Tentamen Innovatieproject Geneesmiddelen IF, 1SBI
30 maart 2010 Versieb
Met tentamen bestaat uit 39 meerkeuzevragen en 1 open vraag. Vragen 1-39 moeten op net speciale multiple choice antwoordformulier worden ingevuld (N.B.: vink op dit formulier "Versie: b" aan). Vraag 40 beantwoord je op een ander antwoordformulier. Lever beide formulieren in (en zet op beide formulieren je naam en studentnummer). Bij de multiple choice vragen moet een keuze gemaakt te worden uit a, b, c of d. Succes! 1.
In figuur 1 zien we salicylzuur, aspirine, naproxen, naproxcinod, cimetidine, peniciline, en methiciline.
i :i Y1 salicylzuur
aspirine
histamine,
'ON02
naproxen
OCH3
>CH3
OT
methicilline
Welk geneesmiddel betreft een "me-too"? a.
naproxcinod aspirine methiciline d. cimetidine 2.
Zie figuur 1. Welk geneesmiddel betreft een verbetering van een bestaand geneesmiddel door vermindering van negatieve bijeffecten? naproxcinod aspirine c. methiciline d. cimetidine
3.
Zie figuur 1. Welk geneesmiddel is afgeleid van een endogene stof? a. naproxcinod b. aspirine methiciline cimetidine
4.
Welke van de onderstaande drugs is noch endogene stof, noch natuurproduct? a. amfetamine (L GHB c. dopamine d. morfine
5.
Geef de volgorde van het proces aan volgens welk penicilline een bacterie bestrijdt 1) 2) 3) 4) 5) a. b. (c) d.
6.
overmaat water komt in de eel celwand wordt niet goed gebouwd, is misvormd < enzym transpeptidase dat bij de celwandsynthese is betrokken, wordt geremd peptidoglycan polymeren kunnen niet crosslinken eel 'ontploft
1-2-3-4-5 1-3-4-2-5 3-4-2-1-5 3-4-1-2-5 Er zijn verschillende manieren om maagzweren te geneesmiddel pakje de oorzaak van de maagzweer aan?
behandelen.
Met
welk
Proton pomp remmers Antibiotica c. Histamine H2 receptor remmers d. Operatief verwijderen van delen van de maag 7.
Bacterien kunnen op verschillende manieren resistentie ontwikkelen tegen antibiotica. Welke van de onderstaande voorbeelden is ONjuist? (a^ Afbraak van methiciline door beta-lactamase. b. Gebruik van alternatief enzym voor celwand synthese met verlaagde affiniteit voor methiciline. c. Tetracycline wordt m.b.v. een multidrug resistance pump uit de eel gewerkt. d. Aanmaak nieuwe celwand precursor met verlaagde affiniteit voor vancomycine.
8.
c. y.
Een belangrijke klasse geneesmiddelen ter bestrijding van HIV zijn reverse transcriptase remmers. Welke eigenschap van virussen maakt dit soort middelen juist geschikt voor de bestrijding van virussen i.p.v. de bestrijding van bacterien? Virussen zijn over het algemeen kleiner dan bacterien Het genetisch materiaal van virussen bestaat uit hetzij RNA, hetzij DMA, terwijl het genetisch materiaal van bacterien bestaat uit double stranded DNA Virussen zijn omgeven door een eiwitmantel, de meeste bacterien door een celwand. Virussen hebben geen eigen ribosomen, bacterien hebben deze wel.
(&J b. c. d.
Welke van de volgende stellingen zijn juist over de manieren om celdeling te stoppen: Stelling 1: Inhibition of cellcycle progression Stelling 2: Inhibition of tumor angiogenes Stelling 3: Inhibition of mitogenic signal transduction Alleen stellingen 2 &3 zijn juist Alleen stellingen 1 & 2 zijn juist Geen van de stellingen zijn juist Alle stellingen zijn juist
a. b.
9.
10.
Hieronder volgen twee uitspraken: I. Vroeger was een slechte biobeschikbaarheid de belangrijkste reden van falen van geneesmiddelen, nu zijn de belangrijkste redenen een lage efficacy en toxische bijeffecten. II. Hartkwalen zijn de belangrijkste doodsoorzaak in de Westerse samenleving. a. Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist b. Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist Uitspraken I en II zijn beiden juist Uitspraken I en II zijn beiden onjuist
11. a. (b) c. d. 12. a. (b!) c. d. 1 3.
Bij het uitvoeren van klinische studies zijn nodig: I protocol, investigator's brochure en goedkeuring van de overheid II patienteninformatie en contracten met medicatiedistributiecentra uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist uitspraak I en II zijn juist uitspraak I en II zijn onjuist Er zijn verschillende soorten klinische studies, met de volgende kenmerken I Fase II studies duren meestal 2 jaar II Fase II en Fase III studies vinden bijna altijd dubbel geblindeerd plaats uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist uitspraak I en II zijn juist uitspraak I en II zijn onjuist
Een fase 3 studie is belangrijk omdat: a. Men in deze fase de dosis voor het product gaat vaststellen b. In deze fase kan worden bevestigd dat het middel veilig en effectief is voor het gebruik in de bedoelde indicatie en patientenpopulatie c. Er in deze fase registers worden bijgehouden om te kijken hoeveel bijwerkingen er op treden bij bestaand gebruik Er voor het eerst medicijnen aan patienten worden gegeven die ook daadwerkelijk de ziekte hebben
14.
In een advertentie staat:
Gezocht: gezonde mannelijke vrijwilligers tussen de 18 en 45 jaar, die niet roken en geen medicatie gebruiken, voor een middel tegen asthma. De studie duurt drie dagen. In welke fase zit deze klinische studie? Fase I Fase 2 c. Fase 3 d. Fase 4 15. a. b. (cy» d. 16.
Op welke van de onderstaande manieren kun je in Nederland qeen handelsvergunning krijgen voor een geneesmiddel? internationale proceurde via de EMEA nationale procedure via het CBG op basis van wederzijdse erkenning internationale procedure via de FDA
Het CAM (Coordinatiepunt Assessment en Monitoring) nieuwe drugs: I komt alleen in actie als er een aanvraag wordt ingediend II wisselt informatie uit over trends met betrekking tot drugs, druggebruik, misbruik III valt onder het ministerie van VWS a. uitspraken I, II en III zijn juist b. uitspraken I en II zijn juist, uitspraak II is onjuist uitspraak I is juist, uitspraken II en III zijn onjuist uitspraak I is onjuist, uitspraken II en III zijn juist
1 7. a. (b) c. d.
Waarom vormen biologicals een aparte categoric in de WOG (wet op de geneesmiddel-voorziening)? Deze medicijnen Deze medicijnen Deze medicijnen Deze medicijnen
hebben uitgangsmaterialen die overal beschikbaar zijn hebben een niet constant productieproces hebben meer bijwerkingen dan een synthetisch product zijn heel erg goedkoop
18.
De E van ADME staat voor excretie. Dit vindt plaats via: I gal, uitademing, moedermelk, haar II huid, bloed, faeces, urine antwoord I is juist, antwoord II is onjuist antwoord I is onjuist, antwoord II is juist c. antwoorden I en II zijn beide juist d. antwoorden I en II zijn onjuist
19.
Een reden om farmacokinetiek studies te doen is: a. het bepalen van de veiligheidsmarge, gebaseerd op de geabsorbeerde dosis en de blootstelling b. het leggen van relaties tussen activiteiten en farmacologische en toxicologische effecten het creeeren van inzicht in het farmacologisch mechanisme om het verschil tussen farmacokinetiek en farmacodynamiek exact te kunnen bepalen.
20.
Bestudeer onderstaand figuur 2. 25 T-
20 4-
15 Ul
10 4 f
10
20
30
40
Hours
Figuur 2 Welke uitspraak is juist? a. b^ C d. 21.
dit geneesmiddel heeft een effect bij concentratie > 10 mg/L het duurt 10 minuten voordat er een effect wordt waargenomen werkingsduur van dit geneesmiddel is ongeveer 14 uur in maximaal 2 dagen is het geneesmiddel helemaal uit het lichaam verdwenen Zie Figuur 2. Welke uitspraak is ONjuist?
a. In figuur 2 zie je niet de toediening van een geneesmiddel via een infuus @ De dikke horizontale lijn bij III geeft de biobeschikbaarheid weer c. De oppervlakte onder de curve (II) geeft de totale hoeveelheid geneesmiddel in het '• bloed weer (4/ De maximale concentratie in het bloed is ca. 10 mg/L
22.
Figuur 3 toont de metabolisme routes van codeine, een zwakke pijnstiller. Codeine is een zogenaamde "prodrug", het farmacologische effect wordt voornamelijk veroorzaakt door morphine, een sterke agonist van opiumreceptoren. opioid activity in brain
0-methylation
phase II
COMT glucuronidation UGT2B7
glucuronidation
UGT2B7
glucuronidationXjGT2B7 glucuronidation UGT2B7
"
H3C-O
O-Gluc
norcodeine-6-glucuronide
H3C-0
D-Gluc
codeine-6-glucuronide
-Glue Gluc-0 morphine-6-g/ucuronide
CH3
OH
morphine-3-glucuronide
Figuur 3 Hieronder volgen twee uitspraken: I. CodeTne heeft een versterkt pijnstillend effect op mensen met verminderde CYP2D6 activiteit als gevolg van genetisch polymorfisme. II. CodeTne heeft een versterkt pijnstillend effect op mensen die een halve liter grapefruitsap hebben gedronken. Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist c. Uitspraken I en II zijn beiden juist d. Uitspraken I en II zijn beiden onjuist 23.
Zie figuur 3. Welke metabolieten van codeme worden via de nieren uitgescheiden? a. norcodeine, morphine, en normorphine b. morphine norcodelne-6-glucuronide, codeTne-6-glucuronide, morphine-6-glucuronide. d. Normorphine
morphine-3-glucuronide,
24.
In figuur 4 de variatie in percentages lichaamsvet en wateropslag (y-as) met toenemende leeftijd (x-as). o Total body water & ExtraceHuiar water a Body Fat
,-'•" 0
Birth 3 mos 6 mos 9 mos
1 yr
5 yr
10 yr
20 yr
40 yr
Figuur 4 Variatie van deze parameters heeft vooral invloed op: a. b. r .t .
§ 25.
De absorptie van geneesmiddelen De distribute van geneesmiddelen Met metabolisme van geneesmiddelen De excretie van geneesmiddelen Bekijk onderstaande uitspraken: I Off-label gebuik betekent gebruik buiten de officieel goedgekeurde indicatie in de SPC II Voor de registratie van een genericum hoeven geen nieuwe preklinische en klinische gegevens worden aangevoerd
a. b. \c) d. 26.
uitspraak uitspraak uitspraak uitspraak
I is juist, uitspraak II is onjuist I is onjuist, uitspraak II is juist I en II zijn beiden juist I en II zijn beiden onjuist
Welk geneesmiddel is CEEN biological?
a. b. ,-c. d. 27.
tamiflu heparine remicade factor VIM Welk stelling is NIET juist?
a. De R&D uitgaven van de farmaceutische Industrie is de afgelopen jaren toegenomen Met marktaandeel van biotech bedrijven t.o.v. klassieke farmaceutische bedrijven is de afgelopen jaren toegenomen c. Met aantal nieuwe diagnose methodes is de laatste jaren afgenomen d. Met aantal nieuwe geneesmiddelen is de laatste jaren afgenomen
(B/
28.
Wat is GEEN nieuwe trend in de ontwikkeling van geneesmiddelen?
a. FIPCO (Fully integrated Pharmaceutical Company) b. Personalized therapeutics c. Companion diagnostics Public-Private partnerships
29.
In figuur 5 staat het werkingsmechanisme van Org25969 weergegeven. De neurotransmitter acetylcholine (Ach) stimuleert de postsynoptische nicotinic acetylcholine receptor (nAChR) . Org25696 bindt de neuromuscular blocker (NMB) rocuronium. Acetylcholine wordt omgezet in choline en acetate door acetylcholine esterase (AChE). ACbE
acetate
Or§25969 Figuur 5 Hieronder volgen twee uitspraken: I Org25969 stimuleert remming van nAChR. II Remming van AChE werkt spierontspannend. Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist c. Uitspraken I en II zijn beiden juist d. Uitspraken I en II zijn beiden onjuist 30.
Bekijk de onderstaande uitspraken over Intellectual Property I Als aanvraag procedure kun je een nationaal octrooi aanvragen voor 20 jaar of een Europese bundel van patenten voor 20 jaar II Een PCT aanvraag wordt vaak gebruikt om een voorlopig rapport te krijgen en tijd te winnen a. Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist b. Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist Beide uitspraken zijn juist Beide uitspraken zijn onjuist
31.
Waar kan in Europa een patent voor worden aangevraagd? a. Het genoom van een dier b. Een methode voor de identificatie van genen betrokken bij een ziekte c. Een methode voor een medische operatie Een methode voor de genetische manipulatie van een dier
32.
Bekijk onderstaande uitspraken: I Sildenafil en stikstofmonoxide remmen beiden phosphodiesterase 5 in het gladde spierweefsel van het zwellichaam in de penis. II De target van omeprazole werd pas ontdekt tijdens het lead optimization proces.
a. uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist b„. uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist (c)) uitspraak I en II zijn beiden juist d. uitspraak I en II zijn beiden onjuist
33.
Als er twijfel is over de samenstelling van een stof, wie beslist dan of deze stof onder farmaceutische stoffen valt? VWA IGZ c. De douane. d. FIOD_ECD
34.
Handhaving van de WOG gebeurt door I Ministerie van VWS, geholpen door o.a. Voedsel en Waren Autoriteit en de politic II Inspectie voor de Gezondheidszorg, o.a. geholpen door FIOD-ECD en Douane antwoord I is juist, antwoord II is onjuist antwoord I is onjuist, antwoord II is juist c. antwoorden I en II zijn beiden juist d. antwoorden I en II zijn beiden onjuist
35.
Welke van de onderstaande producten zijn geen geneesmiddel volgens de definitie in de WOG? p., b. c. d.
36.
pacemaker MRI contrast vloeistof Spiraaltje Deca durabolin (nandrolon) De douane heeft de volgende artikelen onderschept. Welk van de onderstaande middelen valt niet onder de WOG?
a. Flesjes met etiket en bijsluiter dat dit het ideale middel is tegen hoofdpijn en tevens geschikt is om de klachten bij overmatig alcohol(mis/ge)bruik te verminderen. Analyse wijst uit dat het spa blauw betreft. b. yoghurt per dosis van 100 g verpakt met vermelding dat het 'gezonde bacterien" bevat c. creme met vitamine E en panthenol B5, de bijsluiter vermeld dat er hydrochinon en benzofenon in zitten Chinees kruidenmiddel met bijsluiter waarop in het Engels vermeld staat dat er 'melatonine' in zit 37.
Welk criterium bij de risicobeoordeling van drugs is specifiek is voor het Nederlandse systeem in vergelijking tot het WHO systeem Het vermogen om afhankelijkheid te veroorzaken Gevaar voor de volksgezondheid c. Effect op het reactievermogen d. Criminele betrokkenheid bij productie en handel
Lees de bijbehorende tekst zorgvuldig en beantwoord daarna de volgende 2 vragen (vragen 38-39). Lees onderstaande stuk over wiegedood en beantwoord vervolgens de vragen over de vier stellingen In JAMA van november 2006 is een artikel over wiegendood gepubliceerd door Paterson et. al. Een populair wetenschappelijke nieuwssite doet daar verslag van. Daarin staat onder meer:
"De hersencellen waar het om gaat zijn de zogeheten serotonerge neuronen, die - zoals de naam al zegt - de boodschapperstof serotonine produceren. Serotonine doet van alles. Zo bemvloeden de hersencellen die deze boodschapper het lichaam in sturen de bloeddruk, de warmteregulatie, de ademhaling en bepaalde reflexen. In geval van SID gaat bij de laatste twee iets mis, vermoeden de onderzoekers. Paterson vond duidelijke verschillen. Zo bevatte de hersenstam van SID-baby's meer serotonine producerende neuronen dan die van de tien andere kinderen. Dat lijkt een raar resultaat, want meer neuronen impliceert een betere werking van de hersenstam. Maar een groot deel van die hersencellen was bij SID-baby's was erg simpel van vorm, ontdekte Paterson. Ze leken met andere woorden nog niet volgroeid. Bovendien hadden deze kinderen minder receptoren - of antennes - voor serotonine, waardoor de ontvangst van dat signaal slecht was. Samenvattend lijkt het erop dat de serotonine-huishouding in zuigelingen die plots in de wieg overlijden nog niet helemaal in orde is. Of dat nou komt doordat de hersencellen haperen die serotonine maken en afgeven, of doordat hun signalen gewoon niet goed worden opgepikt, weten de Amerikaanse neurowetenschappers niet. Maar het gevolg is dat sommige kinderen niet goed reageren als ze even te weinig lucht krijgen. Normaal gesproken wordt een baby wakker, beweegt even het hoofd om dat vervelende dekentje van het gezicht te schudden en slaapt vrolijk verder. Kindjes met een defect of onvolwassen serotoninesysteem reageren te laat of niet en stikken."
38.
Welke stelling is juist? I Bij wiegedood is de hersenstam niet volgroeid waardoor de serotinereceptoren niet goed werken II Bij wiegedood is er sprake van te weinig agonisten voor de serotinereceptor
\aj b. c. d.
39.
stelling stelling stelling stelling
I is juist, stelling II is onjuist I is onjuist, stelling II is juist I en II zijn beiden juist I en II zijn beiden onjuist
Welke stelling is juist? I Bij wiegedood heeft de baby een tekort aan serotoninereceptoren II Bij wiegedood maakt de baby teveel serotonine-antagonisten aan waardoor het signaal 'te weinig zuurstof niet of te laat wordt doorgegeven. stelling I is juist, stelling II is onjuist f. stelling I is onjuist, stelling II is juist g. stelling I en II zijn beiden juist h. stelling I en II zijn beiden onjuist
40.
Zie hieronder een schematische weergave de verschillende geneesmiddel ontwikkelingsproces (Figuur 6)
a) b) c) d) e) f) g)
fasen van
het
Geef aan bij welke nummers de 4 beslispunten liggen. Leg uit waarover besloten moet worden Geef aan over ongeveer hoeveel verbindingen/ stoffen/ geneesmiddelen je in elk van de 4 trajecten praat Schets hoe het kostenplaatje emit ziet als je op de y-as de kosten zet en op de x-as de nummers 1-16 uit bovenstaand figuur D.m.v. het patentrecht kan een fabrikant de kosten van de ontwikkeling van een geneesmiddel zoals je in d) hebt aangegeven terugverdienen. Noem nog 2 belangrijke voordelen van dit patentrecht Noem 1 manier waarop de fabrikant verlenging kan krijgen van zijn patent. Geef de drie manieren waarop een fabrikant een handelsvergunning voor een geneesmiddel kan verkrijgen.
10