“Iedereen had iets van: ‘oh ja’, en ‘da’s echt iets voor u’. Je moet dat doen.”
Mei Lan is 21 jaar, studeert audiovisuele kunsten, aan het Rits in Brussel. In het kader van haar afstudeerrichting radio deed ze vorig jaar voor drie maand een Erasmusstage in Amsterdam. Ze is ambassadrice van Exchangeability, een project dat studenten met een beperking stimuleert om in het buitenland te gaan studeren. Het feit dat Mei Lan blind is, was voor haar geen drempel bij de beslissing om in Nederland te gaan studeren.
“Als je een beperking hebt, ben je natuurlijk altijd beperkter. Dan vind ik dat je extra moeite moet doen om uw wereld toch groter te maken. Je hebt minder toegang tot heel de wereld, dus je moet daar ietsje harder voor vechten, vind ik. Door naar het buitenland te gaan maak je bijna letterlijk je wereld groter. En je dwingt jezelf om een plek die je niet kent zo efficiënt mogelijk eigen te maken.”
Syndroom van Stevens-Johnson Op vijfjarige leeftijd werd bij Mei Lan het syndroom van Stevens-Johnson vastgesteld. Het StevensJohnson syndroom is een zeldzame aandoening die veelal veroorzaakt wordt door een intolerantiereactie op medicijnen. Na heel wat medische onderzoeken bleek dat Mei Lan allergisch is aan Aspirine Junior.
“Dat ziet eruit als brandwonden, dat je van binnenuit jezelf aanvalt. Dus dan had ik allemaal brandwonden. Dan ben ik behandeld geweest als brandwondenpatiënt. In eerste instantie was dat levensbedreigend.”
Naast de brandwonden, kan het syndroom ook de ogen aantasten. Toen Mei Lan in het eerste leerjaar zat, merkte haar juf op dat ze steeds minder goed kon zien. “Dan ben ik slechter gaan zien, en naar mijn
idee is dat heel snel gegaan. Ik zat in het eerste leerjaar en had dan plots GONbegeleiding, dus dan ben je officieel slechtziend.”
Hoop en woede
Mei Lan onderging heel wat operaties, met als gevolg dat ze (tijdelijk) beter zag.
“Dat was wel maf. Af en toe werd dat dus beter, maar dan werd het uiteindelijk toch weer slechter.” Ze gaf de hoop niet op. Haar hoornvlies zou vervangen kunnen worden wanneer ze 18 werd en haar ogen volgroeid waren. Mei Lan leefde toe naar dat moment. Op 16-jarige leeftijd kreeg ze te horen dat haar ogen te beschadigd waren om het hoornvlies te kunnen vervangen. De start van een moeilijke periode voor Mei Lan:
“Dat is echt alsof jouw toekomst door iemand anders veranderd wordt! Ik dacht daar niet heel concreet over na, maar in mijn achterhoofd was dat wel aanwezig, bij elke verjaardag kom je dichter bij dat moment. En ik had allemaal wilde fantasieën over afstuderen, dan de operatie en bij wijze van spreken twee dagen later alles doen wat ik al die jaren niet had kunnen doen.”
Sterk karakter
Ondanks de emotioneel, psychisch en fysiek moeilijke momenten, was Mei Lan vastberaden om terug te vechten en haar leven niet te laten bepalen door haar visuele beperking.
“Ik besef ook wel, hoe meer ik dat aanvaard, hoe makkelijker het leven is, maar dat gaat altijd blijven als iets dat niet van mij is. Omdat ik gewoon niet zo geboren ben, ik denk nog altijd: het hoorde niet zo te zijn. Maar ik vind wel dat het beter wordt. En ik zie ook wel dat ik mezelf ergens altijd wel verder krijg dan dat ik denk, verwacht.”
Dit bewijst ze doordat ze geen uitdagingen uit de weg gaat. Haar beperking heeft haar in dat opzicht sterker gemaakt.
“Deels is dat denk ik mijn karakter, dat ik altijd veel uitdagingen opzoek, maar het is ergens ook een bevestiging van: ha, ik heb het toch maar weer gedaan he!” “Het moet altijd zo meer dan nodig zijn. Ik ben in de zomer op kamp geweest als vrijwilliger in Roemenië, en dan direct daarna ben ik naar Amsterdam vertrokken. Het gebeurde dat mijn mama zei: moet dat nu allemaal? Maar soms denk ik dat ook wel.”
Iets met mensen Mei Lan volgt de opleiding audiovisuele kunsten, met als afstudeerrichting Radio. Vóór ze deze opleiding ontdekte, dacht ze er aan om psychologie te studeren. Een tijdje later stelde ze vast dat haar interesse eerder uitging naar verhalen van en over mensen, maar niet met de bedoeling om mensen rechtstreeks te helpen zoals een psycholoog. Een tijdlang speelde bij Mei Lan het idee om Journalistiek te studeren. Tot ze in het vijfde middelbaar de opleiding Radio ontdekte.
“En toen ik wist dat die richting radio er was, was ik wel heel blij. Omdat ik dacht: dit is iets dat gaat als je niet goed ziet en da’s eigenlijk handig, want het is alleen maar geluid.”
De visuele beperking van Mei Lan was zeker geen beslissende factor bij de keuze van haar studierichting. Ze koos in de eerste plaats voor radio omdat het iets was dat ze echt wou doen.
“Het is niet omdat ik zo moest zoeken naar wat kan ik doen, en vind ik dat het leukste. Nee, het was van willen en dat viel dan mee dat dat ging. Want soms zeggen mensen: ‘ah ja radio, da’s wel handig met dat je blind bent’, maar dat gaat daar niet over, ik wou dat gewoon echt.” Vooraleer je aan de opleiding kunt beginnen, dien je eerst te slagen voor een toelatingsproef. Wanneer dit zoals bij Mei Lan succesvol wordt afgelegd, volgen er drie bachelorjaren en één masterjaar.
“Het eerste jaar is dan het meest theoretisch van allemaal. In het tweede jaar heb je twee weken stage, bij de stadsradio in Brussel. En dan wordt alles wat toegepaster, worden de vakken specifieker, de groep wordt ook kleiner. In het 3e jaar heb je drie aspecten: radio, dat is echt presenteren, dus echt achter de microfoon. Dan heb je de andere: documentaire en reportage, dat is interviews gaan doen en erna er iets van maken. En audiokunst, da’s een beetje een vaag onderwerp. Daarna maak je een bachelorproef. Bij mij was dat een documentaire. In de master kies je 2 van die 3, dus radio, documentaire en audio. Dat is een soort specialisatie, en je maakt je masterproef. En dan studeer je af.”
Muziekprogramma’s zijn niet mijn ding We vergeten soms dat radio veel meer is dan enkel een muzikaal station. Mei Lan interesseert zich voornamelijk in het maken van documentaires, een genre dat volgens haar aan het uitsterven is.
“Muziekprogramma’s maken, da’s echt niet gemakkelijk. Ik kan dat gewoon niet. Ik ben meer voor de inhoud zoals interviews, documentaires over een bepaald thema. Één keer hadden ze gezegd dat ik een muziekprogramma moest maken, maar dan merkte ik dat ik toch naar iets inhoudelijks ging zoeken, iets over muziek.”
Op kot in Brussel Tijdens de week zit Mei Lan op kot in Brussel. Samen met acht kotgenoten woont ze op enkele minuten wandelen van het Rits. De beslissing om op kot te gaan stond bij Mei Lan al vroeg vast. “Toen ik besloot om radio te doen, vroeg
mijn papa of ik niet in Mechelen wou blijven, aan de hogeschool, maar ik dacht: oh nee! Dus dan ging ik in Brussel wonen, en wou ik niet gewoon op kot, maar een leuk appartementje, maar da’s dan niet gelukt.” Toch was het eerste jaar op kot voor Mei Lan niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Na een paar maanden besefte ze dat het kotleven moeilijker was dan ze dacht. Maar spijt van die keuze heeft ze zeker niet.
“Ik had daar niet zo’n realistisch beeld van. Ik dacht: ‘ik ga alleen wonen en dat komt allemaal in orde’. De eerste maanden wou ik ook alles alleen doen, maar toen besefte ik dat dat niet allemaal hoeft. Maar ik heb nooit gedacht: ‘oei waarom heb ik dat nu weer gedaan’. ’k Was ook wel heel blij, je eigen kamer zo. Maar de eerste maanden heb ik een beetje te veel geëist van mezelf en dan heb ik dat eerste jaar achter me gelaten en gezegd: je kunt ook niet alles tegelijk.”
Buitenlandse stage “Ja, ik wou dat altijd al doen, maar ik dacht altijd dat dat niet ging met radio. Omdat ik dacht dat we te hard opgeleid zijn in de Belgische stijl of zo, ik dacht dat je dat niet in een andere taal kon doen. Maar eigenlijk is het juist omgekeerd, je gaat juist om te kijken hoe het ergens anders is.”
Mei Lan diende haar stage-aanvraag in bij de publieke omroeporganisatie VPRO.
“In Nederland heb je de VPRO, die zijn creatief en redelijk origineel qua insteek, en inhoudelijk heel sterk! Bij ons op school zijn programma’s van de VPRO vaak heel bekend,
da’s dus het enige wat ik echt ken van Nederland.” Niet veel later werd ze er uitgenodigd. Ze sprak met alle programma’s waar ze stage wou doen. Uiteindelijk kwam ze terecht bij het verhalenprogramma Studio Idzerda.
“Er waren er wel die zeiden van: ‘oei ja, da’s wel moeilijk, ‘k weet niet of dat wel kan’. Waar ik dan uiteindelijk stage heb gedaan, die wouden wel alles doen en zeiden van: ‘je moet maar zeggen als je hulp nodig hebt’. Maar Nederlanders zijn daar heel goed in, dan zeggen ze: ‘nou ja, ik weet helemaal niet hoe het moet, maar jij zal het me wel vertellen’. En dan zeg je ook gewoon van: ‘misschien kunnen we dat zo of zo doen’. Die zijn daar heel open in. Ik wist ook van het begin dat als
ze me niet wouden, ze het wel gezegd hadden.” Mei Lan interesseert zich voornamelijk in het maken van documentaires. Bij studio Idzerda draaide ze als volwaardig redactielid mee. Voor haar was het erg belangrijk dat ze veel zelf kon doen en niet constant afhankelijk was van anderen. “Ik heb eigenlijk ook zoveel mogelijk alles
gedaan, wat dus iedereen deed. Research, heel veel dingen regelen, voorgesprekken met mensen, interviews gaan doen, monteren.”
Voorbereiding Vooraleer Mei Lan zich in Amsterdam kon settelen, dienden er heel wat administratieve documenten in orde gebracht te worden. Ook praktisch gezien werden er op voorhand enkele afspraken gemaakt. Zo sprak Mei Lan vooraf af met de producer van Studio Idzerda wie er haar zou komen halen aan het station en wie er haar zou terugbrengen. Vervolgens ging ze nog enkele keren terug naar Amsterdam om mobiliteitstrainingen te volgen bij Visio, de Koninklijke stichting voor visuele en auditieve beperking.
“Dat betekent dat je een namiddag met iemand kijkt: daar is je huis en hier is de bushalte. Je neemt de bus naar het station en dan neem je die straat. Letterlijk dus van de ene stap naar de andere, van ‘hoe moet je dat doen’. En dan oefen je dat. Eerst doe je dat samen en dan alleen en loopt die persoon
een halve straat achter u. Zo heb ik heel veel geoefend tot ik het kon. Dat was dan vooral de weg naar het station en van Hilversum [waar de VPRO zich bevindt] naar mijn stage. En in het station zelf ook, want Amsterdam Centraal is ook geen gemakkelijk station. En dan hebben we ook veel in de omgeving rondgelopen, van hier is een winkel, of naar de Albert Heijn om de hoek gaan vragen of er mij iemand kon helpen als ik daar zou komen. Dat was dan vooral de praktische voorbereiding.”
3 maand is heel kort Aanvankelijk was het de bedoeling dat Mei Lan acht weken stage zou doen, maar omdat je een beurs ontvangt als je drie maand stage doet, koos Mei Lan ervoor haar stage te verlengen met enkele weken.
“Maar ik heb dat dus drie maand gedaan, en achteraf gezien zou dat ook niet te doen geweest zijn om dat acht weken te doen. Zeker omdat je ergens anders gaat wonen en je moet je wel helemaal terug aanpassen en de weg leren overal naartoe. Dus drie maanden was voor mij echt ook wel het minimum.” Via het Rits en Exchangeability vernam Mei Lan dat ze een beurs kon krijgen voor haar stage.
“Ze zeiden dat ik sowieso mijn Erasmusbeurs kreeg, dat had ik wel nodig want je moet natuurlijk ook huur betalen en zo. Maar ik heb ook een hogere beurs gekregen voor taxi’s, voor in geval van nood, voor vervoer naar een dokter of oogarts, openbaar vervoer, telefoon. Ik had dat totaal niet verwacht dat ik voor al die zaken een beurs zou krijgen. Dus financieel en qua hulp bij de beurs zat dat echt goed.” Volgens Mei Lan is een stage van drie maand voor iedereen te kort. En omdat je als persoon met een visuele beperking eerst een periode moet wennen aan een nieuwe stad, was de stageperiode voor Mei Lan te snel voorbij.
“Ik heb heel hard moeten wennen in kringetjes,
eerst aan mijn bed en aan mijn huis en om daar wat je weg te vinden. Dan ga je naar de supermarkt een straat verder en ga je naar de bushalte een straat verder. En op den duur ga je de stad in. En dan het land en dan verder. En dat bed en huis en die straat, dat duurt veel langer voor mij dan voor iemand anders.” “Ik had heel hard het gevoel dat ik de laatste 4 weken pas doorhad hoe het werkte, ik had routine, ik woonde daar. Ik begon echt veel mensen te kennen. En op mijn stage ook, ik wist zo echt waar ik mee bezig was. Je kent die mensen op den duur ook echt goed. De eerste maand was ik gewoon aan alles aan het wennen. Alles was nieuw. En de laatste maand was meer van: ‘Ah ja, ik snap het, ik heb het onder de knie allemaal’. Op de laatste dag had ik echt het gevoel: nu kan ik beginnen bijleren.”
Perfectionisme Mei Lan beschrijft zichzelf als een perfectioniste. Doordat ze een visuele beperking heeft en ze zich naar eigen zeggen iets minder voelt dan anderen, heeft ze het gevoel een stap verder te moeten gaan dan haar studiegenoten om op gelijke hoogte te komen.
“Dat heeft te maken met u willen bewijzen denk ik. Als je kijkt naar mijn klas- en studiegenoten, die hebben allemaal stage gedaan op superleuke plaatsen, maar wel allemaal in Brussel. En ik zou dat ook kunnen doen, je hoeft niet per se naar Amsterdam, maar omdat ik dan hetzelfde doe als hen, vind ik dat ik een stap verder moet gaan. En dat versterkt sowieso doordat ik mij altijd maar wil bewijzen. Ik heb het gevoel dat ik mij minder goed kan bewijzen doordat ik slecht zie.”
Ze ervaarde de buitenlandse stage niet enkel op studievlak als enorm leerrijk, maar ook op persoonlijk vlak. Door de feedback die ze vanuit haar stageplaats kreeg, leerde ze zichzelf nog beter kennen.
“Het belangrijkste dat ik daaruit geleerd heb, is dat ik vaak vanalles wil, maar dat ik dat zo graag zo perfect doe, dat ik er zelfs niet aan begin. Ik heb dan een goed idee om iets te maken, maar dan rem ik mezelf heel erg af. Dan ben ik bang dat ik het verkeerd zal doen. Ze hebben me dat op mijn stage ook wel gezegd na twee maand: ‘Mei Lan, je bent hier nu al zo lang, je moet echt dingen beginnen maken’. Pas de laatste maand heb ik die stap gezet om echt zelf dingen te beginnen doen. En dan zie je ook snel resultaat.”
“Wat zij mij ook echt geleerd hebben, is dat ik het wel kan. Zolang je maar blijft werken, dan komt er wel ooit iets goed uit. Ze hebben op bepaalde momenten gezegd van: ‘jij kunt het wel’. Als ik nu slechte dingen aan het maken ben, denk ik: ‘het zal wel komen’.”
Zeker doen! Volgens Mei Lan is studeren in het buitenland als student met een beperking zeker een aanrader.
“Je moet wel wat internationaal ingesteld zijn, je moet dat graag willen doen en je moet wel heel de tijd zoeken naar oplossingen. Er zijn weinig dingen waarvan je zegt: ‘ik doe dat efkes’.” “Het zorgt voor een bepaalde souplesse, je wereld wordt groter.” Als ze studenten met een beperking zou moeten overtuigen om die buitenlandse ervaring aan te gaan, zou ze in de eerste plaats beklemtonen dat mensen veel bereidwilliger zijn dan je zou denken. Ze geeft aan dat het wel belangrijk is dat je zelf ook zegt wat je nodig hebt, zodat men je kan helpen.
“Je moet zelf maar eens denken hoe blij je bent als je iemand kunt helpen. En andere mensen hebben dat ook. Als zij zien dat is een interessante stagiair/student voor ons, wij kunnen die iets leren, waarom zouden die niet een kleine extra moeite willen doen, als je zelf maar zegt wat je nodig hebt. En da’s niet altijd gemakkelijk, ten eerste omdat dat niet leuk is om dat te zeggen, maar ook omdat je zelf ook niet altijd weet wat de oplossing is. En da’s op mijn stage ook een paar keer geweest. Ik moest eens een interview gaan doen bij een meisje in Nijmegen, en die woonde redelijk ver van het station, en dan is de eerste reactie: ‘oei dat gaat niet, want je kunt niet te voet gaan en je kunt niet met de auto rijden’. Maar dan moet je zeggen: ‘ik weet het zelf ook niet, maar misschien zo of zo of ik heb zelf eens dit of dit voorgehad en toen ik heb dat zo gedaan’. En in Nederland
word je sowieso gedwongen om meer te zeggen en open te zijn. Maar ik denk dat dat in elk land belangrijk is, je moet niks eisen hé, je kunt het alleen maar vragen. En als je zelf het begin van een oplossing aanreikt, dan lukt dat wel.” Volgens Mei Lan is het belangrijk dat je heel veel vraagt, want mensen willen dat wel allemaal voor je doen, maar je moet zelf ook wat meewerken. Bovendien leer je er volgens Mei Lan heel veel uit.
“Ik heb in Amsterdam veel geleerd, sowieso op radio- en studievlak, maar ook wel voor mezelf. En ik heb dat ook op een bepaalde manier meegenomen naar hier. En dat is ook wel het belang van een buitenlandse stage denk ik. Ik heb in Amsterdam wel echt geleerd om mijn plan te trekken, in die mate dat ik als ik hier iets ongeveer weet zijn, dat ik
mijn weg daar naartoe wel zal vinden. Ik ben veel minder bang of onzeker alleen op straat. Da’s deels doordat ik die klik in mijn hoofd gemaakt heb van ’t is er tijd voor, maar ook omdat ik naar Amsterdam geweest ben. Dus dat vind ik ook wel heel belangrijk als mensen twijfelen, maar da’s net de reden dat je naar het buitenland moet gaan. Als je onzeker bent is het beste wat je kunt doen zeggen van: kijk wat je daar gedaan hebt, dat kun je hier ook.” Een laatste, maar niet onbelangrijke reden om in het buitenland te gaan studeren volgens Mei Lan, is het plezier dat je er beleeft.
“En gewoon, ja zo’n buitenlandse ervaring, da’s leuk, da’s echt leuk. En je kunt het erna ook maar op je palmares zetten he, je hebt het maar gedaan he.”
België versus Nederland Bovendien was het voor Mei Lan erg leerrijk om een vergelijking te maken tussen Nederland en België wat betreft de omgang met mensen met een visuele beperking. Ze maakte er een boeiend radiostukje over. “Ik wou dat heel graag doen, want dat kwam
ook vaak toevallig ter sprake. Vooral met de presentator, wij zaten altijd samen op de trein en we hebben ons soms ziek gelachen met de manier waarop mensen deden en wat ik allemaal tegen kwam. En hij zei:’ je moet daar iets over maken’.” “Het is niet omdat ik een witte stok vast heb, dat je anders moet communiceren met mij. Dat gevoel had ik in Nederland ook wel, maar veel minder dan in België.”
Exchangeability en Visio Als Mei Lan terugdenkt aan haar eerste weken in Nederland, ontstaat er bij haar een dubbel gevoel. Financieel werd Mei Lan heel goed ondersteund, maar ze geeft aan dat ze niet optimaal gebruik heeft kunnen maken van de praktische dienstverlening van Exchangeability. Exchangeability werkt met een buddysysteem. Dat houdt in dat er lokale studenten gekoppeld worden aan internationale. Mei Lan kreeg pas heel laat een buddy toegewezen.
“Ik dacht: iemand die mee helpt boodschappen doen en iemand die met mij mee wilt lopen/joggen. En ze zeiden dat ze iemand gingen zoeken. Uiteindelijk hadden ze dan iemand gevonden eind september, maar ik was daar van begin augustus! Ze konden het wel uitleggen (interne problemen, bestuurswissel), maar ik heb daar eigenlijk
niks aan gehad. En da’s wel heel jammer, want in het begin had ik dat wel echt nodig eigenlijk. En tegen dat ze dan iemand gevonden hadden, was het niet echt meer nodig. Die eerste weken zouden wel heel tof geweest zijn als ik een buddy had” Mei Lan denkt dat het stroeve verloop van het buddysysteem te wijten is aan het feit dat nog niet veel studenten beroep doen op Exchangeability.
“Heel weinig mensen weten dat Exchangeability bestaat. Dus volgens mij weten die zelf niet goed hoe ze dat moeten aanpakken, omdat ze nog geen routine hebben. Dus dat was wel jammer.” Ze benadrukt dat het belangrijk is dat iedereen zijn/haar ervaring deelt zodat het buddysysteem en Exchangeability verder kunnen uitbreiden.
“Ik begrijp echt dat het niet soepel liep, omdat ze nog niet veel ervaring hebben. Net doordat ik het nu ervaren heb, kunnen ze erin groeien.” Doordat Mei Lan enkele vrienden in Nederland heeft die ook slechtziend zijn, kwam ze in contact met Visio, de Koninklijke stichting voor visuele en auditieve beperking. Na heel wat papierwerk en een kennismakingsgesprek, kon Mei Lan genieten van hun diensten.
“Tijdens dat gesprek vragen ze dan wat je noden zijn. Bij mij was dat vooral mobiliteit, dus dat ze mij echt de routes zouden aanleren van thuis naar station. En dan heb ik dat gewoon allemaal via hen gedaan.”
Toekomst Mei Lan heeft nog geen concrete toekomstplannen op lange termijn. Ze denkt veel na over de komende jaren, die ze graag in het buitenland zou willen doorbrengen.
”Sowieso ga ik hierna nog studeren. Ik studeer dit jaar af als radiomaker en ik ben nog aan het zoeken voor volgend jaar. Waarschijnlijk iets in het buitenland, iets theoretischer. Ik wil nog niet gaan werken, omdat ik vind dat ik nog te jong ben en nog niet genoeg weet van het leven. Het is nu ook zo genesteld in mijn hoofd dat als dat niet zou doorgaan, ik het bijna vervelend zou vinden om in Brussel te blijven. Maar ik zal wel zeker terugkomen naar Europa.”