Implementatie Educatieve ContentKeten (IECK) REKENEN & WISKUNDE IN HET SBO
Projectverslag 30 december 2007
Stichting Speciaal Onderwijs Tilburg SOM Onderwijsadviseurs Freudenthal Instituut IGI e-learning
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 3 2. Algemene terugblik ............................................................................................................................. 4 3. Technisch verslag: algemeen .............................................................................................................. 5 Aanpak binnen IECK – SSOT ......................................................................................................... 5 4. Metadatering van leerobjecten voor reken‐wiskunde onderwijs ..................................................... 6 4.1 Algemeen ....................................................................................................................................... 6 4.2 Standaards: Dublincore, LOM, Cozo, etc. ...................................................................................... 6 4.3 Commentaar .................................................................................................................................. 6 5. Repository voor rekenen‐wiskunde ................................................................................................... 7 5.1 Algemeen ....................................................................................................................................... 7 5.2 OAI‐PMH ........................................................................................................................................ 7 5.3 EduRep........................................................................................................................................... 7 5.4 Commentaar .................................................................................................................................. 7 6. Repository voor SSOT IECK specifiek .................................................................................................. 8 6.1 Algemeen ....................................................................................................................................... 8 6.2 Harvesting ...................................................................................................................................... 8 6.3 Zoekinterface ................................................................................................................................. 8 6.4 Commentaar .................................................................................................................................. 8 7. SCORM ................................................................................................................................................ 9 7.1 Algemeen ....................................................................................................................................... 9 7.2 SCORM binnen SSOT‐IECK ............................................................................................................. 9 7.3 Commentaar .................................................................................................................................. 9 8. Verwijzingen ...................................................................................................................................... 10 9. Effectmeting: samenvatting .............................................................................................................. 11 10. Effectmeting: definities ................................................................................................................... 12 11. Effectmeting : het onderzoek .......................................................................................................... 13 11. 1 Doelgroep ................................................................................................................................. 13 11. 2 Opzet ........................................................................................................................................ 14 12. Effectmeting: resultaten .................................................................................................................. 15 13. Effectmeting: conclusies .................................................................................................................. 18 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen ............................................................................. 19 14. 1 Rondetafelgesprek leerkrachten .............................................................................................. 19 14.2 Rondetafelgesprek leerlingen ................................................................................................... 21 14. 3 Rondetafelgesprek leerkrachten .............................................................................................. 22 14.4 Rondetafelgesprek leerlingen ................................................................................................... 24
Hoofdstuk: Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE
2
1. INLEIDING Voor u ligt het eindverslag van het Kennisnet project Implementatie Educatieve ContentKeten (IECK). Het betreft het SSOT (Stichting Speciaal Onderwijs Tilburg) project Rekenen & Wiskunde in het speciaal basisonderwijs. Uniek aan dit project ten opzichte van andere vergelijkbare IECK projecten is de synthese tussen techniek en praktijk. Aan dit IECK project is tegelijkertijd een project KennisRotonde gekoppeld (Online Leren in het SBO) zodat de digitale leerobjecten, metadata en digitale portal direct in de praktijk beproefd konden worden. Op deze wijze blijft het niet alleen bij een “technisch” geaard project zonder werkelijke praktijktoetsing.. Het project heeft inspiratie en nieuwe educatieve mogelijkheden gerealiseerd voor de Stichting Speciaal Onderwijs Tilburg. Nieuwe inzichten die een bijdrage leveren aan het gewenste inzicht op de wijze waarop ICT kan bijdragen aan het leren van de leerlingen in het speciaal basisonderwijs. Voor de partners, het Freudenthal Instituut en IGI e-learning heeft dit project nieuwe kennis, ervaring en vooral verdieping van bestaande kennis en inzichten gegenereerd. Het verslag van dit project is opgedeeld in drie delen. In het eerste hoofdstuk wordt een algemene terugblik, opmerkelijke waarnemingen en enkele algemene conclusies gegeven. De hoofdstukken 3 tot en met 8 vormen het technische verslag van dit project. Tot slot geven de hoofdstukken 9 tot en met 14 een inhoudelijk verslag va het project in de vorm van de eerste effectmeting welke uitgevoerd is zowel voor het IECK project als voor het project KennisRotonde. Het verslag en alle betrokken documenten, foto’s etc. zijn eveneens online beschikbaar. Kijk hiervoor op de themawebsite ICT van SSOT via de URL: www.ssot.eu/ict SSOT bedankt de partners en betrokkenen die dit project mede hebben gerealiseerd: • SBO Noorderlicht, locatie de Schans en locatie Bisschop Janssens: Doreth Nieuwlands, Irene Hulsenboom, Annemarie de Bont, Angelien van Spaendonck, Joost van Abeelen en Reggie Graafmans. • Het Freudenthal Instituut te Utrecht, vooral Vincent Jonker en Wim van Velthoven. • Fronter Nederland, later IGI e-learning, Wouter de Wit en Hans van Vlaanderen. • Frans Moerlands, didactisch medewerker SSOT Rekenen & Wiskunde. • Anita Vlonk, projectbegeleider van de stichting Kennisnet. • SOM, onderwijsadviseurs, Dorien Kappen, Audrey Machielsen.
Michel van de Ven, Projectleider.
Hoofdstuk: 1. Inleiding
Tilburg, 30 december 2007.
3
2. ALGEMENE TERUGBLIK In schema gebracht ziet de gerealiseerde contentketen als volgt uit:
•
In de praktijktoets van ons project is gebleken dat er discrepantie bestaat tussen de indeling van het Content ZoekProfiel en het feitelijke praktische en dagelijkse zoekgedrag van een leraar speciaal basisonderwijs. In de dagelijkse lespraktijk blijkt meer en meer vanuit de leerlijnen van de vigerende methodes ‘en in het geval van SSOT een eigen leerlijnenmatrix te worden gezocht naar digitale leerobjecten zoals in dit project de digitale leerobjecten van RekenWeb en Speciaal Rekenen. Het “ Veld 9” van het Content Zoekprofiel is hiervoor het aangewezen veld binnen het Content Zoekprofiel. In de praktijk blijkt het veld nog niet geheel te voldoen. Veld negen is nog onvoldoende gestructureerd, nog niet specifiek genoeg om de metadata van methodes en leerlijnen te omvatten. Onze bevinding is dan ook dat de eindgebruiker, de leraar, veel meer centraal moet staan in de metadataplanning, het Content Zoekprofiel.
•
In het project is dan ook een tweede route genomen. Voor de nationale bronnen zijn de metadata van de leerobjecten conform Content Zoekprofiel aangeboden via de publieke website van het Freudenthal Instituut. Voor de praktijktoets is in de portal Elektronische Leeromgeving (Fronter) een databank met kopie metadata gerealiseerd. In deze databank met metadata zijn een tweetal extra velden opgenomen: een voor de metadata leerlijnen Rekenen & Wiskunde van SSOT en een voor de metadata didactische werkvormen coöperatief leren.
•
Snelle ontwikkelingen in ICT en onderwijs halen soms de actualiteit in. Zowel aan de kant van de praktijktoets maar ook in het gebied van standaarden. “Samen Zoeken” is daarvan een voorbeeld. Maar ook de landelijke ontwikkelingen rond taxonomie, SCORM etc.
Hoofdstuk: 2. Algemene terugblik
Algemene waarnemingen en opmerkingen:
4
3. TECHNISCH VERSLAG: ALGEMEEN Twee concrete technische uitdagingen zijn aangegaan: • Specifiek voor twee scholen van SSOT een elektronische leeromgeving aanbieden waarbinnen de leerobjecten van RekenWeb op leerling- en docentniveau kunnen worden aangeboden. • Metadatering van leerobjecten conform de daarvoor in Nederland geldende standaards.
bericht op http://EduRep.kennisnet/nl (14-12-2007)
datum 01-03-2007 01-05-2007 01-07-2007 01-10-2007
01-01-2008
• • • • • • • •
product (60 RekenWeb leerobjecten in de SSOT leeromgeving) concrete vaststelling RekenWeb subset metadatering conform standaards (cozo 1.3) plaatsing in de SSOT leeromgeving veldtest vertaalslag naar EduRep presentatie tijdens EduExchange eindrapportage
Hoofdstuk: 3. Technisch verslag: algemeen
In dit deelverslag (voor het totale verslag van het IECK-SSOT traject zie elders) doen we verslag van de technische achtergronden bij deze gestelde doelen. AANPAK BINNEN IECK – SSOT Vanuit het kernteam (SSOT, IGI e-learning, FI en Kennisnet) is aansturing gegeven aan het totale project. In het kernteam en in het projectplan werd vastgelegd welke stappen gezet zouden worden voor de technische implementatie van een ander. Verantwoordelijk voor deze aanpak waren: • IGI e-learning, Wouter de Wit (m.m.v. Hans van Vlaanderen) • Freudenthal instituut, Vincent Jonker (m.m.v. Wim van Velthoven, Huub Nilwik, Bas Holleman)
5
4. METADATERING VAN LEEROBJECTEN VOOR REKEN‐WISKUNDE ONDERWIJS
4.1 ALGEMEEN In essentie gaat het bij het terugvinden van leerobjecten om een goede metadatering, opdat de zoekende met goedgekozen trefwoorden bij het betreffende leerobject terechtkomt. Dit project kon natuurlijk dankbaar gebruik maken van de standaards die daar momenteel voor ontwikkeld worden (LOM, Cozo). Binnen het Freudenthal instituut is al enige jaren een database aanwezig die aan de basis ligt van de leerobjecten die gepresenteerd worden op o.a. RekenWeb en WisWeb. Hierin worden leerobjecten verzameld die geschikt zijn voor gebruik in het onderwijs van basisschool tot universitair onderwijs. Leerobjecten kunnen uiteenlopen van PDF-documenten t/m interactieve webapplicaties (Java en flash). Voor het SSOT-IECK project was het de uitdaging om de metadata: • herkenbaar te maken voor leerkrachten (waar zoekt een leerkracht op, wat is zijn/haar trefwoord?) • ook te kunnen gebruiken in een ‘zoekinterface’ (zeg maar een ‘Google-achtige zoek’)
Als het gaat om metadata is meteen de vraag ‘volgens welke standaard’. En dat is nog niet helemaal eenvoudig. Inmiddels zoekt het Freudenthal instituut wel naar een systeem waarbij meerdere standaards kunnen worden ondersteund. Zo kunnen momenteel ‘exports’ (representaties) van leerobjecten gemaakt worden in Dublin Core, LOM en Cozo.
4.3 COMMENTAAR In de evaluatie wordt duidelijk dat de ‘standaard-metadatering’ (in SSOT-IECK uitgevoerd conform Cozo 1.3) nog onvoldoende is voor leerkrachten om met hun zoekwoorden de juiste leerobjecten naar boven te halen. Daar komt bij dat er in de ‘veldtest’ in een te kleine set werd gezocht, waardoor te vaak geconstateerd moest worden dat het gewenste leerobject niet aanwezig was. Daarnaast is het binnen SSOT-IECK duidelijk geworden dat het maken van een ‘Google-zoek’ op leerobjecten ook nog de nodige aandacht vraagt. Het slim uitkienen tussen ‘eenvoudig zoeken’ en ‘geavanceerd zoeken’ is nog een apart gebied van een goede ‘usability’ (een gebruiksvriendelijke aanbieding van digitale content via o.a. het web).
Hoofdstuk: 4. Metadatering van leerobjecten voor reken‐wiskunde onderwijs
4.2 STANDAARDS: DUBLINCORE, LOM, COZO, ETC.
6
5. REPOSITORY VOOR REKENEN‐WISKUNDE 5.1 ALGEMEEN In essentie gaat het bij SSOT-IECK om leerobjecten voor het speciaal basisonderwijs (s(b)o). Echter, zoals we in hoofdstuk 2 al zien, het is van belang dat als een ‘verzameling leerobjecten’ wordt aangeboden, dat er voldoende aanbod en variatie aanwezig is. Google heeft ons in die zin opgevoed dat we ‘weten’ dat er heel veel aanbod is, helaas lang niet altijd geschikt. Daarom is het al snel verstandig om bij de aanbieding van een ‘verzameling leerobjecten’ over een veelheid aan varianten binnen een bepaald domein te beschikken. Daarvoor zijn momenteel diverse ‘repositories’ in ontwikkeling (verzamelingen van leerobjecten, die al dan niet gratis ter beschikking worden gesteld van de online community). Ook hier komt dan weer de standaardisering om de hoek kijken, nl. ‘volgens welke standaard maak jij je repository wereldkundig, opdat anderen makkelijk bij jou leentjebuur kunnen spelen’. Dit proces wordt ook wel ‘harvesting’ genoemd, het ‘ophalen’ van gegevens bij anderen volgens een geautomatiseerd principe. Dit brengt ons bij OAI-PMH.
5.2 OAI‐PMH
Op basis van o.a. SSOT-IECK zijn nu de leerobjecten van het Freudenthal instituut beschikbaar als ‘repository’. In het vervolgtraject van SSOT zal gekeken worden hoe deze beschikbaarheid gehandhaafd kan blijven. En in het vervolgtraject van FI zal dit verder uitgebouwd worden.
Hoofdstuk: 5. Repository voor rekenen‐wiskunde
Open Archives Initiative (OAI) is een internationaal initiatief voor het ontwikkelen en promoten van standaarden die open en efficiënte verspreiding van informatie voorstaan. De basis voor het OAI ligt in het verlangen om betere toegang tot elektronische tijdschriften en artikelen te bewerkstelligen. Inmiddels zijn er ruim zestig werkende OAI-archiven die met het door OAI ontwikkelde protocol OAI-PMH werken (Open Archives Initiative Protocol for Metadata Harvesting, vrij vertaald: Het protocol van het OAI voor het oogsten van beschrijvende gegevens). Het Freudenthal instituut heeft dit protocol gebruikt om de eigen repository (Repository Reken Wiskunde Onderwijs) voor de wereld klaar te zetten: http://www.fi.uu.nl/oaicat/
7
Daar is overigens nog wel het nodige werk aan (ook na afsluiting van SSOT/IECK). Inmiddels zijn contacten gelegd met Kennisnet om een en ander ‘harvestable’ te maken voor EduRep.
5.3 EDUREP Vanaf heden kan de Fi-set van leerobjecten via EduRep (van Kennisnet) bekeken worden: http://www.EduRep.kennisnet.nl/EduRepdemonstrator In een vervolgtraject zal een en ander nader verfijnd worden, voor gebruik binnen diverse doelgroepen.
5.4 COMMENTAAR
6. REPOSITORY VOOR SSOT IECK SPECIFIEK
6.1 ALGEMEEN Het beschikbaar maken van de repository van het FI binnen de elektronische leeromgeving van SSOT (Fronter) is minder eenvoudig dan gedacht. De ELO heeft nog geen import mogelijkheden voor metadata. Het definiëren van de velden volgens het cozo laat direct zien dat het cozo gemaakt is vanuit een technische gedachte en niet gericht is op de eindgebruiker, de docent en lerende. De gebruikte velden laten geen mogelijkheden voor didactische inbreng en relaties naar bestaande lesmethodes of leerlijnen anders dan een generiek veld 9. Dit geeft de praktische beperking dat de docent op andere criteria zoekt dan het cozo ondersteunt. Het aanmaken van de cozo metadata velden binnen de ELO Fronter is eenvoudig gerealiseerd. Het blijkt dat er nog onvoldoende duidelijk is welke vocabulaires er bij metadatering gebruikt worden. Dit resulteert in veel open tekst velden in plaats van velden met woordenlijsten. Dit maakt het lastiger om te metadateren en om te zoeken op de juiste zoekterm.
6.2 HARVESTING De ELO Fronter is nog niet in staat om extern te harvesten naar metadata zoals die van het FI. Hierdoor is het handmatig overzetten van de gegevens noodzakelijk. Wijzigingen in de metadata zullen daardoor niet automatisch doorgevoerd worden in Fronter. De beschikbare collectie gegevens blijkt in de praktijk onvoldoende te zijn. De relatie naar lesmethode en leerlijnen ontbreekt waardoor deze later handmatig zijn toegevoegd.
De zoekinterface zoals die aangeboden wordt in Fronter bestaat uit een eenvoudige en een geavanceerde weergave. De eenvoudige geeft de mogelijkheid om op vrije tekst en gebruiker niveau te zoeken. Bij geavanceerd zoeken komen de velden van het cozo naar voren. Binnen het project is besloten alleen die velden te tonen die voor een docent relevant kunnen zijn. In de interface is een aanvulling gemaakt om ook de specifieke velden voor de matrix speciaal rekenen en coöperatief leren te tonen.
6.4 COMMENTAAR De beschikbare gegevens volgens het cozo zijn niet toerijkend voor de gemiddelde docent. De essentiële informatie zoals lesmethode en leerlijn ontbreken in het profiel waardoor de docent geen toegevoegde waarde kan ontdekken in de systematiek. In de praktijk kiezen de docenten dan ook niet voor het zoeken via metadata maar voor het rechtstreeks benaderen van de applets. Als er gezocht wordt via de geboden zoekinterface dan is dit veelal in het vrije veld Omschrijving waarin de meeste informatie staat. Velden als aggregatie niveau, levenscyclus en rechten zullen door een docent niet gebruikt worden en bieden dan ook geen toegevoegde waarde.
Hoofdstuk: 6. Repository voor SSOT IECK specifiek
6.3 ZOEKINTERFACE
8
7. SCORM 7.1 ALGEMEEN Sharable Content Object Reference Model, de titel geeft al aan dat het gaat om een referentiemodel. De praktijk leert dat men SCORM ziet als standaard wat geenszins het geval is. Dit is ook direct een van de grootste struikelblokken. Het referentiemodel is sterk onderhevig aan de interpretatie van de implementator. Zo kan een programmeur van het FI andere waarde gebruiken voor een veld dan bijvoorbeeld Fronter dat doet. Dit kan ervoor zorgen dat de content niet de juiste informatie teruggeeft aan de ELO of dat het de informatie op een andere manier teruggeeft waardoor de ELO het niet kan interpreteren.
7.2 SCORM BINNEN SSOT‐IECK De applets geleverd door het FI voor het project gaven in eerste instantie niet de informatie die is gewenst. De resultaten, gespendeerde tijd en score werden niet correct teruggegeven aan de ELO. Het blijkt dat de ELO regels gebruikt die de applets in eerste instantie niet meegeven. Gevolg hiervan is dat het portfolio niet kan laten zien wat de lerende met de applets heeft gedaan. Idealiter kun je door de herbruikbaarheid van SCORM materiaal, de content centraal beheren en er vanuit een ELO naar verwijzen. In de praktijk bleek het niet mogelijk om vanuit Fronter te verwijzen naar een externe locatie waar de applets staan en vervolgens ook nog bij te houden wat de lerende doet met het materiaal. Hierdoor is het noodzakelijk om de leerobjecten in Fronter te plaatsen waardoor een van de belangrijkere voordelen van SCORM materiaal verdwijnt. Er blijken te veel technische beperkingen te zijn om de relevante informatie van de content terug te geven aan de ELO.
7.3 COMMENTAAR
De ruis veroorzaakt door de verschillende manieren van interpretatie van het referentiemodel zorgen ervoor dat in de praktijk SCORM materiaal per ELO aangepast moet worden. Hierdoor maakt men dus ELO specifiek materiaal. Geconcludeerd kan worden dat het referentiemodel nog niet volwassen genoeg is om als standaard in aanmerking te komen.
Hoofdstuk: 7. SCORM
Het blijkt in de praktijk erg lastig om de beoogde voordelen van SCORM daadwerkelijk te benutten. Voor het volgen van de lerende met betrekking tot het gebruikte materiaal is nu nog te weinig diepgang in de rapportages. Hierdoor blijkt dat de docenten in de praktijk weinig toegevoegde waarde zien in het gebruik van de SCORM content in een ELO in plaats van rechtsreeks via de site van het FI.
9
8. VERWIJZINGEN • • • • • • • • • • •
Hoofdstuk: 8. Verwijzingen
• •
Cozo 1.3 (Content zoekprofiel versie 1.3), http://www.edustandaard.nl/afspraken/001 EduRep, http://EduRep.kennisnet/nl o EduRep demonstrator, http://EduRep.kennisnet.nl/EduRepdemonstrator Edustandaard, http://www.fi.uu.nl/wiki/index.php/Edustandaard Freudenthal instituut, http://www.fi.uu.nl Fronter, http://fronter.info/nl/ IGI e-learning, http://www.igi.nl LOM, http://www.fi.uu.nl/wiki/index.php/LOM OAI-PMH, http://www.fi.uu.nl/wiki/index.php/OAI-PMH RekenWeb, http://www.rekenweb.nl o SSOT subset van leerobjecten van RekenWeb: http://www.fi.uu.nl/rekenweb/ieck/ SCORM, http://www.fi.uu.nl/wiki/index.php/SCORM SSOT, http://www.ssot.nu/ o SSOT-IECK project ‘Online leren in het SBO’: http://www.ssot.nu/images/docs/Online%20leren%20in%20het%20SBO%20v2.pdf Wiki Freudenthal instituut, http://www.fi.uu.nl/wiki WisWeb, http://www.wisweb.nl
10
9. EFFECTMETING: SAMENVATTING In vergelijking met de beginsituatie februari 2007 is er door de aanpassingen middels de twee genoemde pilots een verandering ontstaan. Daar waar in februari 2007 nog werd vastgesteld dat “Het gebruik van ICT in het onderwijs van de scholen voor speciaal basisonderwijs van SSOT zich beperkt tot het gebruik van educatieve oefenprogramma’s (educatieve software) en een beperkt gebruik van Internet als informatiebron in het leerproces”, wordt vastgesteld dat in november 2007 er meerdere digitale educatieve content worden ingezet in zowel de klassikale instructie als gedurende de verwerking. Internet wordt veelvuldig geraadpleegd als informatiebron ter ondersteuning van de didactiek. De motivatie van de leerkrachten is groot om bruikbare digitale educatieve content te ontdekken. Ervaren werkdruk bij de betrokken leerkrachten, vertraagt dit proces. Voor wat de didactiek Rekenen en Wiskunde betreft werd in februari 2007 vastgesteld dat “De scholen werken met methodes inclusief educatieve software uit het regulier (primair) onderwijs. De SBO leerkrachten hebben nog onvoldoende overzicht op de didactische leerlijnen om op basis daarvan arrangementen samen te stellen voor de leerlingen speciaal basisonderwijs.”
Was er in februari 2007 nog een streven om ICT te integreren en te verankeren in het dagelijkse onderwijsleerproces, is er in november 2007 een vertaalslag gemaakt naar de dagelijkse onderwijspraktijk. Het digitaal schoolbord wordt gedurende lesdagen continue gebruikt als visuele ondersteuning en leerlingen werken dagelijks aan verwerkingsopdrachten op de computer. Tevens is een start gemaakt met het coöperatief digitaal werken aan werkstukken binnen Fronter. De digitale leer- en werkomgeving (Fronter) is door de betrokken leerkrachten in gebruik genomen door het werken aan weblogs. De leerkrachten zijn gemotiveerd om op zoek te gaan naar de gebruiksmogelijkheden. Ze geven aan dat wanneer deze gebruiksmogelijkheden op leerkrachtniveau meer gaan leven, het ook makkelijker wordt om ouders te betrekken bij het onderwijs. De leerlingen schatten de bereidheid van ouders om in Fronter te kijken hoog in en geven aan om welke redenen hun ouders zouden kijken. Opvallend in de gesprekken is de visie van leerlingen op hun idee over leren middels ICT. Leerlingen ervaren het werken op de computer als leuker dan het werken in boeken. Als leerzamer ervaren ze het werken in schoolboeken, werkschriften en/of werkbladen.
Hoofdstuk: 9. Effectmeting: samenvatting
In november 2007 hebben de leerkrachten een duidelijke mening gevormd over het gebruik van digitale educatieve toepassingen binnen de didactiek van Rekenen en Wiskunde. Op basis van ervaringen met Rekenweb, wordt de didactiek ondersteund met digitale inoefening, verwerking en/of verdieping. Tevens worden digitale educatieve content deels ingezet binnen individuele handelingsplannen. Werkdruk speelt ook hier een belemmerde factor, aangezien leerkrachten graag meer tijd willen besteden aan het ontwikkelen van leerarrangementen op maat.
11
10. EFFECTMETING: DEFINITIES In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan een aantal definities van begrippenen zoals ze in dit onderzoek gehanteerd worden. Aangezien SSOT met dit onderzoek een bijdrage wil leveren aan het afstemmen van onderwijsleerarrangementen op leerlingen om “Passend Onderwijs” te bieden, wordt eerst de term Passend Onderwijs gedefinieerd. Volgens het onderzoek “Vernieuwing van zorgstructuren in het primair en voortgezet onderwijs” door Ledoux, Karsten, Breetvelt, Emmelot & Heim (2007), is het begrip “Passend Onderwijs” een gevolg van de evaluatie van drie beleidsprogramma’s in de Tweede Kamer op 26 januari 2005 die gaan over zorgleerlingen en leerlingen met onderwijsachterstanden in het primair onderwijs: Weer Samen Naar School (WSNS), Leerling Gebonden Financiering (LGF) en Onderwijsachterstanden beleid (OAB). In deze initiatieven hanteert Keesenberg (2005) de volgende definitie voor Passend Onderwijs: een organisatorische en/of onderwijskundige setting (lokaal of regionaal) waarbij gezamenlijke schoolbesturen hun onderwijsbeleid zo hebben ingericht dat er voor alle leerlingen in die lokale/regionale situatie een passend onderwijsarrangement is.
Binnen dit werken aan een flexibele inrichting van speciale onderwijszorg, maakt men binnen deze inrichting gebruik van digitale educatieve content. Digitale educatieve content wordt binnen dit onderzoek ruim gedefinieerd van Internetopdrachten (webquests, webwandelingen), streaming media (teleblik, Beeldbank, Kennisnet) tot internetsoftware/ applets.
Hoofdstuk: 10. Effectmeting: definities
SSOT heeft deze definitie voor haar scholen op de volgende wijze lokaal vertaald: werken aan een flexibele inrichting van speciale onderwijszorg, waarin scholen in staat zijn aan de zorgplicht te voldoen en leerlingen op basis van een geformuleerde hulpvraag en eenduidige indicatiestelling geplaatst worden in het voor de leerling meest geschikte, door de ouders gewenste en zo meest mogelijk thuisnabije werkveld.
12
11. EFFECTMETING : HET ONDERZOEK Om een beeld te krijgen van de effecten op het gedrag van leerkrachten en leerlingen van online leren binnen SBO Noorderlicht door het inzetten van de twee pilots, nemen we de omschreven situatie in februari 2007 uit het projectplan “Implementatie Educatieve contentketen Rekenen & Wiskunde SBO” als beginsituatie. De beginsituatie wordt als volgt omschreven: het gebruik van ICT in het onderwijs van de scholen voor speciaal basisonderwijs van SSOT beperkt zich nu veelal tot het gebruik van educatieve oefenprogramma’s (educatieve software) en een beperkt gebruik van Internet als informatiebron in het leerproces. Voor wat de didactiek Rekenen en Wiskunde betreft, geldt dat de scholen werken met methodes inclusief educatieve software uit het regulier (primair) onderwijs. De SBO leerkrachten hebben nu nog onvoldoende overzicht op de didactische leerlijnen om op basis daarvan arrangementen samen te stellen voor de leerlingen speciaal basisonderwijs. Op bestuursniveau is nog geen sprake van een gefundeerde, geïntegreerde en doorgaande inzet van ICT in de lessen. Voor beide scholen is het een expliciet beleidstreven om ICT beter te integreren en te verankeren in het dagelijkse onderwijsleerproces. Binnen SSOT is een duidelijk besef en groeiend enthousiasme en ambitie om te komen tot een toekomst gerichte web-based digitale leeromgeving, inclusief digitale educatieve content. Daarvoor is een digitale leer- en werkomgeving (Fronter) bestuursbreed aangeschaft. Deze is in februari geconfigureerd. Daarnaast heeft SSOT de ambitie om deze digitale leeromgeving specifiek voor de onderwijspraktijk van het speciaal basisonderwijs in te richten volgens de huidige en toekomstige educatieve mogelijkheden die ICT en Internet bieden.
Het project is vooral gericht op leraren en leerlingen in het speciaal basisonderwijs (SBO). Op twee scholen van SSOT, SBO de Schans en SBO Bisschop Janssensschool, gaan in totaal 6 leraren aan het project deelnemen. Zij hebben zelf de ambitie uitgesproken om in hun groepen ICT, met name digitale leeromgevingen, in 2007 te willen verkennen. Daarmee komen we ook aan bij de leerlingen. Hoewel leerlingen niet de primaire doelgroep vormen zijn de activiteiten, de leerarrangementen voor hen bestemd. Met het oog op kennisontwikkeling is het effect van de veranderende leeromgeving, de veranderende didactische werkvormen en het veranderende gedrag van de leraar op leerlingen wel een belangrijke indicatie van de verwachte effecten. Leerkrachten en leerlingen zijn binnen dit onderzoek de respondenten van de gevoerde rondetafelgesprekken.
Hoofdstuk: 11. Effectmeting : het onderzoek
11. 1 DOELGROEP
13
11. 2 OPZET Dit onderzoek is de eerste effectmeting na inzet van de twee eerder genoemde pilots. Dit onderzoek bestaat uit rondetafelgesprekken met leerlingen en leerkrachten. De uitwerking van de rondetafelgesprekken zijn te vinden in bijlage 1. Binnen deze rondetafelgesprekken staan de deelvragen uit de eerder genoemde projecten centraal:
-
-
Welke aanpassingen in het huidige klassenmanagement en de huidige didactiek en didactische werkvormen zijn noodzakelijk om ICT integraal op te nemen in de SBO onderwijspraktijk? Welke aanpassingen moeten er plaatsvinden in de huidige digitale educatieve content? In hoeverre sluit de huidige digitale educatieve content Rekenen en Wiskunde aan bij de methodes, de leerlijnen en kerndoelen zoals deze op beide SBO scholen worden ingezet? Waar geeft het aanbieden van educatieve content via ICT een meerwaarde in de SBO-situatie? Tegen welke praktische hindernissen lopen de leraren aan? Welke competenties hebben leraren nodig om met de online leeromgeving, de digitale content en didactische werkvormen aan de slag te gaan? Over welke basisvaardigheden dienen onze SBO leerlingen te beschikken? Welke eisen worden er aan de leeromgeving gesteld, zowel aan de groepsruimte (fysiek) als aan de online leeromgeving? Vergroot je de betrokkenheid van ouders bij het aanbieden van digitale content die ook in de thuissituatie benaderbaar is? Vergroot je de mogelijkheid van ouders om te participeren wanneer er sprake is van een online leeromgeving waar ouders toegang toe hebben? SSOT streeft er naar dat leraren van beide pilotscholen duurzaam en frequent onderling samenwerken om de benodigde kennis te ontwikkelen en te delen. Daarbij is deze vraag van belang: is het onderling samenwerken van leraren een succes bij onderwijsvernieuwing?
Leerkrachten en leerlingen krijgen tijdens het gesprek eerst de mogelijkheid de eigen mening te noteren. Vervolgens zijn de vragen richtlijn voor het gesprek. Om de effecten in beeld te brengen, worden filmfragmenten en foto’s toegevoegd aan het onderzoek. Tevens worden de leerkrachten uitgenodigd om hun kennis te delen op het Forum binnen Fronter. De frequentie van hun deelname en de effecten hiervan kunnen in een tweede effectmeting in 2008 worden gemeten naar frequentie en naar beleving.
Hoofdstuk: 11. Effectmeting : het onderzoek
-
14
12. EFFECTMETING: RESULTATEN Per deelvraag zal hieronder vanuit de rondetafelgesprekken een antwoord worden gegeven. Een uitwerking van de rondetafelgesprekken is terug te vinden in bijlage 1. Welke aanpassingen in het huidige klassenmanagement en de huidige didactiek en didactische werkvormen zijn noodzakelijk om ICT integraal op te nemen in de SBO onderwijspraktijk? Uit de opgestelde woordvelden over de ideale digitale klas (zie bijlage 1) blijkt dat de leerkrachten momenteel voornamelijk aanpassingen noodzakelijk zien in de materiële sfeer en op het gebied van competenties van zichzelf en de leerlingen. Zoals: -
Iedere groep een digitaal bord. Voor iedere leerling een werkplek bestaande uit een schrijfoppervlakte en een laptop met koptelefoon. Een digitale mediatheek. Het ontwikkelen van een beeld van bruikbare digitale educatieve content. Ontwikkelen van ICT vaardigheden door leerkrachten en leerlingen, middels vast ingeplande tijd voor professionalisering. Personele ondersteuning op technisch gebied.
Welke aanpassingen moeten er plaatsvinden in de huidige digitale educatieve content?
Leerlingen bevestigen dit gedurende het rondetafelgesprek. Tevens voegen zij eraan toe dat de instructie van de digitale educatieve content lastiger is om te volgen, dan de instructie die de leerkracht doorgaans geeft. Het idee dat de leerlingen tussentijds geen vragen kunnen stellen, heeft een negatieve invloed op hun beleving van het leren middels de computer. Dit wordt versterkt door bepaalde opdrachten die binnen een bepaalde tijd gemaakt dienen te worden. De leerlingen geven aan dat de tijdsdruk ze afleidt. Hierdoor ervaren de leerlingen het leren middels digitale educatieve content als minder effectief als leren middels educatieve content in de vorm van boeken, werkschriften of werkbladen.
In hoeverre sluit de huidige digitale educatieve content Rekenen en Wiskunde aan bij de methodes, de leerlijnen en kerndoelen zoals deze op beide SBO scholen worden ingezet? Leerkrachten geven aan dat de lessen weliswaar aansluiten bij de methode, maar dat de aansluiting sterk afhankelijk is van de tijd die de leerkracht steekt in het zoeken naar de aansluiting. De leerkrachten ervaren dit als een tijdrovende taak, vandaar dat deze digitale educatieve content momenteel een à twee keer per
Hoofdstuk: 12. Effectmeting: resultaten
Leerkrachten geven aan dat de huidige digitale educatieve content van Rekenweb weliswaar aansluit bij de gehanteerde methode maar eenzijdige en korte opdrachten biedt voor de leerlingen. De leerkrachten geven aan dat deze snel saai worden voor leerlingen.
15
week structureel wordt ingezet. Een enkeling geeft aan graag mee te werken in de afstemming van de digitale content op de gehanteerde methodes.
Waar geeft het aanbieden van educatieve content via ICT een meerwaarde in de SBO-situatie? De meerwaarde zit in de grote betrokkenheid van de leerlingen. De leerlingen willen graag werken op de computer. Ze ervaren het werken op de computer in het algemeen als “leuk”. Ondanks de positieve beleving van het werken op de computer, relateren de leerlingen dit niet aan leren. Alle leerlingen relateren het begrip “leren” nog aan boeken, schriften en werkbladen. De leerkrachten geven aan bezig te zijn met een zoektocht naar geschikte digitale educatieve content. Het effect van tijdsdruk heeft op dit proces een remmende werking. Tegen welke praktische hindernissen lopen de leraren aan? De grootste praktische hindernis die door alle leerkrachten wordt aangegeven, is het ervaren van het gebrek aan tijd, voor het ontwikkelen van vaardigheden en de zoektocht naar geschikte bruikbare educatieve content. Ze ervaren dat het ontwikkelen van competenties en vaardigheden bij het werken met de digitale content bovenop hun reeds bestaande werkzaamheden komen. Tevens ervaren de leerkrachten praktische hindernissen in het werken met de apparatuur. Enerzijds lopen zij aan tegen wat zij noemen “de kinderziektes” in de apparatuur. Anderzijds levert het werken met de apparatuur vragen op die ze niet direct aan elkaar of een collega kunnen stellen. Problemen in het werken met de apparatuur blijven lang liggen. Ondanks deze hindernissen beoordelen de leerkrachten hun eigen motivatie op een schaal van 1 tot 10, variërend tussen de 7½ en 8½ .
Welke competenties hebben leraren nodig om met de online leeromgeving, de digitale content en didactische werkvormen aan de slag te gaan? De leerkrachten geven aan dat ze hun vaardigheden in het werken met het digitale bord willen vergroten. De leerlingen bevestigen dit in het rondetafelgesprek. Verder beoordelen de leerlingen hun leerkrachten als deskundig.
Als laatste willen de betrokken leerkrachten hun kennis en vaardigheden vergroten met het selecteren, ontwikkelen en werken met digitale educatieve toepassingen en het werken binnen de elektronische leeromgeving Fronter
Over welke basisvaardigheden dienen onze SBO leerlingen te beschikken? Leerkrachten geven aan dat zowel zijzelf als de leerlingen een digitaal rijbewijs zouden moeten halen. Vaardigheden die zij noemen, die binnen dit digitale rijbewijs vallen zijn: -
Leerlingen kunnen de computer opstarten en afsluiten. Leerlingen kunnen een onderwerp op Internet opzoeken. Leerlingen kunnen mailen.
Hoofdstuk: 12. Effectmeting: resultaten
Tevens geven de leerkrachten aan algemene ICT vaardigheden te willen ontwikkelen, om in situaties, waar de techniek stagneert zich zekerder te voelen.
16
-
Leerlingen kunnen eenvoudige handelingen in Word (zoals tekstbewerking, knippen, plakken) verrichten. Leerlingen beheersen een bepaalde mate van typevaardigheid. Leerlingen kunnen een bepaalde tijd zelfstandig werken. Daarentegen geven de leerlingen aan thuis zelfstandig op de computer te werken, waar zij vooral actief zijn in het spelen van spelletjes via het Internet, MSN, bekijken van filmpjes op YouTube en het luisteren en/of downloaden van muziek. Een enkeling geeft aan onderwerpen op Internet te zoeken voor presentaties op school of thuis te werken aan het bouwen van een website.
Welke eisen worden er aan de leeromgeving gesteld, zowel aan de groepsruimte (fysiek) als aan de online leeromgeving? Uit de opgestelde woordvelden over de ideale digitale klas (zie bijlage 1) blijkt dat de leerkrachten momenteel voornamelijk eisen noodzakelijk zien in de materiële sfeer en op het gebied van competenties van zichzelf en de leerlingen.
Vergroot je de betrokkenheid van ouders bij het aanbieden van digitale content die ook in de thuissituatie benaderbaar is? Vergroot je de mogelijkheid van ouders om te participeren wanneer er sprake is van een online leeromgeving waar ouders toegang toe hebben? Van beide locaties geven de leerlingen aan dat ze denken dat hun ouders op de weblogs van de klas zullen kijken als daar informatie op staat. De leerlingen van SBO Bisschop Janssens geven aan dat zij zelf en hun ouders vooral kijken als het gaat om activiteiten die te maken hebben met de musical of kookactiviteiten. Terwijl de leerlingen van SBO De Schans aangeven dat zijzelf en hun ouders zullen kijken als er lesroosters of wijzigingen vermeld staan en foto’s bij activiteiten te zien zijn. De leerkrachten hebben een verschillende visie op het bereiken van de ouders middels Fronter. Wel geven de leerkrachten aan dat het makkelijker wordt om ouder middels Fronter te betrekken als hun eigen kennis en/ of vaardigheden in Fronter toegenomen zijn.
SSOT streeft er naar dat leraren van beide pilotscholen duurzaam en frequent onderling samenwerken om de benodigde kennis te ontwikkelen en te delen. Is het onderling samenwerken van leraren een succes bij onderwijsvernieuwing? Momenteel maken de leerkrachten binnen de afzonderlijke locaties gebruik van elkaars expertise. Na de rondetafelgesprekken is binnen de elektronische leeromgeving Fronter een forum opgetart waar de leerkrachten elkaar vragen kunnen stellen over het gebruik van het digitaal bord. De frequentie van deelname aan het forum en de beleving van dit gebruik bij de deelnemers kan pas bij de tweede meting worden waargenomen.
Hoofdstuk: 12. Effectmeting: resultaten
Een enkele leerling geeft aan nu thuis Fronter te bekijken met zijn ouders.
17
13. EFFECTMETING: CONCLUSIES In vergelijking met de beginsituatie is er door de aanpassingen middels de pilots een verandering ontstaan. Daar waar in februari 2007 nog werd vastgesteld dat “Het gebruik van ICT in het onderwijs van de scholen voor speciaal basisonderwijs van SSOT zich beperkt tot het gebruik van educatieve oefenprogramma’s (educatieve software) en een beperkt gebruik van Internet als informatiebron in het leerproces”, wordt vastgesteld dat in november 2007 er meerdere digitale educatieve content worden ingezet in zowel de klassikale instructie als gedurende de verwerking. Internet wordt veelvuldig geraadpleegd als informatiebron ter ondersteuning van de didactiek. De motivatie van de leerkrachten is groot om bruikbare digitale educatieve content te ontdekken. Ervaren werkdruk bij de betrokken leerkrachten, vertraagt dit proces. Voor wat de didactiek Rekenen en Wiskunde betreft werd in februari 2007 vastgesteld dat “De scholen werken met methodes inclusief educatieve software uit het regulier (primair) onderwijs. De SBO leerkrachten hebben nog onvoldoende overzicht op de didactische leerlijnen om op basis daarvan arrangementen samen te stellen voor de leerlingen speciaal basisonderwijs.” In november 2007 hebben de leerkrachten een duidelijke mening gevormd over het gebruik van digitale educatieve toepassingen binnen de didactiek van Rekenen en Wiskunde. Op basis van ervaringen met Rekenweb, wordt de didactiek ondersteund met digitale inoefening, verwerking en/of verdieping. Tevens worden digitale educatieve content deels ingezet binnen individuele handelingsplannen. Werkdruk speelt ook hier een belemmerde factor, aangezien leerkrachten graag meer tijd willen steken in het ontwikkelen van leerarrangementen op maat.
De digitale leer- en werkomgeving (Fronter) is door de betrokken leerkrachten in gebruik genomen door het werken aan weblogs. De leerkrachten zijn gemotiveerd om op zoek te gaan naar de gebruiksmogelijkheden. Ze geven aan dat wanneer deze gebruiksmogelijkheden op leerkrachtniveau meer gaan leven, het ook makkelijker wordt om ouders te betrekken bij het onderwijs. De leerlingen schatten de bereidheid van ouders om in Fronter te kijken hoog in en geven aan om welke redenen hun ouders zouden kijken. Opvallend in de gesprekken is de visie van leerlingen op hun idee over leren middels ICT. Leerlingen ervaren het werken op de computer als leuker dan het werken in boeken. Als leerzamer ervaren ze het werken in schoolboeken, werkschriften en/ of werkbladen.
Hoofdstuk: 13. Effectmeting: conclusies
Was er in februari 2007 nog een streven om ICT te integreren en te verankeren in het dagelijkse onderwijsleerproces, is er in november 2007 een vertaalslag gemaakt naar de dagelijkse onderwijspraktijk. Het digitaal schoolbord wordt gedurende lesdagen continue gebruikt als visuele ondersteuning en leerlingen werken dagelijks aan verwerkingsopdrachten aan de computer. Tevens is een start gemaakt met het coöperatief digitaal werken aan werkstukken binnen Fronter.
18
14. RONDETAFELGESPREK LEERKRACHTEN EN LEERLINGEN 14. 1 RONDETAFELGESPREK LEERKRACHTEN Locatie: Datum:
SBO Bisschop Janssens 9 oktober 2007
Hoe ziet jullie “Ideale digitale klas” eruit?
Iedere leerling een eigen laptop (met koptelefoon) Gebruik van bestaande digitale lessen
Leerlingen en leerkrachten een digitaal rijbewijs
Werkplek: laptop en schrijfoppervlak
Iedere groep een digitaal schoolbord
Ideale “Digitale” klas Ondersteuning op technisch gebied
Digitale mediatheek
Educatieve software die aansluit bij de doelgroep Effectieve digitale administratie
Ontwikkelen van ICT vaardigheden door leerkrachten
Welke vaardigheden wil je nog ontwikkelen om bovenstaande situatie te bereiken?
Hoofdstuk: 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen
19
-
Educatieve software kritisch leren bekijken op geschiktheid voor de doelgroep. Vaardigheid om educatieve toepassingen snel te vinden. Leren inzetten van educatieve software. Vaardigheid m.b.t. de mogelijkheden van het bord. Organisatorische vaardigheden voor een optimale afwisseling tussen digitaal leren en “klassikaal” leren.
Welke andere aanpassingen in je groep zijn daar voor nodig? -
Aanpassingen m.b.t. de randvoorwaarden. Leerlingen hebben een basisniveau nodig. Hieronder valt het verwerken van tekst in Word en iets kunnen zoeken op Internet Tijd op het rooster om met de leerlingen ICT vaardigheden te oefenen.
Hoe lang denk je nodig te hebben om het te bereiken? Drie tot vijf jaar.
Wat belemmert je nu? Tijdgebrek en werkdruk. Techniek werkt niet altijd; “kinderziektes”. Gebrek aan technische kennis. Onvoldoende kennis van het aanbod van educatieve toepassingen op Internet. Onvoldoende kennis om te kunnen selecteren in de veelheid van beschikbare educatieve toepassingen.
Heeft dit invloed op je motivatie en hoe beoordeel je jouw motivatie nu? Ondanks de belemmerende factoren beoordelen de deelnemers zich tussen de 7½ en 8. De deelnemers geven aan dat andere activiteiten meer prioriteit krijgen.
Welke vaardigheden moeten de leerlingen hebben om ICT te integreren? -
Leerlingen moeten gericht kunnen zoeken op Internet/ Fronter. Leerlingen weten hoe ze moeten mailen. Leerlingen ontwikkelen hun typevaardigheid. Leerlingen kunnen bewerkingen uitvoeren in het programma Word. Leerling kan een bepaalde tijd (20 minuten) zelfstandig werken.
Hoe wordt Rekenweb momenteel ingezet? Er wordt nog niet met Rekenweb gewerkt. Digitale inhouden worden nog niet ingezet in een individueel handelingsplan.
Welke mogelijkheden zie je om ouders middels Fronter te betrekken? -
Mogelijkheid tot informatieverschaffing. Ouders kunnen zien wat hun kind doet.
Hoofdstuk: 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen
-
20
Allen geven aan dat ouders moeilijk te motiveren zijn. Ze vragen zich af of ze niet een klein percentage bereiken, aangezien de interesse in schoolse zaken als gering wordt ervaren.
Ervaringen Fronter Fronter biedt veel mogelijkheden, maar wordt nog ervaren als een onbekend terrein. De gebruikswaarde is nog niet geheel duidelijk
14.2 RONDETAFELGESPREK LEERLINGEN Respondenten Zeven leerlingen komen uit drie verschillende groepen. De leerlingen zijn 12-jarigen. Om te zorgen dat de leerlingen hun eigen antwoord kunnen geven, mogen ze bij iedere gestelde vraag eerst nadenken en het voor zichzelf opschrijven. De leerlingen zijn aangewezen door de leerkracht.
Beschikken de leerlingen thuis over een computer? Alle leerlingen beschikken thuis over een of meer computers. Zes leerlingen geven aan er thuis ook op te mogen werken.
Hoe vinden de leerlingen het werken op de computer. De leerlingen ervaren werken op de computer als leuk. Het meest wordt gekozen voor het bekijken van filmpjes op YouTube, internetspelletjes en informatie opzoeken op Internet. De leerlingen ervaren daarbij alle vrijheid op Internet. Ze geven aan dat ze alleen geen sex gerelateerde sites mogen bezoeken. De leerlingen ervaren het werken op een computer plezieriger als het maken van werkbladen/schriften. Het werken met de software “Cadeautje, Ambrasoft en beeldbank” wordt als saai ervaren. De leerlingen ervaren de leerkracht als deskundig. De leerkrachten kunnen meer leren over het digitaal bord gebruik.
Hoofdstuk: 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen
Wie gebruikt hem en waarvoor? De computers worden thuis voornamelijk door de kinderen in het gezin gebruikt. De leerlingen die deelnemen aan dit gesprek gebruiken de computer thuis het meest voor spelletjes, MSN en muziek luisteren. Enkele leerlingen ondernemen ook activiteiten als websites bouwen en informatie zoeken voor een werkstuk. Geen van de leerlingen zit samen met een ander gezinslid achter de computer.
21
Als er informatie van je groep op de weblog zou staan, zou je je ouders vragen ernaar te kijken? Allen zouden hun ouders vragen te kijken. Ze denken tevens dat hun ouders het ook leuk vinden de informatie te bekijken. Zelf zouden de leerlingen op de klasseweblog kijken als er informatie over kookactiviteiten, de musical of organisatorische informatie op te vinden is.
Ervaren ze het ook als leerzamer? De leerlingen geven aan dat het maken van werkbladen als leerzamer wordt ervaren. Het rekenboek wordt als leuk ervaren. Het is duidelijk. De uitleg van de docent is te begrijpen. Zes leerlingen geven aan dat de instructie op de computer ingewikkeld is. Tevens worden ze sneller afgeleid en de oefeningen op de computer werken vaak op tijd. Dit levert tijdsdruk op voor alle zeven leerlingen. Een leerling geeft aan de instructie middels de computer duidelijk is. De leerlingen geven alle zeven aan meer gemotiveerd te zijn om te oefenen op een werkblad/schrift dan op de computer.
14. 3 RONDETAFELGESPREK LEERKRACHTEN Locatie: Datum:
SBO De schans 31 oktober 2007
Apparatuur die optimaal functioneert
Iedere leerling een eigen laptop (met koptelefoon)
Stroomvoorzieningen bij het opslaan van de laptops
ICT die tijd heeft voor tussentijdse knelpunten; techniek
Vaste computers in de groep
Ideale “Digitale”
Geplande tijd voor professionalisering van leerkrach- ten
ICT inzet bij alle lessen
Personele ondersteuning
Meer vrijheid op het netwerk. Minder voorgeprogram meerd.
Bij thuiswerk over alle programma’s kunnen beschikken
Hoofdstuk: 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen
Hoe ziet jullie “Ideale digitale klas” eruit?
22
Welke vaardigheden wil je nog ontwikkelen om bovenstaande situatie te bereiken? -
Vaardigheid m.b.t. de mogelijkheden van het starbord. Vaardigheid in het werken met programma’s bv. Fronter. Vergroten van de kennis van educatieve toepassingen. Vaardigheid in algemene zin rondom ICT gebruik, technische kennis. Vaardigheid in het zelf ontwikkelen van lesbladen, middels PowerPoint.
Welke andere aanpassingen in je groep zijn daar voor nodig? -
Aanpassingen m.b.t. de randvoorwaarden. Goede begeleiding op het gebied van ICT (intern en/ of extern). Mogelijkheid tot thuiswerken, waar toegang is tot alle programma’s. Goed functionerende apparatuur. Beheer van materialen.
Hoe lang denk je nodig te hebben om het te bereiken? Twee jaar. Het is een voortdurend ontwikkelend proces dat na de twee jaar weer doorloopt, aangezien er nieuwe doelen worden gesteld.
Wat belemmert je nu? -
Hoe wordt Rekenweb momenteel ingezet? Rekenweb wordt 1 à 2 keer per week ingezet. De oorzaak van de frequentie zit in de tijd die nodig is om aansluiting te vinden tussen de methode en de digitale toepassingen. De digitale toepassingen zijn erg eenzijdig. Hiermee wordt bedoeld steeds dezelfde opzet. Momenteel worden ze voornamelijk ingezet als vervanging of verlengde instructie van
Hoofdstuk: 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen
-
Tijdgebrek en werkdruk. In het takenpakket zit geen ruimte voor het ontwikkelen van de kennis op dit gebied. Het komt er extra bij. Techniek werkt niet altijd, zogenaamde “kinderziektes”. Vragen over het gebruik van materiaal en/ of de toepassingen blijven te lang liggen. Daardoor stagneer je.
23
Heeft dit invloed op je motivatie en hoe beoordeel je jouw motivatie nu? Ondanks de belemmerende factoren beoordelen de deelnemers zich tussen de 7½ en 8½. De deelnemers geven aan dat bovengenoemde belemmeringen, invloed hebben in de vorm van irritatie/ frustratie.
Welke vaardigheden moeten de leerlingen hebben om ICT te integreren? -
Leerlingen moeten weten hoe ze de computer opstarten en afsluiten. Leerlingen moeten gericht kunnen zoeken op Internet. Leerlingen kunnen bewerkingen uitvoeren in het programma Word, zoals knippen, plakken, PowerPoint. Leerling heeft kennis van het digitale bord. Leerlingen moeten weten dat letters in verschillende vormen terug kunnen komen bijvoorbeeld hoofdletters, cursief.
het schriftelijke werk voor de (niveau)groep. Digitale inhouden worden door een aantal leerkrachten ingezet in een individueel handelingsplan. Een enkeling geeft aan dit niet te doen door de eenzijdigheid van rekenweb. De gedachte is dat het voor leerlingen snel saai wordt.
Welke mogelijkheden zie je om ouders middels Fronter te betrekken? Mogelijkheid tot informatieverschaffing. Ouders kunnen zien wat hun kind doet. Ouders zijn middels een brief ingelicht over het gebruik van Fronter. De ouders hebben een inlogcode. De leerkrachten geven aan dat dit proces nog moet groeien. Als zij zelf vaardiger worden binnen Fronter, kunnen zij ouders gemakkelijker stimuleren. Doordat Fronter nu nog niet geheel duidelijk is, hebben ze een gematigd zicht op de mogelijkheden om ouders te betrekken.
Ervaringen Fronter Fronter biedt erg veel mogelijkheden, maar wordt nog ervaren als een onbekend terrein. De gebruikswaarde is nog niet geheel duidelijk. Er is een wens vanuit enthousiasme om ervaringen op te doen met Fronter, maar hier speelt de factor tijd een rol.
14.4 RONDETAFELGESPREK LEERLINGEN
Respondenten De eerste groep bestond uit zes leerlingen in de leeftijd van 8-9 jaar. De tweede groep bestaat uit zes leerlingen in de leeftijd van 12 jaar. De leerlingen zijn aangewezen door de leerkracht. Om te zorgen dat de leerlingen hun eigen antwoord kunnen geven, mogen ze bij iedere gestelde vraag eerst nadenken en het voor zichzelf opschrijven.
Beschikken de leerlingen thuis over een computer? Alle leerlingen beschikken thuis over een of meer computers. Elf leerlingen geven aan er thuis ook zelfstandig op te mogen werken. Een enkeling geeft aan dat de computer alleen door de ouder gebruikt wordt.
Wie gebruikt hem en waarvoor? De computers worden thuis voornamelijk door het hele gezin gebruikt. Enkele leerlingen beschikken over meerdere computers, waardoor de leerlingen de computer delen met alleen broers of zussen. De leerlingen die deelnemen aan dit gesprek gebruiken de computer thuis het meest voor spelletjes, MSN en muziek luisteren. Enkele leerlingen ondernemen ook activiteiten zoals het opzoeken van onderwerpen voor werkstukken of vakanties.
Hoofdstuk: 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen
Dit gesprek is twee keer gehouden.
24
Geen van de leerlingen zit samen met een ander gezinslid achter de computer.
Als er informatie van je groep op de weblog zou staan, zou je je ouders vragen ernaar te kijken? Allen geven aan dat ze denken dat hun ouders gaan kijken. Ze denken tevens dat hun ouders het ook leuk vinden de informatie te bekijken zoals foto’s, afspraken of het lesrooster. Zelf zouden de twaalfjarige leerlingen op de klasseweblog kijken als het lesrooster erop staat. Ze vinden het prettig als ze thuis kunnen zien welke veranderingen er zijn.
Ervaren ze het ook als leerzamer? De leerlingen geven aan dat het maken van werkbladen/ boeken/ schriften als leerzamer wordt ervaren. De computer ervaren ze als leuker, het boek/ schrift/ werkblad als leerzamer. Ze geven de volgende redenen aan: -
-
In een boek of schrift kun je terugbladeren, zodat je kunt zien waar je gebleven bent. De instructie is achter elkaar. Bij de instructie bij het boek/schrift kun je tussentijds de leerkracht om hulp vragen. De computer leidt af door de wetenschap dat er andere leuke dingen-”sites” te zien zijn.
Hoofdstuk: 14. Rondetafelgesprek Leerkrachten en Leerlingen
Hoe vinden de leerlingen het werken op de computer De leerlingen ervaren werken op de computer als leuk. Het meest wordt gekozen voor het bekijken van filmpjes op YouTube, internetspelletjes en informatie opzoeken op Internet. De leerlingen ervaren daarbij alle vrijheid op Internet. Ze geven aan dat ze alleen geen sex gerelateerde sites mogen bezoeken. De leerlingen ervaren het werken op een computer plezieriger als het maken van werkbladen/schriften. Het werken met Rekenweb en spellingsopdrachten wordt door de acht- en negenjarige als leuk ervaren. De twaalfjarigen rekenen niet vaak met Rekenweb en geven geen mening aan. De leerlingen ervaren dat de leerkrachten meer kunnen leren over het digitaal bord gebruik.
25