43 I N F O R M AT I E O V E R E U R O P E S E P R O G R A M M A’ S V O O R H E T H O G E R O N D E R W I J S
in dit nummer:
Samenwerking tussen onderwijsinstelingen, overheden en bedrijven:
kennisallianties en sectoroverschrijdende allianties in Erasmus+
2&3
JAARGANG 10, MAART 2014
Erasmus+ en taalbeleid
– zie ook de infographic hieronder
4&5
de impact van het Leven Lang Leren Programma
nieuwe ECTS agenda User’s Guide in kwaliteitsbeleid, de maak Tempus
6
7
8
reken de meeste p s vvrre rrss e ee e em g r md g r u de u b e tta b U alle E U en W e n? ? We ke E e ll k Luxemburg Luxemburg (84%) (84%)
Slovenië Slovenië
Nederland Nederland
(67%) (67%)
(77%) (77%)
Malta Malta (59%) (59%)
Denemarken Denemarken (58%) (58%)
Letland Letland (54%) (54%)
Estland Estland (52%) (52%)
Litouwen Litouwen (52%) (52%)
De langetermijndoelstelling van de Europese Commissie is dat iedere EU-burger in staat is om zich in minstens twee vreemde talen te kunnen uitdrukken. Momenteel zijn er maar acht lidstaten waar meer dan 50% dat kan. Lees meer op pagina 4 en 5.
2
erasmus+
Sectoroverschrijdende allianties
“Het gaat erom dat we tot een gemeenschappelijke agenda komen” De sectoroverstijgende alliantie: het is een van de nieuwe instrumenten van Erasmus+. Samenwerking tussen onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven en overheidsorganisaties is niet nieuw, maar de Europese Commissie wil wel graag dat het vaker gebeurt. Een voorbeeld van een sectoroverschrijdende alliantie is PEAT Valley. Veenlandschappen behoren tot de meest intrigerende landschappen van het noordelijk halfrond. Met hun natuurlijke verschijningsvormen en enorme C02-opslag, staan ze hoog op de politieke agenda. Indien afgegraven, zoals in Nederland, is er vaak sprake van waterproblematiek. In Nederland zijn deze gebieden weinig populair, maar in andere landen staan deze gebieden positief bekend voor recreatie, natuur en toerisme. Wereldwijd kennen de veenregio’s vergelijkbare opgaven waardoor kennisuitwisseling gewenst is. Gonneke Leereveld is projectmanager van PEAT Valley: Golden Triangle. Het is een internationaal netwerk waarin overheden, onderwijsinstellingen en bedrijven samenwerken aan een oplossing voor de specifieke problemen waarvoor veengebieden zich gesteld zien. PEAT staat voor PEAT Regions in Economics and Agricultural Transition: veen gebieden in transitie.
Gemeenschappelijke agenda Binnen het meerjarige lerend netwerk PEAT Valley werken op regionale schaal onderwijsinstellingen, overheden en bedrijven uit Nederland, Polen, Engeland, Litouwen, Zweden, Finland samen. Alle deelnemende organisaties zijn gevestigd in veen regio’s en allemaal staan ze voor vergelijkbare uitdagingen. “Het gaat erom”, zegt Leereveld, “dat we tot een gemeenschappelijke agenda komen, zowel regionaal als internationaal. Je moet sectoroverschrijdend samenwerken omdat de problemen ook sectoroverschrijdend zijn. Deze vraagstukken kun je niet geïsoleerd oplossen.” PEAT werd gefinancierd met subsidie van Leonard da Vinci voor de mobiliteit, met eigen geld van de
deelnemende instellingen en met bijdragen van het bedrijfsleven, expertisecentra en het ministerie van Economische Zaken. “Wat er was, werd bij elkaar gelegd”, aldus Leereveld. “We hebben het integraal opgepakt. Niet allemaal nieuwe potjes aangesproken. Hierdoor voelen de partners zich medeverantwoordelijk voor het gezamenlijke product.” Maar wat is nou precies nieuw aan een sector overschrijdende alliantie? “Het thema samenwerken is natuurlijk niet nieuw”, erkent Leereveld. “Het werken aan een gemeenschappelijke doelstelling evenmin. Maar het organiseren van een meerjarig lerend netwerk is wel nieuw. We zijn erin geslaagd een meerjarige regionale samenwerking te organiseren in meerdere landen met Nederland, Engeland en Zweden als koplopers. In deze structuur hebben we de verschillende partijen met eigen belangen – die soms tegenstrijdig zijn – samengebracht. Dat we dit op korte termijn hebben gerealiseerd, hebben we te danken aan de posities van de scholen. Zij concurreren niet en dienen een maatschappelijk doel. Inmiddels hebben we een interactief lerend netwerk georganiseerd met enthousiaste partners op innovatieve thema’s.”
Lerend netwerk De netwerkorganisatie vormt de infrastructuur en koppelt verschillende vakinhoudelijke en maatschappelijke agenda’s aan elkaar (overheid, onderwijs en ondernemers). Een voorbeeld uit de praktijk van PEAT Valley: de Britse agenda vertoonde veel overeenkomsten met de Nederlandse. Nu dat bekend is, kan kennis worden gedeeld en hoeft het wiel niet opnieuw te worden uitgevonden. Leereveld: “De meerwaarde van een lerend netwerk is
dat er een structuur ligt voor meerdere jaren. Een structuur waarbinnen de partijen regionaal kennis kunnen delen, krachten bundelen, samen oplossingen creëren en samen innoveren en dat transregionaal met andere landen uitwisselen. Dat partijen met verschillende belangen samenwerken en tot synergie komen, is hét succes van PEAT.” Deze structuren zijn in het huidige netwerk gebouwd, vertelt de projectmanager. “Er wordt een begin gemaakt met de uitwisseling tussen docenten, studenten, staf, maar ook met medewerkers van ngo’s (zoals Staatsbosbeheer en waterschappen), overheden en ondernemers. Hiermee wordt ook een andere opbrengst van PEAT zichtbaar: de zichtbaarheid van de trekkende school wordt sterk vergroot in de eigen regio, de kerndoelstelling van het project.” Het vervolg van Peat Valley wordt via de nieuwe koers van Erasmus+ verder uitgewerkt. Informatie over deze acties is ook beschikbaar via de website van het Nationaal Agentschap voor Erasmus+: www.erasmusplus.nl.
De call for proposals voor Kennisallianties en Sectoroverschrijdende allianties is half februari gepubliceerd op de website van het Executive Agency: eacea. ec.europa.eu. Klik op de tab Erasmus+ en zoek in de kolom Calls for proposals de link Knowledge AlliancesSector Skills Alliances – EAC/S11/13. Deadline voor het indienen van voorstellen is 3 april 2014.
3
KA2
Kennisallianties – nog onbekend maar straks bemind?
Met kennisallianties wil de Europese Commissie sectoroverstijgende samenwerking stimuleren tussen de onderwijssector en het bedrijfsleven. Een fors budget, dat bovendien elk jaar groter wordt, ligt klaar. Zuyd Hogeschool draait mee in een pilot. “Je moet leren denken als de ander maar toch in je eigen nest blijven.”
Vooral de tweede actielijn van Erasmus+, Institutionele samenwerking, bevat veel nieuwe elementen. Met diverse nieuwe instrumenten wil de Europese Commissie onderwijs- en jeugd instellingen meer laten samenwerken met het bedrijfsleven. De kennisalliantie (knowledge alliance) is een van de nieuwe instrumenten om sectoroverstijgende (cross-sectorale) samen werking te bewerkstelligen. Het is een grootschalig partnerschap tussen hogeronderwijs instellingen en ondernemingen met als doel creativiteit, innovatie en ondernemerschap te bevorderen, door het aanbieden van nieuwe leermogelijkheden en kwalificaties. Tot zover de definitie. Nu de vraag: wat wil de Europese Commissie ermee bereiken en wat kunnen de onderwijsinstellingen ermee?
Europese capaciteit Peter Baur van de Europese Commissie vertelt dat samenwerking en innovatie de sleutelbegrippen zijn van kennisallianties. “Het doel is om de Europese capaciteit te innoveren en te verstevigen. Daartoe moet het innoverend vermogen van het hoger onderwijs en bedrijfsleven worden aangesproken. Wanneer deze sectoren meer gaan samenwerken zal dat gebeuren, veronderstellen we.” De student wordt er ook beter van, aldus Baur. Een kennisalliantie laat studenten immers niet alleen ervaring opdoen in het bedrijfsleven maar vereenvoudigt ook de toegang daartoe. Baur vertelt hoe in Denemarken, waar probleemoplossend leren regel is, studenten binnen kennisallianties werken aan problemen uit de industriële sector. “Dat motiveert ze. Het is positief dat de studenten in multidisciplinaire teams leren samenwerken waardoor ze andere vaardigheden en competenties ontwikkelen. Ze ontwikkelen een positieve, open houding ten opzichte van innovatie en ontwikkelen een ondernemersmentaliteit.” Baur maakt het duidelijk: het moet voor onderwijsinstellingen en bedrijven normaal worden om samen te werken. De Europese Commissie stelt hiervoor een fors budget beschikbaar, dat elk jaar groter zal zijn. Elke alliantie is mogelijk, benadrukt Baur. “Social studies, kunsten of techniek: zolang de projecten maar multidisciplinair zijn. Elk proposal kan.”
Peter Baur, Hoger onderwijs en innovatie, Europese Commissie
De pilot over duurzaam gebouwde leefomgeving startte in 2012 en zal medio 2014 worden afgerond. Projectmanager Elianne Demollin vertelt over het doel van kennisallianties: de kloof tussen het onderwijs en het bedrijfsleven dichten. In EURL3A werkt Zuyd Hogeschool samen met hogeronderwijsinstellingen uit Praag en Ljubljana en met verscheidene onder nemingen. Maar er is nóg een partner. “Wij hebben direct vastgesteld dat ook lagere overheden (gemeenten) aan een kennisalliantie moeten kunnen deelnemen. In ons geval moést dat. De gemeente geeft immers bouwvergunningen af, dus als je werkt aan duurzaam bouwen, is de gemeente een van de cruciale partners. We hebben de contactpersoon van de Europese Commissie, Heike Fishback, kunnen overtuigen van de noodzaak ook andere organisaties dan bedrijven en onderwijsinstellingen toe te laten tot een kennisalliantie. Dat is nu ook vastgelegd.”
Demollin vertelt graag over de ervaringen in de EURL3A. Bijvoorbeeld dat een kennisalliantie werkelijk toegevoegde waarde moet bieden. “Het project moet niet alleen in de etalage staan maar concreet in de schappen liggen. Anders haakt het bedrijfsleven af. Een kennisalliantie kost daarom erg veel tijd, daar moet je doorheen.” Demollin vertelt dat studenten van Zuyd Kennisalliantie in de praktijk en van de partnerinstellingen in Praag en Zuyd Hogeschool participeert in de pilot European Ljubljana drie maanden stage gaan lopen. real life learning lab alliances, afgekort als EURL3A. “Het kost veel tijd om dat te organiseren.”
Science for society Centraal in de kennisalliantie staat de valorisatie van kennis, aldus Demollin. “Het gaat om science for society; dat je kijkt naar waar de markt behoefte aan heeft. Dat is niet altijd makkelijk voor iedereen; professoren zijn gewend aan science for science. Bedrijven en onderwijsinstellingen moeten meer elkaars taal gaan spreken. Het midden- en kleinbedrijf begrijpt de taal van een professor vaak niet.” Wat verwacht een bedrijf van een kennisalliantie? “Een bedrijf wil geholpen worden bij een innovatieve vraag. Als onderwijsinstantie kunnen wij dat doen. Om goed te kunnen helpen, kan het zijn dat een onderwijsinstelling zich anders moet organiseren. Let erop dat je de wederzijdse verwachtingen goed managet. Wat wil je van elkaar? Als het project af is, wat is er dan veranderd? Hebben we het wel over hetzelfde? Je moet leren denken als de ander maar toch in je eigen nest blijven. Let ook op de financiën. Er wordt toch vaak gedacht dat hogescholen hun diensten gratis kunnen geven. Daar moet je goed over nadenken. Ook hier geldt: maak de verwachtingen helder.” Zijn kennisallianties eigenlijk geen broodroof voor commerciële bedrijven? Demollin: “Je moet uiteraard werken voor marktconforme tarieven, je niet goedkoper aanbieden. Studenten werken niet gratis.” De Europese Commissie wil dat deze manier van werken normaal wordt. Als het een eenmaal gewoon is, zal de subsidiëring van kennisallianties wel stoppen, aldus Demollin.
4
Erasmus+ – taalbeleid
Op 1 januari van dit jaar is Erasmus+ ingevoerd. Tegelijkertijd lijken er veranderingen plaats te vinden op het gebied van taalondersteuning in Europa. De steun voor kleinere talen in de vorm van Erasmus Intensive Language Courses (EILC’s) verandert. En in het kader van Erasmus+ loopt een aanbestedingsprocedure voor een systeem voor online taalassessment en taalcursussen in de vijf grote Europese talen. Is er sprake van een nieuw Europees taalbeleid? Krijgen de grote talen voorrang bij de Europese Commissie? En welke alternatieven zijn er voor de EILC-aanpak die zo succesvol leek?
“Kennisniveau van grote Europese talen moet omhoog” In Nederland kijken de taalinstituten die de EILC’s verzorgden, terug op een succesvolle aanpak. Met de Europese subsidies konden zij de afgelopen jaren een op maat gesneden programma aanbieden aan studenten uit heel Europa. De studenten kwamen voorafgaand aan hun officiële studieverblijf al eerder naar Nederland om zich samen met andere Europese studenten onder te dompelen in de Nederlandse taal en cultuur. Voor de meeste Europese studenten die naar Nederland komen, is Nederlands niet de lestaal. In de meeste gevallen is dat het Engels. De doelstelling van de EILC’s was dan ook niet direct verbonden aan een studieverplichting. Het programma was er eerder op gericht dat studenten meer zouden begrijpen van het land waarin zij verbleven en dat zij zich in het dagelijks leven zouden kunnen redden in de lokale taal. Dit zou de Europese integratie ten goede komen. “De cursussen werden gratis aangeboden en omdat ze onafhankelijk waren van de uiteindelijke instelling waar de studenten gingen studeren, ontstonden er altijd smeltkroesjes van Europese studenten met verschillende studierichtingen”, vertelt José Bakx, manager Nederlands voor anderstaligen bij Radboud in’to Languages, het taalinstituut van de Radboud Universiteit Nijmegen en een van de EILC-aanbieders. “Daarmee waren de EILC’s veel meer dan alleen een talencursus. Minstens even belangrijk waren de culturele activiteiten die gezamenlijk werden ondernomen en het feit dat de studenten onderling ook hun cultuur uitwisselden. Ik kan mij moeilijk voorstellen hoe die culturele leerdoelen voor de kleinere talen door een online oplossing kunnen worden overgenomen.”
Geen vervanging De laatste EILC’s in Nederland zijn intussen afgerond. De subsidie is stopgezet en daarmee lijkt er op het oog een einde te zijn gekomen aan de directe ondersteuning van de kleinere talen in Europa. Maar is dit ook zo? En is er dan inderdaad sprake van een nieuw Europees taalbeleid? Livia Ruszthy is een van de programmamanagers van Erasmus+ bij de Europese Commissie. Zij lijkt blij te zijn deze vragen te mogen beantwoorden. “Want van een veranderd taalbeleid is absoluut geen sprake”, zo betoogt zij. “In de nieuwe programmagids van Erasmus+ staat een
uitgebreide uitleg over meertaligheid, en net als voorheen is dit nog steeds een van de belangrijke pijlers voor de Europese mobiliteitsprogramma’s. Wel is het zo dat wij qua praktische ondersteuning van de taalvaardigheid in Europa andere keuzes hebben gemaakt. De stopzetting van de EILCsubsidie en de invoering van online assessments en taalcursussen horen daarbij. Maar het online systeem is nadrukkelijk niet bedoeld als vervanging van de EILC’s.” “Er zijn een aantal belangrijke redenen die hebben meegespeeld bij de stopzetting van de EILC-subsidies”, legt Ruszthy uit. “Van alle Erasmusstudenten van de voorgaande jaren heeft 2,6 procent deelgenomen aan een EILC. Dat is een zeer klein aantal. Te klein om vanuit Europa en de Nationale Agentschappen een centraal geleid programma te onderhouden. Onze gedachte was dan ook om het algemene mobiliteitsbudget te verhogen zodat de ontvangende instellingen de verantwoordelijkheid voor taalen cultuuropleidingen voor de kleinere talen kunnen overnemen. Belangrijk is dat EILC-aan bieders samen met de international offices van hun instellingen onderzoeken wat de mogelijkheden zijn. Wij denken dat zij prima in staat zijn alternatieven te organiseren. En ze hoeven het ook helemaal niet alleen te doen. Het is volgens mij prima denkbaar dat er samen werkingsverbanden ontstaan waarbij bepaalde talencentra cursussen gaan aanbieden voor meerdere instellingen. Die vrijheid in het mobiliteitsbudget is er zeker.”
Taalbeheersing te laag De reden om in de praktische taalondersteuning het accent te verleggen naar de grote talen is ook op cijfers gebaseerd. Volgens Ruszthy vindt namelijk 98 procent van alle Erasmusuitwisselingen plaats in een van de vijf grote Europese talen: Engels, Frans, Duits, Spaans of Italiaans. “Maar juist voor deze talen blijkt in de praktijk dat het basisniveau waarover de studenten beschikken, gewoonweg niet goed genoeg is om maximaal rendement uit een buitenlandse studieperiode te halen”, aldus Ruszthy. “De matige beheersing van de talen waarin daadwerkelijk onderwezen wordt, vormt momenteel zelfs het grootse struikelblok voor succesvolle internationalisering. Het kennisniveau van de grote Europese talen moet omhoog!” Vanuit deze probleemstelling heeft de Europese
Commissie gekozen voor de invoering van een omvangrijk online systeem voor taaltoetsing en -onderwijs in de vijf grote Europese talen. De deadline voor de aanbesteding is op 24 februari verstreken, maar de ambities liggen hoog en de invoering van dit systeem wordt nog voor het einde van dit jaar voorzien. Het doel is dat met dit nieuwe systeem alle studenten met een beurs van Erasmus+ voor en na aan hun verblijf in het buitenland getoetst worden op hun niveau in de taal waarin zij onderwijs gaan volgen. Ruszthy: “Hoewel het taalniveau van een student nooit een selectiecriterium op zichzelf is om iemand van een studie uit te sluiten, zal deelname aan het assessment voor studenten binnen Erasmus+ wel verplicht zijn. Als het taalniveau te laag is, kan de uitsturende onderwijsinstelling ertoe besluiten de student een online taalcursus te laten volgen. Na afloop van de buitenlandse studieperiode worden de studenten opnieuw getoetst. Op deze manier kan de Europese Commissie voor het eerst ook op structurele basis inzicht krijgen in het algemene taalniveau van studenten binnen Erasmus+, en in de invloed die een buitenlandse studie heeft op die taal vaardigheid.” In de beschrijving van de aanbesteding voor het nieuwe systeem zijn de vijf grote Europese talen als minimumeis opgevoerd. Betekent dit dat de Europese Commissie in principe dit systeem naar meerdere talen wil uitbreiden? Misschien zelfs naar het Nederlands? “In de ideale situatie zouden wij het online systeem voor alle Europese talen willen invoeren”, beaamt Ruszthy. “Maar om de realiteit niet uit het oog te verliezen beginnen we nu met de vijf grote talen. Na twee jaar zullen we evalueren hoe succesvol het systeem is en hoe zinvol het is om het eventueel naar meerdere talen uit te breiden.”
Digitale uitdagingen Marc Gebuis, directeur van Babel, het aan de Universiteit van Utrecht verbonden talencentrum, volgt de ontwikkelingen op de voet. Hij vraagt zich af hoe de Europese Commissie om zal gaan met de uitdagingen die aan een dergelijk, grootschalig online systeem verbonden zijn. “Softwarebouwers en taalexperts werken in totaal verschillende werelden”, zegt hij. “Het zal best lastig zijn om die samen te brengen. Bovendien moet het systeem zo robuust zijn dat tien
5
How do you do?
Wie geht es Ihnen? Come sta?
¿Qué tal está?
...is er dan inderdaad sprake van een nieuw Europees taalbeleid?
Comment allez-vous?
duizenden studenten het kunnen gebruiken. Wat te doen met persoonsgegevens? En hoe om te gaan met licenties als de voorraad misschien beperkt is?” Ruszthy geeft toe dat de uitdagingen groot zijn en begrijpt de zorg. “Maar”, zo beklemtoont zij, “wij zijn nadrukkelijk niet van plan in een softwareontwikkelingsproces te stappen. Wij willen een dienst afnemen en in onze aanbesteding zoeken wij een partij die de gevraagde service kan leveren. Van die partij verwachten wij niet alleen een werkende oplossing, wij verwachten ook dat wij beschikking krijgen over de gegevens van het gebruik van de online toetsen en taalcursussen. Het voordeel van een online systeem is natuurlijk dat er een schat aan gegevens beschikbaar komt die ons kan helpen onze taalondersteuning te verbeteren. Daarnaast zullen wij de komende twee jaar ook regelmatig de feedback van de deelnemers peilen.” Wat de licenties betreft, geeft Ruszthy aan dat er een verschil is tussen de online assessments en de online cursussen. “Studenten doen eerst hun assessment. Dit is verplicht en hiervoor voorzien wij een volledige dekking qua licenties. Voor de online taalcursussen zal het aantal licenties beperkt zijn, maar niet alle studenten zullen het advies krijgen daadwerkelijk een online taalcursus te gaan volgen. Sommigen zullen al voldoende vaardig zijn in de doeltaal. Het is aan de uitsturende instelling om de aan hen toegewezen licenties voor online taalcursussen te beheren en te bepalen wie van hun uitgaande studenten het meeste baat heeft bij een dergelijke cursus.”
Toekomst Vooralsnog is het afwachten hoe de online assessments en taalcursussen eruit gaan zien. Duidelijk is echter dat de Europese Commissie het online systeem niet ziet als een vervanging van de taal- en cultuuruitwisseling voor de kleinere Europese talen. Met het verhoogde mobiliteitsbudget lijkt de Commissie de bal bij de ontvangende hogeronderwijsinstellingen te hebben gelegd. Zullen zij – al dan niet in samenwerking met collega-instellingen – in staat zijn een opvolger van de EILC’s te organiseren? Dat de Commissie het niveau van de grote studietalen wil verhogen, leidt verder tot weinig discussie. Aan de Radboud Universiteit stelt Bakx inderdaad jaarlijks vast dat het Engelse taalniveau van inkomende studenten soms niet toereikend is. “Iets meer uniformiteit in het kennisniveau van de grote Europese studietalen is op zich natuurlijk een prima streven. Dat begrijp ik wel.” Over de keuze voor online taalcursussen heeft Gebuis van talencentrum Babel zo zijn eigen gedachten: “Hoewel wij ook gebruikmaken van online ondersteuning in onze taalcursussen, zijn de docent en de aanwezigheid van andere studenten toch vaak de doorslag gevende succesfactoren als je echt een taal wilt leren. Het is niet voor niets dat een organisatie als de LOI ineens weer reclame maakt voor klassikaal studeren.” De komende jaren zullen uitwijzen of de Europese online taalcursussen hun vruchten afwerpen. Eén voordeel is er in ieder geval dankzij de online assessments. Het taalniveau van studenten met een beurs van Erasmus+ wordt systematisch meetbaar. En hetzelfde geldt voor het effect van de online taalcursussen.
6
impactstudie
Conclusie impactstudie Leven Lang Leren Programma
Deelname aan een Europees onderwijsprogramma is een zeer waardevolle ervaring
Het Leven Lang Leren Programma (2007–2013) is afgesloten met een uitgebreide impactstudie. De resultaten zijn zeer positief. Europa Expresse bekeek de resultaten van deelname aan Erasmus.
Innovatie van het onderwijs
Professionele ontwikkeling docenten
Sleutel competenties
Het Nationaal Agentschap vroeg onderwijs gevenden, onderwijsdeelnemers en onderwijs instellingen naar hun ervaringen met het Leven Lang Leren Programma. Deze impactstudie bestond uit een online enquête van 26 vragen. Bijna 3.000 mensen vulden de vragenlijst in, deelnemers aan de programmaonderdelen Comenius, Leonardo da Vinci, Erasmus en Grundtvig. Daarnaast organiseerde het Nationaal Agentschap in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een focusgroepbijeenkomst. Hier bespraken leerlingen, studenten, docenten en coördinatoren, uit alle onderwijs sectoren, hun ervaringen met het Leven Lang Leren Programma aan de hand van stellingen. De impactstudie was opgebouwd rond drie hoofdvragen, die inzicht moesten geven in de mate waarin de Europese onderwijsprogramma's invloed hebben gehad op de professionaliteit van docenten, het verwerven van sleutelcompetenties en de innovatie van het onderwijs. In dit artikel focussen we op de ervaringen met Erasmus.
Professionele ontwikkeling docenten In de eerste onderzoeksvraag stond de impact op de professionele ontwikkeling van docenten centraal. De resultaten laten zien dat docenten uitermate positief zijn over de bijdrage van Erasmus op hun professionele ontwikkeling. Docenten noemen de deelname zeer waardevol, voor hen als persoon én als professional. Het programma heeft hen in aanraking gebracht met andere onderwijssystemen en lesmethoden en heeft hun vakkennis en motivatie vergroot.
overtuigen ook deel te nemen. Volgens de ondervraagde docenten voeren de thuisblijvers vooral praktische argumenten op: een internationaal project of uitwisseling zou zich maar moeilijk laten inpassen in het les- of collegerooster. Sommige docenten of leidinggevenden zien de meerwaarde van internationalisering überhaupt niet in.
Sleutelcompetenties Het tweede deel van het onderzoek boog zich over de vraag in hoeverre het Leven Lang Leren Programma een rol heeft gespeeld bij het verwerven van sleutelcompetenties. Ook hier is het oordeel van de ondervraagden zeer positief: deelname aan Erasmus vergroot de sleutel competenties. Veel vragen over de verwerving van professionele en persoonlijke competenties hebben hoge scores. Leerlingen en studenten geven aan gemotiveerder te zijn, zich in sociaalcultureel opzicht sterk te hebben ontwikkeld en meer initiatief en ondernemerschap te tonen. Uitzondering op dit positieve resultaat is de invloed van Erasmus op wiskunde en ICT. Deelname aan een internationaliseringsprogramma heeft nauwelijks invloed op deze disciplines.
Innovatie van het onderwijs In de derde onderzoeksvraag werd onderzocht in welke mate het Leven Lang Leren Programma heeft bijgedragen aan de innovatie van het onderwijs (beleid, curricula, organisatie). De impactstudie maakt duidelijk dat deelname aan Erasmus niet alleen een positief effect heeft op lerenden en onderwijsgevenden, maar dat ook de onderwijsinstellingen er profijt van hebben. Doordat de deelnemers hun ervaringen graag Bij de ontvangst thuis plaatsen de docenten echter delen binnen de instelling, profiteert ook de een kanttekening. Het blijkt lastig om hun posiomgeving van de opbrengst. Docenten hebben tieve ervaringen over te dragen op collega's die nieuwe kennis opgedaan en zijn gemotiveerder; niet hebben deelgenomen aan het internationalistudenten en leerlingen hebben hun competenseringsprogramma. De thuisblijvers zijn moeilijk te ties (versneld) verder kunnen ontwikkelen. Verder
blijkt ook de innovatie in het onderwijs baat te hebben bij internationalisering. Instellingen verwerken nieuwe kennis, opgedaan in samen werkingsverbanden met buitenlandse collegainstellingen, in het curriculum en de lesmethoden. Daarnaast zijn er meer Engelstalige programma’s, in alle sectoren. Ten slotte geven instellingen de internationale aspecten van het curriculum meer aandacht.
Zeer waardevol In dit artikel is ingezoomd op de ervaringen met Erasmus. Uit de resultaten van de enquête en de gesprekken met de focusgroep blijkt dat ook de deelname aan Comenius, Leonardo da Vinci en Grundtvig een zeer waardevolle ervaring is geweest. In alle onderwijssectoren heeft het Leven Lang Leren Programma bijgedragen aan de professionaliteit (en het enthousiasme) van docenten, de ontwikkeling van belangrijke competenties van leerlingen en studenten en innovaties in het onderwijs. Aandachtspunten zijn het vergroten van de bekendheid van de subsidieprogramma’s binnen de onderwijssectoren (vooral binnen de sector volwasseneneducatie) en het creëren van randvoorwaarden binnen onderwijs instellingen om met name leraren in staat te stellen deel te nemen aan het programma. Hoewel veel deelnemers hun ervaringen proberen over te dragen op de onderwijsinstelling, zouden onderwijsinstellingen nog meer kunnen profiteren van deze individuele opbrengsten – en hiermee ook de impact van het Leven Lang Leren Programma vergroten. De resultaten van de impactstudie rechtvaardigen één conclusie: deelname aan een Europees onderwijsprogramma is zeer waardevol.
7
ECTS
De ECTS Users’ Guide gaat op de schop. Eind januari werd de nieuwe gids alvast gepresenteerd aan een internationale groep van belanghebbenden en experts voor commentaar. Nieuw is de structurele opname van de ECTS Grade Distribution Table binnen ECTS. Robert Wagenaar van de Universiteit Groningen maakt namens Nederland deel uit van de werkgroep die de gids heeft herzien. Wat kunnen we verwachten?
door Robert Wagenaar Universiteit Groningen
Op komst: nieuwe ECTS-gebruikersgids Later dit jaar zal de hernieuwde versie van de ECTS Users’ Guide verschijnen, een update van de huidige gids die uit 2009 dateert. Sinds het voorjaar van 2013 werkt een internationale werkgroep aan de revisie van de gids. De herziening is geïnitieerd door de Bologna Follow-up Groep: de ambtelijke vertegenwoordigers van de 47 nationale overheden die deelnemen aan het Bolognaproces en internationale organisaties, zoals de Europese Commissie en de European Student Union. Het werk van de werkgroep gebeurt onder verantwoordelijkheid van de Europese Commissie, eigenaar van het European Credit Transfer and Accumulation System (ECTS).
belangrijke rol. De nieuwe gids geeft veel aandacht aan de feitelijke implementatie van ECTS op het niveau van programmaontwikkeling, -uitvoering en -monitoring.
Nieuw: ECTS Grade Distribution Table De gids kent zeven hoofdstukken. Allereerst wordt ECTS in het perspectief geplaatst van de jongste ontwikkelingen binnen de Europese Hoger Onderwijsruimte (EHEA), waarna een beschrijving volgt van de kenmerken van ECTS in termen van gehanteerde definities en het gebruik van ECTSstudiepunten (niet EC’s). De derde en vierde hoofdstukken, ‘Implementatie’ en ‘Erkenning en Mobiliteit’, vormen de kern van de gids. Voor het Ontwikkeling eerst is de omzetting van toegekende cijfers Sinds de introductie van ECTS in1988 heeft het opgenomen als integraal onderdeel van ECTS: de systeem zich fors ontwikkeld, van uitwisselings ECTS Grade Distribution Table. In vorige gebruimechanisme voor internationale studenten kersgidsen was dit niet verplicht en slechts een mobiliteit naar studiepuntenaccumulatiesysteem bijlage. van de ondertekenaars van de Bolognaverklaring. Niet alle aanwezigen zagen tijdens de bijeenkomst Inmiddels horen ook de leeruitkomsten van eind januari deze ECTS Grade Distribution (learning outcomes) bij ECTS. Table overigens zitten. Zo werd er gepleit voor één Europese grading scale. De Nederlandse Deze ontwikkelingen vereisen de aanvaarding leden hebben echter benadrukt dat ook dan een van een nieuw onderwijsparadigma: de docent distribution table nodig is, om de verschillen gestuurde benadering heeft plaats gemaakt voor tussen instellingen in cijfercultuur duidelijk te de studentgeoriënteerde. De internationale maken. Voor Nederland, waar gemiddeld (erg) universitaire gemeenschap heeft deze verandering conservatief wordt gecijferd, is dit goed nieuws. goeddeels zelf geïnitieerd via het project Tuning Gebruik van de grading table zal de cijfercultuur Educational Structures in Europa. Daarnaast van diverse landen en instellingen transparanter spelen ook de kwalificatieraamwerken een maken. Dit kan in het voordeel zijn van de uitwis-
selingsstudent of de student die zijn opleiding elders wil voortzetten. Het vijfde hoofdstuk besteedt aandacht aan de Life Long Learning-context waarbinnen ECTS figureert. Deze sectie is fors herschreven om de gebruiksvriendelijkheid te bevorderen. Er is vooral aandacht voor (procedures aangaande) de erkenning van competenties verworven in een informele context (non-formal en informal learning). De bekende ECTS-kerndocumenten (course catalogue, learning agreement en transcript of record) worden in het zesde hoofdstuk beschreven. Het hoofdstuk bevat geen nieuwe elementen. Het laatste hoofdstuk besteedt aandacht aan de relatie tussen ECTS en kwaliteitszorg. In de nieuwe gids zijn verder verscheidene kaders opgenomen waarin advies wordt gegeven. De gids sluit ten slotte af met enkele bijlagen.
Studentgeoriënteerde benadering De ECTS Users’ Guide sluit inhoudelijk aan op de vorige editie maar geeft beduidend meer aandacht aan de grotere relevantie van een studentgeoriënteerde benadering en het toenemend gebruik van leeruitkomsten, de jongste ontwikkelingen binnen de Europese Hoger Onderwijsruimte. Het is dus een actuele gids. De komende maanden worden de gehanteerde omschrijvingen en definities consistent gemaakt, waarna de definitieve versie kan worden gepubliceerd.
Handboek helpt instellingen bij erkenning studieresultaten Eén Europese onderwijsruimte, waarin studenten zich vrij kunnen bewegen. Europese politici hechten hier veel belang aan, maar studenten merken anno 2014 dat behaalde studiepunten niet overal in Europa evenveel waard zijn. De EAR HEI manual die afgelopen maand verscheen, moet daar verandering in brengen. De Lissabon Erkenningsconventie (LRC) is het internationale verdrag uit 1999 waarin de principes van eerlijke en transparante erkenning staan beschreven. In de bijna vijftien jaar sinds de ratificatie van het verdrag is echter onvoldoende vooruitgang geboekt met de invoering ervan. “De beschreven principes bleken te abstract”, aldus Jenneke Lokhoff,
beleidsmedewerker van de Nuffic. ”Niet alleen de Europese onderwijsinstanties konden er niet mee overweg. Ook voor de nationale erkenningscentra, de ENIC-NARIC’s, waren ze te moeilijk toepasbaar.”
onderwijsinstellingen bleken de aanbevelingen echter toch nog te technisch beschreven. Ook misten de instellingen informatie over zaken als taaltesten, studiepuntmobiliteit en het onderscheid tussen erkenning en selectie.
onderwijsinstellingen, die helemaal is toegespitst op hun vragen en de problemen die ze ondervinden bij de erkenning van studiepunten.”
Webversie Om medewerkers van instellingen EAR manual nog beter te helpen, wordt inmiddels Om de Europese erkenningscentra te Op basis van twee uitgebreide consul- gewerkt aan een webversie van de helpen hun beleid op de LRC af te tatierondes onder onderwijsinstelEAR HEI manual, inclusief een online stemmen, werd in 2012 de EAR lingen werd de EAR manual trainingsmodule. Jenneke Lokhoff: manual gepubliceerd, dé handleiding herschreven en uitgebreid tot een “We willen het voor de instellingen zo voor de European Area of RecogniEAR HEI manual, een handleiding eenvoudig en helder mogelijk maken, tion. Als Nederlands erkenningscenspeciaal voor de instellingen. Daarbij en ze een instrument in handen geven trum coördineerde de Nuffic dit werd dankbaar gebruikgemaakt van dat ze helpt de kwaliteit van toelating traject. De gids viel in goede aarde bij de kennis en expertise vanuit onder en erkenning verder te verhogen.” de Europese erkenningscentra en meer de ESU, de EUA en Tuning. werd door de 47 ministers van Jenneke Lokhoff: “Voor het eerst in De EAR HEI manual is gratis beschikbaar op Onderwijs in de Europese regio als de geschiedenis ligt er nu een www.eurorecognition.eu. standaard aanbevolen. Voor de Europees erkenningshandboek voor
8
agenda 2014
Alle informatie over de Call 2014 van Erasmus+ (voorlichtingssessies, deadlines, programmagids) vindt u via www.erasmusplus.nl Europese Commissie
Nationaal Agentschap Erasmus+
W http://ec.europa.eu/programmes/
W www.erasmusplus.nl
erasmus-plus
https://www.facebook.com/
https://www.facebook.com/
ErasmusplusNL
EUErasmusPlusProgramme
@ErasmusplusNL
@ErasmusPlus
Vragen aan de redactie kunt u sturen naar: europaexpresse[at]nuffic.nl Europa Expresse is een publicatie van de Nuffic. Deze publicatie werd gefinancierd met de steun van de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor deze publicatie ligt uitsluitend bij de Nuffic; de Commissie
Kwaliteitsbeleid Europees hoger onderwijs moet beter
kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik van de informatie die erin is vervat.
Hoofdredactie
Aan veel Europese instellingen voor hoger onderwijs bestaat geen werkelijke kwaliteitscultuur. Onderwijs wordt onvoldoende afgestemd op de arbeidsmarkt en maatschappelijke veranderingen. Die conclusie trekt de Europese Commissie in een recent rapport. De Commissie onderzoekt hoe ze kan zorgen dat Europese kwaliteitsrichtlijnen beter worden nageleefd. Het Europese hoger onderwijs staat voor een enorme opgave. Sinds 2000 is het aantal studenten met 25% toegenomen tot 20 miljoen. Terwijl de Europese economie zit te springen om goed opgeleide studenten, staat de kwaliteit van het onderwijs onder druk, aldus het Report on Progress in Quality Assurance in Higher Education.
kers vast. Er is nog onvoldoende aandacht voor internationalisering, de verbetering van werkgelegenheid en de opleiding van promovendi. Ook hebben studenten niet genoeg inspraak in het kwaliteitsbeleid van hun instelling en wordt onvoldoende gebruikgemaakt van ICT-hulpmiddelen.
Europese richtlijnen De European Standards and Guidelines (ESG) uit 2005 zouden het uitgangspunt moeten vormen voor kwaliteitsbeleid. Veel instellingen geven aan de ESG te kennen, maar deze te abstract te vinden. Ze bevatten onvoldoende praktische aanwijzingen om een kwaliteitscultuur te bevorderen, zo luidt de kritiek. Inmiddels wordt eraan gewerkt de ESG helderder, beter toepasbaar en bruikbaarder te maken.
Sinds 2009 is het kwaliteitsbeleid van Europese instellingen wel “Kwaliteitsbeleid is de basis verbeterd, maar nog onvolvoor het scheppen van doende, zo stellen de onderzoe- vertrouwen in onze onderwijs
systemen”, aldus Eurocommissaris Vassiliou van onderwijs bij de presentatie van het rapport. ”We moeten het meer inzetten als katalysator voor modernisering van onze onderwijsinstellingen.”
Jef Stapel, Nuffic, afdeling Media
Ommezwaai Erasmus+, het nieuwe programma voor onderwijs, jeugd en sport, hecht meer waarde aan kwaliteitsbeleid dan het voorgaande Leven Lang Leren Programma. De Commissie wil het programma gebruiken om best practices te verspreiden. Daarnaast kondigt de Commissie aan samen met de instellingen te willen onderzoeken hoe er een ommezwaai gemaakt kan worden: van het afvinken van lijsten met Europese richtlijnen naar het uitvoeren van doordacht en samenhangend kwaliteits beleid.
Vormgeving
Redactie en drukwerkcoördinatie Nuffic, afdeling NA LLL en afdeling Media Eindredactie Marijn Willemse, Nuffic, afdeling Media
Sabrina Luthjens BNO (makingwaves.nl) Druk Drukkerij Verloop, Alblasserdam Redactieadres Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag T 070 426 0261, F 070 426 0259, E europaexpresse[at]nuffic.nl Hoewel de informatie in deze uitgave met de grootste zorg is samengesteld, kan de Nuffic niet instaan voor het feit dat de gegevens juist en/of volledig zijn. De informatie kan tussentijds gewijzigd zijn of aangepast. De Nuffic aanvaardt ter zake geen aansprakelijkheid. U wordt daarom geadviseerd om in voorkomende gevallen de juistheid van de informatie zelf te verifiëren. Het auteursrecht op deze uitgave berust bij de Stichting Nuffic, Den Haag. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,
Tempus: selectieresultaten laatste ronde
opgeslagen in een geautomatiseerd
In de laatste ronde van het Tempusprogramma heeft de Europese Commissie aan 171 nieuwe projecten subsidie toegekend. In 23 projecten neemt een Nederlandse partner deel. Twee Nederlandse hogeronderwijs instellingen treden op als coördinator van een Tempusproject.
toestemming van de Nuffic.
Maastricht University leidt het project genaamd Innovating Teaching and Learning of European Studie. Het project richt zich op een zestal hogeronderwijsinstellingen in Georgië, Moldavië en Oekraïne en wordt uitgevoerd met Europese partners uit België en het Verenigd Koninkrijk.
Hogeschool Zuyd krijgt subsidie om een master op te zetten op het gebied van duurzaam ondernemerschap bij drie Russische universiteiten in de Wolgaregio. De faculteit International Business and Communication voert het project, genaamd Entrepreneurs for Tomorrow, uit in samenwerking met hogescholen uit Duitsland, Finland en België. Activiteiten op het gebied van Capacity Building, die onder het Tempusprogramma voor subsidie in aanmerking kwamen, krijgen ook een plek in Erasmus+. Naar verwachting wordt in september een eerste oproep voor het indienen van projectvoorstellen gepubliceerd onder de naam “Specific Support to the Neighbourhood Countries”.
gegevensbestand of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke
gratis abonnement voor medewerkers ho-instellingen: www.nuffic.nl/europaexpresse