Zondag 26 april 2015
Voorganger: ds. Carolien Cornelissen Lector: Annette Koops Organist: Anton Visser Dienstdoende koster: zr. Evelien en hr. Jan Niemantsverdriet
In deze dienst vindt de geboortedankzegging plaats van Jesse Harmsen en Annesofie van Oort.
Verwondering Orgelspel – gevolgd door een moment van stilte Nun danket alle Gott - J.S. Bach
++++++++++++++++++ SAMENROEPEN Welkom Aansteken van de kaarsen Zingen: Lied 280: 1, 2, 3 De vreugde voert ons naar dit huis (staande) Bemoediging Zingen: Lied 280: 4, 5, 7 (hierna gaan de kinderen naar de kinderdienst en gaat de gemeente zitten)
Stilte en gebed Zingen: Lied 216 Dit is een morgen als ooit de eerste HOREN Eerste bijbellezing: Psalm 8 Zingen: Lied 823 Gij hebt, o Vader van het leven
Tweede bijbellezing: Matteüs 15:29‐31 Zingen: Lied 534 Hij die de blinden weer liet zien Overweging Stilte Orgelspel Nun danket alle Gott ‐ G.P. Telemann DELEN de kinderen komen terug Geboortedankzegging Jesse Harmsen en Annesofie van Oort Vraag aan de gemeente Beloven jullie om Annesofie en Jesse en hun ouders bij te staan, om hen te helpen op de weg door het leven en het geloof? Willen jullie hen met raad en daad bijstaan en voor hen bidden? Antwoord van de gemeente Zegen voor Jesse en Annesofie Zingen: Wij bidden je Gods zegen toe Zingenderwijs 161; tekst: Renata Barnard; muziek: Jaap Huibers
Wij bidden je Gods zegen toe: Word gezegend, wees een zegen, licht en vreugde op je wegen. Ga met God, loop in zijn licht.
Wij bidden je Gods geestkracht toe: Vuur en wind en kracht en adem, inspiratie voor je daden. Ga met God, werk in haar licht.
Wij bidden je Gods liefde toe in die éne ons gegeven, Jezus Christus, mens ten leven. Ga met hem, leef in zijn licht.
Wij zingen je Gods zegen toe om het leven licht te leven in de liefde je gegeven. Ga met God, verspreid het licht.
Gebeden (voorbeden / stil gebed / Onze Vader ‐ tekst voorin het Liedboek) Open ruimte (o.m. eventuele mededelingen en inbreng van de kinderen) Zingen: Lied 876 Heel ons leven de gave van God (staande) 1. solo Heel ons leven, de gave van God. allen Amen. Amen. solo Heel ons leven, een loflied voor U. allen Amen. Amen. Amen. Amen. Amen. solo Heel ons leven, de gave van God. allen Amen. Amen. 2. allen Rusten, werken, de gave van God. Amen. Amen. Rusten, werken, een loflied voor U. Amen. Amen. Amen. Amen. Amen. Rusten, werken, de gave van God. Amen. Amen. 3. vrouwen Zingen, dansen, de gave van God. allen Amen. Amen. vrouwen Zingen, dansen, een loflied voor U. allen Amen. Amen. Amen. Amen. Amen. vrouwen Zingen, dansen, de gave van God. allen Amen. Amen. 6. mannen Bomen, grassen, de gave van God. allen Amen. Amen. mannen Bomen, grassen, een loflied voor U. allen Amen. Amen. Amen. Amen. Amen. mannen Bomen, grassen, de gave van God. allen Amen. Amen. 7. allen Maan en sterren, de gave van God. Amen. Amen. Maan en sterren, een loflied voor U. Amen. Amen. Amen. Amen. Amen. Maan en sterren, de gave van God. Amen. Amen.
Uitzending en gezongen zegenbede: Vrede wens ik je toe
Vrede wens ik je toe. Liefde wens ik je toe. Moge God je behoeden, leef met zijn liefde. Vrede wens ik je toe. Zegen wens ik je toe. Aandacht wens ik je toe. Dat er mensen zijn met wie je kunt delen. Zegen wens ik je toe.
Orgelspel, Nun danket alle Gott ‐ M. Reger
collecte +++++++++++++++
Mededelingen Collecten: de eerste collecte is voor Huize Agnes, plaats voor vrouwen en kinderen ver van huis. De tweede collecte is voor het werk in de Doopsgezinde Gemeente Utrecht. Na de dienst is er koffie en thee in de gemeentezaal. Iedereen is van harte welkom. Volgende week zondag oefenen we, o.l.v. zr. Tjarda Brouwer, het lied van de maand mei: Lied 690: Taal op de tong. Agenda: Volgende dienst: zondag 3 mei 2015, voorganger: Ds. Corrie van Egmond.
Utrecht 26‐04‐15 Psalm 8; Matteüs 15:29‐31 Verwondering; Geboortedankzegging Als ik Psalm 8 lees, denk ik aan Artis. Dat is een beetje vreemd, want de psalm bezingt de grootsheid van de schepping, de oneindigheid van het heelal, de talloze sterren, waarin de mens maar zo’n nietig klein stofje is, dat je je afvraagt: wie zijn wij, dat God aan ons denkt? Artis is maar klein daarbij vergeleken. Alle dieren zitten netjes geordend in hokken. Pelikanen in de vijver, vissen in het aquarium en de apen in hun speelparadijs. Je hebt maar een paar uur nodig om de natuur van de Noordpool tot het puntje van Zuid‐Amerika te bezichtigen. En toch, als ik door die dierentuin loop, ervaar ik de grootsheid van de schepping. Al die dieren die daar zijn, van de kleine mier tot de grote olifant, van de gevaarlijke krokodil tot de tere vlinder; ze laten de diversiteit zien van het leven op aarde. Ze zijn zo dichtbij dat ik me met die dieren verbonden voel: ook ik maak deel uit van die grootse schepping. Te midden van die schepselen ervaar ik de verbondenheid van al wat leeft. In Artis kun je niet alleen dieren zien, er is ook een planetarium. Met een geavanceerde computer wordt de sterrenhemel van willekeurig welke plaats of tijd op de koepel geprojecteerd en het is alsof je daadwerkelijk naar de nachtelijke hemel kijkt. Met een druk op de knop laat de presentator je reizen door het heelal naar oorden waar we van onze levensdagen nooit zullen komen. Door de Melkweg, op naar verre sterrenstelsels. De psalmdichter had geen computer nodig om de sterren te zien, hij hoefde slechts omhoog te kijken in de donkere nacht. Al zitten er eeuwen tussen hem en ons, wij kunnen ons met hem verbonden voelen door het gedicht dat hij schreef, waarin zijn verwondering over de schepping onder woorden brengt. De hemel, de maan, de sterren, de dieren van het land, de vogels, de vissen. Het is zo ontzagwekkend allemaal. De natuur roept niet slechts verwondering, maar ook nieuwsgierigheid in mensen op. Of je nu klein bent of groot, in de oertijd of in onze eeuw, wij mensen willen weten: hoe zit dit in elkaar, hoe werkt het? Wetenschappers doen hun best de natuur te ontrafelen. We zoeken van het kleinste – nanodeeltjes, atomen, elektronen, fotonen – tot het grootste – het heelal, de oneindige sterrenwolken, waarin we niet eens meer afzonderlijke sterren kunnen onderscheiden. Ik vind het fascinerend dat wij mensen dit allemaal kunnen. We ontwerpen ingewikkelde apparatuur, machines en computers. We ontwikkelen medicijnen, voorspellen het weer, bouwen tot in de hemel. Zo reed ik een keer door de Rotterdamse havens, waar enorme opslagtanks staan, containerhavens met gigantische kranen. Ontzag voor het menselijk kunnen welde in me op. Hoe is het mogelijk dat wij mensen dit allemaal kunnen maken! Ook in Utrecht vinden we staaltjes van moderne bouwkunst, hoewel ik me bij een blik op de eeuwig durende bouwput in het centrum afvraag of we ons kunnen niet hebben overschat. Niet alleen wij moderne mensen zijn tot grootse dingen in staat. Wat te denken van de Domtoren, de middeleeuwse kathedralen, Romeinse bruggen die diepe bergdalen overspanden, piramides, de hangende tuinen van Babylon. Hoe is het mogelijk dat wij mensen dit allemaal kunnen. Hoe machtig is de mens op heel de aarde! Wat is dan God dat wij nog aan hem denken? Hebben we God nog nodig? In ieder geval niet als gatenvuller van de wetenschap. De wetenschappen gaan hun eigen weg, en God is daarin als verklaring niet nodig. Wat niet betekent dat alle wetenschappers per definitie atheïst zijn. Wetenschappers zijn ook maar mensen. Mensen verwonderen zich over de schepping, over het leven dat we zomaar gekregen hebben, zonder dat we erom gevraagd hebben. Het is er, maar waarom en waartoe? Wat is de zin ervan? Wat moeten we doen met het leven dat ons geschonken is? Die vragen komen in het bijzonder op als je bij de grenzen van het leven staat: bij geboorte en dood. Een klein kind wordt geboren. Opeens is het er. Waar was het hiervoor? Hoe zal het zich ontwikkelen?
Dit kleine leventje zal zich voegen in de lange stoet van mensen die over de aarde hebben gelopen. Het neemt het stokje over van de generatie voor hem en geeft het later weer door aan de generatie die na hem komt. En die generatie geeft het stokje weer door aan wie daarna komen. Zo maken wij allemaal deel uit van de lange ketting van mensen, generatie na generatie. Aan het eind van het leven komen de vragen: Heb ik het goed gedaan? Wat was de rode draad van mijn leven? Hoe heb ik het leven dat mij gegeven werd zin gegeven? Wat is de zin van het leven? Wat zijn wij mensen eigenlijk? Niet meer dan stofjes in het heelal, zinloze stippen in de eeuwigheid? Wat is de sterveling dat God aan hem denkt? vraagt de psalmdichter zich af. Maar hij merkt ook op: U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd. We horen een echo uit Genesis: God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis en gaf de opdracht om de aarde te bevolken en te heersen over alle schepselen. Daarin ligt onze zin en opdracht in dit leven. Maar hoe doe je dat, beeld van God zijn en zo heersen over de schepping? Beeld van God zijn, dat zien we in Jezus Christus. Als een mens liep hij rond op aarde terwijl hij zich in het diepst van zijn wezen een beeld van God toonde. Zo was hij een mens, zoals een mens bedoeld is. Hij heerste over de schepping en de schepselen. Niet als een geweldenaar, zwakkeren vertrappend, armen onderdrukkend. Maar heersend zoals God heerst, barmhartig, liefdevol, vergevend. Wij zouden daar in het Nederlands eerder het woord ‘zorgen voor’ gebruiken, in plaats van heersen. Mensen die het niet meer zagen zitten, gaf Jezus een nieuw uitzicht. Mensen die bij de pakken neerzaten deed hij opstaan. Degenen die niet werden gehoord gaf hij een stem. Hij genas mensen van hebzucht en egoïsme, van heerszucht en eerzucht. De armen, de onderdrukten, de gewone kleine mensen, konden op hem rekenen. Voor hen stond hij klaar in de eerste plaats. Zo verbeeldde hij wat in Psalm 8 al werd geschreven: Met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt u een macht op tegen uw vijanden. De stemmen van kleine mensen, mensen zonder grote mond, mensen die niet vooraan staan in de rij, de stemmen die niet gehoord worden, die krijgen door Jezus Christus wél een stem. Met hen staat Jezus op tegen de machthebbers, tegen degenen die vooral aan zichzelf denken, degenen die geen boodschap hebben aan de armen en verdrukten. Die groten en machtigen zijn de vijanden van God en zijn Koninkrijk. Want zij hinderen de vrede en gerechtigheid, zij verpesten de schepping, zij ontnemen kleine mensen hun kans en hun leven. Jezus staat op, komt op voor kleine mensen, voor armen en verdrukten. Hij geeft hoop aan de hopelozen, doet recht aan de rechtelozen. Zo is hij beeld van Gods liefde, is hij Gods liefde zelf. De mensen zagen het vol verwondering aan. Hun was altijd verteld dat je God zelf niet kon zien. Maar hier, voor hun ogen, zagen zij het gebeuren. Hier was God aan het werk, in die man uit Nazaret. Nog steeds roept Jezus verwondering op. Verwondering en bewondering. Zijn leven roept op tot navolging, inspireert om een ander leven te gaan leiden. Zo gingen en gaan mensen de weg die hij ging. Ze geven stem aan de stemlozen; geven de kleinen een plaats. Die kleinen zonder stem zijn niet alleen mensen, kinderen en volwassenen, maar ook dieren, planten, ja zelfs de hele schepping. Want heel Gods schepping staat onder druk van machten en krachten, van hebzucht en heerszucht. Het roept verwondering en bewondering op, wanneer je mensen ziet die durven op te staan en zich inzetten voor een leefbare aarde, waar plaats is voor alle mensen, alle schepselen. Er zijn grote namen bij, tegen wie we opzien:
Martin Luther King, Albert Schweitzer, Mandela. Maar nog veel meer kleine namen, namen waarvan we nog nooit gehoord hebben. Het zijn onze buurtgenoten, familieleden, geloofsgenoten, mensen veraf en dichtbij. Wij zijn het zelf, als navolgers van Jezus Christus. Vol verwondering en bewondering voor Jezus Christus, de wonderen die hij verrichtte, de weg die hij ging, proberen wij zelf wonderen te verrichten. Soms klein, soms groot. Vaak noemen we het geen wonderen, we doen gewoon dat waarvan we denken dat we het moeten doen. Opkomen voor anderen, zuinig zijn met de schepping. Dat doe je gewoon, toch? Maar die gewone en ongewone dingen geven ons leven zin. Het leven dat ons gegeven is, ons leven dat onze ouders ontvingen in verwondering. Leven dat we mogen leven als kind van de Eeuwige. Zo hebben wij ons aangesloten in de lange stoet van mensen die Jezus’ navolgers willen zijn. We namen het stokje over van degenen die ons voorgingen en wij mogen het weer doorgeven aan wie na ons komen. Vandaag worden we voorgesteld aan twee kleintjes die aan het begin staan van hun weg door het leven. Wij mogen ons verwonderen over die kleine teentjes, vingertjes en alles wat zo prachtig aan hun is. Mensjes in de dop. Wij mogen hun begeleiden bij hun eerste stapjes. Wij mogen hun oogjes openen voor het wonder dat zij zijn: kind van God. Wij zullen hun vertellen over die weg die wij gaan, de weg van Christus. Misschien worden ook zij geraakt door het verhaal van Christus en lopen ze later met ons mee. Maar welke weg ze ook gaan, we wensen hun toe dat ze hun eigen weg vinden, onder de hoede en zegen van de Eeuwige. Amen