achtergrond
Kunst maken voor je leven Creatieve expressie toegankelijk maken voor kankerpatiënten, dat is de missie van de Stichting Kanker in Beeld. Voorzitter Patricia Deiters-Rahusen droomt van een toekomst waarin elk ziekenhuis en elk inloophuis een open atelier heeft waar mensen onder deskundige begeleiding kunnen zingen, schilderen, beeldhouwen, bewegen en schrijven. Zelfe xpressie
Martje Lamme
3
>
Zelfe xpressie
4
Hanneke Nanninga: ‘Het koor is een warme deken’
achtergrond wordt wit hoor, doe ik in lithografie-fase, dus vlak voor het naar de drukker gaat
Patricia Deiters-Rahusen: ‘Creatieve expressie moet worden opgenomen in de reguliere oncologische zorg en vergoed door het basispakket van de ziektekostenverzekeringen’ Lyda Rump (1950): Mijn urnen (vilt 15x10 cm). Lyda Rump: ‘Denken aan de dood is ook denken aan het leven.
in zijn werk als therapeut bij de School voor Imaginatie en begon in 1997 samen met andere hulpverleners een Open Atelier in Amsterdam waar kankerpatiënten konden komen schilderen. Daaruit ontstond de Stichting Kanker in Beeld. De eerste tentoonstelling van beeldend werk van kankerpatiënten in 1998 was een succes: ook in andere plaatsen in Nederland gingen therapeuten en patiënten samen aan de slag. Bij de volgende manifestatie in 2003 werden ook andere vormen van expressie als fotografie, beeldhouwen en muziek betrokken.
Afgelopen najaar vond de derde manifestatie van Kanker in Beeld plaats in de Grote Kerk in Den Haag met optredens van koren, dansgroepen, dichters en schrijvers en een tentoonstelling met beeldend werk van honderdtien deelnemers. Ook werd een symposium voor professionals georganiseerd. De manifestatie trok tienduizend bezoekers. Bij de opening stelde Ronald Plasterk, de toenmalige Minister van OCW en zelf in het verleden onderzoeker bij het Nederlands Kanker Instituut: ‘Het is belangrijk dat artsen, specialisten en alle andere hulpverleners in de oncologie weten wat creatieve expressie voor mensen kan doen.’ Een video met zijn volledige toespraak staat op www.kankerinbeeld.nl.
Deze kun je meenemen op je laatste reis of hier laten voor je familie of vrienden.’ Foto WeZt-Art fotografie
Dat kanker niet meer het eind van
Zelfexpressie
E
en op de drie Nederlanders krijgt kanker. Dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat dankzij steeds effectievere behandelingsmethodes vijftig procent van de patiënten de ziekte overleeft, al is dat vaak met de nodige lichamelijke ongemakken. Voor hen wordt kanker een chronische ziekte die misschien, ooit of hopelijk nooit meer zal toeslaan. Ze moeten leren omgaan met die onzekerheid en met gevoelens als angst, verdriet en hoop. Daarover praten is vaak moeilijk of helpt niet genoeg. Creatieve expressie is een effectieve manier om de emoties rond het ziekteproces te uiten, te verbeelden en te verwerken, vindt de Stichting Kanker in Beeld. Psycholoog Jan Taal gebruikte de creatieve kracht van innerlijke beelden al
Het leven is voor mij een cirkel en daarom zijn mijn urnen rond. Ze zijn open, je kunt er je kostbaarheden in stoppen.
het lied hoeft te betekenen, maar juist het begin kan zijn van een nieuw lied of een heel repertoire, bewijzen de Zingen-voor-je-Leven-koren. Het eerste koor was een initiatief van Patricia Deiters-Rahusen, voorzitter van de stichting Kanker in Beeld. ‘De manifestatie van 2003 werd gehouden in een kerk en het leek me zo prachtig als daar ook gezongen zou worden. Muziek is een geweldig expressiemiddel. Ik deed een oproep voor zangers en kreeg meteen veertig aanmeldingen –
daaruit werd het eerste Zingen-voorje-Leven-koor gevormd.’ Ook na de manifestatie bleef de belangstelling groot. In 2004 ging het eerste vaste koor van start in Amersfoort. Enthousiaste koorleden, afkomstig uit het hele land, zorgden ervoor dat ook in andere steden koren van de grond kwamen. Patricia Deiters-Rahusen: ‘Het zingen in een groep is niet alleen aangenaam door de fysiologische sensatie van trilling en geluid. Wat de mensen in elk Zingen-voor-jeLeven-koor bindt, is hun ervaring met
Hanneke Nanninga (1947): ‘Ik ben nu zes jaar lid van het Zingen-voor-je-Leven-koor in Amersfoort. Ik had nog nooit gezongen. Toen ik kanker kreeg moest ik stoppen met mijn werk als verpleegkundige en kreeg ik meer ruimte en tijd voor expressie. ‘Het koor is fantastisch. Er wordt veel gehuild maar ook veel gelachen. We zingen van alles, vaak driestemmig, nummers als Somewhere of Kol ha’olam Kulo, een Hebreeuws lied. ‘We treden altijd op bij de Bomenplantdag van KWF Kankerbestrijding. Daar komen een paar duizend mensen naar het Koningin Wilhelminabos om hun dierbaren te herdenken die aan kanker overleden zijn en voor hen een boom te planten. Het is heel indrukwekkend en heel zwaar om daar op te treden. Maar je hoort altijd dat de mensen er veel troost uit halen. ‘Er komen steeds nieuwe mensen bij het koor, maar er vallen helaas ook mensen af die overlijden. Dat is moeilijk. Soms komt iemand heel bewust voor de laatste keer meezingen en afscheid nemen. We gaan als koor meestal niet naar de begrafenis, maar houden zelf een herdenkingsceremonie. Bij het zingen komen veel emoties los, maar ik word er ook energiek van. De meerwaarde van dit koor is dat je je emoties met elkaar kunt delen en vorm kunt geven. ‘Daarnaast ben ik aan het schilderen geslagen. Via Kanker in Beeld kwam ik bij Ellen de Regt op het Open Atelier. Nu schilder ik elke week samen met een groepje anderen, zonder docent. Mijn schilderijen gaan niet meer alleen over kanker. Ik denk er ook niet meer elke dag aan. ‘Het koor in Amersfoort is voor mij ook een warme deken, al ga ik er binnenkort weg. Ik ga verder bij het Zingen-voor-jeLeven-koor in Amsterdam, dat is dichterbij. De nadruk ligt daar meer op het creatieve en minder op de ziekte. Ik heb al een keer aan een project meegedaan bij een ‘gewoon’ koor en ga dat in de toekomst zeker vaker doen. Zingen en creatieve expressie zijn zo belangrijk, voor gezonde mensen maar helemaal voor zieken.’
6 Zelfe xpressie
achtergrond
Inloophuizen bieden ruimte voor creativiteit In de afgelopen vijf jaar zijn in veertig plaatsen in Nederland inloophuizen voor kankerpatiënten opgezet en dat aantal groeit nog steeds. Patiënten kunnen er terecht voor therapie, maar vooral voor activiteiten als creatieve cursussen, koorrepetities en yoga. Daarnaast zijn er zeven therapeutische centra waar mensen met kanker en hun naasten psychosociale begeleiding krijgen. Noch de centra, noch de inloophuizen krijgen financiële ondersteuning van de overheid of van fondsen als het KWF of Pink Ribbon. De organisaties draaien op privéinitiatieven, vrijwilligers, giften, incidentele subsidies en particuliere fondsen. Meer informatie en adressen: www.ipso.nl.
ven’ en nog eens zes koren staan in de startblokken. De koren zijn zelfstandig, maar Kanker in Beeld biedt ondersteuning in de vorm van een startkapitaal, adviezen over fondsenwerving en communicatie. Daartegenover staat dat het koor aan de zangers een uur stemwerk door een professionele stemdocent moet bieden en anderhalf uur repertoire zingen onder leiding van een professionele dirigent. Repetities vinden bij voorkeur plaats in een inloophuis (zie kader Inloophuizen). Kanker in Beeld organiseert landelijke intervisiedagen voor creatief therapeuten, stemdocenten en dirigenten. Patricia Deiters-Rahusen: ‘Voor de eerste koren hebben we zelf dirigenten en stemdocenten gezocht, nu gebeurt het steeds vaker dat zij op ons afkomen. Dirigenten die een Zingenvoor-je-Leven-koor willen leiden, hebben vaak al veel in de muziek gedaan en zien dit als een verdieping van hun werk.’ Hoog op de verlanglijst van Kanker in Beeld staat ook een nationale Zingen-voor-je-Leven-dag. ‘Bij de opening van de laatste manifestatie stonden we met honderdtwintig mensen te zingen. Dat was een heel bijzondere ervaring, heel spiritueel. Het lijkt me geweldig als alle koren elkaar op zo’n dag kunnen ontmoeten en samen zingen.’
Stichting Kanker in Beeld is bij monde van Patricia Deiters-Rahusen van mening dat creatieve expressie toegankelijk moet zijn voor alle kankerpatiënten, opgenomen moet worden in de reguliere oncologische zorg en vergoed door het basispakket van de ziektekostenverzekeringen. Daar is
Subsidieprobleem? Get crowdfunding
voor verzekeraars ook geld te verdienen: het voorkomt kosten voor zwaardere psychosociale zorg. De stichting Kanker in Beeld wil ook onderzoek laten doen naar de effecten van expressie vanuit de psychologie en de oncologie. Deiters-Rahusen: ‘Dan kun je evidence-based laten zien wat de meerwaarde is. Nu zijn we nog afhankelijk van subsidies en fondsen. Het probleem daarbij is dat we tussen cultuur en gezondheidszorg in vallen. We krijgen van het rijk geen structurele subsidies en ook niet van zorginstellingen of de culturele sector. Het VSBfonds geeft geld voor de koren omdat het fonds het zo’n bijzonder project vindt vanuit een maatschappelijk, maar niet cultureel oogpunt. Het Fonds voor de Amateur- en Podiumkunsten en de Stichting Doen gaven geen geld, want ze vonden het geen amateurkunst. Maar dit gaat om het ontdekken van je scheppende kracht, en dat is precies wat amateurkunst is.’ l
D
Op www.kankerinbeeld.nl staat een virtuele galerie met verhalen en schilderijen, een bestand van aanbieders van creatieve therapie en alle informatie over het Korennetwerk. Beeldend werk is ook te zien in het boek ‘Kanker in Beeld’ dat ter gelegenheid van de Manifestatie 2009 verscheen en in de boekhandel te koop is.
Zelfexpressie
kanker. Juist omdat ze er allemaal mee te maken hebben, hoeven ze het er eigenlijk niet over te hebben. Daar komen mensen ook niet voor. Ze komen vooral om te zingen, te lachen en op te laden. Tijdens de repetities worden de zangers nu eens niet geconfronteerd met dat wat ze niet meer kunnen, maar doen iets wat ze wel kunnen: het zingen van het hoogste lied.’ Inmiddels zijn er elf koren aangesloten bij het netwerk ‘Zingen voor je Le-
at je via internet een groter, breder en veelvormiger publiek kunt bereiken dan op welke andere manier dan ook, is al lang bekend. Internet zorgde voor de democratisering van het schrijven, stond in het februarinummer van Kaap Kunst, en dat geldt voor elke kunstvorm. Iedereen kan een blog beginnen, een roman publiceren, een bijzondere theatervoorstelling onder de aandacht brengen of een community creëren rond moderne dans. Maar internet is ook traditioneel de plek van alles-moet-gratis. Waar je films en muziek kunt downloaden en informatie kunt vinden hoe je e-books waarvoor je moet betalen kunt kraken. Met name de muziek- en de filmindustrie breken zich de hersens om verdienmodellen te vinden via internet, nu je bijna alles met een druk op de knop kunt downloaden. Ook uitgevers
Een aandeel kopen in een kunstproject dat er nog niet is, maar waar je vertrouwen in hebt, dat is crowdfunding. Binnenkort start het Amsterdams Fonds voor de Kunst ermee via internet. De projectleider: ‘Kunstenaars en kunstinstellingen moeten op andere manieren aan hun geld zien te komen dan via de traditionele subsidies.’ Door Sofie Cerutti
zien de komst van e-readers en ebooks met angst en beven tegemoet, al roepen velen nog dapper dat ze er vooral nieuwe kansen in zien. Dat followers via internet ook zouden willen betalen voor muziek, literatuur of kunst die er nog niet is, leek volsla-
gen ondenkbaar. Een groepje Nederlandse techneuten en muziekfreaks dacht daar anders over en startte in 2006 Sellaband. Een site waar bandjes hun muziek kunnen laten horen. En wie er iets in ziet, kan believer worden en een aandeel kopen. Bij voldoende verkochte aandelen maakt de artiest of band een album. Believers krijgen een cd, of, bij grotere investeringen,
bijvoorbeeld tickets voor een concert. En het liep. In de vier jaar dat het initiatief nu bestaat, hebben zich zo’n 70.000 leden aangemeld, waarvan er tegen de 30.000 aandelen gekocht hebben. Zo’n 4.000 bands en artiesten hebben muziek op de site gezet, 43 projecten zijn gerealiseerd: er zijn opnames gemaakt en albums uitgebracht.
Sellaband ging onlangs bijna failliet en is inmiddels overgenomen door Duitse investeerders. Hoe dan ook heeft het concept voor een belangrijke omslag gezorgd. Het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) had het idee dat zoiets voor podiumkunsten of beeldende kunst ook zou moeten kunnen. Het fonds ging praten met Sellaband en ontving een paar maanden geleden subsidie (dat dan toch weer wel) voor het project, uit een regeling voor innovatie in de kunst. Op www.voordekunst.nl kun je binnenkort kunstprojecten aanmelden, en shares kopen in een plan dat je aanstaat. ‘Wij denken dat dit goed aansluit op wat kunstenaars en gezelschappen zoeken’, zegt Roy Cremers, projectleider van Voor de kunst van het AFK. ‘Kunstenaars en kunstinstellingen moeten op andere manieren aan hun geld zien te komen dan via de traditionele subsidies. Dit biedt bovendien
Op www.voordekunst.nl kun je binnenkort kunstprojecten aanmelden en shares kopen in een plan dat je aanstaat
Mensen blijken te willen betalen voor muziek, kunst of literatuur die er nog niet is een mogelijkheid om veel directer contact te hebben met bestaand en potentieel publiek.’ Dagmar Heijmans, een van de oprichters van Sellaband, deelt die mening. ‘Wij komen allemaal uit de muziek, maar toen we met Sellaband begonnen, hadden we al het idee dat dit voor andere kunstvormen ook zou kunnen werken’, zegt hij. Voor de website zal globaal dezelfde techniek worden gebruikt als sellaband.com, met grafiekjes hoeveel believers een project heeft, de snelste stijgers, hoeveel geld er nodig is en hoeveel er al binnen is, etcetera. Een verschil is, dat de financiering niet uitsluitend door aandeelhouders plaatsvindt, het gaat samen met subsidie door het AFK. ‘Uit de projecten die ingediend worden bij Voor de kunst selecteren wij er een aantal die aansluiten bij onze criteria’, zegt Cremers. ‘Wij geven die projecten ook een bijdrage, die we uitbetalen op het moment dat het totale bedrag via de site is bijeengebracht.’ Dat betekent dus selectie aan de poort. Is dat niet in strijd met het open karakter dat bij crowdfunding hoort? Blijft Voor de kunst zo niet een representatie van de criteria van de subsidieverstrekker? ‘Het helemaal open laten heeft ook nadelen’, vindt Heijmans. ‘Als er te veel op de site staat, is het voor bezoekers niet gemakkelijk meer een keuze te maken.’ Cremers denkt dat die selectie vooraf op termijn nog wel eens kan gaan verdwijnen. ‘We starten het nu zo op, en kij-
Er zijn heel veel mensen in Neder-
ken hoe het gaat lopen en wat gebruikers ervan vinden. Later zullen we de uitgangspunten misschien weer veranderen.’
Voor de literatuur bestaan sinds kort twee Nederlandse websites die ongeveer volgens hetzelfde crowdfundingprincipe werken. Arthur le Cosquino de Bussy en Andro Bottse begonnen ongeveer een jaar geleden Book a Book (www.bookabook.nl), waar je voor 15 euro per stuk aandelen kunt kopen in manuscripten die gedeeltelijk op de site staan. Als het benodigde geld is bijeengebracht, wordt het boek uitgegeven en ontvangen investeerders een exemplaar. Iedereen kan een manuscript op de site zetten – binnen de grenzen van de wet natuurlijk. ‘Wij selecteren niet vooraf’, zegt De Bussy. ‘Dat zou helemaal tegen de essentie van crowdfunding indruisen. Het gaat er juist om dat de markt bepaalt welke boeken de moeite waard zijn uitgegeven te worden.’ De boekhandel is in dit concept helemaal verdwenen; de boeken kun je via de site bestellen. ‘Wij geloven namelijk niet dat de boekhandel zo zegenrijk is, zeker niet voor beginnende auteurs’, zegt De Bussy. ‘Auteurs kunnen
Zelfexpressie
Zelfe xpressie
8 we ongeveer twintig procent aan royalties geven. Bij traditionele uitgeverijen is dat meestal niet meer dan tien procent.’ Veel manuscripten staan er nog niet op de site, die ongeveer een jaar online is. ‘We wilden het aanvankelijk low key houden’, zegt De Bussy. ‘Het hele proces een keer doorlopen. Het tweede boek komt waarschijnlijk in april uit.’ Korter dan Book a Book bestaat TenPages.com, maar zij maakten een vliegende start. Vlak na de lancering van de site in januari stonden er al ruim honderd manuscripten op de site. Romans, kookboeken, kinderboeken, reisverhalen, poëzie. Hoe kwamen ze aan al die manuscripten? ‘We hebben zelf een aantal talentvolle bloggers benaderd’, zegt oprichter Valentine van der Lande. ‘Een deel daarvan had een manuscript of serie columns op de plank liggen. Een item over ons in het Journaal op 3 leverde binnen een uur erna vijftien manuscripten op.’ Het eerste had binnen vijf dagen de benodigde 10.000 euro binnen en zal binnenkort uitgegeven worden. Groot verschil met Book a Book is dat TenPages.com samenwerkt met ‘traditionele’ uitgeverijen (waaronder De Arbeiderspers) en de boekhandel (selexyz). Als het benodigde bedrag voor een boek bij elkaar is – 10.000 euro, in aandelen van 5 euro per stuk – wordt de auteur aan een uitgeverij verbonden, die het boek verder redigeert en uitgeeft. Het boek is vervolgens in een ‘gewone’ boekhandel te koop; aandeelhouders krijgen niet automatisch zelf een boek. Hoe komt het dat mensen toch bereid blijken te zijn te betalen voor muziek, kunst of literatuur? ‘Mensen betalen bij Sellaband voor muziek die er nog niet is’, zegt Heijmans. ‘Dat doen ze kennelijk graag. En iets wat er nog niet is, kun je ook niet stelen.’
land die schrijven, schilderen, toneelspelen, installaties bouwen of games ontwerpen. Een groot deel daarvan doet daarnaast iets anders om geld te verdienen, maar ook veel mensen zouden best een stap willen zetten naar een (groter) publiek. Voor die mensen is crowdfunding misschien een uitkomst. Als liefhebber van literatuur, kunst of theater is het een geweldige manier om nieuwe sterren aan het firmament vroegtijdig op te merken. En het is
spannend om te zien of dit over vijf à tien jaar dé manier is om kunst, theater, literatuur of muziek te financieren. Het is de vraag of de traditionele uitgeverijen en de muziekindustrie dan nog op dezelfde manier bestaan – en hoeveel er tegen die tijd nog van het huidige subsidiestelsel over is. l
Check www.voordekunst.nl (in aanbouw) voor meer informatie over het crowdfunding-project van het Amsterdams Fonds voor de Kunst.
ad v e r t e n t i e
Toch maar liever naar de echte drukker!
www.posterfabriek.nl
Zelfe xpressie
10
reportage
Het naaipatroon van Joy-CM: ‘Ik krijg fanmail van mensen die zo blij zijn dat ze een jurk hebben gemaakt’.
Ga eens zelf aan de slag
ment een breder publiek aan te spreken. Nonnekes: ‘Een museum heeft het imago van iets dat hoogdrempelig en niet transparant is. Daar willen we op deze manier iets aan veranderen.’ De proef met het verdiepingsproject ‘Patroon Ontrafeld’ krijgt aandacht in de pers en het trekt veel actieve bezoekers, waaronder personen die anders niet snel naar een museum gaan. Er zijn namelijk mensen die in de eerste plaats voor de workshop naar het museum komen en niet zozeer voor de tentoonstelling. Maar die pikken ze nog wel even mee en dat is winst voor het museum; een volgende keer komen ze misschien ook. ‘We gaan zeker op de ingeslagen
Bezoekers van de tentoonstelling ‘Stof tot nadenken’ in Het Centraal Museum te Utrecht, over het werk van Alexander van Slobbe, kunnen in de huid van de modeontwerper kruipen en zélf een jurk naaien. ‘Het gaat mij om het plezier dat mensen beleven aan het maken.’
H
et is een aparte ervaring om na het bekijken van de tentoonstelling vol prachtig uitgelichte kleding en foto’s van modeshows ineens in een hoge witte ruimte tussen de naaimachines te staan. Je landt weer even in het alledaagse hier en nu. Op een doordeweekse middag zitten er acht vrouwen geconcentreerd te werken; zij knippen
stukken papier of zitten getweeën bij een naaimachine gebogen over een stuk stof. Zij mogen zich uitleven op een patroon - de jurk Joy-CM - van de meester. Op de nette rij paspoppen langs de muur van de ruimte hangen de geslaagde probeersels. ‘Toen we de tentoonstelling inrichtten was ik heel benieuwd of mensen echt achter die naaimachines zouden gaan
zitten’, vertelt Manou Nonnekes, medewerkster marketing & communicatie van het Centraal Museum. Voor het museum is het de eerste keer dat het een interactief onderdeel organiseert dat integraal onderdeel uitmaakt van de tentoonstelling. Een en ander is in nauwe samenwerking met Alexander van Slobbe tot stand gekomen. Het is de bedoeling met dit experi-
Zelfe xpressie
Esther Wouters
Alexander van Slobbe foto Thomas Schenk.
Van Slobbe: ‘Ik krijg fanmail van mensen die blij zijn dat ze een jurk hebben gemaakt’ weg verder. Over een tijd hebben we een tentoonstelling over Rietveld en dan gaan we weer een interactief onderdeel toevoegen, een bouwwerkplaats’, aldus Manou Nonnekes. Wat biedt deze interactie met een breed publiek de kunstenaar zelf, wat heeft hij eraan om zijn patroon vrij te geven, in principe aan amateurs? Hoopt hij op onconventionele ideeën waarmee hij inspiratie kan opdoen? ‘Welnee, daar gaat het mij helemaal niet om. Ik heb dagelijks te maken met
studenten, stagiaires, jonge mensen die werken in mijn bedrijf, andere creatieve professionals waarmee ik samenwerk. Inspiratie genoeg!’ zegt Alexander van Slobbe. ‘Waar het me om gaat is dat mensen weer iets gaan maken.’
Van Slobbe vindt dat belangrijk omdat hij vreest dat er een stuk kennis verloren gaat doordat mensen niet meer zelf kleding maken. ‘Dat komt door de economie. Vroeger was het
Zelfe xpressie
12
onderzoek
Waarom...
De tentoonstelling ‘Stof tot nadenken’ loopt, evenals het project ‘Patroon Ontrafeld’ t/m 16 mei. www.centraalmuseum.nl.
Expressief is niet altijd beter
Wat beweegt de amateurkunstenaar? Kaap Kunst gaat op zoek naar het antwoord.
...wackin’? Adiz Soerjaman is 20 jaar, tweedejaars MBO ICT Beheer, werkt bij kledingbedrijf Cool Cat en maakt deel uit van een van de teams van The Underground Danceclass Company in Groningen. Sinds vorig jaar doet hij niet alleen aan streetdance maar volgt hij ook wackin’-lessen. Hoe ben je in aanraking gekomen met The Underground Danceclass Company? ‘Ik heb een jaar geleden auditie gedaan om in een van de teams van The Underground Danceclass Company te komen. Met dat team doen we mee aan shows en battles. Ons voorbeeld is natuurlijk het hoofdteam van The Underground Danceclass Company dat echt professioneel is en behalve optredens ook lessen en workshops verzorgd. Hoewel wij niet professioneel zijn, steken we heel veel tijd in het team. Het is voor mij dan ook meer dan een hobby.’
Gaat het om beeldende kunst, dan worden expressie en originaliteit op school hoog gewaardeerd. Veel van wat kinderen en jongeren thuis maken, valt daarbuiten en kan in de klas niet altijd op waardering rekenen. Dat is niet terecht. Bijzonder hoogleraar en lector Folkert Haanstra pleit ervoor om meer relaties te leggen tussen thuiskunst en schoolkunst.
Waar blijkt dat uit? ‘We doen met ons team mee aan battles en winnen soms geldprijzen. Bovendien geef ik al af en toe workshops. Onlangs heb ik in Appingedam een workshop gegeven aan leerlingen van groep 5 en 6 van een basisschool. Maar ik heb ook al eens een 5 Havo-groep les gegeven. Nee, dat vond ik niet moeilijk, hoewel het leeftijdsverschil klein was. Ik had geluk; het was een coole groep die mijn ‘routine’ snel oppikte en volgde. Omdat mijn werkgever Cool Cat zich met dans wil profileren, heb ik voor zijn 30-jarig bestaan een workshop gegeven.’
Door Folkert Haanstra
T
Sinds vorig jaar volg je wackin’-lessen. Wat is wackin’? ‘Wackin’ is een van de vele hiphopstijlen. Wackin’ is heel vrouwelijk en imiteert de bewegingen van modellen op de catwalk. In wackin’ vloeien verschillende poses soepel in elkaar over. Door dat vrouwelijke poseren is wackin’ nogal populair in de gay-scene. Omdat ik niet gay ben en die bewegingen nogal meisjesachtig zijn, dacht ik aanvankelijk dat het niets voor mij was.’ Waarom ben je het toch gaan doen? ‘Omdat ik een betere danser wil worden. Ik kreeg soms te horen dat ik zo strak dans, dus wilde ik leren om losser en vloeiender te bewegen. Dat leer ik nu bij wackin’. Ik ben in Groningen een van de weinige heteromannen die dat doet, maar ik heb er veel plezier in. Soms zie ik mezelf in de spiegel en kan ik haast niet geloven dat ik het ben die die mannequinposes aanneemt. Wackin’ voegt iets aan mezelf toe, een andere kant.’ (R.M.)
Zelfexpressie
een teken van armoede als je zelf kleding maakte. Dan had je het geld niet om het te kopen. Maar nu is het tijdrovend om het zelf te maken dus doen mensen het niet meer en vergeten ze hoe het moet.’ Voor van Slobbe is het proces belangrijker dan het product. ‘De beleving van het proces, van het maken, is voor mij een genoegen. Is het product af dan is voor mij de lol ook af.’ Dit idee vormt de rode draad van de tentoonstelling; in het museum zijn naast de eindproducten ook de voorstudies en inspiratiebronnen te zien. Bijvoorbeeld verschillende stukken draad en gevouwen papiertjes die inspireerden tot het maken van een broche. Het interactieve deel sluit naadloos aan op de grondgedachte dat het gaat om de activiteit. Voor Van Slobbe als ontwerper is het niet van belang wat het publiek doet met zijn patroon. ‘Het maakt me niet uit, al zit er geen hond achter die machines.’ Maar voor Van Slobbe als docent – hij geeft al twintig jaar les aan de kunstacademie in Arnhem – is het wel belangrijk. ‘Ik geef het patroon vrij om te zeggen ‘hee jongens ga eens aan de slag’. Het gaat mij om het plezier dat mensen beleven aan het maken. En het werkt, ik krijg nu fanmail van mensen die zo blij zijn dat ze een jurk hebben gemaakt.’ l
ekeningen, stripverhalen, knutselwerkjes en kleren voor de Barbiepop die kinderen op eigen initiatief buiten schoolverband maken zou je ‘thuiskunst’ kunnen noemen. Daar tegenover staat ‘schoolkunst’: die maken kinderen op school onder leiding van een docent in de teken- of handenarbeidles. Meestal begint de thuiskunst van kinderen zo rond het tweede jaar, als ze hun eerste krabbels maken. De traditionele visie op de beeldende ontwikkeling van kinderen ging uit van een vaste, voor iedereen geldende opeenvolging van stadia die zou moeten leiden tot een realistische weergave van de visuele werkelijkheid. Daar tegenover staan recentere visies die het belang van sociale en culturele invloeden op de beeldende ontwikkeling benadrukken en spreken van een
ontwikkeling van beeldende repertoires. Kinderen kunnen zich verschillende genres en stijlen eigen maken. Op school, zo blijkt uit ons onderzoek, worden echter vaak alleen bepaalde beeldende uitingen onderwezen en gewaardeerd, waarbij vooral de expressieve en de realistische stijl hoog worden aangeslagen. De afgelopen jaren deed ik samen met collega’s van het Lectoraat Kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en van Cultuurnetwerk Nederland twee onderzoeken die onder andere ingaan op het verschil tussen wat beeldende kunstenaars en (kunst)docenten mooi
vinden en onderwijzen en de meningen en uitingen van kinderen. In het eerste onderzoek zijn kinderen van 10 tot 14 jaar geïnterviewd over wat ze thuis maken, en op school. Voor de interviews brachten ze eigengemaakte thuiskunst en schoolkunst mee. Ook hun docenten zijn geïnterviewd. In het tweede onderzoek zijn tekeningen van 5-, 8-, 11- en 14-jarigen en van volwassenen beoordeeld. Bij de volwassenen ging het om tekeningen van profs (kunstenaars en docenten beeldende vorming) en amateurs. De tekeningen (met als thema’s ‘zelfportret’ en ‘teken verdriet’) werden beoordeeld door een andere groep beeldende professionals, maar ook door leken: zowel volwassenen als kinderen. De onderzoeksresultaten hebben te maken met de verschillen tussen
thuiskunst, schoolkunst en het werk van professionele kunstenaars.
Thuiskunst versus schoolkunst
‘Ja, mijn strips. Maar met die afgehakte hoofden en dat geweld, dat er bommen vallen, dat zou hier op school niet kunnen’
Er bleken vier soorten thuiskunst te zijn: toegepaste kunst (waaronder wenskaarten, mode, decoratie), populaire beeldcultuur (het imiteren of navolgen van bijvoorbeeld strips of tekenfilms), kunst gericht op persoonlijke beleving (‘mijn kamer’, ‘mijn ver- lingen daarbij als verschil de eigen driet’) en ‘traditionele kunst’. De ‘tra- keuze die ze thuis hebben tegenover het werken in opdracht van de leerditionele kunst’ zou ook ‘net echte kracht: kunst’ kunnen heten. Deze kunst heeft door thema en stijl duidelijke ver- ‘Op school is altijd met een opdracht. wantschap met de tradities in de beel- Daar zit vaak niet zo’n gevoel in van wat je zelf verzint’. Of zoals een leerling dende kunst en kan worden ingedeeld het formuleert: ‘Op school hoef je het naar genres als het landschap en het niet te bedenken, alleen te maken’. (zelf )portret. Leerlingen beoefenen Doen wat jezelf wilt versus het maken vaak meerdere van deze soorten thuiskunst, maar het maken van toe- van schoolopdrachten komt tot uiting gepaste kunst en populaire beeldcul- in verschillen in stijl en onderwerp. Heel globaal is de cartoonstijl (gebatuur komen het meest voor. seerd op voorbeelden en natekenen) vooral voor thuis en zijn een expresThuiskunst ziet er vaak anders uit dan schoolkunst. Uiteraard noemen leer- sieve en/of realistische stijl (in het voortgezet onderwijs deels gebaseerd op tekenen naar de waarneming) meer voor school: ‘Thuis maak ik vooral poppetjes en op Het onderzoek van Folkert school teken je een oude schoen of een Haanstra naar de thuiskunst appel en leer je meer zoals het hoort.’ van scholieren is als pdf Leerlingen beseffen terdege wat de te downloaden via normen en criteria van schoolkunst www.ahk.nl/nl/lectoraten/ zijn en welke thema’s en stijlen daarin kunst-en-cultuureducatie. wel en niet aan de orde zijn. Veel leerVoor het onderzoek Culturele lingen zouden het soort werk dat ze invloeden op de esthetische thuis maken wel vaker binnen de lesbeoordeling van beeldend werk, sen op school willen maken, maar ze dat werd uitgevoerd door Folkert werpen zelf al bezwaren op waarom Haanstra en Marjo van Hoorn het waarschijnlijk niet zou kunnen: (senior projectleider onderzoek ‘Ja, mijn strips. Maar met die afgehakte bij Cultuurnetwerk en docent hoofden en geweld dat er bommen valmaster kunsteducatie bij de len, dat zou hier op school niet kunnen’. AHK), zie www.cultuurnetwerk. Docenten denken verschillend over nl. Het onderzoek is gepublide scheiding thuiskunst - schoolkunst. ceerd in Cultuur + Educatie 24. Sommige zien het als een gemiste kans om meer bij de interesses en
Een wereld van verschil: abstracte schoolkunst en figuratieve thuiskunst van havoscholier Andrea.
Conclusies voorkeuren van leerlingen aan te sluiten. Andere beschouwen thuiskunst als beperkt en clichématig en wijzen vooral het kopiëren en natekenen van voorbeelden uit de populaire beeldcultuur af. Zij willen de scheiding juist handhaven.
Beoordeling Het tweede onderzoek naar het beoordelen van tekeningen sluit hierop aan. De theorie achter dit onderzoek is dat de beeldende uitingen van kleuters van een hoger niveau zijn dan van oudere kinderen en jongeren. Er zouden kwalitatieve overeenkomsten zijn tussen de spontane en de expressieve symboliek van de kleuter en het vaak onconventionele werk van professionele kunstenaars. Terwijl het werk van 5-jarigen nog vrij en ongebonden is, worden de beeldende uitingen vanaf ongeveer het 8e jaar steeds conventioneler. Dat uit zich in het streven naar realisme of juist cartoonstijl en de toename van het kopiëren van werk van anderen. Bij een klein deel van de kinderen is er in de adolescentie weer vooruitgang in de beeldende uitingen, maar bij veel mensen blijft de beeldende ontwikkeling steken. Deze theorie is ech-
Zelfexpressie
Zelfe xpressie
14
ter bekritiseerd, omdat de achteruitgang na de kleutertijd geen objectief gegeven is, maar slechts de voorkeuren van de moderne westerse kunst zou weerspiegelen. Inderdaad blijkt uit buitenlandse onderzoeken dat wanneer kunstdocenten tekeningen van verschillende leeftijdsgroepen beoordelen, er gemiddeld een daling in waardering optreedt na het 5e jaar. Maar wanneer leken en kinderen, maar ook beeldende experts uit niet-westerse culturen die tekeningen beoordelen, is de uit-
komst anders. Vaak is er dan een stijgende lijn in de beoordeling te zien: hoe ouder de tekenaars, des te meer waardering voor hun werk. Ook mijn onderzoek laat zien dat veel kunstenaars en kunstdocenten geneigd zijn de tekeningen van kleuters en van professionele kunstenaars het hoogst te waarderen. Kinderen en volwassen leken doen dat niet. Opvallend genoeg ging volgens experts de technische kwaliteit van de tekeningen van leeftijdsgroepen na het 5e jaar niet of nauwelijks vooruit.
Leerlingen beschikken over een breder beeldend repertoire dan dat ze op school kunnen of mogen toepassen. Belangrijke vormen van thuiskunst kenmerken zich door functionaliteit, versiering en schematisering. Ze voldoen niet aan de in de beeldende kunst gangbare criteria van individuele expressie en originaliteit. En die criteria zijn voor veel beeldende kunstenaars en docenten doorslaggevend. Daarom worden de expressieve tekeningen van jongere kinderen vaak hoger gewaardeerd dan die van oudere. Wanneer docenten beter op de hoogte zouden zijn van de beeldende repertoires van hun leerlingen en van hun voorkeuren, dan zouden ze in de lessen beeldende vorming meer relaties met thuiskunst kunnen leggen. Het eigene van de spontane thuiskunst hoeft daarbij niet verloren te gaan. Beeldende lessen zouden bovendien vanaf het 8e jaar op een meer gestructureerde manier vaardigheden moeten bijbrengen. Nu zijn lessen op de basisschool vaak te vrijblijvend en komen onvoldoende tegemoet aan de behoefte van leerlingen om nieuwe beeldende vaardigheden te leren en te kunnen toepassen in verschillende genres en stijlen. l
Folkert Haanstra is bijzonder hoogleraar cultuurparticipatie en -educatie aan de Universiteit van Utrecht en lector kunsten cultuureducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
16 Zelfe xpressie
De tweede laag
‘Ik maak nooit stiekem foto’s’, vertelt Martijn van de Griendt (Eindhoven, 1970). ‘Ik vraag altijd toestemming. Je moet niet lachen’, zeg ik tegen de jongeren die voor me poseren - iedereen wil altijd maar vrolijk op de foto. Jonge mensen zijn bezig zichzelf te ontdekken. Achter de vrolijke façade zit iemand die serieus bezig is volwassen te worden. Ik ben op zoek naar een bepaalde blik, pure emoties, een zekere rust. ‘De coverfoto heb ik genomen tijdens Thunderdome, een housefeest in Amsterdam. Die jongen, een Belg, was razend en
vrolijk tegelijk, maar ook zacht, en lief. De foto met de tegels (op de volgende pagina’s, red.) is gemaakt in de wc tijdens een Rijswijks gothic-feest, de foto’s hierboven in een parkje in Londen waar emo-jongeren samen kwamen. Emojongeren schrijven gedichten en zijn erg bezig met zichzelf.’ Eerder bracht Van de Griendt samen met Jasper Groen het fotoboek Finding Emo uit, over alternatieve jongeren in Nederland. Uiteindelijk wil hij zijn jongerenfoto’s samenbrengen in één boek. Meer op www.martijnvandegriendt.nl
Zelfexpressie
Fotograaf Martijn van de Griendt brengt al twaalf jaar de internationale jongerencultuur in beeld.
Achtergrond rood uit oog weghalen doe ik in lithografie-fase, dus vlak voor het naar de drukker gaat
Vrijer kijken, minder technisch gefröbel
Twee stills uit de documentaire Bevlogen door de Wind, van Thomas van der Gronde over zijn oom Henk Epskamp die molenzeilmaker is. Rechts: de filmmaker zelf in actie.
Even een filmpje maken, daar draaien mensen tegenwoordig hun hand niet meer voor om. Iedereen kan met de huidige apparatuur aan de slag. En bijna iedereen onder de dertig lijkt dat ook te doen. Dit is het vierde deel van een serie artikelen over golfbewegingen binnen de amateurkunst. Door Diet Scholten
V Zelfexpressie
Zelfe xpressie
20
ijf jaar geleden begon YouTube als datingsite, waar je jezelf met een filmpje aan de man (of vrouw) kon brengen. Nu is het een massaal online filmpodium, waar dagelijks zestien gigabyte ge– upload wordt en miljoenen video’s bekeken worden. Waaronder veel amateurfilmpjes. Wat zegt dit over amateurfilm? Is filmen misschien té gemakkelijk geworden? Ik vraag het mijn dochter, die zich aan het voorbereiden is voor toelating tot de studierichting montage op de Nederlandse Filmacademie. Zij
filmt al sinds de middelbare school. Natuurlijk is ze blij met de gebruiksvriendelijkheid en het gemak van het medium. ‘Maar het maakt je ook achteloos. Ik denk dat ik met de dure filmbanden van vroeger veel preciezer van tevoren zou bedenken wat ik zou opnemen. Nu hoeft dat niet en schiet je altijd veel teveel.’ Over YouTube is ze heel beslist: dat is een berg bagger, met daartussen af en toe wat moois of interessants. Wat niet wegneemt dat
ze haar eigen filmpjes er geupload heeft. Vimeo (een latere publishingsite, zie www.vimeo.com, red.) heeft een betere beeldkwaliteit, waardoor daar meer artistieke films te vinden zijn. Van mensen die niet per se iets leuks of schokkends registreren, maar die iets met hun filmpje willen zeggen, die een eigen filmtaal willen ontwikkelen.
Een eigen filmtaal maakt het verschil tussen een simpele registratie van bijvoorbeeld een verjaardagsfeestje, en een artistiek interessante film. Maar
Zelfe xpressie
22
Dit is het vierde deel van een serie over golfbewegingen binnen de amateurkunst. In de volgende Kaap Kunst: de opkomst van de digitale kunst. Niet meer schilderen met olieverf op schildersdoek, maar met computerprogramma’s op het beeldscherm van je pc.
‘YouTube? Een berg bagger met af en toe iets moois’ plakband of lijm in de super-8 las, of over honderd soorten microfoons – van alles kunnen vertellen, echte experts. In de tijd van het lipsynchroon monteren zijn er bij ons staaltjes vertoond die officieel helemaal niet konden maar toch lukten. Redelijk hi-tech dingen, waarvoor professionele filmers een apparaat van honderdduizend gulden moesten aanschaffen. Dat was een echte eye-opener voor mij.’ Tegenwoordig heb je daar in principe helemaal geen filmclub meer voor nodig. Veel kennis over het maken van een film is via internet op te doen, op sites als videoplein.kennisnet.nl of filmeducatie.nl/doehetzelf. Internet heeft zo de functie van leerschool en podium grotendeels van de filmclubs overgenomen. Maar wat Van Hout betreft werkt een ouderwets een-op-een podium veel beter dan de anonimiteit van internetpodia. Hij vindt het hoog tijd dat de clubs zich het hoofd breken over hoe ze voor jonge filmers aantrekkelijk kunnen blijven. ‘Anders is het echt einde oefening.’
Ook René Roeken, geaccordeerd jurylid van de NOVA, de koepel van amateurfilmclubs, is zich bewust van de verslechterende positie van de filmclubs. ‘Tegenwoordig zijn er veel jonge mensen die via alle mogelijke media-apparatuur het medium film ontdekken. Wat zij maken vind ik gigantisch interessant. Ze zijn zoveel vrijer in het kijken en filmen. Nu het in
ber vorig jaar deden 47 scholen met in totaal 152 films mee. ‘De ingezonden films worden steeds beter’, vertelt ze. ‘De toenmalige minister Plasterk was er heel enthousiast over. In zijn openingsspeech voor het Nederlands Filmfestival zei hij dat niemand zich zorgen hoeft te maken over de toekomst van de Nederlandse film, want hij had net op het scholierenfestival zoveel moois gezien... Scholieren die voor het eerst meedoen schrikken vaak van het hoge niveau van de films. Het jaar daarna hebben ze dan een reuzensprong gemaakt. Daardoor worden de ingezonden films steeds beter. En natuurlijk doordat kinderen steeds jonger aan het filmen slaan. Op school kunnen ze hun talent verder ontwikkelen, met anderen die door het medium gegrepen zijn.’ Jurriaan Kamps (17) won op het NFFS met zijn twee teamgenoten niet alleen de Publieksprijs maar ook de Aanmoedigingsprijs Jong Talent van de gemeente Lelystad. Hij filmt vanaf zijn
allerlei opzichten eenvoudiger is geworden kun je aan het echte filmen toekomen. Want filmen gaat voor mij niet over fröbelen met techniek of over mooie beelden schieten. De echte uitdaging is een verhaal te vertellen en daarvoor een eigen filmtaal te ontwikkelen. Jongeren gebruiken het medium dag en nacht en hebben een sterke behoefte om hun films met elkaar te delen. Maar ze zijn niet vaak lid van een vereniging en dat maakt de filmclubs kwetsbaar. Daar moeten ze met de NOVA goed naar kijken.’ Er zijn nu plaatselijke pilots, bijvoorbeeld met virtuele filmclubs in de vorm van een NOVA-YouTube platform en er staat een NOVA-pagina op Facebook. Binnen de NOVA loopt een aantal educatieve projecten om nieuwe doelgroepen te bereiken. Nog een positieve ontwikkeling is dat steeds meer middelbare scholen het keuzevak film/video op het curriculum hebben staan. Vijf jaar geleden organiseerde Dorée de Kruijk – toen nog docent audiovisueel op de Scholengemeenschap Lelystad – met enkele collega’s het eerste Nationale Filmfestival voor Scholieren (NFFS). Inmiddels is ze coördinator van het NFFS. Aan de vijfde editie in septem-
elfde, en zelfs in die relatief korte tijd zijn er dingen veranderd. ‘In het begin filmde ik nog zoals ze het vroeger deden, want ik had geen idee hoe ik mijn filmpje op de pc kon zetten om het te monteren. Ik maakte een script en deed elke scène in één take. Als het mis ging spoelde ik terug tot vlak voor de fout, en maakte ik vanaf dat punt een nieuwe take om de fout te herstellen. Dat was best een moeilijk werkje. Nu is het uploaden van je film een peuleschil, ieder kind kan het.’
De aanmoedigingsprijs hield in dat hij een korte speelfilm mocht maken onder leiding van de regisseurs Eddy Terstall en Hidde Simons. Het resultaat 1DAG is in februari in première gegaan en te zien op vimeo.com. Wat heeft hij van het werken met deze professionals opgestoken? ‘Hidde zei dat ik me moest concentreren op het regisseren van de acteurs en het doorspreken van de gang van zaken over te laten aan de cameraman. Anders word je helemaal gestresst. Eddy gaf de raad dat het script moet gaan over iets dat dichtbij je staat en je fascineert. Het meest heb ik van hem geleerd tijdens de montage. Hij is een echte pro.’ Voor de filmacademie is Jurriaan nog
Internet nam de functie van leerschool en podium grotendeels van de filmclubs over Zelfe xpressie
waar en hoe leer je die taal als amateur? In de tijd dat filmen nog ingewikkeld was werd je lid van de plaatselijke filmclub. Daar kon je de knowhow vinden en leren hoe het moest. Een film maken was een technische en ook tijdrovende aangelegenheid. Neem nu het geluid. Projector en bandrecorder moesten eerst warmdraaien en dan werd met een chronometer het geluid precies pas gemaakt. Monnikenwerk, dat met de aanschaf van een omgebouwde geluidsrecorder met bijbehorende montagetafel in 1978 verleden tijd werd. Ook filmmaker André van Hout was lid van een filmclub. In het boekje Iedereen filmt vertelt hij: ‘In elke club lopen vier of vijf mensen rond die echt gegrepen zijn door het medium en er eigenwijs mee omgaan. Zij maken geen vakantiefilmpjes, maar pamfletachtige films waaruit je een levensbeschouwing kunt destilleren, of videoclips. En er zijn meestal ook een paar mensen die je over één ding – over
te jong. Hij wil na zijn vwo rechten gaan studeren en daarnaast stage lopen bij een productiebedrijf, om ook de zakelijke kanten van het filmbedrijf te leren kennen. Maar over een paar jaar wordt het wat hem betreft de filmacademie. Dat is precies de weg die Thomas van der Gronde (19) heeft afgelegd. Hij begon rond zijn 12e met filmen, won een aantal prijzen – bij Kunstbende en op internationale festivals – en volgt nu de studierichting camera/licht. ‘Ik ben al jong mee gaan doen aan festivals. Je ontmoet er mensen die met hetzelfde bezig zijn en ziet dat je er niet alleen voor staat. Want al filmt misschien iedereen, negenennegentig procent doet dat hooguit om een leuk moment vast te leggen. Maar dat is nog geen film maken.’ Het huidige gemak van filmen vergelijkt hij met digitaal en analoog fotograferen. ‘Je kunt tijdens opnamen willekeuriger en minder precies te werk gaan. Dat is misschien ook een verlies. Aan de andere kant kun je helemaal zelf uitvinden wat je wilt maken, de weg ligt voor je open. Vroeger kon je pas na de filmacademie echt gaan filmen, en dan was je al helemaal gevormd door de opleiding. Nu heb je al eerder de tijd om je eigen manier te vinden. Als je pas na de filmacademie echt aan de slag zou kunnen dan zou je al helemaal gevormd zijn. Daarom denk ik dat er uit de nieuwe technologie nieuwe dingen voortkomen.’ l
Zie www.vimeo.com voor de filmpjes van Jurriaan Kamps en Thomas van der Gronde.
kaap kort Culturele steden Veelzijdig schrijver en econoom Gerard Marlet is directeur van het ruimtelijk-economisch onderzoeksinstituut Atlas voor gemeenten, wielren-deskundige en bestudeerder van de denkbeelden van Nobelprijswinnaar Paul Krugman. Hij schrijft in zijn nieuwste boek Muziek in de stad dat een stad met veel cultuur sneller uit een recessie klimt: door de hoger opgeleide bevolking doet de economie het in die steden beter. Het loont wanneer steden een kosten-batenanalyse maken van hun culturele aanbod, zoals is te zien aan Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht. Vredenburg levert de stad per inwoner tweehonderdvijftig euro op. ‘Bezuinigen op cultuur en erfgoed kan een stad duur komen te staan’, aldus Marlet. Pikant feit: de podia en theatergezelschappen in Den Haag hebben de onlangs in de gemeenteraad verkozen PVV, die de kunstsubsidies wil halveren, een uitnodiging gestuurd voor een debat, en er het boek van Marlet bij gedaan. € 14,95, zie www.voc-uitgevers.nl
Afleiding voor theatermakers
Aprilweek in het Noorden
Voor (theater-)makers die zich verder willen bekwamen in locatietheater biedt de PeerGrouP de mogelijkheid deel te nemen aan De Afleiding. De Mobiele Theaterwerkplaats PeerGrouP is opgericht om opgedane kennis te delen met andere theatermakers, kunstenaars en wetenschappers. De Afleiding is ‘een zoektocht naar eigenheid, waarbij alles wat je hebt aangeleerd losgelaten kan worden’, aldus de doelstelling. Dit initiatief is ook bedoeld voor niet-professionele regisseurs, en voor theaterstudenten. www.peergroup.nl/de-afleiding
De NHL Hogeschool, opleiding Docent Theater, organiseert ieder jaar in april een week ‘ter inspiratie en verdieping’ voor theaterstudenten en afgestudeerde kunstvakdocenten. De zevende editie vindt plaats van 6 t/m 9 april in samenwerking met Kunstfactor en de Academie voor Popcultuur, aangezien het speciale thema is: Theater & Muziek. Rond half april zal er een journalistiek verslag van de Aprilweek worden geplaatst op www.kunstfactor.nl en www.nhl.nl/aprilweek.
Oproep NederlandTurkije
Dansers op Doe Dans Festival 2009, een foto uit de expositie van het project ‘Nooit te oud om te dansen’. Kunstfactor brengt een aantal praktijkvoorbeelden in beeld van dansende senioren, in de vorm van een reizende fotoreportage. Wie de reizende fotoreportage in de eigen instelling wil exposeren, geïnteresseerd is in het project of in dansende senioren in het algemeen, kan mailen naar
[email protected]. Houd ook www.kunstfactor.nl in de gaten. Foto Ton van Til.
In 2012 onderhouden Nederland en Turkije 400 jaar diplomatieke betrekkingen. Teike Asselbergs maakt een overzicht van Turks-Nederlandse culturele activiteiten vanaf 2006 tot eind 2009. Organisaties die in die periode culturele activiteiten hebben georganiseerd in Turkije, kunnen een mail sturen naar teike.asselbergs@gmail. com. Noem daarin de eigen naam of de naam van de organisatie, de contactpersonen of de organisatie in Turkije en uiteraard het project zelf, met datum, plaats, kunstdiscipline en eventueel de website. Het gaat om afgeronde projecten.
Cultuur in 2015 In de uitgave Cultuur en Media in 2015, uitgegeven door de Boekmanstichting, schrijven vijf essayisten over de toekomst. Bas Heijne signaleert dat studenten wel internationaal netwerken, maar niet meer weten wie Brecht is. Anderzijds merkt Valerie Frissen op dat het publiek sneller zijn weg vindt op internet dan de gevestigde bibliotheken en kunstinstellingen dat doen. Ministerie van OCW/Boekmanstudies, ISBN/EAN 978-90-6650-098-3 (Amsterdam, 2009), € 9,50
agenda en muziek. Juryleden van het eerste uur, Ad Visser en Hans Kemna, zijn gevraagd om te oordelen over de ingeschrevenen. En dit allemaal omdat er al twintig jaar met succes wordt gespeurd naar jong creatief talent. Begonnen als een wedstrijd, is het talentontwikkelingstraject inmiddels een vast onderdeel van Kunstbende, ‘dé jongerenorganisatie voor cultuurparticipatie’, zoals ze zich terecht mogen afficheren. Jongeren van 13 tot 19 kunnen meedoen in Dans, DJ, Expo, Fashion, Film & Animatie, Muziek, Taal en Theater & Performance. Het thema in dit jubileumjaar is Tijd. www.kunstbende.nl
Subsidiestromen amateurkunst
Zelfexpressie
Zelfe xpressie
24
Sectorinstituut Kunstfactor heeft Bureau Berenschot gevraagd om een rapport over Subsidiestromen in de amateurkunsten. Beleidsmakers en politici zouden subsidiemogelijkheden en -criteria op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau meer op elkaar af kunnen stemmen. De afgelopen drie jaar, zo toont het rapport aan, zijn gemeenten en verenigingen via subsidies steeds hechter aan elkaar verbonden geraakt. Voor de amateurkunst zijn de gemeenten een blijvende steunpilaar gebleken. Tevens is Kunstfactor blij met de uitkomst dat subsidiërende overheden een stimulerende rol spelen voor vernieuwende activiteiten. Juist (de meer traditionele) amateurkunstvormen die moeilijker aan subsidie komen, hebben blijvende aandacht nodig. Volgens de landelijke koepelorganisaties binnen de amateurkunst is er een negatief effect van de herstructurering van de subsidiestromen waar te nemen. Subsidiestromen in de amateurkunsten is te downloaden via www.kunstfactor.nl, kijk onder ‘publicaties’.
Valentina Elèni won de eerste prijs van Kunstbende Muziek 2009. Foto Henry Krul
10 juni
17 april
Talentontwikkeling
In twintig jaar tijd hebben 75.000 jongeren meegedaan. Er zijn beroemdheden uit voort gekomen, zoals Trijntje Oosterhuis, Jan Koooijman en, vorig jaar nog, de band DeWolf. Op 17 april nodigt Kunstbende alle oud-deelnemers uit om nog een keer een gooi te doen naar die felbegeerde finaleplaats: het Zoete Wraak-Podium op de slotdag. In de Gashouder van de Westergasfabriek van Amsterdam wordt een platform opgericht voor de categorieën dans
Op 10 juni 2010 is in Musis Sacrum in Arnhem de Nederlandse Dag van de Cultuureducatie. Jaarlijks wordt deze bijeenkomst georganiseerd, door Cultuurnetwerk Nederland, CANON Cultuurcel en het Vlaams Ministerie van Cultuur, om uitwisseling in de cultuureducatiesector te stimuleren. Het thema is dit jaar Talentontwikkeling. Docenten, beleidsmakers en educatief medewerkers kunnen zich aanmelden via
[email protected] (tel. 030 236 12 00).
Kunstbende 20 jaar!
kaap kort
Veldwerkers Leven met Verschillen
Muziekcompetitie tegen corruptie
Het drie jaar durende professionaliseringstraject Leven met Verschillen is in januari afgesloten met een finale in Utrecht. Vier jonge theatermakers zijn gecoacht in hun ontwikkeling als community art-kunstenaar: vanaf 2007 hebben Anouk de Bruijn, Güner Güven, Tessa van Gent en Suzanne Rijndersma zich bekwaamd in theater dat midden in de samenleving staat. Onder de paraplu van Stut Theater, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, Vrede van Utrecht, ZIMIHC huis voor amateurkunst en Kunstfactor Theater begeleidde een stuurgroep van professionals de makers op artistiek en zakelijk gebied. Voor verslag, foto’s en biografieën, zie http://community-art.nl
Het Global Anti-Corruption Youth Network, een niet- gouvernementele organisatie, heeft een internationale competitie gelanceerd voor jonge musici, om songs te schrijven met als thema anti-corruptie en goed bestuur. Onder de titel ‘Fair Play – Anti-Corruption Youth Voices’ richt het evenement zich niet op Idols-achtige verkiezingen, maar zoekt het gemotiveerde jongeren die, als ze winnen, hun lied ten gehore mogen brengen in Brussel op de International Summit Spring 2010. De uitvoering is in handen van de Jeunesses Musicales International (JMI) en het World Bank Institute. Er zijn negen internationale ‘muzikale ambassadeurs’ benoemd, uit Bangladesh, Boeroendi, Kameroen, Colombia, Libanon, Macedonië, de Filippijnen, Sierra Leone en Zimbabwe. Zij hebben ter motivatie van de jeugd zelf liederen tegen corruptie gecomponeerd. Deze voorbeelden zijn te beluisteren via www.jmi.net. Musici van 35 jaar en jonger mogen hun lied inschrijven. Voor het wedstrijdreglement, zie www.jmi.net/ newsletter. Meer informatie via Kate Declerc,
[email protected].
IJsberg van Utrechtse amateurkunst
I
n opdracht van de Gemeente Utrecht schreef het Rotterdamse Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen een inventarisatie van het amateurkunstcircuit (naar omvang en aard) in de stad. Volgens het Utrechtse programma Cultuurparticipatie 2009-2012 (De ontdekking van het creatieve vermogen) is er namelijk pas subsidiëring door het Fonds voor Cultuurparticipatie mogelijk wanneer de deelname aan amateurkunst is gemeten. Ranshuysen schrijft dat haar rapport Amateurkunst in Utrecht: Het topje van de ijsberg geen kwantitatief verantwoord onderzoek is en dat maar een fractie van alle amateurkunstorganisaties is ondervraagd. Utrecht heeft zo’n groot (en niet altijd zichtbaar) amateurkunstcircuit dat van een echte nulmeting geen sprake kon zijn, begint het rapport. Daarom valt de concentratie op podiumkunsten en allerlei beeldende disciplines (en uitsluitend niet-beroepsmatige presentaties). Ook is de samenstelling van de kunstenaars en het publiek in kaart gebracht. Zij werden geënquêteerd. Het rapport beveelt aan om de bestaande indeling in soorten amateurkunstenaars aan te passen: er komen
steeds minder louter ‘recreatieve’ kunstbeoefenaars, terwijl het contingent community artdeelnemers (die hun eigen subcultuur uitdragen), en zich (onder professionele begeleiding) ontwikkelende kunstenaars sterk groeit. De onderzochte ‘steunfuncties’ (cultuurhuizen en wijkgebonden organisaties) kunnen zich dus beter op deze laatste groepen richten. Ook de drie gebieden waarop vooral jongeren actief zijn – street art (urban culture), digitaal circuit en community art – verdienen meer aandacht, temeer daar de gemeente Utrecht hierin culturele diversiteit nastreeft. Omdat vooral jongeren en allochtonen het woord ‘amateurkunst’ een negatieve klank vinden hebben, stelt het rapport voor om van ‘vrijetijdskunst’ te spreken. Samenwerking met de welzijnssector en beroepsorganisaties wordt aanbevolen, alsmede met het multiculturele ondernemersschap.
Kritiek Raadsleden van de Utrechtse commissie Mens & Samenleving wilden wel eens weten wat de organisatie Liefde voor Utrecht, de vereniging van cultureel ondernemers verbonden aan culturele trapveldjes in de
Utrechtse wijken, van het rapport vond. Liefde voor Utrecht concludeert dat onvergelijkbare disciplines met elkaar zijn vergeleken en dat andere in het geheel niet zijn onderzocht. Organisaties die geen subsidie ontvangen en Utrechters die zonder begeleiding of gebruikmaking van fysieke faciliteiten amateurkunst bedrijven zijn niet in het onderzoek meegenomen. Liefde voor Utrecht stelt dat dit rapport daarom geen goede basis vormt voor de uitwerking van het programma Cultuurparticipatie. ‘Er worden voorbeelden gegeven van mogelijke projecten en denkrichtingen die kunnen worden uitgevoerd om de kwaliteit van de amateurkunst te vergroten. Deze denkrichtingen zijn echter niet gebaseerd op de Utrechtse praktijk maar zijn ontstaan achter het bureau van een Rotterdams adviesbureau. (…) Deze (de adviseur, red.) doet in het hoofdstuk ‘Aanbevelingen’ een aantal interessante suggesties, waarover wij graag met het College van gedachten wisselen.’ Letty Ranshuysen: Amateurkunst in Utrecht: het topje van de ijsberg (Rotterdam, 2009), zie www. lettyranshuysen.nl, kijk onder publicaties. De reactie van Liefde voor Utrecht staat, vergezeld van het rapport zelf, op http://goedegrond.nl, kijk onder ‘liefdesbrieven’, ‘liefdesreactie feb 2010’.
Vacaturebank Kunstfactor
Zelfexpressie
Zelfe xpressie
26
Zoekt u een regisseur, dirigent, choreograaf, schilder- of schrijfdocent? Dan kunt u uw vacature plaatsen op www.kunstfactor.nl/ vacaturebank, een vacaturebank voor artistiek kader en docerende functies.
Wie zetten zich in voor de amateurkunst in ons land? Jacqueline Verhofstad, 48 jaar, is al ruim 25 jaar muziekdocent bij Kunstlokaal Gemert. Bijna net zo lang geeft zij leiding aan ‘Nooit Gedacht’, een orkest voor mensen met een verstandelijke beperking. Wat is je achtergrond? ‘Ik heb accordeon gestudeerd aan het conservatorium in Tilburg. Ik ben geen podiumbeest, dus daarom koos ik bewust de docentenrichting. Na mijn afstuderen ging ik lesgeven aan de muziekschool in Gemert, die later is opgegaan in Kunstlokaal, het plaatselijke centrum voor de kunsten. Inmiddels geef ik hier 25 jaar accordeon- en keyboardles.’ Waarom ben je begonnen met een orkest voor mensen met een verstandelijke beperking? ‘Ik heb een jongere zus met een verstandelijke beperking. Mede daardoor had ik altijd belangstelling voor muziektherapie. Mijn scriptie voor het conservatorium ging daar ook over. 23 jaar geleden heb ik tijdens een soos van de lokale afdeling van de Vereniging Ouders Geestelijke Gehandicapten (VOGG, inmiddels opgegaan in belangenorganisatie Kansplus), met diverse instrumenten een workshop gehouden voor mensen met een beperking. Dat werd een groot succes. Ook de ouders van de pupillen waren zo enthousiast, dat ik drum- en keyboardlessen ging verzorgen voor deze mensen. Met hulp van veel vrijwilligers en de VOGG is dat uitgegroeid tot een drumband en een orkest met ruim veertig musici.’ Was je getraind voor dat werk? ‘Nee, ik deed iets dat toen nog nauwelijks bestond. Inmiddels zijn er meer orkesten voor mensen met een verstandelijke beperking. Wat me tegenvalt, is dat conservatoria nog steeds nauwelijks aandacht besteden aan deze doelgroep. Mede daardoor is het haast onmogelijk om een vervanger te vinden als dat nodig is.’ Kan je ambitieus zijn als je met deze mensen werkt? ‘Je moet vooral hart voor je werk hebben en niet te veel terug verwachten. Ik wil laten zien en horen, dat mensen ondanks beperkingen in de samenleving mee kunnen draaien. Dankzij de muziek voelen zij zich belangrijk en gewaardeerd. Wat is er nou mooier om zulke artiesten een kans te geven! Met gemiddeld acht concerten per jaar dragen we bij aan hun integratie.’ Welke kunstenaar beschouw jij als je grote voorbeeld? ‘Ik noem geen bekende naam, maar Arie Willems, mijn hoofdvakdocent aan het conservatorium, die in 2004 helaas is overleden. Hij had een enorme mensenkennis en wist iedereen op waarde te schatten. Dankzij hem is het mijn sport om de unieke gebruiksaanwijzing van mensen te leren kennen.’ Wat zou je eerste maatregel zijn, als je minister van OCW zou zijn? ‘Ik zou meer geld beschikbaar stellen voor het kunstonderwijs voor mensen met een beperking. De kosten daarvoor komen nu uit het zorgbudget, dat voortdurend onder druk staat. Alleen dankzij Kansplus kunnen we de deelname aan ‘Nooit gedacht’ betaalbaar houden, maar die basis is wankel.’ (R.M.)
Zelfe xpressie
28
interview Musiceren in het Caermersklooster in Gent, tijdens een eerdere editie van de Vlaamse Week van de Amateurkunsten. Foto Els de Cock.
Goesting in kunst Eind april barst in Vlaanderen de Week van de Amateurkunsten (WAK) los. Met ruim duizend activiteiten in 170 Vlaamse gemeenten vestigt het organiserende Forum voor Amateurkunsten de aandacht op kunstbeoefening als hobby. Forum-directeur Kaat Peeters: ‘Een van onze tips is om kunstwerken te maken met etenswaren’. Door Roel Mazure
Kaat Peeters (31) is sinds 2006 directeur-coördinator van de Vlaamse organisatie Forum voor Amateurkunsten. Zij studeerde Algemene Kunstwetenschappen in Gent met archeologie als specialisatie, was cultuurcoördinator in de gemeente Aalter en werkte op het Vlaamse ministerie van Cultuur.
Wat zijn de belangrijkste thema’s waarmee Forum zich namens de amateurkunst bezig houdt? ‘Forum probeert de zichtbaarheid van de sector te verhogen. Vlaanderen en Brussel tellen enorm veel amateurkunstenaars. Uit recent onderzoek van twee universiteiten blijkt dat één op de drie Vlamingen kunst beoefent. Die omvang en de diversiteit van onze sector worden nog niet voldoende onderkend. Daar wer-
ken we aan via onze contacten met de Vlaamse, provinciale en lokale overheden en door onze activiteiten. Uiteindelijk hopen we daardoor meer ondersteuning te krijgen en een aantal doelen te verwezenlijken. Ten eerste streven we naar uitbouw van het professionele kader. In de amateurkunstensector zijn slechts zo’n tachtig mensen professioneel beleidsmatig actief. Bij gemeentes, het ministerie, Forum enzovoort. Dat aantal zouden we graag uitbreiden. Ten tweede streeft Forum naar meer professionaliteit in de amateurkunst. Verenigingen willen graag gebruik maken van bijvoorbeeld professionele Zelfexpressie
W
at is en wat doet het Vlaamse Forum voor Amateurkunsten? ‘Forum is de overkoepelende organisatie van negen Vlaamse amateurkunstorganisaties, die elk gericht zijn op een eigen kunstdiscipline. Forum ontstond in 2006 en is namens de negen organisaties gesprekspartner van overheden en beleidsmakers.’
dirigenten, decorbouwers, regisseurs, etc. De wetgeving maakt dit ingewikkeld, duur en soms zelfs onmogelijk. De arbeidswetgeving stelt bijvoorbeeld een minimum van drie aaneengesloten werkuren. Daardoor kan bijvoorbeeld een koorvereniging geen dirigent in dienst nemen voor wekelijkse repetities van twee uur. Er zijn weliswaar andere opties, maar de regelgeving daaromtrent is ontmoedigend complex. Forum overlegt met de beleidsmakers om die complexiteit voor de amateurkunst te verminderen. Een derde belangrijk onderwerp is betere samenwerking op het gebied van kunsteducatie. Aan de ene kant biedt de Vlaamse overheid het zogenaamde deeltijd-kunstonderwijs, dat buiten het reguliere onderwijs meerjarige opleidingen verzorgt voor gemoti-
veerde jongeren en amateurkunstenaars en ook een opstapje kan zijn voor het hogere kunstonderwijs. Daarnaast kennen we particuliere stichtingen - al dan niet gesubsidieerd - die vooral kortlopende cursussen organiseren en zich soms beconcurreerd voelen door het deeltijd-kunstonderwijs. Forum zou graag zien dat de twee type aanbieders van kunsteducatie elkaar beter zouden kennen, beter zouden samenwerken en ook naar elkaar doorverwijzen als dat in het belang is van de klanten. Het potentieel aan cursisten is daarvoor in Vlaanderen groot genoeg.’
Forum organiseert jaarlijks een Week van de Amateurkunsten (WAK). Wat doen jullie die week? ‘Het Forum is het hele jaar bezig om amateurkunsten onder de aandacht te brengen, maar WAK, een week die overigens tien dagen duurt, van 23 april tot en met 2 mei, zien we als het verdichtingsmoment daarvan. Voor WAK stimuleren we zoveel mogelijk gemeenten om hun podia open te stellen, evenementen te organiseren en samenwerking tussen kunstdisciplines te bevorderen. Deelnemende gemeenten benoemen daartoe een lokale WAK-coördinator, vaak de gemeentelijke cultuurbeleidcoördinator, die lokale amateurkunstenaars en verenigingen stimuleert om voor die week bijzondere activiteiten te organiseren. Om de lokale WAK-coördinatoren te ondersteunen, geeft Forum ieder jaar een boekje uit met tips voor activiteiten. Dit jaar is het thema ‘Goesting’. Het woord ‘goesting’ betekent trek, zin, lust, smaak, genieten, animo en ambitie. Het karakteriseert en typeert ‘de amateurkunstenaars’: ze beoefenen hun kunst met animo en hebben altijd zin en lust om een project uit te werken. Een van de tips is om in de lijn van Jan Fabre en Giuseppe Arcimboldo kunstwerken te maken met etenswaren. Dat is immers een mooie illustratie van ‘goesting’. Gemeenten kunnen ook ‘kunst-proeverijen’ organiseren op bijzondere plekken. Of iets doen met liefdesbrieven, want ook daarmee kun je het begrip ‘goesting’ illustreren. Forum ondersteunt de gemeenten
Zelfe xpressie
30
Achtergrond
Wat zijn dit jaar de hoogtepunten van WAK? ‘Omdat de editie van dit jaar de 15e is, organiseren we op zondag 2 mei een groot slotfestival in Gent met zestig verschillende activiteiten en duizenden amateurkunstenaars. Tijdens dat festival laten we met optredens, exposities en verrassende activiteiten op verschillende plekken in Gent de diversiteit op het gebied van amateurkunst zien. Een ander hoogtepunt is de startmanifestatie op 24 april in Maldegem. Die gemeente is vorig jaar uitgeroepen tot de ‘WAKkerste’ gemeente. Die verkiezing organiseren we ieder jaar. Gemeenten kunnen zich daarvoor aanmelden en worden vervolgens beoordeeld op diversiteit van de activiteiten, maar ook op multidisciplinariteit, kruisbestuivingen en cross-over tussen bijvoorbeeld professionele kunstenaars en amateurs, of kunstopleidingen en verenigingen. Gemeenten kunnen bonuspunten verdienen
Vooral veel stages a.u.b.
als zij WAK-activiteiten op een originele manier verbinden met de Erfgoeddag, die het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed op zondag 25 april organiseert.’ Voor Nederland lijkt zo’n groots en breed gedragen amateurkunstfestival op dit moment een brug te ver. Wat maakt dat jullie daar in Vlaanderen wel in slagen? Zijn Vlamingen wellicht volgzamer dan Nederlanders? ‘Volgzamer? Nee hoor, dat valt wel mee. Een belangrijk verschil tussen Vlaanderen en Nederland is dat wij hier een gestructureerd systeem voor buitenschools kunstonderwijs hebben. Doordat de Vlaamse regering de lonen van de meeste docenten betaalt, is kunstonderwijs hier zeer betaalbaar. Het gevolg is dat één op de vijf basisscholieren en één op de elf middelbare scholieren enige vorm van kunstonderwijs volgen. Daarnaast kent Vlaanderen nog een scala aan particuliere kunstopleidingen en bovenal, meer dan in Nederland, een erg bloeiend verenigingsleven, zelfs in de grote steden. Met in totaal meer dan tienduizend verenigingen en meer dan tweehonderdduizend aangesloten individuele kunstenaars hebben de negen amateurkunstenorganisaties een enorme achterban. Zo’n infrastructuur maakt een breed gedragen festival mogelijk. De amateurkunst is hier sterker gestructureerd dan bij jullie.’
‘Ook met liefdesbrieven kun je ‘goesting’ illustreren’
In hoeverre werken jullie samen met Waalse amateurkunstorganisaties? ‘Eerlijk gezegd niet. De verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië op het gebied van kunstbeleid zijn erg groot. De Vlaamse regering heeft de subsidiëring van de amateurkunst sinds 2000 gestructureerd door de erkenning van negen landelijke disciplinegerichte organisaties, met Forum als overkoepelende belangenorganisatie. In Wallonië is nooit zo’n amateurkunstendecreet uitgevaardigd. Bovendien bestaat daar geen koepelorganisatie als Forum.’
Zijn afgestudeerden van kunstopleidingen voldoende voorbereid op de educatieve arbeidsmarkt en het werken met amateurs? Branchevereniging voor kunsteducatie en kunstbeoefening Kunstconnectie betwijfelde het in Kaap Kunst 3 van vorig jaar. Vertegenwoordigers van de HBO-raad en hogescholen waren verbaasd over die kritiek. Hoe denken recent afgestudeerden zelf over hun opleiding?
In hoeverre verschilt Forum van een landelijke organisatie als Kunstfactor in Nederland? ‘Kunstfactor is sterker op het gebied van beleidsadvies, mede doordat Kunstfactor een veel grotere organisatie is dan Forum. Daar ben ik wel eens stiekem jaloers op als ik aan tien nota’s tegelijkertijd aan het schrijven ben. Aan de andere kant heb ik van Kunstfactor begrepen dat er in Nederland maar liefst 90 organisaties zijn voor het eerste lijnscontact met amateurkunstenaars en verenigingen. Onze structuur, met negen erkende landelijke organisaties, lijkt me overzichtelijker. Nog een belangrijk verschil tussen Nederland en Vlaanderen is dat jullie in Nederland verder zijn op het gebied van interculturaliseren. Wij hebben nog een hele weg af te leggen om doelgericht de kunstparticipatie van allochtonen te stimuleren.’ l
De Vlaamse Week van de Amateurkunsten vindt plaats van 23 april tot 2 mei, zie www.wak.be
door Roel Mazure
Opleiding: Havo voor muziek en dans in Rotterdam, dansdocentenopleiding ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem, afgestudeerd in 2008. Werk: dansdocent bij het Jeugdtheater Hofplein in Rotterdam, freelancewerk als dansdocent bij het Segbroekcollege in Den Haag, voor SKVR in Rotterdam en Schooltheater in Dordrecht. Leonie van Essen (24):
Zelfexpressie
ook met promotiemateriaal zoals affiches en vlaggen. Van de 450 duizend euro subsidie die we jaarlijks van de Vlaamse overheid krijgen, besteden we 80 duizend euro aan WAK. In totaal doen dit jaar 170 van de 308 Vlaamse gemeenten mee. Samen organiseren die zo’n duizend activiteiten. Niet ieder jaar doen dezelfde gemeenten mee, maar het totaal aantal is de afgelopen jaren wel stabiel.’
31
‘Voorbereiding op cultureel ondernemerschap was voldoende’
‘N
atuurlijk had ik de ambitie om danseres te worden, maar het was me op de Havo voor Muziek en Dans duidelijk geworden dat ik daar niet goed genoeg voor was. Bovendien betwijfelde ik of ik een leven als danseres uitdagend genoeg zou vinden, ik wilde breder kunnen werken.
Terugkijkend ben ik heel tevreden over de opleiding, maar natuurlijk waren er ook dingen waar ik minder enthousiast over was. De opleiding aan ArtEZ was breed. We kregen moderne dans, klassieke dans, jazzdans en Algemene Dansante Vorming. Dat is een goede basis voor een all round-docent, maar ik had graag meer verdieping op het gebied van moderne dansstijlen gehad. Hoewel ik nu wel moet toegeven dat ik die ervaring voor het lesgeven tot nu toe niet echt nodig heb. Het nuttigste vond ik het vak onderwijskunde en de stages. Daarin werd aandacht besteed aan verschillende leerstijlen van leerlingen in verschillende onderwijstypen. We gingen bijvoorbeeld in op het gedrag van kleu-
Zelfe xpressie
32 Joyce Crawfuld (39):
‘CKV-lessen saai en overbodig’
Wat is de kritiek van Kunstconnectie? De overheid dicht kunst, meer dan vroeger, een maatschappelijke rol toe. Kunstenaars zouden op scholen en in de wijken kunst en cultuur moeten verspreiden en de participatie moeten bevorderen. Daartoe moeten kunstenaars beschikken over voldoende didactische vermogens en over enige basiskennis beschikken met betrekking tot bijvoorbeeld multiculturaliteit. Oud-minister Plasterk vond dat de opleidingen teveel gericht zijn op de uitvoerende c.q. autonome kunstpraktijk. Kunstconnectie, de brancheorganisatie van instellingen op het gebied van kunsteducatie, onderschrijft dit en stelt dat afgestudeerden van kunstopleidingen didactisch onvoldoende geschoold zijn en te weinig kennis hebben van maatschappelijke ontwikkelingen. Kunstvakonderwijs en kunsteducatie sluiten daardoor onvoldoende op elkaar aan.
Waalcko Elema (26):
‘HBO-opleiding mag wel een jaartje langer’
Opleiding: MBO Toerisme & Recreatie Onderwijs, docentenopleiding Beeldende Kunst en Vormgeving aan Academie Minerva, afgestudeerd in 2009. Werk: Zeven uur handvaardigheidsles aan 1ste en 2de klassen van verschillende onderwijstypen aan het Carmel College in Emmen, zes uur thuiszorg en ‘de nodige tijd aan eigen beeldende activiteiten ter voorbereiding van een expositie’.
‘O
mdat ik mijn hele leven al creatief bezig was, ben ik de docentenopleiding Beeldende Kunst en Vormgeving aan Academie Minerva gaan doen. Meteen na mijn afstuderen kon ik voor zestien uur in Emmen invallen. Daarvan is nu nog zeven uur over, maar ik hoop het aantal uren snel uit te kunnen breiden. Voor mij ligt de opleiding nog vers in het geheugen, dat is een voordeel. Aan de andere kant heb ik natuurlijk nog weinig werkervaring. Eerlijk gezegd merk ik dat ook. Ik mis ervaring op het gebied van ‘classroom management’
en activerende didactiek; ik heb nog te weinig bagage op het gebied van werkvormen waardoor ik nog onvoldoende kan differentiëren tussen de verschillende leerstijlen. Op Minerva kregen we wel vakdidactiek en onderwijskunde, maar dat was toch vooral theoretisch en vrij abstract. Nu ik wekelijks les geef aan het hele spectrum van VMBO tot een tweetalige Atheneumklas, ervaar ik pas goed de verschillen tussen leerlingen van die verschillende onderwijstypen. Toch is daar in de opleiding aandacht aan besteed. Ik heb vier stages gelopen, ook bij verschillende onderwijstypen. Maar dan komt er zoveel over je heen, je bent nog zo met jezelf bezig. Pas als je wat steviger in je schoenen staat, kun je beter inspelen op de verschillen in leerstijlen. Ik vind niet dat de opleiding op dat punt tekort schoot. We waren zelfs gewaarschuwd. In het eerste jaar vertelden ze al dat het vier, vijf jaar werkervaring vraagt om een goede docent te worden. Dat lijkt me inderdaad realistisch. Wel vind ik dat een HBO-opleiding een jaartje langer mag duren. Bovendien mag er meer aandacht worden besteed aan taal. Vooral aan het Nederlands, maar ook aan Engels. Ik ben me op dat gebied aan het bijscholen. Ik studeer voor het examen Cambridge Engels, om les te mogen blijven geven in het tweetalige onderwijs.’ l
Opleiding: Onvoltooide opleiding dramatherapie, een jaar theaterschool Amsterdam, twee jaar particuliere acteursopleiding, deeltijd docentenopleiding Drama aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, afgestudeerd in 2006. Werk: Dramadocent van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Hogeschool van Amsterdam, dramadocent van het Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, dramadocent ‘Schatkamer’ (project voor basisscholen in Amsterdams stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer), zomercultuurcoach bij Artiance in Alkmaar, freelance-maker/regisseur.
‘I
Zelfe xpressie
ters. Dat was een zinnige voorbereiding voor de stage op een kleuterschool in mijn tweede jaar. Een erg leerzame stage was het jaarlijkse Mini Dansfestival. Daarvoor organiseerden we workshops en voorstellingen voor basisschoolleerlingen en verschillende types middelbare scholieren. Wij waren dus organisator, choreograaf én danser. Naast mijn vaste baan bij het Jeugdtheater ben ik cultureel ondernemer. Ook daarop ben ik bij ArtEZ goed genoeg voorbereid, we leerden dingen als het opstellen van een ondernemingsplan.’ l
33
k ben in 1999 bewust geswitcht van een acteursopleiding naar de deeltijd docentenopleiding. Ik wilde maatschappelijke zekerheid en had het idee dat ik meer kans maakte als docent dan als wat oudere actrice. Ook mijn keuze voor deeltijd was heel bewust; ik wilde niet volledig in de theaterwereld ondergedompeld worden, maar ook actief deel uitmaken van de ‘normale’ samenleving. Ik heb naast de opleiding al veel gewerkt als dramadocent, bijvoorbeeld voor het ‘Schatkamer’-project in GeuzenveldSlotermeer. De theaterschool was heel technisch, de opleiding in Utrecht heel fysiek.
Dat laatste was me op het lijf geschreven. Ik heb vooral veel gehad aan de spellessen, en de methodieklessen waarbij studenten elkaar les geven en elkaar daarna kritisch beoordelen. Leerzaam waren ook de vele stages, ik heb ervaring opgedaan met verstandelijk gehandicapten en in een theaterklas van een middelbare school. Wat ik wel gemist heb is theoretisch naar onze kunstvorm kijken en de technische kanten van het spelen en maken. Ik ben bijvoorbeeld nog steeds heel slecht in het maken van een lichtplan. Maar ik moet ook zo eerlijk zijn om te bekennen dat die technische kanten me indertijd minder interesseerden. Ik heb het zelf ook laten liggen. Overbodig vond ik CKV-lessen. Die werden, heel schools, gegeven in de vorm van hoor-colleges. Dat vond ik saai, ook al omdat ik zeker wist dat ik geen CKV-docent wilde worden. Ook voor de schrijflessen in het laatste jaar was ik, door de drukte rondom het afstuderen, minder gemotiveerd. Pas achteraf besef ik dat ze nuttig waren. Al met al ben ik heel tevreden met mijn studie. Maar ik besef ook dat zo’n opleiding je karakter niet verandert. Als dramadocent ben je erg op jezelf aangewezen. De eenzaamheid van het beroep kan je onzeker maken; momenteel mis ik vooral intervisie. Daar staat de vrijheid tegenover om je op je eigen manier te ontwikkelen. Zo ben ik me nu aan het bijscholen in hiphop en streetdance, omdat ik aan de hogeschool bewegingstheater en dans ga geven.’ l
Hester Hogendoorn (28):
‘Te weinig aandacht voor het reguliere onderwijs’
Opleiding: Dramadocentopleiding ArtEZ in Zwolle, afgestudeerd in 2008. Werk: Dramadocent (0,8 fte) aan een VMBO-school, mede-oprichtster en dramadocent van Jongerencentrum voor podiumkunsten Shine in Houten.
‘I
k had drie jaar eerder moeten afstuderen, maar door een ongeluk verloor ik een jaar. Verder heb ik mijn scriptie erg lang laten liggen, onder meer omdat ik met de Theater Embassy een voorstelling in Canada heb gespeeld en samen met een vriendin een jeugdtheaterschool heb opgericht. Mijn keuze voor de dramadocentopleiding was niet heel bewust, maar ik vond theater natuurlijk wel interessant. Toen ik op de middelbare school
Zelfe xpressie
34 zat, organiseerde ik al theatervoorstellingen met jongeren. De opleiding vond ik, in de positieve zin, een ‘speelplaats’: ze was heel praktisch en legde de nadruk op het creatieve proces en het ontwikkelen van creatieve ideeën. Alle onderdelen hadden zin. Ik heb vooral veel geleerd van muziekdocent Paul op den Camp die bij het maken van voorstellingen echt het beste in mensen naar boven wist te halen. Als ik daar nu ook in slaag, heb ik dat mede te danken aan zijn voorbeeld. Achteraf heb ik ook wel dingen gemist. Veel dramadocenten komen tegenwoordig in het reguliere onderwijs terecht, ik werk bijvoorbeeld op een
ad v e r t e n t i e
VMBO-school. Toch was de aandacht voor het regulier onderwijs beperkt: ik liep zes dagen stage op een basisschool en tien op een middelbare school. De invulling van Vakdidactiek was ook onvoldoende, er was nauwelijks aandacht voor het onderscheid tussen verschillende onderwijssoorten. Toch weet ik uit ervaring dat VMBO-leerlingen om een andere benadering vragen dan VWO-ers. Ook miste ik goede evaluaties. Daar zat in de opleiding te weinig structuur in. Terwijl goed kunnen evalueren een onmisbare vaardigheid is voor een kunstvakdocent. Ik ben inmiddels ook cultureel onder-
nemer. In het vierde jaar is daar wel enige aandacht aan besteed, bijvoorbeeld aan het aanvragen van subsidies. Die info gebruik ik nog steeds. Overigens zijn studenten van de dramadocentenopleiding sowieso nogal ondernemend en wordt dat door de opleiding ook gestimuleerd. We hebben regelmatig met beperkte middelen een plan moeten uitvoeren. Dan leer je wel rommelen en regelen om je doel te bereiken. Al met al heb ik een toptijd gehad bij ArtEZ. Hier is mij liefde voor theater en het scheppingsproces bijgebracht.’ l