IDEWE informeert ... Driemaandelijks informatiemagazine van de Groep IDEWE, Interleuvenlaan 58, 3001 Leuven. Uitgave: maart 2011.
Inhoud Meer klachten = beter beleid
2
ISO 26000
3
Tips voor brandpreventie Opleiden rendeert Eerste hulp aan werknemers
4-5 5 6-7
IDEWE brochures
7
Symposium: (On)Zichtbaar ziek in de zorgsector
8
Recente wetgeving
8
Colofon
8
Slechts weinig klachten naar preventieadviseur
Meer klachten = beter beleid Er zijn meer meldingen en minder formele klachten over ongewenst grensoverschrijdend gedrag op het werk (OGGW). Alarmerende evoluties? Misschien bewijzen ze wel dat het preventiebeleid goed werkt. Vroeg opsporen van pesten op het werk en werken aan een gezond relationeel klimaat blijken alleszins essentieel. In 2009 nam de Groep IDEWE 727 OGGW-klachten in ontvangst. Dat is 13,2% meer dan in 2008 en 88,8% meer dan in 2004. Van de 600.000 werknemers in bij de Groep IDEWE aangesloten organisaties zijn er iets meer dan 1 op 1000 die bij de preventieadviseur psychosociale aspecten (PAPS) met een klacht kwamen. Dat is slechts het topje van de ijsberg. De klagers zijn meestal arbeiders (30%), uitvoerende bedienden (30%) of mensen met een onderwijs- of zorgfunctie (26%). Niet-leidinggevende kaderfuncties en professionals (7%), leidinggevenden (6%) of directieleden (1%) zijn veel minder als gedupeerde betrokken bij een OGGW-klacht of melding. Het profiel van de aangeklaagde ziet er heel anders uit: leidinggevenden vormen de grootste groep (33%), gevolgd door directie (23%). Ruim de helft van de klagers is in ziekteverlof geweest naar aanleiding van de klacht, meestal tijdens de behandeling ervan. Het is de gemakkelijkst aantoonbare (maar daarom niet de grootste) kost van ongewenst gedrag op het werk voor de werkgever.
Welke behandeling? OGGW-klachten worden vaker informeel behandeld dan formeel. 66% van de klachten gaat over pesterijen, 18% over psychisch geweld, 5% over fysiek geweld en 7% over ongewenst seksueel gedrag op het werk. Bijna de helft van de klagers verwacht van de PAPS informatie, registratie van de feiten, emotionele opvang en advies over de aanpak van de problemen. 24% vraagt om bemiddeling bij de werkgever; 12% vraagt om bemiddeling bij de aangeklaagde en 12% wil eveneens dat de PAPS een onderzoek instelt. Wat de werknemer met de klacht wil bereiken, hangt eveneens af van de aard van de klacht. Melders willen vooral worden gehoord. Informele klagers willen begeleiding bij de re-integratie in hun team, een verbetering van de werksfeer, de stopzetting van het problematisch gedrag, de eigen overplaatsing, de overplaatsing van de aangeklaagde of het eigen ontslag. Formele klagers willen eerherstel, zuivering van blaam, de stopzetting van het problematisch
2
gedrag, het ontslag van de aangeklaagde, de sanctionering van de aangeklaagde, een schadevergoeding of een signaal aan de aangeklaagde. Schade neemt gradueel toe Ongewenst grensoverschrijdend gedrag op het werk kan niet worden beschouwd als een uitzonderlijk probleem dat slechts een minderheid van de werknemers treft. OGGW is een problematiek die gradueel toeneemt van nogal milde communicatieve onaangenaamheden tot zeer ernstige problemen van intimidatie, bedreiging en geweld. De schadelijkheid van OGGW wordt gradueel opgebouwd. Ook eenvoudige, eenmalige of genormaliseerde vormen van OGGW hebben een meetbare impact op het welbevinden van de slachtoffers. De schade neemt toe naarmate de ernst van het OGGW toeneemt. Vaak heeft men de neiging om enkel de meest ernstige pesterijen als een reëel probleem te erkennen. Het is echter net door een vroegtijdige (h)erkenning van de mildere vormen van OGGW, dat een escalatie tot een ernstige pestsituatie kan worden vermeden. Hoe vroeger de ondersteuning kan worden ingezet, hoe groter de kans dat het probleem wordt opgelost en hoe kleiner het risico dat het gedrag escaleert tot een complexe, abnormale en zeer schadelijke pestsituatie. De praktijk? Wanneer men over pesterijen spreekt, doet men dat impliciet vanuit een schulddiscours: er wordt gedacht in termen van ‘dader’ en ‘slachtoffer’. Dat zorgt haast automatisch voor een gepolariseerde situatie, waardoor een constructieve oplossing voor het probleem bijzonder moeilijk wordt. Zonder schulddimensie ziet de situatie er heel anders uit. We hebben dan te maken met twee partijen, waarbij de ene het moeilijk heeft met het gedrag van de andere, en aan de andere vraagt om daarmee rekening te houden. Een oplossing is dan mogelijk. Het schulddiscours maakt echter dat OGGW enkel ernstig wordt genomen wanneer het de spuigaten uitloopt. Het kalf is dan al zo goed als verdronken. Er is al heel wat nodeloos leed geleden en de oplossingsmogelijkheden zijn vaak in grote mate verkeken. Het lijkt daarom een goede keuze om binnen organisaties over te stappen op het minder beladen concept OGGW en om expliciet af te stappen van het schulddiscours. Een laagdrempelige en schuldontdane invulling van OGGW maakt een vroege opsporing mogelijk, en zal de drempel om tijdig hulp te zoeken verlagen, aangezien men niemand hoeft te beschuldigen. Laagdrempelige hulp Slechts een minderheid van de OGGW-slachtoffers stapt naar de PAPS. Dat heeft met verschillende factoren te maken. Werknemers kunnen soms zelfstandig hun probleem oplossen. Heel wat slachtoffers vragen hulp aan de eigen privé-omgeving. Ook in ergere gevallen is de stap naar de PAPS niet evident. Binnen de onderneming zijn er immers nog andere kanalen die kunnen helpen bij de oplossing van OGGW-gerelateerde problemen. Slachtoffers doen
vaak een beroep op hun leidinggevenden, op de vertrouwenspersoon, of op de personeelsdienst. De hulp die binnen de eigen organisatie ter beschikking staat is zonder twijfel laagdrempeliger dan de hulp van de (meestal externe) PAPS. Een interne aanpak van het probleem heeft ook meer kans om op een relatief organische wijze te kunnen verlopen. Goed beleid Een goed psychosociaal preventiebeleid zal slachtoffers van OGGW stimuleren om binnen de eigen organisatie hulp te zoeken. Een gebalanceerd preventiebeleid omvat verschillende preventiemaatregelen. Sommige maatregelen proberen OGGW te voorkomen. Andere proberen problemen vroeg op te sporen. Zo kan snel worden ingegrepen, vóór het probleem tot zware gevolgen leidt of moeilijk oplosbaar wordt. Leidinggevenden ondersteunen om snel op signalen van onwelbevinden te reageren, hen begeleiden in ondersteunende gesprekken of bemiddelingsgesprekken zijn eveneens belangrijke preventieve maatregelen. Vroege opsporing is essentieel: OGGW heeft de neiging om te escaleren en in de loop van de tijd meer ernstige vormen aan te nemen. Hoe langer de problemen
duren en hoe ernstiger het ongewenst gedrag wordt, hoe kleiner de kans op een duurzame oplossing. Bij een goede preventie krijgen de werknemers expliciet de boodschap dat de organisatie OGGW niet tolereert (en waar zij terecht kunnen wanneer zij met OGGW worden geconfronteerd). De drempel om in een dergelijk klimaat hulp te zoeken zou daardoor lager moeten worden, waardoor het aantal meldingen en klachten in eerste instantie wellicht toeneemt bij een beter preventiebeleid. Daarom is het lage percentage OGGW-slachtoffers dat naar de PAPS komt niet alarmerend, integendeel. Ook het feit dat de Groep IDEWE jaar na jaar meer meldingen en klachten over OGGW verwerkt, is dan verre van dramatisch. Men zou een toenemend aantal klachten kunnen beschouwen als een teken dat het preventiebeleid goed werkt. Voor ondersteuning bij het opzetten van een preventief beleid inzake ongewenst grensoverschrijdend gedrag op het werk en een ruimer psychosociaal welzijnsbeleid, kunt u contact opnemen met uw regionale preventieadviseur psychosociale aspecten.
Milieutip: Nieuwe norm voor maatschappelijk verantwoord ondernemen
ISO 26000 ISO 26000 is de nieuwe richtlijn voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). De norm wil een internationaal erkend referentiekader vormen voor MVO én een basis zijn voor professioneel MVO-management. Een valabel alternatief voor de vele normen, certificaten en labels die de laatste jaren her en der opdoken?
De norm is van toepassing op elke type van organisatie. Met behulp van de norm kunnen organisaties vanuit een internationaal aanvaard begrippenkader een geloofwaardig MVO-beleid uitbouwen. De nieuwe richtlijn helpt hen om dat te doen op een praktische en gestructureerde manier. Op eigen tempo ISO 26000 is momenteel niet bedoeld om gecertificeerd te worden. Het is meer een ‘adviserende’ dan een ‘voorschrijvende’ standaard. U kunt het systeem invoeren op uw eigen tempo en volgens uw eigen ambities. Dat hoeft overigens geen dure zaak te zijn, zeker voor organisaties die al één of andere vorm van normering hebben (ISO 14001, ILO gedragsnormen, Global Reporting Initiative,...). Inhoud en implementatie ISO 26000 heeft zeven kernpunten: behoorlijk bestuur, mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu, consumentenbelangen,
maatschappelijke betrokkenheid en eerlijke handel. De kernpunten hebben allemaal een aantal sub-items zoals, bijvoorbeeld, preventie-initiatieven, duurzaam gebruik van grondstoffen, CO2-uitstoot,... De implementatie ervan gebeurt in verschillende stappen: bepaal de sociale betrokkenheid van uw organisatie; definieer in samenspraak met externe en interne stakeholders relevante en significante kernonderwerpen;
implementeer de geselecteerde acties; communiceer over MVO in de hele organisatie. De Groep IDEWE en MVO Vanuit haar afdelingen en departementen biedt de Groep IDEWE diverse diensten aan die naadloos passen in een MVO-strategie: beleidsondersteuning, milieu, veiligheid, gezondheid, psychosociale ondersteuning, zorgsystemen,... De diensten helpen u beslist om een goed MVO-beleid uit te werken.
3
Welk blusapparaat kiezen?
Tips voor brandpreventie Brand kan niet alleen de volledige inboedel verloren doen gaan van gebouwen en kantoren; het leidt ook tot menselijk leed en blijvende trauma’s. Hoe een brand voorkomen? In heel wat kantoren en werkruimten bevinden zich brandbare materialen en producten. Een brand kan dus heel vlug ontstaan. Doorgaans vormen niet de vlammen de grootste bedreiging, maar wel de rookgassen. Rook is donker en verspreidt zich heel snel: het leidt heel vlug tot desoriëntatie. Bovendien bevat rook koolstofmonoxide, een gas dat meteen bedwelmt. Een goede signalisatie van de vluchtwegen en veiligheidsvoorlichting zijn dan ook essentieel. Een veiligheidsdeskundige geeft graag advies. Geen gemakkelijke oplossingen Vaak vormt elektriciteit de aanleiding voor een brand. Pas op met ‘gemakkelijke’ oplossingen zoals verdeelstekkers: ze kunnen gemakkelijk overbelasting van de snoeren of van het net veroorzaken. Als de installatievoorschriften en de gebruiksinstructies van elektrische apparatuur niet worden nageleefd, kunnen oververhitting of kortsluiting brand veroorzaken. Laat uw elektrische installatie om de vijf jaar controleren door een onafhankelijk controle-organisme. Dat is overigens een wettelijke verplichting als u werkt met personeel. Combineer de controle met een thermografisch nazicht van de verdeelborden: foute contacten kunnen zo tijdig worden opgespoord. Verwarming is gevaarlijk Ook de verwarmingsinstallatie vormt een ernstig brandrisico. Integrale compartimentering van het stooklokaal, jaarlijks nazicht van de installatie, reiniging van de schouw, een automatische blusinstallatie op branders (voor huisbrandolie): het zijn aan te bevelen initiatieven (in sommige gevallen ook wettelijk verplicht). Hoe best blussen? Iedere brand begint klein. Om een beginnende brand te blussen, zijn brandblussers het ideale instrument. Ze voorkomen dat het vuur zich uitbreidt. Hoe sneller er met blussen wordt gestart, hoe groter de kans op succes. Voor een optimaal resultaat moet een blusstof worden gebruikt die bij het type brand past. Niet iedere brand is met elke blusstof te blussen. Op alle brandblussers staan letters. Zij geven aan voor welke ‘brandklassen’ de blusser geschikt is.
Een blusser met ABC-poeder kunt u
bijna overal inzetten. Bij het blussen komt echter een aanzienlijke hoeveelheid poederstof vrij: dat kan tot heel wat schade leiden. De ontlading van een poederblusser in een gesloten ruimte zal bovendien een plotse vermindering van de zichtbaarheid veroorzaken. Tijdelijk kan dat de redding, evacuatie of andere hulpacties belemmeren. Een blusser met CO2 verdringt de zuurstof uit de lucht, zodat er geen verbranding meer mogelijk is. Een CO2-blusser gebruikt u het best voor
4
het blussen van elektrische toestellen. Ook voor een beperkte vloeistofbrand is dat type blusser geschikt. Gebruik de blusser niet in kleine ruimten waar mensen zijn: het gebruik ervan kan leiden tot verstikking en vrieswonden,... Schuimblussers zijn gevuld met water waaraan een schuimvormend middel is toegevoegd. Het schuim zorgt ervoor dat er geen lucht meer bij de brandbare stof kan komen. Het dringt snel in brandende vaste stoffen zoals papier, hout en textiel. Het type blusser kan ook worden gebruikt bij vloeistofbranden en branden waar elektriciteit bij betrokken is. Schuimblussers veroorzaken geen nevenschade. Schuimblussers ideaal Wie nog niet beschikt over blustoestellen, koopt of huurt het best schuimblussers: ze zijn universeel inzetbaar en de nevenschade bij gebruik is beperkt. Ze zijn beschikbaar met een waterinhoud van zes of negen liter. Hoeveel blustoestellen nodig zijn, hangt af van de verschillende factoren: het brandgevaar, de grootte van de verschillende ruimten, de plaats van de vluchtwegen, het personeel,... Het juiste aantal toestellen is wettelijk niet vastgelegd. Streef naar één bluseenheid per 150 m2 met een minimum van twee blusapparaten per constructieniveau. Met heel wat elektrische apparatuur is het raadzaam om bijkomend een CO2-blustoestel te voorzien. En voor een stooklokaal schaft u het best een automatische poederinstallatie aan. Hoe toestellen opstellen? De blustoestellen moeten duidelijk zichtbaar worden opgesteld. De meest geschikte plaatsen zijn uitgangen, doorgangen naar de (nood)uitgangen en trappenzalen. De blustoestellen mogen worden opgesteld in opbergkasten met een transparante deur of een pictogram. Ze moeten zo worden geplaatst dat de gebruiksinstructies en de vermelding van het blusvermogen zich aan de voorkant bevinden. De handgreep moet zich tussen 0,8 en 1,2 meter boven de vloer bevinden. Jaarlijks moeten de toestellen worden gecontroleerd door een deskundige firma.
Rookmelders Ook blusdekens zijn nuttig. Ze kunnen worden gebruikt wanneer de kleding van iemand in brand geraakt. Ze zijn ook geschikt om brandende voorwerpen af te dekken. Verder vormen ook detectie- en alarmsystemen een onmisbaar onderdeel van het veiligheidsbeleid. Een rookmelder slaat alarm zodra hij verbrandingsrook waarneemt. Zo kan het gebouw tijdig worden verlaten en kan de brandweer
tijdig worden verwittigd. In het beste geval kan dan worden ingegrepen vóór er vlammen ontstaan. Er bestaan talloze systemen en de keuze ervan laat u het best afhangen van de infrastructuur en de eisen van de lokale brandweer. Voor meer informatie kunt u terecht bij uw preventieadviseur of uw regionaal secretariaat.
Heel veel mogelijkheden
Opleiden rendeert De Groep IDEWE is ervan overtuigd dat vorming, training en opleiding in elke werkomgeving welzijns- en preventiedoelstellingen helpen realiseren. Er zijn een heleboel mogelijkheden. Opleidingen van de Groep IDEWE zijn bestemd voor jonge en ervaren werkkrachten in alle sectoren. Tijdens de opleidingen worden zij begeleid door preventiedeskundigen met heel wat praktijkervaring. Die docenten proberen de leerinhoud zo praktijkgericht mogelijk te brengen en te vertalen naar meer welzijn op het werk in al zijn facetten: arbeidsveiligheid, gezondheid, ergonomie, psychosociaal welzijn,... Ons aanbod vindt u op www.idewe.be en www.ibeve.be. Heeft u suggesties, dan horen of lezen wij ze graag. Opleiden hoeft niet duur te zijn Om vorming, training en opleiding te stimuleren, bestaan er een heleboel financiële steunmaatregelen. Wist u dat u ze kunt opzoeken in de digitale subsidiedatabank van het Vlaams Agentschap Ondernemen? Op www.vlaanderen.be/subsidiedatabank kunt u de gewenste zoekcriteria ingeven. Vervolgens ontvangt u een overzicht van de steunmaatregelen op maat van uw onderneming. De subsidieleidraad ‘U werft aan of zoekt steun voor opleiding’ kunt u kosteloos downloaden op www.agentschapondernemen.be. KMO-portefeuille Uw onderneming voldoet aan de voorwaarden? Doe dan zeker een beroep op de KMO-portefeuille. Elke opleiding die door IDEWE en IBEVE wordt gegeven, komt in aanmerking. Het steunpercentage is 50% en het steunplafond bedraagt 2500 euro. Meer info op www.kmo-portefeuille.be. Sectorale opleidingsorganisaties Een aantal van de IDEWE-opleidingen is eveneens erkend door sectorale opleidingsorganisaties. De Groep IDEWE heeft met verschillende organisaties samenwerkingsverbanden. Als uw onderneming tot de vermelde sectoren behoort, loont het de moeite om met de organisaties contact op te nemen.
IPV – Initiatieven voor Professionele Vorming van de voedingsnij-
verheid is het sectoraal opleidingsfonds dat financiële steun voor opleidingen verleent aan ondernemingen uit de voedingsindustrie: organisaties die behoren tot de Paritaire Comités 118 (arbeiders) en 220 (bedienden). IPV erkent de basis- en vervolgopleidingen voor eerstehulpverleners, vertrouwenspersonen en preventieadviseurs (basiskennis ‘niveau 3’). Info: www.ipv.be FVB – Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid: voor orga-
nisaties die behoren tot Paritair Comité 124. FVB erkent de opleidingen eerstehulpverlening, manueel hanteren van lasten, preventieadviseur (basiskennis ‘niveau 3’) en veilig werken aan elektrische installaties (opleiding BA4 voor gewaarschuwde personen en opleiding BA5 voor vakbekwame personen). Info: www.constructiv.be VORMELEK – opleidingscentrum voor organisaties uit de elektrotechnische sector en Paritair Subcomité 149.01. Alle opleidingen die door de Groep IDEWE worden gegeven, komen in aanmerking voor erkenning door VORMELEK. Tijdelijk loopt een bijzonder aanbod op www.vormelek.be/gratis-opleidingen. EDUCAM – opleidingscentrum voor de autosector, de metaalhandel en aanverwante sectoren: voor ondernemingen die behoren tot Paritair Comité 112 en Paritaire Subcomités 142.01, 149.02, 149.03 en 149.04. EDUCAM erkent de opleiding basisveiligheid VCA (B-VCA). Info: www.educam.be Voor verschillende opleidingen over manueel hanteren van lasten of verplaatsingstechnieken, kunnen subsidies worden verkregen via volgende fondsen: • VIVO – Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de social profit (opleidingen voor sociale en beschutte werkplaatsen), info: www.vivosocialprofit.org; • Sociaal Fonds van de Rustoorden voor bejaarden en de Rusten Verzorgingstehuizen (opleidingen voor verzorgenden en niet-verzorgenden), info: www.fe-bi.org en www.fondsenrusthuizen.be. ESF - Europees Sociaal Fonds. Met dit subsidie-instrument willen de Vlaamse overheid en de Europese Unie samen het Vlaamse arbeidsmarktbeleid versterken. Via het ESF stellen Vlaanderen en Europa elk jaarlijks ongeveer 67 miljoen euro ter beschikking. Prioriteit 3 handelt over: ondernemings- en organisatiestructuur focussen op mens en maatschappij. Info: www.oproep-esf.be/ oproepen Wij zijn graag bereid om samen te werken met of opleidingserkenning aan te vragen bij andere sectorale organisaties. Stuur uw vragen en voorstellen naar
[email protected].
5
Nieuwe regels sinds 1 januari 2011
Eerste hulp aan werknemers Elke organisatie moet maatregelen nemen om een efficiënte eerstehulpverlening te garanderen. Er moeten procedures worden vastgelegd, er moeten materiële voorzieningen zijn, hulpverleners moeten worden opgeleid,... De maatregelen zijn cruciaal voor een vlotte en correcte eerste hulp. Dat leert de ervaring. In de artikels 174 tot 183 legde het ARAB in detail uit wat nodig is om de eerste hulp op het werk in goede banen te leiden. De bepalingen zijn opgeheven door het koninklijk besluit van 15 december 2010 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2010). De nieuwe regels worden opgenomen in een nieuw hoofdstuk van de Codex over het welzijn op het werk. Ze zijn van toepassing sinds 1 januari 2011.
hij werkt de procedures van eerste hulp uit volgens de voor schriften van het interne noodplan;
hij bepaalt welke middelen noodzakelijk zijn voor de organi satie van de eerste hulp;
hij bepaalt het aantal werknemers dat moet worden ingezet
voor de organisatie van de eerste hulp en bepaalt de kwalificaties waarover zij moeten beschikken; hij bepaalt de risico’s verbonden aan zijn activiteiten waarvoor de hulpverleners hun basiskennis en -vaardigheden moeten aanvullen met specifieke kennis en vaardigheden. De werkgever neemt die acties in samenwerking met de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (PBW), afhankelijk aan wie de opdracht is toegewezen en na voorafgaand advies van het comité PBW. Bovendien evalueert hij de maatregelen. Hij past ze ook aan, rekening houdend met de gebeurde incidenten en ongevallen en met de technologische evolutie in de organisatie en in de eerstehulpverlening.
Verplichtingen van de werkgever In functie van de aard van de activiteiten en van de resultaten van de risicobeoordeling moet de werkgever zorgen dat verschillende doelstellingen kunnen worden bereikt. Aan werknemers die het slachtoffer zijn van een ongeval of die
onwel zijn geworden, moet zo spoedig mogelijk eerste hulp kunnen worden verleend. Indien nodig moeten diensten buiten de onderneming worden opgeroepen die gespecialiseerd zijn in medische noodhulp of reddingswerkzaamheden, of moet een verzorgingsinstelling worden verwittigd. De betrokken werknemers moeten kunnen worden vervoerd naar het verzorgingslokaal, naar hun woning of naar een geschikte of vooraf bepaalde verzorgingsinstelling. Er moeten contacten worden gelegd met diensten buiten de onderneming die gespecialiseerd zijn in medische noodhulp of reddingswerkzaamheden. Er moet ook contact worden opgenomen met verzorgingsinstellingen zodat werknemers zo snel mogelijk de gepaste medische hulp kunnen krijgen. De werkgever moet erover waken dat de maatregelen ook kunnen worden toegepast op aannemers, onderaannemers en andere personen die op de arbeidsplaats aanwezig zijn. Dat is een belangrijke uitbreiding: waar het ARAB enkel sprak over ‘tewerkgestelde personen’, houdt men in de nieuwe praktijk ook rekening met andere potentiële slachtoffers (bezoekers, klanten, leerlingen of studenten,...). Acties De werkgever moet dus verschillende acties ondernemen:
6
Uitrusting en organisatie De elementaire middelen die nodig zijn om de eerste hulp te kunnen verstrekken, omvatten het basismateriaal, een verbanddoos en – in voorkomend geval – een verzorgingslokaal. Op advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en het comité PBW bepaalt de werkgever welk materiaal er nodig is en waar het aanwezig moet zijn. Hij stelt de inhoud van de verbanddoos vast en bepaalt of er aanvullingen noodzakelijk zijn. Hij zal ook regelmatig moeten nagaan of het eerstehulpmateriaal effectief aanwezig is. De werkgever moet bovendien een register bijhouden waarin werknemers die een interventie doen in het kader van de eerste hulp, hun naam noteren en die van het slachtoffer. Ook de aard en de datum van de interventie moeten worden genoteerd. De arbeidsinspectie kan aan de werkgevers aanvullingen bij de uitrusting of een andere organisatie van de eerstehulpverlening opleggen. Verzorgingslokaal In organisaties uit groep A, B of C moet er een verzorgingslokaal zijn, behalve als uit de resultaten van de risicobeoordeling blijkt dat dat niet noodzakelijk is. Het lokaal wordt ingericht na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en het comité PBW. Het bevat het eerstehulpmateriaal, meubilair en alle andere middelen die vereist zijn voor het gebruik ervan. Het moet voldoende ruim, veilig en hygiënisch zijn. Het lokaal moet voorzien zijn van koud en warm stromend water. Het wordt voldoende verlucht, verlicht en verwarmd. De toegangswegen tot het lokaal moeten worden vrijgehouden en de doorgang van een draagberrie mogelijk maken. De plaats van het lokaal wordt aangeduid door een bord volgens de bepalingen over de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. Na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer kan
het verzorgingslokaal ter beschikking worden gesteld van werkneemsters tijdens de zwangerschap en lactatie. Wie verleent eerste hulp? In organisaties uit groep A, B of C moeten, na voorafgaand advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en het comité PBW, een voldoende aantal verpleegkundigen, hulpverleners of andere aangeduide personen worden voorzien. Het aantal moet in verhouding zijn met het aantal werknemers (aanwezigen), de activiteiten van de werkgever en de resultaten van de risicobeoordeling, zodat eerste hulp kan worden verleend gedurende de volledige werktijd. De hulpverleners (voorheen: nijverheidshelpers) zijn werknemers die eerste hulp op de arbeidsplaats verlenen. Ze moeten ten minste de vorming en de bijscholing hebben gevolgd die is aangepast aan de risico’s die verbonden zijn aan de activiteiten van de werkgever. In organisaties uit groep D wordt eerste hulp verstrekt door de werkgever of door een of meer daartoe opgeleide en door hem aangeduide werknemers. Vorming en bijscholing Vorming en bijscholing moeten ervoor zorgen dat hulpverleners de kennis en de vaardigheden verwerven om eerste hulp toe te passen in afwachting van de gespecialiseerde hulpverleners. Ze moeten de basisprincipes van eerste hulp kennen, vitale functies kunnen ondersteunen en eerste hulp kunnen bieden bij andere afwijkingen. Soms is specifieke kennis en zijn specifieke vaardigheden nodig. Het gaat dan om eerste hulp bij ongevallen die te maken hebben met risico’s die inherent zijn aan een specifieke activiteit van de werkgever en waarvoor de basiskennis en -vaardigheden ontoereikend zijn. Van werknemers die zich engageren als hulpverlener wordt verwacht dat ze met vrucht een vorming en een jaarlijkse bijscholing volgen over de basiskennis en -vaardig-
heden én over de specifieke kennis en vaardigheden. De werkgever kan van de jaarlijkse bijscholing afwijken. Hij moet dan met een voorafgaandelijke risicobeoordeling – en na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en het comité PBW – bewijzen dat een meer in de tijd gespreide bijscholing geen afbreuk doet aan de kennis en vaardigheden waarover de werknemers moeten beschikken die hij als hulpverlener heeft aangeduid. Waar volgen? De vorming en bijscholing moeten worden gevolgd in een instelling uit de lijst van erkende instellingen of werkgevers die vorming en bijscholing aan hulpverleners verstrekken. De lijst wordt gepubliceerd door de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De cursussen voor specifieke kennis en vaardigheden worden georganiseerd door instellingen, sectoren, beroepsorganisaties of werkgevers. Zij kunnen voor die cursussen een beroep doen op personen of organisaties van wie de bevoegdheid algemeen aanvaard is. Met vragen over de nieuwe regelgeving kunt u terecht bij onze preventiedeskundigen, of stuur uw bericht naar
[email protected].
IDEWE brochures
Informatie en tips voor werkgevers en werknemers
Gezonde voeding, een kwestie van gezond verstand
Stress op het werk
Vragen over gezonde voeding?
Kantoorapparaten: opgelet voor mogelijk schadelijke stoffen.
Stress op het werk? Doe er iets aan. U kunt deze brochures aanvragen via uw regionaal secretariaat of via de documentatiedienst van de Groep IDEWE (
[email protected]). Andere brochures? www.idewe.be (Onze publicaties>Brochures).
Kopieermachines, laserprinters, faxtoestellen,...
Kantoorapparaten schadelijk?
7
Symposium: (On)Zichtbaar ziek in de zorgsector U gaat voor een zorgzaam personeelsbeleid- en welzijnsbeleid? Wilt u ook dat uw medewerkers bruisen van energie en gemotiveerd aan het werk zijn? Dan heeft u zeker aandacht voor zieke medewerkers of voor medewerkers die dreigen uit te vallen in uw organisatie.
Ter afsluiting van het ESF-project Disability Management in de zorgsector nodigen Prevent en de Groep IDEWE u graag uit voor het symposium (on)zichtbaar ziek in de zorgsector. Hier komt u te weten hoe u een beleid opzet om werknemers met gezondheidsproblemen te behouden of hoe hun terugkeer na ziekte te bevorderen. Bovendien geeft dit symposium u de gelegenheid om te netwerken met collega’s directieleden, verantwoordelijken van personeelsdiensten en preventiediensten uit de sector, vakbonden, VDAB, mutualiteiten,…
Symposium: (On)Zichtbaar ziek in de zorgsector Datum: 20 mei 2011 Tijdstip: 8u45 - 17u Locatie: Provinciehuis Vlaams-Brabant (Leuven) Kostprijs: 65,00 € Meer informatie: www.idewe.be of
[email protected]
Preventie en bescherming op het werk
Recente wetgeving Voor een volledig overzicht van de recente wetgeving kunt u terecht op www.idewe.be.
Colofon
Regionale secretariaten
Verantwoordelijke uitgever dr. Simon Bulterys, algemeen directeur
IDEWE-IBEVE Antwerpen Entrepotkaai 15 2000 ANTWERPEN Tel. 03 218 83 83 Fax 03 230 56 78
[email protected]
IDEWE-IBEVE Leuven Interleuvenlaan 58/2 3001 LEUVEN Tel. 016 39 04 38 Fax 016 39 04 02
[email protected]
IDEWE-IBEVE Brussel Wetstraat 23 1040 BRUSSEL Tel. 02 237 33 24 Fax 02 230 05 69
[email protected]
IDEWE-IBEVE Mechelen Sint-Katelijnestraat 154 2800 MECHELEN Tel. 015 28 00 50 Fax 015 28 00 60
[email protected]
IDEWE-IBEVE Gent Grotesteenweg-Noord 9 9052 GENT-ZWIJNAARDE Tel. 09 264 12 30 Fax 09 264 12 39
[email protected]
IDEWE-IBEVE Namur Chaussée de Liège 140-142 5100 NAMUR Tel. 081 32 10 40 Fax 081 30 13 71
[email protected]
IDEWE-IBEVE Hasselt Kunstlaan 16 3500 HASSELT Tel. 011 24 94 70 Fax 011 22 35 62
[email protected]
IDEWE-IBEVE Turnhout Patersstraat 100 2300 TURNHOUT Tel. 014 40 02 20 Fax 014 40 02 29
[email protected]
Contactadres Groep IDEWE Interleuvenlaan 58 3001 Leuven Tel. 016 39 04 11 Fax 016 40 02 36 www.idewe.be Copyright Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van IDEWE vzw op enige wijze worden overgenomen.
8
Centrale diensten IDEWE-IBEVE Roeselare Hof ter Weze 1 8800 ROESELARE Tel. 051 27 29 29 Fax 051 27 29 59
[email protected]
‘IDEWE informeert...’ verschijnt vier maal per jaar. Een extra exemplaar van ‘IDEWE informeert...’ voor een collega of medewerker kan u aanvragen bij uw regionaal IDEWE-IBEVE secretariaat.
www.idewe.be www.ibeve.be ISO 9001 gecertificeerd
IDEWE Interleuvenlaan 58 3001 LEUVEN Tel. 016 39 04 11 Fax 016 40 02 36
[email protected] www.idewe.be
IBEVE Interleuvenlaan 58 3001 LEUVEN Tel. 016 39 04 90 Fax 016 40 05 62
[email protected] www.ibeve.be