv: "Bellen" "[Naam gesproken omschrijving]" of "Navigatie naar" "[Naam gesproken omschrijving]"). Selecteer in het menu "Beheer indexkaarten" "Raadplegen of wijzigen kaart" voor toegang tot het scherm voor het invoeren en opslaan van de naam.
Druk op de toets om op te slaan en volg de instructies.
Verkeersinformatie RDS TMC (Traffic Message Channel) Selecteer in het menu "Audiofuncties" of "Telematica" de functie "Verkeersinformatie TMC" voor actuele verkeersinformatie (zie hoofdstuk "Navigatiesysteem").
56
UW 807 IN DETAIL GESPROKEN COMMANDO'S Een aantal functies van de autoradio/ telefoon GPS RT3 kunt u door middel van gesproken commando's bedienen met behulp van een aantal opgeslagen woorden of uitdrukkingen. Activering van de gesproken commando's Druk op het uiteinde van de lichtschakelaar om deze functie in- of uit te schakelen. Voorbeeld: De sleutelwoorden voor het oproepen van de radiozender die onder de toets 3 is opgeslagen, zijn: "Radio" "Geheugen" "3". Om de sleutelwoorden te gebruiken dient u het woord "Radio" uit te spreken, te wachten op het geluidssignaal ter bevestiging, vervolgens het woord "Geheugen" uit te spreken en op het geluidssignaal ter bevestiging te wachten en te eindigen met het woord "3". Wacht op het geluidssignaal dat het uitvoeren van het gesproken commando bevestigt. Opmerking: - Tussen het uitspreken van 2 sleutelwoorden worden op het scherm de resterende tijd en het sleutelwoord zoals dat herkend is, weergegeven. - Wanneer het gesproken commando niet wordt uitgevoerd, wordt deze functie na ongeveer 5 seconden weer uitgeschakeld. - Als het gesproken commando niet goed begrepen wordt, krijgt u een gesproken bericht met de tekst "Pardon" en verschijnt op het scherm "Woord niet herkend". 26-04-2004
Wanneer de tekst "Help" of "WAT KAN IK ZEGGEN?" wordt uitgesproken, verschijnen alle beschikbare gesproken commando's op het scherm. Lijst met beschikbare gesproken commando's - Voor de radio, zeg "RADIO" en vervolgens: "VORIG"/"VOLGEND"/ "GEHEUGEN" + "1...6"/ "AUTOMATISCH BEWAREN"/ "LIJST" - Voor de CD, zeg "CD-SPELER" en vervolgens: "LEZEN"/"VORIG NUMMER"/ "VOLGEND NUMMER"/ "NUMMER" + "1...20"/"RANDOM"/ "SCANNEN"/"LIJST" - Voor de CD-wisselaar, zeg WISSELAAR en vervolgens: "VORIG NUMMER"/"VOLGEND NUMMER"/"NUMMER" + "1...20"/ "VORIGE CD"/"VOLGENDE CD"/"CD NUMMER" + "1...6"/ "RANDOM"/ "SCANNEN"/"HERHALEN"/ "LIJST" - Voor de telefoon, zeg "TELEFOON" en vervolgens: "LAATSTE NUMMER"/ "TELEFOONBOEK" + OMSCHRIJVING/"DIENSTEN"/ "VOICEMAIL"/"VOICEMAIL" - Voor SMS-berichten, zeg "SMS" of "BERICHT" en vervolgens: "WEERGEVEN"/"LEZEN"
- Verkeersinformatie RDS TMC, zeg "VERKEERSINFORMATIE" en vervolgens: "WEERGEVEN"/"LEZEN" - Navigatie/kaart, zeg "NAVIGATIE" of "KAART" en vervolgens: "STOPPEN"/"HERVATTEN"/ "GEHEUGENPUNTEN" + OMSCHRIJVING/"INZOOMEN"/ "UITZOOMEN"/"WEERGEVEN" + "BESTEMMING"/ "WEERGEVEN" + "AUTO" - Voor het wisselen van de permanent weergegeven functie, zeg "WEERGEVEN" en vervolgens: "AUDIO"/"TELEFOON"/ "NAVIGATIE"/"KAART"/ "BOORDCOMPUTER" - Om een telefoonnummer uit het Telefoonboek te bellen, zeg "BELLEN" + OMSCHRIJVING - Om een navigatie op te starten naar een persoon uit het telefoonboek, zeg "NAVIGATIE NAAR" + OMSCHRIJVING - Diversen: "ANNULEREN"/"HELP"/"WAT KAN IK ZEGGEN?"/"STOP"/ "STOPPEN"/"VERWIJDEREN"/ "JA"/"NEE"/"VORIG"/"VOLGEND"
UW 807 IN DETAIL CD-WISSELAAR
Deze is in het onderste dashboardkastje aan de passagierszijde aangebracht en kan maximaal 6 CD's bevatten.
Een CD in de CD-wisselaar plaatsen: - Open de schuifklep A. - Druk op de toets B om het magazijn C uit de CD-wisselaar te nemen. - Trek aan de lip D om een van de 6 sledes van het magazijn te openen. - Plaats de CD met de bedrukte zijde naar boven in de slede en sluit deze. - Plaats het magazijn in de CD-wisselaar. - Sluit de schuifklep A. Het gebruik van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik uitsluitend CD's met een ronde vorm.
26-04-2004
57
58
UW 807 IN DETAIL HET NAVIGATIESYSTEEM
De CD-ROM-speler
Presentatie
Deze is geïntegreerd in het autoradio-/telefoon-/GPS-systeem RT3.
Het navigatiesysteem helpt u door middel van (grafisch) beeld en geluid om de bestemming van uw keuze te bereiken. Het systeem berust op een bestand met cartografische gegevens en GPS (Global Positioning System). Dit systeem bepaalt de positie van uw auto met behulp van een netwerk van satellieten. Het systeem bestaat uit de volgende onderdelen: - de CD-ROM-speler, - de configuratie CD-ROM, - de navigatie CD-ROM, - de toets voor het herhalen van het laatste gesproken bericht, - de bedieningspanelen, - het monochroom display CT of het kleurendisplay DT.
Sommige functies of diensten in deze handleiding kunnen variëren, afhankelijk van de gebruikte CDROM en het land van bestemming. Om veiligheidsredenen dient het invoeren van informatie voor het navigatiesysteem door de bestuurder uitsluitend bij stilstand plaats te vinden. 26-04-2004
1. Toets voor uitwerpen van de CDROM. 2. Slede voor de CD-ROM. De navigatie CD-ROM
Deze bevat alle cartografische gegevens. De CD-ROM moet met de bedrukte zijde naar boven in de speler worden gestoken. Gebruik uitsluitend de door PEUGEOT goedgekeurde CD-ROM's.
De toets voor het herhalen van het laatste gesproken bericht
Als er langer dan 2 seconden op de knop op het uiteinde van de verlichtingsschakelaar wordt gedrukt, wordt het laatste gesproken bericht herhaald.
59
UW 807 IN DETAIL De toetsenborden Hiermee is het mogelijk de weergegeven functies, opdrachten en parameters te selecteren en te bevestigen. Het aparte bedieningspaneel bevindt zich naast de versnellingshendel. Toetsenbord van de autoradio/ telefoon GPS RT3
of apart bedieningspaneel telematica
26-04-2004
Draaien aan de knop: Hiermee is het mogelijk de cursor in het scherm te verplaatsen en een functie te kiezen. Daarnaast biedt deze knop de volgende functies: - met een parameter van het type "verstelling" kan een geselecteerde waarde worden vergroot of verkleind. - met een parameter van het type "lijst" kan, na het openen van de lijst, door de diverse gegevens worden gebladerd. - bij navigatie op de kaart kan de schaal worden vergroot of verkleind. Indrukken van de draaiknop: Hiermee kan: - toegang tot de lijst met commando's (snelmenu) van de permanent weergegeven toepassing worden verkregen, als er geen bovenliggend scherm aanwezig is. - de gekozen functie of gewijzigde waarde worden bevestigd. - een parameter van het type "verstelling" of "lijst" worden geselecteerd om deze te wijzigen. Toets "MODE": - kort indrukken: wijziging van de permanent weergegeven toepassing (autoradio, navigatie, ...), - langer dan twee seconden indrukken: weergave van algemene informatie.
Toets "ESC": - kort indrukken: annuleren van de uitgevoerde handeling of wissen van het laatste bovenliggende scherm. - langer dan twee seconden indrukken: wissen van alle bovenliggende schermen en terugkeren naar de permanent weergegeven toepassing. Toets "MENU": - kort indrukken: toegang tot het algemene menu. - langer dan 2 seconden indrukken: toegang tot het hulpmenu. Toets "NAV": - kort indrukken: weergave van het snelmenu van de functie navigatie. Toets "MAIN": - kort indrukken: weergave van algemene informatie. Tip: U heeft ook toegang tot het algemene menu door: - op de draaiknop G van de autoradio/ telefoon/GPS RT3 te drukken, of - op de draaiknop van het aparte bedieningspaneel van het telematicasysteem te drukken.
60
UW 807 IN DETAIL Algemene informatie met betrekking tot het display
Tijdens het navigeren geeft het scherm, als de navigatie-CD-ROM in de speler is geplaatst, verschillende soorten informatie, afhankelijk van de uit te voeren manoeuvres. 1. Huidige manoeuvre, kompas of weergave rijrichting (tijdens routeberekening of als de auto zich buiten het gebied van de cartografische CD-ROM bevindt). 2. Volgende manoeuvre. 3. Volgende in te rijden weg. 4. Huidige weg. 5. Geschat aankomsttijdstip. 6. Afstand tot de bestemming. 7. Afstand tot de volgende manoeuvre.
Monochroom display CT
1
2
3
7
6
5
4
-
-
7
6
2
3
5
4
26-04-2004
Zet de autoradio/telefoon GPS RT3 aan en plaats de navigatie-CD-ROM. Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven.
Opmerkingen:
Kleurendisplay DT
1
Algemeen menu
afhankelijk van de omgeving van de auto en de ontvangst van GPS-informatie kan het zijn dat deze informatie tijdelijk van het display verdwijnt. tijdens de navigatie moet de navigatie-CD-ROM in de autoradio/ telefoon GPS RT3 blijven.
Selecteer met de draaiknop G het symbool navigatie en bevestig door op de draaiknop te drukken om het hoofdmenu "Navigatie" weer te geven.
61
UW 807 IN DETAIL Navigatie
Kiezen van een bestemming
Invoeren van een adres
Het hoofdmenu "Navigatie" biedt verschillende mogelijkheden tot navigeren: - kiezen van een bestemming (invoeren adres, dienst, GPS-coördinaten, opgeslagen adres). - veranderen van de oorspronkelijke route (omleiding). - weergave van de gekozen bestemming. - instellen van de navigatiemogelijkheden. - stoppen of hervatten van de navigatie (weergave van een melding afhankelijk van de uitgangssituatie).
Het menu "Bestemming kiezen" biedt verschillende mogelijkheden om een bestemming te bereiken: • invoeren van het adres van de bestemming. • kiezen van een dienst (gemeentehuis, hotel, bioscoop, luchthaven...). • invoeren van GPS-coördinaten. • kiezen van een adres uit de index. • kiezen uit de laatste ingevoerde bestemmingen.
Het laatste ingevoerde adres wordt weergegeven. Selecteer en bevestig achtereenvolgens de velden "Plaats", "Straat" en "Nr." en vul ze in. Het adres wordt bevestigd door de functie "OK" te kiezen, waarna de navigatie wordt opgestart. Het weergegeven adres wordt opgeslagen in een kaart van het geheugen door de functie "Opslaan" te kiezen. De huidige locatie wordt weergegeven door de functie "Huid. locat." te kiezen.
26-04-2004
62
UW 807 IN DETAIL Invoeren van de plaatsnaam
Als er niet meer dan vijf namen op deze lijst voorkomen, worden alle namen automatisch weergegeven. Kies een plaats en bevestig uw keuze (druk op de draaiknop). Als de complete plaatsnaam wordt weergegeven, kies dan de functie "OK" en druk op de draaiknop. Opmerking: Na het invoeren van de plaatsnaam kunt u de navigatie direct opstarten door op "OK" te drukken. De navigatie leidt u vervolgens automatisch naar het centrum van de ingevoerde plaats.
Invoeren van het huisnummer of kruising
Invoeren van de straatnaam Kies een plaats door met behulp van de draaiknop de verschillende letters te selecteren en deze steeds te bevestigen (druk op de draaiknop). Bij een fout kan met behulp van de functie "Corrigeren" de laatst ingevoerde letter worden gewist. Opmerking: Na het bevestigen van een letter worden alleen die letters die een bestaande naam uit het gegevensbestand kunnen vormen, weergegeven. De functie "Lijst" geeft, voor zover de naam is ingevoerd, een lijst met plaatsen weer die met dezelfde letters beginnen. Als deze functie wordt ingeschakeld kan er uit de lijst een plaats worden geselecteerd.
26-04-2004
Voer de straatnaam in volgens dezelfde procedure als die voor het invoeren van de plaatsnaam. Kies als de volledige plaatsnaam wordt weergegeven "OK" en bevestig door op de draaiknop te drukken. Invoeren van de plaats- en straatnaam met het alfanumerieke toetsenbord Druk herhaaldelijk op de desbetreffende numerieke toets tot de gewenste letter op het scherm verschijnt en bevestig door na elke letter op de toets # te drukken.
Voer het huisnummer van de bestemming in de eerder ingevoerde straat in en bevestig de functie "OK" met de draaiknop. Opmerking: Het nummer kan niet worden ingevoerd als dit in de desbetreffende straat niet voorkomt. U kunt ook een straatnaam selecteren met de functie "Kruisingen"; hierbij is het niet nodig een huisnummer in te voeren. Opmerking: Als er een straat is geselecteerd waarin geen huisnummers voorkomen, wordt de lijst met kruispunten automatisch weergegeven. De complete bestemming wordt weergegeven. Kies de functie "OK" en bevestig met de draaiknop om de navigatie op te starten. Volg de aanwijzingen van het systeem.
63
UW 807 IN DETAIL Kiezen van een dienst Selecteer als u een navigatie naar een dienst wilt opstarten de categorie van de desbetreffende dienst en bevestig uw keuze door op de draaiknop te drukken. De lijst met diensten uit de geselecteerde categorie wordt nu weergegeven. Selecteer de dienst en druk op de draaiknop om te bevestigen en naar de functie "Kiezen van de plaats" te gaan.
Het laatst ingevoerde adres wordt weergegeven. Er zijn drie mogelijkheden om de plaats voor de geselecteerde dienst in te voeren: - Het laatste adres opnieuw gebruiken door de functie "OK" te kiezen. - Invoeren van een nieuwe plaats en straat in de velden "Plaats" en "Straat". - Automatische invoer van de naam van de plaats waar u zich bevindt met de functie "Huid. locat." 26-04-2004
Opmerking: Als de geselecteerde dienst niet beschikbaar is voor de geprogrammeerde plaats, verschijnt er een tijdelijke melding op het display. Na bevestiging van de plaats verschijnt de dichtstbijzijnde dienst. De aangegeven afstand is de afstand hemelsbreed tot de dienst in de gekozen plaats.
Een aanduiding in de rand van het display (x/n) geeft het volledige aantal bedrijven weer dat binnen een straal van 50 km hemelsbreed rond het geselecteerde adres dezelfde dienst aanbiedt. Ga met de toetsen "<" en ">" door de lijst. Als het bedrijf van uw keuze is geselecteerd, kunt u: • de functie "OK" kiezen om de navigatie naar deze dienst op te starten. • de functie "Opslaan" om het adres in de index op te slaan.
GPS-coördinaten
De laatste coördinaten worden weergegeven. Er zijn drie mogelijkheden om de coordinaten van de gewenste bestemming in te voeren: - De laatst ingevoerde coördinaten opnieuw gebruiken door de functie "OK" te kiezen. - Invoeren van de coördinaten van de gewenste bestemming. - "Automatische" invoer van de coördinaten van de plaats waar u zich bevindt met de functie "Huid. locat.".
64
UW 807 IN DETAIL Kiezen van een opgeslagen bestemming uit de index
Kiezen van een van de laatste bestemmingen
Wijzigen van de route
Selecteer de functie "Index" om de kaart weer te geven waarin het adres dat u zoekt, is opgeslagen. Kies met behulp van de draaiknop een omschrijving uit de lijst en bevestig met de draaiknop. De kaart van het geheugen wordt weergegeven. Selecteer de functie "OK" en druk op de draaiknop om de navigatie op te starten. Volg de aanwijzingen van het systeem.
Selecteer de functie "Laatste bestemmingen" om een van de twintig laatste bestemmingen die in het geheugen zijn opgeslagen te selecteren. Kies een omschrijving door met behulp van de draaiknop door de lijst te gaan en bevestig door op de draaiknop te drukken. Het volledige adres wordt weergegeven. Selecteer de functie "OK" en druk op de draaiknop om de navigatie op te starten. Volg de aanwijzingen van het systeem.
Activeer de functie "Omleiden van route" en voer de gewenste afstand van de omleiding in. Kies de functie "OK" en bevestig met de draaiknop. Het systeem berekent de omleiding die het minst afwijkt van de door u opgegeven afstand en biedt u de mogelijkheid deze wel of niet te gebruiken.
26-04-2004
Details routebeschrijving U kunt op elk gewenst moment het adres van de bestemming raadplegen door de functie "Gekozen bestemming" in het menu "Navigatie" te activeren.
65
UW 807 IN DETAIL Navigatiemogelijkheden
Criteria voor berekeningen
Beheer van de index Met deze functie kan een in de index opgeslagen adres worden hernoemd. Selecteer de omschrijving die overeenkomt met het opgeslagen adres om het te wijzigen. Selecteer de functie "Hernoemen" en bevestig door op de draaiknop te drukken. Kies de functie "OK" en bevestig door op de draaiknop te drukken om de wijzigingen op te slaan. Stoppen/hervatten van de navigatie
Het menu "Navigatiemogelijkheden" biedt toegang tot de volgende functies: - wijzigen van de criteria voor de routeberekeningen. - instellen van gesproken navigatie-aanwijzingen. - beschrijving van de informatie met betrekking tot de navigatieCD-ROM. - beheer van in het geheugen opgeslagen adressen.
26-04-2004
De laatst gebruikte criteria worden weergegeven. Kies de gewenste criteria uit de lijst en bevestig door op de draaiknop te drukken. Als de gewenste criteria zijn gekozen, kies dan de functie "OK" en druk op de draaiknop. Instellen van gesproken berichten Kies nadat u de configuratie-CDROM geplaatst hebt het type stem "mannelijk" of "vrouwelijk". Regel het volume van de gesproken berichten door aan de draaiknop te draaien en bevestig uw keuze door erop te drukken. Opmerking: Het volume kan tijdens een bericht ook worden ingesteld met behulp van de knop van de autoradio/ telefoon of de stuurkolomschakelaar.
• "Navigatie stoppen" Kies deze functie tijdens het navigeren en bevestig uw keuze. • "Navigatie hervatten" Als de navigatie gestopt is, kies dan deze functie en bevestig uw keuze om de navigatie naar de laatst ingevoerde bestemming te starten. Opmerking: Wanneer u opnieuw het contact aanzet, kunt u op het scherm een navigatie hervatten, die voor het uitzetten van het contact actief was.
66
UW 807 IN DETAIL Snelmenu "Navigatie"
Verkeersinformatie RDS TMC (Traffic Message Channel) Met behulp van deze functie kunnen berichten over de verkeerssituatie worden ontvangen (ongelukken, files, weerbericht, ...). Deze berichten kunnen tijdelijk verschijnen in een bovenliggend venster of kunnen worden afgeluisterd als de functie gesproken berichten is geactiveerd.
Het aan de toepassing "Navigatie" gekoppelde snelmenu verschijnt in een bovenliggend venster als deze toepassing actief is in het basisscherm. Het menu is beperkt tot de volgende functies: - wijzigen van de route (omleiding), - weergave "selectie-verplaatsen op kaart"*, - opslaan van het huidige adres (indien mogelijk het postadres en anders de GPS-coördinaten), - wijzigen van de criteria voor de routeberekeningen, - stoppen of hervatten van de navigatie (weergave van de melding afhankelijk van de uitgangssituatie), - weergave van de kaart op het volledige scherm of verkleind in het rechtergedeelte (weergave van de melding afhankelijk van de uitgangssituatie)**. 26-04-2004
Selecteer in het menu "Telematica" de functie "Verkeersinformatie TMC". U kunt het volgende kiezen: - "Raadplegen berichten" om de lijst met beschikbare verkeersinformatie weer te geven, - "TMC-informatie opzoeken" om één of meer soorten verkeersinformatie te selecteren en de TMC-zender te initialiseren, - "Spraaksynthese" om de ontvangen verkeersinformatie te beluisteren, - "Inschakelen/uitschakelen verkeersinformatie" om de weergave van ontvangen verkeersinformatie in of uit te schakelen. Initialiseren van de TMC-zender
De verkeersinformatie van de TMCzender kan ook worden weergegeven als naar een andere zender wordt geluisterd**. Bij gebruik van de kaart**, worden speciale TMC symbolen weergegeven, afhankelijk van het type informatie. * Uitsluitend monochroom display CT. ** Uitsluitend kleurendisplay DT.
Selecteer voor deze functie een FMstation dat TMC-informatie uitzendt. Selecteer in het menu "Verkeersinformatie TMC" de functie "Selecteren van de TMC-zender". Vervolgens verschijnt op het display: - de naam van de zender die wordt beluisterd of - "Geen TMC-zender beschikbaar" als er geen zender is geselecteerd of als de zender geen TMCinformatie uitzendt of - "Bezig met zoeken" als u het zoeken naar de volgende TMC-zender hebt geactiveerd.
67
UW 807 IN DETAIL TMC-informatie filteren Selecteer voor het filteren van TMC-informatie in het menu "Verkeersinformatie TMC" de functie "TMC-informatie filteren", waarna u kunt kiezen uit: - "Filteren op route" om uitsluitend verkeersinformatie met betrekking tot de ingestelde route van het navigatiesysteem weer te geven, - "Filteren op incidenten" om uitsluitend verkeersinformatie met betrekking tot ongevallen, files e.d. weer te geven, - "Geografisch filter" om uitsluitend de verkeersinformatie van het gebied rondom de auto of een bepaalde plaats weer te geven.
Het is mogelijk meerdere filters tegelijk te gebruiken.
26-04-2004
Algemene beschrijving toepassing "Kaart"** De toepassing "Kaart" kan op twee manieren worden weergegeven: - "Volgen auto op kaart", waarbij als de navigatie actief is rechts op het scherm de beweging van de auto gevolgd kan worden en links op het scherm wordt ingezoomd op het eerstvolgende kruispunt. - "Selecteren-verplaatsen op kaart", waarbij de kaart op het volledige scherm of verkleind in het rechtergedeelte van het scherm wordt weergegeven met links op het scherm een kompas. Druk kort op de draaiknop en selecteer vervolgens de functie "Kaart verplaatsen" of "Verlaat kaart modus". Met de functie "Selecteren-verplaatsen op kaart" kunnen op de kaart symbolen worden weergegeven, die onderverdeeld kunnen worden in de volgende categorieën: - "Overheid en veiligheid" op een grijze achtergrond, - "Hotels, cafés en restaurants" op een gele achtergrond, - "Overige commerciële instellingen" op een zachtpaarse achtergrond, - "Cultuur, toerisme en voorstellingen" op een witte achtergrond, - "Sportcentra en recreatieparken" op een groene achtergrond, - "Transport en auto" op een blauwe achtergrond.
Met de functie "Inzoomen" kan de schaal van de kaart als volgt worden aangepast: - 50 m/cm, 100 m/cm, 150 m/cm, 200 m/cm, 500 m/cm. - 1 km/cm, 2 km/cm. - 10 km/cm, 20 km/cm, 50 km/cm. - 100 km/cm, 200 km/cm. Dit wordt uitgevoerd door aan de draaiknop te draaien.
"Volgen auto op kaart"
Met behulp van deze functie kan: - de beweging van de auto over de ingestelde route worden weergegeven als de navigatie actief is, - worden ingezoomd op de kaart volgens dertien voorgeprogrammeerde schalen, - het snelmenu "Navigatie" worden weergegeven.
67
UW 807 IN DETAIL TMC-informatie filteren Selecteer voor het filteren van TMC-informatie in het menu "Verkeersinformatie TMC" de functie "TMC-informatie filteren", waarna u kunt kiezen uit: - "Filteren op route" om uitsluitend verkeersinformatie met betrekking tot de ingestelde route van het navigatiesysteem weer te geven, - "Filteren op incidenten" om uitsluitend verkeersinformatie met betrekking tot ongevallen, files e.d. weer te geven, - "Geografisch filter" om uitsluitend de verkeersinformatie van het gebied rondom de auto of een bepaalde plaats weer te geven.
Het is mogelijk meerdere filters tegelijk te gebruiken.
26-04-2004
Algemene beschrijving toepassing "Kaart"** De toepassing "Kaart" kan op twee manieren worden weergegeven: - "Volgen auto op kaart", waarbij als de navigatie actief is rechts op het scherm de beweging van de auto gevolgd kan worden en links op het scherm wordt ingezoomd op het eerstvolgende kruispunt. - "Selecteren-verplaatsen op kaart", waarbij de kaart op het volledige scherm of verkleind in het rechtergedeelte van het scherm wordt weergegeven met links op het scherm een kompas. Druk kort op de draaiknop en selecteer vervolgens de functie "Kaart verplaatsen" of "Verlaat kaart modus". Met de functie "Selecteren-verplaatsen op kaart" kunnen op de kaart symbolen worden weergegeven, die onderverdeeld kunnen worden in de volgende categorieën: - "Overheid en veiligheid" op een grijze achtergrond, - "Hotels, cafés en restaurants" op een gele achtergrond, - "Overige commerciële instellingen" op een zachtpaarse achtergrond, - "Cultuur, toerisme en voorstellingen" op een witte achtergrond, - "Sportcentra en recreatieparken" op een groene achtergrond, - "Transport en auto" op een blauwe achtergrond.
Met de functie "Inzoomen" kan de schaal van de kaart als volgt worden aangepast: - 50 m/cm, 100 m/cm, 150 m/cm, 200 m/cm, 500 m/cm. - 1 km/cm, 2 km/cm. - 10 km/cm, 20 km/cm, 50 km/cm. - 100 km/cm, 200 km/cm. Dit wordt uitgevoerd door aan de draaiknop te draaien.
"Volgen auto op kaart"
Met behulp van deze functie kan: - de beweging van de auto over de ingestelde route worden weergegeven als de navigatie actief is, - worden ingezoomd op de kaart volgens dertien voorgeprogrammeerde schalen, - het snelmenu "Navigatie" worden weergegeven.
68
UW 807 IN DETAIL "Selecteren-verplaatsen op kaart"
Kaart
Snelmenu "Kaart"
Met behulp van deze functie kan: - een willekeurig punt op de kaart worden geselecteerd om een navigatie naar dit punt op te starten of om adresgegevens van dit punt te verkrijgen (indien mogelijk het postadres of anders de GPS-coordinaten). - met behulp van de vier pijlen die de windrichtingen (Noord, Oost, Zuid, West) aangeven, de kaart verschoven worden. - worden ingezoomd op de kaart volgens dertien voorgeprogrammeerde schalen. - het snelmenu "Kaart" worden weergegeven.
Vanuit het algemene menu biedt het hoofdmenu "Kaart" verschillende mogelijkheden voor de navigatie: - inschakelen van de weergave "Selecteren-verplaatsen op kaart". - oriëntatie van de kaart naar het Noorden of naar de rijrichting van de auto. - centreren van de auto in de kaart. - openen van op de kaart zichtbare menu's voor het selecteren van diensten, zoals hotels, servicestations, enz. - weergave van het venster voor het invoeren van de omschrijving om de huidige positie van de auto in te voeren in een kaart van de index.
Het aan de toepassing "Kaart" en de functie "Selecteren-verplaatsen op kaart" gekoppelde snelmenu verschijnt in een bovenliggend venster als deze toepassing actief is in het basisscherm. Het menu is beperkt tot de volgende functies: - weergave van informatie over de op de kaart geselecteerde plaats. - selecteren van een bestemming door een plaats op de kaart te selecteren. - opslaan van een geselecteerde plaats (indien mogelijk het postadres of anders de GPS-coördinaten om deze in te voeren in een kaart van het geheugen). - inschakelen van de weergave "Volgen auto op kaart".
26-04-2004
69
UW 807 IN DETAIL VENTILATIE 1 - Uitstroomopeningen voorruitontwaseming. 2 - Uitstroomopeningen zijruitontwaseming. 3 - Zijventilatieroosters. 4 - Middelste ventilatieroosters. 5 - Uitstroomopeningen voor beenruimte vóór. 6 - Uitstroomopeningen voor beenruimte 2e zitrij. 7 - Zijventilatieroosters voor 2e zitrij. 8 - Uitstroomopeningen voor beenruimte 3e zitrij. 9 - Zijventilatieroosters voor 3e zitrij. Opmerking: de uitstroomopeningen voor de 2e zitrij zijn voorzien van draaiknoppen om de luchtopbrengst voor de zitplaatsen achterin te regelen. Extra druktoetsen zorgen voor een betere luchtverdeling naar de zitplaatsen op de 2e en 3e zitrij. Gebruiksadviezen Zorg voor een goede verdeling van de lucht en let erop dat het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de ventilatieroosters, de luchtopeningen onder de voorstoelen en de afzuiging in de bagageruimte niet afgedekt zijn.
26-04-2004
70
UW 807 IN DETAIL AIRCONDITIONING Het bedieningspaneel bevindt zich op de middenconsole, rechts van de versnellingshendel.
1 - Aan/uit-knop airconditioning De airconditioning kan tijdens alle seizoenen gebruikt worden. Het systeem stelt u in staat de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen en zorgt in de winter bij temperaturen boven 0 °C voor een snelle ontwaseming van beslagen ruiten. Druk de schakelaar 1 in. Het verklikkerlampje 1 gaat branden zodra de luchtstroom voldoende is. Druk nogmaals op de schakelaar om de airconditioning uit te schakelen. 2 - Luchtverdeling Draai de knop 2 in de gewenste stand voor verspreiding van de lucht naar: de ventilatieroosters links, rechts en in het midden. de ventilatieroosters links, rechts en in het midden en de beenruimte. de beenruimte.
de voorruit en de beenruimte. de voorruit.
26-04-2004
71
UW 807 IN DETAIL 3 - Regeling luchtopbrengst Draai de knop 3 links- of rechtsom om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
4 - Luchttoevoer Druk de knop 4 in om de recirculatie van de lucht in het interieur in te schakelen. De recirculatiestand wordt aangegeven door verklikkerlampje 4. De recirculatiestand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Bij gebruik in combinatie met de airconditioning 1 zorgt de recirculatiestand voor een snellere en effiëntere werking bij zowel het koelen als het verwarmen. Vermijd langdurig gebruik van de recirculatiestand (in verband met condensvorming en vermindering van de luchtkwaliteit). 5 - Temperatuurregeling Zet de knop 5 in de gewenste stand: van blauw (koud als de airconditioning aan staat) tot rood (warm). Zet voor snel afkoelen de knop 5 in de stand MAX. De airconditioning 1 en de luchtrecirculatie 4 worden ingeschakeld. 26-04-2004
Zet de knop terug als de temperatuur weer normaal geworden is. De airconditioning 1 blijft in werking, maar de luchtrecirculatie 4 wordt uitgeschakeld. 6 - Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels Druk de schakelaar 6 bij draaiende motor in om de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. Het verklikkerlampje van de achterruitverwarming 6 gaat branden. De achterruitverwarming gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuw in te schakelen. Als de motor wordt afgezet voordat er 12 minuten verstreken zijn, wordt de verwarming weer ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Opmerking: Het is mogelijk de achterruitverwarming eerder uit te schakelen door de toets nogmaals in te drukken.
7 - Programma "zicht" Kies het programma "zicht" om de ruiten snel te ontwasemen of te ontdooien (bij hoge luchtvochtigheid, meerdere passagiers, aangevroren ruiten). Het verklikkerlampje van het programma "zicht" 7 gaat branden. Het systeem schakelt de airconditioning in, regelt de luchtopbrengst en de achterruitverwarming en zorgt voor een optimale luchtverdeling naar de voor- en zijruiten. De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem dan door uw PEUGEOT-servicepunt controleren. Opmerking: De airconditioning veroorzaakt condensvorming, waardoor er na het uitschakelen van de airconditioning een plasje water onder de auto kan ontstaan. Dit is een normaal verschijnsel.
72
UW 807 IN DETAIL AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING Het bedieningspaneel bevindt zich op de middenconsole, rechts van de versnellingshendel.
De regeling van de temperatuur voor bestuurders- en passagierszijde is gescheiden. Het is bovendien mogelijk om de bediening voor de ventilatie achter in of uit te schakelen. Let op dat de temperatuursensor voor het interieur in de rechter zijkant van de middenconsole, niet wordt afgedekt. Deze sensor regelt de airconditioning. 1 - Airconditioning in-/ uitschakelen F Druk op deze schakelaar om de airconditioning in te schakelen. Het symbool en het verklikkerlampje 1 worden weergegeven. F Druk nogmaals op de schakelaar om de airconditioning uit te schakelen. Het symbool en het verklikkerlampje 1 gaan uit. 2 - Temperatuurregeling bestuurderszijde 3 - Temperatuurregeling passagierszijde De gekozen waarde wordt weergegeven (van 14 tot 28: comfortwaarde = 21; maximaal verschil tussen bestuurder en passagier = 5). F Druk op de toetsen "+" en "-" om de waarde te wijzigen.
26-04-2004
73
UW 807 IN DETAIL Om de gescheiden regeling voor bestuurder en passagier op te heffen: - airconditioning met knop "MONO", druk op schakelaar A. - airconditioning met knop "REAR", druk minimaal 2 seconden op schakelaar 2 of 3. 4 - Regeling luchtverdeling F Druk op de toets(en) 4 om de luchtstroom te sturen naar: -
de voorruit. de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte. - de voorruit en de beenruimte. - de beenruimte. Het bij de gekozen luchtverdeling 4 behorende verklikkerlampje gaat branden. 5 - Regeling ventilatie achter
Druk op de schakelaar B om de ventilatie achter apart te kunnen regelen. 26-04-2004
Het symbool voor de ventilatie achter 5 wordt weergegeven. De knoppen voor het regelen van de luchtopbrengst 5 en de ventilatieroosters opzij kunnen nu worden gebruikt. Druk nogmaals op schakelaar B om de bediening van de ventilatie achter uit te schakelen. Het symbool voor de ventilatie achter 5 verdwijnt. 6 - Regeling luchtopbrengst F De luchtopbrengst kan worden vergroot of verkleind door de knop 6 rechtsom of linksom te draaien. Het symbool luchtopbrengst 6 zal dan worden weergegeven. 7 - Toevoer van buitenlucht F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te recirculeren. Het symbool en het verklikkerlampje 7 worden weergegeven. De recirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (de ruiten zullen eerder beslaan en de luchtkwaliteit gaat achteruit). F Als de toets nogmaals wordt ingedrukt, zal de automatische luchttoevoer weer worden ingeschakeld.
8 - Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels F Druk bij draaiende motor op de toets 8 om de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. Het verklikkerlampje van de achterruitverwarming 8 gaat branden. Deze gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. F Druk nogmaals op de toets om hem opnieuw in te schakelen. Als de motor wordt afgezet voordat er 12 minuten verstreken zijn, wordt de verwarming weer ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Opmerking: het is mogelijk de achterruitverwarming eerder uit te schakelen door deze toets nogmaals in te drukken. 9 - Programma "comfort" Dit is de normale stand van de airconditioning. F Druk op de toets "AUTO". De airconditioning wordt ingeschakeld en de gewenste waarde wordt automatisch geregeld. Verder regelt het systeem de luchtverdeling, luchtopbrengst en luchttoevoer om ervoor te zorgen dat de lucht in het interieur voldoende ververst wordt. Het symbool "AUTO" wordt weergegeven.
74
UW 807 IN DETAIL 10 - Programma "zicht"
Belangrijke voorzorgsmaatregelen
In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden (vocht, veel inzittenden, vorst). F Kies dan het programma "zicht". Het verklikkerlampje van het programma "zicht" 10 gaat branden. Het systeem schakelt de airconditioning in, regelt de luchtopbrengst, schakelt de achterruitverwarming in en stuurt de optimale luchtstroom naar de voorruit en de zijruiten. De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld. Opmerking: als bij een volgende rit met de auto de binnentemperatuur nagenoeg hetzelfde is, zal het systeem de vorige instelling inschakelen. Indien dit niet het geval is, zal het systeem de automatische functie inschakelen.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door uw PEUGEOT-servicepunt controleren. Opmerking: Laat de ventilatieroosters open staan voor een optimale werking van de airconditioning.
11 - Uitschakelen van het systeem F Draai de knop voor de luchtopbrengst 6 naar links tot het display wordt gedoofd. Hierdoor worden alle functies van het systeem uitgeschakeld, met uitzondering van de achterruitverwarming. F Als de knop 6, de toets 10 of de toets "AUTO" nogmaals wordt bediend, zal het systeem opnieuw met dezelfde instellingen worden ingeschakeld. 26-04-2004
Als de punten in de waarde-instellingen gaan knipperen, duidt dit op een storing in de airconditioning. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
76
UW 807 IN DETAIL STOELEN Handmatig verstelbare voorstoelen 1 - Verstelling in lengterichting. Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. 2 - Rugleuningverstelling Trek de hendel omhoog. 3 - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel: Pomp de stoel omhoog of omlaag om de gewenste stand te verkrijgen. 4 - Verstelling lendensteun bestuurdersstoel Zet de hendel omhoog of omlaag om de gewenste stand te verkrijgen. 5 - Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun Trek de hoofdsteun naar voren en schuif hem om hem omhoog of omlaag te zetten.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
26-04-2004
UW 807 IN DETAIL Zet, om de hoofdsteun te verwijderen, deze in de hoogste stand, druk de lip met behulp van een munststuk omhoog en trek de hoofdsteun gelijktijdig naar voren en omhoog. Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
26-04-2004
6 - Omdraaien van de stoelen Zet de rugleuning volledig rechtop. Zet de stoel in de middelste en hoogste stand. Bestuurdersstoel: zet het stuurwiel naar voren, trek de handrem aan, trek de knop aan het uiteinde van de handremkabel uit en laat de hendel zakken. Trek de hendel van de stoel omhoog en draai de stoel naar binnen toe om.
Het omdraaien van de stoelen is alleen toegestaan bij stilstaande auto. Het is tijdens het rijden niet toegestaan met de rug in de rijrichting te zitten.
77
78
UW 807 IN DETAIL Elektrisch verstelbare voorstoelen A - Verstelling in lengterichting Druk de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen. B - Hoogteverstelling zitting bestuurdersstoel Duw de achterzijde van de schakelaar naar boven of naar beneden om de gewenste hoogte te verkrijgen. C - Rugleuningverstelling Druk de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te verkrijgen. Opmerking: de elektrische instellingen kunnen tot 1 minuut na het uitschakelen van het contact worden uitgevoerd. D - Verstelling lendensteun bestuurdersstoel (handmatig) Beweeg de hendel omhoog of omlaag om de gewenste stand te verkrijgen.
26-04-2004
UW 807 IN DETAIL E - Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteunen
F - Omdraaien van de stoelen (handmatig)
Trek de hoofdsteun naar voren en schuif hem om hem omhoog of omlaag te zetten.
Zet de rugleuning volledig rechtop. Schuif de stoel in de middenstand en zet de zitting in de hoogste stand. Bestuurdersstoel: zet het stuurwiel naar voren, trek de handrem aan, trek de knop aan het uiteinde van de handremhendel uit en laat de hendel zakken. Trek de hendel van de stoel omhoog en draai de stoel naar binnen toe om.
De stand van de hoofdsteun is juist als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. Zet, om de hoofdsteun te verwijderen, deze in de hoogste stand, druk de lip met behulp van een muntstuk omhoog en trek de hoofdsteun gelijktijdig naar voren en omhoog. Steek, om de hoofdsteun terug te zetten, de pennen in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
26-04-2004
Het omdraaien van de stoelen is alleen toegestaan bij stilstaande auto. De passagier op de voorstoel mag tijdens het rijden niet met de rug in de rijrichting zitten.
79
80
UW 807 IN DETAIL Opslaan met behulp van de toetsen M, 1 en 2
Opslaan van de stand van de bestuurdersstoel en de buitenspiegels in het geheugen U kunt vier verschillende standen opslaan in het geheugen: - twee met behulp van de twee afstandsbedieningen (twee gebruikers), - twee met behulp van de toetsen M/1 en M/2. Opslaan van de stand van de bestuurdersstoel met behulp van de afstandsbediening Bij het vergrendelen van de portieren slaat de afstandsbediening de stand van de bestuurdersstoel en de buitenspiegels in het geheugen op. Bij het ontgrendelen van de portieren stellen de bestuurdersstoel en de buitenspiegels zich automatisch af in de door de afstandsbediening opgeslagen stand, als deze tussentijds is gewijzigd. De afstandsbedieningen kunnen elk een andere stand in het geheugen opslaan. 26-04-2004
Opslaan in het geheugen met behulp van de toetsen aan de zijkant van de stoel: F zet de contactsleutel in de stand contact aan (2e stand), F verstel de stoel en de buitenspiegels, F druk op de toets M en vervolgens binnen 4 seconden op de toets 1 "eerste opgeslagen stand" of op de toets 2 "tweede opgeslagen stand". Het opslaan in het geheugen wordt bevestigd door een geluidssignaal. Het opslaan van een andere stand annuleert de vorige, in het geheugen opgeslagen stand. Oproepen van een opgeslagen stand van de bestuurdersstoel Bij stilstaande motor F Druk kort op de toets 1 of 2 om de opgeslagen stand op te roepen. Opmerking: Als een opgeslagen stand vijf keer achter elkaar is opgeroepen, zal de functie worden uitgeschakeld totdat de motor wordt gestart. Bij draaiende motor F Houd de toets 1 of 2 ingedrukt totdat de opgeslagen stand is bereikt.
Schakelaars stoelverwarming vóór De stoelverwarming is voor elke voorstoel apart regelbaar. De stoelverwarming kan met de knoppen naast de stoel geregeld worden: 0: Uit. 1: Laag. 2: Gemiddeld. 3: Hoog. De temperatuur van de stoel wordt automatisch geregeld. Opmerking: de stoelverwarming werkt alleen bij draaiende motor.
81
UW 807 IN DETAIL 4 - 12 V-aansluiting Bij de bevestiging van de bestuurdersstoel bevindt zich een 12 Vaansluiting, die bereikbaar is voor passagiers op de 2e zitrij. 5 - Armsteunen voor en achter
2 - Bagagenetten
INDELING VAN DE VOORSTOELEN 1 - Opbergladen Onder de voorstoelen heeft u de beschikking over een opberglade. - Til de opberglade iets op en trek hem naar voren om de lade te openen. - Trek, om de opberglade te verwijderen, de lade geheel open, til de twee lipjes aan beide zijden van de la op en trek hem vervolgens geheel naar buiten. Opmerking: door het inbouwen van een versterker onder de passagiersstoel, kan de opberglade geblokkeerd zijn.
26-04-2004
Aan de achterkant van de voorstoelen bevindt zich in het midden een elastisch bagagenet. - In de normale stand dient het net bijvoorbeeld als tijdschrifthouder. - Bevestigd tussen de twee voorstoelen (A), kunt u hier bijvoorbeeld een tas in opbergen. 3 - Vliegtuigtafeltje Aan de achterkant van de voorstoelen bevindt zich een inklapbaar vliegtuigtafeltje met bekerhouder. Vergeet niet het tafeltje in te klappen alvorens de stoel te draaien. Opmerking: in de rugleuning van de voorstoelen bevindt zich tevens een kaartentas.
Armsteun opbergen: - klap de armsteun omhoog totdat deze zich in de rugleuning bevindt. Armsteun gebruiken: - druk de armsteun naar achteren. - draai de armsteun volledig omlaag. - breng de armsteun langzaam omhoog totdat deze in de gewenste positie staat. - herhaal deze procedure als de armsteun te ver omhoog is gezet. Armsteun verwijderen: - breng de armsteun omhoog tot voorbij de stand waarin hij kan worden opgeborgen. - druk stevig op de bevestigingspen en kantel de armsteun zo ver mogelijk. - trek de armsteun naar u toe om hem uit de bevestiging te nemen. Aanbrengen van de armsteun: - breng de armsteun aan in de stand waarin hij is verwijderd. - druk de armsteun op de bevestiging totdat hij goed vastzit.
82
UW 807 IN DETAIL
ACHTERSTOELEN
Neerklappen van de stoelen opzij:
Stoel opzij (tafeltje)
Verstellen in de lengterichting
toegang tot de 3e zitrij:
Til de beugel A op en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Vanuit de 3e zitrij kunt u de stoel naar voren schuiven door aan de riem B te trekken. Hierdoor kunnen passagiers van de 3e zitrij gemakkelijker uitstappen als de stoel van de 2e zitrij is neergeklapt.
Zet de hoofdsteun in de laagste stand. Trek de hendel C geheel omhoog. Kantel de rugleuning naar voren tot de achterste verankeringen zijn ontgrendeld.
Klap de desbetreffende stoel neer. Kantel de neergeklapte stoel naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld. U heeft nu de beschikking over een tafeltje met twee bekerhouders.
Verstellen van de rugleuning Trek de hendel C omhoog om de rugleuning in de gewenste hoek te zetten. Laat de hendel los om de rugleuning te vergrendelen.
26-04-2004
Klap de rugleuning op de zitting. Zet de stoel in de stand "portefeuille".
Neerklappen van een stoel opzij wanneer deze als tafeltje wordt gebruikt
uitstappen vanuit de 3e zitrij:
Zet de rugleuning van de stoel rechtop. Klap de stoel neer volgens de volgende procedure.
Zet de hoofdsteun in de laagste stand. Trek de hendel D geheel omhoog. Kantel de rugleuning naar voren tot de achterste verankeringen zijn ontgrendeld. Klap de rugleuning op de zitting. Zet de stoel in de stand "portefeuille".
83
UW 807 IN DETAIL
Middelste stoel (tafeltje)
Verwijderen van een stoel
Omdraaien van een stoel
Zet de hoofdsteun in de laagste stand. Trek de hendel E omhoog. Kantel de rugleuning naar voren. U heeft nu de beschikking over een tafeltje met twee bekerhouders.
Klap de desbetreffende stoel neer. Trek stevig aan de twee stangen G onder de stoel, zodat de voorste verankeringen worden ontgrendeld. Til de stoel uit de auto met behulp van de handgreep H.
De achterstoelen kunnen met de rug in de rijrichting worden geplaatst. Klap daarvoor de gewenste stoel neer en volg de aanwijzingen met betrekking tot het verwijderen en plaatsen van de stoel.
Neerklappen van de middelste stoel
Plaatsen van een stoel
Klap de stoel op tot tafeltje. Trek aan de hendel F. Zet de stoel in de stand "portefeuille".
26-04-2004
Controleer of er geen voorwerpen op of in de rails liggen die de goede verankering van de stoel verhinderen. Plaats de voorste verankeringen in de rails (trek indien nodig stevig aan de twee stangen G). Kantel de neergeklapte stoel naar achteren. De achterste verankeringen worden vergrendeld. Zet de rugleuning van de stoel rechtop (trek bij de middelste stoel aan de hendel E).
Het omdraaien van de stoelen is alleen toegestaan bij stilstaande auto. Het is tijdens het rijden niet toegestaan met de rug in de rijrichting te zitten. Gebruik nooit de riemen van de stoelverstelling voor het verwijderen, plaatsen of vervoeren van een stoel. Laat tijdens het rijden beslist niemand op de 3e zitrij zitten als een stoel opzij in de stand "portefeuille" is gezet.
84
UW 807 IN DETAIL
ACHTERBANK
Tafel
Verwijderen van de achterbank
Verstellen in de lengterichting
Zet de hoofdsteunen in de laagste stand. Trek, vanuit de bagageruimte, de riem C omhoog. Klap de rugleuning neer op de zitting.
Klap de achterbank neer. Til de twee beugels E onder de bank op, zodat de voorste verankeringen worden ontgrendeld. Opmerking: Verwijder en plaats de achterbank in de stand "portefeuille" via de zijschuifdeuren.
Neerklappen van de achterbank
Plaatsen van de achterbank
Zet de hoofdsteunen in de laagste stand. Trek, vanuit de bagageruimte, de riem C omhoog. Klap de rugleuning neer op de zitting. Trek aan de hendel D om de achterste verankeringen te ontgrendelen. Zet de bank in de stand "portefeuille". Bevestig voor het rijden de bevestigingsriemen aan de handgrepen.
Controleer of er geen voorwerpen op of in de rails liggen die de goede verankering van de achterbank verhinderen. Plaats de voorste verankeringen in het voorste uiteinde van de rails. Kantel de neergeklapte achterbank naar achteren. De achterste verankeringen worden vergrendeld. Ontgrendel de rugleuning en til de rugleuning op met de riem C.
Til de beugel A op en schuif de bank naar voren of naar achteren. Opmerking: Door aan de riem B te trekken kunt u de bank verder naar voren schuiven, waardoor de laadruimte vergroot wordt.
Gebruik de riemen van de verstelling nooit om de bank te verwijderen, te plaatsen of te dragen.
26-04-2004
UW 807 IN DETAIL HOOFDSTEUNEN ACHTER De hoofdsteunen achter zijn afneembaar en kunnen in twee standen worden gezet: - omhoog, om ze te gebruiken. - omlaag, als ze niet worden gebruikt. Trek de hoofdsteun naar voren en kantel hem gelijktijdig om hem omhoog of omlaag te zetten. U kunt de hoofdsteun verwijderen door hem omhoog te zetten, op de blokkeerpal te drukken en de hoofdsteun gelijktijdig naar voren en omhoog te trekken. Steek om de hoofdsteun te plaatsen de pennen recht in de openingen.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
26-04-2004
85
86
UW 807 IN DETAIL ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van u zelf. Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op: -
Sinds 1992 dienen kinderen jonger dan 10 jaar in gehomologeerde*, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.
-
Kinderen van minder dan 9 kg moeten zowel voor- als achterin tegen de rijrichting in worden vervoerd. PEUGEOT raadt u aan uw kind tegen de rijrichting in te vervoeren tot de leeftijd van 2 jaar.
-
De veiligste plaats voor een kinderzitje is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto. PEUGEOT beveelt u dan ook aan het kinderzitje op de achterbank te bevestigen, ook al is het een kinderzitje dat tegen de rijrichting in kan worden bevestigd.
-
Als uw kind op een zitverhoging zit, controleer dan of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. De schoudergordel dient over de schouder van het kind te liggen, zonder de hals te raken. PEUGEOT raadt u aan een zitverhoging met rugleuning en een gordelgeleider ter hoogte van de schouder van het kind te gebruiken.
-
Vergeet bij het vastmaken van de veiligheidsgordel of het tuigje van het kinderzitje niet om de speling tussen de gordel of het tuigje en het lichaam van het kind tot een minimum te beperken.
Bijzonderheden met betrekking tot het vervoer van kinderen op de passagiersstoel* Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het kinderzitje in de rijrichting op de passagiersstoel worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar is (verwijderd, neergeklapt). Zet in dat geval de passagiersstoel in de middelste stand en schakel de airbag niet uit. Het kinderzitje mag tegen de rijrichting in worden aangebracht. In deze stand is het verplicht de airbag aan passagierszijde uit te schakelen. Anders kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
* Volgens de wettelijke bepalingen. 26-04-2004
87
UW 807 IN DETAIL Dit kinderzitje kan ook in de rijrichting of tegen de rijrichting worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht de normale driepunts veiligheidsgordels te gebruiken.
ISOFIX-BEVESTIGINGEN De twee buitenste achterstoelen zijn uitgerust met ISOFIX-bevestigingen. Het betreft 2 ringen die zijn geplaatst tussen de rug en de zitting van de stoel. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over 2 sloten die eenvoudig aan deze ringen kunnen worden verankerd. Als het kinderzitje niet goed wordt bevestigd, kan het kind bij een aanrijding levensgevaarlijk gewond raken. Het ISOFIX-bevestigingssysteem zorgt voor een veilige, degelijke en snelle montage van het zitje in uw auto.
Een speciaal kinderzitje, dat is gehomologeerd door PEUGEOT en verkrijgbaar is bij de PEUGEOT verkoop- en serviceorganisatie, is het KIDDY Isofix-kinderzitje*. Dit kan met de rug in de rijrichting worden geplaatst voor kinderen tot 13 kg en met het gezicht in de rijrichting voor kinderen van 9 tot 18 kg. Als het zitje met het gezicht in de rijrichting wordt geplaatst, moet de passagiersstoel voor in de middelste stand met de rugleuning rechtop worden gezet. Als het zitje met de rug in de rijrichting wordt geplaatst, moet de passagiersstoel voor zo worden versteld dat het kinderzitje tegen de rugleuning van de voorstoel steunt. Het KIDDY ISOFIX-kinderzitje mag niet op de buitenste zitplaatsen van de derde zitrij geplaatst worden.
26-04-2004
Als het zitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst, moet de voorstoel helemaal naar voren worden geschoven, zodat het kinderzitje zo dicht mogelijk tegen, of volledig tegen het dashboard zit. Wanneer het KIDDY ISOFIXkinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel is geplaatst, moet u de airbag aan passagierszijde uitschakelen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Uw PEUGEOT-servicepunt kan u informeren welke ISOFIX-kinderzitjes gehomologeerd zijn voor uw auto.
* U kunt op de ISOFIX-bevestigingen in uw auto alleen de door PEUGEOT gehomologeerde ISOFIX-kinderzitjes plaatsen.
88
UW 807 IN DETAIL DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES Behalve ISOFIX-kinderzitjes levert PEUGEOT ook een uitgebreide reeks kinderzitjes die met de veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: Vanaf de geboorte tot 13 kg L1 - "Britax Babysure": wordt met de rug in de rijrichting aangebracht en met een driepuntsgordel vastgemaakt. 26-04-2004
L2 - "Römer Baby-Safe": wordt met de rug in de rijrichting aangebracht en met een driepuntsgordel vastgemaakt. Het diepe, stevige frame biedt het kind een optimale bescherming in het geval van een zijdelingse aanrijding. Als een van de bovenstaande zitjes voorin is aangebracht, is het verplicht de airbag aan passagierszijde uit te schakelen en de voorstoel in de middelste stand te zetten.
Groep 1: Van 9 tot 18 kg L3 - "Römer Prince": wordt met een heupgordel of driepuntsgordel vastgemaakt. Omwille van de veiligheid van uw kinderen: het gebruik van de gordelbeschermer is verplicht.
Groep 2: Van 15 tot 25 kg L4 - "Römer Vario": wordt met een heupgordel of driepuntsgordel vastgemaakt.
Groep 2 en 3: Van 15 tot 36 kg L5 - "Recaro Start": wordt met een driepuntsgordel vastgemaakt. De hoogte en de breedte bij de schouders en de lengte van de zitting moeten naar gelang de leeftijd en de grootte van uw kind worden afgesteld.
89
UW 807 IN DETAIL Omwille van de veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg), raadt PEUGEOT u aan de gordelbeschermer te gebruiken. Aanbevelingen Controleer voor een optimale bevestiging van het kinderzitje met het gezicht in de rijrichting of de rugleuning van het zitje goed tegen de rugleuning van de zitplaats van de auto steunt en of de hoofdsteun niet in de weg zit. L6 - "Klippan Optima": wordt achterin met een driepuntsgordel vastgemaakt. Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
Wanneer u voor het plaatsen van een "RECARO START", "KLIPPAN Optima" of "KIDDY Life" (vanaf 6 jaar) kinderzitje de hoofdsteun moet verwijderen, zorg er dan voor dat de hoofdsteun veilig wordt opgeborgen of vastgezet om te voorkomen dat de hoofdsteun bij een noodstop een gevaarlijk projectiel wordt. Schakel de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Groep 1, 2 en 3: Van 9 tot 36 kg L7 - "Kiddy Life": wordt achterin met een driepuntsgordel vastgemaakt. De hoogte en de breedte bij de schouders en de lengte van de zitting moeten naar gelang de leeftijd en de grootte van uw kind worden afgesteld. 26-04-2004
Laat nooit één of meer kinderen zonder toezicht in een auto achter. Laat nooit een kind of een dier in uw auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat. Plaats zonneschermen voor de achterste zijruiten om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
Laat de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de de auto. Volg alle aanwijzingen van de fabrikant met betrekking tot het plaatsen en het bevestigen van het kinderzitje op. Deze zijn aangegeven in de desbetreffende gebruiksaanwijzing. Zorg er bovendien voor dat de achterzijruiten* niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden.
* Volgens uitvoering.
90
UW 807 IN DETAIL < 13 kg (Groep 0 (a) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar
Plaats
1e zitrij 2e
zitrij
3e zitrij
Passagiersstoel vóór (b) Vaste stoel
U
U
U
U
Buitenste zitplaats Normale en Pullman stoel Middelste zitplaats Middelste stoel Buitenste zitplaats Buitenste stoel 2e en 3e zitrij Buitenste zitplaats Middelste stoel 2e zitrij Buitenste zitplaats Bank met 3 zitplaatsen Middelste zitplaats Bank met 3 zitplaatsen
U
U
U
U
U
U
U
U
L1 U
L3 U
L4, L5, L6 U
L5, L6 U
L1 X
L3 X
L4, L5, L6
L5, L6
L4, L5, L6
L5, L6
OVERZICHT VOOR HET PLAATSEN VAN KINDERZITJES Overeenkomstig de Europese richtlijn 2000/3 geeft het onderstaande overzicht aan onder welke voorwaarden de verschillende zitplaatsen in uw auto kunnen worden voorzien van een universeel goedgekeurd kinderzitje, dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd, voor één of meer gewichtsgroepen:
26-04-2004
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie 9 - 18 kg 15 - 25 kg 22 - 36 kg (Groep 1) (Groep 2) (Groep 3) Van 1 tot ongeVan 3 tot ongeVan 6 tot ongeveer 3 jaar veer 6 jaar veer 10 jaar
U: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met de veiligheidsgordel, zowel met de "rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting". X: Zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van een kinderzitje voor de desbetreffende gewichtsgroep.
Alleen de aangegeven kinderzitjes kunnen op de desbetreffende plaats worden bevestigd (volgens land van bestemming): L1: BRITAX Babysure E11 0344117. L3: RÖMER rince E1 03301058. L4: RÖMER Vario E1 03301120. L5: RECARO Start E1 03301108. L6: KLIPPAN Optima E17 030007. (a) Groep 0: van geboorte tot 10 kg. (b) Raadpleeg de wetgeving in uw land voordat u een kinderzitje op deze plaats bevestigt.
91
UW 807 IN DETAIL Veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers
VEILIGHEIDSGORDELS Veiligheidsgordels voor en buitenste veiligheidsgordels 2e zitrij De veiligheidsgordels van de voorstoelen en de buitenste veiligheidsgordels van de 2e zitrij zijn voorzien van gordelspanners en spankrachtbegrenzers. Hoogteverstelling: F Knijp knop 1 in en schuif het bovenste bevestigingspunt omlaag. F Schuif knop 1 omhoog om het bovenste bevestigingspunt omhoog te schuiven. Omdoen: F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. 26-04-2004
Dankzij de toepassing van veiligheidsgordels met gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers is de veiligheid van de inzittenden bij frontale aanrijdingen nog verder verbeterd. De gordelspanners dienen om, afhankelijk van de kracht van de aanrijding, de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden te trekken. De veiligheidsgordels met gordelspanners werken alleen als het contact is aangezet. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittende getrokken wordt.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel voor Als de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft omgedaan, gaat bij draaiende motor het verklikkerlampje branden en vervolgens bij snelheden hoger dan 25 km/h in combinatie met een geluidssignaal (gedurende 90 seconden) en de melding "Veiligheidsgordel vergeten" op het multifunctionele display. Opmerking: het lampje kan ook gaan branden als bijv. een tas of huisdier op de stoel is geplaatst.
Buitenste veiligheidsgordels 3e zitrij De zitplaatsen op de 3e zitrij zijn voorzien van twee driepuntsgordels met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer. Zet om de veiligheidsgordel om te doen de musketonhaak vanuit de stand B in de stand A en steek vervolgens de gesp in de gordelsluiting.
Middelste veiligheidsgordel 2e en 3e zitrij De middelste zitplaats van de 2e zitrij en 3e zitrij is voorzien van een geïntegreerde driepuntsgordel met oprolautomaat.
92
UW 807 IN DETAIL De gordel heeft het meeste effect als deze strak om het lichaam gedragen wordt. Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door worden geleid. Het is tijdens het rijden verboden met de rug in de rijrichting te zitten.
MODULARITEIT EN OPSTELLING VAN DE STOELEN Voorbeelden van mogelijkheden om het interieur aan te passen aan de gebruiksomstandigheden: 5 plaatsen
7 plaatsen met toegang tot de 3e zitrij
6 plaatsen "Pullman"
8 plaatsen met bank
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het verklikkerlampje van de airbag gaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren door een PEUGEOTservicepunt.
26-04-2004
92
UW 807 IN DETAIL De gordel heeft het meeste effect als deze strak om het lichaam gedragen wordt. Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door worden geleid. Het is tijdens het rijden verboden met de rug in de rijrichting te zitten.
MODULARITEIT EN OPSTELLING VAN DE STOELEN Voorbeelden van mogelijkheden om het interieur aan te passen aan de gebruiksomstandigheden: 5 plaatsen
7 plaatsen met toegang tot de 3e zitrij
6 plaatsen "Pullman"
8 plaatsen met bank
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het verklikkerlampje van de airbag gaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren door een PEUGEOTservicepunt.
26-04-2004
UW 807 IN DETAIL 5 plaatsen in de stand "picknick"
Configuratie "Cargo"
26-04-2004
Verricht handelingen met betrekking tot de indeling van het interieur uitsluitend bij stilstaande auto (zie hoofdstuk "Stoelen"). Het is tijdens het rijden niet toegestaan met de rug in de rijrichting te zitten. De middelste stoel kan zowel in het midden van de 2e zitrij als links opzij in de 3e zitrij worden geplaatst.
93
94
UW 807 IN DETAIL SLEUTELS
Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren, de tankdop en het dashboardkastje onafhankelijk van elkaar vergrendeld of ontgrendeld worden, kan de passagiersairbag worden uitgeschakeld, het kinderslot worden bediend en kan het contactslot worden bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van één van de voorportieren kunnen de portieren en de achterklep gelijktijdig vergrendeld of ontgrendeld worden, kan de supervergrendeling worden bediend en kunnen de buitenspiegels worden ingeklapt. Als één van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd.
Afstandsbediening Uitvoering met normale vergrendeling Druk op de knop A om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. 26-04-2004
Uitvoering met supervergrendeling Let op: De supervergrendeling blokkeert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren. Schakel nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt. Door één keer op de knop A te drukken wordt de vergrendeling ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. Door binnen vijf seconden na het inschakelen van de vergrendeling nogmaals op de knop A te drukken wordt de supervergrendeling ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. Opmerking: als de bestuurder de supervergrendeling van binnenuit inschakelt, wordt zodra de auto wordt gestart de normale vergrendeling weer ingeschakeld. Door langer dan 2 seconden op de knop A te drukken wordt niet alleen de normale vergrendeling of supervergrendeling ingeschakeld, maar worden ook de ruiten automatisch gesloten en het schuifdak in gekantelde stand gezet. Als u deze geheel wilt sluiten, moet u op desbetreffende knop drukken voordat u de auto verlaat.
Ontgrendelen Druk één keer op de knop B om de auto te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking: Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. Openen/sluiten van de elektrische zijschuifdeuren Druk op de knop C om de rechter zijschuifdeur te openen of te sluiten. Druk op de knop D om de linker zijschuifdeur te openen of te sluiten. Opmerking: Indien de auto nog is vergrendeld, wordt deze voordat de desbetreffende zijschuifdeur op deze manier wordt geopend ontgrendeld.
Inklappen/uitklappen van de sleutel Door op de knop E te drukken en vervolgens de sleutel in de afstandsbediening te duwen kan de sleutel worden ingeklapt. Druk op de knop E om de sleutel weer uit te klappen.
95
UW 807 IN DETAIL Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats: F Druk op de knop A, de plafonniers gaan branden en de knipperlichten knipperen gedurende enkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel in contact Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact steekt, wordt de melding "Sleutel vergeten" op het multifunctionele display weergegeven en klinkt er een geluidssignaal.
Batterij van afstandsbediening vervangen Als de batterij leeg is, verschijnt de melding "Batterij afstandsbediening leeg" op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal. Wip dan het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij te komen (CR 1620/3 V). Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw geprogrammeerd worden.
26-04-2004
Synchroniseren van de afstandsbediening Na het vervangen van de batterij of het losnemen van de accukabels moet de afstandsbediening gesynchroniseerd worden. F Wacht ten minste 1 minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. F Zet het contact aan. F Druk binnen 10 seconden op de knop A of B en houd deze ten minste 5 seconden ingedrukt. F Zet het contact uit. F Wacht ten minste 1 minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. De afstandsbediening werkt nu weer.
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden. Bij een storing in het systeem dient u zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
Codekaart Op deze kaart staat de identificatiecode die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de elektronische startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto.
96
UW 807 IN DETAIL Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen. De radiografische afstandsbediening is een gevoelig systeem; het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de auto per ongeluk ontgrendeld wordt. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Schakel de supervergrendeling niet in als er nog iemand in de auto zit. Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden geprogrammeerd.
26-04-2004
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat: - u in het bezit bent van de codekaart; - uw sleutels door een PEUGEOTservicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.
95
UW 807 IN DETAIL Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats: F Druk op de knop A, de plafonniers gaan branden en de knipperlichten knipperen gedurende enkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel in contact Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact steekt, wordt de melding "Sleutel vergeten" op het multifunctionele display weergegeven en klinkt er een geluidssignaal.
Batterij van afstandsbediening vervangen Als de batterij leeg is, verschijnt de melding "Batterij afstandsbediening leeg" op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal. Wip dan het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij te komen (CR 1620/3 V). Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw geprogrammeerd worden.
26-04-2004
Synchroniseren van de afstandsbediening Na het vervangen van de batterij of het losnemen van de accukabels moet de afstandsbediening gesynchroniseerd worden. F Wacht ten minste 1 minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. F Zet het contact aan. F Druk binnen 10 seconden op de knop A of B en houd deze ten minste 5 seconden ingedrukt. F Zet het contact uit. F Wacht ten minste 1 minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. De afstandsbediening werkt nu weer.
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden. Bij een storing in het systeem dient u zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
Codekaart Op deze kaart staat de identificatiecode die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de elektronische startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto.
96
UW 807 IN DETAIL Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen. De radiografische afstandsbediening is een gevoelig systeem; het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de auto per ongeluk ontgrendeld wordt. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Schakel de supervergrendeling niet in als er nog iemand in de auto zit. Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden geprogrammeerd.
26-04-2004
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat: - u in het bezit bent van de codekaart; - uw sleutels door een PEUGEOTservicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.
97
UW 807 IN DETAIL
ALARMSYSTEEM Het alarmsysteem bestaat uit een omtrek- en interieurbeveiliging: - De omtrekbeveiliging treedt in werking als een portier, de achterklep of de motorkap wordt geopend. - De interieurbeveiliging treedt in werking als er beweging in het interieur wordt waargenomen (breken van een ruit, iets of iemand in het interieur). Inschakelen F Zet het contact uit en verlaat de auto. F Schakel binnen vijf minuten na het verlaten van de auto het alarmsysteem in door de auto te vergrendelen of de supervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbediening (het rode, van buitenaf zichtbare lampje in het midden van het dashboard zal één keer per seconde knipperen). 26-04-2004
Opmerking: Als u de auto wilt vergrendelen zonder het alarmsysteem in te schakelen, maak dan gebruik van de sleutel. Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden. Nadat het alarm is gestopt, wordt het opnieuw ingeschakeld. Let op: Als het alarm tien keer achter elkaar is afgegaan, zal het bij de elfde keer worden uitgeschakeld. Opmerking: Als het rode lampje in het midden van het dashboard snel knippert, betekent dit dat het alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Na het inschakelen van het contact met de sleutel met afstandsbediening zal het lampje niet meer knipperen.
Uitschakelen Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening (het rode lampje in het midden van het dashboard gaat uit).
Alleen de omtrekbeveiliging inschakelen Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt laten of als er een huisdier in de auto achterblijft. F Sluit de schuifdaken. F Zet het contact af.
F Druk binnen tien seconden op de knop A links op het dashboard totdat het rode lampje continu blijft branden. F Verlaat de auto. F Schakel het alarmsysteem binnen vijf minuten in door de auto te vergrendelen of de supervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbediening (het rode lampje in het midden van het dashboard zal één keer per seconde knipperen). Opmerking: Als het alarmsysteem is ingeschakeld en de afstandsbediening niet meer werkt: F ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal afgaan. F zet binnen tien seconden het contact aan. Het alarm stopt.
Storing Als, bij het aanzetten van het contact, het rode lampje in het midden van het dashboard gedurende tien seconden gaat branden, duidt dit op een storing in de verbinding met de sirene. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt om het systeem te controleren. Breng geen wijzigingen aan aan het alarmsysteem, dit kan leiden tot storingen.
98
UW 807 IN DETAIL PORTIEREN
Openen van buitenaf
Openen van binnenuit Opmerking: De portieren kunnen niet met de portiergrepen worden geopend op het moment dat de supervergrendeling is ingeschakeld.
26-04-2004
Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit Als u op de knop A drukt, licht het rode lampje op bij het vergrendelen. Het lampje gaat uit bij het ontgrendelen. Met deze knop kunnen de portieren en de achterklep worden vergrendeld en ontgrendeld. Opmerking: Op het moment dat de normale vergrendeling of supervergrendeling van buitenaf is ingeschakeld, knippert het rode lampje en kunnen de portieren niet worden ontgrendeld met knop A. Gebruik dan de sleutel of de afstandsbediening om te ontgrendelen. Automatische centrale vergrendeling Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren automatisch vergrendeld. U kunt deze functie desgewenst inschakelen of uitschakelen. Inschakelen Druk lang op de knop A. Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen in combinatie met de melding "Automatische portiervergrendeling aan" op het multifunctionele display. Uitschakelen Druk lang op de knop A. Bij het uitschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen. Waarschuwingsmelding "portier open" Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een portier niet goed is gesloten, zal een bijbehorende afbeelding worden weergegeven op het multifunctionele display in combinatie met een geluidssignaal.
Elektrisch bediende schuifdeuren
Openen/sluiten vanaf de voorstoelen: -
druk op de overeenkomstige schakelaar B om de schuifdeur te openen of te sluiten. Bij het openen en sluiten klinkt een geluidssignaal. Openen/sluiten vanaf de 2e zitrij: -
druk op de overeenkomstige schakelaar C om de schuifdeur te openen of te sluiten.
Uitschakelen van de bediening vanaf de 2e zitrij: -
druk op de knop voor het uitschakelen van alle elektrische bedieningen achter.
99
UW 807 IN DETAIL Openen/sluiten met de afstandsbediening: -
druk op de toets C om de rechter schuifdeur te openen of te sluiten. druk op de toets D om de linker schuifdeur te openen of te sluiten.
Opmerking: de elektrisch bediende schuifdeuren zijn uitgerust met een systeem dat obstakels detecteert. Als het sluiten van een deur wordt verhinderd, gaat deze weer open. Als het openen van een deur wordt verhinderd, dan stopt deze. Het openen of sluiten dient in deze gevallen handmatig te gebeuren.
26-04-2004
De kracht waarmee de deur wordt verplaatst kan persoonlijk letsel veroorzaken. Zorg ervoor dat niets het openen of sluiten van de deur in de weg staat. Laat kinderen en dieren nooit zonder toezicht in de buurt van de bediening van de deuren komen. Schakel de bediening eventueel uit en neem vervolgens de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes. Controleer voor het rijden of de deur goed gesloten en vergrendeld is (zie waarschuwing "open portier").
Kindersloten Portieren Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen. F Draai de knop een kwart omwenteling met de contactsleutel. Elektrische systemen De bediening van de volgende systemen kan worden uitgeschakeld voor de passagiers achterin: F elektrisch bediende ruiten, F schuifdeuren, F schuif-/kanteldaken. Druk met het contact aan op schakelaar A. De melding "Kinderbeveiliging geactiveerd" verschijnt op het multifunctionele display in combinatie met een geluidssignaal. Let op: neem voor het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes.
100
UW 807 IN DETAIL
BAGAGERUIMTE
Noodbediening
Achterklep gelijktijdig met de portieren ver- of ontgrendelen
Hiermee kan bij een eventuele storing in de centrale vergrendeling, de achterklep ontgrendeld worden. F Klap een van de zitplaatsen van de 2e zitrij neer. F Klap een van de zitplaatsen van of de achterbank van de 3e zitrij neer om bij het achterklepslot te komen. F Steek een kleine schroevendraaier in de opening B van het slot en duw het uiteinde naar links om de achterklep te ontgrendelen.
De achterklep wordt vergrendeld of ontgrendeld met de afstandsbediening of één van de portiersloten voor. Open de achterklep met de handgreep A en til de achterklep omhoog. Opmerking: de achterklep wordt automatisch vergrendeld zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h en wordt weer ontgrendeld zodra een voorportier wordt geopend. Waarschuwingsmelding "achterklep open" Als bij draaiende motor of tijdens het rijden de achterklep niet goed gesloten is, wordt u gewaarschuwd door het verschijnen van een pictogram op het multifunctionele display in combinatie met een geluidssignaal. 26-04-2004
ZIJRUITEN ACHTER Kantel de hendel en druk deze helemaal naar buiten om de geopende ruit vast te zetten.
101
UW 807 IN DETAIL
SCHUIF-/KANTELDAK U heeft de beschikking over drie schuif-/kanteldaken met elk een eigen bediening. Het is tevens mogelijk de achterste twee schuif-/kanteldaken met de schakelaars van het voorste dak te bedienen. • Kantelen: Houd het gedeelte A van de schakelaar ingedrukt. • Openen: Druk kort op het gedeelte A van de schakelaar. • Sluiten: Druk kort op het gedeelte B van de schakelaar en houd dit vervolgens ingedrukt. • Beveiliging tegen beknellen Als het schuifdak bij het sluiten tegen een obstakel stuit, stopt het dak automatisch en gaat gedeeltelijk weer open.
26-04-2004
Opmerkingen: Als het schuifdak, bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, druk dan op deel A van de schakelaar tot het dak volledig geopend is en sluit het vervolgens. Houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast. Laat bij een storing als de accukabels los zijn geweest de schakelaar los en druk deze opnieuw in tot het dak volledig is gesloten. Houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 5 seconden ingedrukt. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. Uitschakelen van de bediening van de schuif-/kanteldaken van de 2e en 3e zitrij: - Druk op de blokkeerschakelaar van de elektrische bediening van de achterste schuif-/kanteldaken. Opmerking: Het zonnescherm wordt handmatig bediend. Open het zonnescherm door aan de handgreep te trekken en het scherm naar achteren te schuiven. Sluit het zonnescherm door het naar voren te trekken tot de handgreep is vergrendeld. Open de schuif-/kanteldaken niet direct na een regenbui of na het wassen van de auto.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Controleer bij het verlaten van de auto altijd of de schuif-/ kanteldaken goed zijn gesloten. Wanneer het dak tijdens het bedienen bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend of gesloten. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder het dak bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van het dak verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische dakbediening. Let op de kinderen tijdens het bedienen van het dak.
102
UW 807 IN DETAIL
MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: - open het afdekkapje aan de linkerzijde in de beenruimte voor de bestuurder. - trek de handgreep omhoog. Buitenzijde: druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. Motorkapsteun Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. Controleer of de motorkap goed vergrendeld is. Waarschuwing "Motorkap open" Deze waarschuwing is alleen beschikbaar in combinatie met de alarmoptie. Als de motorkap niet goed gesloten is terwijl de motor draait of de auto rijdt, wordt u hiervoor gewaarschuwd door een afbeelding op het multifunctionele display in combinatie met een geluidssignaal. 26-04-2004
BRANDSTOF TANKEN Te laag brandstofniveau Als het brandstofniveau te laag is, gaat dit verklikkerlampje branden in combinatie met de melding "Brandstofniveau laag" op het multifunctionele display. U kunt nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden. Als het verklikkerlampje knippert, geeft dit aan dat de brandstofmeter niet werkt. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Als het verklikkerlampje knippert in combinatie met de melding "Brandstofcircuit afgesloten", geeft dit aan dat de brandstoftoevoer is afgesloten. Herstel de brandstoftoevoer (zie het desbetreffende hoofdstuk).
Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. F Open de brandstofvulklep. F Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom. F Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. Op een label staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 80 liter. F Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep.
Als de brandstofvulklep geopend is, wordt de linker schuifdeur automatisch tegengehouden. Als de tankdop niet op de tank geplaatst is, kan de sleutel er niet worden uitgehaald.
103
UW 807 IN DETAIL Overschakelen van dim- naar grootlicht Trek de hendel, voorbij het zware punt, naar u toe.
LICHTSCHAKELAAR Verlichting vóór en achter Draai ring A om de verlichting in te schakelen. Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht
Automatisch inschakelen van de verlichting
26-04-2004
Vergeten verlichting Als het contact is afgezet en er wordt een voorportier geopend, klinkt in combinatie met de melding "Verlichting vergeten" op het multifunctionele display een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt. Mistlampen vóór/mistachterlicht Deze worden ingeschakeld door ring B naar voren te draaien en uitgeschakeld door de ring naar achter te draaien. Het branden van de mistlampen wordt aangegeven door een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Mistlampen vóór (draai de ring 1 stand naar voren).
De mistlampen vóór branden in combinatie met parkeerlicht en dimlicht. Mistlampen vóór en mistachterlicht (draai de ring 2 standen naar voren).
Deze branden in combinatie met parkeer- en dimlicht. Opmerking: Draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampen vóór te doven. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, is het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra het niet meer nodig is. De automatische verlichting schakelt de mistachterlichten uit, maar de mistlampen vóór blijven branden.
Richtingaanwijzers Links: omlaag duwen. Rechts: omhoog duwen.
104
UW 807 IN DETAIL AUTOMATISCH INSCHAKELEN VAN DE VERLICHTING
Controle van werking
Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is. Opmerking: Bij mist kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. Uit- of inschakelen van de functie: F Zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de sleutel), F Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0, F Houd het uiteinde van de schakelaar 2 seconden ingedrukt. Opmerking: Afhankelijk van de lichtsterkte van de omgeving, blijft de verlichting nadat het contact is afgezet nog ongeveer 45 seconden branden. De verlichting dooft automatisch als de auto wordt vergrendeld. Let op dat de lichtsensor, in het midden van het dashboard, niet wordt afgedekt. Deze sensor regelt de automatische verlichting.
Bij het inschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal en verschijnt de melding "Automatische verlichting aan" op het multifunctionele display.
26-04-2004
Inschakelen
Uitschakelen Als de functie wordt uitgeschakeld klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als de bestuurder de lichtschakelaar bedient.
105
UW 807 IN DETAIL Nadat het contact is afgezet dient de schakelaar weer geactiveerd te worden: - zet de schakelaar in een willekeurige stand. - zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand. Onderhoudsstand ruitenwissers voor
RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers vóór met intervalstand 2 Hoge snelheid (hevige neerslag). 1 Normale snelheid (matige regenval). I Interval. 0 Uit. Í Eén keer wissen (omlaag duwen). In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rijsnelheid.
26-04-2004
Ruitenwissers vóór met automatische stand 2 Hoge snelheid (hevige neerslag). 1 Normale snelheid (matige regenval). AUTO Automatisch wissen. 0 Uit. Í Eén keer wissen (omlaag duwen). In de stand AUTO wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, bewegen de ruitenwissers naar de voorruitstijlen. Deze stand moet worden gebruikt voor 's winters parkeren en het vervangen of reinigen van de ruitenwisserbladen (Zie het hoofdstuk "Praktische informatie - § Ruitenwisserblad vervangen"). Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten. Ruitensproeiers en koplampsproeiers Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met de ruitensproeiers in werking indien de dim-/grootlichten branden.
106
UW 807 IN DETAIL Automatische ruitenwissers
Ruitenwisser achter
De automatische ruitenwissers worden aangestuurd door middel van een regensensor die op de voorruit is gemonteerd. In stand AUTO werkt de ruitenwisser automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast.
Draai de ring A tot de eerste stand. De wissnelheid is afhankelijk van de rijsnelheid.
Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt de melding "Automatisch wissen aan" op het multifunctionele display.
Dek de regensensor, in het midden op de voorruit, niet af. Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat of controleer of de schakelaar niet in de stand voor automatisch wissen staat. Wacht 's winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is.
26-04-2004
Automatische ruitenwisser achter F Zet de schakelaar van de ruitenwisser voor in een andere positie dan 0. F Schakel de ruitenwisser achter in. F De ruitenwisser achter werkt in de intervalstand. Opmerking: deze functie werkt mogelijk niet goed indien er een fietsendrager wordt gemonteerd. Daarom dient u een speciale, door PEUGEOT goedgekeurde fietsendrager te monteren of een PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
Wacht 's winters, als de ruit met sneeuw of ijs bedekt is, met het inschakelen van de ruitenwisser achter. Zet eerst de achterruitverwarming aan, wacht tot de sneeuw of het ijs begint te smelten en veeg de ruitenwisser achter schoon. Zet dan pas de ruitenwisser achter aan.
Ruitensproeier achter Draai de ring A voorbij de eerste stand, zodat de ruitensproeier in werking treedt en vervolgens de ruitenwisser enige tijd wordt ingeschakeld.
107
UW 807 IN DETAIL BOORDCOMPUTER
Kleurendisplay DT Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden achtereenvolgens aangegeven:
Monochroom display B
Monochroom display CT "Actuele informatie" met: de actieradius. het momentele verbruik. de afstand die nog moet worden afgelegd. - het traject 1 met: • de afgelegde afstand. • het gemiddeld verbruik. • de gemiddelde snelheid. - het traject 2 met dezelfde eigenschappen. - De • • •
-
de actieradius. de afgelegde afstand. het gemiddelde verbruik. het momentele verbruik. de gemiddelde snelheid.
Bovendien kunnen op het multifunctionele display een logboek met waarschuwingsmeldingen en een waarschuwing te hoge snelheid* worden weergegeven. Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de schakelaar.
* Volgens land van bestemming 26-04-2004
Stand "auto" met: • de actieradius, het momentele verbruik en de afstand die nog moet worden afgelegd. - Stand "1" (traject "1") met: • het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemiddelde snelheid gedurende het traject "1". - Stand "2" (traject "2") met dezelfde eigenschappen. Met behulp van dit display kuntu tevens het logboek met waarschuwingsmeldingen bekijken en de waarschuwing te hoge snelheid* instellen. -
Op 0 zetten Druk de knop meer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.
Met behulp van dit display kunt u tevens het logboek met waarschuwingsmeldingen bekijken en de waarschuwing te hoge snelheid* instellen. Op 0 zetten Druk de schakelaar meer dan 2 seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.
108
UW 807 IN DETAIL Actieradius
Af te leggen afstand
Programmeren
In deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden. Opmerking: Dit getal kan verhoogd worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, die een aanzienlijke verlaging van het momentele verbruik tot gevolg heeft. Zodra de actieradius lager is dan 30 km, worden er 3 streepjes weergegeven. Na het tanken wordt de actieradius opnieuw weergegeven zodra deze hoger is dan 100 km. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt wanneer er tijdens het rijden langdurig horizontale streepjes in plaats van cijfers op het display verschijnen.
Dit is de afstand tot de eindbestemming. Deze afstand wordt op elk moment tijdens het navigeren berekend of wordt ingevoerd door de gebruiker, met aftrek van de kilometers die sinds het invoeren zijn afgelegd. Opmerking: Bij het ontbreken van de afstand verschijnen er streepjes in plaats van cijfers.
Druk kort op de schakelaar. Trap het gaspedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt. Druk lang op de schakelaar om de snelheid op te slaan.
Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste seconden. Deze informatie verschijnt alleen als er met een snelheid van meer dan 30 km/h wordt gereden.
Gemiddeld verbruik Dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatse nulstelling van de boordcomputer.
Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcomputer de afgelegde afstand sinds de laatste nulstelling aan. 26-04-2004
Gemiddelde snelheid
Uitschakelen Druk lang op de schakelaar totdat de melding "Waarschuwing te hoge snelheid UIT" verschijnt.
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan).
Logboek waarschuwingsmeldingen Deze functie herhaalt de actieve waarschuwingsmeldingen door ze achtereenvolgend op het multifunctionele display te laten verschijnen.
Waarschuwing te hoge snelheid* Deze functie waarschuwt bij overschrijding van een vooraf ingestelde snelheid door weergave van de melding "Te hoge snelheid" op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal. Inschakelen Druk lang op de schakelaar totdat de melding "Waarschuwing te hoge snelheid AAN" verschijnt. * Volgens land van bestemming.
De trajecten De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen. Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.
107
UW 807 IN DETAIL BOORDCOMPUTER
Kleurendisplay DT Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden achtereenvolgens aangegeven:
Monochroom display B
Monochroom display CT "Actuele informatie" met: de actieradius. het momentele verbruik. de afstand die nog moet worden afgelegd. - het traject 1 met: • de afgelegde afstand. • het gemiddeld verbruik. • de gemiddelde snelheid. - het traject 2 met dezelfde eigenschappen. - De • • •
-
de actieradius. de afgelegde afstand. het gemiddelde verbruik. het momentele verbruik. de gemiddelde snelheid.
Bovendien kunnen op het multifunctionele display een logboek met waarschuwingsmeldingen en een waarschuwing te hoge snelheid* worden weergegeven. Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de schakelaar.
* Volgens land van bestemming 26-04-2004
Stand "auto" met: • de actieradius, het momentele verbruik en de afstand die nog moet worden afgelegd. - Stand "1" (traject "1") met: • het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemiddelde snelheid gedurende het traject "1". - Stand "2" (traject "2") met dezelfde eigenschappen. Met behulp van dit display kuntu tevens het logboek met waarschuwingsmeldingen bekijken en de waarschuwing te hoge snelheid* instellen. -
Op 0 zetten Druk de knop meer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.
Met behulp van dit display kunt u tevens het logboek met waarschuwingsmeldingen bekijken en de waarschuwing te hoge snelheid* instellen. Op 0 zetten Druk de schakelaar meer dan 2 seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.
108
UW 807 IN DETAIL Actieradius
Af te leggen afstand
Programmeren
In deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden. Opmerking: Dit getal kan verhoogd worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, die een aanzienlijke verlaging van het momentele verbruik tot gevolg heeft. Zodra de actieradius lager is dan 30 km, worden er 3 streepjes weergegeven. Na het tanken wordt de actieradius opnieuw weergegeven zodra deze hoger is dan 100 km. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt wanneer er tijdens het rijden langdurig horizontale streepjes in plaats van cijfers op het display verschijnen.
Dit is de afstand tot de eindbestemming. Deze afstand wordt op elk moment tijdens het navigeren berekend of wordt ingevoerd door de gebruiker, met aftrek van de kilometers die sinds het invoeren zijn afgelegd. Opmerking: Bij het ontbreken van de afstand verschijnen er streepjes in plaats van cijfers.
Druk kort op de schakelaar. Trap het gaspedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt. Druk lang op de schakelaar om de snelheid op te slaan.
Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste seconden. Deze informatie verschijnt alleen als er met een snelheid van meer dan 30 km/h wordt gereden.
Gemiddeld verbruik Dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatse nulstelling van de boordcomputer.
Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcomputer de afgelegde afstand sinds de laatste nulstelling aan. 26-04-2004
Gemiddelde snelheid
Uitschakelen Druk lang op de schakelaar totdat de melding "Waarschuwing te hoge snelheid UIT" verschijnt.
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan).
Logboek waarschuwingsmeldingen Deze functie herhaalt de actieve waarschuwingsmeldingen door ze achtereenvolgend op het multifunctionele display te laten verschijnen.
Waarschuwing te hoge snelheid* Deze functie waarschuwt bij overschrijding van een vooraf ingestelde snelheid door weergave van de melding "Te hoge snelheid" op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal. Inschakelen Druk lang op de schakelaar totdat de melding "Waarschuwing te hoge snelheid AAN" verschijnt. * Volgens land van bestemming.
De trajecten De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen. Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.
UW 807 IN DETAIL Bijzonderheden monochroom display CT en kleurendisplay DT Algemeen menu Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven. Selecteer met de draaiknop het pictogram "Boordcomputer" en bevestig om het menu "Boordcomputer" weer te geven. Het menu "Boordcomputer" biedt verschillende mogelijkheden: - Configuratie van de boordcomputer. - Logboek met waarschuwingsmeldingen. Snelmenu "Boordcomputer" Het snelmenu is gekoppeld aan de toepassing "Boordcomputer" en verschijnt in een bovenliggend scherm als dit van toepassing is op het basisscherm. Druk tijdens de permanente weergave van de boordcomputer kort op de draaiknop om één van de volgende functies te kiezen: - Logboek waarschuwingsmeldingen. - Af te leggen afstand tot bestemming.
26-04-2004
Configuratie van de boordcomputer Selecteer deze functie om de afstand tot de bestemming in te voeren (als het navigatiesysteem niet actief is; als dit wel actief is, zorgt het navigatiesysteem voor deze informatie) en de eenheden te wijzigen (°C of °F, km en liters of mijl en Gallons). Afstand tot bestemming Als het navigatiesysteem niet actief is, wordt voor de berekeningen van de boordcomputer een globale waarde aangehouden.
109
110
UW 807 IN DETAIL U beschikt over twee mogelijkheden: Handbediening: F Duw of trek de schakelaar 1 tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. Automatische bediening:
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN 1 - Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde. 2 - Schakelaar ruitbediening passagierszijde. 3 - Schakelaar ruitbediening rechts achter. 4 - Schakelaar ruitbediening links achter. 5 - Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter (kinderslot). - rode band zichtbaar: bediening ingeschakeld. - rode band verborgen: bediening uitgeschakeld.
26-04-2004
F Duw of trek de schakelaar 1 voorbij het zware punt. De ruit opent of sluit volledig wanneer u de schakelaar heeft losgelaten. Wanneer u de schakelaar opnieuw indrukt, stopt de ruit. Opmerking: De elektrische ruitbediening blijft tot 1 minuut nadat het contact uit is gezet actief. Daarna wordt het systeem uitgeschakeld. Beveiliging tegen beknellen Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open. Opmerkingen: Als de ruit, bij bijvoorbeeld vorst, bij het sluiten weer opengaat, druk dan op de schakelaar tot de ruit volledig is geopend. Trek daarna de schakelaar opnieuw omhoog tot de ruit is gesloten. Houd de schakelaar daarna nog 1 seconde omhoog. Laat bij een storing, nadat de accukabels los zijn geweest, de schakelaar los en trek hem een aantal keer omhoog tot de ruit volledig is gesloten.
Houd de schakelaar daarna nog 1 seconde omhoog. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. Uitschakelen Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de schakelaar 5 om de elektrische bediening van de volgende systemen vanaf de zitplaatsen achterin uit te schakelen: F Ruiten. F Schuifdeuren. F Schuif-/kanteldaken.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
111
UW 807 IN DETAIL
BUITENSPIEGELS Elektrisch verstelbare buitenspiegels F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. F Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. F Zet de knop A weer in het midden. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig, elektrisch door aan de knop A te trekken, of automatisch bij het vergrendelen van de auto, ingeklapt worden. De spiegels worden weer uitgeklapt zodra het contact aan wordt gezet (elektrische bediening). Opmerking: trek de knop A ongeveer 3 seconden naar achteren om het automatisch inklappen van de buitenspiegels bij het vergrendelen in of uit te schakelen.
26-04-2004
Automatische binnenspiegel De binnenspiegel verstelt geleidelijk en automatisch van de dag- in de nachtstand. Om verblinding te voorkomen, wordt de spiegel automatisch donker, afhankelijk van de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt. Zodra de hoeveelheid licht (bijvoorbeeld zonneschijn, verlichting van achteropkomend verkeer) vermindert, wordt het spiegelbeeld weer helder voor een optimaal zicht. Werking Zet het contact aan en druk op schakelaar 1: - Verklikkerlampje 2 aan (schakelaar ingedrukt): automatische werking. - Verklikkerlampje 2 uit: automatische werking uitgeschakeld. De spiegel blijft in de dagstand staan.
Bijzonderheden Zodra de achteruit wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.
112
UW 807 IN DETAIL
ZONWERING ZIJRUITEN
Binnenspiegel De binnenspiegel kent 2 standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde.
SPIEGEL NAAR ACHTERPASSAGIERS Deze spiegel biedt de bestuurder of voorpassagier de mogelijkheid om de zitplaatsen achterin in de gaten te houden. Doordat de spiegel kan worden gedraaid en verplaatst, is het mogelijk een goed uitzicht te krijgen op de ruimte achterin de auto.
VENSTERS VOOR TOL-/ PARKEERKAARTEN De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de tol- en/of parkeerkaarten worden bevestigd.
MAKE-UPSPIEGEL MET VERLICHTING Als het contact aan is, gaat de verlichting van de make-upspiegel branden zodra het afdekklepje geopend wordt. 26-04-2004
Voor de ruiten van de 2e en/of 3e zitrij is zonwering leverbaar. Trek aan de lip(pen) van de zonwering. Bevestig de zonwering aan de daarvoor bestemde ha(a)k(en). Opmerking: Controleer of de lippen goed zijn bevestigd om te voorkomen dat het zonnescherm beschadigd raakt bij het openen van de desbetreffende schuifdeur.
113
UW 807 IN DETAIL
KOPLAMPEN HANDMATIG VERSTELLEN Afhankelijk van de belading van de auto wordt aanbevolen de koplampen te verstellen. 0 - 1 of 2 personen voorin. 1 - 5 personen. 2 - 6 - 8 personen. 3 - Bestuurder + maximaal toegestane belading. Stand 0: basisinstelling.
KOPLAMPEN AUTOMATISCH VERSTELLEN Zie hoofdstuk "Trekken van een aanhanger... - § Verlichting".
26-04-2004
ALARMKNIPPERLICHTEN Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten* Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten, afhankelijk van de remvertraging die optreedt, automatisch in. De alarmknipperlichten blijven knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.
* Volgens land van bestemming.
IN HOOGTE EN DIEPTE VERSTELLING STUURWIEL Zorg dat de auto stil staat en ontgrendel het stuurwiel door de hendel A omlaag te bewegen. Stel het stuurwiel in de gewenste stand en zet dan de hendel A weer goed vast.
CLAXON Druk op een van de spaken of in het midden van het stuurwiel.
114
UW 807 IN DETAIL De kaartleeslampjes vóór en achter gaan branden door de bijbehorende schakelaar 3 of 4 te bedienen. Ze branden alleen als het contact aan staat of in de stand accessoires (1e stand).
PLAFONNIERS Uit.
1 - Plafonnier vóór 2 - Plafonnier achter 3 - Kaartleeslampjes vóór 4 - Kaartleeslampjes achter
Aan bij geopend portier.
Continu aan bij contact aan en in stand accessoires.
26-04-2004
De plafonniers vóór en achter gaan branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald, bij het ontgrendelen van de auto of zodra er een portier wordt geopend. Ze gaan uit als het contact wordt aangezet, bij het vergrendelen van de auto of na het sluiten van het laatste portier. F Door bij afgezet contact op de knop 1 te drukken gaat de plafonnier vóór gedurende 10 minuten branden. F Door bij afgezet contact op knop 2 te drukken gaat de desbetreffende plafonnier gedurende 10 minuten branden.
116
UW 807 IN DETAIL
26-04-2004
117
UW 807 IN DETAIL INDELING VOORCOMPARTIMENT 1.
2.
5.
Bovenste dashboardkastje bestuurder Druk op de knop om het te openen. Druk op het deksel om het te sluiten. Er zijn in het dashboardkastje ruimtes gecreëerd voor een pen, een mobiele telefoon, munten en creditcards. Radioafdekklep Schuif de klep geheel omlaag om hem te vergrendelen. Druk op de klep om hem open te schuiven.
3.
Centraal opbergvakje
4.
Bovenste dashboardkastje passagier Druk op de knop om het te openen. Druk op het deksel om het te sluiten. Er zijn in het dashboardkastje ruimtes gecreëerd voor een (zonne)bril, sleutels, vijf CD's en vier muziekcassettes of negen CD's.
26-04-2004
Onderste dashboardkastje passagier Dit dashboardkastje is afsluitbaar. Trek aan de handgreep om het dashboardkastje te openen. De verlichting van het dashboardkastje treedt in werking zodra het wordt geopend. Het dashboardkastje bevat drie aansluitingen voor een videorecorder en biedt toegang tot de zekeringenkast in het dashboard. Er zijn in het dashboardkastje ruimtes gecreëerd voor wegenkaarten, een pakje sigaretten, een document in A4-formaat, enz.
6.
Aansteker of 12 V-aansluiting U kunt hierop o.a. een oplader voor de mobiele telefoon of een zuigflessenwarmer aansluiten.
7.
Gekoelde opbergruimte Hierin kunnen maximaal drie blikjes worden geplaatst. Schuif de luchttoevoer aan de rechterzijde omhoog om de ruimte te voorzien van koele lucht en omlaag om de luchttoevoer af te sluiten.
8.
Bekerhouder en asbak Deze inklapbare en verlichte houder bevat maximaal twee bekerhouders, een uitneembare asbak en als de desbetreffende aansluiting alleen als 12 V-aansluiting wordt gebruikt een aansteker.
9.
Opbergruimte of apart bedieningspaneel telematica De opbergruimte mag niet worden gebruikt als asbak.
10. Open opbergruimte 11. Portiervak met opbergmogelijkheid voor een fles mineraalwater
118
UW 807 IN DETAIL
26-04-2004
119
UW 807 IN DETAIL INDELING ACHTERCOMPARTIMENT 1.
Portiergreep
2.
Handgreep en kledinghanger
3.
Portiervak met opbergmogelijkheden voor een blikje en een fles mineraalwater of een afvalbak met uitneembare asbak
4.
Bevestigingen bagagenet voor hoge belading Open de afdekplaatjes van de bevestigingen boven de 3e zitrij. Plaats de uiteinden van de metalen staaf in deze bevestigingen. Bevestig de haken van de riemen van de bagageafdekking aan de sjorogen op de vloer. Trek de twee riemen aan. Bevestig de twee haken van de elastieken van de bagageafdekking aan dezelfde sjorogen. Opmerking: De sjorogen bevinden zich loodrecht onder de desbetreffende bovenste bevestigingen.
5.
Opbergruimte
6.
Bekerhouder 26-04-2004
7.
Open opbergruimte
8.
Flessenhouder of afvalbak met uitneembare asbak
9.
Bevestigingen bagagenet voor "lage belading" Vouw het bagagenet één keer op. Bevestig de twee haken in het midden aan de sjorogen op de vloer. Bevestig de overige vier haken aan de stijlen van de achterklepopening.
10. 12 V-aansluiting U kunt hierop o.a. een oplader voor de mobiele telefoon of een zuigflessenwarmer aansluiten. 11. Bagagenet Bevestig de vier haken van het net in de daarvoor bestemde sjorogen op de vloer. 12. Bagage-afdekking (uitvoering met 5 zitplaatsen) Plaatsen: - Plaats één uiteinde van het oprolmechanisme van de bagageafdekking in de steun e bij de 2 zitrij. - Plaats het uiteinde aan de andere zijde door dit in te drukken.
- Laat het los om het te bevestigen. - Rol de bagageafdekking uit tot aan de stijlen. - Bevestig de twee haken aan de stijlen. Verwijderen: - Trek de bagageafdekking naar u toe om hem uit de bevestigingen te halen. - Rol de bagageafdekking op. - Druk het uiteinde in en verwijder de bagageafdekking uit de steun achter de 2e zitrij. 13. Hoedenplank met paraplubak (uitvoering met 6-7-8 zitplaatsen) Verwijderen van de hoedenplank: - Trek de hoedenplank naar achteren, - Til hem iets op en verwijder hem. Plaatsen van de hoedenplank: - Kantel de hoedenplank iets naar voren, - Druk de hoedenplank in de bevestigingen.
120
UW 807 IN DETAIL Om de handrem weer normaal te laten functioneren: trek de hefboom omhoog tot een klik hoorbaar. Als dit verklikkerlampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Handrem aangetrokken" op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog (iets) is aangetrokken.
HANDREM Aantrekken Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Let op: als de auto stilstaat op een helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan. Loszetten Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel omlaag. Ontkoppelen Trek de handrem aan. Trek de knop in het uiteinde van de handrem naar voren. Laat de hefboom zakken. Nu is het mogelijk de stoel te draaien.
26-04-2004
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) EN ELEKTRONISCHE REMDRUKREGELAAR (REF) Met gehomologeerde wielen (banden en velgen) die in goede staat verkeren, zorgt het antiblokkeersysteem samen met de elektronische remdrukregelaar tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek. Opmerking: zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er gehomologeerde wielen worden gemonteerd. Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra één van de wielen dreigt te blokkeren. Als deze waarschuwing op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing in ABS", duidt dit op een storing in het ABS, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.
Als deze waarschuwing op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP, een geluidssignaal en de melding "Storing remsysteem" op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen een PEUGEOT-servicepunt. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal. Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
NOODREMASSISTENTIE Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingedrukt groot is en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
121
UW 807 IN DETAIL ANTISPIN REGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH STABILITEITS PROGRAMMA (ESP) Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. Het ASR-systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren. Het ESP-systeem grijpt automatisch via het remsysteem en de motor in als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
Werking van het ASR- en ESP-systeem Als het ASR- of ESP-systeem is ingeschakeld, knippert het desbetreffende pictogram.
26-04-2004
Uitschakelen ASR/ESP In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR/ESP uit te schakelen, zodat de wielen kunnen slippen en weer grip kunnen krijgen. F Druk op de schakelaar 1, die zich onder het stuurwiel aan de linkerkant van het dashboard bevindt.
Het verklikkerlampje gaat branden in combinatie met de melding "ESP/ASR uitgeschakeld": het ASR en ESP hebben geen invloed meer op de werking van de motor, maar blijven wel actief via het remsysteem. De systemen worden opnieuw: F automatisch ingeschakeld als de rijsnelheid hoger wordt dan 30 km/h, F handmatig ingeschakeld door nogmaals op de schakelaar 1 te drukken.
Controle van werking Bij een storing in de systemen zal het verklikkerlampje gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "ESP/ASR buiten werking" op het multifunctionele display. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt om het systeem na te laten kijken.
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's en het te hard rijden. De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door een PEUGEOT-servicepunt. Laat het systeem na een aanrijding controleren door een PEUGEOTservicepunt.
122
UW 807 IN DETAIL
SNELHEIDSREGELAAR Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante snelheid rijden zonder gas te hoeven geven of te remmen ongeacht het profiel van de weg. Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven 40 of 60 km/h, afhankelijk van de motor, met minimaal de vierde versnelling ingeschakeld (tweede versnelling bij een automatische transmissie).
Instellen van de snelheid
Ingestelde snelheid wijzigen
Druk op toets 2 of 3 zodra de gewenste snelheid is bereikt. De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen en zal automatisch worden aangehouden. Opmerking: Het is mogelijk even gas te geven en te rijden boven de opgeslagen snelheid. Wanneer u het gaspedaal loslaat, mindert de auto vaart tot de opgeslagen snelheid.
Ingestelde snelheid verhogen: F Druk op toets 3. F Laat de toets los als de gewenste snelheid is bereikt. Ingestelde snelheid verlagen: F Druk op toets 2. F Laat de toets los als de gewenste snelheid is bereikt.
Ingestelde snelheid uitschakelen
Ingestelde snelheid annuleren
Als u het rijden met de ingestelde snelheid wilt onderbreken: F Druk op de toets 4 of trap op het rem- of koppelingspedaal.
F Zet de draaiknop 1 in de stand OFF of zet het contact uit. Zodra de snelheidsregelaar is uitgeschakeld dooft het verklikkerlampje.
Ingestelde snelheid opnieuw oproepen Druk, na het uitschakelen van de ingestelde snelheid, op toets 4. De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer aan.
Inschakelen F Zet de draaiknop 1 in de stand ON. U kunt nu een snelheid instellen. Dit verklikkerlampje geeft aan dat de snelheidsregelaar is geactiveerd. F Zet de draaiknop 1 in de stand OFF om het systeem uit te schakelen. 26-04-2004
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
123
UW 807 IN DETAIL PARKEERHULP Dit systeem bestaat uit vier ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper en een speciale luidspreker. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is. Opmerking: Deze functie zal automatisch worden uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen of de montage van een fietsendrager (auto uitgerust met een door PEUGEOT goedgekeurde trekhaak of fietsendrager). Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs en sneeuw.
Detectiezone
Inschakelen Het systeem wordt ingeschakeld zodra de auto achteruitrijdt; een geluidssignaal geeft aan dat het systeem is ingeschakeld. De geluidssignalen geven de afstand tot het obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is. Als de auto minder dan 25 centimeter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar.
Uitschakelen F Het systeem wordt uitgeschakeld als de achteruit wordt uitgeschakeld. 26-04-2004
Als er een storing is opgetreden, zal er bij het achteruitrijden een kort piepje te horen zijn, gevolgd door een langere piep.
124
UW 807 IN DETAIL AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET "TIPTRONIC TECHNIEK SYSTEEM PORSCHE" Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit automatische bediening, aangevuld met het programma sneeuw, of sequentiële bediening.
Schakelpatroon
Starten van de auto
F Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpatroon te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven. T: Programma sneeuw.
Starten in de stand P en wegrijden: F Trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen schakelen. F Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden. U kunt ook starten vanuit de stand N: F Trap het rempedaal in en zet de handrem los. F Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden.
Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten en te starten, met of zonder gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem. Opmerking: Laat, als bij het wegrijden per ongeluk de selectiehendel in de stand N staat, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf Als de accu geen stroom levert en de selectiehendel in de stand P staat, is het onmogelijk om naar een andere stand te schakelen. 26-04-2004
te schakelen tijdens het rijden.
LET OP Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingetrapt. Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait. Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
125
UW 807 IN DETAIL Automatische bediening Automatisch schakelen in de vier versnellingen: F Selecteer de stand D in het schakelpatroon. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling afhankelijk van de volgende parameters: - De rijstijl. - Het profiel van de weg. - De belading van de auto. De versnellingsbak werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. LET OP Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat. Zet de selectiehendel nooit in een andere stand om af te remmen op een glad wegdek. Opmerkingen Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingedrukt (kick down). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt. Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. 26-04-2004
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingsbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Programma Sneeuw Naast het auto-adaptieve programma heeft u de beschikking over een specifiek programma. De gekozen stand wordt in het instrumentenpaneel aangegeven. Het programma Sneeuw zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met weinig grip. F Druk op de toets T als de auto is gestart en de stand D is geselecteerd. De versnellingsbak past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Opmerking: U kunt op elk moment terugkeren naar het auto-adaptatieve programma. F Druk nogmaals op de toets T om het huidige programma uit te schakelen.
Handmatige bediening Handmatig schakelen in de vier versnellingen: F Selecteer de stand M in het schakelpatroon. F Duw de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen.
F Trek de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen. Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld. Opmerkingen Het schakelen naar een andere stand kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand M1. Het programma T (sneeuw) kan niet worden ingeschakeld in de handbediende stand.
Storing Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal, de melding "Storing automatische transmissie" op het multifunctionele display en het knipperen van het verklikkerlampje Sneeuw op het instrumentenpaneel. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokkering in de 3e versnelling). U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
126
UW 807 IN DETAIL AIRBAGS
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Achteruit* Trek om de achteruit in te schakelen de ring onder de pookknop omhoog en duw de pook naar links en vervolgens naar voren. De achteruit kan alleen worden ingeschakeld als de auto stilstaat en de motor met stationair toerental draait.
* Volgens motoruitvoering. 26-04-2004
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registreren een plotselinge vertraging van de auto: als de drempelwaarde voor het in werking treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veiligheidsgordels zorgen voor een afdoende bescherming; de kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking: Het uit het kussen ontsnappende gas kan enigszins irriteren.
AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Ze worden tegelijkertijd geactiveerd (behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld).
Storing airbag voor Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing Airbag" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
127
UW 807 IN DETAIL In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
DE ZIJ-AIRBAGS* EN DE WINDOW-AIRBAGS*
Controle uitschakeling Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een pictogram op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Als bij aangezet contact (2e stand), dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag passagierszijde uitgeschakeld" op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Controle van werking
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht. De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding. Ze worden aan de zijde waar de aanrijding plaatsvindt opgeblazen.
Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. F Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld.
Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting als de twee pictogrammen van de airbags permanent branden. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. * Volgens land van bestemming. 26-04-2004
Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een pictogram in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing airbag" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
128
UW 807 IN DETAIL
• • •
•
•
Airbags voor
Window-airbags*
•
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
•
•
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
•
•
Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
•
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
Zij-airbags* •
Bedek de stoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOTservicepunt.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
•
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.
•
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...).
* Volgens land van bestemming. 26-04-2004
126
UW 807 IN DETAIL AIRBAGS
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Achteruit* Trek om de achteruit in te schakelen de ring onder de pookknop omhoog en duw de pook naar links en vervolgens naar voren. De achteruit kan alleen worden ingeschakeld als de auto stilstaat en de motor met stationair toerental draait.
* Volgens motoruitvoering. 26-04-2004
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registreren een plotselinge vertraging van de auto: als de drempelwaarde voor het in werking treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veiligheidsgordels zorgen voor een afdoende bescherming; de kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking: Het uit het kussen ontsnappende gas kan enigszins irriteren.
AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Ze worden tegelijkertijd geactiveerd (behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld).
Storing airbag voor Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing Airbag" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
127
UW 807 IN DETAIL In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
DE ZIJ-AIRBAGS* EN DE WINDOW-AIRBAGS*
Controle uitschakeling Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een pictogram op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Als bij aangezet contact (2e stand), dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag passagierszijde uitgeschakeld" op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Controle van werking
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht. De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding. Ze worden aan de zijde waar de aanrijding plaatsvindt opgeblazen.
Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. F Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld.
Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting als de twee pictogrammen van de airbags permanent branden. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. * Volgens land van bestemming. 26-04-2004
Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een pictogram in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing airbag" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
128
UW 807 IN DETAIL
• • •
•
•
Airbags voor
Window-airbags*
•
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
•
•
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
•
•
Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
•
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
Zij-airbags* •
Bedek de stoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOTservicepunt.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
•
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.
•
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...).
* Volgens land van bestemming. 26-04-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
2 LITER EN 2,2 LITER 16V BENZINEMOTOR 1 - Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 2 - Zekeringkast. 3 - Reservoir koelvloeistof. 26-04-2004
4 - Wielsleutel.
8 - Afneembaar sleepoog.
5 - Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
9 - Motoroliepeilstok.
6 - Krik.
10 - Motorolie (bij)vullen.
7 - Luchtfilter.
11 - Reservoir stuurbekrachtiging.
129
130
PRAKTISCHE INFORMATIE
3 LITER V6 INJECTIE 24V BENZINEMOTOR 1 - Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 2 - Zekeringkast. 3 - Reservoir koelvloeistof. 26-04-2004
4 - Wielsleutel.
8 - Afneembaar sleepoog.
5 - Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
9 - Motorolie (bij)vullen.
6 - Krik.
10 - Motoroliepeilstok.
7 - Luchtfilter.
11 - Reservoir stuurbekrachtiging.
PRAKTISCHE INFORMATIE
2 LITER EN 2,2 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR 1 - Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 2 - Zekeringkast. 3 - Reservoir koelvloeistof. 26-04-2004
4 - Wielsleutel.
8 - Afneembaar sleepoog.
5 - Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
9 - Motorolie (bij)vullen.
6 - Krik.
10 - Motoroliepeilstok (a: 2,2 l HDI; b: 2 l HDI).
7 - Luchtfilter.
11 - Reservoir stuurbekrachtiging.
131
132
PRAKTISCHE INFORMATIE NIVEAUS CONTROLEREN
Keuze van de viscositeitgraad
Motorolieniveau
De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen te voldoen.
Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. (Maximum olieverbruik: 0,5 liter per 1 000 km.). Opmerking: De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen te geschieden, met behulp van de olieniveaumeter op het controledisplay of de oliepeilstok. Oliepeilstok 2 merktekens op de peilstok: A = maxi. Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uitkomen. B = mini. Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en de emissieregelsystemen mogen in geen geval additieven aan de motorolie worden toegevoegd. Olie verversen Volgens de aanwijzingen in het onderhoudsboekje. Opmerking: Vermijd langdurig contact van afgewerkte olie met de huid.
26-04-2004
Niveau remvloeistof: -
Het niveau dient steeds tussen de merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan. Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddellijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen: -
De vloeistof dient volgens de voorgeschreven intervallen te worden ververst. - Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en aan de DOT4-normen voldoet. Opmerking: Remvloeistof is schadelijk voor de gezondheid en is een erg bijtend middel. Vermijd ieder contact met de huid.
Koelvloeistofniveau Gebruik door de constructeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator ook nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteem onder druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul het systeem bij. Opmerking: Koelvloeistof hoeft niet periodiek te worden vervangen.
Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, rem- en koppelingsvloeistof of koelvloeistof in het riool, in het water of op de grond.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloeistofniveau dient boven het MINI en dichtbij het MAXI merkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid door PEUGEOT aanbevolen producten. Meet het vloeistofniveau met behulp van het pipetje dat in de dop van het reservoir is ingebouwd (bij auto's voorzien van koplampsproeiers). Sluit het luchtgaatje in de dop af en trek de dop van het reservoir. Controleer vervolgens het niveau. * Volgens land van bestemming.
133
PRAKTISCHE INFORMATIE CONTROLEREN... Accu Laat uw accu voor de winter door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Laat het niveau volgens het onderhoudsschema van de constructeur controleren.
26-04-2004
Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer automatisch door de brandstofafsluiter onderbroken.
Oliefilter Vervang het oliefilterelement regelmatig, volgens het onderhoudsschema. Raadpleeg de bladzijden in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van de belangrijkste niveaus en bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.
Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld. Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Brandstofafsluiter
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten Om de werking van belangrijke organen als de stuurbekrachtiging en het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt PEUGEOT specifieke producten aan. Vermijd het schoonmaken van de motor om de elektrische systemen niet te beschadigen.
Als dit verklikkerlampje gaat knipperen, verschijnt op het multifunctionele display de melding "Brandstoftoevoer uitgeschakeld". Om de brandstoftoevoer te herstellen: F Zet het contact uit. F Neem de sleutel uit het contactslot. F Controleer of u geen brandstof ruikt en of er geen brandstoflekkage is. F Plaats de sleutel in het contactslot. F Zet het contact aan en start de motor.
133
PRAKTISCHE INFORMATIE CONTROLEREN... Accu Laat uw accu voor de winter door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Laat het niveau volgens het onderhoudsschema van de constructeur controleren.
26-04-2004
Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer automatisch door de brandstofafsluiter onderbroken.
Oliefilter Vervang het oliefilterelement regelmatig, volgens het onderhoudsschema. Raadpleeg de bladzijden in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van de belangrijkste niveaus en bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.
Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld. Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Brandstofafsluiter
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten Om de werking van belangrijke organen als de stuurbekrachtiging en het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt PEUGEOT specifieke producten aan. Vermijd het schoonmaken van de motor om de elektrische systemen niet te beschadigen.
Als dit verklikkerlampje gaat knipperen, verschijnt op het multifunctionele display de melding "Brandstoftoevoer uitgeschakeld". Om de brandstoftoevoer te herstellen: F Zet het contact uit. F Neem de sleutel uit het contactslot. F Controleer of u geen brandstof ruikt en of er geen brandstoflekkage is. F Plaats de sleutel in het contactslot. F Zet het contact aan en start de motor.
134
PRAKTISCHE INFORMATIE DETECTIESYSTEEM TE LAGE BANDENSPANNING Sensoren controleren tijdens het rijden de bandenspanning en zenden een waarschuwingssignaal uit als de bandenspanning te laag is (bij een snelheid van meer dan 25 km/h). Te lage bandenspanning Als de melding "Te lage bandenspanning" op het multifunctionele display verschijnt in combinatie met een geluidssignaal, laat dan zo snel mogelijk de bandenspanning controleren. Lekke band De melding "Lekke band(en) gedetecteerd" verschijnt op het multifunctionele display in combinatie met een geluidssignaal en vervolgens verschijnt het pictogram STOP. Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte manoeuvres met het stuur en de remmen. Vervang de beschadigde band (lekke band of veel te lage bandenspanning) en laat de bandenspanning zo snel mogelijk controleren. Opmerking: als de beschadigde band in de bagageruimte wordt gelegd, zal deze de melding opnieuw uitzenden, om u eraan te herinneren de band te laten repareren. Hierdoor kan een eventuele andere waarschuwingsmelding over de bandenspanning niet worden weergegeven. 26-04-2004
Sensor(en) niet gedetecteerd Als de melding "X sensor(en) niet gedetecteerd" op het multifunctionele display verschijnt in combinatie met een geluidssignaal, betekent dit dat de bandenspanning van één of meerdere wielen niet meer gecontroleerd wordt. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om de defecte sensor(en) te vervangen. Opmerking: deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen niet op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er een wiel zonder sensor op de auto wordt gemonteerd.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en het vervangen van een band moeten worden uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt. Het detectiesysteem voor te lage bandenspanning is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. Ondanks dit systeem moet de bandenspanning nog regelmatig worden gecontroleerd (ook van het reservewiel) voor een optimale wegligging en een langere levensduur van de banden, zeker wanneer er vaak onder zware omstandigheden wordt gereden (zware belading, hoge snelheden). Het systeem kan tijdelijk worden verstoord door radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.
134
PRAKTISCHE INFORMATIE DETECTIESYSTEEM TE LAGE BANDENSPANNING Sensoren controleren tijdens het rijden de bandenspanning en zenden een waarschuwingssignaal uit als de bandenspanning te laag is (bij een snelheid van meer dan 25 km/h). Te lage bandenspanning Als de melding "Te lage bandenspanning" op het multifunctionele display verschijnt in combinatie met een geluidssignaal, laat dan zo snel mogelijk de bandenspanning controleren. Lekke band De melding "Lekke band(en) gedetecteerd" verschijnt op het multifunctionele display in combinatie met een geluidssignaal en vervolgens verschijnt het pictogram STOP. Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte manoeuvres met het stuur en de remmen. Vervang de beschadigde band (lekke band of veel te lage bandenspanning) en laat de bandenspanning zo snel mogelijk controleren. Opmerking: als de beschadigde band in de bagageruimte wordt gelegd, zal deze de melding opnieuw uitzenden, om u eraan te herinneren de band te laten repareren. Hierdoor kan een eventuele andere waarschuwingsmelding over de bandenspanning niet worden weergegeven. 26-04-2004
Sensor(en) niet gedetecteerd Als de melding "X sensor(en) niet gedetecteerd" op het multifunctionele display verschijnt in combinatie met een geluidssignaal, betekent dit dat de bandenspanning van één of meerdere wielen niet meer gecontroleerd wordt. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om de defecte sensor(en) te vervangen. Opmerking: deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen niet op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er een wiel zonder sensor op de auto wordt gemonteerd.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en het vervangen van een band moeten worden uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt. Het detectiesysteem voor te lage bandenspanning is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. Ondanks dit systeem moet de bandenspanning nog regelmatig worden gecontroleerd (ook van het reservewiel) voor een optimale wegligging en een langere levensduur van de banden, zeker wanneer er vaak onder zware omstandigheden wordt gereden (zware belading, hoge snelheden). Het systeem kan tijdelijk worden verstoord door radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.
PRAKTISCHE INFORMATIE
WIEL VERWISSELEN Plaatsen van de auto
Beschikbaar gereedschap
Toegang tot het reservewiel
F Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. F Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de achteruit (bij automatische transmissie de stand P) in.
Het volgende gereedschap bevindt zich in de motorruimte: 1 - Wielsleutel. 2 - Krik. 3 - Afneembaar sleepoog. 4 - Gereedschap om sierdop van lichtmetalen velgen te verwijderen.
F Open de achterklep. F Trek en draai aan het oog om de lier te ontgrendelen en bij de bout te komen. F Draai de bout tot aan de aanslag met behulp van de wielsleutel 1 om de kabel van de haspel uit te rollen. F Verwijder het reservewiel via de achterzijde van de auto. F Neem de haak uit het hart van het wiel om het wiel los te maken.
26-04-2004
135
136
PRAKTISCHE INFORMATIE
Wiel demonteren F Blokkeer het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel indien mogelijk met het wielblok. F Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1 in de opening voor het ventiel te steken en de wieldop los te trekken. F Draai de wielbouten iets los (verwijder bij lichtmetalen velgen eerst de sierdop met het gereedschap 4). F Verwijder deksel van de krikhouder. F Maak de bevestigingsriem van de krik los en haal hem uit de houder.
26-04-2004
F Plaats de kop van de krik 2 in één van de vier steunpunten A aan de onderzijde bij het te verwisselen wiel. F Vouw de krik 2 uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk zich loodrecht onder het steunpunt A bevindt. F Krik de auto op. F Verwijder de wielbouten en het wiel.
Antidiefstalbouten* Als de velgen zijn voorzien van antidiefstalbouten (één per wiel), dient u deze los te draaien met een van de twee speciale dopsleutels (die u bij aflevering van uw auto heeft gekregen, gelijktijdig met de reservesleutels en de codekaart) en de wielsleutel 1. Opmerking: Noteer zorgvuldig de op de dopsleutel gegraveerde code. Met deze sleutel kunt u bij uw PEUGEOTservicepunt een nieuwe dopsleutel verkrijgen.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
137
PRAKTISCHE INFORMATIE
Terugplaatsen van het wiel F Plaats het wiel met behulp van de centreerpen op de naaf. F Draai de wielbouten met de hand vast. F Draai de wielbouten met de wielsleutel 1 enigszins vast. F Laat de krik 2 volledig zakken en verwijder deze vervolgens. F Draai de wielbouten met de wielsleutel 1 vast. F Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast. F Plaats het reservewiel met het ventiel naar boven onder de auto, zoals aangegeven in de afbeelding. F Laat het reservewiel omhoog komen door de haspel met de wielsleutel 1 op te rollen. F Draai het wiel omhoog tot het tegen de bodemplaat komt en trek de haspel aan. Controleer of het wiel goed vlak tegen de bodemplaat ligt. F Sluit de opening met het oog om de haspel te vergrendelen. F Berg het gereedschap op in de motorruimte. 26-04-2004
-
-
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingen alleen:
Berg het wiel met de lekke band op aan de onderzijde van de auto.
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond, met aangetrokken handrem en contact uitgezet, met de eerste versnelling of de achteruit (bij automatische transmissie de stand P) ingeschakeld, als de auto is geblokkeerd met het wielblok.
Bevestig uitsluitend een wiel met de door de constructeur voorgeschreven velg- en bandenmaat aan de haspel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt (gebruik bokken). Gebruik nooit ander gereedschap dan de wielsleutel om de haspel te bedienen.
Na het verwisselen van een wiel: - Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel door een PEUGEOTservicepunt controleren. - Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel. - Laat een PEUGEOT-servicepunt controleren of het reservewiel goed onder de auto is geplaatst.
138
PRAKTISCHE INFORMATIE 3 - Mistlampen: H1-55 W. Opmerking: De rechter mistlamp kunt u gemakkelijker bereiken door het deksel van de zekeringenkast te verwijderen. F Draai de beschermkap van de defecte lamp een kwart omwenteling naar links en verwijder hem.
LAMPEN VERVANGEN Koplampen Opmerking: Raak de lampen uitsluitend met een droge doek aan. 1 - Dimlicht: H7-55 W of xenonlampen. 2 - Grootlicht: H7-55 W of xenonlampen.
LET OP: ELEKTROCUTIEGEVAAR Het vervangen van een xenon lamp moet worden uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt. 26-04-2004
F Neem de stekker los. F Druk op het uiteinde van de borglip om deze los te maken. Vervang de lamp. F Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer of de borglip goed vast zit. F Sluit de stekker weer aan. F Plaats de beschermkap weer en draai deze een kwart omwenteling naar rechts. De koplampen zijn uitgerust met glazen van polycarbonaat voorzien van een beschermlaag. Gebruik voor het schoonmaken van de lampen nooit een droge doek of een schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel. Gebruik een spons en zeepwater.
4 - Parkeerlicht: W 5 W. F Duw de lampunit van de binnenzijde naar de buitenzijde van de bumper. F Trek de lampunit naar voren. F Draai de lamphouder een kwart omwenteling naar links en verwijder hem. F Draai de lamp een kwart omwenteling naar links, verwijder hem en vervang hem. Breng de lampunit bij het plaatsen van buitenaf aan en duw hem in de bumper. 5 - Richtingaanwijzers: PY 21 W (amberkleurig). F Draai de lamphouder een kwart omwenteling naar links en verwijder deze. F Vervang de lamp. Opmerking: Bij bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtig weer), kan aan de binnenzijde van de lamp enige condensvorming ontstaan. Deze verdwijnt zodra de lampen enige tijd branden.
PRAKTISCHE INFORMATIE Plaatsen: F let erop de lamp goed te plaatsen en druk erop om hem te bevestigen, F let erop de lamphouder goed te plaatsen en druk erop om hem te bevestigen, F let erop de achterlichtunit goed te plaatsen en te bevestigen. Kentekenplaatverlichting: W 5 W. Zijknipperlichten: WY 5 W (amberkleurig). F Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los uit de spiegel. F Houd de stekker vast en draai de lamphouder een kwart omwenteling naar links. F Draai de lamp een kwart omwenteling naar links, verwijder hem en vervang hem. Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem naar de voorzijde van de buitenspiegel.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zijknipperlichten) moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen. 26-04-2004
Achterlichten
F Verwijder het lampglas. F Vervang de defecte lamp.
1 - Richtingaanwijzers: PY 21 W (amberkleurig). 2 - Remlichten/achterlichten: P 21/5 W. 3 - Achteruitrijlichten: P 21 W. 4 - Mistachterlichten: P 21 W. Deze 4 lampen worden vanuit het interieur van de auto vervangen: F open de achterklep, F verwijder het ventilatierooster aan de desbetreffende zijde, F maak de bedrading los van de lamp, F draai de twee moeren aan de binnenzijde los en verwijder de achterlichtunit, F draai de desbetreffende lamphouder een achtste omwenteling naar links en verwijder hem, F draai de desbetreffende lamp een achtste omwenteling naar links en vervang hem.
Derde remlicht: 5 lampen W 5 W.
F Verwijder de bovenste bekleding
van de achterklep door deze aan beide zijden los te maken. F Druk de twee borglippen 1 in om de lamphouder los te nemen. F Vervang de defecte lamp. F Let er bij het terugplaatsen op dat de bovenste bekleding van de achterklep juist gemonteerd wordt. Opmerking: als er twee of meer lampen defect zijn, moet u deze onmiddellijk vervangen.
139
PRAKTISCHE INFORMATIE Plaatsen: F let erop de lamp goed te plaatsen en druk erop om hem te bevestigen, F let erop de lamphouder goed te plaatsen en druk erop om hem te bevestigen, F let erop de achterlichtunit goed te plaatsen en te bevestigen. Kentekenplaatverlichting: W 5 W. Zijknipperlichten: WY 5 W (amberkleurig). F Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los uit de spiegel. F Houd de stekker vast en draai de lamphouder een kwart omwenteling naar links. F Draai de lamp een kwart omwenteling naar links, verwijder hem en vervang hem. Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem naar de voorzijde van de buitenspiegel.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zijknipperlichten) moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen. 26-04-2004
Achterlichten
F Verwijder het lampglas. F Vervang de defecte lamp.
1 - Richtingaanwijzers: PY 21 W (amberkleurig). 2 - Remlichten/achterlichten: P 21/5 W. 3 - Achteruitrijlichten: P 21 W. 4 - Mistachterlichten: P 21 W. Deze 4 lampen worden vanuit het interieur van de auto vervangen: F open de achterklep, F verwijder het ventilatierooster aan de desbetreffende zijde, F maak de bedrading los van de lamp, F draai de twee moeren aan de binnenzijde los en verwijder de achterlichtunit, F draai de desbetreffende lamphouder een achtste omwenteling naar links en verwijder hem, F draai de desbetreffende lamp een achtste omwenteling naar links en vervang hem.
Derde remlicht: 5 lampen W 5 W.
F Verwijder de bovenste bekleding
van de achterklep door deze aan beide zijden los te maken. F Druk de twee borglippen 1 in om de lamphouder los te nemen. F Vervang de defecte lamp. F Let er bij het terugplaatsen op dat de bovenste bekleding van de achterklep juist gemonteerd wordt. Opmerking: als er twee of meer lampen defect zijn, moet u deze onmiddellijk vervangen.
139
140
PRAKTISCHE INFORMATIE ZEKERINGEN VERVANGEN
Zekeringen dashboard
De zekeringenkasten bevinden zich in het onderste dashboardkastje (passagierszijde), bij de accu (vloer aan passagierszijde) en in de motorruimte. De reservezekeringen en de tang A zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringenkast onder het dashboard.
F Open het onderste dashboardkastje aan de passagierszijde. F Draai met een munststuk de schroef een kwart omwenteling los en trek aan de handgreep om het deksel te openen en bij de zekeringen te komen.
Verwijderen en plaatsen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen. De nummers van de zekeringen zijn aangegeven op de zekeringenkast. F Gebruik de tang A. Vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. Goed
Defect
Tang A
26-04-2004
Zekering
Ampère
Functies
1
10 A
Mistachterlicht.
2
15 A
Ruitenwisser achter.
4
15 A
Voeding functies door intelligente servicecentrale.
5
10 A
Remlicht links.
7
20 A
Kaartleeslampjes, aansteker, verlichting onderste dashboardkastje passagierszijde, automatische antiverblindingsstand binnenspiegel.
PRAKTISCHE INFORMATIE Zekering
Ampère
9
30 A
Ruitbediening voor, schuif-/kanteldak voor.
10
20 A
Diagnose-aansluiting, trekhaak.
11
15 A
Alarm, telefoonaansluiting, autoradio, multifunctionele displays, stuurkolomschakelaars, roetfilter.
12
10 A
Parkeerlicht rechts, kentekenplaatverlichting, verlichting paneel airconditoning, plafonniers.
14
30 A
Centrale vergrendeling, supervergrendeling.
15
30 A
Ruitbediening achter.
16
5A
17
15 A
Remlicht rechts, derde remlicht, remlicht naar trekhaak.
18
10 A
Voeding diagnose-aansluiting, contactschakelaars rempedaal en koppelingspedaal.
19
40 A
Shunt tijdens opslag.
20
10 A
Voeding autoradio door intelligente servicecentrale.
22
10 A
Parkeerlicht links, parkeerlicht naar trekhaak.
23
15 A
Sirene alarm, elektronische eenheid automatische transmissie.
24
15 A
Voeding parkeerhulp achter door intelligente servicecentrale.
26
40 A
Achterruitverwarming.
26-04-2004
Functies
Voeding elektronische eenheid airbags door intelligente servicecentrale.
141
142
PRAKTISCHE INFORMATIE Zekeringen bij de accu Zekeringenkast Openen zekeringenkast bij de accu (in de vloer voor de passagiersstoel): F Maak het het deksel los. Sluit na de werkzaamheden het deksel zorgvuldig.
Zekering
Ampère
1*
40 A
Elektrische zijschuifdeur rechts.
2*
40 A
Elektrische zijschuifdeur links.
3*
30 A
Niet gebruikt.
4*
30 A
Niet gebruikt of extra verwarming (diesel).
26-04-2004
Functies * De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de zekeringen dienen door een PEUGEOT-servicepunt uitgevoerd te worden.
PRAKTISCHE INFORMATIE Zekering
Ampère
29
-
Niet gebruikt.
30
-
Niet gebruikt.
31
-
Niet gebruikt.
32
25 A
Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.
33
25 A
Elektrisch verstelbare passagiersstoel.
34
20 A
Schuif-/kanteldak 3e zitrij.
35
20 A
Schuif-/kanteldak 2e zitrij.
36
10 A
Stoelverwarming passagierszijde.
37
10 A
Stoelverwarming bestuurderszijde.
38
15 A
Kinderbeveiliging.
39
20 A
12 V-aansluiting 3e zitrij.
40
20 A
12 V-aansluiting 2e zitrij.
26-04-2004
Functies
143
144
PRAKTISCHE INFORMATIE Zekeringen in de motorruimte Zekeringenkast Openen zekeringenkast in de motorruimte (links van het koelvloeistofreservoir): F Maak het deksel los. Sluit na werkzaamheden het deksel zorgvuldig.
Zekering
Ampère
1*
50 A
Koelventilator (hoge snelheid).
2*
50 A
Elektronische eenheid ABS of elektronische eenheid ESP.
3*
30 A
Niet gebruikt of elektroklep ESP of extra verwarming (diesel).
4*
60 A
Voeding intelligente servicecentrale 1.
5*
70 A
Voeding intelligente servicecentrale 2.
6*
30 A
Elektronische startblokkering.
7*
40 A
Koelventilator (lage snelheid)
8*
50 A
Aanjagers airconditioning.
26-04-2004
Functies
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit het verhelpen van storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden of door voorzieningen die niet volgens de voorschriften van PEUGEOT zijn gemonteerd. Dit geldt met name voor apparatuur met een stroomverbruik van meer dan 10 milliampère.
* De zekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de zekeringen dienen door een PEUGEOT-servicepunt uitgevoerd te worden.
PRAKTISCHE INFORMATIE Zekering
Ampère
Functies
1
10 A
Achteruitrijlichtschakelaar handgeschakelde versnellingsbak, xenonkoplampen, voeding relais koelventilator, koelvloeistofniveau, voorverwarming olie of elektronische eenheid voorgloeien (diesel), snelheidssensor of luchthoeveelheidsmeter (diesel).
2
15 A
Brandstofpomp, elektrokleppen UGR en regeling turbodruk (diesel).
3
10 A
Elektronische eenheid ABS of elektronische eenheid ESP.
4
10 A
+ na contact servicecentrale motor.
5
10 A
Niet gebruikt of verstuiver roetfilter (diesel), elektronische eenheid roetfilter (diesel).
6
15 A
Mistlampen vóór.
7
20 A
Pomp koplampsproeiers.
8
20 A
Voeding door relais servicecentrale motor, voeding relais koelventilator (diesel), elektrokleppen hogedrukregeling brandstof en UGR (diesel).
9
15 A
Dimlicht links, koplampverstelling.
10
15 A
Dimlicht rechts.
11
10 A
Grootlicht links.
12
10 A
Grootlicht rechts.
13
15 A
Claxon.
14
10 A
Pomp ruitensproeiers voor en achter.
15
30 A
Lambdasonde, verstuivers, bobine, elektrokleppen absorptievat, distributie en UGR (benzine), elektroklep inspuitpomp (diesel).
16
30 A
Niet gebruikt of luchtpomp benzinemotor.
17
30 A
Ruitenwissers vóór.
18
40 A
Extra aanjagers.
26-04-2004
145
146
PRAKTISCHE INFORMATIE WISSERBLADEN VERVANGEN De ruitenwissers voor in een speciale stand zetten F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar de voorruitstijlen te bewegen (speciale stand). Vervangen van een wisserblad voor F Til de ruitenwisserarm op en maak de slang van de ruitensproeier los. F Maak het wisserblad los en verwijder het. F Monteer het nieuwe wisserblad. F Monteer de slang van de ruitensproeier en zet de ruitenwisserarm terug. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten. Vervangen van het wisserblad achter F Til de ruitenwisserarm op, maak de clip los en verwijder het wisserblad. F Monteer het nieuwe wisserblad en zet de ruitenwisserarm terug. 26-04-2004
ECO-MODE Nadat de motor is afgezet, als het contact in de stand accessoires staat, wordt een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, enz.) na een half uur automatisch uitgeschakeld, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment verschijnt de melding "Eco-mode actief" op het multifunctionele display.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
PRAKTISCHE INFORMATIE ACCU Laden met behulp van een acculader: - Maak de accupoolklemmen los, - Volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader, - Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel, - Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen. Starten met een hulpaccu: - Sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's, - Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu aan, - Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto aan. Stel de startmotor in werking en laat de motor draaien. Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is. 26-04-2004
- Wacht 2 minuten na het uitzetten van het contact alvorens de accu los te koppelen. - Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. - Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen. - Sluit ruiten en schuifdak voordat de accupoolklemmen worden losgemaakt. Als de ruiten of het schuifdak na het weer aansluiten niet goed werken, dienen deze te worden gereset (zie "Elektrisch bediende ruiten - § Beveiliging tegen beknellen" en "Schuif-/kanteldak - § Beveiliging tegen beknellen". - Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen.
147
148
PRAKTISCHE INFORMATIE Bijzonderheden van de automatische transmissie Neem bij het slepen met de vier wielen op de grond de volgende voorschriften in acht: - Zet de selectiehendel in de stand N. - Sleep de auto met een snelheid van max. 50 km/h over een afstand van max. 50 km. - Voeg geen olie toe aan de transmissie.
SLEPEN VAN UW AUTO Zonder takelen (4 wielen op de grond) Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. Het demonteerbare sleepoog is opgeborgen in de motorruimte. Aan de voorzijde: F Maak het klepje aan de onderkant los met behulp van het vlakke gedeelte van het sleepoog. F Draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit.
Aan de achterzijde: F Maak het klepje aan de bovenkant los met behulp van een muntstuk. F Draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit.
Getakeld (2 wielen op de grond) Het takelen van de wagen bij de wielen geniet de voorkeur.
Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld. 26-04-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN, EEN BOOT... Gebruik uitsluitend een door PEUGEOT goedgekeurde trekhaak. Laat een trekhaak alleen door een PEUGEOT-servicepunt monteren.
Adviezen Verdeling gewicht: Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk. Koeling: Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. Gebruik daarom een zo hoog mogelijke versnelling om het toerental te beperken en pas uw snelheid aan. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.
26-04-2004
Opmerking: Bij een erg zware belasting (het trekken van het maximale aanhangergewicht op een steile helling bij hoge temperatuur), zullen de prestaties van de motor automatisch afnemen. Door de airconditioning uit te schakelen kunnen de prestaties van de motor weer worden verhoogd en kan er dus harder worden gereden (ongeveer 20 km/h harder). Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.
Verlichting
Banden: Controleer de bandenspanning van de auto (zie hoofdstuk "Identificatie van uw auto") en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Automatische afstellen
Remmen: Het trekken van een aanhanger vergroot de remweg. Rijd met matige snelheid, schakel tijdig terug, rem geleidelijk. Zijwind: De zijwindgevoeligheid van de auto is groter. Rijd daarom soepel en met matige snelheid.
Handmatig afstellen Stel de koplampen af om het verblinden van andere weggebruikers te voorkomen. (Zie "Koplampen handmatig verstellen".) Controleer de verlichting van de aanhanger.
Bij de modellen met Xenon-lampen stelt het systeem automatisch de hoogte van de lichtbundel af, ongeacht de belading van de auto. De bestuurder is dus verzekerd van een optimale verlichting en kan andere weggebruikers niet verblinden.
149
150
PRAKTISCHE INFORMATIE Verwijderen en plaatsen van de allesdragers - Verwijder de bouten, de aanslag en de twee ringen bij A. - Plaats de dwarsstangen bij A. - Til de twee dwarsstangen op om ze te verwijderen. - Plaats altijd de bouten, de aanslag en de twee ringen terug bij A. Voer het plaatsen in de omgekeerde volgorde uit.
Montagerichting:
ALLESDRAGERS GEBRUIKEN Maak de vier vergrendelingen van de dwarsstangen los. Schuif vanaf de linkerkant de dwarsstangen in de gewenste positie. Zet de dwarsstangen vast met behulp van de vergrendelingen.
Opmerking: als de allesdrager niet wordt gebruikt, kunt u de dwarsstangen het beste in de achterste stand zetten om brandstof te besparen. Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeurde accessoires en houd u aan de montagevoorschriften van de fabrikant. Max. toegestane daklast op imperiaal: 100 kg
26-04-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
SNEEUWSCHERM*
VIDEOSCHERM
Het sneeuwscherm wordt op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen. Vergeet niet het sneeuwscherm te verwijderen als er geen sneeuw meer is.
Dit videoscherm zorgt ervoor dat de achterpassagiers zich uitstekend kunnen vermaken door naar hun favoriete film te kijken of hun lievelingspelletje te spelen dankzij de aansluiting van een DVD-speler of een spelconsole op de middensteun, gemonteerd tussen de twee voorstoelen.
PLAATSEN F Breng het sneeuwscherm aan in de richting van de centreerstift A op de voorbumper. F Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte van de clips B. VERWIJDEREN F Steek een schroevendraaier in de opening ter hoogte van de clips. F Wip de vier clips B één voor één los.
26-04-2004
Het beeldscherm omvat: - een 6,8 inch LCD kleurenscherm met een beeldverhouding van 16x9. - twee draadloze stereo koptelefoons. - een afstandsbediening. - een montagesteun met twee uitgangen voor koptelefoons, een plafonnier met schakelaar en een vergrendelingstoets voor het beeldscherm, - drie audio-video aansluitingen in het dashboardkastje.
Het beeldscherm kan van links naar rechts en van boven naar beneden worden gedraaid en kan in de montagesteun worden opgeborgen door het in te klappen en erop te drukken voor de vergrendeling. Zodra het is opgeborgen, wordt de voeding automatisch onderbroken; de voeding van de draadloze koptelefoons wordt na 15 minuten onderbroken. Ieder PAL/NTSC compatibel audio/ videosysteem kan op het beeldscherm worden aangesloten, zoals: DVD-speler, camcorder, spelcomputer, ... Deze apparatuur kan alleen worden aangesloten op de drie aansluitingen AV1 in het dashboardkastje. Er zijn voor deze apparatuur geen AV2aansluitingen beschikbaar.
* Volgens land van bestemming.
151
152
PRAKTISCHE INFORMATIE Opmerking: De plafonnier kan in de middelste stand als het contact aan of uit staat direct met de schakelaar of met de afstandsbediening worden bediend. Met behulp van de toetsen 3 en 4 kunt u de lichtsterkte, het contrast en de kleuren instellen... Lees voor meer informatie de gebruikshandleiding "ALPINE videoset".
De afstandsbediening van het beeldscherm bevat de volgende toetsen: 1 - Toets "POWER" voor het aan- en uitzetten van het beeldscherm. 2 - Toets "SOURCE" voor het kiezen van de aansluiting AV1 of AV2. 3 - Toets "SETUP" voor het selecteren van instellingen. 4 - Toetsen "VOL6" en "VOL5" voor het wijzigen van de instellingen of het verhogen/verlagen van het geluidsvolume van de koptelefoons. 5 - Ruimte voor de twee batterijen LR03. 6 - Toets "MUTE" voor het onderbreken/hervatten van het geluid van de koptelefoons. 7 - Toets "DOMELIGHT" om de plafonnier op afstand in/uit te schakelen.
26-04-2004
De draadloze koptelefoons bevatten de volgende bedieningen: A - Ruimte voor de 2 batterijen LR03. B - Knop voor het aan- en uitzetten van de koptelefoon. C - Draaiknop voor het instellen van het volume van de koptelefoon. Voor een optimaal gebruik van de koptelefoon dient u deze correct op uw hoofd af te stellen en vervolgens het juiste volume in te stellen door middel van draaiknop C.
Het videosysteem kan alleen bediend en gebruikt worden door de achterpassagiers.
PRAKTISCHE INFORMATIE ACCESSOIRES VOOR UW 807 Maak voor uw PEUGEOT alleen gebruik van de door het merk goedgekeurde accessoires en originele onderdelen. Al deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid en volledig aangepast aan uw PEUGEOT; iets wat PEUGEOT niet van andere producten kan garanderen. Uw PEUGEOT-servicepunt biedt u een ruime keuze aan originele, door PEUGEOT goedgekeurde accessoires. Ze worden allemaal geleverd met PEUGEOT garantie: - Veiligheid: Alarminstallaties, ruiten graveren, verbanddoos, veiligheidsvest, parkeerhulp...
- Styling: Lichtmetalen velgen, wieldoppen, aluminiumset voor dashboard, spatlappen, ... - Vrije tijd: Trekhaak, dakdragers, dakkoffer, sneeuwkettingen, skidragers, fietsendrager op achterklep, fietsendrager interieur, ... - Kinderen: Zitverhogingen en kinderzitjes, KIDDY Isofix-zitje, zonneschermen opzij en achter, ... - Onderhoudsmiddelen: Ruitensproeiervloeistof, reinigings-/ onderhoudsmiddelen voor interieur en exterieur, ...
- Comfort: Stoelhoezen geschikt voor stoelen met zij-airbags, matten, kunststof bak bagageruimte, schuifdak, bagagenet, portierwindschermen, isothermische opberglade... - Communicatie: Autoradio's, audio/ telefoonsysteem, handsfree-kits, luidsprekers, CD-wisselaar, videoscherm achter, DVD-speler ...
26-04-2004
Raadpleeg uw PEUGEOTservicepunt voordat u een elektrische accessoire in de auto monteert of laat monteren.
153
154
TECHNISCHE GEGEVENS BENZINEMOTOREN MODELLEN: Type variant uitvoering
EBRFNC/IF EARFNC/IF
EB3FZC/IF EA3FZC/IF
EBXFWF/IF EAXFWF/IF
2 liter 16V
2,2 liter 16V
Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) Aantal kleppen Maximum vermogen: EEG-norm (kW) Toerental bij maximum vermogen (/min)
1.997 85 x 88 16 100 6.000
2.230 86 x 96 16 116 5.650
3 liter V6 Injectie 24V 2.946 87 x 82,6 24 150 6.000
Maximum koppel: EEG-norm (Nm) Toerental bij maximum koppel (/min) Brandstof Katalysator Elektronische injectie
190 4.100 Loodvrij Ja Ja
217 3.900 Loodvrij Ja Ja
285 3.750 Loodvrij Ja Ja
Automaat (4 versn.)
Handgeschakeld (5 versn.)
Automaat (4 versn.)
8
4,25 1,85
4,75 8
MOTOREN
VERSNELLINGSBAK
INHOUD OLIE (liter) Motor (met filter) Versnellingsbak - differentieel
26-04-2004
EBRFNF/IF EARFNF/IF
Handgeschakeld (5 versn.)
4,25 1,9
155
TECHNISCHE GEGEVENS DIESELMOTOREN MODELLEN: Type variant uitvoering
MOTOREN Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) Aantal kleppen Maximum vermogen: EEG-norm (kW) Toerental bij maximum vermogen (/min) Maximum koppel: EEG-norm (Nm) Toerental bij maximum koppel (/min) Brandstof Katalysator Roetfilter (FAP) Elektronische inspuiting
VERSNELLINGSBAK
EBRHWB EARHWB
EBRHTB EARHTB
EBRHME EARHME
EB4HWB EA4HWB
Turbodiesel 2 liter HDI 16V 1.997 85 x 88 16
Turbodiesel 2 liter HDI 16V 1.997 85 x 88 16
Turbodiesel 2,2 liter HDI 16V 2.179 85 x 96 16
80
79
94
4.000
4.000
4.000
270 1.750 Diesel Ja Nee Ja
270
Handgeschakeld (5 versn.)
Handgeschakeld (5 versn.)
4,75 1,85
1,85
1.750 Diesel Ja Ja Ja
250
314 2.000 Diesel Ja Ja Ja
Automaat (4 versn.)
Handgeschakeld (5 of 6 versn.)
8
4,75 1,85
INHOUD OLIE (liter) Motor (met filter) Versnellingsbak - differentieel
26-04-2004
4,75
156
TECHNISCHE GEGEVENS Brandstofverbruik
Volgens richtlijn 1999/100 Binnen Buiten Gecombineerd bebouwde kom bebouwde kom brandstofverbruik (liter/100 km) (liter/100 km) (liter/100 km)
Motor
Versnellingsbak
Type uitvoering
2 liter 16V
Handgeschakeld
EBRFNC/IF EARFNC/IF
12,3
7,3
9,1
218
2 liter 16V
Automaat
EBRFNF/IF EARFNF/IF
13,7
7,3
9,6
230
2,2 liter 16V
Handgeschakeld
EB3FZC/IF EA3FZC/IF
12,9
7,8
9,7
231
3 liter V6 Injectie 24V
Automaat
EBXFWF/IF EAXFWF/IF
15,8
9,0
11,5
275
Turbodiesel 2 liter HDI 16V
Handgeschakeld
EBRHWB EARHWB
9,2
5,9
7,0
186
Turbodiesel 2 liter HDI 16V roetfilter
Handgeschakeld
EBRHTB EARHTB
9,4
5,9
7,2
189
Turbodiesel 2 liter HDI 16V roetfilter
Automaat
EBRHME EARHME
10,8
6,4
8,0
210
Turbodiesel 2,2 liter HDI 16V roetfilter
Handgeschakeld 5/6 versnellingen
EB4HWB EA4HWB
10,1/9,7
5,9/6,1
7,4/7,3
199/195
De aangegeven verbruikscijfers zijn de laatstbekende waarden ten tijde van het drukken van dit boekje. 26-04-2004
CO2-uitstoot (g/km)
157
TECHNISCHE GEGEVENS GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg) Uitvoering
807
Benzinemotoren Versnellingsbak Type variant uitvoering • Ledig gewicht • Maximum technisch toegestane massa totaal • Maximum toegestaan treingewicht* • Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) • Maximale kogeldruk
2 liter 16V Automaat
Handgeschakeld
Automaat
EBRFNC/IF
EBRFNF/IF
EB3FZC/IF
EBXFWF/IF
1.645 2.380 3.680
1.675 2.400 3.700
1.681 2.400 3.700
1.837 2.540 4.040
1.775 76
1.775 76
1.775 76
1.900 76
807 Pullman
Benzinemotoren
Type variant uitvoering: • Ledig gewicht • Maximum technisch toegestane massa totaal • Maximum toegestaan treingewicht* • Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) • Maximale kogeldruk
3 liter V6 24V
Handgeschakeld
Uitvoering
Versnellingsbak
2,2 liter 16V
2 liter 16V
2,2 liter 16V
3 liter V6 24V
Handgeschakeld
Automaat
Handgeschakeld
Automaat
EARFNC/IF
EARFNF/IF
EA3FZC/IF
EAXFWF/IF
1.687 2.380 3.680
1.717 2.400 3.700
1.723 2.400 3.700
1.859 2.540 4.040
1.775 76
1.775 76
1.775 76
1.900 76
* Max. snelheid bij het trekken van een aanhanger 100 km/h (in Nederland wettelijk 80 km/h). Opmerking: Als de buitentemperatuur meer dan 45 °C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd. 26-04-2004
158
TECHNISCHE GEGEVENS GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg) Uitvoering Dieselmotoren Versnellingsbak Type variant uitvoering: • Ledig gewicht • Maximum technisch toegestane massa totaal • Maximum toegestaan treingewicht* • Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) • Maximale kogeldruk
807 2 liter HDI 16V Handgeschakeld
Automaat
Handgeschakeld
EBRHWB EBRHTB
EBRHME
EB4HWB
1.736 2.505 3.850
1.743 2.505 3.850
1.783 2.505 3.880
1.850 76
1.850 76
1.850 76
Uitvoering Dieselmotoren Versnellingsbak Type variant uitvoering: • Ledig gewicht • Maximum technisch toegestane massa totaal • Maximum toegestaan treingewicht* • Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) • Maximale kogeldruk
2,2 liter HDI 16V
807 Pullman 2 liter HDI 16V
2,2 liter HDI 16V
Handgeschakeld
Automaat
Handgeschakeld
EARHWB EARHTB
EARHME
EA4HWB
1.773 2.505 3.850
1.785 2.505 3.850
1.825 2.505 3.880
1.850 76
1.850 76
1.850 76
* Max. snelheid bij het trekken van een aanhanger 100 km/h (in Nederland wettelijk 80 km/h). Opmerking: Als de buitentemperatuur meer dan 45 °C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd. 26-04-2004
TECHNISCHE GEGEVENS AFMETINGEN (in mm)
26-04-2004
159
160
TECHNISCHE GEGEVENS
IDENTIFICATIE VAN UW 807 A. Constructeursplaatje. B. Serienummer op de carrosserie.
26-04-2004
C. Banden en kleurcode van de lak. De sticker C op de stijl van het bestuurdersportier geeft de volgende informatie: - de maat van de velgen en banden, - de door de constructeur goedgekeurde bandenmerken,
- de bandenspanning (deze moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden), - de kleurcode van de lak.