33 jaargang 8
Informatie over Europese Programma’s voor het hoger onderwijs
maart 2012
In dit nummer: Drie Erasmusstudenten van toen
pag 3
Europese accreditatie van joint degrees
pag 5
Hoe groen is de ICT-student? pag 6
Vanuit Nederland vertrekken dit jaar waarschijnlijk zo’n 10.000 studenten met een Erasmusbeurs naar het buitenland; voor een kortere of langere periode, voor stage of voor studie. Een flink aantal voor een klein land. Binnen de 33 landen die aan het programma meedoen, zullen het er meer dan 250.000 zijn.
nummer meer. Ik wil graag met u stilstaan bij de voorgeschiedenis van dit programma waarmee zo vele jonge mensen op avontuur zijn gegaan. Hoe is het, vijfentwintig jaar geleden, ooit begonnen?
De Europese Commissie verwacht dat dit jaar het enorme aantal van drie miljoen Erasmusstudenten gehaald wordt. Dat betekent dat drie miljoen personen ooit, in de 25 jaar dat het programma bestaat, met een Erasmusbeurs naar het buitenland zijn gegaan. Drie miljoen jongeren hebben hun blikveld verruimd, zijn persoonlijk gegroeid en zijn, misschien, meer Europees burger zijn geworden.
Leren stimuleren Al in de jaren zestig zagen internationale organisatie als UNESCO en OESO dat het belangrijk was om het leren te stimuleren. De Europese Commissie begon met financiering van de mobiliteit van jonge arbeidskrachten. Vanaf de jaren zeventig kwamen de Europese onderwijsministers bijeen om over een gezamenlijke aanpak te praten.
In 1987, toen Erasmus van start ging, lagen de aantallen natuurlijk beduidend lager. Er waren in Nederland iets meer dan 100 studenten die de grote stap aandurfden; in de elf landen die toen meededen waren het er in totaal net wat meer dan drieduizend. Inmiddels bestaat Erasmus dus 25 jaar. Het kan u niet ontgaan zijn. We vieren het dit jaar uitgebreid, daarover leest u elders in dit
Erasmus in Kroatië
pag 7
Erasmus 25 jaar: wedstrijd voor studenten
pag 8
In 1976 werd afgesproken dat de lidstaten zich zouden gaan inzetten voor de “verbetering van de voorzieningen voor onderwijs en opleiding ten behoeve van burgers en hun kinderen afkomstig uit andere lidstaten en niet-lidstaten”. Om dit te bewerkstelligen werd een begin gemaakt met het uitwisselen van docenten en leerlingen. Aanvankelijk vond men een buitenlandervaring vooral voor (aankomende) taaldocenten van belang. De lidstaten wisselden ook ideeën uit over primair en secundair onderwijs, en zelfs over kleuterscholen. Lees verder op pagina 2
2
Erasmus 25 jaar Changing lives, opening minds
Buiten Europa
Lees verder van pagina 1
Het programma ATLANTIS is gericht op samenwerking in het hoger
VS onderwijs tussen de EU en de Verenigde Staten, en kent drie onderdelen:
Gaandeweg ondernamen lidstaten actie om de toegankelijkheid van het onderwijs te vergroten in samenhang met ander beleidsterreinen. Samenwerking bevorderen In de jaren tachtig zagen de eerste subsidieprogramma’s voor het onderwijs van de Europese Commissie het licht. Het programma Comett moest bijvoorbeeld de samenwerking bevorderen tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven op het gebied van opleidingen in de technologie. Daarnaast waren er programma’s als PETRA, de voorloper van Leonardo da Vinci, en Lingua, gericht op het vreemdetalenonderwijs in de Europese Gemeenschap. En natuurlijk was er Erasmus, dat in werking trad in 1987, en was bedoeld voor de uitwisseling van studenten. In 1992 ging Europa serieus werk maken van de internationalisering van het onderwijs. De wetgevende machten van de lidstaten onderkenden het belang van het onderwijs voor de opbouw van één Europa, door de ondertekening van het Verdrag van Maastricht. Het verdrag maakte de weg vrij voor de bevordering van vele verschillende soorten van samenwerking binnen de Europese onderwijsruimte. De internationalisering van onderwijs kwam hoog op de Europese agenda te staan. Eén hogeronderwijsruimte In de loop van de jaren negentig ontstonden in Europa de eerste ideeën over wat wij nu ‘kennissamenleving’ en ‘Leven Lang Leren’ noemen. De verklaring van Bologna werd in 1999 ondertekend, maar daarvoor al werkte men aan het creëren van één Europese hogeronderwijsruimte. De Europese Commissie wilde de verbanden bevorderen tussen onderwijs en opleiding en de wereld van het werk. Daartoe wilde zij de nadruk leggen op de rol van onderwijs en opleiding bij het creëren van gelijke kansen. De erkenning van diploma’s in het hoger en beroepsonderwijs binnen de Europese Unie zou hierbij een grote rol moeten spelen. Halverwege de jaren negentig had de Europese Commissie inmiddels twee grote programma’s ter promotie van de internationalisering van het onderwijs. Het eerste was Socrates, met daaronder Erasmus, voor hoger onderwijs. Vanaf 1995 kwam daar Leonardo da Vinci bij, gericht op beroepsonderwijs en -opleidingen. In 2004 deed de Europese Commissie ambitieuze voorstellen voor een nieuwe generatie subsidieprogramma’s voor onderwijs en opleiding, cultuur, jeugdzaken en de
audiovisuele sector. Die voorstellen hebben uiteindelijk vorm gekregen in het huidige Leven Lang Leren Programma, dat wij zo goed kennen.
Transatlantic Degrees, Policy Oriented Measures en Excellence Mobility
Nu het einde van het Leven Lang Leren Programma in zicht komt, maken wij ons op voor Erasmus voor iedereen. U hebt hierover al eerder kunnen lezen in Europa Expresse, en we zullen er gedurende dit jaar zeker meer over berichten.
Canada
Projects. Vanwege bezuinigingen in de VS echter is het programma in ieder geval tot eind 2013 opgeschort.
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/bilateral_cooperation/eu_us
Het samenwerkingsprogramma met Canada kent twee acties: Transatlantic Exchange Partnerships en Transatlantic Degree Partnerships bevordert mobiliteit van studenten en docenten tussen Canada en de EU door financiering van consortia. Vanwege bezuinigingen in Canada echter is het programma in ieder geval tot eind 2013 opgeschort.
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/bilateral_cooperation/eu_canada Internationalisering Erasmus heeft samen met alle ander (sub-) programma’s een grote bijdrage geleverd aan de internationalisering van het hoger onderwijs in Europa en in Nederland. De programma’s hebben onderwijsinstellingen de mogelijkheid geboden om duurzame structuren te ontwikkelen voor internationalisering.
Australië, Zuid-Korea, Nieuw-Zeeland en Japan* Het Industrialised Countries Instrument Education Cooperation Programme (ICI ECP) financiert consortia van instellingen uit de EU en het desbetreffende partnerland, voor internationale curriculumontwikkeling en staf- en studentenmobiliteit. Wijzigingen t.o.v. de vorige call (onder voorbehoud): Joint Mobility Projects uitsluitend gericht op middelbaar beroepsonderwijs en Joint Degree Projects uitsluitend gericht op hoger onderwijs, met onderscheid tussen activiteiten op bachelor- en mastersniveau. De nieuwe call
In veel gevallen heeft het Erasmusprogramma ook bijgedragen aan een structurele inbedding van het internationaliseringsbeleid in de strategie van de instellingen. Dit heeft er weer toe geleid dat er binnen onderwijsinstellingen draagvlak is ontstaan voor het integreren van internationalisering in de organisatie-infrastructuur, door het instellen van international offices en het oprichten van faciliteiten voor buitenlandse studenten.
for proposals is begin december 2011 gepubliceerd, en heeft een deadline eind maart 2012. Nieuw-Zeeland en Japan doen dit jaar niet mee.
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/bilateral_cooperation/eu_ici_ecp Latijns-Amerika ALFA III is gericht op samenwerking in het hoger onderwijs met LatijnsAmerika, met het doel het hoger onderwijs daar te moderniseren. Consortia van hogeronderwijsinstellingen en andere relevante organisaties kunnen voorstellen indienen voor Joint Partnerships, Structural Measures en Accompanying Measures. Er verschijnen tot 2013 geen nieuwe calls for proposals meer; daarna zal het programma waarschijnlijk een vervolg krijgen.
Via Erasmus zijn bovendien tal van internationale partnerschappen tussen Nederlandse en buitenlandse instellingen tot stand gekomen. Deze Europese samenwerkingsverbanden vormen de basis van de Europese hogeronderwijsruimte, het uiteindelijke doel van het Bolognaproces. Erasmus heeft ook een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het European Credit Transfer and Accumulation System (ECTS) en het diplomasupplement: twee instrumenten die de Europese onderwijsruimte aanzienlijk transparanter gemaakt hebben.
Informatie: http://ec.europa.eu/europeaid/alfa China Het doel van het Chinese Government Scholarship Programme (EU Window) is studentenmobiliteit tussen de EU en China te bevorderen. Per jaar worden 100 studiebeurzen beschikbaar gesteld. De huidige periode van het programma is ten einde; of er een vervolg op komt is nog onzeker.
Informatie: http://www.chinamission.be/chn/zojw/t784326.htm Afrika, Caribisch gebied en Pacifische landen EDULINK is een programma voor samenwerking in het hoger onderwijs tussen 15 EU-lidstaten die bij het negende European Development Fund zijn aangesloten en een groot aantal landen uit de voornoemde regio’s. Het
In de 25 jaar tussen 1987 en nu is heel wat bereikt. Meer nog dan de respectabele aantallen studenten die een mobiliteits ervaring hebben gehad ergens in Europa. Er zijn ontwikkelingen in gang gezet die het hoger onderwijs in Europa voor altijd hebben veranderd en verbeterd. Alle personen die hierbij betrokken zijn geweest, of die dat nog zijn, feliciteer ik van harte met 25 jaar Erasmus. Ik wens u een feestelijk jaar toe!
programma is onder meer gericht op capaciteitsopbouw en institutionele samenwerking. Er verschijnen tot 2013 geen nieuwe calls for proposals meer; daarna zal het programma waarschijnlijk een vervolg krijgen.
Informatie: www.acp-edulink.eu Middellandse Zeegebied, Westelijke Balkan, Oost-Europa en Centraal-Azië Tempus IV is gericht op modernisering van het hoger onderwijs in de verschillende regio’s rond de EU. Consortia van instellingen uit de EU en partnerlanden kunnen voorstellen indienen voor Joint Projects en Structural Measures. De deadline van de laatste call for proposals was 23
Joep Houterman
februari 2012. Een nieuwe call wordt in het najaar van 2012 verwacht.
Directeur Nationaal Agentschap Leven Lang Leren
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/tempus
Algemeen directeur ad interim Nuffic
Diverse landen Erasmus Mundus II is gericht op ontwikkeling van Europese joint masters en joint PhD’s, op te zetten door een consortium van Europese instellingen, al dan niet met deelname van andere, ‘derde’ landen. Een tweede onderdeel is gericht op individuele mobiliteit van studenten en medewerkers vanuit diverse, per jaar vast te stellen landen naar de EU en vice versa. Het derde onderdeel bevordert de promotie van het Europese hoger onderwijs in de rest van de wereld. De huidige call for porposals is de laatste voor wat QR-code– De geblokte vierkantjes naast de websiteadressen in deze kolom zijn QR-codes. Met een geschikte mobiele telefoon kunt u direct toegang krijgen tot deze websites. Meer info over de QR-code op bijvoorbeeld http://nl.wikipedia.org/wiki/QR-code.
betreft de joint programmes. De deadline is 30 april 2012.
Informatie: http://ec.europa.eu/erasmus-mundus
3
5 x 25 jaar Erasmus in Europa Expresse We staan dit jaar in Europa Expresse uitgebreid stil bij het zilveren jubileum van Erasmus. We laten natuurlijk studenten over hun ervaringen vertellen, maar spreken ook met docenten en ander personeel van universiteiten en hogescholen. Waarom gaan zij op uitwisseling en wat verandert het aan hun manier van werken, van lesgeven? In een volgend nummer komt een vaak vergeten partij aan bod: de ouders. Welke argumenten vinden zij belangrijk om hun kind op pad te laten gaan? Niet zelden voor het eerst zo lang, zo ver en zo alleen van huis! Of willen ze hun kind juist niet laten gaan? Gedurende dit feestelijke jaar laten we ook medewerkers van universiteiten en hogescholen aan het woord die in die beginjaren verantwoordelijk waren voor het Erasmus programma. Hoe ging dat 25 jaar terug? Hoe verliep het contact met de partnerinstelling waar je een student naartoe stuurde toen er nog geen e-mail was? En om welke bedragen ging het toen? In hoeverre is het werken aan studentenmobiliteit veranderd? Last but not least besteden we aandacht aan de subsidiegever, de Europese Commissie. Hoe heeft die het programma zien veranderen? En het Nationaal Agentschap, wat is daar veranderd in al die jaren? Is er ondanks alle automatisering en verzakelijking nog sprake van persoonlijke betrokkenheid? We beginnen in dit nummer met een interview met drie oud-Erasmusstudenten. We laten hen nog eens vertellen over waarom ze toen gegaan zijn en wat voor rol hun Erasmuservaring gespeeld heeft in hun latere leven. Is hun beroepskeuze erdoor beïnvloed? En hun privéleven?
1. In hoeverre heeft de Erasmustijd invloed gehad op je verdere studie? FH: Het was nuttig voor mijn studie. Ik zat in het laatste jaar en voor ik ging, worstelde ik nog met een onderwerp voor mijn scriptie. Mijn tijd in Leuven was niet alleen een
2. In hoeverre heeft de Erasmustijd invloed gehad op je privéleven? FH: Ik zat natuurlijk niet zo heel ver van huis. Daardoor kon ik bovendien gewoon bij afstudeerfeestjes van vrienden zijn. Mijn toenmalige relatie leed er ook niet onder. Vrienden konden na afloop wel aan me zien dat ik uit het land van friet en bier terugkwam... EC: Ik ben blijven verlangen naar Parijs, studeren in de Parijse bibliotheken en verkeren in de omgeving van grote Parijse geesten, inspirerende intellecten die overigens tegelijkertijd bijzonder aardig en joviaal bleken te zijn. Dit betekent ook dat mijn privéleven zich dikwijls naar Parijs verplaatste. SB: De internationale oriëntatie en interesses ‘made me a real European’. 3. In hoeverre is de Erasmustijd van invloed geweest in je latere beroepsmatige leven? FH: Ik heb gedurende mijn gehele carrière profijt gehad van mijn tijd in Leuven. Zowel toen ik bij ABN AMRO werkte als toen ik staatssecretaris was en ook bij Royal Haskoning. Bij contacten met Belgen werkt het altijd als een ijsbreker als ik vertel dat ik een halfjaar in België heb gestudeerd. EC: Al vrij snel was duidelijk voor mij dat ik verder wilde in onderzoek. Mijn Erasmustijd heeft me in die overtuiging gesterkt, niet in de laatste plaats dankzij de herinnering aan mijn Parijse professoren Jean Dufournet, Géralde Nakam en Philippe Noble, figuren wiens colleges een ervaring waren, bekend en uitstekend in hun vak maar niet aanmatigend ten opzichte van studenten. Het was heerlijk geheel op te gaan in de studie, in de teksten die we bestudeerden: Le Roman de la Rose, de poëzie van François Villon, het werk van Joachim Du Bellay – literatuur die ik vandaag met mijn studenten lees en bespreek! SB: Dit is in tweevoud uit te leggen: 1. mijn interesse in het Europese hoger onderwijs, van student tot werknemer in Engeland en
4. Hoe ben je destijds tot de keuze gekomen van je gastland en -instelling? FH: Ik wilde per se weg. De UK en de zuidelijke landen waren bij iedereen favoriet, daar kwam je niet tussen. Omdat ik in het laatste jaar van mijn studie ging, wilde ik wel naar een goede faculteit. Een hoogleraar raadde me aan naar de KU Leuven te gaan. Met een vriend heb ik toen Leuven eens verkend en het bleek ook nog eens een ontzettend gezellige stad! Bovendien had ik ook een goede studieadviseur die me bij de keuze begeleidde. Bij de UvA moest je heel veel formulieren invullen om een Erasmusbeurs aan te vragen. Dat was goed, want alleen de echt gemotiveerden namen die moeite. EC: In die tijd startte het Erasmusprogramma nog maar net op. Mijn vakgroep had een overeenkomst met Paris III en toevallig zat daar, onder anderen, een goede mediëvist. SB: Destijds was het netwerk nog niet erg groot, maar mijn keuze voor Engeland had te maken met de taal en het kwaliteitsniveau van de universiteit (in rankings). 5. Wat heb je er van geleerd? FH: Wat ik er geleerd heb is dat Belgen en Nederlanders weliswaar elkaar goed verstaan maar echt niet altijd even goed begrijpen. Tijdens de Fortis-affaire kon ik daar vanuit het kabinet ook wel iets over zeggen. EC: Altijd doorzetten, hoe moeilijk het leven in den vreemde soms ook kan zijn. SB: Los van inhoudelijke vakken en taal is een studie in het buitenland een verrijking voor een ieder. Leven en studeren in een andere cultuur is juist op die leeftijd van belang om zo een bredere en relativerende ervaring op te doen. 6. In hoeverre zijn vriendschappen uit je Erasmustijd nog belangrijk voor je? FH: Nog jarenlang hebben we reünies gehouden met Nederlandse vrienden uit die tijd. Inmiddels is het verwaterd, maar als we
De meeste studenten die terugkomen hebben een – lichte dan wel zware – metamorfose ondergaan, in de goede zin des woords.
elkaar weer eens tegenkomen weet ik zeker dat we het over die goede oude tijd zullen hebben. SB: Ik ben nog met een grote regelmaat in Engeland. Ten eerste vanwege mijn werk en onderzoeksgebied. Bristol heb ik nog meerdere malen bezocht met vrienden en medestudenten van toen. Met een aantal alumni hebben we nog steeds een goede band. Mede via LinkedIn nu ook met alumni uit andere jaren. 7. Wie zou je het aanbevelen om ook met een Erasmusbeurs voor studie of stage naar het buitenland te gaan? FH: Iedereen. Het is van waarde voor de rest van je leven. Natuurlijk is het wel zo dat wij de luxe hadden van zes jaar studiefinanciering. Aan de andere kant herinner ik me wel het gedoe om de behaalde punten thuis erkend te krijgen. Uiteindelijk heb ik bijvoorbeeld een vak wel op mijn bul vermeld gekregen, maar slechts als ‘gevolgd’, terwijl ik het wel degelijk gehaald had. Ik hoop dat dat inmiddels verbeterd is. EC: Mijn eigen studenten, vooral de gemotiveerden. Aan mijn eigen instelling ben ik nu zelf Erasmuscoördinatrice en de meeste studenten die terugkomen hebben een – lichte dan wel zware – metamorfose ondergaan, in de goede zin des woords. Hier, waar studenten vaak nog erg afhankelijk van thuis zijn, is het niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van hun Frans, hun studiediscipline, etc., maar ook voor hun zelfvertrouwen. SB: Werkzaam in het hoger onderwijs is dit bijna een dagelijkse missie om zowel studenten als docenten te stimuleren ervaring op te doen in het Erasmusnetwerk. 8. Zou je je eigen kinderen op pad sturen? FH: Ja. Maar omdat het relatieve belang van Europa in de wereld toch afneemt zou ik ze aanraden ook echt te onderzoeken of ze niet naar Azië of Amerika kunnen gaan. SB: Ik wil ‘iedereen’ stimuleren een (deel-) studie in een ander Europees land te volgen. Naast inhoudelijke kennisvorming draagt dit bij tot een internationale ontwikkeling die in een ‘global economy’ vele voordelen biedt.
ec.europa.eu/education/erasmus
ERASMUS CHANGING LIVES OPENING MINDS fOR 25 YEARS
NC-30-11-287-EN-C
Frank Heemskerk werkte voor ABN AMRO, zat als staatssecretaris van Economische Zaken in het kabinet-Balkenende IV en is nu lid van de Raad van Bestuur van adviesbureau Royal Haskoning. Hij studeerde van 1988 tot 1994 Economie aan de Universiteit van Amsterdam. Het eerste semester van het studiejaar 1993–1994 was hij met een Erasmusbeurs in België, aan de Katholieke Universiteit Leuven. Evelien Chayes werkt als Lecturer Literature & Culture Middle Ages-Renaissance aan de University of Cyprus. Toen ze Frans studeerde aan de Universiteit van Amsterdam ging ze, in 1991–1992, met een Erasmusbeurs naar Parijs, naar de Université de la Sorbonne Nouvelle Paris III. Ze volgde ook een aantal keuzevakken aan de Sorbonne Paris IV. Schelte Beltman is coördinator van de Research School van Inholland. Hij studeerde aan de Haarlem Business School en ging in 1989–1990 met een Erasmusbeurs naar de University of the West of England in Bristol.
ontzettend leuk deel van mijn studie, het was ook een inspiratiebron: in Leuven vond ik mijn scriptieonderwerp. EC: Na mijn Erasmustijd had ik een beter overzicht over mijn studie, mijn ambities en had ik duidelijkere verwachtingen van het vakgebied in het algemeen. Waarschijnlijk ben ik na mijn Parijstijd nóg harder gaan studeren. SB: Deze internationale studie heeft zeker mijn taal en cultuur en mijn blik op Europa veranderd. De internationale component heb ik daarna in alle vervolgstudies gezocht. Uiteindelijk heeft ook mijn promotieonderzoek raakvlakken met Erasmus. Vanuit de tien jaar na Bologna heb ik onderzoek gedaan naar cultuurmanifestaties binnen het hoger onderwijs in Engeland en Nederland.
Nederland. 2. De internationale component in werk en studie die de kracht om van buiten naar binnen te kijken heeft ontwikkeld.
4
Erasmus Centrale Acties in LLP Een platform voor succesvolle projecten Het Executive Agency in Brussel beheert de centrale activiteiten in de subprogramma’s Comenius, Leonardo da Vinci, Grundtvig en Erasmus en het transversaal programma van het Leven Lang Leren Programma. Hoewel de Nationale Agentschappen geen functie hebben in de uitvoer, spelen ze wel een belangrijke rol in het geven van algemene informatie en bieden ze op allerlei manieren een platform aan projecten om resultaten te verspreiden (‘dissemineren’). Nederland doet het goed in de Centrale Acties. De afgelopen jaren was ons land bijvoorbeeld in het Erasmusdeel van de Centrale Acties het op twee na succesvolste land met de meest geselecteerde projecten. Ook doen we volop mee als partner in andere Erasmusprojecten.
Studenten lerarenopleiding als Comeniusassistent naar het buitenland Het Comeniusprogramma is niet alleen bedoeld voor docenten in het basis- en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, maar ook voor studenten van lerarenopleidingen. Comenius wil die studenten de waarde van de verschillende Europese culturen bijbrengen door hen te laten meelopen op een buitenlandse school. Ideale start De toekomstige docenten maken als Comeniusassistent kennis met een andere manier van werken, een ander onderwijssysteem en een andere cultuur. Het confronteert hen met hun eigen aanpak en zet hen aan het denken over de eigen visie op onderwijs. Bovendien kan de student van verschillende aspecten van het schoolleven proeven, met nieuwe methoden experimenteren en ervaring opdoen. Kortom: een ideale start voor een verdere loopbaan. Comeniusassistenten kunnen zich ook aanmelden voor de Erasmus Intensive Language Courses (EILC). Zo kunnen ze zich nog beter voorbereiden op hun periode in het buitenland. Het programma bestaat sinds 1995. Sinds die tijd hebben bijna 5.000 docenten via Comenius aan een Europese nascholing meegedaan en zijn zo’n 300 toekomstige docenten als Comeniusassistent naar het buitenland geweest. In Europa wordt jaarlijks bijna 150 miljoen euro gereserveerd voor het Comeniusprogramma. Voorwaarden en aanvragen Op de website van de Europees Platform staat alle informatie over het subsidieprogramma, de voorwaarden en het aanvraagformulier: www.europeesplatform.nl.
Ook in de andere onderdelen van de Centrale Acties (Comenius, Leonardo da Vinci, Grundtvig en het transversaal programma) zijn de Nederlandse (onderwijs)instellingen behoorlijk actief. In meer dan 250 centrale projecten zijn Nederlandse hogescholen en universiteiten vertegenwoordigd; ook in projecten gericht op andere sectoren van het onderwijs. Inspiratie- en disseminatiedag Op 13 december 2011 organiseerde het Nationaal Agentschap (NA LLL) een inspiratie- en disseminatiedag rond de Centrale Acties in het Leven Lang Leren Programma om meerdere projecten een platform te bieden om hun resultaten te presenteren. Voor de keuze van de projecten heeft het NA LLL zich gewend tot het Executive Agency. Op basis van een toegezonden lijst met kwalitatief goede projecten zijn veertien projecten gekozen, waaronder twee transversale projecten. In drie sessieronden kregen de projecten een uur de tijd om de inhoud en resultaten te presenteren. Ook werd er veel aandacht gegeven aan de algemene aspecten van Europese projecten zoals het opzetten van een project, het samenstellen van het partnerschap, het
managen van het project, disseminatiesuccesfactoren en aandachtspunten. Projecten en beleidsprioriteiten Ute Haller-Block, hoofd van de afdeling Leonardo da Vinci, Grundtvig en Disseminatie van het Executive Agency, schetste in haar presentatie de Europese onderwijsbeleidscontext in tijden van crisis en benadrukte dat de Centrale Acties in dat verband een belangrijke positieve bijdrage leveren. Barbara Pisˆkur van Hogeschool Zuyd presenteerde het curriculumontwikkelingsproject Euro-education: Employability for all. Het doel daarvan is om vier minoren te ontwikkelen over re-integratie. Pisˆkur benadrukte het belang van een stevige aansluiting van het thema van het project bij de beleidsprioriteiten van de Europese Commissie. Een goedgeschoolde beroepsbevolking en het verhogen van de arbeidsparticipatie zijn immers belangrijke Europese en nationale doelstellingen. Overigens is een ander sterk punt van dit project de intensieve betrokkenheid van veel soorten belanghebbenden (werkgevers, opdrachtgevers, deskundigen, etc.). Renate Brouwer van Kenniscentrum Handel presenteerde het project RECOMFOR. Binnen dat project worden in een Europees netwerk stages uitgewisseld. Bij terugkomst van de stagiairs worden de stages gewaardeerd volgens de ECVET-standaarden (European Credits for Vocational Education and Training). Dit is een van de eerste uitgebreide projecten over ECVET in Europa. Er zijn
tien bedrijven en onderwijsinstellingen bij betrokken. Robert Wagenaar van de Rijksuniversiteit Groningen presenteerde het project HUMART. Dit jongste TUNING-project gaat over de ontwikkeling van twee sectorale kwalificatieraamwerken: voor de menswetenschappen en voor de kunsten. De presentatie werd gevolgd door een levendige discussie over het onderwerp leeruitkomsten, en hoe die te gebruiken bij het beschrijven van studieprogramma’s. Evaluatie Het NA LLL had Jaap van Lakerveld en Joost de Zoete van het platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie (PLATO) van de Universiteit Leiden uitgenodigd om de dag te evalueren. Ook binnen de Europese projecten is projectevaluatie belangrijk. Jaap van Lakerveld heeft zelf veel ervaring met het aanvragen en uitvoeren van Europese projecten. De evaluatie-ideeën en -technieken die PLATO op deze disseminatiedag uitvoerde waren dan ook gebaseerd op een van deze projecten (SEALLL). Lakerveld liet de aanwezigen hun mening geven op heel verschillende, onorthodoxe manieren. Met stokken, door middel van tekeningen, in metaforen en met behulp van de zogenoemde ‘Bull’s eye-methode’ gaven deelnemers per sessieronde hun mening over de leerfuncties van die dag. Op onze website kunt u tips vinden over de verschillende evaluatievormen en over het managen van een project. Daarnaast vindt u er meer informatie over deze dag, over de Centrale Acties én over de projecten zelf. Ga naar www.na-lll.nl en klik op Actueel. Vervolgens ziet u dit onderwerp staan onder Centrale Acties in het Leven Lang Leren Programma: inspireren en dissemineren!
Centrale Acties 2007–2011: Top tien landen (Participatie)
175 Coördinatie
Participatie
150 125 100 75 50 25 0
AT
BE
DE
ES
FI
FR
IT
NL
PL
5
Europese accreditatie van gezamenlijke opleidingen In Europa zijn er zo’n 2.500 opleidingen die door instellingen uit verschillende landen samen worden verzorgd. Meer dan 150 behoren tot de prestigieuze Erasmus Mundus-jointmasteropleidingen. Al deze gezamenlijke opleidingen of joint programmes moeten, vaak in verschillende landen, nationale accreditatie- of andere externe kwaliteitszorgprocedures doorlopen, voordat ze als erkende opleiding aangeboden kunnen worden. Voor veel joint programmes betekent dit een opeenstapeling van nationale procedures. Door verschillende nationale wetgevingen, collegegelden, bekostigings- en studie financieringsregels, en eisen aan curricula is het toch al niet gemakkelijk om een joint programme op te zetten. Daarom wil de NVAO, net als het Europese Consortium voor Accreditatie (ECA), in ieder geval de accreditatie voor joint programmes makkelijker maken. Met de ervaring uit het eerdere TEAM II-project (zie Europa Expresse 26) heeft het ECA daarom het initiatief genomen tot JOQAR (Joint Programmes; Quality Assurance and Recognition of degrees awarded). De NVAO coördineert dit door de Europese Commissie gesubsidieerde project en voert het samen met negen andere accreditatieorganisaties en vier erkenningsorganisaties (ENIC-NARIC’s) uit. Het project loopt van 2010 tot en met 2013. In dit artikel kijken we naar het accreditatiegedeelte binnen het project.
Eén nationale procedure Het doel is dat joint programmes voortaan slechts één volledige nationale procedure hoeven te doorlopen voor accreditatie en externe kwaliteitszorg. Een accreditatieorganisatie stelt dan één keer een internationaal panel samen dat de belangrijkste locatie van de gezamenlijke opleiding bezoekt en één beoordelingsrapport schrijft. De opleiding hoeft ook slechts één zelfevaluatierapport te schrijven. Als de accreditatieorganisatie een positief besluit neemt, is het de bedoeling dat dit besluit door andere accreditatieorganisaties in de landen van het joint programme consortium wordt overgenomen, dus zonder dat in elk van die landen weer een volledige procedure doorlopen moet worden. Om dit mogelijk te maken, wordt een aantal acties ondernomen. Wederzijdse erkenningsovereenkomst Zo is er in december 2010 een multilaterale wederzijdse erkenningsovereenkomst afge-
Er is goede hoop dat deze maatregelen een aantal belemmeringen voor joint programmes wegnemen, zodat deze zich verder kunnen ontwikkelen ten faveure van de Europese Hogeronderwijsruimte.
sloten tussen zes accreditatieorganisaties in Frankrijk, Oostenrijk, Spanje, Nederland en Vlaanderen. Deze zogenoemde MULTRA-overeenkomst betreft alleen joint programmes, wat het dus mogelijk moet maken dat besluiten van een van de organisaties worden overgenomen door de andere. De bedoeling van het JOQAR-project is om de MULTRA-overeenkomst verder uit te breiden met nog eens acht organisaties. Dat kan alleen als er voldoende vertrouwen is tussen de organisaties. Daarom worden in 2012 standaarden, procedures en werkwijzen van deze acht organisaties geobserveerd door de organisaties die al deel uitmaken van MULTRA. Europees Coördinatiepunt Een tweede belangrijke actie is het opzetten van een Europees Coördinatiepunt voor externe kwaliteitszorg en accreditatie van joint programmes. Dit bij het ECA belegde coördinatiepunt heeft als taak om het opzetten van enkelvoudige accreditatieprocedures te vergemakkelijken door voorlichting te geven aan joint programmes en accreditatieorganisaties, en om hen te begeleiden of adviseren bij het opzetten van zo’n procedure. Daarvoor is een speciale methodologie
ontwikkeld met criteria om joint programmes zodanig te kunnen beoordelen dat dit voor zoveel mogelijk landen acceptabel is. Deze methodologie wordt in het komende jaar getest in vier pilotprocedures waarin joint programmes door één accreditatieorganisatie, maar met betrokkenheid van andere organisaties in de betreffende landen worden beoordeeld. De ervaringen met deze pilots kunnen uiteraard tot bijstellingen leiden. Het coördinatiepunt zal ook een kennisdatabase met allerlei informatie over kwaliteitszorg en erkenning van joint programmes gaan beheren. Uit een enquête onder joint programmes en accreditatieorganisaties bleek dat zo’n Europees coördinatiepunt in een duidelijke behoefte voorziet. Er is dan ook goede hoop dat deze maatregelen een aantal belemmeringen voor joint programmes wegnemen, zodat deze zich verder kunnen ontwikkelen ten faveure van de Europese Hogeronderwijsruimte. Mark Frederiks NVAO Kijk voor meer informatie op www.ecaconsortium.net/main/projects/joqar
6
GREEN IT: Hoe groen is de ICT-student? Een Erasmus Intensive Programme van Inholland In veel opzichten maakt ICT ons het leven makkelijker. Vanuit het oogpunt van energieverbruik is het echter weinig efficiënt. In toenemende mate doet ICT een beroep op het mondiale energiebudget en het draagt fors bij aan de uitstoot van CO2 en aan de opwarming van de aarde. Voor de productie van veel consumentenelektronica, zoals mobiele telefoons, pc’s en televisies, zijn bovendien schaarse materialen nodig. Daarnaast zorgen deze producten voor meer afvalmateriaal, dat vaak ook nog eens giftig is.
Door de wereldwijd toenemende welvaart kunnen steeds meer mensen zich deze producten veroorloven. De afvalberg en de schaarste aan bepaalde componenten zullen dan ook alleen maar toenemen. Wanneer we dit probleem willen aanpakken, zullen we ICT-studenten, die over een paar jaar de arbeidsmarkt opgaan, zich nu bewust moeten laten worden van de noodzaak van duurzaamheid op hun gebied. Erasmus Intensive Programme Dankzij financiële steun van het Erasmus Intensive Programme heeft Inholland voor deze studenten een stevig programma in elkaar gezet. Daarin kunnen ICT-studenten uit allerlei landen verschillende probleemoplossingen voor energie- en materiaalverbruik ontdekken. In het European Project for Sustainable ICT in Academic Education (EPSIAE), ook wel GREEN IT-project genoemd, werken zes universiteiten samen. De deelnemende universiteiten komen uit Finland (Metropolia University), Oostenrijk (Upper Austria University of Applied Sciences), Slovenië (Univeristy of Ljubljana), Griekenland (National Technical University of Athens),
Verenigd Koninkrijk (Birmingham City University) en Nederland (Hogeschool Inholland). Aan de thuisuniversiteit bereiden de studenten zich voor op het programma. In kleine groepjes volgen ze (gast)colleges, houden ze discussies en doen ze onderzoek. Het echte Intensive Programme begint in Amsterdam, waar alle studenten, zo’n zestig in totaal, bijeenkomen. Gedurende twee weken volgen ze daar colleges van docenten en gastsprekers uit het bedrijfsleven. Ze maken hun onderzoeksresultaten voor anderen inzichtelijk, presenteren de uitkomsten, volgen workshops en gaan op bezoek bij bedrijven. Kortom: een zeer gevarieerd programma. Met moeite is er in het weekend nog een sociaal programma ingepland. Veel interesse van bedrijfsleven Ondanks hun verschillende achtergronden en verwachtingen zijn de studenten overweldigend positief over dit eerste programma. Ze vonden het vooral heel interessant om een kijkje te nemen in de keuken van bedrijven als IBM, Essent, Philips, Microsoft, Cisco, KPN/ Getronics datacenter, Deloitte en Essent. Deze bedrijven waren stuk voor stuk direct bereid mee te doen aan het Green IT-project. Het onderwerp duurzaamheid bleek inderdaad een hot item. De bedrijven vertelden niet alleen over duurzaamheid binnen hun eigen organisatie maar stonden ook erg open voor de ideeën van de internationale studenten. Die presenteerden hun onderzoeken en daarmee kwamen de discussies met CEO’s en managers goed op gang. Wel bleek dat de bedrijven weliswaar vaak veel belangstelling hebben voor duurzaamheid maar nog weinig concrete stappen hebben ondernomen. Wat dat betreft ziet de arbeidsmarkt er dus goed uit voor studenten met kennis van duurzaamheid.
Doekle Terpstra opent de expositie
Het onderwerp duurzaamheid bleek inderdaad een hot item. Expositie van resultaten ICT’ers krijgen vaak het verwijt dat ze hun ideeën niet goed over kunnen brengen. Daarom werd het project afgesloten met een expositie. De studenten hadden daarvoor de uitkomsten van hun onderzoeken op verschillende wijzen gevisualiseerd: er waren videopresentaties, werkende schaalmodellen, displays, posters en interactieve gadgets. Voor de expositie had de beroepsvereniging voor ingenieurs en techniekstudenten, KIVI NIRIA, haar prachtige ruimtes in Den Haag ter beschikking gesteld. Na een presentatie van hoofdbestuurslid Edwin Berends mengden ook leden van de vereniging zich in de duurzaamheidsdiscussie met studenten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.
Doekle Terpstra, voorzitter van het College van Bestuur van Hogeschool Inholland, opende de expositie. Hij deed dit door al fietsend een speelgoedhelikopter in de lucht te houden. Zo liet hij ‘op heel duurzame wijze’ zien hoeveel energie je daarvoor nodig hebt. Het GREEN IT-project krijgt dit jaar opnieuw een vervolg in Amsterdam. We plannen wat meer tijd in voor het sociale programma – een hint van de studenten. Edith Petersen Projectmanager GREEN IT, Hogeschool Inholland
[email protected]
Nederlandse Erasmusambassadeurs Vanwege het 25-jarig bestaan van het Erasmusprogamma heeft de Europese Commissie uit de 33 deelnemende landen twee ambassadeurs gekozen. Zij waren aanwezig bij de feestelijke opening van het zilveren Erasmusjubileum in Brussel, eind januari. Ook zullen ze op 9 mei, de Dag van Europa, in Kopenhagen deelnemen aan de ‘anniversary conference’. Er is een brochure verschenen met daarin de testimonials van alle ambassadeurs. U kunt deze brochure downloaden op http://ec. europa.eu/education/erasmus/doc/brochure_ en.pdf . Wij stellen hier graag alvast de Nederlandse ambassadeurs aan u voor: Désirée Majoor Désirée Majoor is een van de eerste studenten die gebruik hebben gemaakt van de Erasmusbeurs. In 1987 bracht zij in het kader van haar studie Theaterwetenschappen aan de Universiteit Utrecht zes maanden door aan de
Universiteit van Bologna in Italië Een paar maanden na de afronding van haar Italiëavontuur participeerde zij in een Erasmusevaluatiebijeenkomst, waar het al snel ging over praktische problemen waar studenten bij studie in het buitenland tegen aan liepen. Het resultaat was de oprichting van het ESN, het Erasmus Student Network. Een jaar later werd ze tot de eerste voorzitter gekozen. Erasmus betekende de kick-off van Désirées carrière. Na haar studie ging ze reizen en mede door haar Erasmuservaring kreeg zij een baan bij de Nuffic, de Nederlandse organisatie
voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Nu, als faculteitsdirecteur van de faculteit Communicatie en Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht, stimuleert ze haar eigen studenten naar het buitenland te gaan. “Het is een geweldige, persoonlijke ervaring, er is zoveel dat je kan leren.” Bram Peper In 1992 nam Bram Peper als student deel aan het Intensive Programme (IP) dat werd georganiseerd door de afdeling Sociologie van de Sociale Faculteit van zijn Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). De achtdaagse cursus bracht studenten en docenten uit verschillende landen bijeen: een intensieve maar ook informele bijeenkomst. Na afronding van zijn eigen studie Sociologie is Bram sinds 2005 actief betrokken als acade-
mische coördinator van hetzelfde – nog steeds lopende – IP aan de Rotterdamse universiteit. Dit succesvolle onderdeel van Erasmus, door de afdeling Sociologie en het international office aan de EUR in 2012 voor de 21e keer georganiseerd, brengt studenten en staf van dertien instituten samen. “Elk jaar zijn we aangenaam verrast om te zien hoe 50 tot 60 studenten zo hard en zo goed samenwerken.” Ook al brengt een IP veel werk met zich mee, het is het meer dan waard. “Voor mij als docent en voor het opzetten van een academisch netwerk met nieuwe collega’s, heeft het grote voordelen. Het is goed om te zien hoe studenten samenwerken, ook al spreken ze acht of negen verschillende talen. Het is een inspirerende en zeer plezierige ervaring.”
7
Erasmus groeit in Kroatië In Europa Expresse hebt u al eerder gelezen over het Nationaal Agentschap in Kroatië. Dat komt omdat we als Nationaal Agentschap Leven Lang Leren een speciale band hebben opgebouwd met onze Kroatische collega. Vier jaar geleden waren we namelijk nauw betrokken bij het opzetten van het NA in Kroatië (AMPEU is de Kroatische afkorting). Vervolgens hielpen we bij de implementatie van het Erasmusprogramma in Kroatië.
Dubrovnik
Afgelopen december was onze beleidsmedewerker José Ravenstein in Kroatië. Hieronder een korte impressie van haar bezoek en de ontwikkelingen in het Erasmusprogramma daar. Erasmus populair Volgens Filip Gašparovic´, hoofd Erasmus bij AMPEU, is het Erasmusprogramma zeer populair in Kroatië. In kranten en ieder tv-programma met een special over Europa komt Erasmus terug. Het is het eerste en ook enige internationale beursprogramma in Kroatië. Het afgelopen jaar gingen 1.081 studenten met een Erasmusbeurs op stap, 862 voor studie en 219 voor stage. Dat aantal is meer dan verdubbeld in vergelijking met het jaar ervoor. In Kroatië zijn geen problemen met erkenning. Instellingen waren flexibel om veel studenten de kans te geven naar het buitenland te gaan. Eramusstudenten gaan vooral naar Oostenrijk, Italië, Slovenië, Duitsland of Hongarije. De taal en een zekere bekendheid van het land spelen een grote rol bij de keuze van de bestemming. Stagemobiliteit laag Het Nationaal Agentschap in Kroatië zou graag ook de stagemobiliteit willen stimuleren. Dat blijkt vrij lastig. Op een paar polytechnische opleidingen na is de stage een redelijk onbekend fenomeen als onderdeel van de studie. Zeker bij opleidingen aan universiteiten. Er is (nog) geen vanzelfsprekende relatie tussen het hoger onderwijs en de “world of work”, zoals dat in Brussel genoemd wordt. De ‘Erasmusstages’ die er momenteel
wel zijn vinden met name plaats in de zomermaanden, los van de studie. Er is op dat gebied dus nog een wereld te winnen en daar zijn de instellingen ook hard mee bezig. Kroatische studenten ontvangen een behoorlijke Erasmusbeurs: € 450. Toch lijkt dat vaak te weinig, omdat het de enige bron van inkomsten is. Zodoende is een Erasmuservaring nog niet voor iedereen weggelegd. Een ander obstakel blijken ook de visa voor verschillende landen. Die zijn soms niet gemakkelijk te verkrijgen. Contacten met Nederland Op dit moment telt Kroatië 17 universiteiten en 15 polytechnische scholen en 30 colleges. De Universiteit van Zagreb is de oudste universiteit, uit de 17e eeuw. De polytechnische scholen bestaan nog niet zo lang en zijn niet heel populair bij studenten die hoger onderwijs willen volgen. Het aantal hoger onderwijsinstellingen dat een (extended) EUC heeft groeit gestaag. Waren dat er in 2009 nog 17, inmiddels zijn het er 22. Enkele Kroatische hogeronderwijsinstellingen hebben inmiddels bilaterale overeenkomsten met Nederlandse universiteiten, zoals de Universiteit van Tilburg, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Leiden, de Erasmus Universiteit Rotterdam, Hogeschool Zuyd en de Universiteit Maastricht. In 2011 kwamen negen studenten met een Erasmusbeurs voor studie naar Nederland. Helaas hebben nog geen Nederlandse Erasmusstudenten de weg naar Kroatië gevonden voor studie of stage. “Dat is jammer,” vindt Filip Gašparovic´, “want Kroatië
Het aantal hogeronderwijsinstellingen dat een (extended) EUC heeft groeit gestaag. Waren dat er in 2009 nog 17, inmiddels zijn het er 22.
is niet alleen een ideale plaats voor studenten om te komen studeren, maar het land heeft een mooie mix van Mediterrane en Zuidoostelijke Europese aspecten en een zeer rijk historisch en cultureel erfgoed.” Daarnaast zijn de studieprogramma’s inmiddels ‘Bolognaproof’. Als laatste argument noemt hij de gastvrijheid aan de instellingen: “Er komen nog niet zoveel studenten naar Kroatië, dus alle inkomende studenten krijgen een ‘speciale behandeling’. En die persoonlijke benadering wordt door de eerste inkomende studenten die hier geweest zijn erg gewaardeerd.” De website Study in Croatia biedt een goed overzicht van de studiemogelijkheden in het land: www.studyincroatia.hr. Tempus Kroatië neemt weliswaar deel aan het Leven Lang Leren Programma, maar heeft momenteel een soort tussenstatus in het Tempusprogramma. Voorheen was het als niet-EUlidstaat een partnerland en behoorde het tot de ‘begunstigden’. Nu het EU-lidmaatschap weliswaar aanstaande is, maar nog niet
definitief, mag Kroatië alleen meedoen aan Tempusprojecten als het zichzelf financiert. Het National Tempus Office bestaat nog wel maar is niet meer actief. Zodra Kroatië als EU-land weer meedoet aan het programma, zal er een Tempus National Contact Point ingericht worden.
8
Agenda
Wedstrijd voor studenten De Europese Commissie heeft de speciale Facebookpagina ‘25th Erasmus Anniversary Competition’ gelanceerd. Hierop kunnen studenten hun Erasmuservaringen delen om zo anderen aan te moedigen ook te gaan studeren of stage lopen in een ander Europees land. Iedereen die met een Erasmusbeurs in het buitenland is geweest kan deelnemen. Grappige, opwindende of ontroerende ervaringen kunnen als tekst (liefst Engels), foto of video worden gepost. Dat kan tot en met 30 april 2012.
Erasmus 31 mei 2012 deadline studenten voor aanmelding EILC zomercursussen 5 juni 2012 Erasmusconferentie, Rotterdam
van Europa. De prijzen zijn een tablet-pc, een mp4-speler en een digitale camera. Meer informatie over deze wedstrijd en de link naar Facebook vindt u op http://ec.europa.eu/youthonthemove onder News.
Erasmus Mundus 30 april 2012 deadline voor het indien van voorstellen Diversen 9 mei 2012 Dag van Europa 1 juni 2012 deadline aanvragen voor advies van de Bologna-experts over ECTS- en DS-label. Zie www.nuffic.nl/bologna, onder ECTS en DS
Winnaars Bezoekers van de Facebookpagina kunnen vervolgens hun stem uitbrengen op een top 10, die het Youth on the Move-team samenstelt. De drie winnaars worden bekendgemaakt op 9 mei, de Dag
Wie is wie binnen het NA Leven Lang Leren Binnen de Nuffic worden de Europese programma’s voor het hoger onderwijs beheerd door de afdeling Nationaal Agentschap Leven Lang Leren. Voor vragen kunt u contact opnemen met de desbetreffende medewerker. Nationaal Agentschap Leven Lang Leren – Onderdeel HO Joep Houterman
Frank Nentenaar
Joy Plokker
Applicatiebeheerder
Programmabeheerder
T 070 4260 265 E fnentenaar[at]nuffic.nl
Studentenmobiliteit
Madalena Pereira
T 070 4260 233 E jplokker[at]nuffic.nl Heleen Ravenhorst
National Structure
Directeur Nationaal Agentschap
Erasmus
Leven Lang Leren
Sabine Galjé
José Ravenstein
Programmabeheerder Docenten- en
Afdelingshoofd Nationaal A gentschap
Beleidsmedewerker
Stafmobiliteit, EILC, Stages
Leven Lang Leren
T 070 4260 240 E jrvstein[at]nuffic.nl Petra de Greeve
T 070 4260 226 E hrvhorst[at]nuffic.nl Tessa Humphries
Programmabeheerder
Programmabeheerder
Jolanda Tijssen
Intensive Programmes
Financieel Medewerker
T 070 4260 216 E pdgreeve[at]nuffic.nl
T 070 4260 227 E thumphries[at]nuffic.nl
Elise Kamp Secretaresse/Programma-assistent
Erasmus Mundus
T 070 4260 237 E mpereira[at]nuffic.nl Bologna-experts Madalena Pereira Secretaris
T 070 4260 237 E mpereira[at]nuffic.nl Tempus José Ravenstein National Contact Point
Maarten Hartman Programma-assistent
T 070 4260 240 E jrvstein[at]nuffic.nl
T 070 4260 303 E mhartman[at]nuffic.nl g r a t i s A B O N N E M E N T V O O R M E D E W E R K E RS H O - I N ST E L L I N G E N : W W W . N U F F I C . N L / E U R O P A E X P R E SS E
Vragen aan de redactie kunt u sturen naar: europaexpresse[at]nuffic.nl
Hoofdredactie: Jef Stapel, Nuffic, afdeling Media Redactie en drukwerkcoördinatie: Nuffic, afdeling NA LLL en afdeling Media Eindredactie: Eric Daamen, afdeling Media Vormgeving: Sabrina Luthjens BNO, Christina Schürmann [www.makingwaves.nl]
Europa Expresse is een publicatie van de Nuffic. Deze publicatie werd gefinancierd met de steun van de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor deze publicatie ligt uitsluitend bij de Nuffic; de Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik van de informatie die erin is vervat.
Druk: Prints & Proms, Rotterdam Redactieadres: Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag T 070 426 0261, F 070 426 0259, E europaexpresse[at]nuffic.nl
Hoewel de informatie in deze uitgave met de grootste zorg is samengesteld, kan de Nuffic niet instaan voor het feit dat de gegevens juist en/of volledig zijn. De informatie kan tussentijds gewijzigd zijn of aangepast. De Nuffic aanvaardt ter zake geen aansprakelijkheid. U wordt daarom geadviseerd om in voorkomende gevallen de juistheid van de informatie zelf te verifiëren. Het auteursrecht op deze uitgave berust bij de Stichting Nuffic, Den Haag. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Nuffic.