Ahmed Aboutaleb: ‘Je moet iets van je leven maken’
De burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb, hield zaterdag 7 maart een keynote speech tijdens de tweede Alumnidag van De Haagse Hogeschool. Hij studeerde [opleiding] aan een van de voorlopers van De HHs. Link dook in de archieven en schetst de levensloop van alumnuscoryfee Aboutaleb. Wie is hij? Hoe was de overgang van Marokko naar Nederland? Wat was hij voor student? En hoe schopte hij het van een stoffig dorpje tot het ambt van burgemeester van de een na grootste stad van Nederland? tekst: Youri van Vliet | beeld: gemeente Rotterdam & Mieke Barendse
Aboutaleb groeit op in Beni Sidel, een afgelegen dorpje in het Rifgebergte zo’n vijfhonderd kilometer ten oosten van de Marokkaanse hoofdstad Rabat. Hij woont in een primitief huis: muren, een dak, geen ramen, geen water, geen stroom. Het leven is er zwaar. Niet zelden eet hij slechts één maaltijd per dag en tot zijn dertiende moet de jonge Ahmed iedere dag, met de muilezel, zo'n vijf kilometer buiten het dorp water halen. Op zijn derde vertrekt zijn vader als gastarbeider naar Nederland om te werken als schoonmaker op een station. Aboutaleb blijft met zijn moeder, twee broers en vijf zussen achter. De opvoeding komt in handen van zijn opa die niet altijd even zachtzinnig is. In een interview met Elsevier herinnert Aboutaleb te volgende anekdote: ‘Op woensdag was er weekmarkt in het dorp. Propvol was het dan. Het moet in de zomer zijn geweest, ik ben met opa op de markt, dus het is vakantie. Er zijn watermeloenen te koop, heel duur. Opa is een beetje ziek. De ezel die hij gebruikte om de spullen van de markt naar huis te dragen, werd gestald bij een speciale stalling voor lastdieren. Opa zei: “Ik koop die meloen alleen als jij hem kunt dragen”. Ik was een jaar of acht, negen en zei dat ik dat kon. Ik loop met die meloen een trap op om naar de ezel te gaan. Die trap heeft aan de zijkant geen leuning, en dat een meter of 4, 5 boven de plek waar vis wordt verkocht. Ik loop langs de rand en dat ding valt naar beneden. Daar zit een oud vrouwtje in kleermakerszit met een wit kleed aan. De meloen komt naast haar terecht. Nou, toen was die jurk niet meer wit. Ik ben te grazen genomen door mijn opa... Dat vrouwtje roept nog: “Doe niet! Die jongen kan er niets aan doen!”. Maar opa was oud-militair, dus pats pats pats. Normaal gesproken kreeg ik van hem één dirham als we klaar waren met de inkopen. Dat was veel geld, daarvan kocht ik snoep
voor de kinderen die waren thuisgebleven. Die dag dus niet. De kinderen die naar dat snoep uitkeken, kregen het niet. Dat was opa. Zo herinner ik me hem. Deze cultuur, deze verhalen hebben mijn identiteit gevormd. Dat ik in Marokko zo ben gebakken als kind, draagt enorm bij aan de mens die ik ben geworden.’
Ahmed Aboutaleb tijdens de Alumnidag 2015 met aan zijn rechterzijde Leonard Geluk In de nacht van 15 op 16 oktober 1976 vertrekt het gezin uit Marokko, op weg naar het land van tulpen, molens en kaas. Aboutaleb is dan vijftien jaar. De plek van bestemming is Den Haag waar de familie een portiekwoning betrekt aan de Noordpolderkade 360 in de molenwijk, op steenworpafstand van de HHs-hoofdvestiging. ‘Mijn eerste kennismaking met Nederland was een maaltijd die ik ’s avonds at nadat we op Schiphol aankwamen,’ herinnert Aboutaleb zich in de Aula van De HHs tijdens de alumnidag. ‘Een soort Marokkaanse tajine met vlees, aardappelen en groenten. Vooral het vlees viel op, want dat was wit, wit kalfsvlees, en dat had ik nog nooit gezien. We aten in Marokko sowieso weinig vlees. Vlees was rijkdom. En ook de brede boontjes vielen op. Ik was altijd die lange, dunne sperzieboontjes gewend.’ De eerste maanden in Nederland zijn niet gemakkelijk. ‘Huilen, huilen, wat heeft hij in de eerste maanden verschrikkelijk moeten huilen. In alles voelde Ahmed Aboutaleb zich ontheemd. Radeloos zelfs,’ tekent de Volkskrant in een interview op. ‘Een van de lessen van een migrant,’ stelt Aboutaleb, ‘is dat je in een andere samenleving altijd bij nul begint. Maar soms is de redding nabij. Ik heb ongelooflijk veel mensen meegemaakt en sommigen vergeet ik nooit. Je hebt nu eenmaal mensen nodig die je helpen en iets in je zien. Mijn redding was Ellis. Ze sprak Frans en hielp mij met het leren van het Nederlands vanuit het Frans.’
Met het beetje geld dat de kersverse immigrant verdient met een bijbaantje in Hotel Corona tegenover het Binnenhof – ‘drie gulden per uur. De eerste uitbuiting was een feit’ – koopt hij Nederlandse en Franse woordenboeken. Met die woordenboeken in de hand leest hij dagelijks de Haagsche Courant om zo de Nederlandse taal onder de knie te krijgen. Iedere maandagavond steekt Aboutaleb bovendien de Noordpolderkade over om zich te melden in het dienstencentrum De Spil waar Nederlandse les werd gegeven. ‘Ik hoefde alleen maar een kwartje mee te nemen voor een kop koffie en voor de rest was de les gratis. En zo kreeg ik de kneepjes van de Nederlandse taal geleerd. De kwaliteit van de taal die ik nu spreek, vindt daar zijn oorsprong. Maar moeilijk was het wel. Zo kon ik niet zo snel begrijpen wat je bedoelt met: “Ik zit op school”. Mijn gevoel zei: “Ik zit in school”. Dat vond ik ingewikkeld. Of het verschil tussen “tonen” en “aantonen”. En dat je “aantonen” in tweeën kan knippen: “Ik toon aan”. Ook de zin: “Ik ga met vakantie” vond ik lastig. De vakantie gaat dus met je mee… En helemaal moeilijk: “Ik ga op vakantie…” Ja, Nederlands is moeilijk. Maar uiteindelijk, als je de smaakt te pakken hebt, dan is het een geweldige taal. Zeker in de poëzie, een van mijn liefhebberijen.’ En die smaak lijkt niet lang op zich te wachten, getuige zijn eerste mediaoptreden (luistertip!) in 1982 in het nachtprogramma Rust Zacht van de VPRO, gepresenteerd door Joop van Tijn. De jonge Aboutaleb is dan twintig en vijf jaar in Nederland. In accentloos Nederlands, maar in een ingewikkelde zin, brengt hij als een volleerd bestuurder zijn eerste ervaringen onder woorden: ‘Mijn eerste indruk was dermate groot eigenlijk dat hetgene wat ik het eerst gezien heb mijn gedachten dermate heeft vastgehouden – gemagnetiseerd heet het in vaktermen – dat ik die gedachten nog steeds heb vastgehouden.' Aboutaleb doelt op Schiphol, de vliegtuigen, roltrappen en winkels die bij aankomst een grote indruk maken.
Drie decennia later geeft Aboutaleb in een interview met Vrij Nederland toe dat hij trots is op zijn soevereine beheersing van het Nederlands. Tijdens het gesprek begint hij over een onderzoek, enkele jaren geleden, van het Genootschap Onze Taal naar het taalgebruik van Nederlandse politici. 'Het bleek dat ik van alle politici op het Binnenhof het beste Nederlands sprak.' Met enige ironie: 'Er waren een paar momenten in mijn leven dat ik een bijzonder
gevoel van blijdschap had: toen ik mijn rijbewijs haalde, toen mijn eerste kind werd geboren, en toen ik dit nieuws hoorde.' Ambities om de politiek in te gaan heeft de twintigjarige Aboutaleb dan nog niet. Het liefst, zo vertelt hij aan interviewer Joop van Tijn, zou hij dichter of schrijver worden. 'Maar ineens kom je op Schiphol en dan gaan je gedachten ineens veranderen. Dat kolossale trok me dusdanig aan, dat ik dacht: dat moet ik eens gaan doen.’ Uiteindelijk doorloopt Aboutaleb de lts, mts en ten slotte de hts in Rijswijk, een voorloper van De Haagse.
Ahmed Aboutaleb samen met Alumnicoördinator Jan Geerts Uit het radiogesprek lijkt ook al een verklaring te verschijnen voor Aboutalebs succes: ongekende werklust, doorzettingsvermogen en eerzucht. In een ander interview met Vrij Nederland uit 2008 zegt hij hierover: ‘Natuurlijk speelt mijn achtergrond een rol. Ik ben geboren in een land waar niets was, waar geen rechten bestonden. Ik was van de zomer met mijn veertienjarige dochter in Marokko. We reden door het Rifgebied, ik maakte haar wakker en zei: “Dit is ongeveer waar ik ben geboren. Zie je die berg? Daar komt pappa vandaan.” Ze hebben inmiddels elektriciteit, heb ik begrepen, de beschaafde wereld druppelt er langzaam binnen, er loopt alleen nog geen verharde weg naar toe. Ik heb niet de neiging mijn jeugd te romantiseren. Je weet wat je achter je hebt gelaten, je wilt die ellendige situatie niet meer, dat geeft je een push, dat geeft motivatie. Het geeft het gevoel: alle kansen die Nederland me geeft, moet ik grijpen. Dat zou iedereen moeten beseffen. Je moet iets van je leven maken.’ Die attitude resulteert uiteindelijk in een indrukwekkende lijst van activiteiten en banen. De technicus begint na zijn studies als journalist bij achtereenvolgens Veronica, NOS en RTL. ‘Veel ruimte voor serieuze programma’s was er echter niet en ik dacht niet dat ik gelukkig zou worden als ik nog jarenlang met de camera moest hollen om een brandje in Zaandam te
verslaan. Dus toen ben ik vertrokken.’ Als voorlichter van minister d’Ancona in het Kabinet Lubbers krijgt Aboutaleb naar eigen zeggen zijn eerste scholing in de politiek. En in 1994 gaat hij aan de slag als hoofd voorlichting van de Sociaal Economische Raad. ‘Als je de kans krijgt om bij de SER te werken, moet je dat altijd doen,’ benadrukt Aboutaleb. Als je tussen de vakbonden, de werkgevers, en de beste wetenschappers van Nederland zit, dan zit je eigenlijk in een collegezaal. Wat je daar leert, aan processen met betrekking tot de sociaal, economische financiële inrichting van ons land is geweldig. Voor mij was de SER een soort postacademische opleiding. Alles wat ik daarna in mijn leven nodig heb gehad als bestuurder heb ik te danken aan wat ik daar heb geleerd. Vooral de opmerking van toenmalig voorzitter Theo Quené is me bijgebleven: “Gecompliceerde vraagstukken vragen om gecompliceerde oplossingen.” Dat is een levenswijsheid die ik nooit zal vergeten.’
Het zou vervolgens nog een decennium duren voordat Aboutaleb echt zijn intrede maakt in de politieke arena. In een interview met Elsevier licht hij zijn overstap toe. ‘Ik had een mooie baan [op het stadshuis in Amsterdam] op de portefeuille van de wethouders Rob Oudkerk en Hannah Belliot, ik kon het heel goed met hen vinden. Fantastische mensen en ik zag voor me dat ik dat nog jaren zou doen. Dat werd verstoord door een telefoontje na het aftreden van Oudkerk: wil je kandidaat zijn voor het wethouderschap?’ Aboutaleb hoeft niet zo nodig, maar dan belt Schelto Patijn, PvdA-coryfee en voormalig burgemeester van Amsterdam. Hij zegt: ‘Ahmed. De stad heeft je nodig.’ Dat gaf de doorslag: hij stelt zich kandidaat en wordt op 4 februari 2004 wethouder in Amsterdam. Na de moord op Theo van Gogh blijkt dat Patijn profetische woorden had gesproken. ‘De stad hád me nodig. Het was een heel moeilijke situatie. Ik ben ervan overtuigd dat burgemeester Job Cohen en ik als twee brandweerlieden de grote veenbrand in de stad hebben moeten
blussen,’ aldus Aboutaleb in een interview met Elsevier. In die periode leert Aboutaleb ook de huidige HHs-bestuursvoorzitter Leonard Geluk kennen die op dat moment wethouder is in Rotterdam. Saillant detail: ze doen een voorstel voor iets dat nu pas zijn beslag krijgt, namelijk: het decentraliseren van de jeugdzorg. ‘Dat deden we omdat we oprecht dachten dat dit beter door de gemeenten getrokken kan worden, omdat je het dan kan vervlechten met processen van sport van cultuur en onderwijs,’ aldus Aboutaleb. ‘Ik ben toen naar de toenmalige minister van OCW Maria van der Hoeven gegaan en ik zal haar woorden nooit vergeten: “Meneer Aboutaleb, u raakt hiermee aan fundamentele vraagstukken van machtsverdeling tussen gemeenten en de Rijksoverheid. We gaan het niet doen.” Een fantastisch mens, maar ik vind wel dat ze toentertijd een verkeerd besluit heeft genomen. Sommige visies zijn hun tijd ver vooruit, denk ik dan maar.’
Elsevier schrijft in 2008 – Aboutaleb is inmiddels staatssecretaris in het vierde kabinetBalkenende – ‘Aboutalebs tomeloze ambitie viel op. Ellenbogenwerk was hem niet vreemd, een teamspeler was hij niet.’ Maar naar eigen zeggen is Aboutaleb nooit ambitieus geweest, althans niet in de zin dat hij een specifieke carrière najaagde. ‘Ik heb nooit mijn leven uitgestippeld,’ vertelt hij na de lezing in de Aula. ‘Maar als ik in iets bijt, dan ben ik wel volhardend en vasthoudend. Zo herinner ik mij dat als ik op school de Fourieranalyse moest uitrekenen en ik kwam er om twaalf uur ’s avonds niet uit, dan kon ik moeilijk slapen. Die vasthoudendheid: nieuwsgierig zijn, alles willen weten en snappen, heb ik eigenlijk altijd al gehad. En ik zeg altijd: je kan je leven niet plannen, het leven plant jou. Ik heb nooit durven dromen van de plek waar ik nu ben.’ De eerste keer dat Aboutaleb nadacht over een burgemeesterschap was in maart 2008, toen Ivo Opstelten besloot om te vertrekken. ‘Ik herinner me nog dat ik Wouter Bos tegenkwam en hem vertelde dat ik mogelijk een gooi wilde doen naar het burgemeesterschap waarop hij
zei: “Doe het niet, ik heb je nog nodig”.’ In juli stuurt Aboutaleb toch een sollicitatiebrief en de rest is geschiedenis. Hij werd de eerste burgemeester van zijn ‘soort’ in Europa.
Na een turbulente start (de affaire rondom de islamitische filosoof Tariq Ramadan leidde tot het vertrek van twee VVD-wethouders, ruzie in de lokale CDA-afdeling kostte een derde wethouder de kop, chaotische taferelen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 dwongen Aboutaleb tot een hertelling van de stemmen, en dan waren er nog de strandrellen in Hoek van Holland) wordt Aboutaleb zeven jaar later geprezen om zijn toewijding, oog voor detail, en zijn soms harde, maar altijd klare taal. Elsevier roept Aboutaleb in 2014 zelfs uit tot ‘Nederlander van het jaar’: ‘Rotterdam is veranderd in een hippe stad, met spectaculaire architectuur, zoals de Markthal, gebouw De Rotterdam, het nieuwe Centraal Station dat de Dutch Design Award 2014 kreeg, een van de vele ‘goede’ lijstjes waarop de stad tegenwoordig figureert. Van lelijk en onherbergzaam naar nieuw ruig in een paar jaar tijd. (…) Dat is mede de verdienste van Aboutaleb, die de afgelopen jaren uitgroeide tot het markante gezicht van dit herboren, zelfbewuste Rotterdam,’ aldus Elsevier.
Dankzij zijn recente media optredens na de aanslagen in Parijs en de uitnodiging van het Witte Huis krijgt Aboutaleb weleens de vraag of hij niet te groot is geworden voor Rotterdam, maar van zulke onzin moet hij niets hebben. ‘Je bent nooit te groot voor Rotterdam. Bovendien: dit is de mooiste baan die ik tot nu toe heb gehad. Het raakt aan alles.’ Kan hij zich dan nog een mooiere baan voorstellen? ‘Het dienen van zo’n mooie stad is op zichzelf al een hele eervolle aangelegenheid om überhaupt te mogen doen, dus nee ik plan mijn leven niet. Ik droom nergens van, alleen als ik slaap. En dat is wel zo prettig, dat geeft heel veel rust tussen de oren.’ Dit artikel is mede tot stand gekomen door verschillende artikelen in Elsevier, Vrij Nederland, de Volkskrant en NRC Handelsblad.