‘IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER’ Juan Maria Schuver en zijn Afrikaanse collectie Henk Imanse © maart 2002
Colofon Auteur Conservator Afrika Redacteuren Foto's
Henk Imanse © Prof. Dr. R.M.A. Bedaux Paul van Dongen & Marlies Jansen Ben Grishaaver (museumobjecten)
Museum website E-mail
www.rmv.nl mailto:Bedaux@rmv
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Inleiding Het tijdperk van koningin Victoria (1837 – 1901) is in de Europese geschiedenis een periode vol paradoxen. Industrialisatie en urbanisatie staan tegenover een romantisch verlangen naar de natuur en bestudering van de provinciale folklore op een zoektocht naar de ware volksziel. Seculiere stelsels als liberalisme en socialisme, alsmede moderne wetenschappelijke theorieën wedijveren met christelijk fundamentalisme. Een ongebreideld imperialisme buiten de grenzen gaat hand in hand met voorzichtige binnenlandse democratisering. Het is ook de gouden tijd van kranten en tijdschriften. En temidden van alle nieuws kunnen bovenal berichten van en over koene ontdekkingsreizigers, of ze nu op zoek gaan naar verdwenen woestijnsteden in Centraal-Azië of aardrijkskundige raadsels zoals de oorsprong van de Nijl willen oplossen, rekenen op de aandacht van een groot lezerspubliek. Ooit volgden Nederlandse krantenlezers met gretige belangstelling het nieuws dat binnendruppelde over de buitengewone ontdekkingstochten van de in Amsterdam geboren oorlogscorrespondent Juan Maria Schuver (1852 – 1883). Van 1880 tot zijn dramatische dood in 1883 bereisde hij de zuidoostelijke Soedan en het grensgebied met Ethiopië. Al lang geleden is Schuver in de vergetelheid geraakt. Volkomen ten onrechte, want de in het Rijksmuseum voor Volkenkunde aanwezige dagboeken getuigen van een man, die het best getypeerd kan worden als iemand die zich met ware doodsverachting in het leven stortte. De door het museum in 1947 verworven Collectie Schuver bevat etnografische objecten, die de materiële cultuur welke Schuver aantrof, illustreren en die er soms de enig bewaarde overblijfselen van zijn. Goede redenen dus om nader met deze Nederlandse avonturier en verzamelaar kennis te maken.
1
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Inhoudsoverzicht Juan Maria Schuver: Van oorlogscorrespondent tot ontdekkingsreiziger · · · · · · · ·
·
Jeugdjaren (1852 – 1870) De Grand Tour (1871 – 1872) Oorlogscorrespondent in Spanje (1873 – 1876) Oorlogscorrespondent op de Balkan (1876) Naar Egypte (1877) Terug op de Balkan (1877 – 1878) Naar West-Azië (1878 – 1879) De geboorte van een ontdekkingsreiziger (1879 – 1880) · Bezinning · Londen · Opnieuw de Balkan · De Blauwe Nijl · Schuvers motieven (I) · Schuvers motieven (II) Schuver in de Soedan (1881 – 1883) · Fadasi · Tussen Blauwe en Witte Nijl · Beschuldigd van wapenhandel · Schuvers laatste tocht · Verwarring rondom Schuvers dood
De Collectie Schuver · · · · · · ·
De geschiedenis van de collectie · De hervonden manuscripten Schuver als etnoloog Schuver de verzamelaar Overzicht van de collectie (I): de etnografica Overzicht van de collectie (II): manuscripten en foto’s Gerelateerde collecties in het RMV De betekenis van Schuvers verzameling
Appendix ·
·
Publicaties van Schuver in diverse talen · Publicaties in het Nederlands · Publicaties in het Duits · Publicaties in het Frans Aanbevolen literatuur
2
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Juan Maria Schuver: Van oorlogscorrespondent tot ontdekkingsreiziger Jeugdjaren (1852 – 1870) Joannes Maria Schuver wordt op 27 februari 1852 in Amsterdam geboren. Zijn vader, Joannes Theodorus Antonius Schuver, is een rijke handelaar in koffie en thee. De moeder, Theodora Paulina Monica Roothaan, stamt uit een gegoede zakenfamilie. Schuvers ouders bezitten meerdere huizen in Amsterdam en Haarlem. Daarnaast heeft men in Heemstede het buitenhuis ‘Berkenrode’ in 1 eigendom. Vader Schuver stuurt Joannes, die enig kind zal blijven, naar een zogenaamde Franse school en vervolgens naar het befaamde St. Willibrord College in Katwijk. Op laatstgenoemde school schrijft de jongen voor het vak geschiedenis onder andere scripties over de kruistochten en de geschiedenis van Italië, een eerste aanwijzing voor zijn interesse voor het Middellandse-Zeegebied en 2 de Levant. Terwijl zijn leraren hem beschouwen als een serieuze en ambitieuze leerling die het nog 3 ver zal brengen, moeten zij ook toegeven dat hij zich geïsoleerd en onafhankelijk opstelt. Die onafhankelijkheid geldt in ieder geval het katholicisme en de kerk, waar Schuver op latere leeftijd nadrukkelijk afstand van zal nemen.
De Grand Tour (1871 – 1872) Na het voltooien van zijn middelbare schoolopleiding en het overlijden van moeder Schuver, in april 4 1871, wordt Joannes door zijn vader meegenomen op een Grand Tour door West-Europa. De twee trekken eerst naar Parijs, begeleid door Duitse dragonders die mee hadden gevochten in de Frans5 Duitse Oorlog, die net in het voordeel van Pruisen en de Duitse Bond was beslist. In Parijs maken ze 6 de opstand van de Commune mee vóór Franse troepen het verzet in de volksbuurten breken.
Barricade tussen de Rue Rivoli en de Place de la Concorde ten tijde van de Parijse Commune. 7
Vervolgens gaat het via Bayonne en Irun naar Spanje. Ergens in Spanje haakt Schuver senior af, maar Schuver junior reist in ieder geval dat jaar nog door naar Zwitserland en Noord-Italië. Dan gaat het verder over de Balkan, door Roemenië en Bulgarije, en vervolgens terug naar Midden-Italië, om in Napels te eindigen. In 1872 bezoekt hij Sicilië en reist vandaaruit naar Caïro. Te paard trekt Schuver in dertig dagen door de Sinaï naar Palestina. Via Libanon, waar hij de ruïnes van Ba’albek bezoekt, reist hij naar Syrië. Vermoedelijk pakt hij in Alexandretta de boot naar Istanbul. Na een lange tocht door Rusland, Scandinavië, Duitsland en België maakt hij een oversteek naar Londen. Bij een scheepsbotsing op de 8 Theems verliest hij alle bagage en bij de prostituee Hanna Grey mogelijk zijn maagdelijkheid. Eind november 1872 komt de twintigjarige reiziger thuis. In tegenstelling tot wat waarschijnlijk traditie zou zijn voor een jongen uit het milieu van de families 9 Schuver en Roothaan, volgt Joannes na zijn spectaculaire Grand Tour geen verdere opleiding.
3
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Oorlogscorrespondent in Spanje (1873 – 1876) De smaak van het avontuur heeft Schuver door zijn omzwervingen over het continent goed te pakken. Na in mei 1873 het tweede huwelijk van zijn vader te hebben bijgewoond reist hij in juni naar Spanje. Daar is een burgeroorlog uitgebroken die in de geschiedenisboekjes bekend zal worden als de 10 Tweede Carlistenoorlog. Schuver trekt tussen zomer 1873 en voorjaar 1876 van het ene front naar 11 het andere. In het Amsterdams Handelsblad kunnen de lezers in ongeveer zeventig brieven smullen van zijn oorlogsberichten en soms bloedstollende avonturen.
Een vrijwilliger van het Carlistische leger. (Uit: The Illustrated London News, 1 november 1873)
In de buurt van Esparraguera (Catalonië) wordt hij in september 1873 door de republikeinen ter dood veroordeeld, waarschijnlijk beschuldigd van spionage. Reeds naar een kerkhof gebracht om gefusilleerd te worden weet Schuver zich op het nippertje uit deze netelige situatie te redden. Even laat hij de oorlog voor wat hij is. Hij maakt in 1874 een reis door Marokko, van Tanger via Rabat naar Dar-el-Baida. Daarna bezoekt hij Gran Canaria en Tenerife. Per boot vaart hij naar Cadiz en Lissabon, om vanuit die stad dwars door Portugal naar Coruna te lopen. Bij Santiago de Compostella maakt hij de feestdag van Sint Jacobus mee (25 juli 1874). Dan zoekt Schuver de oorlog weer op, om precies te zijn de gevechten rondom San Sebastian. De monarchisten nemen hem in november tijdens een nachtelijke uitval gevangen, maar ook dit loopt 12 goed af. De winter van 1874 – 1875 brengt Schuver in Nederland door. Hij weet niet dat dit de laatste gelegenheid zal zijn waarbij hij zijn vader ziet. In maart 1875 gaat hij weer de grens over, op een reis die hem naar Zuid-Frankrijk, Noord-Italië, Basel, Keulen en Londen brengt. Daar steekt hij over naar Bordeaux, op weg naar Spanje, waar hij zich bij het Leger van de Ebro voegt. In de maanden die volgen kan men Schuver vinden op de slagvelden van Catalonië en Aragon. Een van de weinige exacte datums die bekend zijn, is die van zijn aanwezigheid bij het Mariafeest van Zaragossa (12 oktober 1875). Overigens moet uit het bijwonen van de religieuze feesten in Santiago en Zaragossa niet worden afgeleid dat Schuver nog praktiserend katholiek zou zijn. Het is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid juist gedurende zijn Spaanse periode dat Schuver zijn voornaam Joannes wijzigt in Juan, een naamswijziging waar ongetwijfeld psychologisch meer aan vast zit. Misschien is Schuvers levenshouding beïnvloed door een aantal opmerkelijke collegaoorlogsjournalisten, mannen van formaat als Edmond O’Donovan, John O’Shea en M.S. de 13 Montmorency. Met het regeringsleger trekt Schuver begin 1876 mee voor de beslissende campagne tegen de Carlisten. Schuver maakt de Slag bij Elqueta mee, waar hij ternauwernood ontsnapt aan een moordend vijandelijk vuur, en is aanwezig bij de inname van San Sebastian en Pamplona. Wanneer in maart 1876 de burgeroorlog is afgelopen, heeft het voor Schuver weinig zin meer in Spanje te blijven. Geen nood, inmiddels dient zich alweer een nieuw oorlogstoneel aan.
Oorlogscorrespondent op de Balkan (1876) Schuver begeeft zich naar Marseille, pakt begin mei de boot naar Bastia, en vaart vrijwel direct door 14 naar Livorno en Pisa. Daar ontmoet hij O’Donovan. Vervolgens reist hij door naar Florence, waar wij hem in juni 1876 aantreffen. In Florence komt Schuver O’Shea en de Montmorency tegen. Het
4
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
reisdoel van de verslaggevers is echter niet Noord-Italië. Na een uitstapje naar het Trasimeense Meer, waar de Romeinen op 21 juni 217 v. Chr. een vernietigende nederlaag tegen Hannibal leden, vervolgt Schuver via Ancona en Triëst zijn tocht naar Dubrovnik.
Het meer vanTrasimeno
Op 26 juni heeft hij namelijk bericht gekregen dat het Handelsblad hem heeft aangesteld als correspondent met als opdracht de te verwachten troebelen op de Balkan te verslaan. Evenzo zijn de drie andere journalisten door hun redacties op pad gestuurd. In april 1876 zijn de Bulgaren in opstand gekomen tegen het Turkse gezag en op de Balkan broeit het nu overal. Servië en Montenegro 15 verklaren beide op 30 juni de oorlog aan het Ottomaanse Rijk. Na voorbereidingen te hebben getroffen en zich geïnformeerd te hebben stuurt Schuver op 19 juli vanuit Triëst een brief aan zijn vader dat hij zich naar de Dalmatische kust zal begeven. Nauwelijks op het strijdtoneel gearriveerd wordt Schuver door de Montenegrijnen gevangen genomen. Hij wordt beschuldigd van spionage voor de Turken, maar weet zich vrij te praten. Niet erg welkom bij de Montenegrijnen besluit Schuver de oorlog dan maar te verslaan aan de zijde van de Turken. Hij legt contact met Turkse bevelhebbers, voegt zich bij het Turkse leger dat in Albanië is, en trekt met de troepen naar Herzegovina. Wanneer het kanongebulder verstomt en de oorlogshandelingen ten einde lopen, reist Schuver, naar het lijkt in gezelschap van O’Donovan, naar Athene, waar hij de jaarwisseling 1876 – 1877 doorbrengt.
Naar Egypte (1877) Na enige aarzeling over zijn volgende reisdoel besluit Schuver in de tweede helft van januari naar 16 Egypte te gaan. De hele maand februari verblijft hij in Caïro. Te oordelen naar de plaatsen van waaruit Schuver brieven stuurt aan zijn vader, volgt hij tussen maart en juni over land de route Caïro – Assiut en per boot over de Nijl het traject Assiut – Karnak – Luxor – Aswan, waarna de terugreis volgt.
Nijlboot (ansichtkaart ca. 1880)
Gedurende de tocht, waarover hij trouwens in brieven aan het Handelsblad vertelt, vermaakt Schuver zich behalve met het bekijken van de antieke monumenten onder andere met het jagen op hyena’s en 17 verwerft hij een jong leeuwtje, Jemma, dat hij in Port Said op de boot naar Nederland zet. Het
5
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
beestje zal een jaar later doodgaan. Met het Egyptisch leeuwtje stuurt Schuver ook objecten naar Nederland. Wat dat voor artefacten waren en wat ervan geworden is, is vrijwel onbekend (er is sprake van scarabeeën en lapis lazuli stenen), maar het is wel de eerste geregistreerde verzamelactiviteit van Schuver.
Terug op de Balkan (1877 – 1878) Terwijl Schuver in Egypte verblijft, breekt op 24 april 1877 de Russisch – Turkse Oorlog uit, nadat de 18 Turkse regering de door de drie grote mogendheden zeer gewenste hervormingen heeft verworpen. Schuver start begin mei aan de terugreis vanuit Assiut en haast zich naar de Balkan, waar wij hem in 19 juli aantreffen in Edirne (Adrianopel). Hij begeeft zich in augustus op weg naar Plevna (Bulgarije). Wanneer hij daar de buitenste fortificaties bezoekt, komt hij midden in een Russische kanonnade terecht, maar loopt geen schrammetje op. De belegerde Turken slaan tussen juli en september drie Russische stormaanvallen af en er blijft de Russen weinig anders over dan het garnizoen uit te hongeren. Aangezien dat nog wel even kan duren, sluit Schuver zich aan bij het leger van Mehmet Ali dat tevergeefs een tegenoffensief opent met het doel Plevna te ontzetten, en maakt de gevechten mee rond Sofia, dat voor het eind van het jaar in Russische handen valt.
Juan Maria Schuver in Philippopolis, in 1877.
Mogelijk omdat Schuver vanwege het invallen van de winter geen oorlogshandelingen van enig belang meer verwacht, verlaat hij de frontlinies en begeeft hij zich aanvang januari 1878 op ‘een reis in ballingschap’, zoals het raadselachtig heet. Bedoelt Schuver dat hij zich naar de uiteinden van de beschaafde wereld gaat begeven, net als de Romeinse dichter Ovidius die door keizer Augustus naar Tomis (het huidige Constanza) aan de Zwarte Zee verbannen werd? Of is er gewoon sprake van een melancholieke stemming? Hoe het ook zij, de reis begint in ieder geval niet goed: bij Edirne beroven Bulgaren hem van al zijn bagage en zijn Bosnisch paardje. Tot overmaat van ramp zetten de Russen Schuver gevangen op verdenking van spionage. Nadat hij op vrije voeten is gesteld, verblijft Schuver van maart tot juli in de omgeving van Istanbul. Hij leert er Turks, schaft er wapens aan en bereidt zich voor op een reis naar de Kaukasus.
Naar West-Azië (1878 – 1879) Wanneer Schuver begin augustus 1878 in Batum (Georgië) arriveert en daar de Turkse linies bezoekt, staat de stad op het punt door de Turken ontruimd en aan de Russen prijsgegeven te worden. De Turken vernietigen moedwillig de havenfaciliteiten en Schuver wordt gedwongen geëvacueerd naar Trebizonde. Vanuit die plaats maakt hij in dezelfde maand nog via verschillende trajecten twee voettochten naar Erzerum en bezoekt hij Armenië. In september gaat het – naar wij mogen aannemen te paard – via Diyarbakir en Mosul naar Bagdad. De maand daarop maakt Schuver met een priester
6
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
uit de orde der Lazaristen opnieuw een tocht naar Armenië. Kennelijk fascineert het gebied hem. Op 20 30 november beklimt hij de berg Ararat. Even waagt Schuver zich in de winter van 1878 – 1879 in Iran. Bij Dogubayezid gaat hij de TurksIraanse grens over. De tocht gaat van Maku naar Khvoy en dan naar Tabriz. Daar maakt hij het sjiïtische Moharram-feest mee, de herdenking van het martelaarschap van Hoessein. Vervolgens trekt Schuver met een Iraanse legerafdeling naar Qotur. Daar steekt hij de Iraans-Turkse grens weer over. In geforceerd marstempo begeeft hij zich over besneeuwde wegen naar Erzerum, dan in vijf dagen en nachten bijna onafgebroken doorrijden naar Trebizonde. Vanwaar al deze haast, alsof de duivel hem op de hielen zit? Misschien voorvoelt hij dat zijn vader, die in het voorjaar van 1878 al met gezondheidsproblemen kampte, stervende is.
De geboorte van een ontdekkingsreiziger (1879 – 1880) Bezinning In mei 1879 overlijdt Schuvers vader en de reizende reporter keert naar Nederland terug. Het verlies van zijn vader, met wie hij blijkens de uitvoerige correspondentie een goede band had, moet een hele klap zijn geweest. Schuver ziet zijn positie in die zin veranderd, dat hij nu de erfgenaam is van zijn vaders handel, onroerende goederen en kapitaal. Dat brengt een nieuwe verantwoordelijkheid, maar ook nieuwe mogelijkheden met zich mee. Moet hij persoonlijk vaders koffie- en theenering overnemen? Moet hij de verslaggeving vaarwel zeggen en in Nederland blijven? Is dit het moment om wellicht een huwbare vrouw te zoeken? Het zijn vragen die velen zich in een dergelijke situatie zouden stellen. Even niet de behoefte voelend aan gevaarlijke ondernemingen in door oorlog geteisterde streken reist Schuver in 1879 vooral om vakantie te houden en tot bezinning te komen. Eerst verblijft hij in Friesland en op de Friese eilanden, dan gaat hij naar Parijs en Metz, om vervolgens kriskras door 21 Zwitserland te trekken. Ook een bezoek aan Florence is bij uitstek een toeristische aangelegenheid. Door Frankrijk heen reist Schuver tenslotte naar Groot-Brittannië, waar hij ondermeer Londen en Edinburgh aandoet. Londen De jaarwisseling van 1879 – 1880 brengt Schuver in Parijs door, vermoedelijk bij zijn neef Jan Roothaan die zich daar gevestigd heeft. In een brief aan zijn oom van 31 december 1879 zou Schuver een bepaalde nieuwjaarwens geuit hebben. De brief is niet bewaard gebleven, maar zou het gaan om de wens beroemd te worden als wetenschappelijk ontdekker, mogelijk zelfs als archeoloog? Niet onwaarschijnlijk, gezien het feit dat Schuver begin 1880 naar Londen terugkeert, waar hij een verzoek 22 tot de Royal Geographical Society richt om een cursus praktische astronomie te mogen volgen. Dat vraagt hij met het oog op een voorgenomen lange tocht door Klein-Azië en Mesopotamië. Gedurende de drie maanden dat hij in Engeland is, volgt Schuver zijn cursus, schaft hij zich de benodigde instrumenten aan en koopt notitieboeken. Opnieuw: de Balkan In het voorjaar verlaat Schuver Londen. Na in Triëst op 31 mei 1880 zijn testament te hebben opgemaakt, reist hij via de Balkan – waar hij in dienst van het Albanese leger wil treden om eventueel tegen de Grieken te vechten – naar Istanbul.
Istanbul eind 19e eeuw (foto van Schuvers tijdgenoot Bonfils)
7
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
23
De Balkan, en zeker het grensgebied tussen Albanië en Griekenland, is op dit moment roerig. Bij Janina lukt het Schuver weer eens in gevangenschap te raken, ditmaal in Griekse. Ook deze gevangenschap is van korte duur, aangezien de Grieken vermoedelijk zijn verhaal geloven dat hij een toerist is –heeft hij immers niet zojuist nog het antieke Dodona bezocht en is hij niet op weg naar Korfu? Na zijn aankomst in Istanbul in november verzoekt hij de Ottomaanse regering om een vergunning om in Palmyra opgravingen te mogen verrichten op eigen kosten.
Ruïnes van Palmyra (foto van Schuvers tijdgenoot Bonfils)
De vergunning wordt hem geweigerd. Schuver besluit daarop naar Egypte te gaan en bereikt vóór de jaarwisseling Caïro.
Caïro voor 1881 (foto van Schuvers tijdgenoot Sebah)
De Blauwe Nijl Zichzelf overtreffend bedenkt Schuver het gewaagde plan de Blauwe Nijl op te varen en vervolgens het binnenland in te trekken teneinde onbekend Oost-Afrika te verkennen. Schuver wordt hierin 24 aangemoedigd door de Amerikaan Charles Stone. Die was, net als zoveel officieren, na afloop van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861 – 1864), werkloos geworden, had zijn heil in het buitenland gezocht en was in 1870 chef-staf van het Egyptisch leger geworden. De loop van de Blauwe Nijl is in die tijd dankzij de tocht van Bruce (1769 – 1772) bekend tot het Tana Meer, maar wat daarna komt is wit op de kaart. Het christelijk keizerrijk Ethiopië (toen Abessinië geheten) is voor westerlingen nog bijna even legendarisch als het in de Middeleeuwen was. Waarschijnlijk op aanbeveling van Stone voorziet Riyad Pasha, de voorzitter van de Egyptische ministerraad, Schuver van de nodige introductiebrieven voor de lokale autoriteiten in de Soedan, aangezien elke informatie over dit gebied 25 om militaire redenen uiterst welkom is. Haastig bereidt Schuver zijn tocht voor en op 1 januari 1881 gaat hij scheep om de Nijl af te varen. Hij zal onderweg door middel van correspondentie met zijn oom de meeste bestellingen doen die voor zijn expeditie noodzakelijk zijn: wetenschappelijke boeken en tijdschriften over Afrika, meetinstrumenten van diverse aard, snuisterijen en luxe geschenken om 26 cadeau te doen, en Havana-sigaren en Edammer kaas voor zichzelf. Deze moeten naar Khartoum worden verstuurd. In Egypte en de Soedan zal hij ter plekke kamelen of ezels kopen, bedienden huren, wapens aanschaffen en andere goederen die van nut zijn.
8
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Schuvers motieven (I) Gezien het feit dat tot nog toe Schuvers aardrijkskundige belangstelling gericht was op Klein-Azië, de Kaukasusregio en Mesopotamië, dat hij Turks had geleerd en van plan was er opgravingen te doen, is zijn keuze voor een ontdekkingstocht in Noordoost-Afrika verrassend. Zijn eerdere bezoeken aan Egypte waren toeristisch van aard geweest en, hoewel voorbehouden aan de Europese en Amerikaanse elite, niet bepaald bijzonder. Juist zijn tocht naar Armenië en Noordwest-Iran was 27 opmerkelijk. Het had meer voor de hand gelegen dat Schuver in West-Azië iets ondernomen had. Was Schuvers besluit zuiver ingegeven door een verlangen naar glorie en de praktische constatering dat die het best in de binnenlanden van Afrika gerealiseerd kon worden? De fameuze expedities van Burton, Speke Grant en Baker, van Livingstone en Stanley, alle tussen 1858 en 1876, hadden velen geïnspireerd en Schuver was bepaald niet de enige Europeaan die vanuit Khartoum de wildernis introk. Tussen 1872 en 1876 maakte de Oostenrijker Ernst Marno enige tochten naar de zuidelijke Soedan, en de etnisch Duitse Rus Wilhelm Junker bereisde van 1876 tot 1879 de Soedan. Vanaf 1874 was de Duitse bioloog Friedrich Bohndorff in de Soedan actief, en in 1877 was Pellegrino Matteucci de Blauwe Nijl afgevaren maar bij Bela Shangul tegengehouden. Ook Nederlanders hadden zich in het gebied gewaagd. Hierbij valt te denken aan Alexandrine Tinne en Benjamin Nachenius.
Alexandrine Tinne (1835-1869) temidden van Toeareg
Benjamin Nachenius (1840-1898)
Van de in de moerassen van de Bahr el-Ghazal gestrande expeditie van Tinne is Schuver op de 28 hoogte. Nachenius had, in zijn in 1878 gepubliceerde boek ‘Herinneringen aan Abessinië en Nubië’, met het idee gespeeld om van Egypte dwars door Gallaland naar Zanzibar te trekken. Dit was Schuver, die het werk gelezen had, niet ontgaan, maar hij had met dit gegeven kennelijk een tijd niets 29 gedaan. Hij haalde het pas uit de kast toen het plan om naar Palmyra te gaan werd gedwarsboomd door de Turkse overheid. Schuvers motieven (II) Wat zag Schuver in dit idee om zich dwars door Oost-Afrika naar de Indische Oceaan te begeven? Waarschijnlijk speelden voor Schuver commerciële motieven een rol. Per slot van rekening was in 1869 het Suez-kanaal geopend en voor de handel tussen Europa, de Rode Zee-staten en Brits-Indië leek de toekomst veelbelovend. In de dagboeknotities die Schuver van zijn Afrikaanse reizen zou bijhouden, gaf hij blijk van interesse in de middelen van bestaan, de landbouw en de nijverheid in diverse gebieden en de bestaande handelsroutes. Verder moet bedacht worden dat Schuver contact had met een zekere Eduard van Hamersveldt, die voor de Voormalige Handelsvereeniging in Luanda 30 werkte. Mogelijk had Schuver meer connecties in het bedrijfsleven. In ieder geval speculeert Schuver dat een Nederlands agentschap in Khartoum met geringe investering in ruilartikelen een grote winst zou kunnen behalen. Dit agentschap zou ten behoeve van de Nederlandse, Belgische en
9
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Rijnlandse markt gom, senna (een medicinaal kruid), ivoor en andere producten kunnen 31 32 importeren. Zowel de markt in Khartoum als die in Sennar beschrijft Schuver gedetailleerd. Het is het meest aannemelijk dat Schuver niet één, maar meerdere redenen had om op ontdekkingstocht te gaan: de zucht naar avontuur, het verlangen naar faam, en vooral de hoop veel praktische informatie, waaronder economische, te kunnen vergaren.
Schuver in de Soedan (1881 – 1883) Fadasi Met als expeditieleden Giacomo Racchetti, een Italiaanse timmerman, en Jaber, een vrijgelaten slavenjongetje, bereikt Schuver in mei 1881 na een tocht van zes maanden Fadasi, een stuk ten zuiden van de Soedanese hoofdstad Khartoum. Schuver wil onderzoeken in hoeverre Fadasi een geschikte plaats is om te dienen als uitvalsbasis voor een expeditie die uiteindelijk de kust moet 33 bereiken, ergens tussen de monding van de Juba en Zanzibar. Fadasi brengt Schuver en de zijnen geen geluk. De Italiaan sterft er, Schuver wordt ziek. Zijn paard, twee ezels, twee gazelles en twee aapjes gaan er ook dood. Het is wachten op herstel en op het aflopen van de regentijd. Ongelukkigerwijs verschijnen er juist nu Schuver in de stad is voor het eerst Egyptische soldaten, die belasting komen innen. Dat is nadelig voor Schuver, die makkelijk verdacht wordt een verkenner te 34 zijn voor de Egyptenaren. Intussen verschijnen er allerlei berichten over hem in de Europese pers, het een soms nog gekker dan het andere. Zo meent het Parijse blad L’Exploration te weten dat 35 Schuver een neef is van paus Pius IX en dat zijn eindbestemming Kaapstad is! Vanuit Fadasi verstuurt Schuver zijn eerste rapporten aan de Britse Royal Geographic Society (Londen), aan Petermann’s Geographische Mitteilungen (Gotha), L’Exploration en Afrique explorée et civilisée 36 (Geneve). Tussen Blauwe en Witte Nijl 37 In augustus 1881 trekt Schuver naar het gebied van de Oromo.
Het brongebied der rivieren Toemat, Jaboes en Jaal, kaart van Schuver gepubliceerd in het Tijdschrift van het Aardrijkskundige Genootschap
Hij presenteert zich aan de lokale heersers als de ambassadeur van de verenigde koningen van Frankistan en maakt er grote indruk wanneer hij met zijn geweer in de lucht schiet of mensen naar zijn horloge laat luisteren. De landstreken van de Oromo worden verscheurd door interne rivaliteit en bedreigd door de Ethiopiërs, die er steeds meer militaire kolonisten gevestigd hebben.
10
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Tijdens een van zijn verkenningstochten in deze streek ontdekt hij een groot meer, dat hij het 38 Haarlemmermeer doopt.
Detail van een Duitse uitgave van de kaart van Schuver met linksonder het door hem 'ontdekte' Haarlemmermeer
Jammer genoeg voor Schuver zou later blijken dat wat de Nederlander voor een meer aanzag, in feite een overstroomd gebied was. In het najaar van 1881 keert hij naar Fadasi terug. Schuver maakt er een nieuwe reisgenoot: een naamloze Hongaarse zwerver die acht talen spreekt, inclusief Latijn, maar die naar oordeel van de ontdekker verder nutteloos is voor alles wat een greintje verstand vereist. Schuver verkent vervolgens tussen december 1881 en februari 1882 de vallei van de Witte Nijl en het gebied van de Berta ten westen van Fadasi, alsmede het paradijselijke land van de Kwama in het 39 zuidwesten, tot ziekte hem dwingt terug te gaan naar Famaka.
Berta krijger (uit: E. Marno, Reisen im Gebiete des Blauen und Weissen Nil. 1869-1873)
Vanuit Famaka start Schuver eind april 1882 een tocht naar de Blauwe Nijl en het Soedanees40 Ethiopische grensgebied. Behalve door de Hongaar wordt hij vergezeld door Luigi Mondo, een Italiaanse apenjager die voor een Hamburgse dierentuin werkt Ook Jaber is nog steeds een hulpje van Schuver, maar heeft versterking gekregen van twee andere zwarte knapen, Khamis en Abina. Schuvers groepje ontmoet soms een wat vijandige houding, aangezien men hem voor een slavenhandelaar of Turkse spion houdt, maar er gebeurt niets vervelends. En Schuver is zo verstandig zich niet in gebied te wagen dat door de Ethiopiërs is gekoloniseerd en geannexeerd.
11
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Beschuldigd van wapenhandel Half juni zijn Schuver en Mondo terug in Famaka. Daar treft Schuver een tegenslag. De plaatselijke gouverneur, een Oostenrijker, beschuldigt hem van wapenhandel met de Mahdisten, 41 fundamentalistische opstandelingen in de Soedan die net aan het beleg van El Obeid zijn begonnen. Nu beschikt Schuver inderdaad over een heel arsenaal aan geweren en revolvers, omdat hij van plan is voor zijn bescherming inheemse krijgers te huren. Om die te bewapenen heeft hij meer dan 50 zeer moderne geweren en 20.000 patronen bij zich. Schuvers privélegertje zou het daarmee gemakkelijk winnen van de aanwezige Egyptische troepen. De wapens worden in beslag genomen. Op zich is de beschuldiging van wapenhandel niet uit de lucht gegrepen. Westerse wetenschappelijke expedities wilden toentertijd inderdaad wel eens wapenhandel drijven om de medewerking van lokale machthebbers te verkrijgen. Maar Schuver weigert juist altijd nadrukkelijk vuurwapens cadeau te geven of te verkopen, ook al probeert ieder lokaal potentaatje dat hij op zijn reizen tegenkomt, hem daartoe over te halen. De Nederlander is zich bewust van verschuivingen van het regionale machtsevenwicht en verhoging van het geweldsniveau die het gevolg zijn van wapenhandel, en keurt deze praktijk dan ook ten zeerste af. De ene keer dat hij er echt niet aan kan ontkomen iemand een geweer te geven, levert hij er niet de passende patronen bij, zodat het wapen niet gebruikt kan worden. Schuver moet in oktober 1882 terugkeren naar Khartoum om zich voor de autoriteiten te verantwoorden. Zo brengt hij de jaarwisseling door in Khartoum. In januari 1883 valt El Obeid in handen van de Mahdisten. Terwijl zijn zaak eindeloos in behandeling is, werkt Schuver aan drie boeken over zijn reizen en verkent hij de omgeving. Schuvers laatste tocht Nadat de beschuldiging van wapenhandel is ingetrokken, wordt Schuver door de gouverneur-generaal van de Soedan voorzien van de nodige documenten om zijn ontdekkingstocht te kunnen voortzetten. Schuver koopt voor zes maanden voorraden en verwerft nieuwe reisgezellen. Het zijn Karlo Nagy, een ontheemde, 22-jarige Hongaar die door een Duitse baron is achtergelaten en vloeiend Arabisch spreekt, leest en schrijft, en een zwart knechtje uit Darfur, genaamd Zerzur. Alles wat Schuver tot dusverre heeft verzameld aan etnografica stuurt hij op 7 juli 1883 naar Nederland. 42 Een week later verlaat Schuver Khartoum per stoomboot naar Kawa. Op de grote boot zitten ook 75 geketende criminelen die naar het zuiden verbannen worden, en 400 soldaten. De Dinka, een veetelend volk in Zuid-Soedan, zijn namelijk in deze tijd in opstand gekomen en hebben twee Egyptische garnizoenen uitgemoord.
Dinka's omstreeks 1895 (foto van Musée Maurice Castan in Brussel)
Redenen voor de opstand zijn de ronseling van 1700 soldaten binnen een half jaar en de opgelegde, onbetaalde transportdiensten die verricht moeten worden. Hoewel de situatie gevaarlijk is en het regenseizoen begonnen is, heeft Schuver allesbehalve de behoefte om in Khartoum te blijven. In Kawa stappen Schuver en zijn metgezellen over op een andere, kleinere boot naar Meshra el-Rek.
12
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Meshra el-Rek in 1879 (uit R. Gessi, Seven years in the Sudan)
Van daaruit wil Schuver naar de hoofdstad van de provincie Bahr el-Ghazal reizen, en dan zijn route naar het westen vervolgen. Al twee maanden wordt het stadje Meshra, met een garnizoen van slechts 70 man dat intussen leeft van plantenzaden, belegerd door de rebellen. Schuver heeft geen zin om maanden vast te zitten, nadat hij al zoveel tijd in Khartoum verloren heeft. Hij wil per se verder trekken en tegen alle adviezen in gaat Schuver met zijn twee makkers van boord. De garnizoenscommandant geeft Schuver vijf onbewapende Zande soldaten en een Dinka tolk mee.
Zandekrijgers
Schuver weet welk risico hij neemt en acht het zeer wel mogelijk dat hij het leven zal laten. In de laatste brief aan zijn oom schrijft hij dat het geen streven naar eer en glorie is dat hem drijft, maar dat hij bewogen wordt door iets veel nobelers, dat hij niet onder woorden wenst te brengen. Op 21 augustus bereikt het groepje, de Nederlandse driekleur meevoerend, het dorp Tek, twee dagreizen verwijderd van Meshra. Aangezien slavenhandelaren nogal eens gebruik maken van de diensten van Zande soldaten bekijkt men de onbekenden argwanend. Wanneer Schuver zijn door iemand gestolen jachtgeweer wil terugpakken, ontstaat er een schermutseling. Deze keer is het geluk niet met hem. De woedende Dinka’s rijgen Schuver, zijn twee tochtgenoten en de soldaten aan hun speren. Alleen de tolk Anyar, zelf een Dinka, overleeft de slachtpartij. Na even gevangen te zijn gezet, wordt hij al snel vrijgelaten. Verwarring rondom Schuvers dood De Britse gouverneur van de provincie Bahr el-Ghazal hoort van Anyar begin september 1883 van de 43 dood van de jonge Nederlander. Hij stuurt een verkenningsgroep naar de plek des onheils, maar die vindt geen lichamen van de expeditieleden. Het lukt de autoriteiten niet de moordenaars te arresteren. Via een Duitse reiziger bereikt het tragische nieuws Khartoum, en op 16 januari vernemen de lezers 44 van The Times het als eersten in Europa. In de aardrijkskundige wereld betreurt men het verlies van de ontdekkingsreiziger. Vanaf het moment dat het bericht van Schuvers onfortuinlijk einde in de kranten verschijnt – een door O’Shea geschreven artikel kopt zelfs met ‘Another African Martyr’ – zijn er mensen die aan zijn dood 45 twijfelen. Reeds op 15 februari 1884 claimt een Nederlandse correspondent van het Aardrijkskundig
13
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Genootschap dat hij uit betrouwbare bron in Khartoum heeft vernomen dat Schuver nog in leven is 46 als gevangene van de Mahdisten. Dit zou een truc zijn om te verhullen dat hij hun zijde gekozen had, iets waarvan hij immers beschuldigd was. Ook de in Egypte wonende Nederlander Jan Herman Insinger, handelaar in oudheden en fotograaf, die in de winter van 1883 – 1884 een reis maakt naar Wadi Halfa, gelooft graag dat Schuver een gevangene van de Mahdi is en zich tot de islam heeft bekeerd. Aangezien Schuver een groot kapitaal nalaat, is het voor zijn familie behalve emotioneel ook juridisch belangrijk om zekerheid te hebben over zijn lot. Wanneer er 1888 geruchten gaan dat Schuver in Omdurman zou zijn gesignaleerd, schakelt zijn oom het Ministerie van Buitenlandse Zaken in dat aan Londen opheldering vraagt. Een Brits onderzoek levert niets op, maar in 1891 duikt er een duur 47 horloge met Schuvers naam op in Suakin aan de Rode Zee. Pas in 1897 zal de successie van 48 Schuver zijn afgehandeld.
14
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
De Collectie Schuver De geschiedenis van de collectie De etnografica, botanica en voedingsmiddelen die Schuver in de Soedan had verzameld, verstuurde hij op 7 juli 1883 naar zijn oom F.H. Schuver in Amsterdam. Deze droeg de voorwerpen over aan de dierentuin Artis, die toen nog een volkenkundige afdeling had, waar ze in 1888 werden gecatalogiseerd. Na opheffing van deze afdeling verhuisden de objecten in 1911 naar het Koninklijk 49 Instituut voor de Tropen (Tropenmuseum), eveneens te Amsterdam. In 1947 besloot het Leidse Rijksmuseum voor Volkenkunde, toen daarvoor de mogelijkheid werd geboden, meer dan 3000 uit alle delen van Afrika afkomstige voorwerpen van deze instelling te 50 kopen. Deze werden in de inventaris ingeschreven als serie 2668. De objecten die Schuver had verzameld, zaten hiertussen verspreid. De hervonden manuscripten Behalve de Afrikaanse voorwerpen beschikt het Rijksmuseum voor Volkenkunde ook over de originele dagboeken van Schuver. Deze zijn in 1998 aan het museum overgedragen. Voor hij begon aan wat zijn laatste reis zou blijken te zijn, had Schuver Engelse en Franse teksten naar Engeland gestuurd, 51 naar zijn oude bekende uit de Tweede Carlistenoorlog, de journalist M.S. de Montmorency. Deze zou voor de vertaling van de Franse teksten en publicatie van het geheel in het Engels zorg dragen. Daarvan kwam niets terecht en de teksten gingen verloren. Op basis van Franse en Engelse teksten van Schuver die bij de Duitse uitgever Petermann belandden, verscheen een verkorte Duitse 52 publicatie (1883). Maar de teksten waarop deze versie was gebaseerd, zouden zelf niet bewaard blijven. Toen de Britse antropologe Wendy James, de Duitse antropoloog Gerd Baumann en de Amerikaanse historicus Douglas Johnson een integrale Engelstalige uitgave van Schuvers reisverslagen wilden verzorgen, gingen zij op jacht naar Schuvers manuscripten. In hun naam legde drs. H. Leyten contact met leden van de familie Schuver. Het was Jan Schuver uit Hengelo die, toen hij navraag deed, van een oudtante te horen kreeg dat er ooit door zijn vader, een achter-achterneef van Juan Maria Schuver, documenten in een schoenendoos waren opgeborgen. Jan Schuver ging op onderzoek in het huis waar zijn vader met het gezin gewoond had, een pand aan de Amstel. In de lange open ruimte tussen de dubbele wand boven een schuifdeur ontdekte Jan Schuver de manuscripten waar 53 zijn oudtante het over had gehad. Zo is uiteindelijk meer dan honderd jaar na zijn dood de Engelse editie verschenen die Schuver zich had gewenst. De gevonden manuscripten schonk Jan Schuver in 1998 aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde.
De dagboeken van Schuver
15
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Schuver als etnoloog Het is opmerkelijk hoe Schuver, die zich toch tot 1880 voornamelijk met oorlogsverslaggeving had beziggehouden, erin slaagde voor antropologen zulke waardevolle reisverslagen te schrijven. Zijn observaties van zeden en gewoonten waren zo zorgvuldig beschreven, dat Schuvers verslagen nog gebruikt werden door Ernesta Cerulli voor haar Peoples of South-West Ethiopia and its Borderland 54 (1956). Zijn woordenlijsten van diverse in de Soedan gesproken talen en dialecten zijn vandaag de dag belangrijk voor taalkundig onderzoek. Schuver vatte zijn taak serieus op en trachtte zo e wetenschappelijk mogelijk te werken. Dat neemt niet weg dat zijn reisboeken typisch 19 -eeuwse oordelen bevatten. Uit de door Schuver zelf verzorgde Franse versie van zijn reisverslagen, die uitgebreider is dan de Engelse, blijkt dat hij bij het beschrijven van rituele gebruiken vaak een vergelijking trekt met de oude Grieken, Romeinen of Perzen, alsof hij om zich heen een levend verleden zag. Herhaaldelijke verwijzingen naar de godsdienst van de Brahmanen doet vermoeden dat hij ook deze als een eeuwenoud overblijfsel beschouwde. Zo lijkt hij uit te gaan van het idee dat er een ontwikkelingsgeschiedenis van de religie is, waarbij een oorspronkelijk animisme en polytheïsme vervangen worden door monotheïsme. De heidense Afrikaanse religie noemt Schuver naïef en 55 onschuldig. Hier komt het idee van primitieve kinderlijke zuiverheid naar voren, enerzijds aandoenlijk maar bestemd om verloren te gaan op de weg naar volwassenheid. Bij Schuver is beschaving ook een organisch proces en bovendien van rassen afhankelijk. Hij sluit niet uit dat een numeriek sterk zwart ras, met een gemeenschappelijke taal en verbonden door de islam, op een dag een duurzame monarchie zal vestigen dankzij verovering en centralisatie, zoals dat de Arabieren ten tijde van 56 Mohammed lukte. Dat Schuver de militaire en bestuurlijke kracht van de islam nuttig acht voor het proces van staatsvorming, wil niet zeggen dat hij positief denkt over de islam als religie in Afrika. De islamitische bekering heeft daar slechts geleid tot hypocrisie en tirannie, geenszins tot gerechtigheid, moraliteit en 57 broederschap, vindt Schuver. In zijn notities laat hij zich soms negatief uit over islamitische personen en neigt hij naar beschrijvingen die karikaturaal aandoen. Dat maakt hem nog niet automatisch tot een anti-islamiet. Ironie en spot zijn immers stijlkenmerken die hij ten aanzien van veel onderwerpen aan de dag legt. Eerder kan men zeggen dat Schuver als overtuigd atheïst weinig respect heeft voor het verschijnsel godsdienst en er eerder de nadelen dan de voordelen van ziet. Schuver meent dat er een tweezijdige ontwikkelingsgang der beschaving is, waarbij de mensen winnen aan intelligentie en collectieve samenwerking, maar vervreemden van de natuur, kunstmatige 58 behoeften creëren en het isolement verliezen dat soms de enige waarborg voor hun geluk vormt. Idealen van de Verlichting (redelijkheid en de wens tot vooruitgang) en denkbeelden van de Romantiek (natuurlijkheid en het besef van vervreemding) gaan hier op typisch laat-negentiendeeeuwse wijze hand in hand.
Schuver de verzamelaar Het lijkt erop dat Schuver zijn verzameling zowel op de markt in Khartoum als in het veld heeft verworven. Alfred Edmund Brehm (1829 – 1884), de Duitse zoöloog en ontdekkingsreiziger die tussen 1847 en 1852 de Soedan doorkruiste, geeft een indruk van wat er allemaal in Khartoum te koop is: koffie uit Ethiopië, Arabische gom uit Kordofan, hout en ivoor uit Centraal-Afrika, vee van de 59 Soedanese nomaden uit de wijde omtrek, en negerslaven uit het zuiden. De voorwerpen van stammen uit Noord-Kongo, waar Schuver nooit een voet gezet heeft, moet hij ongetwijfeld in Khartoum hebben gekocht. De in Khartoum levende, uit Egypte afkomstige Arabische ambachtslieden 60 produceerden ondermeer schoenen, zadels en geverfde stoffen. Tijdens zijn reizen verwierf Schuver ook objecten, bijvoorbeeld uit de streek van de Kwama. Af en toe moet hij ook, in ruil voor zijn giften, voorwerpen als tegengeschenk hebben gekregen, want hij moppert ergens in zijn dagboeken wanneer 61 hij op een keer niet de ‘souvenirs’ ontvangt waarop hij had gehoopt. Omdat Schuver in zijn notities meerdere malen voorwerpen die hij had verzameld, noemde en beschreef, en in hun culturele context plaatste, is het niet onmogelijk dat hij, behalve als souvenirs, ook de voorwerpen verzamelde met het oog op het illustreren van zijn te publiceren boeken. Dat was in die tijd heel gewoon, de sinoloog J.J.M. de Groot (1854 – 1921) deed het bijvoorbeeld tussen 1888 en 1890 in China.
16
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Overzicht van de collectie (I): de etnografica In het onderstaande kan men zich in het kort oriënteren op wat de Collectie Schuver te bieden heeft. Voor meer gedetailleerde informatie is het aan te bevelen de objectbeschrijvingen te raadplegen. Zoals gezegd kan de Collectie Schuver in drie stukken verdeeld worden: de in Khartoum verzamelde objecten uit de Kongo en andere gebieden buiten Soedan, de eveneens in Khartoum aangeschafte voorwerpen uit de Soedan, en de door Schuver in het veld verworven artefacten. De uit de noordelijke Kongo afkomstige voorwerpen komen uit het gebied van de Mangbetu en de Zande. Daarbij gaat het om (werp-)messen, onderzetters, een haarpen, doosjes, schotels, stoeltjes en een tafel.
Een werpmes (RMV 2668-2347), een tafeltje (RMV 2668-6) en een stoeltje (RMV 2668-22)
Op de markt van Khartoum (en wellicht in een enkel geval op die van Sennar, die hij immers uitgebreid beschrijft) heeft Schuver objecten van al dan niet Arabische Soedanezen gekocht. Er is sprake van kalebassen, onderzetters en weefsels van Arabische Soedanezen. Van de Hadendoa, levend tussen de rivier de Atbarah en de Rode Zee, zijn er in de collectie enkele messen. Zeldzaam zijn de hoofdtooien en een struisvogelveer van de Blauwe Nijl Masai.
Hoofdtooi (RMV 2668-2962)
Dansschort (2668-1044)
Uit Darfur komen waaiers, een schotel en een knots. Het meest tot de verbeelding spreken de stukken die Schuver tijdens zijn ontdekkingstochten heeft verworven. Zo zijn er van de Amam een hoofddeksel, een regenjas en enige hoofdsieraden. Van de Kwama of Koma heeft het RMV dankzij Schuver dansschorten en andere kledingstukken.
17
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Overzicht van de collectie (II): de manuscripten Behalve de in het Engels en Frans geschreven grotere manuscripten die de tekst voor twee boeken bevatten, trof Jan Schuver op de berging veel meer handgeschreven materiaal aan. Zo was er een zwart notitieboek met een lijst van door Schuver gestuurde, en door zijn oom naar hem verzonden brieven, met een korte aantekening over de inhoud. Ook bevatte het lijsten van Schuvers etnografica, de in Egypte gekochte foto’s en de boeken die in zijn kamer in Marseille werden aangetroffen. Andere notitieboeken bevatten reisverslagen in het Nederlands en Engels, alsmede een overzicht in het Frans van al zijn reizen sinds 1871. Verder waren er woordenlijsten betreffende een aantal in de Soedan gesproken talen, metereologische observaties en plaatsbepalingen, alsmede schetsen voor landkaarten. Een deel van de inhoud van de notitieboeken en ook de woordenlijsten zijn in de Engelse uitgave van Schuvers reisdagboeken als appendices gepubliceerd.
Gerelateerde collecties in het RMV Tussen 1885 en 1913 werden door het Rijksmuseum voor Volkenkunde meer series verworven, waarin objecten uit de Soedan zijn te vinden. In 1885 worden de Collectie Riebeck (10 voorwerpen) en de Collectie Schlüter (64 voorwerpen) aangeschaft. In de eerstgenoemde gaat het om voorwerpen die op dit moment nog niet zijn gespecificeerd en slechts als 'Soedanees’ gekenmerkt kunnen worden. De laatstgenoemde bevat onder andere voorwerpen van de Zande, Dinka en Mangbetu, etnische groepen waarvan Schuver ook objecten verzamelde. Schlüter had belangstelling voor wapens en er bevinden zich relatief veel speren en pijlen in zijn collectie, plus enige slag- en steekwapens Interessant zijn hier de Dinka speren, omdat immers Schuver door verwonding met zulk een wapen het leven liet.
Dinkaspeer (RMV 484-15)
Van de verzamelaar G.A, Krause, voornamelijk in West-Afrika actief, kocht het RMV in 1889 ook circa dertig Soedanese objecten, waaronder olifantsstaarten, tabaksdozen en pijlenkokers met pijlen, voorwerpen die in de Collectie Schuver ontbreken. In 1890 en 1893 kwam het RMV dankzij schenkingen van de in Afrika verzamelende handelaar A. Greshoff in het bezit van onder meer wat Mangbetu en Nzakara voorwerpen. Lenthold verzamelde een dertiental figuurtjes, waaronder een slangenbezweerder, een biddende moslim en een leraar van een madrasa (koranschool), die in 1893 door het RMV gekocht werden. Deze illustreren heel aardig het leven in Soedan. Tenslotte noemen wij hier de kleine Collectie Cosman, gekocht in 1913, met een twintigtal objecten van Soedanese groepen als de Beja, Fur en Shilluk. Opvallend is hier een Brits-Indiase dolk (nu helaas administratief zoek), mogelijk afkomstig van een militair uit het Indisch Leger die betrokken was bij de pacificatie van de Soedan.
De betekenis van Schuvers verzameling De Collectie Schuver is de oudste verzameling uit de Soedan waarover het RMV beschikt. Daarnaast is het, vergeleken met de bovengenoemde collecties, tevens de grootste uit het laatste kwart van de e e 19 eeuw en het begin van de 20 eeuw.
18
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
De Collectie Schuver bevat voorwerpen die door contemporaine verzamelaars niet werden meegenomen. Zo treffen we de zitstoelen van de Zande elders niet aan. Ze lijken de speciale belangstelling van Schuver te hebben, die ook als enige twee Mbole stoeltjes heeft, of ze waren zeer zeldzaam. In de Collectie Riebeck vindt men enkele Soedanese kalebas-schalen, maar daar blijft het bij. De vijftien schalen van Schuver vallen dus wel op door hun aantal. Het lijken producten die vanwege hun praktisch nut net zo goed door toeristen als door de inheemse bevolking gekocht kunnen worden. Doosjes, schotels en onderzetters van de Zande vind je alleen bij Schuver. Uniek zijn de voorwerpen die hij van de Kwama verzamelde, en in het grensgebied met Ethiopië. Bijzonder waardevol zijn ook de manuscripten, met Schuvers observaties over de zeden en gewoonten van de volken door wiens gebied hij reisde. Door allerlei oorzaken, onder andere al dan niet gedwongen migratie, grenswijzigingen en Ethiopische kolonisatie, een zich in de Soedan in snel tempo doorzettende arabisering en islamisering, en bovenal een aanhoudende, verwoestende burgeroorlog, is veel cultuurgoed verloren gegaan, zowel in geestelijke als in materiële zin. Schuvers notities over de cultuur en taal van bepaalde etnische groepen, en een deel van de voorwerpen die hij verzamelde, zijn de enige overgebleven getuigenissen uit het verleden van de zuidoostelijke Soedan of Zuidwest-Ethiopië.
19
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Publicaties van Schuver in diverse talen 62 Gebruikte afkortingen: AEC BSKG LES LEX PM PRGS TAG
Afrique explorée et civilisée, Geneva, 1879 – 94. Bulletin de la société khédiviale de géographie, Cairo. L’Esploratore, Milan. L’Exploration: Journal de conquêtes de la civilisation sur tous les points du globe, Paris. Petermann’s Geographische Mitt[h]eilungen, Gotha. Proceedings of the Royal Geographical Society, London. Tijdschrift van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Amsterdam.
Publicaties van en over Schuver in het Nederlands ‘Schuver’s reis in Centraal-Afrika’ [heeft betrekking op de notities in PRGS in 1881, pp. 587 en 736], TAG, vi, 1 jan. 1882, Mededeelingen, pp. 11-12. ‘Schuver’s reis in Centraal-Afrika’ [brieven van Schuver aan PM van 10 sept. en 18 okt. 1881, in het Nederlands vertaald], TAG, vi, 2 Maart 1882, Mededeelingen, pp. 47-8. ‘Reis van J.M. Schuver’, notitie en vertaalde brieven uit PM van 8 mei, 8 juni en 12 juli, 1882, TAG, vii, 1 Jan 1883, Mededeelingen, pp. 14-15. ‘De Reizen van Juan Maria Schuver in het gebied van den Blauwen Nijl’, door C.M. Kan, TAG, vii, 2 March 1883, pp. 80-101 [waarin een uitgebreide inleiding door de uitgever, waarnemingen en metingen, woordenlijsten van het Sienetjo en Goma, en een Nederlandse versie in kleur van kaarten van de bronnen van de Tumat etc.]. ‘Juan Maria Schuver’s publicatie’, nieuws over de publicatie van de Reisen en het laatste vertrek naar de Witte Nijl, door C.M. Kan; brieven van 10 en 15 juli uit Khartoum, TAG, vii, 4 Oct. 1883, Mededeelingen, pp. 113-14. Necrologie van Giacomo Rachetti, door C.M. Kan, ibid., p. 134. Korte notitie, door C.M. Kan, TAG, 2de serie, i, 1884, p. 3. ‘Nijlreizen. Schetsen van Juan Maria Schuver’, inleiding door de uitgever, ibid., pp. 119-24; ‘KairoKorosko’, door Schuver, pp. 124-34. ‘De waarschijnlijkheid van Schuver’s dood’, notitie over het bericht van Schuvers dood, en gerezen twijfel door Insingers mededeling in Luxor dat hij mogelijk door de Mahdi gevangen genomen is, ibid., pp. 158-9. ‘Nijlreizen... [vervolg.]: De Woestijnreis’, ibid., pp. 191-205. ‘Laatste schrijven van J. H. Schuver’, Schuvers laatste brief in het Duits aan Prof. Behm, beschikbaar gesteld door de familie Schuver in Amsterdam, gedateerd 16 augustus 1883, ibid., pp. 237-9. ‘Nijlreizen... [vervolg]’, ibid., pp. 267-80. Bedankbrief van de uitgever aan Behm, ibid., pp. 315, 331. ‘Schuver’s dood door Lupton Bey bevestigd’, ibid., p. 375.
20
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Kort bericht, ibid., p. 411. ‘Nijlreizen... [vervolg]: Kameelreis. Kartoem – Famaka’, ibid., pp. 560-76, en pp. 668-83. ‘Juan Maria Schuver’, door P.J. Veth, Eigen Haard, 1884, pp. 394-8, en pp. 409-11.
Publicaties van Schuver in het Duits ‘Von Cairo nach Fadassi, 1. Januar bis 12 July. 1881’, PM, xxviii, 1882, pp. 1-4. Brieven met nieuws uit Fadasi, 10 sept. en 18 okt.1881, ibid., p. 70. Brief van 5 jan. 1882, ibid., p. 191. Korte notitie, ibid., p. 350. Brieven met nieuws uit Gubba en Famaka, 8 mei, 8 juni en 12 juli 1882, ibid., pp. 389-90. Brief met nieuws uit Famaka, 25 sept. 1882, PM, xxix, 1883, pp. 71-2. ‘Juan Maria Schuver’s Karte von Quellgebiet des Tumat, Jabus und Jal’, ed. E. B., ibid., pp. 105-7, en plaat 4. Brief met aantekeningen betreffende de kaart van Tumat etc., ibid., pp. 194-5. Brief over de watermassa van de Nijl te Khartoum, ibid., p. 270. Brief over Darfur vanuit Khartoum, ibid., p. 311. Reisen in oberen Nilgebiet. Erlebnisse und Beobachtungen auf der Wasserscheide zwischen Blauem und Weissem Nil und in den ägyptisch-abessinischen Grenzländern 1881 and 1882, supplement No. 72 bij PM, met een inleiding van de uitgever door E. Behm, Gotha, 1883. Brief uit Kawa met nieuws over het aanstaand vertrek, juli 1883, PM, xxix, 1883, p. 388. ‘Chartum und der ägyptische Sudan’, PM, xxx, 1884, pp. 52-7, met Schuvers kaart van de streek rondom Khartoum, bij plaat 3. Een stuk van de uitgever met informatie over Schuvers werk.
Publicaties van Schuver in het Frans Brief van Schuver aan Stone Pacha (19 maart 1881), AEC, ii, 1880-81, pp. 834-5. Brief aan de uitgever (met commentaar van de redactie) vanuit Fadasi, 18 okt. 1881, ibid., pp. 173-6. Brieven aan de uitgever vanuit Gubba, 8 juni 1882, en uit Famaka, 12 juli 1882, ibid., pp. 317-18. ‘Voyage à travers l’Afrique’, brief aan de uitgever, LEX, xiii, 1882, pp. 158-60. ‘Les sources du Toumat, du Yabous, et du Yal’, BSKG, 2de serie, iii, 1882, pp. 93-107 (hierin een brief van Schuver aan Stone Pacha, 11 dec. 1882, en een lijst met waarnemingen en metingen, de kaart – in het Frans – en woordenlijsten van het Senetjo en Goma in Franse transcriptie). Notitie over riviermetingen uit PM, LEX, xvi, 1883, p. 462. Een citaat uit Le Moniteur égyptien, ibid., p. 597.
21
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Brief aan de uitgever vanuit Khartoum, 27 dec. 1882, AEC, iv, 1883, pp. 62-3. Informatie over de situatie in de Soedan (verzonden in mei 1883 en later), ibid., pp. 177-8, and pp. 201-2. Brief aan de uitgever (19 juni 1883) met commentaar op de situatie in de Soedan, ibid., p. 230.
Aanbevolen literatuur De Carlistenoorlogen R. Carr, Spain 1804 – 1975, Clarendon Press, Oxford, 1982 De Balkan C. en B. Jelavich, The establishment of the Balkan national states, 1804 – 1920, University of Washington Press, Seattle / Londen 1986 Het Ottomaanse Rijk / Turkije J. Matuz, Das Osmanische Reich. Grundlinien seiner Geschichte, Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 1990 E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije, SUN, Nijmegen 1995 Europese ontdekkingsreizigers in Afrika C. Hibbert, Africa explored. Europeans in the dark continent 1769 – 1889, Penguin Group, Londen 1988 Egypte P.J. Vatikiotis, The history of modern Egypt, Weidenfeld and Nicolson, Londen 1991 De Mahdistenoorlog A. Moorehead, The White Nile, Penguin Group, Londen 1983 Soedan en Ethiopië A. Moorehead, The Blue Nile, Penguin Group, Londen 1983
22
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Noten
1
W. James, G. Baumann en D.H. Johnson (eds.), Juan Maria Schuver’s travels in North East Africa 1880 - 1883, The Hakluyt Society, Londen 1996, p. xxii Voortaan geciteerd als 'Travels’. 2
'Travels’ p. xxiii
3
'Travels’ p. xxiii
4
'Travels’ p. xxiii
5
Omdat Pruisen een telg uit het geslacht Hohenzollern op de Spaanse troon probeerde te plaatsen, vreesde Napoleon III van Frankrijk een omsingeling van zijn land. Toen kanselier Otto von Bismarck nog eens extra olie op het vuur gooide en de ontstane crisis verergerde, verklaarde Frankrijk op 15 juli 1870 Pruisen de oorlog. De strijd verliep voor Frankrijk rampzalig en leidde tot het afzetten van de keizer en het uitroepen van de Derde Republiek (4 september 1870). De oorlog werd in eerste instantie beëindigd door de wapenstilstand van 26 januari 1871 en de capitulatie van Parijs twee dagen later. De dragonders; 'Travels’ p. 348 6
Op 1 maart 1871 besloot de Nationale Assemblee in Parijs de oorlog definitief te beëindigen en de Duitse vredesvoorwaarden te accepteren, inclusief een symbolische maar toch zeer vernederende tweedaagse bezetting van de hoofdstad door Duitse soldaten op 1 en 2 maart. De Parijzenaars, en bovenal de Nationale Garde, getergd door Duitse bombardementen en uithongering, slikten dit niet en wilden de oorlog voortzetten. Een opstandige sfeer ontstond en op 18 maart zette de Nationale Garde het gemeentebestuur af en proclameerde Parijs tot vrijstad. Parlement en regering vluchtten naar Versailles. Op 28 maart kreeg de gekozen Commune van Parijs de bestuursbevoegdheid. Pas toen Franse krijgsgevangenen door de Duitsers waren vrijgelaten en bewapend, kon de Franse regering op 2 april beginnen aan de herovering van de hoofdstad. Eerst werd de ring van forten rond de hoofdstad ingenomen. De Duitse troepen rond Parijs stonden erbij en keken ernaar. Als tegenprestatie voor de ontvangen Duitse steun en omdat men ook moeilijk anders kon, tekende de Franse regering op 10 mei het Vredesverdrag van Frankfurt. Op 21 mei openden de 130.000 man sterke regeringstroepen de aanval op Parijs zelf. In één week werden tussen de 20.000 en 30.000 gardisten en burgers afgeslacht of standrechtelijk geëxecuteerd. Schuver en zijn vader hebben echt geluk gehad dat zij niet in de bloedige straatgevechten verzeild zijn geraakt. Dat vader en zoon zich in de belegerde stad waagden zegt het nodige over hun onverschrokken karakter. 7
Voor de route in 1871 – 1872 zie 'Travels’ p. 348
8 In zijn testament, opgemaakt 31 mei 1880 in Triëst, laat Schuver 10.000 gulden na aan de prostituee Hanna Grey, die zoals hij uitlegt gevonden kan worden indien men zich tot Miss Benson wendt, die de 'Dames Cabinets’ bij Charing Cross Station beheert. Het is niet precies bekend wanneer Schuver deze dame heeft leren kennen. Hoewel hij ook in 1875 en 1879 Londen bezoekt en bij die gelegenheden contact gehad zou kunnen hebben, is de veronderstelling dat Schuver van Hanna’s diensten gebruik heeft gemaakt niet geheel onredelijk. Dat hij haar in zijn laatste wilsbeschikking noemde, geeft wel aan dat Schuver geen burgerlijke fatsoensrakker was. Helaas zou men Hanna Grey na Schuvers dood niet kunnen opsporen. Voor het testament zie “Travels’ p. 361 – 363, en de afloop met Hanna p. 244 9
Schuver junior zou een passie voor literatuur blijven houden. Hij las werken van bekende schrijvers als Milton, Racine, Dickens en Scott. Zelf probeerde hij ook met flair te schrijven. Daarnaast interesseerde hij zich voor de geschiedenis en cultuur van de klassieke oudheid. Hij liet geen kans onbenut om archeologische vindplaatsen te bezoeken wanneer die op zijn route lagen, maar ging er soms ook speciaal naar op zoek. Hoewel hij ongodsdienstig was, hadden de grote wereldgodsdiensten wel zijn belangstelling, en uit zijn reisverslagen wordt duidelijk dat hij daarover gelezen moet hebben. Schuver had een talenknobbel en leerde makkelijk vreemde talen, wat hem natuurlijk goed van pas kwam. Door al deze zelfstudie was hij toch erudiet te noemen. Deze eruditie gekoppeld aan enig literair vermogen en een voor zijn leeftijd grote bereisdheid maakten hem tot een jongeman die toch maatschappelijk zonder veel moeite mee kon komen. 10 In 1870 had de Spaanse Cortes hertog Amadeus van Aosta, uit het Huis van Savoye, tot koning gekozen, maar hij werd door het volk en politieke tegenstanders nooit geaccepteerd. Door het leger in de steek gelaten en geconfronteerd met een paar aanslagen op zijn leven bedankte hij in 1873 voor de eer. De radicale Cortes stelde een grondwet op voor een federatieve republiek op vrijwillige basis, die in de acht maanden van haar bestaan vier presidenten zou verslijten. Deze zwakke republiek werd door de monarchisten, die Don Carlos III als troonpretendent steunden, bestreden. De monarchisten hadden vooral hun basis in Noord-Spanje, met name Baskenland. In januari 1874 riep generaal Francisco Serrano y Dominguez de militaire dictatuur uit en uiteindelijk koos het leger op 24 november Alfons XII, een zoon van de vroegere koningin Isabella, tot koning. Nu ontwikkelde zich een fase, waarin monarchisten tegenover monarchisten stonden, want de Carlisten weigerden de wapens neer te leggen en zetten hun guerrilla voort. In de loop van 1875 werden eerst Catalonië en Aragon op de Carlisten veroverd, daarna was het Baskenland aan de beurt. In februari 1876 viel Pamplona. Don Carlos vluchtte naar Frankrijk en 10.000 van zijn aanhangers werden verbannen. In juli vaardigde een nieuw gekozen Cortes een nieuwe grondwet uit en daarmee was een woelig hoofdstuk uit de Spaanse geschiedenis afgesloten. 11
Voor Schuvers tochten in deze periode zie 'Travels’ p. xxiv, 348, 350
12 Over het sociale leven van Juan Maria Schuver in Nederland is, bij gebrek aan bronnen, weinig bekend. In het algemeen kan op basis van zijn testament gezegd worden dat Schuver waarschijnlijk een goed contact had met de tweede vrouw van zijn vader, Maria Eskes, aan wie hij zijn onroerend goed (vier panden in Amsterdam en een in Haarlem) of het vruchtgebruik daarvan nalaat. Verder lijkt hij gesteld te zijn geweest op oom Jan Roothaan en tante Trui Hegger, zijn oom Frits Schuver, met
23
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
wie hij na de dood van zijn vader uitvoerig correspondeerde, en neef Jan Schuver, de neven Jan en Karel Roothaan, nichtje Anna en achternichtje Trees Roothaan, aan wie hij niet onaanzienlijke geldbedragen legateerde. Met wie Schuver buiten zijn familie omging blijft onduidelijk. In principe was hij iemand die makkelijk met mensen van alle rangen en standen omging, van de handelaar Eduard van Hamersveldt tot de sigarenboer Christiaan Tersteeg. Na 1870 verkeerde Schuver nauwelijks meer in Nederland. 13 De moderne oorlogsverslaggeving ontstond in Engeland ten tijde van de Krimoorlog (1854 – 1856). In plaats van alleen te vertrouwen op officiële legercommuniqué’s of berichten van officieren, stuurde de redactie van The Times reporter Russell naar het oorlogsgebied. Russells kritische berichtgeving leidde tot de geboorte van de eerste militaire censuurorder en de eerste fotopropaganda van regeringszijde om het thuisfront gerust te stellen. Met het verschijnen van steeds meer kranten en de verbetering van communicatiemiddelen groeide het legioen oorlogscorrespondenten fors. Van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861 – 1865) werd door vele honderden journalisten verslag gedaan. En ten tijde van de Frans-Duitse Oorlog vochten de verslaggevers bijna met elkaar om als eerste nieuws naar hun krant te kunnen sturen. Beroemd is George Smalley van The New York Tribune die, om zijn concurrenten het gebruik van het enige telegraafkantoor in de buurt te ontzeggen, de telegrafist na zijn bericht over de Slag bij Gravelotte de complete werken van Shakespeare liet doorseinen. Het kostte de krant 5.000 pond, maar men had wel een scoop! De oorlogsjournalisten van het eerste uur waren welopgeleide en welgestelde, kosmopolitische mannen, die vaker nieuwsgaring afwisselden met meer literair werk, en die militair avonturisme combineerden met gedurfde reizen. John O’Shea noemde zichzelf 'de Ierse bohémien’, wat wel aangeeft dat er sprake is van een bepaalde, bewust aangemeten levensstijl. Kerkelijke religie hoorde daar wat Schuver betreft niet bij: hij liet in zijn testament expliciet de bepaling opnemen dat hij geen mis of eredienst, noch een uitvaartprocessie wenste. 14
Voor de reizen in deze periode zie 'Travels’ p. 348 - 351
15
In de negentiende eeuw was de Balkan een even grote vuurhaard als in de twintigste. Onafhankelijkheidsaspiraties van diverse volken op de Balkan, die etnisch, linguïstisch en religieus verschilden van hun Turkse overheersers, leidden herhaaldelijk tot opstand en oorlog. In 1875 kwamen Bosnië en Herzegovina in opstand en de rebellen konden op grote sympathie van Servië en Montenegro rekenen. De Turken konden de opstand niet onderdrukken en in april 1876 brak in Bulgarije oproer uit. Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Groot-Brittannië gingen zich met de zaak bemoeien en eisten constitutionele en staatkundige hervormingen van het Ottomaanse Rijk. In Istanbul ontstond een bestuurlijke crisis: sultan Abdul Aziz werd afgezet, Murad V besteeg in mei de troon, Abdul Hamid II in augustus. De ogenschijnlijke zwakte van de Turken en de aankomst van een Russisch vrijwilligersleger in Servië verleidden Servië en Montenegro ertoe het Ottomaanse Rijk de oorlog te verklaren. De Turken versloegen de Serviërs tweemaal bij Aleksinac (9 augustus en 1 september) en daarna bij Djunis (29 oktober); ook Montenegro werd, hoewel het zich met meer succes verweerde, onder de voet gelopen. Voor het einde van het jaar was de oorlog over. 16
Voor de Egyptereis zie 'Travels’ p. 349, 352 - 353
17
Schuver is altijd gek op huisdieren geweest die zich toevallig in of bij zijn verblijfplaats ophielden. Dieren hadden meer last van eenzaamheid dan mensen, meende Schuver, en hij schonk ze dan ook graag aandacht, of het nu ging om Angorakatjes in Koeskoendsjoek (Turkije) of Sky terriërs in Edinburgh. De vraag is natuurlijk of Schuver zichzelf eenzaam voelde. Je krijgt de indruk dat hij in het buitenland zoveel mogelijk contact met mensen had en in ieder geval liever niet alleen was. Een deel van de contacten was ongetwijfeld vooral praktisch. Hij bezocht consuls die hem bij zijn reizen van dienst konden zijn, zoals de Nederlandse in Ancona, de Turkse in Dubrovnik of de Duitse in Luxor. Uiteraard ging hij om met allerlei civiele en militaire gezagsdragers, vooral Turkse. Verder trok Schuver als het even kon op met collega-journalisten en met andere Europeanen, bijvoorbeeld met een Franse suikerfabrikant in Egypte (1877) of met een priester van onbekende nationaliteit in Armenië (1878). Daarbij ging het behalve om veiligheid ongetwijfeld ook om wat aanspraak. Bovendien waren er tot 1879 altijd zijn vader en daarna zijn oom waarmee Schuver uitvoerig correspondeerde. Wanneer Schuver helemaal alleen was, bracht het schrijven van brieven hem grote opluchting, zo bekende hij de heer John Coles, secretaris van de Royal Geographical Society. Contact met mensen was dus ontegenzeglijk belangrijk voor hem. Schuver kon soms wel eens bot en agressief overkomen, maar dat was een pose die hij aannam om zichzelf te handhaven in moeilijke situaties. Dat het spreekwoord 'ruwe bolster, blanke pit’ zeer op hem van toepassing is, blijkt wel uit het feit dat hij bij leven mensen die financieel omhoog zaten, geld leende, en in zijn testament een deel van zijn onroerend goed schonk aan het Burgerziekenhuis van Amsterdam; drie oude bedienden van zijn vader bedacht hij met een levensverzekering en een klein vast weekinkomen. 18 De Russen vielen met een leger van ongeveer 300.000 man en 1200 stukken geschut Roemenië binnen, dat zich op 21 mei onafhankelijk van het Ottomaanse Rijk verklaarde. De Turken hadden in hun Balkanprovincies 135.000 soldaten en circa 450 kanonnen, en de Russen verwachtten een makkelijke overwinning. Het strategisch doel van het Russisch opperbevel was de stad Edirne (Adrianopel). In juni volgde de invasie van Bulgarije. Daar liep de aanval vast doordat de Russen, terwijl de weg naar Edirne open lag, onnodig aan de belegering van Plevna begonnen. De stad gaf zich op 10 december over. Door dit lange oponthoud werd Edirne pas op 19 januari 1878 bereikt. In oktober 1877 openden de Russen een tweede front in de Kaukasus. Het Turkse leger werd gedwongen zich terug te trekken in de forten van Kars en Erzerum. Kars viel op 18 november 1877 en de positie van de belegerde Turken in Erzerum verslechterde met de week. De oorlog werd echter in Europa beslist, toen Russische troepen voor de verdedigingslinies van Istanbul verschenen en men op 31 januari 1878 een wapenstilstand overeenkwam. Op 3 maart 1878 sloten de twee rijken de Vrede van San Stefano, waarbij Bulgarije, Servië, Montenegro en Roemenië onafhankelijk werden. De onafhankelijkheid die de Bulgaren verwierven werd echter onder druk van de grootmachten ingetrokken bij het Verdrag van Berlijn (13 juni 1878). Hun grondgebied werd met de helft gereduceerd en wat er over bleef kreeg slechts autonome status onder Russische supervisie. De Serviërs moesten volgens hetzelfde verdrag lijdzaam toezien hoe Oostenrijk - Hongarije Bosnië en Herzegovina, waar veel Serviërs woonden, annexeerde. De kiemen voor nieuwe bloedige conflicten waren gezaaid. 19
Voor deze periode zie 'Travels’ p. 349 – 351, 353 - 354
20
Schuver liet geen mogelijkheid onbenut om bergen te bestijgen. Dat dit een sportieve uitdaging voor hem is bewijst het feit dat Schuver meestal trots de bereikte hoogte in voeten noteert. Tijdens reizen door Spanje in 1871 en 1873 beklom hij respectievelijk de Mulhacen (15.500 voet) en de Poset (14.000 voet), terwijl hij in 1871 in Frankrijk de Mont Blanc besteeg. In
24
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
1874 beklom hij op Tenerife een 15.000 voet hoge berg. Met 16.500 voet is de Ararat de hoogste berg die Schuver in zijn leven bedwong. Zo lijkt het net of Schuver van alles wat hij in zijn leven onderneemt een prestatie wil maken. Toch schreef hij in een meer beschouwelijke bui ooit, dat men een mens niet moest beoordelen op wat hij gedaan had, maar op wat hij had nagelaten te doen. 21
Voor de vakantiereizen zie 'Travels’ p. xxvi, 349, 354
22
'Travels’ p. 251
23 De Vrede van San Stefano (3 maart 1878), die een einde maakte aan de Russisch-Turkse Oorlog, bepaalde dat delen van het in meerderheid islamitische Albanië, welks grondgebied toen tot het Ottomaanse Rijk behoorde, zouden toevallen aan het orthodox-christelijke Bulgarije en Montenegro. Daarmee was 'de Albanese kwestie’ geboren. In juni 1878 werd in Kosovo de Liga van Prizren opgericht, die als doel het behoud van de territoriale integriteit van het Ottomaanse Rijk, in het bijzonder van de Albanese gebieden, nastreefde. Terwijl er plaatselijk in Albanië gevechten waren uitgebroken, bepaalde het Verdrag van Berlijn (13 juni 1878) dat Bulgarije alle en Montenegro vrijwel alle claims op Albanees land moest laten varen; Griekenland, dat in 1878 met de Turken in oorlog was geraakt, kreeg een stukje grondgebied in wat nu Epirus heet. Het verdrag stipuleerde verder, dat bestuurlijke wijzigingen binnen het Ottomaanse Rijk (lees: de unificatie van de vier Albanese districten) toegestaan waren. De sultan voelde hier niets voor en liet, toen de Liga van Prizren steeds meer aandrong op autonomie, in 1881 het leger de stad Prizren aanvallen. 24
'Travels’ p. cii
25 Van 1863 tot 1879 heerste de khedive (onderkoning) Ismail over Egypte, dat toen nog deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk. Ismail voerde behalve een binnenlandse moderniseringspolitiek ook een agressieve zuidwaarts gerichte expansie. Tussen 1865 – 1875 werden campagnes gevoerd om de Rode Zeekust onder controle te krijgen (Suakim, Massawa, Harar). Van 1871 – 1879 waren de Soedan en de Boven-Nijl doel van militaire expedities. In 1875 verklaarde koning Johannes IV van Abessinië Egypte de oorlog, enerzijds bang voor een Egyptische omsingeling en anderzijds in de hoop de binnenlandse eenheid te bevorderen van zijn door rebellie geteisterde land. Hij versloeg de Egyptische troepen bij Aussa (13 november 1875) en Gura (25 maart 1876). Een Egyptische poging in 1877 om Guru en Gondar te veroveren mislukte. Beide zijden zagen van verdere grootschalige acties af. De Egyptische belangstelling voor Abessinië werd ontmoedigd door de Britten, die in 1867 –1868 een invasie hadden gepleegd en hun eigen imperialistische plannetjes uitbroedden. Zij waren niet de enigen: ook Frankrijk en Italië aasden op Abessijns gebied (in 1882 verwierven de Italianen hun eerste kolonie in Eritrea). Riyad Pasha zie 'Travels’ p. xxxix 26
'Travels’ p. 355
27 De reisgidsen, handboeken, grammatica’s en woordenboeken die Schuver in zijn bezit had, en die in een kamer die hij kennelijk in Marseille had waren achtergelaten, hadden betrekking op Europa en het Turkse Rijk in Azië. Er zat niets met betrekking tot Afrika bij. Dit is nog een aanwijzing dat Schuver geen bijzondere interesse voor dit werelddeel aan de dag legde. ('Travels’ p. xxiii) En wanneer hij over godsdienst spreekt, brengt hij naast de islam enige malen het brahmanisme en de Dalai Lama ter sprake, terwijl hij noch de inheemse religies van Midden- en Zuid-Amerika, noch die van Oceanië noemt. Ook hierin geniet Azië een voorkeur. 28
Voor Schuvers kennis over Tinne zie : P.J. Veth, 'Juan Maria Schuver’ in Eigen Haard 1884, p. 410.
29 Voor Schuver over Nachenius zie : 'Nijlreizen'. Schetsen van Juan Maria Schuver’ in: Tijdschrift van het Nederlandsch aardrijkskundig Genootschap serie 2, 1, 1884 pp. 128-129 30
Vermeld in Schuvers testament, 'Travels’ p. 362
31
'Travels’ p. 280
32
'Travels’ p. 272 – 280 (Khartoum) en 286 – 294 (Sennar)
33
'Travels’ p. 3
34
'Travels’ p.45
35
'Travels’ p. xliv
36 Schuver had voor hij naar Afrika vertrok geen ander contact in de wetenschappelijke wereld dan de heer Coles van de Royal Geographic Society. Een nieuw en zeer waardevol contact was dr. E. Behm, de uitgever van Petermanns Mitteilungen. Deze had via H. Behm, de zakenpartner van Schuvers oom in Amsterdam, een brief naar Schuver gestuurd terwijl hij in Fadasi was. Dankzij Behm kon Schuver in de Mitteilungen publiceren. Naar L’Exploration zou Schuver vooral politiek getint materiaal meer sturen over de Mahdistenopstand, en ook met Afrique explorée bleef hij corresponderen. Na enige tijd legde professor C.M. Kan contact met Schuver en wijdde het Tijdschrift van het Nederlands Aardrijkskundig Genootschap aandacht aan de ontdekkingsreiziger, die tot corresponderend lid van het genootschap werd benoemd. Schuver stuurde bewust zijn berichten naar meerdere bladen en trachtte zo een Europese reputatie op te bouwen. 'Travels’ p. xlvii - li 37
Beschreven in 'Travels’ pp. 42 - 104
38
'Travels’ p. 94
39
Beschreven in 'Travels’ pp. 125 - 169
25
'IETS EDELERS WAS MIJN DRIJFVEER' JUAN MARIA SCHUVER EN ZIJN AFRIKAANSE COLLECTIE
© HENK IMANSE Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
40
Beschreven in 'Travels’ pp. 173 - 206
41 De maatregelen die de Britse kolonel (later generaal) Charles Gordon als gouverneur van de Soedan nam tegen de slavenhandel, leidden in 1877 tot sociale onrust in de provincie Darfur. Deze breidde zich in 1878 uit naar de provincie Kordofan. Muhammad Ahmed ibn Seyyid Abdullah riep zich uit tot de Mahdi (de Verlosser) en onder zijn bezielende leiding wisten de Soedanezen in 1881 en 1882 tot tweemaal toe een kleine Egyptische legereenheid te vernietigen. Schuver, die toevallig twee afgezanten van de Mahdi had ontmoet tijdens zijn reis naar de grensstreek met Ethiopië, wilde met de beweging niets te maken hebben. Hij voorspelde correct dat de Mahdisten tot de ondergang gedoemd waren, aangezien zij een te zeer geïsoleerde patriottisch-religieuze beweging vormden. Voorlopig was die ondergang echter niet in zicht. Toen in 1883 de stad El Obeid in handen van de Mahdi viel en een Egyptisch ontzettingsleger van 10.000 man verslagen werd, kwamen ook de Beja’s aan de Rode Zeekust in opstand. Nadat Darfur en Kordofan in handen van de Mahdisten waren gevallen, kreeg Gordon in 1884 de opdracht de evacuatie van Khartoum voor te bereiden. Een Britse vloot ontzette de Rode Zeehaven Suakin, maar de Britten rukten niet op naar het binnenland. Het Engelse publiek en de pers eisten echter de redding van Gordon, die in Khartoum ingesloten was geraakt. Op 22 januari 1885 viel de stad en Gordon sneuvelde. Een Engels bevrijdingsleger arriveerde twee dagen te laat. Maar ook de Mahdi stierf dat jaar aan de pokken en een invasie van Egypte, uitgevoerd door zijn zoon en opvolger, Abdullah el Taaishi, mislukte jammerlijk. De Soedan bleef echter onder controle van de Mahdisten totdat de Britten in 1898 Abdullah bij Omdurman versloegen. De Soedan werd in 1899 onder Anglo-Egyptisch bestuur geplaatst. 42
Schuvers laatste reis beschreven in 'Travels’ pp. 221 – 241
43
'Travels’ p. 238
44
'Travels’ p. 238
45
'Travels’ p. 242 vv
46
'Travels’ p. 242 - 243
47
'Travels’ p. 244
48
'Travels’ p. 244
49
'Travels’ p. 328
50
'Travels’ p. 328
51
'Travels’ p. xii
52 'Reisen im oberen Nilgebiet. Erlebnisse und Beobachtungen auf der Wasserscheide zwischen Blauem und Weissem Nil und in den ägyptisch-abessinischen Grenzländern 1881 und 1882’ uitgegeven als supplement nummer 72 bij Petermann’s Geographische Mitteilungen, Gotha, 1883. 53
'Travels’ pp. xiii - xviii
54
'Travels’ p. lxvii
55
'Travels’ p. 59
56
'Travels’ p. 60
57
'Travels’, p. 59
58
'Travels’, p. 59
59
H. Arndt (ed.), Brehms Reisen im Sudan 1848 – 1852, München / Zürich 1975, pp. 150 - 152
60
'Reisen’ p. 170
61
'Travels’ p. 71
62
Gebaseerd op de literatuurlijst achterin 'Travels’ pp. 366 – 370, waarin op een enkele uitzondering na geen titels van de publicaties genoemd worden, doch alleen de aard en inhoud van de publicatie wordt vermeld. Omdat ik hier slechts een bibliografie van Schuver heb willen geven, zijn alle publicaties over hem in andere talen dan het Nederlands buiten beschouwing gebleven. Hiervoor verwijs ik graag naar de 'Travels’.
26