Gemeente
Südwest- Fryslân
Uw kenmerk:
leden van Provinciale Staten van Fryslân Postbus 20120 8900HM LEEUWARDEN
-
Ons nummer: u15.003909
III NII NIIINI NIH IINIIII NI IH I NI I I II
Behandeld door: mevrouw L. Zwager Telefoon: 140515
VERZONDEN
23 APR 2(115
Sneek, 22april2015 Onderwerp:
Windpark Afsluitdijk
Geachte heer/mevrouw, Enige weken geleden hebben wij opdracht gegeven voor een onderzoek naar de mogeLijkheden voor een windpark op en Langs de Afsluitdijk. Eerder hadden wij het college van Gedeputeerde Staten verzocht een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren, geLet op uw besluit d.d. 17 december 2014. Nu het college van Gedeputeerde Staten daarin voor zichzelf geen taak zag weggelegd, hebben wij besloten dit onderzoek te laten uitvoeren. De rapportage d.d. 15 april gaat hierbij. Uit het onderzoek blijkt dat een opstelling bestaande uit 3 lijnen technisch, economisch en qua planning haalbaar is. De Afsluitdijkvariant kan rekenen op de steun van onze raad en van belangrijke vertegenwoordigers uit de toeristische en recreatieve sector, zoals de Hiswa en Recron. Wij hebben de rapportage inmiddels ook aangeboden aan de Minister van Economische Zaken, de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân. Aan de leden van de Tweede Kamer hebben wij gevraagd er bij de Minister op aan te dringen zijn besluit met betrekking tot Windpark Fryslân ter herzien ten gunste van de Afsluitdijkvariant. Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Siidwest-Frysl burgemeester, loco-gemeentese retaris,
drs. H.H. Apotheker
ing. S. Joustra
In afschrift aan: college van Gedeputeerde Staten van Fryslân Bij lage(n): Quick Scan Windpark Afsluitdijk 15 april 2015 Gemeente Sûdwest-Fryslân Postbus 10.000 8600 HA Sneek BAN NL428NGH0285149431 Kvk nr. 51791811
T F E W
140515 0515-489999 info®sudwestfryslan.nl www.sudwestfrysLan.nl
Gemeenteloketten Kerkstraat 1, Boisward Marktstraat 15, Sneek Merk 1, Workum (gesloten tot eind 2015)
Gemeente
]s
/fl J....
Uw kenmerk:
De Minister van Economische Zaken, T.a.v. zijne Excellentie de heer I-1.G.J. Kamp Postbus 20401 2500EK DEN HAAG
-
Ons nummer: u15.003851
iliII 1 1 1 1I11 1 1 IIII11111 IiI!II IIllI II
Behandeld door: mevrouw L. Zwager Telefoon: 140515
VERZONDEN 23 APR Z15 Sneek, 22april 2015 Onderwerp:
Windpark Afsluitdijk
Hooggeachte heer Kamp, Ter voorbereiding op het gesprek tussen u en wethouder mw G. Akkerman op 18 mei a.s., doen wij u bijgaand toekomen de rapportage van Arcadis d.d. 15 april 201 5 over de mogelijkhed en voor een windpark op en langs de Afsluitdijk. Uit het rapport blijkt dat het technisch, economisch en qua planning mogelijk is om de Friese opgave voor windenergie te realiseren door middel van een opstelling van 3 lijnen langs de Afsluitdijk. Zoals wij eerder hebben betoogd zijn wij ervan overtuigd dat deze variant op een groter maatschappelijk draagvlak kan rekenen dan de clustervariant die wordt ontwikkeld door Windpark Fryslân. Wij weten ons daarbij verzekerd van de steun van een overgrote meerderheid in de raad en van belangrijke vertegenwoordigers van bedrijven in de toeristische en recreatieve sector zoals Hiswa en Recron. Gezamenlijk met deze partijen hebben wij bij de provincie Fryslân gepleit voor de Afsluitdijkvariant. Provinciale Staten hebben die voorkeursvariant ook bij amendement uitgesproken. Wij realiseren ons dat u -nadat u twee keer uitstel hebt verleend aan de provincie Fryslânrecent een besluit hebt genomen over de realisatie van de Friese opgave windenergie. Niettemin zouden wij graag met u de mogelijkheden voor windpark Afsluitdijk bespreken. Wij hechte eraan n u op voorhand te laten weten dat mocht u besluiten te kiezen voor de Afsluitdijkvariant in plaats van Windpark Fryslân- u van ons een constructieve, consistente en voortvarende bijdrage mag verwachten aan het behalen van de doelstellingen uit het Energieakkoord. -
Gemeente Sûdwest-Fryslân Postbus 10.000 8600 HA Sneek IBAN NL42BNGH0285149431 Kvknr. 51791811
T F E W
140515 0515-489999 infoMsudwestfryslan.nl wviw.sudwestfryslan.nl
Gemeenteloketten Kerkstraat 1, Boisward Marktstraat 15, Sneek Merk 1, Workum (gesloten tot eind 2015)
Wij waarderen het dat u ons de gelegenheid lichten.
Witt
geven een en ander in een gesprek met u toe te
Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Sûdwest-Frysi toco-gemeenteseci
ns,
( H.H. Apotheker
ing. S. Joustra
In afschrift aan: college van Gedeputeerde Staten van Fryslân Provinciale Staten van Fryslân
Bijtage(n): Quick Scan Windpark Afsluitdijk Arcadis d.d. 15 april 2015
Gemeente Stidwest-Fryslân Postbus 10.000 8600 HA Sneek I8AN NL428NGH0285149431 Kvknr. 51791811
T F E W
140515 0515-489999
[email protected] www.sudwestfryslan.nl
Gemeenteloketten Kerkstraat 1, Boisward Marktstraat 15, Sneek ?erk 1, Workum (gestoten tot eind 2015)
QUICK SCAN WINDPARK AFSLUITDIJK GEMEENTE SÛDWEST-FRYSLÂN
15 april 2015 078372572:B Definitief -
C05058.000122.0100
ARCADIS
Ouiek Scan Windpk Afsluitdijk
Inhoud 1 2
Inleiding jçanavoorwaarden
4
2.1
Inleiding
4
2.2
Water veiligheid
4
2.2.1
Inleiding
4
2.2.2
Recente inzichten t.a.v. plaatsing turbines bij waterkeringen Geldigheid van conclusies uit eerdere studies
5
Haalbaarheid van de maatregelen uit eerdere studies 2.2.4.1 Trillingen
6
2.2.3 2.2.4
2.2.5 2.3
2.4
3
5 6
2.2.4.2
Bovengrondse calamiteiten
2.2.4.3
Overige mechanismen
Conclusies waterveiligheid
Externe Veiligheid
6 7 8 12 12 12
2.3.1
Beleid windturbines
13
2.3.2
Beleid Rijkswaterstaat werken! passantenrisico
13
2.3.3
Beleid wal- en scheepsradar
14
2.3.4
Uitgangspunten Externe veiligheid
Geluid
14 14
2.4.1
Woningen
14
2.4.2
Stiltegebieden
14
2.5
Radar en laagvlieggebieden
15
2.6
Natuurwaarden
15
De opstellingen & energieopbrengst
16
3.1
Inleiding
16
3.2
Intekenen en beschrijven ops tellingen
17
3.3 4
.3
3.2.1
&adwest 1
17
3.2.2
Sddwest2
18
3.2.3
Opstelling Eneco
19
Energieopbrengst
20
Economische haalbaarheid
22
4.1
Inleiding
22
4.2
Opzet business case
22
4.3
Kosten
22
4.4
Baten
23
4.5
Business case
25
Planning energieakkoord
28
Conclusies
30
6.1
Technische haalbaarheid
30
6.2
Economische haalbaarheid
31
07837257Z5- Dcfinilt
ARCADIS
1
Quick Scan Wjndparlç AfsIuitdk
6.3 Bijlage 1
Haalbaarheid planning energieakkoord Eerste opzet faalkansberekening
31 32
Colofon
2
ARCADIS
33
0753725720. tklint[ef
Quck Scan W9ndp1 Afshjitdijk
1.
Inleiding
Namens de gemeenteraad van Sddwest-Fryslân en provinciale staten is bij het Ministerie van EZ de lijnopstelling op en langs de Afsluitdijk bepleit, in plaats van het Windpark Fryslân in het Ijsselmeer. Het college van Sddwest-Fryslân heeft besloten om een onafhankelijke QuickScan uit te laten voeren dat zich toespitst op de technische en economische haalbaarheid en de planning in relatie tot het energieakkoord. De resultaten zijn in het voorliggend rapport gepresenteerd. Het doel van het onderzoek is:
Het in beeld brengen van de technische en economische haalbaarheid van 3 opstellingen voor windenergie langs de afsluitdijk en hoe de planning van realisatie zich verhoudt met het energieakkoord. In haar vergadering van 5januari jl. heeft de raad de volgende kaders vastgesteld voor een windpark op en langs de Afsluitdijk: Het plangebied dient beperkt le worden tot de minimaal vereiste afmetingen om de opgave van 316 MW te realiseren. De voorkeur gaat uit naar een opstelling bestaande uit twee lijnen op en langs de dijk en een markering van de knik in de dijk en het sluizencomplex bij Kornwerderzand.
Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de randvoorwaarden voor de technische haalbaarheid van een windpark langs de afsluitdijk. Hiervoor zijn de belangrijkste aspecten in beschouwing genomen. Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens drie opstellingen die zoveel mogelijk binnen de technische mogelijkheden passen. Hoofdstuk 4 gaat in op de economische haalbaarheid van de drie opstellingen waarbij voor elke opstelling een business case is opgesteld en de invloed van subsidie is beoordeeld. Hoofdstuk 5 gaat in op de haalbaarheid van het windpark binnen de planriingsafspraken van het Energieakkoord en in hoofdstuk 6 zijn tenslolte de conclusies samengevat.
07c372S72 S. DçrrScf
ARCADIS
3
Quick Scan
AfskJltdijk
2 2.1
INLEIDING
Onderzocht is welke opstellirigen mogelijk zijn voor het te realiseren vermogen en binnen de geldende normen. In dit hoofdstuk zijn de kaders nader uitgewerkt waarbinnen het windpark ingepast kan worden, binnen de mogelijkheden van een quickscan. Het betreft de volgende randvoorwaa rden: Waterveiligheid. Externe veiligheid. Geluid. Natuurwaarden. Laagvlieggebieden en radar.
2.2
WATER VEILIGHEID
2.2.1
INLEIDING
Aanpak In dit hoofdstuk beschrijven wij op hoofdlijnen de impact van de turbines op de standzekerhe id van de waterkering. Dit doen wij op basis van bestaande informatie en expert-judgement. Het onderzoek van Royal Haskoning DHV uit december 2012 is een degelijke studie waarin wordt aangetoond dat het plaatsen van de turbines langs de Afsluitdijk vanuit technisch oogpunt in principe haalbaar is, mits er diverse maatregelen worden genomen. In die studie is ook een volledig, kwalitatief overzicht opgenomen van alle consequenties ten aanzien van waterveiligheid, beheer en onderhoud en toekomstvastheid. In deze quick-scan herhalen we niet al deze aspecten, maar worden nog de volgende vragen beantwoord: • Wat zijn de recente inzichten op het gebied van de plaatsing van turbines bij waterkeringe n? Lijken de conclusies vanuit de studie uit 2012 nog geldig op basis van de meest recente inzichten? Lijken de maatregelen die in 2012 zijn voorgesteld haalbaar en realistisch? Veiligheidsniveau en hydraulische randvoorwaarden De Afsluitdijk is een primaire, verbindende waterkering die op dit moment nog een veiligheidsno rm heeft voor hoogwater vanaf de Waddenzee van 1/10.000 [-/jaar]. Voor de Afsluitdijk is in het nieuwe Ontwerp(012014) en Toetsinstrumentarium (WT12017) nog geen nieuwe wettelijke veiligheidsnorm vastgesteld.
4
ARCADIS
078372572B DafinSeF .
Quck Scan Windpark Afsluftdijk
Locatie
Iabel3.2 1-1 lydraulische randvonrwaardcn Afsiutdijk Frequentie 1/10.000
Omschrijving
ToetspeiIiH [m÷NAPI [m] 2,45 5.0 5.1 2,45 2,45 5.1 5,1 2,45 5,2 2,45
Den Oever 5 5—12 12—20 : 20—25 • 25 Friese kust -
-
Tabel 1
Waternormalen
2 T,,.q
[51 5,8 5,8 5,8 5,8 5.8
I [9
-
Afsluitdijk, locatie Komwerderzand (H=hoogte; T=tijd)
Gemiddelde over en onderschnjdings frequentie perjaar overschrijding hoogwaterstanden
onderschrjding laagwaterstanden stand
cm frequentie lx per 10.000 jaar lx per 1.000 jaar lx per 100 jaar lx per 50 jaar lx per 20 jaar lx per 10 jaar lx per 5 jaar lx per 2 jaar (grenspeil) lx per jaar 2x per jaar 5x per jaar basispeil ontwerppeil
+
NAP frequentie 515 lx per 10 jaar 475 1 x per jaar 420 400
LLWS 1985.0
stand cm + NAP .220 -195 -118
375 350 330 300 275 255 220 515 480
Uitgangspunten ten aanzien
van
Opstefliugen
Bij de beoordeling van de waterveiligheid zijn de volgende uitgangspunten ten aanzien van de opstellingen gehanteerd: De turbines worden in het water aan de IJsselmeerzijde geplaatst. De eerste rij turbines wordt minimaal een halve rotordiameter vanaf de snelweg geplaatst. Dit komt neer op ongeveer 63 m vanaf de snelweg en circa 90-100 m vanaf de kruin. •
De rijen daarachter worden met een tussenafstand van circa 800-1000 m geplaatst. Deze liggen dus op ongeveer 900 m afstand van de dijk en de invloed van de 2e en 3e rij op de waterveiligheid wordt
•
Uitgaande van een afstand tussen de turbines van 500 m kunnen in de eerste rij achter de dijk maximaal 28 turbines geplaatst worden.
daarom als niet relevant beoordeeld.
RECENTE INZICHTEN TAV. PLAATSING TURBINES BIJ WATERKERINGEN Deze paragraaf bevat een beknopt overzicht van recente inzichten ten aanzien va de plaatsing van turbines bij waterkeringen. EI’TW-advies 2014 Waterschap Noorderzijivest heeft in 2014 het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) om advies gevraagd over de plaatsing van turbines op een primaire waterkering. Het ENW heeft in haar advies aangegeven dat dit niet langer als per definitie ontoelaatbaar wordt gezien, dit in tegenstelling tot de tot dusverre gehanteerde “beleidsregel” dat plaatsing in de kernzone nooit toelaatbaar is, zoals ook vermeld is in de technische haalbaarheidsstudie.
8783725726 0cfrilicI -
ARCADIS
5
___
_
Ouick Scan Wndpark Aisluitdijk
Onhvikkeling van nieuw Ontweip- en Toetsinstruinentariurn (012014 / WTI2O1 7,) In het nieuwe ontwerpinstrumentarium en toetsinstiumentarium wordt gekeken naar de toelaatbare faalkans per mechanisme. Voor elk mechanisme is een zogenaamd “faalkansbudget” beschikbaar. In onderstaande figuur hebben we hiervan een mogelijke verdeling weergegeven. De ontwikkeling van dit instrumentarium is op dit moment nog gaande zodat de verdeling nog conceptueel is.
1
L ‘ôîeng
24%
24%
4%
10%
8%
30%
Figuur 1 Conceptuele faalkansbegroting per faalmechanisme als percentage van de overstroming skansnorm Voor de huidige studie wordt aangenomen dat de invloed van de turbines op de (macro)stabi liteit onder de “directe faalmechanismen” valt en dat “bovengrondse calamiteiten” zoals mastbreuk onder de “overige faalmechanismen (30%)” kunnen worden ingedeeld. Deze verdeling sluit aan bij de actuele ontwikkelingen in andere projecten. Als de Afsluitdijk uitgekiend wordt versterkt en er geen enkele extra (al dan niet verborgen) veiligheidsgebreken zijn ten opzichte van de vereiste faalkans, dan wordt de plaatsing van turbines gecompliceerd. Er moeten dan, in aanvulling op de versterking, in ieder geval aanvullende maatregelen worden getroffen om de toename van de faalkans te compenseren. Reeds gerealiseerde locaties Er zijn im-niddels op een aantal locaties al turbines op of vlak langs een (primaire) waterkering geplaatst, zoals in Flevoland (beschermingszone) en op de Slufterdam (kernzone) bij de Tweede Maasvlakte, hoewel de laatste formeel geen primaire waterkering is. Lipdate Handboek Risicozonering In mei 2013 is versie 3.0 verschenen. In september 2014 zijn enkele kleine wijzigingen doorgevoerd. Ten tijde van het opstellen van de RHDI-IV-studie was de update in voorbereiding. In deze studie is gebruik gemaakt van de versie uit 2005. In de studie is destijds geen faalkansberekening uitgewerkt. Wel is aangegeven dat de plaatsing mogelijk is, mits de turbines aantoonbaar een hoger veiligheidsni veau hebben (in ieder geval hoger dan de generieke faaldata uit de toenmalige versie van het Handboek Risicozoneririg).
2.2.3
GELDIGHEID VAN CONCLUSIES UIT EERDERE STUDIES
Op basis van de bovenstaande recente inzichten is er op dit moment geen aanleiding om de conclusies ten aanzien van de technische haalbaarheid van de turbines in twijfel te trekken.
2.2.4
HAALBAARHEID VAN DE MAATREGELEN UIT EERDERE STUDIES
In de eerdere technische haalbaarheidsstudie [Ref. 011 is aangegeven dat de plaatsing mogelijk is, mits de turbines aantoonbaar een voldoende hoog veiligheidsniveau (betrouwbaarheid) hebben, wat in ieder geval hoger ligt dan de generieke faaldata uit de toenmalige versie van het Haridboek Risicozonering).
6
ARCADIS
ij70312572 5. Dan,Iie
Qukk Sca Windpk Afsluitdijk
Voor deze quick scan maken we onderscheid tussen: Trillingen die de standzekerheid kunnen beïnvloeden: Tijdens de bouwfase (bijvoorbeeld door heien). In de gebruiksfase (bijvoorbeeld door dynamische windbelasting, of de passage van rotorbladen —
—
langs de mast). Bovengrondse calamiteiten: bijvoorbeeld bladbreuk of gondelval. Overige risico’s: toename van het risico op piping onder de kelder van de turbine, indringing van grondwater langs de funderingspalen, bovenbelastingen door onderhoudsvoertuigen en bouwkranen, et cetera.
2.2.4. 1
TRILLINGEN
Trillingen in de ondergrond kunnen op verschillende manieren leiden tot een afname van de veiligheid van de dijk: De versnellingscomponent vormt een extra belasting voor het grondlichaam. De grond kan verweken (liquefactie): de grondsterkte neemt af wat invloed kan hebben op de stabiliteit van de dijk. Door verdichting van de grond kan de kruirihoogte afnemen. Trillingen in de installatiefase In de bouwfase kunnen trillingen ontstaan door het aanbrengen van de palen, maar ook door andere installatiewerkzaamheden. Hoewel deze trillingen niet buiten beschouwing gelaten mogen worden, zijn ze van korte duur en relatief goed te beheersen en eventueel zelfs (bijna) volledig te vermijden: De turbines kunnen worden opgebouwd buiten het stormseizoen, waardoor er voldoende tijd is om de waterkerende functie te herstellen in geval van problemen. • Er kan gebruik worden gemaakt van een trillingsarm of trillingsvrij paalsysteem, of van ontlastbronnen om accumulatie van wateroverspanningen te voorkomen. Daarnaast zijn deze trillingen kortdurend en is de trillingsbron direct uit te schakelen als zich problemen voordoen. De trillingen veroorzaken een extra horizontale en verticale belasting op de grond in, onder en deels ook naast de dijk. Deze extra belasting kan leiden tot een afname van de stabiliteit, die bijvoorbeeld bepaald kan worden met een quasi-statische, analytische berekening met D-Geostability. Deze trillingen dempen normaliter binnen enkele tientallen meters uit. Als er al maatregelen nodig zijn, dan kan hiervoor relatief eenvoudig een extra grondberm worden aangelegd in de zone waarin de trillingen optreden die tegelijk dienst kan doen als bijvoorbeeld kraanopstelplaats. Als gevolg van de trillingen zal de grond in het dijklichaam kunnen verdichten, wat leidt tot zakking van de kruinhoogte. Dit is in de praktijk relatief eenvoudig op te lossen door te monitoren en correctief of preventief een overhoogte aan te brengen. In deze QuickScan wordt er daarom van uit gegaan dat dit geen blokkade is voor de haalbaarheid. Trillingen in de gebruiksfase Verzveking onder normale omstandigheden In de turbine ontstaan verschillende trillingen onder normale gebruiksomstandigheden: Trillingen door turbulentie van de wind rond de mast, gondel en bladen. • Trillingen als gevolg van de passage van de bladen langs de mast.
O7837272.B Dotniliel .
ARCADIS
7
Quick Scan Vandpark Arshdtdijk
Trillingen als gevolg van diverse apparatuur in de turbine, zoals generatoren en dergelijke. Trillingen als gevolg van het starten of stopzetten van de turbine. Uit metingen bij diverse turbines blijkt dat deze trillingen binnen enkele tientallen meters uitdempen. Als de stabiliteit al onvoldoende blijkt te worden door deze trillingen, dan is dit relatief eenvoudig op te lossen door over deze afstand bijvoorbeeld een steunberm te plaatsen. Verweking onder extreme om5tandigheden Extreme omstandigheden kunnen leiden tot extra wateroverspanningen in verwekingsgevoelige grondlagen en kunnen daardoor leiden tot een grotere afname van de veiligheid. Dit betreft bijvoorbeeld: De aanspraak van de noodstop van de turbine. Grotere ainplitudes van de trillings-snelheid tijdens windstoten in een storm. Hoogwater. De wateroverspanningen die hierdoor ontstaan moeten worden gecombineerd met de wateroverspanningen die optreden vanuit de normale gebruiksomstandighedert. De grootte van deze extreme belastingen in combinatie met elkaar en met de normale belastingen, moet in een volgende fase (semi-)probabilistisch worden bepaald. Bij extreme stormcondities zal de turbine niet draaien. Wel ontstaan er trillingen door turbulentie rondom de windturbine. Deze trillingen leiden, via de fundering tot een extra belastingcomponent op het dijklichaam en, afhankelijk van de grondopbouw, tot verdichting en wateroverspanningen. Als de stabiliteit al onvoldoende blijkt te worden door deze trillingen, dan is dit relatief eenvoudig op te lossen door over deze afstand bijvoorbeeld een steunberm te plaatsen. Zettingsvloeiing / afschuiving Als er in het gebied diepe stroomgeulen aanwezig zijn dan kan het talud van deze geulen instabiel worden als gevolg van de trillingen in de bouw- of gebruiksfase. Hiervoor zijn maatregelen mogelijk zoals het aanbrengen van een bestorting. Voor de huidige quick-scan wordt dit niet als belemmering van de haalbaarheid beschouwd. In het vervolg dient dit wel nader uitgewerkt te worden.
2.2.4.2
BOVENGRONDSE CALAMITEITEN
In deze paragraaf voeren we een indicatieve beschouwing uit van de faalkansen door bovengrondse calamiteiten en beoordelen we of deze passen binnen het mogelijk beschikbare faalkansbudg et. Conform het Handboek Risicozonering onderscheiden we: Breuk van een windturbineblad (bladbreuk). Omvallen van een windturbine door mastbreuk. Naar beneden vallen van de gondel en/of de rotor (gondelval). Het naar beneden vallen van kleine onderdelen. Randvoorwaarden en uitgangspunten
Voor de huidige, indicatieve beoordeling van de faalkansen wordt gebruik gemaakt van de volgende uitgangspunten. Bij vervolgstudies dienen deze geverifieerd te worden: m De werknorm voor de Afsluitdijk wordt bepaald door de strengste norm van de achterliggend e dijkringen, namelijk 1/30.000. De afkeurgrens bedraagt 2 maal de werknorm, oftewel 1/15.000.
8
ARCADIS
O7’372572 5.
Quick Scan Windpauk Afsluitdijk
Bovengrondse calamiteiten vanuit de turbine (vallende onderdelen) kunnen worden ingedeeld in de “indirecte faalmechanismen”. De waterkerende functie faalt als er schade is opgetreden door een calamiteit met de turbine EN er hoogwater optreedt tijdens het herstel van de dijk. De kans dat tijdens hoogwater een calamiteit optreedt wordt in dit geval verwaarloosd, enerzijds omdat de turbines tijdens een extreme storm niet in bedrijf zijn en anderzijds omdat de windrichting die tijdens hoogwater optreedt uit noordelijke richting zal zijn en bij binnendijkse plaatsing dan minder snel schade aan de dijk zal ontstaan. Voor de herstelduur van de dijk na inslag van een turbine-onderdeel is 360 uur aangehouden (ruim 2 weken). Er wordt op basis van engineering judgement en eerdere studies vanuit gegaan dat een turbineonderdeel wat de dijk raakt, een krater van enkele meters diep zal veroorzaken. De huidige kerende hoogte van de dijk is circa NAP +7,8 m. Bij een krater van 4 m diep hoort dan een niveau van MAP +3,8 m. Dit niveau wordt circa 1/20 jaar overschreden (zie Waternormalen Kornwerderzand).
Bladbreuk Een afgebroken (deel van een) blad wordt met grote snelheid en van grote hoogte van de turbine afgeworpen. Dit leidt ertoe dat het betreffende onderdeel ook in een relatief groot gebied kan landen en schade kan veroorzaken. Bij turbines met een vermogen van 3-6 MW is de werpafstand al snel enkele honderden meters groot. Er is op dit moment beperkte kennis over hoe groot deze schade is en welke constructieve maatregelen mogelijk zijn om deze schade te beperken. Het afbreken van een blad kan bijvoorbeeld bij overbelasting tijdens storm, vermoeiing of fabricagefouten. In dit geval falen de beveiligingssystemen van de turbine en zal de turbine overtoeren gaan draaien en vervolgens door overbelasting een blad afbreken (dit hoeft niet persé tijdens een extreme storm te zijn). In de huidige quick-scan berekening (Figuur 2) is een aanname gedaan voor de kans dat een blad na breuk op de dijk landt en hier een grote krater veroorzaakt, In een vervolgstudie dient dit nader onderbouwd te worden, bijvoorbeeld met een Monte Carlo-simulatie volgens het Handboek Risicozonering Windturbines.
Mast breuk De kans dat de dijk wordt geraakt kan worden berekend met behulp van de sectorindeling volgens het Haridboek Risicozonering. Zoals te zien is, neemt de kans dat de dijk wordt getroffen bij mastbreuk af tot 0 bij een afstand die gelijk is aan de ashoogte + de halve rotordiameter. In de huidige berekeningen wordt gerekend met de faalkans bij een afstand op circa 60 m vanaf de dijk.
Kans dat dijk wordt getroffen bij mastbreuk
•
3xIO 2c10
50
100 afstand tot dijk
J78312572 5. Dcflnil!ct
150
[mj
ARCADIS
9
Ouick Scan Windpark Atsluidjk
Figuur 2 Invloed van afstand tot dijk op falen a.g.v. niastbreuk (voor D=rotordiamcter).
Pn,i,=1,3x1OA4
per turbine/per jaar; H=masthoogte;
Gondelval In dit geval valt de hele gondel inclusief de rotor of alleen de rotor op de dijk. In de huidige quick-scan
berekeningen is een conservatieve aariname gedaan over de kans dat gondelval tot schade aan de dijk leidt.
Naar beneden vallen van kleine onderdelen Het naar beneden vallen van kleinere onderdelen, of bijvoorbeeld ijs, kan wel tot persoonlijke veiligheidsrisico’s leiden, maar lijkt voor de waterveiligheid niet relevant.
Gevolgen van bovengrondse calamiteiten Vanuit een faalkansbenadering kunnen bovengrondse calamiteiten tot falen van de waterkering leiden als: i De calamiteit leidt tot zodanige schade aan de waterkering dat de waterkerende functie niet met voldoende veiligheid gewaarborgd is (er is onvoldoende restprofiel). Deze schade niet hersteld is op het moment dat er hoogwater optreedt. Faalkaus per mechanisme De kaxis voor de verschillende calamiteiten die zijn gegeven in het Handboek Risicozonering zijn gebaseerd op een database die deels is gevuld met verouderde en/of kleinere typen windturbines. Daarom wordt ook een relatie gelegd met de veiligheidseisen vanuit de Eurocodes en de DNV guidelines. Tabel 2 Faalfrcquenties volgens Handboek Risicozonering
Bladbreuk
8,4*10’4
6,3*10’.4
8,4 *1Q4
6,2
Bladbreuk bij overtoeren (2 keer nominaal bedrijf) Mastbreuk: omvallen van de turbine door mastbreuk
5,0 *10
6 <5 *.Q’
1,3 *1 0’
5,8 *1 0’
Naar beneden vallen van hele gondel enlof rotor
4,0 *105
4,0 10’
Naar beneden vallen van overige zaken: Kleine onderdelen (bouten, kappen, etc.)
kwalitatief
kwalitatief
Breuk van qeheel blad, onder te verdelen in: Bladbreuk bij nominaal bedrijf
•
Bladdelen nadat een blad de toren heeft geraakt
m
Stukken ijs tijdens stilstand
Etirocode Constructies moeten vanuit de EU-wet/regelgeving ook voldoen aan de veiligheidseisen van de Eurocodes. De Eurocode hanteert daarvoor drie veiligheidsklassen (CC = Consequence Class). De veiligheidsklasse voor een constructie is afhankelijk van de gevolgen van het falen van de constructie en is representatief voor een referentieperiode van 50 jaar. De veiligheidskl assen met bijbehorende betrouwbaarheidsindices (fl)en de bijbehorende toelaatbare faalkansen (PF,TOEL) zijn samengevat in Tabel 3.
O.hv. faalstatistieken in [Ref. 16]
10
ARCADIS
O73î2572O
.
Quick Scai Windpk Afsluitdijk
Tabel 3 Veiligheidseisen constructies volgens Eurocode
Om een vergelijking met de veiligheidseisen voor waterkeringen (gebaseerd op faalkansen met een referentieperiode van 1 jaar) zijn in Tabel 3 de faalkansen, die representatief zijn voor 50 jaar via deling door 50 lineair 2 omgerekend naar faalkansen voor 1 jaar (zie 4e kolom). Uit Tabel 3blijkt dat bij een ontwerp van een windturbine op basis van bijvoorbeeld CC2 van de Eurocode een faalkans wordt gerealiseerd, die overeenkomt met 1,45E-06 per jaar.
DNVguidelines In de DNV guidelines voor het ontwerp van windturbines zijn de onderstaande toelaatbare faalkansen per jaar opgenomen. De omkaderde betrouwbaarheidseisen komen nagenoeg overeen met CC2 en CC3. Wanneer de turbines worden ontworpen volgens deze richtlijnen, dan lijkt het dus ook haalbaar om te voldoen aan de faalkanseis vanuit de waterkering.
Tabel 4 Betrouwbaarheidseisen per jaar volgens DNV (P=faalkans, B,=Betrouwbaarheids index) 1at,I 2—3. f;iiei
,nniL
Fni.Iure fypa
fahlilTe ‘rOhflhilIIic% Pr, mi,l concTprndiiin rehflbjliTv incliceç II,.
Less sirious
Fuilure coneaueiice Seriaus
ery seri aus
LOW SAFETY CLASS
NORMAL SAFETY CLASS
HIGH SAFETY CLASS
(siuTlil po..sil’IIITV fl,r pcisoiial lijuries and
polliition. sutali CCOIIOIULC
coIlseqtIences. nerlinible risk to life)
Ductile tailtire ss4ili ies.nve eapaCItV
(reditndnnt
personal njnri25. fatalifie. sisnificant
and siTflnifiCitllt economie pijsettences)
P01111t1011..lItd ver.’ large economie eonseqltences)
Fr
Fr /31
( o 1 ssibilit)s ft,i peisonal injuries. fafalities. pollution.
‘—
309
/3
=
t J” 3.72
Fr r 3 /
Fr
=
10”’ 4.26
-
.,ossibiliti,r fol (ltre 1
l0
Fr
3.72
/‘r’ 4.26
=
10”
sfnlCttlre)
Ductile faihire vitli iio iesei’ve capicilY
131-
(siattificani svanitir befc,re occuireilce of
Ç 10
=
Fr
4.26
/3
1 0’°
Fr
‘
1 0”°
fililtile III 11011— iecliiiid fl111 s11’IlcIlIIe)
BnrileiiiIuie
(no
V.’Otltilre
l’efore
occurreiice
of tjltue
-
1 J’
p.
,6
=
.1,75
10” 5.20
til 11011—
re(ltinclant StIlICtiLI cl
Conclusies faaiktinsbenadering n Tabel 4 is de faalkansbenadering rekenkundig uitgewerkt. Op basis van een vergelijking tussen de berekende en toelaatbare faalkansen lijkt de plaatsing van 28 turbines op ruim 60 m uit de snelweg aan de
2
De wijze van verdisconteren van ontwerplevensduur is op dit moment onderwerp van discussie in Nederland. Voor
de huidige haalbaarheidsfase wordt deze eenvoudige omrekening als voldoende beschouwd.
070372572 S DeOtihef -
ARCADIS
11
QIJICk
Scan Mnck Afsiitdijk
binnenzijde van de dijk haalbaar te zijn, mits de betrouwbaarheid van de turbine -onderdelen aantoonbaar hoog genoeg is. Voor een definitief oordeel over de faalkansen moeten nauwkeuriger studies worden uitgevoerd, en moet ook worden vastgesteld wat het faalkansbudget voor de turbines precies is.
2.2.4.3
OVERIGE MECHANISMEN
De plaatsing van de turbines kan invloed hebben op de morfologische ontwikkeling van stroomgeulen rond de dijk. Dit moet nog nader worden beschouwd op basis van rriorfologisch onderzoek. Als er voor wordt gekozen om de turbines in de 1’ lijn bereikbaar te maken vanaf het land moet de aansluiting op de dijk verder worden gedetailleerd. De erosiebestendigheid van de bekleding is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
2.2.5
CONCLUSIES WATERVEILIGHEID
Op basis van de uitgevoerde quick-scan beschouwingen wordt geconcludeerd dat: • Trillingen wel een aandachtspunt zijn, maar niet per definitie een belemmering zijn voor de haalbaarheid. De h.irbines worden op relatief grote afstand van de dijk geplaatst en met relatief eenvoudige maatregelen kan de stabiliteit van de dijk worden vergroot als de trillingen tot een te grote afname van de stabiliteit leiden. Wel is nog nader onderzoek nodig naar de aanwezigheid van stroomgeulen en de bijbehorende kans op afschuiving en/of zettingsvloeiing. • Bovengrondse calamiteiten (bladbreuk, rnastbreuk, gondelval) lijken te passen binnen de faalkansbegroting. Het definitieve budget en de dito kansen moeten nog wel nauwk euriger worden vastgesteld. Het verdient aanbeveling om hierbij op korte termijn het ENW om advies te vragen. De morfologische effecten van de turbines moeten nog worden onderzocht. De inpassing van eventuele toegangswegen of kraan/onderhouds-platform moet en verder worden uitgewerkt.
2.3
EXTERNE VEILIGHEID
In deze paragraaf worden de overige relevante risico’s van de plaatsing van een windturbine beschreven. Voor de leesbaarheid volgt hier een uitleg van een aantal kernbegrippen. Plaatsgebonden risico en groepsrisico Bij externe veiligheid wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) kijkt naar het risico dat een (beperkt) kwetsbaar object loopt door de betreffende inrichting of installatie (in dit geval de windturbine). Het groepsrisico (GR) is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan personendichtheid binnen het invloed gebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen en in deze QuickScan dus niet relevant Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object Er wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De norm voor plaatsgebonden risico is voor kwetsbare objecten een grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde. Veiligheidscontour De norm voor externe veiligheid is uitgedrukt in kansen: -
12
1 per 100.000 (10) voor het plaatsgebonden risico van beperkt kwetsbare objecten
ARCADS
C783722B
.
Quick Scan Windpark Afsluitdijk
-
-
1 per 1 miljoen (10-6) voor het plaatsgebonden risico van kwetsbare objecten 1 per 10 miljoen (10-7) voor het groepsrisico
Directe en indirecte risicobron Bij een inrichting met op- en overslag van gevaarlijke stoffen hoeven de cumulatieve effecten niet altijd meegenomen te worden. Bij een windturbine is het echter wel noodzakelijk om ook de indirecte gevolgen van een incident met een windturbine voor de plaatsing van de turbine al in kaart te brengen. Een bestaande risicobron krijgt een verhoogde ongevalskans als de trefkans van een windturbine reëel is. Waruseer een wiek van een windturbine afbreekt en daarmee de afsluitdijk beschadigt, dan ontstaat er een veel groter risico, namelijk een overstroming. In het geval van waterveiligheid spreken we daarom van een indirecte risicobron.
2.3i
BELEID WINDTURBINES
Bij de beschouwing is rekening gehouden met een generieke windturbine. Het Handboek Risicozonering, versie 2.0, bevat een tabel met veiligheidsafstanden die gebaseerd zijn op generieke gegevens van windturbines. Algemeen kan gezegd worden dat de 10.6 countour gelijk is aan de werpafstand bij nominaal toerental. Deze werpafstand verschilt per type turbine. In het handboek is daartoe een tabel opgenomen met generieke waarden:
Tabel 5 Werpafsiand en Risicocontouren windturbines landklasse IEC1 [HRWj ITTI1iT’i.i-
I6’II’I’I’
IÂIVIIêIi
i1iIPII T I
I’i’I(rIM,
I’i’II.I’II’
1000
2000
3000
4000
5000
Vermogen [kWI Ashoogte [m]
60
80
80
100
90
120
90
120
100
120
Max Werpafstand [ml: Bij nominaal toerental
131
143
158
170
176
193
186
204
202
214
Bij over toeren
389
406
457
473
507
531
543
568
585
602
6 PR=10
131
143
158
170
176
193
186
204
202
214
PR
32
32
45
45
55
55
63
63
71
71
=
i0
Binnen de 6 PR10 contour mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen, zoals vastgelegd in het Handboek Risicozoneririg. Bij de locatiekeuze moet eerst rekening worden gehouden met de ligging van kwetsbare objecten ten opzichte van de PR10 6 contour van de windturbine. De PR10 6 contour is per type windturbine verschillend. Deze quickscan gaat uit van een generieke windturbine. Zodra de keuze voor een specifiek type windturbine is gemaakt, dan dient een risicoanalyse van de windturbine te worden PR1O contour te bepalen. opgesteld om de exacte afstanden van de 6
2.3.2
BELEID RIJKSWATERSTAAT WERKEN / PASSANTENRISICO
De locatie van de nieuwe windturbine is in de buurt van Rijkswaterstaat werken, maar niet op RWS terrein. In dit geval geldt alleen artikel 4 van de ‘Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over RWS werken’. Dit artikel verbiedt plaatsing van windturbines op minder dan 50 meter afstand uit de rand van de vaarweg en op minder dan 30m uit de rand van de verharding van een Rijksweg.
073372572:5 3sf staf -
ARCADIS
13
Quick Scan Windpar A[sluitdijk
Aanvullend mag een turbine niet over de weg draaien en geldt dat de turbine op een minimale afstand dient te staan van een halve rotordiameter van de windturbine. Hierbij is rekening gehouden met de aanvaardbaarheid van het passantenrisico. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over vaarwegen geldt dat alleen waterwegen die eigendom zijn van RWS externe veiligheidseisen met zich meebrengen. De omgev ing rondom andere vaarwegen en haveninsteken valt niet onder deze eisen, tenzij door bevoegd gezag wordt geëist dat de Rijkswaterstaatnorm wordt gehanteerd. Navraag bij het bevoegd gezag is nodig voor de locaties om deze eisen vast te stellen. De afstand tot de vaarweg is dermate groot, dat er vanuit RWS waarschijnlijk geen beperkingen liggen.
2.3.3
BELEID WAL- EN SCHEEPSRADAR
Met wal- en scheepsradar hoeft geen rekening te worden gehouden, want dit geldt alleen als sprake zou zijn van een windturbine met een wiekdiameter kleiner dan 100 meter die dan binnen de 50 meter vanuit de verharding van de vaarweg geplaatst zou kunnen worden. Dit is hier niet het geval.
2.3.4
UITGANGSPUNTEN EXTERNE VEILIGHEID
Bij het bepalen van de opstellingen zijn voor externe veiligheid de volgende uitgangspunten gebruikt: De minimale afstand tot de sluiscomplex dat wordt aangehouden is 60Dm. Dit is de maximale afstand bij overtoeren uit Tabel 5. Bij grotere turbines dan 5 MW zal een nog iets grotere afstand aangehouden worden. De afstand tot de rand van de kantverharding van de weg is de helft van de rotordiameter. De afstand tot de rand van de vaarweg is de helft van de rotordiameter . Er wordt verondersteld dat de vaarweg zelf 20Dm breed is. De totale afstand van een turbine tot het hart van de vaarweg is daarmee 10Dm + de helft van de rotordiameter.
2.4
GELUID
2.4.1
WONINGEN
Bij Komwerderzand liggen woningen. Er dient wettelijk gezien voldoe nde afstand van deze woningen aangehouden te worden. Bij een 3,3MW turbine is dat bij het windklimaat op de afsluitdijk ongeveer 400m-600m. Bij een 7 MW turbine is dat ongeveer 600m-800m. Met behulp van een geluidsberekening kan de exacte afstand worden bepaald. In deze studie wordt een afstand van minimaal 100Dm tot de woningen aangehouden, om op voldoende afstand tot het sluiscomplex te blijven. Hiermee blijft het geluidsniveau op de woningen, veroorzaakt door de turbines naar verwachting binnen de gestelde eisen.
2.4.2
STILTEGEBIEDEN
Een ander aandachtspunt zijn de stiltegebieden nabij de afsluitdijk. Bij daadwerkelijk inpassing van de
turbines dient het effect van de turbines op deze stiltegebieden onderzocht te worden.
14
ARCADIS 078372572.6.
Quick Scan Windpark Afsluitdijk
2.5
RADAR EN LAAGVLIEGGEBIEDEN
In onderstaande afbeelding is een uitsnede gemaakt van de laagvlieggebieden van Defensie. Op deze kaart zijn tevens contouren rondom de radar van defensie (Leeuwarden) en de luchtverkeersradar nabij de Kooij eprojecteerd.
—
IIo,L jhtIIen L,aovli.g,autcs helikopters en proptllorvlietulen L5slIe5pehledor.
NOfl l5lO95blCd
Afbeelding 1 Laagvlieggebieden Defensie en lange afstandsradar (LAR) Defensie en LNVL De buitenkant van de gele cirkel is een afstand van 25 km van de radar. Het blijkt dat het gehele onderzoeksgebied op meer dan 25 km afstand van de radar ligt. Tot 4 jaar geleden zou het windpark voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de radar. Sinds een paar jaar zijn deze gewijzigd en volgens de huidige richtlijnen van defensie dienen alle windparken binnen de 75 km onderzocht te worden op invloed van het windpark op de radar. Pas na dit onderzoek kan gesteld worden wat de effecten zijn op de radar. Onlangs heeft defensie de bouwhoogte boven het Ijsselmeer verhoogt tot 600 Voet
(= 182m). De tiphoogte
van een windturbine mag hier niet bovenuit komen.
2.6
NATUURWAARDEN
De effecten op ecologie worden in deze studie buiten beschouwing gelaten. Het blijkt wel dat langs de afsluitdijk veel vogels en vleermuizen zitten. Bij verder onderzoek naar dit windpark zal goed naar de effecten hiervan gekeken moeten worden.
578372572:5 DeIlniof
ARCADIS
15
Quck Scan Vndpark Afshilldijk
3;. De opstellingen & energieopbrengst 3.1
INLEIDING
De provincie Fryslân en de gemeente Sitdwest-Fryslân willen graag een windpark parallel aan de afsluitdijk ontwikkelen. Een eerste opstelling is ontwikkeld door Eneco. De gemeente heeft naar aanleiding in haar raadsvergadering besloten dat ze liever een opstelling ziet van twee lijnen, waarmee in totaal 316 MW gerealiseerd kan worden. Om het windpark te ontwerpen is eerst bepaald waar turbines geplaatst kunnen worden. In de volgende figuur zijn deze belemmeringen weergegeven.
:Be)emmeringenkaart Wjntp1jrk af&u.tdij
Afbeelding 2 Belernnieringenkaart
Tussen Breezanddijk en het sluiscomplex Komwerderzand kunnen turbines geplaatst worden. Hieronder zijn kort de overwegingen weergegeven:
16
ARCADIS
078372572 L3
.
ff
Quick Scan Windpark Afsluitdijk
Ten zuidwesten van Breezanddijk ligt een schietgebied van defensie. Het is onwaarschijnlijk dat Defensie toestemming geeft om in dit gebied turbines in het water te bouwen. Het is wel mogelijk om op de afsluitdijk zelf te bouwen, omdat dit niet in het schietgebied zelf ligt. In deze studie wordt uitgegaan van turbines in het water net ten zuiden van de afsluitdijk. In overleg met Defensie dient in een latere fase afgestemd te worden of dit geoorloofd is. Bouwen nabij het sluiscomplex Kornwerderzand zorgt voor een toename van risico’s. Het onderzoeksgebied op de afsluitdijk stopt daarom bij sluiscomplex Kornwerderzand.
‘
Door sluiscomplex Komwerderzand naar het zuiden toe is een vaarweg gelegen. Het handboek risicozonering beschrijft alleen vaarwegen als rivieren en kanalen. Volgens de ‘Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over RWS werken’ mogen windturbines op grote wateren geplaatst worden indien ze minimaal 50m of een halve diameter van de vaarweg afliggen en geen gevaar vormen voor de scheepvaart. In navolging van de opstelling van Eneco is ook in deze studie •
ervoor gekozen om op ruime afstand van de vaarweg te blijven. Er loopt een vaarroute parallel aan de afsluitdijk. Deze vaarroute is aangegeven op kaarten en lijsten van Rijkswaterstaat. Omdat het geen vaarweg betreft en windpark Friesland midden op deze vaarroute is ingepland, wordt in deze studie verondersteld dat de vaarroute geen belemmering vormt voor het windpark. Er is geldt een bouwhoogte van 182m boven een groot gedeelte van de afsluitdijk. Alle turbines in deze studie hebben daarom een bouwhoogte lager dan 182m. Er zijn veel vogels langs de afsluitdijk. Windturbines kunnen een negatief effect hebben op deze vogels. Vervolgonderzoek moet uitwijzen wat het effect van deze turbines is op vogels. Dit is geen onderdeel van deze quick scan. Tussen turbines geldt een minimale afstand van 4 maal de rotordiameter. Dit is geen harde eis, maar bij een korte afstand neemt de efficiëntie van het windpark heel snel af. Boven water dient deze afstand het liefst nog iets groter te zijn, daarom is daar waar ruimte was deze afstand opgerekt tot 5 maal de rotordiameter of meer.
•
Bij het beoordelen van de opstellingen is nog geen rekening gehouden met de beoogde vismigratierivier.
3.2
INTEKENEN EN BESCHRIJVEN OPSTELLINGEN
Biru-ten de aangegeven randvoorwaarden zijn de verschillende opstellingen van het windpark ingepast. De opstellingen zijn genaamd SddWestl, StldWest2, verwijzend naar de gemeente Siidwest-Fryslân en de richting van de opstelling vanuit de westkust van de gemeente gezien.
3.2.1
SÛDWEST 1
Deze opstelling is de enige opstelling van twee lijnen welke past binnen het onderzoeksgebied en daarbij 316 MW aan capaciteit heeft. In Figuur 3 is deze opstelling weergegeven. Deze opstelling voldoet aan alle bovengenoemde criteria. De grootte van de turbines maakt dat deze aan de kant van het Ijsselmeer in het water geplaatst dienen te worden. En wel op een afstand van minimaal 63m uit de rand van de weg op de afsluitdijk.
070372572 8- DetniOct
ARCADIS
17
Quek Scan Vvndpark AFsluitdijk
Figuur 3: Opstelling Stidwesti Mogelijk kan de meest zuidelijke lijn iets naar het zuiden of naar het noorde n worden verschoven of enigszins worden gedraaid, maar voor de business case heeft dit weinig tot geen effect.
3.2.2
SÜDWEST 2
Omdat er eigenlijk geen andere opstelling van 316MW past binnen de gesche tste kaders is gekozen voor een variant van 3 lijnen, welke visueel de minste impact heeft, bezien vanuit de westkust van de gemeente Stidwest-Fryslân. In Figuur 4 is de opstelling weergegeven.
18
O7872572 8-
Cuick Scai ndpa1 AfuIuitdk
Figuur 4: Opstelling Sûdwest2 Deze opstelling zorgt er met de schuine lijn voor dat aan de kant van Friesland er twee rijen staan. Dit worden in het midden van de afsluitdijk drie rijen, maar dat is op bijna 10 km van Friesland. Het effect van deze derde lijn is daarmee naar verwachting erg klein.
3.2.3
OPSTELLING ENECO
De opstelling van Eneco heeft 3 lijnen parallel aan de afsluitdijk. In onderstaande figuur worden deze lijnen weergegeven. Het betreffen 28 x 3,3 MW molens ép de Afsluitdijk (93 MW) en 42 x 6,15 MW molens in het Ijsselmeer (258 MW). Oftewel ruim 350 MW op Fries grondgebied, dat is ruimschoots voldoende voor realisatie van de Friese doelstelling (PS besluit stelt 316 MW benodigd).
O78372’725
-
ARCADIS
19
Ouck Sean Wiank Ashiildij
1
3.3
ENERGIEOPBRENGST
In onderstaande tabel is een overzicht van de opstellingen gegeven met de bijbehorende energieopbrengst. Deze energieopbrengst is bepaald bij een gemiddelde windsnelheid van 8,9 m/s op 100m hoogte. De energieopbrengst is gebaseerd op een cijfers van een gevalideerd meteorologis ch weersmodel. De P50 opbrengstberekening geeft aan wat de te verwachten opbrengst is. De P90 opbrengst geeft aan wat de minimale opbrengst, ervan uitgaande dat je 90% zekerheid wilt hebben. Je weet dan dus voor 90% zeker dat je de P90 opbrengst daadwerkelijk gaat halen.
20
ARCALJIS
O7i372S726-
Guick Scn Wndpark Afsluitdijk
Tabel 6 overzicbtstabel met energieopbrengst Type
aanta’
MW
Enercon E126, 7,5 MW
43
323
51
316
28
92.4
42
260.4
70
353
Opbrengst:
Vollasturen
Opbrengst (P90)
983,508
3050
761,675
1,061,607
3357
822,158
1,151,126
3263
891,486
(P50) St’idWestl
op ll9menl26m diameter Repower 6M, 6,2 MW,
SüdWest2
masthoogte 117m diameter 128m Vestas V117, 3,3MW Masthoogte 91m Rotordiameter 117
Eneco
Repower 6M, 6,2 MW, masthoogte 117m diameter_128m Totaal
De opstelling van Eneco heeft het meeste vermogen en ook de meeste energieopbrengst. De opstelling SddWesl2 heeft de meest gunstige opbrengst per geïnstalleerd vermogen (vollasturen).
07a372572:8 eerinjitdl -
ARCADIS
21
Quick Sci Windplc Afsuitdk
4 4.1
Economische haalbaarheid INLEIDING
Voor het beoordelen van de economische haalbaarheid van de onderzochte opstellingen is voor elk van de opstellingen een business case opgesteld. De resultaten voortkomend uit deze business case worden in dit hoofdstuk gepresenteerd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen een casus met en een casus zonder subsidie. Tevens is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd om mogelijke effecten te duiden die voortkomen uit: Extra kosten voor aanbevolen maatregelen in hoofdstuk 3. Samenhangende uitvoering met modernisering Afsluitdijk. Onzekerheden rond het plaatsen van turbines in het water. Verschillen tussen het plaatsen van 6,2 of 7,6 MW turbines en turbines met een vermogen van 3 tot 3,5MW.
4.2
OPZET BUSINESS CASE
Voor het analyseren van de business cases is gebruik gemaakt van “Rekenmode l Business case wind en burgerparticipatie” (RVO 2014). Dit rekenmodel is primair opgesteld met het doel om voor gemeenten het effect van verschillende participatievormen op de business case van een windproject inzichtelijk te maken. Het verkennen van de financiële impact mogelijke participatievormen vormt geen onderdeel van deze Quickscan. ARCADIS heeft het rekenmodel geactualiseerd en specifiek gemaakt voor de onderzochte opstellingen. Ilierbij is onder andere rekening gehouden met actuele kostenniveaus, de SDE+2015 regeling en de berekende energieopbrengsten.
4.3
KOSTEN
In deze QuickScan is uitgegaan van recente kentallen zoals opgenomen in het ECN Eindadvies SDE 2015 (ECN 2014). Onderstaande dik gedrukte kosten zijn in relevant voor de uitgewerkte business cases.
22
ARCADIS
O7372572 6-
Ouick Scan Windpwk Afsluitdijk
Tabel 7 kosten kentallen (ECN 2014) Wind op land
Wind op dijk
Wind in meer
Investeringskosten
1.350.000
1.530.000
2.600.000
€1 MW
Vaste O&M-kosten
15.300
15.300
15.300
€1 MW per jaar
Variabele O&M-kosten
0,0143
0,0143
0,0213
€1 kWh
Referentiesituatie
50 MW
50 MW
150 MW
Kostenpost
De kentallen uit het eindadvies van ECN voor wind op meer zijn gebaseerd op een referentie-situatie (150 MW) die kleiner is dan het windpark afsluitdijk (316 MW). De kosten kengetallen zijn daarmee een overschatting. Een groter windpark levert immers schaalvoordelen op. Tevens zijn er in de plaatsing kosten voordelen te verwachten door de inzet van grotere turbines. Gebruik van de kentallen uit het eindadvies van ECN resulteert in een conservatieve casus. Ten behoeve van de gevoeligheidsanalyse is ervoor gekozen om de resultaten van de business case tevens te beschouwen bij investeringskosten van 2 miljoen euro per MW.
4.4
BATEN
Verkoop van elektriciteit Opgewekte elektriciteit uit het windpark afsluitdijk zal geleverd worden aan het elektriciteitsnet. De opbrengsten van het verkopen van elektriciteit zijn in Nederland onvoldoende om de exploitatie van een windpark sluitend te krijgen binnen een commercieel acceptabele periode van 15 jaar. Om te komen tot projecten die commercieel interessant zijn is er subsidie nodig.
Subsidie De voornaamste mogelijkheid tot subsidie voor een windenergieproject is de SDE+subsidie (subsidie duurzame energieproductie). Met de subsidieregeling SDE+ stimuleert het ministerie van Economische Zaken de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening in Nederland. Voor het aanvragen van de subsidie is een haalbaarheidsstudie vereist waarin de haalbaarheid van het project wordt aangetoond. Daarnaast dient het windproject vergund te zijn. Gegeven de doorlooptijd bij het verkrijgen van de vergunningen kan naar verwachting in het derde kwartaal van 2017 subsidie aangevraagd worden voor windpark afsluitdijk (zie paragraaf 4.5 planning) Deze subsidieregeling wordt jaarlijks herzien. Het is derhalve onzeker of en hoeveel subsidie in 2017 daadwerkelijk beschikbaar zal zijn voor het windpark afsluitdijk. Echter, het principe van de regeling is de laatste jaren redelijk stabiel. De subsidie wordt verleend voor de hoeveelheid opgewekte windenergie. Het aanvragen van de subsidie kan op verschillende momenten in het jaar. Naar mate het jaar verstrijkt neemt de vergoeding toe en zal de nog beschikbare subsidie afnemen. Wie wat wacht tot het laatste moment maakt kans op de meest gunstige vergoeding, maar loopt de kans, dat de subsidie op is. Uitgangspunt in deze QuickScan is de SDE+regeling 2015. Door het jaarlijks aanpassen van de subsidie aan de marktsituatie is de verwachting dat bij voortzetting van de SDE+regeling deze business case in grote mate vergelijkbaar zal zijn met de situatie in 2017. In onderstaande is weergegeven welke SDE+basisbedragen (subsidie inclusief vergoeding voor de verkoop van elektriciteit) er gehanteerd.
Tabel 8
gehanteerde basisbcdragen QuickScan !Â!1rT riIT
1
Basisbedrag
0753125725- DuiniSol
1
53
1
81
‘‘1ITII,.pir4I 114
1
€1 MWI,
ARCADIS
23
BUSINESS CASE
-
—
Business
casc
-50175
1- 400 705 1 920
3.262 uur
1.151.126
352,8 MW
70
3,3 MW en 6,2 MW turbines
-570
-30 f 85 -505 1 -360
630 1 825
3.357 uur
1.061.607
40
u5322
ARCADIS
25
en Geconcludeerd kan worden dat het windpark afsluitdijk subsidie nodig heeft om tot een rendabele business case te komen. Het realiseren van een 316 MW windvermog binnen een opstelling van twee lijnen is mogelijk, echter doordat zogverliezen is de energieproductie per MW relatief laag. Dit is tevens te zien aan het aantal vollasturen dat circa 10% lager ligt dan bij opstellingen met 3 lijnen. Gecombineerd met het feit dat turbines van 7,5 MW ook relatief duurder zijn, maakt dat het realiseren van 316 MW windvermogen met een twee lijnsopstelling de minst gunstige business case oplevert. Kosten reducties zijn mogelijk door het wind park op te knippen in twee delen.
*
8
130
20
-
-12
-ittI)
-100
1
-210
5JU
351
-
493
b4U
Waarde van het project na 15 jaar Met subsidie (zonder subsidie)* (x miljoen euro) (x miljoen euro)
316,2 MW
3.049 uur
983.508
b41
Investering (x miljoen Euro)
51
Vollasturen (MWh / MW) 3.U41d uur
Energieopbrengst** (MWh 1 jaar)
6,2 MW turbines
25 18
322,5 MW
43
Turbines van
7,5 MW
41
Vermogen windpark
4;
Aantal turbines
ies van 7,5 MW
Kenmerken
varianten windpark afsluitdijk
Werkelijk resultaten zullen in de praktijk afwijken door veranderende marktcondities, grondstofprijzen, subsidieregeling windcondities en dergelijke. **Gemiddelde opbrengst berekend met WindPro gebaseerd op de locatie specifiek windcondities, opstelling en turbine types.
Variant Eneco (3 lijnen)
Sftdwest 2 (3 lijnen)
meer)
(1 lijnen wind op dijk met via landtong (1 lijn wind in
uawest 1 (2 lijnen wind in meer) Sûdwest 1
Variant
Tabel 9
In onderstaande tabel zijn de financiële resultaten weergegeven van de varianten die beschouwd zijn. Er is een range van investeringen en opbrengsten weergegeven.
4.5
Ouick Scan Windpak Afsluitdijk
Quick Scan Windpar AfIuitdijk
De noordelijke lijnopstelling zou in een dergelijke casus aangelegd kunnen worden vanuit een landtong. Striktgenomen valt deze opstelling dan in de categorie wind-op-dijk, waardoor de Subsidiebijdrage vanuit de SDE+ daalt.
078372572:B Dnjtieî -
ARCADIS
27
QUICk Scan Wadpat AfsMIdk
3
Planning energieakkoord
De ambitie van grootschalige hernieuwbare energieopwekking is 14 procen t hernieuwbare energieopwekking in 2020 en 16 procent in 2023 (bron: uitvoeringsag enda Energieakkoord 2015). Daarmee moet het windpark Afsluitdijk uiterlijk in 2020 operationeel zijn. De doorlooptijd van een windenergie project tot en met ingebruiknam e wordt grofweg door de volgende fases bepaald, waarmee de doorlooptijd van het vergunningentraject bepalend is: 1. Planvormingstraject. 2. Vergunningentraject. 3. Leveringstermijn windturbines en elektriciteitsinfra. Plaatsing en ingebruikname windturbines.
4.
Plan vorntingstraject T-let ruimtelijk besluit dat via de rijkscoördinatieregeling (RCR) tot stand komt is een Inpassingsplan (‘IP’). Een inpassingsplan maakt deel uit van bestemmingsplan, tenzij het inpass ingsplan zelf een andere regeling geeft. Zie artikel 3.28, lid 3, Wro. Het IP maakt van rechtswege deel uit van het onderliggende bestemmingsplan. In het IP worden het tracé en de randvoorwaar den voor de ruimtelijk relevante aspecten van het ontwerp, de exploitatie en aanleg van het windpark vastgelegd. Het IP wordt vastgesteld door de Ministers van EZ en IenM en heeft een vergelijkbare gedeta illeerdheid en (ruimtelijke) doorwerking op uitvoeringsbesluiten (het vergunningentraject) als een bestemmingsplan. Het wordt net als een bestemmingsplan getoetst aan de beginselen van een goede ruimte lijke ordening, hetgeen onder andere wil zeggen dat alle ruimtelijk relevante belangen worden afgewo gen. Vanuit de RCR gaan het IP gelijk met de vergunningaanvragen en het MER ter inzage. Het opstellen van het (voor)onterp-IP kan gelijk met de vergunningaanvragen. Dat geldt ook voor de ter inzage legging en de vaststelling. Daarmee is het vergunningentraject bepalend voor de doorlooptijd. Vergunningentraject
In haar visie op het Windpark Afsluitdijk (E-Connection en Eneco, hierna “de visie”), wordt gesteld dat “nog wel aanvullende vogelwaamemingen op het water moeten worden gedaan gedurende minimaal 12 maanden en minimaal lx per maand, om de toets van de Raad van State 3 te doorstaan”. Aangenomen dat dit onderzoek nog moet worden opgestart, wordt dit als beginpunt (Q2 2015) van de te doorlopen planning aangehouden. In haar notitie (referentie 60000269/13442846.1, 16 januari 2015, Houtho ff Buruma, hierna “de notitie”) wordt gesteld dat “Eneco heeft aangegeven dat indien de subsid iebeschikking in het eerste kwartaal van
De gemeente heeft aangegeven dat Eneco inmiddels is gestart met het onderzoek.
28
ARCADIS 07a372572 S Ontu -
Quick Scan Wndpwlr Afsluftdijk
2018 wordt verleend, het windpark Afsluitdijk in 2019 in exploitatie kan gaan”. Deze datumindicatie, Q1 2018, wordt als eindpunt gehanteerd, om de haalbaarheid van het verguriningentraject te bepalen. Op basis van de beschikbare informatie is in Figuur 5 het tijdspad geschetst. 2015 02
ACUVITET
Q3
2016 04
01
02
2017 03
Q4
01
Q2
03
2018 04
01
devergunninen 4 Start vogelwaarnemfngen, MER-procedure en averiRe bencdi Eenodigde Informatie beschikbaar om alle aanvragen te kunnen opstellen Indienen aanvragen, onder de RijP.scoördinetieregeling. proceduretermijri van 26 weken Oeschikkingefl afgegeven, start Raad van Stete-procedures streeftijd 26 weken) Indienen aanvraag SDE-ubtidIes Rood ven Stnte-proceduret doorlopen, 30E-tubid,e toegekend
Figuur 5: tijdspad vergunningentraject Op basis van bovengeschetst kader kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een haalbaar vergunningentraject, in relatie tot de beschikbare tijd. Daarbij worden echter wel de volgende kanttekeningen en risico’s geplaatst: In de visie wordt het vertrouwen uitgesproken dat de toets op natuurwetgeving kan worden doorstaan, afgaande op onderzoek uit het verleden. Dit is echter geen garantie, doch wel degelijk een absolute randvoorwaarde voor een ontvankelijke en vergunbare aanvraag, alsmede het succesvol •
doorlopen van de Raad van State-procedures. Het geschetste tijdspad gaat uit van kwalitatief hoogwaardig onderzoek en documentatie, zodanig dat de definitieve aanvragen ontvankelijk zijn, de proceduretermijn niet tijdelijk stopgezet hoeft te worden, en bij een Raad van State-procedure niet op basis van kwaliteit (of juist het ontbreken daarvan) strand. Vanwege de Rijkscoördinatieregeling, geldt het “streven” om de Raad van State-procedures binnen 26 weken af te handelen. Dit is echter geen garantie. Door eventuele uitloop hierin bestaat de mogelijkheid dat de vergunningen pas na Q1 2018 onherroepelijk worden, wat een mogelijk knelpunt kan vormen ten aanzien van het bestellen van de benodigde materialen.
Leveringstermijn windturbines en electriciteitsinfra
Na het verkrijgen van de vergunningen kan een aanvraag voor subsidie plaatsvinden. Na een positieve beschikking volgt de bestelling van de windturbines en de benodigde elektriciteitsinfra. Leveringstermijnen voor hoogspanningskabels en windturbines kunnen oplopen tot een jaar. De exacte doorlooptijd zal mede bepaald worden door de capaciteit in de markt. Plaatsing en ingebruikname windturbines
De realisatietermijn van een windpark van de omvang die hier beschouwd wordt is afhankelijk van de capaciteit in de markt om te bouwen. De eerste turbines kunnen naar verwachting 3 tot 6 maanden na start bouw operationeel zijn. Het park wordt vervolgens gefaseerd uitgebouwd en in gebruik genomen. Een realisatietermijn van één tot anderhalf jaar voor het totale project is niet ongewoon voor een project van deze omvang.
078372572:8 Do)nitie) -
ARCADIS
29
Ouçk Scan Vndpaik AuIdik
6
Conclusies
Het beoogde doel van deze QuickScan is het in beeld brengen van de technische en economische haalbaarheid van 3 opstellingen voor windenergie langs de afsluitdijk en hoe de planning van realisatie zich verhoudt met het energieakkoord. De opstellingen Sudwesti, Sudwest2 en de Eneco-opstelling lijken alle drie technisch haalbaar. Sudwesti met 2 lijnen geeft een negatieve businesscase. Sudwest2 en de Eneco-opstel ling zijn economisch haalbaar en te realiseren binnen de afspraken van het energieakkoord mits voldaan wordt aan de beschreven randvoorwaarden. De conclusies zijn in dit hoofdstuk nader toegelicht.
6.1
TECHNISCHE HAALBAARHEID
VJatervei1igheid Voor walerveiligheid kan, op basis van deze quick-scan en met de meest recente inzichten worden geconcludeerd dat: Trillingen een aandaclttspunt zijn, maar niet per definitie een belemmering voor de haalbaarheid. De turbines worden op relatief grote afstand van de dijk geplaatst en met relatief eenvoudige maatregelen kan de stabiliteit van de dijk worden vergroot als de trillingen tot een te grote afname van de stabiliteit leiden. Er is wel nader onderzoek nodig naar de aanwezigheid van stroomgeulen en de bijbehorende kans op afschuiving en/of zettingsvloeiing. l3ovengrondse calamiteiten (bladbreuk, mastbreuk, gondelval) lijken te passen binnen de faalkansbegroting. Het definitieve budget en de dito kansen moeten nog wel nauwkeuriger worden vastgesteld. Het verdient aanbeveling om hierbij op korte termijn het ENW om advies te vragen. De morfologische effecten van de turbines moeten nog worden onderzocht. De inpassing van eventuele toegangswegen of kraan/onderhouds-pla tformen moet verder worden uitgewerkt. Externe veiligheid 1-let beleid voor externe veiligheid is inpasbaar door uit te gaan van: m Een minimale afstand tot de sluiscomplex van 600m. Dit is de maximale
afstand bij overtoeren. Bij turbines groter dan 5 MW, is een iets grotere afstand nodig. De helft van de rotordiameter als afstand tot de rand van de kantve rharding van de weg. De helft van de rotordiameter als afstand tot de rand van de vaarweg. Met een vaarwegbreedte van 200m is de totale afstand van een turbine tot het hart van de vaarweg lOOm + de helft van de rotordiameter.
30
ARCADIS
078372572:8 Dc8nef -
Quick Scan Windpk Afskitdijk
Geluid In deze quickscan is voor geluid een minimale afstand gehouden van l000mop de woningen bij Kornwerderzand. Met behulp van een geluidsberekening kan de exacte afstand worden bepaald. Hiermee blijft het geluidsniveau op de woningen, veroorzaakt door de turbines naar verwachting binnen de gestelde eisen. Het effect van de turbines op stiltegebieden moet nader onderzocht worden. Radar en laagvlieggebieden Conform de richtlijnen van Defensie moeten alle windparken binnen de 75 km onderzocht worden op invloed van het windpark op de radar. Pas na dit onderzoek kan gesteld worden wat de effecten zijn van een windpark op de afsluitdijk op de radar. De tiphoogte van een windturbine mag niet boven de 182 meter komen volgens de meest recente eisen van Defensie. Natuur
De effecten op ecologie zijn in deze quickscan buiten beschouwing gelaten. Het blijkt wel dat langs de afsluitdijk veel vogels en vleermuizen zitten. Bij verder onderzoek naar dit windpark zal goed naar de effecten hiervan gekeken moeten worden. De opstelling van Eneco heeft het meeste vermogen en ook de meeste energieopbrengst. De opstelling SüdWest2 heeft de meest gunstige opbrengst per geïnstalleerd vermogen (vollasturen).
6.2
ECONOMISCHE HAALBAARHEID
De opstelling SddWestl, 316 MW in twee lijnen, levert de minst gunstige business case op. De business case van deze opstelling is negatief en daarmee commercieel niet aantrekkelijk. De business cases met drie lijnen ontlopen elkaar niet zo veel en zijn financieel gunstiger.
6.3
HAALBAARHEID PLANNING ENERGIEAKKOORD
Het vergunningentraject is bepalend voor de doorlooptijd. Dit traject is haalbaar in relatie tot de beschikbare tijd van het energieakkoord. Daarbij worden echter wel de volgende kanttekeningen en risico’s geplaatst: • In de visie wordt het vertrouwen uitgesproken dat de toets op natuurwetgeving kan worden doorstaan, afgaande op onderzoek uit het verleden. Dit is echter geen garantie, doch wel degelijk een
•
absolute randvoorwaarde voor een ontvankelijke en vergunbare aanvraag, alsmede het succesvol doorlopen van de Raad van State-procedures; Het geschetste tijdspad gaat uit van kwalitatief hoogwaardig onderzoek en documentatie, zodanig dat de definitieve aanvragen ontvankelijk zijn, de proceduretermijn niet tijdelijk stopgezet hoeft te worden, en bij een Raad van State-procedure niet op basis van kwaliteit (of juist het ontbreken daarvan) strand. Vanwege de Rijkscoördinatieregeling, geldt het “streven” om de Raad van State-procedures binnen 26 weken af te handelen. Dit is echter geen garantie. Door eventuele uitloop hierin bestaat de mogelijkheid dat de vergunningen pas na het 1’ kwartaal van 2018 onherroepelijk worden, wat een mogelijk knelpunt kan vormen ten aanzien van het bestellen van de benodigde materialen.
078372572:5.
ARCADIS
31
Ouick Scan Windpark Afs’uitdijk
Bijlage 1
Eerste opzet faalkansberekening
aantal turbines
[-]
CC2volgens Eurocode 28
gecombineerde kans hoogwater en schade duur reparatie
[uur]
360
360
uur per jaar
[uur]
8760
8760
CC3volgens Eurocode bron 28 360 aanname 8760
kans op waterstand> restprofiel na inslag
1-/jaar]
Pfalenlschade
1-/jaar]
2,OSE-03
2,05E-03
Bladbreuk Kans op bladbreuk per turbine Kans op raken dijk na bladbreuk Kans op krater na raken dijk Kans op falen waterkering bij schade Bijdrage faalkanst.g.v. bladbreuk per turbine Aantal turbines Totale faalkons t.g. v. blodbreuk hele traject
1-/jaar] 1-/event] [-/event] 1-/jaar) 1-/jaar]
8,40E-04 0,1 1 2,05E-03 1,73E-07 28 4,83E-O6
1,45E-06 0,1 1 2,OSE-03 2,98E-lO 28 8,34E-09
1,71E-07 0,1 aanname 1 aanname 2,05E-03 3,51E-li 28 9,84E-1O
1,30E-04 9,00E-OS 2,OSE-03 28 5,18E-O6
1,45E-06 9,50E-07 2,05E-03 28 5,47E-O8
1,71E-07 1,13E-07 berekening obv sector 2,OSE-03 28 6,47E-OS
4,00E-05 0,5 2,OSE-O3 28 1,15E-06
1,45E-06 0,5 2,OSE-03 28 4,17E-O8
1,71E-07 0,5 2,OSE-03 28 4,92E-OS
1,12E-OS
1,05E-07
1,24E-08
1/30000 1/15000 30% 15% 5% 3,33E-OS
1/30000 1/15000 30% 15% 5% 3,33E-OS
1/30000 1/15000 30% 15% 5% 3,33E-OS
Mastbreuk Kans op mastbreuk per turbine Kans raken dijk na mastbreuk Kans op falen waterkering bij schade Aantal turbines Totale faa!kons t.g.v. mastbreuk hele traject Gondelval Kans op gondelval per turbine Kans raken dijk na gondelval Kans op falen waterkering bij schade Aantal turbines Totale faalkans t.g.v. gondelval hele traject
[-j [-/jaarj
1-/jaar] 1-/jaar] [-/jaar]
[-1 f-/jaar]
1-/jaar]
[-/ event) [-/jaarl
[-] (-/jaar]
Totale bijdrage bovengrondse calamiteiten Berekening toelaatbare faalkans werknorm afkeurnorm faalkansruirnte indirecte faalmechanismen faalkansruimte niet-waterkerende objecten waarvan beschikbaar voorturbines Toelaatbare faalkans t.g.v. windturbines
32
generieke data 28
[-/jaar] j-/jaar] (%/totaal) (%/totaal) (%/totaal) [-haan
1/20
1/20
1/20 1/20> NAP +3,75m 2,OSE-03
ARCADIS 07D372572 S Ddinef -
Quick Sc, Windpah Afduildijk
Colofon QUICK SCAN WIN DPARK AFSLUITDIJK OPDRACHTGEVER: Gemeente Siidwest-Frys1ân
STATUS: Definitief
AUTEUR: ing. P. Hartskeerl T. Simon MSc drs. ing. F.E. Gierman drs. G.W. Brandsen
GECONTROLEERD DOOR: ir. N.C. de Boer
VRIJGEGEVEN DOOR: drs. ing. G.H. Swinkels 15 april 2015 078372572:B
ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 4457 549 www.arcadis.nl Handelsregister 09036504
ISARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzondedngen door de wet gesteld, mag zonder schdftelijke toestemming van de rechthobbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd enlof openbaar worden gemaakt door
middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
C18372572.S. Ucr’v ,t
ARCADIS
33