ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002 beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
januari 2003 - ITS Nijmegen
Marijke Kral Dana Uerz Thekla den Boer
© 2003 ITS, Stichting Katholieke Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrievalsysteem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen.
ii
ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002 beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Inhoud Samenvatting
1
1
Beleid en ict 1.1 Samenvatting 1.2 Beleidssturing 1.3 Doelstellingen met ict 1.4 Uitwerking van ict-beleid 1.5 Samenwerking met andere instellingen 1.6 Effecten van ict 1.7 Ict-beleid nader beschouwd: de cases
7 7 8 12 14 14 16 18
2
Ict-infrastructuur en -voorzieningen 2.1 Samenvatting 2.2 De deelnemercomputerratio 2.3 De kwaliteit van de computers 2.4 Voorzieningen 2.5 Knelpunten in de ict-infrastructuur en –voorzieningen 2.6 Ict-infrastructuur en –voorzieningen: de cases
23 23 24 25 26 28 29
3
Ict-beheer en –ondersteuning 3.1 Samenvatting 3.2 Interne organisatie 3.3 Functies en fte’s voor ict 3.4 Knelpunten ict-organisatie en –beheer 3.6 Ict-beheer en –ondersteuning: de cases
33 33 34 34 35 37
4
Educatieve software 4.1 Samenvatting 4.2 Licentiebeheer 4.3 Overzicht aanwezige software 4.4 Kennisuitwisseling over digitale leermiddelen 4.5 Knelpunten educatieve software 4.6 Educatieve software: de cases
41 41 42 42 43 43 45 iii
5
Vaardigheden en opvattingen 5.1 Samenvatting 5.2 Ict-vaardigheden docenten 5.3 Ict-scholing 5.4 Knelpunten bij ict-professionalisering 5.5 Ict-vaardigheden en opvattingen van docenten en cursisten: de cases
47 47 48 49 50 51
6
Ict in management 6.1 Samenvatting 6.2 Ict in interne informatievoorziening 6.3 Koppeling informatiesystemen 6.4 Houding van managers ten aanzien van ict 6.5 Ict in management: de cases
55 55 56 56 57 58
7
Ict in onderwijsondersteunende processen 7.1 Samenvatting 7.2 Rol ict in onderwijsondersteunende processen 7.3 Inzet elektronische leeromgeving/teleleerplatform 7.4 Elektronisch toetsen 7.5 Ict in onderwijsondersteunende processen: de cases
61 61 62 62 63 64
8
Ict in het onderwijsleerproces 8.1 Samenvatting 8.2 Ict als leermiddel 8.3 Inzet van webbased en/of multimediale leermaterialen 8.4 Knelpunten bij de verdere invoering van ict in het onderwijs 8.5 Ict in het onderwijsleerproces: de cases
67 67 68 69 70 72
9
Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en ict 9.1 Samenvatting 9.2 Visie op ict 9.3 Ict-ontwikkelingen 9.4 Ict-projecten 9.5 Kwalificatiestructuur en register leerbedrijven online 9.6 Accreditatie leerbedrijven 9.7 Kennisuitwisseling met onderwijs en branche 9.8 Consulenten en ict 9.9 Leermiddelen en toetsen
81 81 82 83 84 85 87 87 88 89
iv
10 Verantwoording 10.1 Opzet ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002 10.2 Quick scan ict 10.3 Instellingsmonitor ict (de cases) 10.4 Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven
91 91 91 93 94
Bijlage: lijst met afkortingen en begrippen
95
v
vi
Samenvatting
ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002 Vanaf 1997 is in opdracht van OCenW jaarlijks de stand van zaken rond ict in kaart gebracht in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie en de lerarenopleidingen voor basisonderwijs en voor voortgezet onderwijs. De eerste drie jaren door het OCTO, vanaf 2000 door IVA/ITS. U kunt hier de uitkomsten van de ICT-onderwijsmonitor 20012002 voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie, uitgevoerd door het ITS, lezen. In dit rapport wordt een totaalbeeld geschetst van de actuele stand van zaken rond de ict-invoering in het bve-veld. Het totaalbeeld is gebaseerd op een websurvey bij ict-managers of -coördinatoren van roc’s, aoc’s en vakscholen (‘quick scan ict’). Hieraan hebben 42 van de 70 bve-instellingen (62%) deelgenomen. Naast deze quick scan is een viertal bve-instellingen (twee roc’s, een aoc en een vakschool) uitgebreid ‘doorgelicht’ via gesprekken en enquêtes (‘instellingsmonitor ict’). Dit jaar hebben ROC A12, ROC van Amsterdam, AOC-Limburg en het CIBAP hieraan deelgenomen. De belangrijkste bevindingen uit de cases zijn geïntegreerd in deze rapportage en in aparte kaders kunnen geïnteresseerden er nog wat meer over lezen. De complete instellingsrapporten zijn ook afzonderlijk te lezen en terug te vinden op www.ict-onderwijsmonitor.nl. Verder is via een korte vragenlijst in beeld gebracht hoe de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (voorheen landelijke organen beroepsonderwijs) ict inzetten in hun werkzaamheden richting leerbedrijven en onderwijsinstellingen. De monitor 2001-2002 is op vergelijkbare wijze uitgevoerd als die in 2000-2001. In dit rapport worden waar mogelijk de ontwikkelingen in vergelijking met vorig jaar geschetst.
Resultaten In vergelijking met een jaar geleden lijkt er niet al teveel te zijn veranderd op het gebied van ict in de bve-sector. De vraag is natuurlijk ook of dat in één schooljaar wel kan worden verwacht. Als we de verschillende thema’s langslopen, zien we vooral aan de randvoorwaardelijke kant ontwikkeling. Ict-voorzieningen nog verder op orde, behalve e-mail voor cursisten Het ict-voorzieningenniveau is zowel kwalitatief als kwantitatief nog verder op peil gebracht. Ondanks de ervaren druk op de financiën. Meer computers in verhouding tot het aantal deelnemers (deelnemercomputerratio nu 7 : 1, in 2000-2001 9 : 1), meer internetverbindingen (gestegen van 70% naar 80% van
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
1
de onderwijscomputers). De aoc’s hebben gemiddeld hun achterstand wat betreft computerdichtheid wat ingelopen. De verschillen tussen individuele instellingen en tussen sectoren, locaties of opleidingen daarbinnen zijn echter onverminderd groot, zoals duidelijk naar voren komt in de cases. Over het algemeen beoordelen de ict-managers en –coördinatoren de ict-voorzieningen als toereikend. Alleen de e-mailfaciliteiten voor cursisten zijn op meer dan de helft van de bve-instellingen niet naar wens (65%). De uitrol van kennisnet in de bve-sector is in de afgelopen periode op gang gekomen: ruim 80 procent van de bve-instellingen is (in mei 2002) aangesloten op kennisnet, meestal alle locaties. Dat is een aanzienlijke stijging ten opzichte van 2000-2001. Dit lijkt in elk geval een bijdrage te hebben geleverd aan het verminderen van bandbreedte-problemen. Sinds mei 2002 (moment van bevraging) zijn in overleg tussen Bve Raad, roc-i-partners en kennisnet/NLtree nadere afspraken gemaakt over de samenwerking met en het serviceniveau van NLtree. Deze ontwikkelingen zijn door het moment van meten niet terug te vinden in deze monitor. Professionalisering ict-organisatie in ontwikkeling De professionalisering van de ict-organisatie zet gestaag door. Dat dat niet altijd even gemakkelijk gaat en dat er op sommige instellingen nog wel een weg is te gaan op dit terrein, wordt goed geïllustreerd in de cases. De interne afstemming tussen centraal en decentraal en met name tussen techniek en onderwijs blijkt nogal eens tot fricties of dilemma’s te leiden. De complexiteit van beheer, in 2000-2001 nog één van de belangrijkste knelpunten, vormt inmiddels veel minder een probleem (het percentage ict-managers dat dit een knelpunt vindt, is gedaald van 60 naar 44%). Aanbod digitale leermiddelen laat te wensen over Het aanbod aan digitale leermiddelen vormt een belangrijk knelpunt in de bvesector. Niet alleen wat betreft kwantiteit maar ook de kwaliteit en de kosten. De meest docenten zijn zowel over de beschikbaarheid als de kwaliteit nauwelijks te spreken. Dit geldt met name voor software voor de beroepspraktijkvorming, maar ook de software voor algemene en beroepsgerichte vakken laat volgens veel docenten te wensen over. Maar weinig instellingen hebben een actueel overzicht van de intern aanwezige educatieve software, wel is bijna de helft bezig met een inventarisatie. Aan interne kennisuitwisseling over educatieve software wordt nog weinig aandacht besteed. Didactische ict-vaardigheden stagneren Meer dan de helft van de docenten is ict-basisvaardig en rond eenderde is voldoende vaardig ict didactisch in te zetten, zo schatten de ict-managers. Verschillen tussen instellingen en sectoren zijn wat dit betreft afgenomen. Uit de cases blijkt dat de vaardigheden van docenten binnen instellingen en zelfs teams sterk uiteenlopen: overal is sprake van voorlopers en achterblijvers. In het afgelopen schooljaar zijn volgens de docenten vooral de ict-basisvaardigheden verder
2
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
toegenomen, bij andere ict-vaardigheden, zoals het didactisch inzetten van ict, lijkt sprake van stagnatie. Standaardisering en koppeling informatiesystemen zet door De administratieve systemen zijn sinds vorig jaar verder gestandaardiseerd en vaker onderling gekoppeld. Daarmee zet ook de ontwikkeling van efficiëntere informatiesystemen met behulp van ict zich voort. Uit de cases blijkt dat een volgende stap hierbij zal zijn deze systemen meer ondersteunend aan het onderwijsproces en de docenten in te richten. Leerlingvolgsystemen, ELO’s en elektronisch toetsen staan op de beleidsagenda Elektronische leeromgevingen (ELO’s) staan sterk in de belangstelling in de bvesector: tweederde van de instellingen heeft plannen ermee te gaan werken of experimenteert met één of meer ELO’s. Hoewel het elektronisch toetsen in de bve-sector over het algemeen nog in de kinderschoenen staat, zien we ten opzichte van vorig jaar enige ontwikkeling. Méér instellingen zijn bezig met de invoering van een elektronisch toetssysteem (83% ten opzichte van 69% in 2000-2001). In alle bezochte instellingen staat de ontwikkeling en invoering van een (centraal) leerlingvolgsysteem hoog op de beleidsagenda. Erg ver is men er nog niet mee. Ict minder prominent op de beleidsagenda Het centrale ict-beleid in de bve-instellingen richt zich vooral op de randvoorwaarden voor de inzet van ict in het onderwijsleerproces (voorzieningen, ictorganisatie, scholing) en op het gebruik van ict in management- en administratieve processen. Dat dit beleid is geïmplementeerd en dat de zaken langzaamaan op orde raken, heeft er wellicht toe geleid dat ict minder prominent op de beleidsagenda’s in de bve-sector staat dan voorheen: in 2000-2001 vormde de invoering van ict nog op 86 procent van de instellingen een speerpunt in het beleid, inmiddels is dit teruggelopen naar 55 procent. De inzet van ict in het primaire proces is veel meer een zaak van de units en sectoren of opleidingen. Wel is meestal sprake van kaderstellend beleid en heeft ruim de helft (55%) van de bve-instellingen op centraal niveau een visie op ict ontwikkeld, meestal als afgeleide van het onderwijskundig beleid. Uit de cases blijkt dat de ontwikkelde visies vaak erg ruim zijn geformuleerd en weinig handvatten bieden voor invulling ervan op de werkvloer. Hierbij wordt vooral een rol toegedacht aan de decentrale managers of ict-coördinatoren. Verschillen in ict-gebruik in het onderwijs binnen instellingen groot Ten aanzien van de feitelijke inzet van ict in het onderwijsleerproces lijkt weinig veranderd. Vorig jaar constateerden we dat ict veel wordt ingezet in het bveonderwijs, maar hoofdzakelijk als hulpmiddel en minder als didactisch middel en meer voor de beroepsgerichte vakken dan voor de algemene vakken. Deze conclusies zijn onverminderd van kracht. De verschillen in de mate van ict-
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
3
gebruik door docenten en cursisten binnen instellingen zijn groot. Dit komt dit jaar in de cases nog sterker naar voren dan vorig jaar. Veel docenten laten cursisten regelmatig werken met standaardapplicaties en met internet: werkstukken en opdrachten maken en informatie zoeken. Andere vormen van ict-gebruik zoals in de begeleiding van cursisten of het laten werken met beroepsspecifieke software worden door veel minder docenten regelmatig toegepast in hun onderwijs. Belemmeringen hiervoor zijn vooral: - een gebrek aan meer didactische vaardigheden met ict (veel docenten voelen zich hierover onzeker en er is weinig ontwikkeling op dit terrein); - het onvoldoende bij de wensen passende digitale leermiddelenaanbod; - het ervaren gebrek aan tijd voor innovatie met ict. Opvallend is dat de inpassing van ict in het onderwijs over het algemeen hooguit incidenteel aan bod komt in teamoverleg. Hoewel interne kennisuitwisseling op dit terrein door de meeste bve-instellingen actief wordt nagestreefd, vertaalt zich dit niet in de agenda’s van teamvergaderingen. Ook opvallend is dat de doelstellingen van docenten bij de invoering van ict veelal sterk afwijken van die van de ict-beleidsmakers. Voor docenten zijn vooral het bevorderen van zelfstandig leren met ict, het aantrekkelijker maken van het onderwijs met ict en in iets mindere mate het verbeteren van de aansluiting op de beroepspraktijk van belang. De inzet van ELO’s en van elektronisch toetsen streven maar weinigen na. Dit zijn nu juist onderwerpen waar veel ict-managers of –werkgroepen zich op richten. Het lijkt wenselijk dat veel meer gecommuniceerd wordt over en meer afgestemd wordt op de actuele behoeften en ‘concerns’ van docenten op het gebied van leren en onderwijzen. KBB’s: versterking rol ict speerpunt, vooral elektronisch toetsen De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) vinden versterking van de rol van ict in de dienstverlening over het algemeen belangrijk. Vaker nog dan vorig jaar is dit een beleidsspeerpunt (voor bijna de helft van de kenniscentra). Voor de komende periode richten de meeste KBB’s zich op het gebied van ict vooral op het ontwikkelen van elektronisch toetsmateriaal. Maar ook online toetsdistributie, elektronische toetsafname en de ontwikkeling van elektronische leermiddelen staan relatief vaak hoog op de agenda (bij rond eenderde). Op dit moment verspreiden bijna alle KBB’s minstens een deel van de toetsen digitaal en heeft driekwart een elektronische toets- of itembank in gebruik. Met uitzondering van Opleidingscentrum SVS, VaPro en ECABO, worden door de KBB’s nog maar weinig (gedeeltelijk of geheel) multimediale of webbased leermiddelen ontwikkeld. Alle KBB’s hebben inmiddels het register van erkende leerbedrijven online en tweederde van hen zorgt ervoor dat dit voortdurend up-to-date is. Een groot deel van de kenniscentra (70%) publiceert ook de kwalificatiestructuur op internet en actualiseert de site minstens periodiek.
4
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Tot slot De ict-ontwikkelingen in de bve-sector zetten zich gestaag voort. In het afgelopen jaar is vooral voortgang geboekt op de randvoorwaardelijke kant. Het feitelijk gebruik van ict in het onderwijsleerproces is, althans in de breedte, minder veranderd. Door bij het ict-beleid en de bijbehorende activiteiten het primaire proces meer centraal te stellen en vooral meer communicatie en kennisuitwisseling met en tussen docenten over praktische, werkende en uitdagende toepassingen van ict in het leerproces op gang te brengen en te houden, kunnen instellingen zelf bijdragen de rol van ict verder te verdiepen van ondersteunend naar meer vernieuwend. Maar er is meer nodig. En dat kunnen de instellingen niet alleen. In de monitor van 2000-2001 luidde de slotzin dat ‘het beschikbaar komen van een substantiële hoeveelheid goede ict-leermiddelen in combinatie met een professionaliseringsaanbod op het terrein van ict en didactiek de verdere integratie van ict in het bve-onderwijs in een stroomversnelling zou kunnen brengen’. Dit vraagt om gerichte acties van ondersteunings- en kennisinstellingen en uitgevers. Ook van de overheid is blijvende, en gezien de ogenschijnlijke stagnatie op deze terreinen, wellicht versterkte aandacht nodig voor het creëren van condities waaronder de benodigde ontwikkelingen plaats kunnen vinden. De bve-instellingen vragen in elk geval van de overheid een nadrukkelijker rol in de vaststelling van standaarden voor de ontwikkeling van digitale leermiddelen. Het gaat hierbij met name om een regierol bij het gezamenlijk tot stand brengen van standaarden gericht op hergebruik: opslag, structuur, metadata, afspelen. Ook meer zekerheid over de continuïteit van overheidsfinanciering is een belangrijke randvoorwaarde. Leeswijzer De rapportage is thematisch opgebouwd. In elk hoofdstuk staat een thema centraal, achtereenvolgens: beleid en ict; ict-infrastructuur en -voorzieningen; ict-beheer en –ondersteuning; educatieve software; vaardigheden en opvattingen; ict in management; ict in onderwijsondersteunende processen; ict in het onderwijsleerproces; kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en ict. Elk hoofdstuk begint met een korte samenvatting van de belangrijkste resultaten uit de quick scan en de cases. Vervolgens worden eerst de landelijke gegevens uit de quick scan gepresenteerd. Ter verdieping en illustratie wordt elk thema besloten door de casebeschrijvingen in aparte kaders. Het rapport is zelfstandig te lezen zonder deze kaders. Bij de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven zijn geen casestudies uitgevoerd. Meer informatie over de opzet van de deelonderzoeken en over de deelname vindt u tenslotte in de verantwoording.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
5
6
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
1 Beleid en ict
1.1 Samenvatting Ict minder prominent op de beleidsagenda Ten opzichte van de vorige ICT-onderwijsmonitor staat ict duidelijk minder prominent op de beleidsagenda in de bve-sector. In 2000-2001 vormde de invoering van ict nog op 86 procent van de bve-instellingen een speerpunt in het beleid, inmiddels is dit teruggelopen naar 55 procent. Uit gesprekken met managers uit de bve-instellingen kwam naar voren dat dit te maken heeft met het feit dat de ict-voorzieningen in de bve-sector inmiddels redelijk op orde worden geacht: als aan de randvoorwaarden is voldaan, ligt het meer bij de units/sectoren om het verder te gaan gebruiken. Ruim de helft (55%) van de bve-instellingen heeft op centraal niveau een visie op ict ontwikkeld, meestal als afgeleide van het onderwijskundig beleid. Bij nog eens 40 procent van de instellingen is een dergelijke visie in ontwikkeling. Uit de cases blijkt dat de ontwikkelde visies vaak erg ruim zijn geformuleerd en weinig handvatten bieden voor invulling ervan op de werkvloer. Hierbij wordt vooral een rol toegedacht aan de decentrale managers of ict-coördinatoren. In alle bve-instellingen wordt op centraal niveau ict-beleid vastgesteld. De wijze waarop dit gebeurt verschilt echter. Bij iets meer dan de helft van de instellingen (55%) worden op centraal niveau de beleidskaders vastgesteld, die vervolgens in de sectoren of opleidingen verder worden ingevuld. Bijna een kwart van de instellingen werkt andersom en legt de ontwikkeling van het ict-beleid laag in de organisatie. Dit gebeurt in vergelijking met 2000-2001 vaker. Op 21 procent van de instellingen wordt het ict-beleid volledig centraal bepaald. In de cases zien we deze verschillen terug: het ROC van Amsterdam bepaalt het ict-beleid in hoge mate centraal, het CIBAP werkt vraaggestuurd wat betekent dat juist de werkvloer een belangrijke stem heeft in het beleid en ROC A12 zoekt nadrukkelijk een balans tussen centraal en decentraal. Hoog op de centrale ict-beleidsagenda’s van de bve-instellingen staan: het upto-date houden van ict-infrastructuur en -voorzieningen (71%), de professionalisering van de ict-organisatie (71%) en het versterken van het gebruik van ict in management en/of ondersteunende processen (49%). In de roc’s blijkt nog een vierde doelstelling hoog te scoren, namelijk de invoering van een elektronische leeromgeving (40%). Het beleid met betrekking tot de inzet van ict in het primaire proces en de ontwikkeling van elektronisch lesmateriaal is meer een zaak van de sectoren of opleidingen. In ongeveer 60 procent van de bve-instellingen ligt de verantwoordelijkheid hiervoor op decentraal niveau. In de cases zien we
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
7
de eerder genoemde doelstellingen terug. In ROC A12, AOC-Limburg en ROC van Amsterdam komt daar de inzet van ict in interne communicatie (intranet) bij. Bij het CIBAP is de versterking van de aansluiting op de beroepspraktijk het belangrijkste doel. Om het ict-beleid te laten landen op de werkvloer, worden door bijna alle bveinstellingen de volgende activiteiten ondernomen: het bevorderen van de interne communicatie over ict, het betrekken van de werkvloer bij visie-ontwikkeling en het organiseren van activiteiten voor en/of met docenten. Meestal gebeurt dit echter niet structureel. Er zijn vrijwel geen instellingen die structureel een breed scala aan activiteiten ondernemen. In de cases blijken de invoeringsstrategieën zeer te verschillen: het CIBAP ziet de invoering van ict als een natuurlijk proces waarin weinig gestuurd hoeft te worden; ROC A12 en ROC van Amsterdam zetten vooral in op kennisuitwisseling, deelname aan projecten en scholing; AOC-Limburg doet dat ook maar richt zich hierbij nadrukkelijk op de voorlopers. Bij het ROC van Amsterdam valt op dat centraal de nadruk op technologieontwikkeling wordt gelegd en dat men onderwijsontwikkeling met ict als daarop volgend ziet. Rond driekwart van de bve-instellingen werkt samen met instellingen van hetzelfde type bij de ontwikkeling van toets-/itembanken, van elektronisch lesmateriaal en bij de uitwisseling van ideeën over de inzet van ict in het onderwijs. Ook externe instanties spelen een wezenlijke rol bij de invoering van ict in de bvesector. Bijna 70 procent van de bve-instellingen heeft op meerdere terreinen belangrijke ondersteuning gehad van één of meer externe instanties. Vooral het bedrijfsleven en ondersteuningsinstellingen zoals het Cito, SLO of LPC, leveren een bijdrage. In de cases zien we dat de behoefte aan externe ondersteuning verschilt. Waar behoefte aan externe ondersteuning bestaat, betreft dit vooral de ontwikkeling van managementinformatie-systemen en van digitale leermiddelen. Het management van alle bezochte instellingen benadrukt dat blijvende financiering van ict door de overheid noodzakelijk is. Men wenst daarbij zo min mogelijk bureaucratie en meer verantwoording achteraf. ROC A12 en AOCLimburg achten een nadrukkelijke rol van de overheid bij de ontwikkeling van digitale leermiddelen en het vaststellen van standaarden daarvoor, van belang. Het gaat hierbij met name om een regierol bij het gezamenlijk tot stand brengen van standaarden gericht op hergebruik: opslag, structuur, metadata, afspelen.
1.2 Beleidssturing In iets meer dan de helft van de bve-instellingen (55%) is de invoering van ict een speerpunt in het centrale beleid. Het College van Bestuur of de Centrale Directie vervult daarbij op 17 procent van de instellingen een voortrekkersrol.
8
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 1.1 – Plaats ict in centraal beleid, in procenten (00/01 n=37; 01/02 n=42)
ict staat op agenda, maar heeft geen prioriteit ict is een speerpunt ict is speerpunt en CvB/CD vervult een voortrekkersrol
00/01
01/02
14 70 16
45 38 17
Ten opzichte van de vorige ICT-onderwijsmonitor staat ict duidelijk minder prominent op de centrale beleidsagenda’s. In 2000-2001 vormde de invoering van ict nog op 86 procent van de bve-instellingen een speerpunt in het beleid, inmiddels is dit teruggelopen naar 55 procent. In de meeste bve-instellingen (83%) is in het CvB of de CD een portefeuillehouder ict benoemd. In bijna de helft van die instellingen (46%) is de portefeuille ict daarbij gekoppeld aan de portefeuille onderwijs. In drie bve-instellingen, twee vakscholen en één roc, omvat de portefeuille alleen ict. Visie op ict Ruim de helft (55%) van de bve-instellingen heeft op centraal niveau een visie op ict ontwikkeld. Bij nog eens 40 procent van de instellingen is een dergelijke visie in ontwikkeling. De visie op ict is in bijna 80 procent van de instellingen in belangrijke mate of zelfs volledig afgeleid van het onderwijskundig beleid. Alleen bij de vakscholen ligt dit percentage iets lager: twee van de zes vakscholen geven aan dat de visie op ict slechts in beperkte mate is afgeleid van het onderwijskundig beleid. Bve 1.2 – Aanwezigheid centrale visie op ict, in procenten (00/01 n=38; 01/02 n=42)
nee, nog niet in ontwikkeling ja
00/01
01/02
0 37 63
5 40 55
Bve 1.3 – Mate waarin deze visie is afgeleid van het onderwijskundig beleid, in procenten (00/01 n=37; 01/02 n=23)
niet of nauwelijks in beperkte mate in belangrijke mate volledig
00/01
01/02
3 27 59 11
0 22 56 22
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
9
Het percentage instellingen dat op centraal niveau een visie op ict heeft uitgewerkt, is sinds de vorige meting licht gedaald (van 63 naar 55 procent). De ictvisie is echter vaker in belangrijke mate of geheel afgeleid van het onderwijskundig beleid. Centrale sturing In alle bve-instellingen wordt op centraal niveau ict-beleid vastgesteld. De wijze waarop dit gebeurt verschilt echter. Bij iets meer dan de helft van de instellingen (55%) worden op centraal niveau de beleidskaders vastgesteld, die vervolgens in de sectoren of opleidingen verder worden ingevuld. Bijna een kwart van de instellingen werkt andersom: het ict-beleid wordt in de units/sectoren of opleidingen ontwikkeld en vervolgens vindt centrale afstemming plaats. Op 21 procent van de instellingen wordt het ict-beleid volledig centraal bepaald. Bij de vakscholen komen alleen kaderstellend en coördinerend centraal beleid voor (beide 50%), het beleid wordt hier nergens geheel centraal bepaald. Bve 1.4 – Mate waarin ict-beleid centraal wordt bepaald, in procenten (00/01 n=37; 01/02 n=42)
geheel centraal bepaald kaderstellend: kaders centraal, invulling decentraal coördinerend: beleidsontwikkeling decentraal, afstemming centraal helemaal niet, ict-beleid is zaak van units/sectoren of opleidingen
00/01
01/02
27 59 11 3
21 55 24 0
In vergelijking met 2000-2001 wordt de ontwikkeling van ict-beleid vaker laag in de organisatie gelegd (in de units/sectoren of opleidingen) met een coördinerende rol voor het (centrale) management. Vorig jaar gold dit voor 11 procent van de instellingen, inmiddels is dit gestegen naar een kwart. Aanwezigheid ict-beleidplannen De helft van de bve-instellingen beschikt over een ict-beleidsplan op centraal niveau, meestal een meerjarenplan. Bij nog eens 36 procent is een dergelijk plan in ontwikkeling. Vooral de instellingen die het ict-beleid centraal bepalen of de kaders voor dit beleid centraal vaststellen, beschikken over een ictbeleidsplan. Ict-investeringsplannen zijn iets vaker aanwezig, 61 procent van de instellingen beschikt op centraal niveau over een investeringsplan voor één of meer jaren. De vakscholen beschikken iets minder vaak over een ict-beleidsplan op centraal niveau (op twee van de zes scholen is een dergelijk plan aanwezig). Bij de aoc’s is juist minder vaak een ict-investeringsplan aanwezig (25% niet aanwezig, 25% in ontwikkeling).
10
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 1.5 – Aanwezigheid ict-beleidsplan en ict-investeringsplan op centraal niveau, in procenten (00/01 n=36; 01/02 n=42) ict-beleidsplan 00/01 nee in ontwikkeling ja, plan voor één jaar ja, meerjarenplan
ict-investeringsplan
01/02
3 41 14 43
00/01
14 36 14 36
8 33 28 31
01/02 7 32 29 32
Er zijn iets meer bve-instellingen die geen (actueel) centraal ict-beleidsplan hebben dan in 2000-2001 het geval was. De aanwezigheid van ictinvesteringsplannen is ongewijzigd. Evaluatie ict-beleid Op de meeste bve-instellingen (ruim driekwart) wordt het ict-beleid minimaal één keer in de twee jaar geëvalueerd, 43 procent doet dit zelfs jaarlijks of vaker. Een kwart doet dit sporadisch, eens per drie jaar of minder, en drie instellingen (7%) evalueren het ict-beleid nooit op centraal niveau. Bij de vakscholen wordt het ict-beleid vaker dan in de andere instellingen op centraal niveau geëvalueerd: op vier van de zes scholen gebeurt dit jaarlijks, op één instelling eens in de twee jaar. Bve 1.6 – Evaluatie ict-beleid op centraal niveau, in procenten (00/01 n=37; 01/02 n=42)
nooit minder dan eens in de drie jaar eens in de drie jaar eens in de twee jaar elk jaar of vaker
00/01
01/02
11 0 16 24 49
7 9 17 24 43
Typering centrale beleidssturing Op basis van een aantal van de eerder beschreven variabelen, is nagegaan hoeveel beleidsinstrumenten met betrekking tot ict de bve-instellingen op centraal niveau inzetten. De achterliggende gedachte is dat naarmate meer beleidsinstrumenten in samenhang worden ingezet, er sprake is van een sterkere beleidsmatige sturing op centraal niveau. Voor de berekening van de score is uitgegaan van de volgende onderdelen: de aanwezigheid van een visie op ict; deze visie is in belangrijke mate afgeleid van het onderwijskundig beleid; de aanwezigheid van een ict-beleidsplan; ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
11
de aanwezigheid van een ict-investeringsplan; jaarlijkse evaluatie (of vaker) van het ict-beleid op centraal niveau. Voor ieder beleidsinstrument dat op centraal niveau wordt ingezet/aanwezig is wordt de score met één punt verhoogd. Zo ontstaat een score tussen de 0 en 5, waarbij 5 staat voor een volledig centraal gestuurde aanpak en een score 0 betekend dat de invoering van ict in het geheel niet centraal wordt aangestuurd. De resultaten hiervan worden weergegeven in tabel 1.7. Bve 1.7 – Mate van centrale ict-beleidssturing, in procenten (00/01 n=37; 01/02 n=41)
geen of één beleidsonderdeel twee beleidsonderdelen drie beleidsonderdelen vier of alle beleidsonderdelen
00/01
01/02
37 17 17 29
40 10 10 40
De bve-instellingen blijken vooral in de twee uiterste categorieën te kunnen worden geplaatst. Vier op de tien bve-instellingen zetten (vrijwel) alle genoemde beleidsinstrumenten ten aanzien van ict op centraal niveau in en sturen de invoering van ict dus hoofdzakelijk centraal aan. In eenzelfde percentage instellingen (40%) wordt ict-beleid juist niet of nauwelijks centraal aangestuurd. Een klein deel van de bve-instellingen (20%) zet de genoemde instrumenten deels wel, deels niet in op centraal niveau. Bij de aoc’s komen de tussencategorieën zelfs helemaal niet voor. Ten opzichte van vorig jaar is sprake van een verschuiving van een deels centrale/deels decentrale aansturing van de invoering van ict naar een meer centrale aanpak. Net als bij de vorige meting, blijken de verschillen in de aansturing van ict niet samen te hangen met verschillen in ict-voorzieningen, verschillen in vaardigheden van docenten of verschillen in de mate van ict-inzet.
1.3 Doelstellingen met ict Hoog op de centrale ict-beleidsagenda van bve-instellingen staan: de ontwikkeling van ict-infrastructuur en -voorzieningen (71% hoge prioriteit), de ontwikkeling van ondersteuning en beheer van ict (71% hoge prioriteit) en het versterken van het gebruik van ict in management en/of ondersteunende processen (49% hoge prioriteit). Deze aspecten scoorden ook vorig jaar het hoogst. Wat betreft de belangrijkste centrale doelstellingen op het gebied van ict verschillen de roc’s, aoc’s en vakscholen nauwelijks. Alleen blijkt in de roc’s nog een vierde doelstelling hoog te scoren, namelijk de invoering van een elektronische leerom-
12
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
geving. Tweederde van de roc’s heeft hiervoor centraal beleid ontwikkeld en in 40 procent van de roc’s wordt daaraan hoge prioriteit toegekend. Het beleid met betrekking tot de inzet van ict in het primaire proces en de ontwikkeling van elektronisch lesmateriaal is meer een zaak van de sectoren of opleidingen. In ongeveer 60 procent van de bve-instellingen ligt de verantwoordelijkheid hiervoor op decentraal niveau. Bve 1.8 – Beleidsdoelen op het gebied van ict,in procenten, (01/02 n=41) centraal beleid: hoge prioriteit
centraal beleid: lage prioriteit
beleid bij sectoren/units
geen gericht beleid
ontwikkeling ict-voorzieningen ontwikkeling ict-beheer en ondersteuning ict in management en ondersteuning 29
invoering teleleerplatform/ELO
29
professionalisering ict-vaardigheden
34
20
7
invoering educatieve software
2 5 0%
22 49
12
38
25
44
17
20
56 17
17 20
5
32 39
17
24
12
aard van ict-gebruik primair proces
29
23
17
10 34
29
20
mate van ict-gebruik primair proces
17
27
15
professionalisering didactische inzet ict
7 17
39
29
10
invoering afstandsonderwijs
39 32
34
12
ict-vaardigheden deelnemers
24
27
20
ontwikkeling elektronisch lesmateriaal
10 51
59
5
12
60
12
15
44
39
37 20%
10
22
20
32
20
samenwerking met andere organisaties
22 5
15
27
17
voorkoming RSI en andere ict-risico's
22
37
20
invoering elektronisch toetsen
ict-gebruik door vrouwen
24
27
uitvoering van ict-projecten
ict-gebruik door achterstandsgroepen
24
71 49
normen en waarden bij internetgebruik
pc's voor deelnemers thuis
71
56 40%
60%
80%
100%
Ict-gebruik door vrouwen, ict-voorzieningen voor deelnemers thuis en ictgebruik door achterstandsgroepen krijgen in de bve-instellingen de minste beleidsaandacht (respectievelijk 56%, 51% en 39% geen gericht beleid). Het ictgebruik door achterstandsgroepen en door vrouwen krijgt met name binnen de aoc’s en vakscholen weinig aandacht (gemiddeld 85 procent geen gericht beleid). In de roc’s is het beleid hierover relatief vaak neergelegd bij de sectoren (gemiddeld 60%).
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
13
1.4 Uitwerking van ict-beleid Uit de resultaten van de ICT-onderwijsmonitor 2000-2001 bleek dat centraal ictbeleid lang niet altijd landt in de units/sectoren of opleidingen. Aan de ictmanagers of –coördinatoren is daarom dit jaar gevraagd welke activiteiten worden ondernomen om het draagvlak op ‘de werkvloer’ voor het centrale ict-beleid te bevorderen. Bve 1.9 – Wijze waarop de implementatie van centraal ict-beleid binnen de sectoren/units* wordt bevorderd, in procenten (n=41) 01/02
nee
bevorderen van interne communicatie over ict werkvloer betrekken bij visieontwikkeling organiseren van activiteiten voor/met docenten sectoren/units ict-beleidsplannen laten maken in kaart brengen behoeften docenten resultaatgerichte afspraken met teams maken
12 8 8 37 15 40
ja, niet ja, structureel structureel 49 55 59 40 64 40
39 38 33 23 21 20
* Bij de aoc’s en vakscholen is gevraagd naar de situatie binnen de vestigingen/ opleidingen, in plaats van sectoren/units. Dit geldt voor alle vragen/tabellen waar dit voorkomt.
Voor alle genoemde maatregelen geldt dat ze in meer dan de helft van de bveinstellingen, al dan niet structureel, worden ingezet. De beleidsmaatregelen die het meest voorkomen zijn: het bevorderen van de interne communicatie over ict, het betrekken van de werkvloer bij visie-ontwikkeling en het organiseren van activiteiten voor en/of met docenten. Circa 90 procent van de bve-instellingen zet deze maatregelen in, meestal gebeurt dit echter niet structureel. Er zijn vrijwel geen instellingen die structureel een breed scala aan activiteiten ondernemen.
1.5 Samenwerking met andere instellingen Samenwerking met andere onderwijsinstellingen De bve-instellingen werken bij de invoering van ict met name samen met vergelijkbare instellingen (roc’s met roc’s, aoc’s met aoc’s en vakscholen met vakscholen). Met kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (voorheen lob’s) en overige onderwijsinstellingen wordt in veel mindere mate, en voornamelijk door de roc’s, samengewerkt. Over het algemeen wordt meer samengewerkt op inhoudelijke terreinen dan op het gebied van hard- en software.
14
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 1.10 – Samenwerking met andere onderwijsinstellingen bij invoering van ict, in procenten. Meer antwoorden mogelijk, cellen gepercenteerd op totaal (00/01 n=35; 01/02 n=39) 00/01 bve zelfde type ontwikkeling toets-/itembanken ontwikkeling elektr. lesmateriaal uitwisseling ideeën inzet ict in het onderwijs vormgeving afstandsonderwijs professionalisering t.a.v. ict inzet ict in/voor BPV inkoop programmatuur systeem-/netwerkbeheer gezamenlijk netwerk uitwisseling van hardware inkoop van hardware
01/02
bve zelfde KBB’s overige* type
KBB’s
overige*
60 67
34 34
18 34
77 72
41 28
23 23
83
17
40
72
13
33
37 49 40 26 17 3 3 0
9 0 17 11 0 0 0 0
26 24 8 20 13 8 0 0
41 39 36 28 15 8 5 3
5 8 18 8 0 0 0 0
15 21 18 23 21 13 3 8
* De overige instellingen omvatten: overige bve-instellingen, po/vo en hbo/universiteit.
Rond driekwart van de bve-instellingen werkt samen met instellingen van hetzelfde type bij de ontwikkeling van toets-/itembanken (77%), bij de ontwikkeling van elektronisch lesmateriaal (72%) en bij de uitwisseling van ideeën over de inzet van ict in het onderwijs (72%). Door 41 procent van de instellingen (hoofdzakelijk roc’s) wordt samengewerkt met de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven bij de ontwikkeling van toets- en itembanken. Samenwerking met andere onderwijsinstellingen komt veel minder voor, alleen wisselt eenderde van de instellingen (opnieuw hoofdzakelijk roc’s) ideeën uit over de inzet van ict met onderwijsinstellingen van een ander type. Vergeleken met de vorige meting valt op dat de bve-instellingen vaker samen met vergelijkbare instellingen werken aan de ontwikkeling van toets- en itembanken (toename van 60% naar 77%), terwijl ze minder samenwerken bij ictprofessionalisering en bij uitwisseling van ideeën over ict. Ondersteuning door derden Externe instanties spelen een wezenlijke rol bij de invoering van ict in de bvesector. Bijna 70 procent van de bve-instellingen heeft op meerdere terreinen belangrijke ondersteuning gehad van één of meer externe instanties. Vooral het bedrijfsleven en ondersteuningsinstellingen zoals het Cito, SLO of LPC, leveren een bijdrage. Het bedrijfsleven speelt vooral een rol bij de ontwikkeling van ictvisie en -beleid en op financieel gebied: respectievelijk 56% en 31% van de bve-instellingen vindt dat het bedrijfsleven hieraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De ondersteuningsinstellingen leveren volgens de bve-instellingen
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
15
vooral een bijdrage op het gebied van didactiek en ict (47%), bij deskundigheidsbevordering op ict-gebied (38%) en ook bij de ontwikkeling van visie en beleid (34%). Educatieve uitgeverijen leveren met name ondersteuning bij de ontwikkeling van digitale onderwijsinhoud (53%). De ondersteuning door overige niet-schoolse instellingen (bijvoorbeeld bibliotheken, musea) is gering. Bve 1.11 –Bijdrage aan de invoering van ict door derden, in procenten. Meer antwoorden mogelijk, cellen gepercenteerd op totaal (n=32)
01/02 ontwikkeling ict-visie en –beleid financieel ict-deskundigheidsbevordering digitale onderwijsinhoud didactiek & ict
bedrijfsleven
ondersteuningsinstellingen
educatieve uitgeverijen
overige
56 31 28 16 9
34 9 38 22 47
13 0 16 53 19
9 0 13 6 0
De roc’s worden vooral ondersteund door het bedrijfsleven (ontwikkeling van visie en beleid) en de educatieve uitgeverijen (digitale onderwijsinhoud). Bij invoering van ict in de aoc’s spelen vooral de ondersteuningsinstellingen een belangrijke rol, met name bij de deskundigheidsbevordering en de ontwikkeling van visie en beleid.
1.6 Effecten van ict Net als in de vorige ICT-onderwijsmonitor is aan de ict-managers en – coördinatoren gevraagd in welke mate effecten van het ict-gebruik merkbaar zijn op diverse aspecten van onderwijs en organisatie. Volgens een meerderheid van de bve-instellingen heeft de inzet van ict vooral op de volgende gebieden geleid tot minstens enige merkbare verbeteringen: - de aantrekkelijkheid van het onderwijs (81%); - de vernieuwing van het onderwijsleerproces (78%); - de ontwikkeling van rijkere leeromgevingen (70%); - de efficiency van managementprocessen (61%); - de aansluiting bij de beroepspraktijk (58%). Deze vijf effecten vormden ook vorig jaar tot de topvijf, alleen de volgorde is wat veranderd: in méér instellingen is de aantrekkelijkheid van het onderwijs merkbaar verbeterd (2000-2001:73%) en in iets minder instellingen worden verbeteringen ervaren bij de inrichting van rijkere leeromgevingen en in de aansluiting bij de beroepspraktijk (2000-2001 respectievelijk 81% en 73%). Verder valt op dat ict-managers en –coördinatoren de effecten van ict blijkbaar beter in durven te schatten: de categorie ‘weet niet’ is aanzienlijk minder vaak aangekruist dan vorig jaar. 16
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 1.12 – Effecten van het ict-gebruik op onderwijs(organisatie), in procenten, (01/02 n=41) behoorlijke verbetering geen effect aantrekkelijkheid onderwijs voor deelnemers 7
ontwikkeling rijkere leeromgevingen
7
efficiëntie managementprocessen aansluiting bij beroepspraktijk ontwikkeling individuele leerwegen
5
leerprestaties deelnemers
5
efficiëntie inrichting van het onderwijs
7
0%
28
15
48
17
30
43
22
27
46
28
35
33
17
49
27
20%
10
30
43
10
intensiteit deelnemer-docent communicatie
12
17
63
10
10
12
71
18
12
7
59
22
vernieuwing van het leerproces
enige verbetering weet niet
40%
60%
80%
100%
De ‘topvijf’ van merkbare effecten van ict is gelijk voor roc’s, aoc’s en vakscholen. Wel blijken verhoudingsgewijs minder aoc’s deze verbeteringen te ervaren: de percentages enig of behoorlijk effect liggen steeds lager. Alleen vinden de aoc’s de aansluiting bij de beroepspraktijk juist vaker verbeterd dan de roc’s en vakscholen.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
17
1.7 Ict-beleid nader beschouwd: de cases Ict-beleid in ROC A12 Kernwoorden: sturen op de kracht van elke school, elk team en elke individuele medewerker; het bevorderen en bewaken van interne samenhang; het bieden van een sociale leeromgeving; geleidelijke flexibilisering van het onderwijs met behulp van ict. Beleidstypering ROC A12 bestaat uit vier colleges met vestigingen in Ede, Velp, Wolfheze, Wageningen, Veenendaal en Barneveld. Het College van Bestuur is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en totstandkoming van het strategisch beleid, dat tweejaarlijks wordt vastgesteld. Via interne koersmonitors zijn de colleges actief betrokken bij de totstandkoming van dit plan. Binnen de centraal afgesproken kaders zijn de collegedirecties verantwoordelijk voor de nadere invulling van schoolbeleid. Jaarlijks worden de te behalen resultaten vastgelegd in een managementcontract. Het uitgangspunt in de beleidsaanpak van ROC A12 is dat men wil sturen op de kracht en kwaliteiten van elke school, elk team en elke individuele medewerker. Daarbij is het de taak van het CvB de samenhang te bevorderen en te bewaken. Concreet houdt dit in dat, ook ten aanzien van ict, eerst een centrale aansturing wordt gekozen. Ambitie In het strategisch beleid van ROC A12 voor de periode 2001-2003 is opgenomen dat ict een belangrijke plek dient te krijgen in het onderwijs, niet alleen als onderwerp van onderwijs maar ook in de organisatie van het onderwijs en als didactisch middel in het onderwijsleerproces. Men ziet daarbij ict ook in de toekomst vooral als een belangrijk hulpmiddel in het onderwijs. In antwoord op het groeiende aanbod aan afstandsonderwijs stelt men dat de kracht van het roc vooral ligt in het bieden van een sociale leeromgeving. Het streven is niet ict de docent te laten vervangen maar het onderwijs geleidelijk te flexibiliseren met behulp van ict en ict daar in te zetten waar het duidelijke meerwaarde heeft voor het leerproces. De belangrijkste doelstelling met ict luidt: ‘Het ROC A12 ontwikkelt zich in de komende periode naar een instelling die optimaal gebruik maakt van ict om het primaire en secundaire proces te faciliteren.’ Dit is verder uitgewerkt in specifieke doelen zoals het bevorderen van het gebruik van simulaties, elektronische leeromgevingen en intranet, het verbeteren van informatiesystemen en het verder professionaliseren van ict-beheer. Strategie Om de centrale doelstellingen te bereiken wordt ingezet op het creëren van goede randvoorwaarden en voorzieningen, professionalisering van docenten, het stimuleren van deelname aan projecten via onder meer een interne projectenregeling, het bevorderen van kennisuitwisseling over ict en interne communicatie met ict en tenslotte het zoeken naar toepassingen die direct bruikbaar en nuttig zijn voor docenten. De invoeringsstrategie is in alle colleges op hoofdlijnen vergelijkbaar. Knelpunten De belangrijkste knelpunten bij de verdere invoering van ict zijn volgens het CvB de beschikbaarheid en betaalbaarheid van software, het realiseren van een cultuuromslag bij docenten en de professionalisering van systeembeheer. Vanuit de colleges worden met name de werkdruk van docenten, de ict-deskundigheid en visie op ict van docenten en het kunnen bijhouden van nieuwe ontwikkelingen benadrukt.
18
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict-beleid in ROC A12 (vervolg) Externe ondersteuning en rol overheid Binnen ROC A12 bestaat behoefte aan externe ondersteuning bij de ontwikkeling van digitale leermiddelen en toetsen, van een managementinformatiesysteem en bij de organisatie van het ict-beheer. Op de laatste twee terreinen huurt het roc regelmatig expertise in en voor de ontwikkeling van digitale leermiddelen en toetsen acht men samenwerking met andere bve-instellingen en educatieve uitgeverijen van essentieel belang. ROC A12 ziet een belangrijke rol weggelegd voor de overheid bij de standaardisering van software. Ict-beleid in ROC van Amsterdam Kernwoorden: centrale regie en roc-breed programma; pijlers kennismanagement, internet/intranet en e-learning; technologie leidend voor onderwijsontwikkeling. Beleidstypering Het ROCvA bestaat uit negen werkmaatschappijen met vestigingen in Amsterdam, Amsteveen, Hoofddorp en Hilversum. Het roc is bezig met een omslag van een traditionele organisatiecultuur gekenmerkt door operationeel leiding geven naar meer visionaire sturing en strategisch management. Hierin staan concrete doelstellingen en terugkoppeling centraal. De onderwijsteams vormen de basis van de organisatie en bepalen het beleid binnen de kaders van de missie. Daar waar in de beleidssturing voorheen werd uitgegaan van het principe “decentraal tenzij …..”, wordt nu het principe “daar de bal te spelen waar hij het best gespeeld kan worden” gehanteerd. Elke werkmaatschappij heeft een roc-brede verantwoordelijkheid. Dit krijgt onder meer vorm via de aanstelling van roc-breed opererende accountmanagers in de werkmaatschappijen voor diverse thema’s, waaronder ict. Ambities De integrale invoering van ict staat hoog op de beleidsagenda van het ROCvA. Daarbij wordt sterk gestreefd naar meer samenhang en coördinatie in het roc. In het verleden ontbrak deze samenhang en was sprake van een veelheid aan versnipperde projecten en initiatieven. Daarom is het roc-brede e-ROCvA-programma ingesteld, dat rechtstreeks onder het CvB valt. Het uiteindelijke streven is om binnen een optimale ict-gebaseerde leeromgeving individuele opleidingstrajecten uit te kunnen zetten. In eerste instantie ging de aandacht vooral uit naar de inrichting van de ict-infrastructuur en -voorzieningen. Nu dit op orde komt, ligt de aandacht meer bij scholing van medewerkers en onderwijsinhoudelijke prioriteiten. Strategie In het e-ROCvA-programma wordt met name ingezet op de bevordering van kennismanagement met ict, de toename van internet- en intranetgebruik en de toename van elearning. De werkmaatschappijen zijn nauw betrokken bij de invulling en uitvoering van het programma en zijn vertegenwoordigd in de projectgroep e-learning. De werkmaatschappijen verwachten dat de motivatie van docenten om ict in te gaan zetten in hun onderwijs wordt bevorderd door ict-scholing, deelname aan projecten en kennisuitwisseling. Daarnaast wordt het draagvlak bevorderd door ict verplicht aan de orde te laten komen in teamplannen en door het ict-werkplan te koppelen aan het innovatieplan. Opvallend is dat centraal de nadruk met name wordt gelegd bij technologieontwikkeling en dat men onderwijsontwikkeling als daarop volgend ziet. In de werkmaatschappijen wordt juist andersom geredeneerd: technologieontwikkeling als afgeleide van onderwijsontwikkeling.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
19
Ict-beleid in ROC van Amsterdam (vervolg) Knelpunten De belangrijkste knelpunten voor de verdere invoering van ict liggen volgens de beleidsmakers bij de vereiste financiële investeringen, de ict-infrastructuur, de interne afstemming tussen onderwijs, organisatie en techniek en bij het draagvlak onder en de deskundigheid van docenten. Externe ondersteuning en rol overheid Het ROCvA stelt zich terughoudend op ten aanzien van het inhuren van externe expertise. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van intern aanwezige deskundigheid. De overheid zou volgens het roc minder sturend en minder bureaucratisch mogen zijn. Vernieuwingsgelden zouden beter via de lumpsum verstrekt kunnen worden, met verantwoording achteraf. Toch vinden sommigen in het roc dat de subsidieregelingen hebben bijgedragen aan de invoering van ict Ict-beleid in het CIBAP Kernwoorden: zelfverantwoordelijke teams; vraaggestuurd beleid; aansluiting op de beroepspraktijk; invoering van ict als een natuurlijk proces. Beleidstypering Het CIBAP is een christelijke vakschool in Zwolle voor de schilders-, presentatie- en communicatiebranche. Sinds 2000/2001 wordt op het CIBAP gewerkt met zelfverantwoordelijke teams, waarin alle vakken zijn geïntegreerd. De eerste verantwoordelijkheid voor de inrichting van het onderwijsleerproces ligt bij deze teams. Het managementteam (MT) werkt hoofdzakelijk vraaggestuurd en facilitair aan het primaire proces. Uitgangspunt in het ict-beleid is het inspelen op ontwikkelingen in de beroepspraktijk en interne behoeften en daarvoor oplossingen zoeken en budgetten vrijmaken. Men heeft dan ook geen ict-beleid en planning voor de langere termijn vastgelegd. Ambitie In de onderwijsvisie van het CIBAP staat de aansluiting op de beroepspraktijk voorop. Op het gebied van ict betekent dit dat cursisten bekend moeten zijn met de nieuwste ontwikkelingen en om kunnen gaan met actuele ict-toepassingen. Het CIBAP ziet zichzelf als voorloper wat betreft de inzet van ict in het onderwijs. Verwacht wordt dat ict een steeds belangrijkere rol in het onderwijs gaat spelen, zowel in de zich verder ontwikkelende beroepsspecifieke toepassingen als in het kader van het onlangs ingevoerde probleemgestuurd onderwijs en in de onderwijsondersteunende processen. De prioriteit in het ict-beleid van het CIBAP blijft ook voor de komende periode het investeren in ict voor de beroepsgerichte vakken. Daarnaast staan de realisatie van voldoende ict-werkruimtes voor docenten en cursisten en toenemende aandacht voor de rol van ict in toetsing, examinering en legitimering op de agenda. Strategie Het CIBAP ziet de invoering van ict vooral als een natuurlijk proces, noodzakelijk om de aansluiting op de beroepspraktijk te kunnen behouden. Docenten, binnen CIBAP vaak parttimers met daarnaast een baan in de branche, leren van elkaar en steken elkaar aan. Dit hoeft niet geforceerd te worden. Door in te spelen op de behoeften van docenten, wordt het draagvlak onder docenten en het daadwerkelijk gebruik van ict bevorderd. Deze aanpak is succesvol gebleken bij de invoering van PGO vorig jaar: hiermee is men pas gestart toen docenten zelf de behoefte uitten om het onderwijs anders in te richten
20
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict-beleid in het CIBAP (vervolg) en meer samenhang tussen de vakken noodzakelijk achtten. Soms worden door het MT wèl initiatieven genomen om de ict-invoering te stimuleren, bijvoorbeeld via een gericht scholingsaanbod of via het aanstellen van een ict-minded docent in een bepaald team. Knelpunten De belangrijkste knelpunten bij de verdere invoering van ict zijn volgens het MT: de beschikbare financiën, het ontbreken van een goed managementinformatiesysteem en geschikte huisvesting/ gebouwelijke inrichting. Externe ondersteuning en rol overheid Het CIBAP heeft sterk behoefte aan externe ondersteuning bij de keuze of ontwikkeling van een goed managementinformatiesysteem. De school heeft als betrekkelijk kleine bve-instelling moeite om een geschikt systeem te vinden: bestaande systemen zijn ofwel ontwikkeld voor grotere instellingen of voor andere onderwijstypen. Op het gebied van onderwijsontwikkeling met ict heeft men geen behoefte aan externe ondersteuning. Over het algemeen spreekt het ict-beleid van de overheid van de laatste jaren het CIBAP wel aan. Met name de wijze waarop met het beleid wordt ingespeeld op ontwikkelingen in de instellingen. Het heeft de vakschool gestimuleerd bij het gebruik van ict. Wel wordt opgemerkt dat de bureaucratie rond bijvoorbeeld het aanvragen van projectgelden belemmerend werkt. Men zou de vernieuwingsgelden liever zien opgenomen in de lumpsum. Indien de ict-gelden vanuit de overheid zouden teruglopen, heeft dit serieuze gevolgen voor het CIBAP. De ict-ontwikkelingen zouden dan wel door blijven gaan (‘dat moet wel om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bij te houden’), maar het zou wel ten koste gaan van andere ontwikkelingen en vernieuwingen. Ict-beleid in het AOC-Limburg Kernwoorden: omslag naar kaderstellend beleid en resultaatgericht management; weinig aoc-brede samenhang in ict-beleid; aansluiting beroepspraktijk en flexibilisering onderwijs; gericht op invoering ‘tools’; voorlopers startpunt bij ict-ontwikkelingen. Beleidstypering AOC Limburg heeft vier locaties in Zuidoost Nederland, te weten Horst, Roermond, Heerlen en Nederweert. Op dit moment wordt in het aoc een omslag gemaakt van hoofdzakelijk centrale sturing naar meer kaderstellend beleid en resultaatgericht management op de werkvloer. Het streven is om beleid, ook ict-beleid, daar te laten ontwikkelen waar het wordt uitgevoerd. In de toekomst is hierin voor de kernteams een belangrijke rol weggelegd. Voor de aoc-brede invoering van ict is de ict-kerngroep opgericht. Deze heeft de belangrijkste ideeën over de inzet van ict vastgelegd in een kaderstellende ict-notitie. De interne coördinatie en samenhang op het gebied van ict is in ontwikkeling, op dit moment zijn de verschillen tussen de locaties nog groot. Ambitie Het AOC-Limburg wil de deelnemers op een voor hen passend niveau stimuleren tot een attitude van permanente scholing en toerusten voor deelname aan de kennismaatschappij in de meest brede zin. In deze visie staan aansluiting op de beroepspraktijk en flexibilisering en individualisering van het onderwijs centraal. Dit vraagt om nieuwe werkvormen en om andere vormen van (ict-)ondersteuning. De komende twee à drie jaar wordt vooral ingezet op de ontwikkeling van drie ‘tools’: e-learning met Blackboard, elektronisch toetsen met Question Mark Perception en intranet met Livelink.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
21
Ict-beleid in het AOC-Limburg (vervolg) Strategie Centraal richt men zich bij de invoering van ict vooral op de voorlopers: zij worden betrokken in de besluitvorming en bij projecten. Verwacht wordt dat via olievlekwerking ook andere docenten enthousiast worden. Ook wordt het ict-gebruik gestimuleerd door ict meer in te zetten in administratieve processen en in de communicatie. Uit de gesprekken met de ict-coördinatoren blijkt dat decentraal geen sprake is van een duidelijke invoeringstrategie voor ict. De coördinatoren verwachten dat de ict-kerngroep het voortouw neemt. De strategie van ‘olievlekwerking’ wordt door de ict-coördinatoren niet effectief geacht. De coördinatoren – zelf ‘voorlopers’ - zien de kloof groter worden en denken dat gerichte acties als scholing, kennisuitwisseling, demonstraties van direct bruikbare toepassingen, nodig zijn. Op alle niveaus wordt benadrukt dat eenvoud en toepasbaarheid van groot belang zijn om de motivatie van docenten voor ict te bevorderen. Knelpunten De belangrijkste knelpunten voor de verdere invoering van ict zijn volgens de ictkerngroep: de beschikbare financiën, de houding van docenten, de beschikbare tijd en de beschikbaarheid en kwaliteit van hardware. Door ict-coördinatoren van de locaties worden hier nog aan toegevoegd: de kwaliteit van de internetverbinding, de beschikbaarheid van adequate software voor mbo-opleidingen en van administratieve systemen. Ook is het ontbreken van een heldere visie op ict in het onderwijs een probleem en is de afstand tussen voorlopers en achterhoede te groot. Externe ondersteuning en rol overheid AOC-Limburg heeft met name op het gebied van digitale leermiddelen behoefte aan externe ondersteuning. Van oudsher wordt samengewerkt met het leermiddelenontwikkelcentrum. In het verleden werkte dit goed, maar inmiddels ziet men dit als remmende factor. Volgens de ict-kerngroep blijft financiering van de invoering van ict door de overheid essentieel. Men is enthousiast voor ict, initiatieven zijn opgestart maar als financiering wegvalt, dreigt stagnatie. Een voorbeeld hiervan is het project Livelink. Dit is door het ministerie van LNV opgestart en net nu de aoc’s op één lijn zitten, trekt de overheid zich terug. De overheid zou meer aandacht moeten hebben voor ict-faciliteiten bij cursisten thuis. Op de aoc’s zijn veel cursisten en docenten afkomstig uit gebieden waar geen kabelaansluiting is. Daarnaast zou de overheid aldus het aoc het voortouw moeten nemen in de ontwikkeling van software en webbased materialen en webtechnologie als standaard door moeten voeren.
22
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
2 Ict-infrastructuur en -voorzieningen
2.1 Samenvatting Ict-voorzieningen nog verder op orde, behalve e-mail voor cursisten Gemiddeld is er op de bve-instellingen per zeven deelnemers één computer. Ten opzichte van vorige jaar is de deelnemercomputerratio nog iets gunstiger geworden: in 2000-2001 was er gemiddeld per negen deelnemers één computer beschikbaar. Op de vakscholen is de deelnemercomputerratio het gunstigst (6 : 1). De aoc’s blijven wat achter met een gemiddelde van 9 : 1, maar hier is wel sprake van een duidelijke verbetering ten opzichte van vorig jaar (was 12 : 1). Er zijn grote verschillen tussen de instellingen en daarbinnen tussen units/sectoren of opleidingen. Binnen de roc’s is de deelnemercomputerratio in de sectoren zorg & welzijn en educatie minder gunstig dan in de sectoren techniek en economie & handel. Bij de vergelijking van de cijfers moet verder worden bedacht dat de ratio is gebaseerd op het totaal aantal deelnemers en geen rekening is gehouden met de mate van aanwezigheid van deelnemers op school (bijvoorbeeld via het aandeel BBL-deelnemers). De kwaliteit van de aanwezige computers is goed: veelal Pentium II en geschikt voor multimedia. Meer dan 80 procent is aangesloten op internet, een duidelijke toename ten opzichte van vorig jaar (was 70%). Een ruime meerderheid van de bve-instellingen (83%) heeft (in mei 2002) een aansluiting op kennisnet. Bijna tweederde heeft dit op alle locaties. Ook dit is een toename ten opzichte van 2000-2001: toen had nog maar 14 procent een kennisnetaansluiting op alle locaties. Ruim eenderde van de computers voor onderwijsdoeleinden staat in het OLC, de overige computers staan in leslokalen of ruimten waar niet zelfstandig kan worden gewerkt door cursisten. Bij de aoc’s staat bijna de helft van de computers in het OLC, bij de roc’s eenderde en op de vakscholen minder dan 20 procent. De verschillen tussen en binnen de bve-instellingen wat dit betreft zijn aanzienlijk. Over het algemeen beoordelen de ict-managers en –coördinatoren de ictvoorzieningen op vrijwel alle instellingen en daarbinnen op alle of de meeste locaties, als toereikend. Alleen de e-mail-faciliteiten voor cursisten worden op meer dan de helft van de bve-instellingen als niet toereikend ervaren (65%). Dit geldt met name voor de roc’s (75% niet toereikend). De aanwezigheid van geschikte ruimtes om zelfstandig te werken met de computers, laat op één op de vijf instellingen te wensen over. De aoc’s en vakscholen beoordelen de eigen ict-voorzieningen over het algemeen nog wat positiever dan de roc’s. Ten aanzien van de infrastructuur en –voorzieningen worden dan ook nauwelijks echte knelpunten ervaren. Alleen de beschikbare financiën om de ict-
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
23
voorzieningen op peil te houden worden door bijna tweederde (64%) van de bve-instellingen als aanzienlijk knelpunt aangemerkt. Dit is meer dan vorig jaar (53%). Daarnaast vormt de bandbreedte van de internetverbinding voor bijna de helft van de bve-instellingen een probleem. Dit is afgenomen in vergelijking met vorig jaar (was 68%). De verschillen in het voorzieningenniveau worden goed geïllustreerd in de cases. Zo is de deelnemercomputerratio van het CIBAP aanmerkelijk gunstiger dan die van de roc’s en met name het aoc. Ook binnen de instellingen zijn de verschillen in ict-voorzieningen aanzienlijk, niet alleen wat betreft de beschikbaarheid van computers maar ook in bijvoorbeeld de omvang en de organisatie van het OLC en de beschikbare netwerkfunctionaliteiten voor docenten en cursisten. Opvallend is dat in alle bezochte instellingen veel docenten, ondanks het soms relatief hoge voorzieningenniveau, vaak knelpunten hierin signaleren, met name wat betreft de beschikbaarheid, kwaliteit en betrouwbaarheid van computers. Cursisten zijn daarentegen over het algemeen tevreden over de toegankelijkheid van ict-voorzieningen, alleen over de beschikbaarheid van scanners zijn zij vaak ontevreden.
2.2 De deelnemercomputerratio (aantal deelnemers per computer) Gemiddeld is er op de bve-instellingen per zeven deelnemers één computer. Daarbij zijn alleen de computers voor onderwijsdoeleinden meegerekend. Ten opzichte van vorige jaar is de deelnemercomputerratio nog iets gunstiger geworden: in 2000-2001 was er gemiddeld per negen deelnemers één computer beschikbaar. De meest ongunstige ratio die voorkomt is 20 deelnemers per computer, de meest gunstige drie deelnemers per computer. Over het algemeen zijn de respondenten vrij zeker over schatting van de deelnemercomputerratio (80% behoorlijk zeker). Dit laatste geldt in iets mindere mate voor roc’s dan voor aoc’s en vakscholen. De deelnemercomputerratio is gebaseerd op het totaal aantal ingeschreven deelnemers op de instelling. Er is geen rekening gehouden met de mate van aanwezigheid van deelnemers op school (bijvoorbeeld via het aandeel BBLdeelnemers). Bve 2.1 –Deelnemercomputerratio, schatting (00/01 n=36; 01/02 n=40) 00/01
01/02
gemiddeld
8,7
7,2
standaarddeviatie minimum maximum
4,3 3 25
3,4 3 20
24
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 2.2 – Mate van zekerheid, in procenten (00/01 n=36; 01/02 n=40)
onzeker beetje onzeker behoorlijk zeker
00/01
01/02
0 17 83
7 13 80
Bij de vakscholen is de computerdichtheid het grootst met gemiddeld zes deelnemers per computer, gevolgd door de roc’s met zeven deelnemers per computer. Bij de roc’s is dit cijfer sinds vorig jaar gelijk gebleven. De aoc’s blijven wat achter met een gemiddelde van negen, maar hier is sprake van een duidelijke verbetering ten opzichte van vorig jaar (ratio van twaalf). Er zijn niet alleen grote verschillen tussen maar ook binnen instellingen in beschikbaarheid van computers. Bij de roc’s is de deelnemercomputerratio in de sectoren zorg&welzijn en educatie relatief vaak ongunstiger en in de sectoren techniek en economie&handel relatief vaak gunstiger.
2.3 De kwaliteit van de computers De kwaliteit van de computers voor onderwijsdoeleinden in de bve-sector is over het algemeen goed. De meeste computers (88%) zijn van het type Pentium II of hoger en geschikt voor multimedia (79%). Gemiddeld 82 procent van de computers is aangesloten op internet. Ten opzichte van vorig jaar is dit percentage gestegen met ruim 10 procent. Bve 2.3 – Gemiddeld percentage van de computers voor onderwijsdoeleinden met onderstaande kenmerken (00/01 n=36; 01/02 n=40)
van het type Pentium II of hoger* geschikt voor multimedia met toegang tot internet
00/01
01/02
92 73 70
88 79 82
* in 00/01 gevraagd naar ‘type Pentium I of hoger’. Er zijn weinig verschillen in de kwaliteit van de onderwijscomputers tussen roc’s, aoc’s en vakscholen. Op de roc’s zijn gemiddeld genomen iets minder computers geschikt voor multimedia (74%) dan in de overige instellingen (88%). Op de vakscholen hebben wat minder computers een internetverbinding (68%).
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
25
2.4 Voorzieningen OLC Vorig jaar bleek al dat alle bve-instellingen beschikken over een OLC of een computerruimte waar deelnemers zelfstandig met ict-toepassingen kunnen werken, meestal zelfs op alle locaties. Dit jaar hebben we gekeken welk percentage van de beschikbare onderwijscomputers in een dergelijke ruimte staat. Gemiddeld staat ruim eenderde van alle computers voor onderwijsdoeleinden in het OLC of in een vergelijkbare computerruimte. De overige computers staan in leslokalen of ruimten waar niet zelfstandig kan worden gewerkt door cursisten. De verschillen tussen en binnen de bve-instellingen zijn echter aanzienlijk (zie tabel 2.4). Bve 2.4 – Gemiddeld percentage van de computers voor onderwijsdoeleinden dat in het open leercentrum (OLC) of een vergelijkbare computerruimte staat 01/02 bve totaal roc’s: - techniek - economie&handel - zorg&welzijn - educatie aoc’s vakscholen
gemiddeld %
aantal (n)
34
38
25 28 38 39 49 19
24 24 24 23 8 6
Bij de aoc’s staat bijna de helft van de computers voor onderwijsdoeleinden in het OLC. Op de roc’s ligt dit percentage duidelijk lager (gemiddeld 33%). Daarbij valt op dat de sectoren zorg&welzijn en educatie meer van de computers in het OLC hebben staan dan de overige sectoren. Bij de vakscholen geldt dit gemiddeld voor één op de vijf computers, maar zijn de verschillen tussen de scholen groot (minimaal 5% tot maximaal 50%). Kennisnetaansluiting Een ruime meerderheid van de bve-instellingen (83%) heeft inmiddels (meetmoment mei 2002) een aansluiting op kennisnet. Bijna tweederde heeft dit op alle locaties. Ten opzichte van vorig jaar is sprake van een duidelijke toename. De aoc’s zijn vaker op kennisnet aangesloten dan de overige instellingen; slechts één aoc heeft geen kennisnetaansluiting op alle locaties. Van de roc’s heeft 60 procent een aansluiting en van de vakscholen 50 procent.
26
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 2.5 – Aansluiting op kennisnet, in procenten (00/01 n=37; 01/02 n=42)
nee nee, staat gepland voor dit jaar enkele locaties de meeste locaties alle locaties
00/01
01/02
0 57 5 24 14
7 10 7 12 64
Sinds mei 2002 (moment van bevraging) zijn in overleg tussen Bve Raad, roc-ipartners en kennisnet/NLtree nadere afspraken gemaakt over de samenwerking met en het serviceniveau van NLtree. Deze ontwikkelingen zijn door het moment van meten niet terug te vinden in deze monitor. Toereikendheid van de ict-voorzieningen In de ICT-onderwijsmonitor 2000-2001 is op basis van de cijfers geconcludeerd dat de ict-voorzieningen in de bve-sector redelijk op orde zijn. Dit jaar hebben we de instellingen gevraagd of zij dat ook zo ervaren. Over het algemeen beoordelen de ict-managers en –coördinatoren de ictvoorzieningen op vrijwel alle instellingen en daarbinnen op alle of de meeste locaties, als toereikend. Alleen de e-mail-faciliteiten voor cursisten worden op meer dan de helft van de bve-instellingen als niet toereikend ervaren (65%). De aanwezigheid van geschikte ruimtes om zelfstandig te werken met de computers, laat op één op de vijf instellingen te wensen over. Bve 2.6 – Oordeel over toereikendheid ict-voorzieningen, in procenten (n=42) 01/02 internettoepassingen netwerkfunctionaliteiten computers randapparatuur ruimtes om zelfstandig te werken e-mail voor cursisten
meeste locaties niet op orde 5 5 5 2 17 65
meeste locaties overal toereikend toereikend 55 55 64 74 62 15
41 41 31 24 21 20
De aoc’s en vakscholen beoordelen de eigen ict-voorzieningen over het algemeen nog wat positiever dan op de roc’s. Vooral op de roc’s is e-mail voor cursisten nog niet goed geregeld: in bijna driekwart van de roc’s is dit op alle locaties niet op orde, tegenover ruim de helft van de aoc’s en eenderde van de vakscholen.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
27
2.5 Knelpunten in de ict-infrastructuur en -voorzieningen Gezien het voorafgaande is het niet verassend dat er weinig knelpunten worden ervaren op het gebied van de ict-infrastructuur en –voorzieningen. Wel worden de beschikbare financiën om de ict-voorzieningen op peil te houden door bijna tweederde (64%) van de bve-instellingen als behoorlijk of groot knelpunt aangemerkt. Dit is meer dan vorig jaar (53%). De mate waarin de middelen als probleem worden gezien, hangt niet samen met het gerealiseerde voorzieningenniveau op de instellingen (i.c. de deelnemercomputerratio en de kwaliteit van de computers). De bandbreedte van de internetverbinding vormt voor 44 procent van de bveinstellingen een probleem. Dit geldt echter voor beduidend minder instellingen dan vorig jaar (was 68%). De mate waarin de bandbreedte van de internetverbinding als knelpunt wordt ervaren hangt niet samen met de beschikbaarheid van een kennisnetaansluiting. De overige voorgelegde aspecten worden op de meeste bve-instellingen niet of nauwelijks als knelpunt ervaren. Bve 2.7 – Knelpunten in ict-voorzieningen, in procenten, (01/02 n=41) groot beschikbare financiën ict-voorzieningen
27
bandbreedte van de internetverbinding
10
netwerkkoppeling tussen units/locaties
8
aantal computers met internetverbinding beschikbaarheid van randapparatuur
34
5
7
0%
59 54
33
55
39
49
23
betrouwbaarheid computersysteem 0 10
67 44
20%
10
48
32
kwaliteit van de computers 3 10
geen
15
25 22
10
aantal computers geschikt voor multimedia 3 8
27 42
20
12
enigszins
37
aantal computers in het algemeen 2 10
28
behoorlijk
46 40%
60%
80%
100%
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
2.6 Ict-infrastructuur en –voorzieningen: de cases Ict-infrastructuur en -voorzieningen in ROC A12 Hardware De deelnemercomputerratio varieert van één computer per vier cursisten bij het Technisch College en het Titus College (beiden colleges met ict-opleidingen) tot één op tien bij het Neder-Veluwe College (Zorg&Welzijn). Alle computers hebben een internetverbinding en bijna alle computers zijn geschikt voor multimedia. Netwerk en voorzieningen Elk college is aangesloten op het centrale intranet. De locaties zijn onderling verbonden via glasvezel. Er is een kennisnetaansluiting. Diensten van kennisnet worden niet afgenomen. ROC A12 wil kennisnet alleen behouden als het klantvriendelijker werkt, lagere kosten berekent, open verbindingen heeft en meer service levert. Het netwerk en de functionaliteiten worden centraal ingericht en zijn op alle colleges hetzelfde. Docenten en cursisten kunnen via het netwerk gebruik maken van e-mail, internet, standaard-applicaties en onderwijsondersteunende en educatieve programmatuur. Docenten hebben een eigen e-mailadres via de school, cursisten nog niet. Elk college heeft een OLC waar op afspraak gebruik van kan worden gemaakt. De OLC’s worden vooral gebruikt voor zelfstandig werk buiten de lessen. Knelpunten Vanuit het oogpunt van de ict-dienst en systeembeheer zijn er geen belangrijke knelpunten ten aanzien van de ict-infrastructuur en –voorzieningen. Voor de meeste afdelingsdirecteuren en opleidingscoördinatoren zijn de betrouwbaarheid van het computersysteem en de beschikbaarheid van computers en randapparatuur aanzienlijke knelpunten bij de inzet van ict in het onderwijs. Oordeel cursisten De cursisten zijn over het algemeen behoorlijk tevreden over de toegang tot printers, computers en internet (50-70% tevreden). Minder tevreden zijn ze over de emailmogelijkheden en vooral de beschikbaarheid van scanners (52% ontevreden). Voorzieningen bij cursisten thuis Bijna alle cursisten (96%) kunnen thuis een computer gebruiken. Van deze cursisten heeft bijna iedereen een internetaansluiting en e-mail (meer dan 89%).
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
29
Ict-infrastructuur en -voorzieningen in ROC van Amsterdam Hardware De deelnemercomputerratio ligt op de meeste werkmaatschappijen rond het landelijk gemiddelde van per zeven deelnemers één computer. Slechts bij één werkmaatschappij (o.a. cultuur&sport, gezondheidszorg&welzijn) is deze ratio duidelijk ongunstiger. Hier is per 17 deelnemers één computer beschikbaar. Vrijwel alle computers hebben een internetverbinding en het merendeel is geschikt voor multimedia. Op ROCvA is randapparatuur in ruime mate aanwezig, met name bij Volwassenenonderwijs. Netwerk en voorzieningen Het ROCvA heeft een centraal netwerk waarop alle werkmaatschappijen met vrijwel alle locaties zijn aangesloten. De meeste locaties hebben een kennisnetaansluiting die alleen voor transport wordt gebruikt. Op vrijwel alle werkmaatschappijen zijn voor de meeste docenten een e-mailadres, internet, algemene programmatuur en afzonderlijke userdirectories beschikbaar. Voor cursisten zijn de functionaliteiten meer beperkt. De meeste locaties beschikken over een OLC of een vergelijkbare computerruimte waar cursisten zelfstandig kunnen werken. De organisatie ervan verschilt sterk. Op één werkmaatschappij kunnen cursisten bijvoorbeeld zowel vrij als op afspraak gebruik maken van het OLC en worden ook groepen of klassen ingeroosterd. Op de andere werkmaatschappijen is ofwel vrije inloop of alleen gebruik op ingeroosterde uren mogelijk. Ook de beschikbaarheid van faciliteiten (internetten, chatten, printen en scannen) verschilt per werkmaatschappij, net als de mate waarin hiervoor betaald moet worden. Knelpunten Volgens de systeembeheerders zijn er nauwelijks grote knelpunten ten aanzien van ictinfrastructuur en –voorzieningen. Eén werkmaatschappij noemt de betrouwbaarheid van het netwerk als groot knelpunt, een ander de verschillen in systemen tussen locaties. Op een aantal werkmaatschappijen leveren diefstal van apparatuur en de houding van de gebruikers problemen op. Docenten ervaren meer knelpunten wat betreft de ict-voorzieningen: vooral het aantal beschikbare computers, de beschikbaarheid van randapparatuur en de betrouwbaarheid en kwaliteit van de computers worden genoemd. Oordeel cursisten Cursisten van ROCvA zijn overwegend tevreden over de toegankelijkheid van computers, printers, e-mail en internet (rond 60% of meer tevreden). Op twee van de vijf deelnemende werkmaatschappijen zijn cursisten minder vaak tevreden (tussen 25% en 40%). Alleen de toegankelijkheid van scanners wordt overal minder positief beoordeeld. Voorzieningen bij cursisten thuis De meeste cursisten (meer dan 80%) kunnen thuis een computer gebruiken. Van deze cursisten heeft de meerderheid een internetaansluiting en e-mail.
30
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict-infrastructuur en -voorzieningen in het CIBAP Hardware De ict-infrastructuur en –voorzieningen op het CIBAP zijn goed op orde. De deelnemercomputerratio bedraagt één op drie. Alle computers zijn geschikt voor multimedia en internet. Ook randapparatuur (printers, scanners, beamers, digitale camera’s) is in ruime mate aanwezig. Sinds dit schooljaar kunnen nieuwe cursisten van één van de afdelingen via de school een laptop aanschaffen. Doel hiervan is het zelfstandig leren van cursisten te bevorderen en wachttijden in de computerruimtes te voorkomen. Netwerk en voorzieningen Het CIBAP beschikt over een intranet met koppelingen naar internet. Er is een centrale server en de communicatie met de andere locatie verloopt via een satellietverbinding. Beide locaties hebben een kennisnetaansluiting (de hoofdlocatie rechtstreeks, de andere locatie via straalverbinding) die alleen wordt gebruikt voor transport. Alle docenten en cursisten beschikken over een persoonlijk e-mailadres op school en hebben via het netwerk toegang tot internet, e-mail en eigen userdirectories. Het CIBAP heeft een OLC waar cursisten op zowel iMac’s als pc’s zelfstandig aan de slag kunnen. In het OLC is zowel vrije inloop als gebruik op afspraak mogelijk. Ook worden cursistgroepen ingeroosterd. Het OLC staat ook open voor vrijetijdsgebruik, hoewel schoolwerk altijd voorrang krijgt. Voortvloeiend uit de invoering van probleemgestuurd onderwijs, verwacht men dat in de toekomst minder in het OLC gewerkt zal worden en dat overal in de instelling werkplekken voor cursisten worden ingericht. Knelpunten In de ict-infrastructuur en –voorzieningen doen zich volgens de systeembeheerders nauwelijks knelpunten voor. Rond de helft van de docenten daarentegen acht het voorzieningenniveau nog onvoldoende. Zij ervaren de beschikbaarheid van randapparatuur, het aantal beschikbare computers en het aantal computers met een internetverbinding als aanzienlijke knelpunten. Dit laatste is opvallend daar alle computers over internettoegang hebben. Volgens het management zijn de ervaren knelpunten vooral terug te voeren op het gebrek aan werkruimtes voor docenten. Oordeel cursisten De cursisten zijn over het algemeen behoorlijk tevreden over de ict-voorzieningen op school. Vooral over de toegankelijkheid van computers, e-mail en internet is het merendeel tevreden. Over de toegang tot scanners en vooral printers zijn de cursisten minder tevreden Voorzieningen bij cursisten thuis Vrijwel alle cursisten (92%) kunnen thuis een computer gebruiken, meestal met internet en e-mail.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
31
Ict-infrastructuur en –voorzieningen in het AOC-Limburg Hardware De deelnemercomputerratio varieert sterk tussen de locaties, van maximaal één computer per dertien cursisten tot minimaal één op drieëntwintig. Dit is duidelijk ongunstiger dan het landelijk gemiddelde (één op zeven bve-totaal en één op negen aoc’s). Vrijwel alle computers beschikken over een internetverbinding en zijn geschikt voor multimedia. Netwerk en voorzieningen De gehele organisatie beschikt over internet en intranet. Bij één locatie is een deel van de computers (in één vleugel in het gebouw) nog niet op het netwerk aangesloten. Twee locaties hebben deels glasvezel, de anderen een isdn-aansluiting. Alle locaties hebben een kennisnetaansluiting. De netwerkfunctionaliteiten voor docenten en cursisten zijn op alle locaties identiek. Alle docenten beschikken over een persoonlijk e-mailadres op school en hebben via het netwerk onder andere toegang tot internet, e-mail, standaardapplicaties, onderwijsondersteunende en educatieve programma’s en eigen userdirectories. Voor cursisten zijn de e-mailmogelijkheden beperkter en verschillen per locatie. In Roermond (voorheen voorhoedelocatie) kunnen alle cursisten e-mailen via het netwerk en hebben een persoonlijk e-mailadres via school. Op de andere locaties geldt dit slechts voor een deel van de cursisten. Elke locatie beschikt over een OLC of mediatheek met computerwerkplekken. Het aantal computers in deze ruimte en de organisatie verschilt sterk per locatie. Op de meeste locaties is vrije inloop mogelijk, op één locatie kunnen cursisten kunnen het OLC of alleen op afspraak, in de pauze en na de les, gebruiken. Alle cursisten kunnen onbeperkt en gratis internetten en chatten in het OLC, scannen wordt beperkt toegestaan en voor printen moet worden betaald. Het OLC wordt vooral buiten de lestijd gebruikt voor het maken van verslagen, opdrachten en opzoeken van informatie. Mbo-cursisten maken, ook in de lessen, meer gebruik van het OLC dan vmbo-cursisten. Knelpunten Volgens de systeembeheerders is er nauwelijks sprake van knelpunten in de ictinfrastructuur en –voorzieningen. Alleen het gebrek aan geschikte ruimten voor de plaatsing van computers vormt op vrijwel alle locaties, met uitzondering van Roermond, een groot knelpunt. Bij de locaties met isdn-verbinding is daarnaast de bandbreedte van internet een probleem. Voor docenten doen zich meer knelpunten voor wat betreft de ict-voorzieningen, vooral het aantal beschikbare computers en de kwaliteit en betrouwbaarheid van de computers. Oordeel cursisten De cursisten (alleen locatie Roermond) zijn over het algemeen behoorlijk tevreden over de ict-voorzieningen op school, vooral over de toegankelijkheid van computers, printers, e-mail en internet. Over de beschikbaarheid van scanners zijn de cursisten minder tevreden. Voorzieningen bij cursisten thuis Vrijwel alle cursisten kunnen thuis gebruikmaken van een computer, meestal met internetaansluiting en e-mail.
32
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
3 Ict-beheer en -ondersteuning
3.1 Samenvatting Professionalisering ict-organisatie in ontwikkeling Het ict-beheer wordt, net als vorig jaar, in ruim de helft van de instellingen uitgevoerd door de centrale dienst. Bij circa 40 procent is dit decentraal georganiseerd met centrale afstemming en coördinatie. Gemiddeld beschikken de bveinstellingen over 1,3 fte per 100 computers voor ict-beheer en –ondersteuning. Wel blijken hierin grote verschillen te bestaan tussen de instellingen. Het gemiddelde aantal ict-fte’s is het laagst bij de vakscholen: 1,0 fte per 100 computers tegenover 1,7 en 1,5 in aoc’s en roc’s. Als we alleen kijken naar de fte’s voor systeem-, netwerk- en applicatiebeheer ligt het gemiddelde net als vorig jaar op 0,9 fte per 100 computers. Alleen in de vakscholen ligt dit aanzienlijk lager (0,5 fte). In de organisatie en het beheer van ict doen zich vaker knelpunten voor dan in de ict-infrastructuur en –voorzieningen. Dit geldt met name voor de vakscholen en de roc’s. Vooral de interne afstemming tussen techniek en onderwijs of tussen centraal en decentraal en de tijd nodig voor het oplossen van technische problemen, worden op veel instellingen (steeds minimaal de helft) als aanzienlijke knelpunten ervaren. Ook bij de vorige ICT-onderwijsmonitor behoorden deze aspecten van ict-beheer en –organisatie tot de meest voorkomende knelpunten. De complexiteit van beheer, in 2000-2001 nog één van de belangrijkste knelpunten, vormt bij de huidige meting veel minder een probleem (het percentage dat dit een behoorlijk tot groot knelpunt vindt is gedaald van 60 naar 44 procent). Uit de cases blijkt dat ook voor docenten de tijd die nodig is voor het oplossen van technische problemen vaak een aanzienlijk knelpunt vormt bij de inzet van ict in het onderwijs. Daarnaast is de mate waarin zij zelf problemen leren op te lossen vaak een knelpunt voor docenten. In de casestudies blijkt de professionalisering van ict-beheer, met uitzondering van het aoc, een belangrijk aandachtspunt voor de instellingen te zijn. Vooral standaardisatie en functiedifferentiatie worden nagestreefd. Net als vorig jaar, blijkt de ene instelling hiermee al verder te zijn dan de andere. Opvallend is verder dat docenten over het algemeen behoorlijk tevreden zijn over de technische ondersteuning die zij ontvangen bij de inzet van ict, maar dat de onderwijskundige ondersteuning veelal te wensen overlaat.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
33
3.2 Interne organisatie Op bijna zestig procent van de bve-instellingen (58%) is het ict-beheer volledig ondergebracht bij een centrale dienst. Op de overige instellingen (37%) is het ict-beheer decentraal georganiseerd met centrale afstemming en coördinatie. Op twee instellingen (beide roc’s) is ict-beheer en –coördinatie helemaal decentraal georganiseerd. Deze percentages zijn nagenoeg gelijk aan die van 2000-2001 en verschillen niet tussen roc’s en aoc’s. In alle vakscholen wordt het ict-beheer door een centrale dienst uitgevoerd, gezien de omvang en organisatie van deze scholen niet verwonderlijk. Bve 3.1- Organisatie ict-beheer en –coördinatie, in procenten (00/01 n=36; 01/02 n=38) 00/01
01/02
3 42 56
5 37 58
helemaal decentraal centrale afstemming, decentraal beheer (vrijwel) geheel vanuit centrale dienst
3.3 Functies en fte’s voor ict Aan de ict-managers en –coördinatoren is gevraagd hoeveel fte’s op hun instelling beschikbaar zijn voor ict-beheer en –coördinatie, in totaal en per functie. Uit de uitsplitsing naar functie (tabel 3.2) blijkt dat de meeste fte’s in de bveinstellingen beschikbaar zijn voor het systeembeheer. Daarnaast valt, net als vorig jaar, het relatief grote aantal fte’s voor medewerkers OLC op, dit geldt met name voor de roc’s en de vakscholen. Bve 3.2 –Gemiddeld aantal fte’s voor ict-functies, totaal en per onderwijstype 00/01
ict-coördinatie systeembeheer netwerkbeheer applicatiebeheer medewerker helpdesk medewerker OLC webmaster multimediaontwikkelaar aantal (n)
34
01/02
bve totaal
roc’s
vakbve aoc’s scholen totaal
2,0 8,9 3,3 2,5 1,4 6,9 0,7 0,5
2,5 11,5 4,1 3,2 1,6 8,6 0,8 0,5
0,9 2,0 1,4 1,0 0,5 1,5 0,4 0,4
0,6 0,8 0,8 0,7 0,5 1,5 0,5 1,0
1,7 8,9 3,0 2,8 1,5 6,3 0,6 0,4
2,0 11,9 3,9 3,7 1,8 8,2 0,8 0,6
1,4 2,5 1,3 1,3 0,3 1,5 0,8 0,0
0,6 1,0 1,0 0,7 0,5 2,0 0,0 0,0
27
21
5
2
31
25
8
6
roc’s
vakaoc’s scholen
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
De verschillen tussen de drie typen bve-instellingen zijn groot. Uiteraard hangt dit voor een groot deel samen met verschillen in de omvang van de instellingen en in het aantal computers. Desondanks valt in de verdeling van de fte’s over de onderscheiden functies een aantal zaken op: - in de roc’s en vakscholen is het aandeel fte’s voor medewerkers OLC relatief hoog; - in de aoc’s en vakscholen zijn naar verhouding meer fte’s voor ict-coördinatie beschikbaar dan in roc’s; - in de vakscholen is het aandeel fte’s voor netwerkbeheer gelijk aan dat voor systeembeheer, terwijl in de roc’s en aoc’s het aandeel voor systeembeheer duidelijk groter is. Om de formatieruimte voor ict te kunnen vergelijken tussen de onderwijstypen, is het totaal aantal fte’s gerelateerd aan het aantal computers op de instelling (inclusief de computers voor administratie en beheer). In tabel 3.3 wordt het gemiddeld aantal fte’s per 100 computers weergegeven. Bve 3.3 – Het gemiddeld aantal computers waarvoor ict-functionarissen verantwoordelijk zijn, het gemiddeld aantal fte’s voor ict en het aantal fte’s per 100 computers, totaal en per onderwijstype 00/01
01/02
bve totaal
roc’s
totaal aantal computers 1593 totaal fte’s voor ict 23,9 ict-fte’s per 100 comp. 1,6 beheer-fte’s per 100 comp. 0,9
2077 30,7 1,6 1,0
548 7,6 1,5 1,0
350 5,8 1,9 0,5
25
7
3
aantal (n)
35
vakbve aoc’s scholen totaal
roc’s
vakaoc’s scholen
1728 22,1 1,3 0,9
2395 30,5 1,4 0,8
548 9,3 1,7 0,9
523 4,2 1,0 0,5
39
25
8
6
Gemiddeld beschikken de bve-instellingen over 1,4 ict-fte per 100 computers. In de aoc’s is dit iets meer (1,7 fte) en in de vakscholen aanzienlijk minder (1,0 fte). Het totale gemiddelde is vergelijkbaar met dat van vorig jaar (1,5 fte). Als we alleen kijken naar de fte’s voor systeem-, netwerk- en applicatiebeheer ligt het gemiddelde net als vorig jaar op 0,9 fte per 100 computers. Ook dit ligt in de vakscholen relatief laag.
3.4 Knelpunten ict-organisatie en –beheer In de organisatie en het beheer van ict doen zich vaker knelpunten voor dan in de ict-infrastructuur en –voorzieningen. Vooral de interne afstemming tussen techniek en onderwijs of tussen centraal en decentraal en de tijd nodig voor het
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
35
oplossen van technische problemen, worden op veel instellingen (steeds minimaal de helft) als aanzienlijke knelpunten ervaren. Ook bij de vorige ICTonderwijsmonitor behoorden deze aspecten van ict-beheer en –organisatie tot de meest voorkomende knelpunten. De complexiteit van beheer, in 2000-2001 nog één van de belangrijkste knelpunten, vormt bij de huidige meting veel minder een probleem (het percentage dat dit een aanzienlijk knelpunt vindt is gedaald van 60 naar 44 procent). Er zijn wat verschillen tussen de roc’s, aoc’s en vakscholen in de mate waarin zich knelpunten voordoen in de ict-organisatie en het ict-beheer. De aoc’s signaleren de minste problemen: alleen de mate van interne afstemming, met name die tussen techniek en onderwijs, wordt door meer dan 50 procent van de ictmanagers en –coördinatoren als problematisch ervaren. Bij de roc’s valt op dat de complexiteit van beheer, naast de interne afstemming en de tijd die nodig is voor het oplossen van technische problemen, nog voor veel instellingen een belangrijk knelpunt vormt (50 procent behoorlijk tot groot). Op de vakscholen levert de organisatie en het beheer van ict de meeste knelpunten op: vrijwel alle genoemde zaken worden door de meerderheid van de vakscholen als behoorlijk tot groot knelpunt beschouwd. Alleen de aanwezigheid van specifieke technologische kennis en het verloop van ict-personeel vormt hier niet of nauwelijks een knelpunt. Bve 3.4 – Knelpunten in ict-organisatie en –beheer, in procenten, (01/02 n=39) groot interne afstemming techniek en onderwijs
behoorlijk
8
tijd nodig voor oplossen technische problemen
5
interne afstemming centraal en decentraal
5
mate waarin docenten zelf ict-problemen oplossen
49
aantal ict-medewerkers
0%
21 49
8
54
18
aanwezige specifieke technologische kennis 0 10 verloop van ict-personeel 0 8
18
33
31 36
15
8
32
39
mogelijkheid ict-ontwikkelingen bij te houden 3
5
37
45
13
geen 39
50
8
complexiteit van het beheer
enigszins
8
51
15
64
26
39
20%
54
40%
60%
80%
100%
Er is geen samenhang tussen de mate waarin zich problemen voordoen in de ictorganisatie en –beheer en de wijze waarop het ict-beheer is georganiseerd (centraal of decentraal), het aantal fte’s voor ict of de omvang en kwaliteit van het computerpark.
36
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
3.6 Ict-beheer en -ondersteuning: de cases Ict-beheer en –ondersteuning in ROC A12 Fte’s en functies De centrale ict-dienst is onderverdeeld in drie afdelingen: onderwijsinnovatie, beheer en systeembeheer en biedt zowel technische als onderwijskundige ondersteuning. Elk college heeft een ict-coördinator. Deze fungeert als spil tussen systeembeheer, management en gebruikers. De nadruk ligt op de onderwijskundige kant. Technische taken liggen bij systeembeheer. In de afgelopen periode is een begin gemaakt met de professionalisering van systeembeheer (ITIL/helpdesk). Het systeembeheer is hiërarchisch nog wel ondergebracht bij de colleges, maar is inhoudelijk onder de centrale ict-dienst geplaatst. Er zijn functiescheidingen aangebracht (bijvoor-beeld: systeembeheer, helpdesk, netwerkbeheer, etc.). Als gevolg van deze veranderingen is de bereidheid tot samenwerking tussen de systeembeheerders van de colleges toegenomen. Knelpunten Volgens de ict-dienst is de verdere professionalisering van het systeembeheer het belangrijkste knelpunt. De meeste afdelingsdirecteuren en opleidingscoördinatoren ervaren de tijd waarbinnen ict-problemen worden opgelost als groot knelpunt voor de inzet van ict in het onderwijs. Ook de mate waarin docenten problemen leren oplossen en de technische kennis van ict-medewerkers is voor meer dan 40 procent van hen minstens een behoorlijk probleem. Afdelingsdirecteuren en opleidingscoördinatoren over de interne ondersteuning Meer dan de helft van de afdelingsdirecteuren en opleidingscoördinatoren is tevreden over de technische ondersteuning zowel vanuit de eigen onderwijseenheid als vanuit het roc. Toch geeft ook ruim een kwart aan hierover ronduit ontevreden te zijn. De ontevredenheid over de onderwijs-kundige ondersteuning vanuit het roc is groter: bijna de helft (47%) van de directeuren/ coördinatoren is hierover minstens enigszins ontevreden.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
37
Ict-beheer en -ondersteuning in ROC van Amsterdam Fte’s en functies Het ROCvA streeft naar een centrale beheersorganisatie, waarin standaardisering en professionalisering voorop staan. Op dit moment is ict-beheer functioneel al wel centraal georganiseerd, formeel is dit nog niet het geval. Applicatiebeheer en serverbeheer vinden centraal plaats. Ook is een centrale helpdesk ingericht. Gemiddeld beschikken de werkmaatschappijen over 0,6 fte per 100 computers voor systeem- en netwerkbeheer. Gestreefd wordt naar één beheersmedewerker per 100 à 150 computers. Iedere werkmaatschappij heeft een ict-coördinator, die verantwoordelijk is voor de afstemming tussen onderwijs en techniek. Knelpunten De knelpunten die de systeembeheerders signaleren, lopen sterk uiteen. Een aantal problemen doet zich overal voor, namelijk de tijd die nodig is voor het oplossen van technische problemen, het grote aantal applicaties, de interne afstemming tussen centraal en decentraal, de afstemming tussen technische voorzieningen en onderwijskundige behoeften en de ict-vaardigheden van docenten. Vrijwel alle systeembeheerders geven daarnaast aan dat over het algemeen teveel geëist wordt van systeembeheer. Verwacht wordt dat plannen meteen gerealiseerd kunnen worden, ook wanneer systeembeheer niet in de besluitvorming is betrokken en pas laat wordt geïnformeerd. Voor de meeste docenten is vooral de mate waarin zij zelf hun ict-problemen leren op te lossen een knelpunt. Docenten over de interne ondersteuning Het merendeel (50-60%) van de docenten is tevreden over de interne technische ondersteuning die men krijgt bij de inzet van ict. Over de interne onderwijskundige ondersteuning zijn de docenten minder te spreken: meer dan de helft is hierover ontevreden.
38
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict-beheer en –ondersteuning in het CIBAP Fte’s en functies De ict-afdeling van het CIBAP bestaat uit drie personen: de ict-coördinator/hoofd systeembeheer, een systeembeheerder (Apple) en een applicatiebeheerder. Gezien het aantal computers in de instelling en de geboden functionaliteiten is dat niet veel. Momenteel wordt de taak- en functieverdeling besproken. Sinds kort is een digitale helpdesk ingericht. Knelpunten Volgens de ict-afdeling zijn er twee grote knelpunten in de ict-ondersteuning en -beheer, namelijk de afstemming tussen techniek en onderwijs en de beschikbare financiën voor hard- en software. Ict-ontwikkelingen worden in het CIBAP gebaseerd op gewenste onderwijskundige ontwikkelingen. Volgens de ict-afdeling wordt pas nadat besluiten zijn genomen, nagegaan of het technisch allemaal wel mogelijk is. Men mist hierbij een aanspreekpunt in de directie en vindt dat er te weinig wordt afgestemd. Volgens de docenten bestaan er op het gebied van ict-beheer en –ondersteuning nauwelijks echte knelpunten. Alleen de mate waarin zij zelf hun ict-problemen leren op te lossen, wordt door een relatief grote groep docenten (40%) als aanzienlijk knelpunt ervaren. Docenten over de interne ondersteuning De meeste docenten (59%) zijn tevreden over de technische ondersteuning bij de inzet van ict. Over de onderwijskundige ondersteuning is meer dan de helft van de docenten echter ontevreden.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
39
Ict-beheer en –ondersteuning in AOC-Limburg Fte’s en functies Het bureau Informatisering (de centrale ict-dienst) is verantwoordelijk voor het opzetten van netwerken en heeft beslissingsbevoegdheid op het gebied van systeembeheer en het vervangingsbeleid van hardware. Ook netwerk- en applicatiebeheer is hier onder gebracht. Decentraal werken op het aoc twee systeembeheerders die verantwoordelijk zijn voor het lokale systeem- en netwerkbeheer, het dagelijks beheer en onderhoud. Deze vallen formeel onder de betreffende locatiedirecteur, maar worden inhoudelijk door het bureau Informatisering aangestuurd. Gemiddeld is voor systeembeheer 0,7 fte beschikbaar per 100 computers. Er is een centrale ict-coördinator onderwijs en daarnaast heeft elke locatie een eigen ictcoördinator die verantwoordelijk is voor de afstemming tussen techniek en onderwijs. De functie en de formatieruimte van ict-coördinatoren is echter onduidelijk. Het gevoel ‘we zijn een vestiging van AOC-Limburg, we zijn één organisatie’ is volgens de medewerkers van het bureau Informatisering nog niet sterk ontwikkeld. Er wordt meer op locatieniveau gedacht dan op aoc-niveau. Knelpunten De systeembeheerders signaleren veel grote knelpunten. Met name de beschikbare financiën, de kennis van ict-medewerkers, de complexiteit van het beheer en de tijd die nodig is voor het oplossen van technische problemen. Voor mbo-docenten is de tijd waarin ict-problemen worden opgelost het belangrijkste probleem. Vmbo-docenten zien de mate waarin zij zelf hun ict-problemen leren op te lossen als belangrijkste knelpunt ten aanzien van ict-beheer en –ondersteuning. Docenten over de interne ondersteuning Docenten zijn (vooral in Roermond) over het algemeen behoorlijk tevreden over de interne technische en onderwijskundige ondersteuning vanuit de locatie bij de inzet van ict. Over de ondersteuning vanuit het aoc zijn de meeste docenten ontevreden.
40
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
4 Educatieve software
4.1 Samenvatting Aanbod digitale leermiddelen laat te wensen over, instellingen werken aan intern overzicht Vrijwel alle bve-instellingen (98%) beheren de licenties voor algemene software centraal. Voor educatieve software is dit, met uitzondering van de vakscholen veel minder vaak het geval, de licenties daarvan worden op 40 procent van de instellingen centraal beheerd. Op ongeveer de helft van de instellingen vindt dit gedeeltelijk centraal en gedeeltelijk decentraal plaats. Op de meeste bveinstellingen (88%) bestaat op centraal niveau dan ook een actueel overzicht van op de sectoren of opleidingen aanwezige algemene software. Bij de overige instellingen (alleen roc’s) is dit in ontwikkeling. Minder dan veertig procent van de instellingen heeft op centraal niveau een actueel overzicht van de intern aanwezige educatieve software. Ook dit is op vakscholen vaker het geval dan bij aoc’s en roc’s. Bijna de helft van de bve-instellingen is bezig met de inventarisatie van aanwezige digitale leermiddelen. Aan kennisuitwisseling over educatieve software wordt door de meeste bve-instellingen (78%) nog weinig aandacht besteed. Slechts op 22 procent van de instellingen vindt dit structureel plaats, op de aoc’s en vakscholen wat vaker dan op de roc’s. De bve-instellingen signaleren relatief veel knelpunten in het aanbod aan digitale leermiddelen. Vier van de voorgelegde aspecten worden op meer dan de helft van de instellingen als aanzienlijk knelpunt beschouwd. Het betreft: - de kosten van educatieve software (72%); - de aansluiting van educatieve toepassingen bij het onderwijs (68%); - de mogelijkheid om programma’s op maat te maken (57%); - de onderwijskundige kwaliteit van de toepassingen (55%). Deze percentages zijn ten opzichte van de vorige meting iets afgenomen. Uit de cases blijkt dat hierin wel grote verschillen bestaan tussen en binnen de instellingen. In de cases is aan docenten gevraagd een oordeel te geven over het aanbod van digitale leermiddelen. De meest docenten zijn zowel over de beschikbaarheid als de kwaliteit nauwelijks te spreken. Dit geldt met name voor software voor de beroepspraktijkvorming, maar ook de software voor algemene en beroepsgerichte vakken laat volgens veel docenten te wensen over. Tussen de 40 en 50 procent van de docenten ontwikkelt wel eens elektronisch materiaal voor de lessen, dit gebeurt echter zelden structureel. Elektronisch (les)materiaal voor de BPV en elektronische toetsen worden nog minder vaak door docenten ontwikkeld (meer dan 75% doet dit nooit).
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
41
4.2 Licentiebeheer In vrijwel alle bve-instellingen (98%) worden licenties voor algemene software geheel centraal beheerd. Voor educatieve software is dit veel minder vaak het geval, de licenties daarvan worden op 40 procent van de instellingen volledig centraal beheerd. Op ongeveer de helft van de instellingen vindt dit gedeeltelijk centraal en gedeeltelijk decentraal plaats. Bve 4.1 – Mate waarin licenties van software centraal worden beheerd, in procenten (n=41) 01/02 niet gedeeltelijk wel
algemene software
educatieve software
0 2 98
13 48 40
De verschillen tussen de onderwijstypen zijn gering. De vakscholen beheren vaker (vier van de zes) dan de roc’s en aoc’s ook de licenties voor educatieve software centraal.
4.3 Overzicht aanwezige software Op de meeste bve-instellingen (88%) bestaat op centraal niveau een actueel overzicht van op de sectoren of opleidingen aanwezige algemene software. Bij de overige instellingen (alleen roc’s) is dit in ontwikkeling. Ook dit is voor de educatieve software veel minder het geval. Minder dan veertig procent van de instellingen heeft hierover een actueel overzicht op centraal niveau. Wel is 45 procent hiermee bezig. Bve 4.2 – Mate waarin op centraal niveau een actueel overzicht van op sectoren/units aanwezige software bestaat, in procenten (n=41) 01/02 niet in ontwikkeling wel
algemene software
educatieve software
0 12 88
18 45 38
De vakscholen hebben vaker een centraal overzicht van de intern aanwezige educatieve software dan de roc’s en aoc’s.
42
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
4.4 Kennisuitwisseling Op de meeste bve-instellingen (78%) wordt (nog) weinig aandacht besteedt aan de uitwisseling van kennis over educatieve software. Slechts op 22 procent van de instellingen vindt kennisuitwisseling hierover structureel plaats, op de aoc’s en met name vakscholen meer dan op de roc’s (aoc’s 25%, vakscholen 50% en roc’s 15%). Bve 4.3 - Mate waarin structureel aandacht wordt besteed aan uitwisseling van kennis over educatieve software, in procenten (n=41) 01/02 nee in ontwikkeling ja
% 17 61 22
4.5 Knelpunten educatieve software De bve-instellingen signaleren relatief veel knelpunten in het aanbod aan digitale leermiddelen. Vier van de voorgelegde aspecten worden op meer dan de helft van de instellingen als behoorlijk tot groot knelpunt beschouwd. Het betreft: - de kosten van educatieve software (72%); - de aansluiting van educatieve toepassingen bij het onderwijs (68%); - de mogelijkheid om programma’s op maat te maken (57%); - de onderwijskundige kwaliteit van de toepassingen (55%). De beschikbaarheid van adequate toepassingen voor de beroepsspecifieke vakken, de uitwisselbaarheid van toepassingen en het overzicht op bestaande digitale leermiddelen vormen op meer dan 40 procent van de instellingen een probleem.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
43
Bve 4.4 – Knelpunten op het gebied van educatieve software, in procenten (01/02 n=40) groot kosten van educatieve software
31
aansluiting educatieve toepassingen bij onderwijs
20
mogelijkheid programma's op maat te maken
18
onderwijskundige kwaliteit van toepassingen
overzicht op bestaande educatieve toepassingen
overzicht op intern gebruikte toepassingen beheer van software beschikbaarheid netwerkversies
18
41
36
3 10
51
35
30
3
45
15
49
13
45
26
18
56
21
20%
3
43
36
0%
26
36
8
0
30
45
5
8
28
39
10
8
geen
48
13
beschikbaarheid toepassingen algemene vakken 3
enigszins
41
10
beschikbaarheid toepassingen beroepsger. vakken uitwisselbaarheid van educatieve toepassingen
behoorlijk
10
69
40%
60%
3
80%
100%
Hoewel de educatieve software nog steeds voor veel instellingen knelpunten oplevert, is het percentage instellingen dat deze als behoorlijk of groot omschrijft ten opzichte van de vorige meting iets afgenomen. Vooral de mogelijkheid om programma’s op maat te maken en de beschikbaarheid van netwerkversies worden minder vaak als aanzienlijk knelpunt ervaren (afname van respectievelijk 70% naar 57% en van 45% naar 29%). Ook de beschikbaarheid van adequate educatieve software wordt door minder docenten als behoorlijk tot groot knelpunt gezien (toen 61%, nu voor de beroepsgerichte vakken 49% en voor de algemene vakken 39%). De verschillen tussen de onderwijstypen zijn gering: aoc’s ervaren de genoemde punten minder vaak als behoorlijk tot groot knelpunt dan de roc’s, die op hun beurt weer minder vaak problemen ervaren dan de vakscholen. De rangorde van de knelpunten is voor alle instellingen gelijk.
44
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
4.6 Educatieve software: de cases Educatieve software in ROC A12 Oordeel over aanbod en kwaliteit Over het aanbod en de kwaliteit van educatieve software is men binnen de afdelingen/opleidingen van ROC A12 niet zo te spreken. Educatieve software voor de beroepspraktijkvorming wordt het minst positief beoordeeld: ruim 70 procent van de afdelingsdirecteuren en opleidingscoördinatoren vindt het aanbod onvoldoende en eenderde is niet tevreden over de kwaliteit ervan. Zelf ontwikkelen elektronische (les)materialen Volgens iets meer dan de helft van directeuren/coördinatoren wordt in hun afdelingen/opleidingen zelf digitaal materiaal voor de lessen ontwikkeld, maar bijna nergens meer dan incidenteel. Elektronisch (les)materiaal voor de BPV en elektronische toetsen worden zelden binnen de afdelingen/opleidingen ontwikkeld (77 tot 90% nooit). Knelpunten Hoewel het merendeel van de directeuren/coördinatoren niet bijzonder positief is over het aanbod en de kwaliteit van de bestaande educatieve software, ervaart men dit over het algemeen niet als een knelpunt bij de inzet van ict. Van de voorgelegde aspecten van educatieve software vormt er slechts één een behoorlijk knelpunt: 50 procent van de respondenten ziet de mogelijkheden van de programmatuur voor samenwerkend leren als probleem. Daarnaast worden de vakspecificiteit van de toepassingen, de aanpasbaarheid ervan aan het onderwijs, het overzicht van bestaande educatieve toepassingen en de beschikbaarheid van materiaal voor de beroepsspecifieke vakken in een aantal locaties gezien als obstakel bij de inzet van ict. Educatieve software in ROC van Amsterdam Oordeel over aanbod en kwaliteit Docenten van ROCvA zijn nauwelijks tevreden over het aanbod en de kwaliteit van educatieve software. Meer dan de helft van de docenten vindt het aanbod voor de algemene en beroepsgerichte vakken weliswaar voldoende, maar is tevens van mening dat het beter kan. De meeste docenten (meer dan 60%) zijn ronduit ontevreden over het aanbod van software voor de beroepspraktijk-vorming. De kwaliteit van de aangeboden software voor de gegeven vakken is volgens de meeste docenten (tussen 50% en 70%) slechts in beperkte mate voldoende. Ongeveer eenderde is hierover ontevreden. De kwaliteit van de software voor de BPV laat volgens de meerderheid (50 tot 60%) duidelijk te wensen over. Zelf ontwikkelen elektronische (les)materialen Docenten ontwikkelen zelf nauwelijks elektronisch materiaal voor de lessen. Slechts bij twee werkmaatschappijen gebeurt dit door meer dan 40 procent van de docenten, maar dan incidenteel. Meer dan 90 procent van de docenten ontwikkelt niet of hooguit incidenteel zelf elektronisch toetsen of digitaal materiaal voor de BPV. Knelpunten De meeste docenten van ROCvA ervaren grote knelpunten in het aanbod van digitale leermiddelen. Inhoudelijk verschillen de knelpunten per werkmaatschappij. Alleen het overzicht op de intern gebruikte software wordt overal door de meerderheid als problematisch ervaren.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
45
Educatieve software in het CIBAP Oordeel over aanbod en kwaliteit Slechts een kwart van de docenten is echt tevreden over de omvang van het aanbod aan educatieve software voor de beroepsgerichte en algemene vakken. De overige docenten achten verbetering wenselijk of vinden het aanbod zelfs onvoldoende. Dit geldt vooral voor de beroepspraktijkvorming waar de meeste docenten uitgesproken negatief zijn. De meeste docenten (55-60%) tonen zich hooguit beperkt tevreden over de kwaliteit van de beschikbare software voor de beroepsgerichte vakken en voor de beroepspraktijkvorming. Over de kwaliteit van de software voor de algemene vakken is de helft van de docenten echt ontevreden. Zelf ontwikkelen elektronische (les)materialen Een kwart van de docenten ontwikkelt zelf regelmatig digitaal materiaal voor de lessen en nog eens 18 procent doet dit incidenteel. In het kader van PGO wordt in toenemende mate elektronisch lesmateriaal ontwikkeld. Zo worden de blokboeken hiervoor, in samenwerking met een extern bureau, zelf ontwikkeld. Elektronisch (les)materiaal voor de BPV en elektronische toetsen worden zelden door docenten ontwikkeld: meer dan 85 procent van de docenten doet dit nooit. Knelpunten Ondanks het feit dat docenten over het algemeen niet echt positief zijn over het aanbod en de kwaliteit van de bestaande educatieve software, wordt dit door de meeste docenten niet of nauwelijks als een knelpunt voor de inzet van ict gezien. Slechts drie aspecten worden door meer dan 40 procent van de docenten als aanzienlijk knelpunt ervaren, te weten: de beschikbaarheid van software voor de beroepsspecifieke vakken, het overzicht op bestaande educatieve toepassingen en de vakspecificiteit van de toepassingen. Educatieve software in het AOC-Limburg Oordeel over aanbod en kwaliteit De meeste docenten van AOC-Limburg achten zowel de omvang als de kwaliteit van het aanbod aan educatieve software voor de algemene en beroepsgerichte vakken voor verbetering vatbaar. Veel docenten zijn ronduit ontevreden over het aanbod van software voor de beroepspraktijkvorming. Mbo-docenten zijn vaker tevreden over het aanbod en de kwaliteit van educatieve software dan vmbo-docenten. Zelf ontwikkelen elektronische (les)materialen Minder dan de helft van de docenten ontwikkelt wel eens zelf digitaal materiaal voor de lessen. Dit gebeurt hoofdzakelijk incidenteel en vooral op het mbo. Elektronische toetsen en vooral digitaal materiaal voor de beroepspraktijkvorming worden nog minder vaak ontwikkeld door docenten. Knelpunten In Roermond wordt alleen de vakspecificiteit van de digitale leermiddelen door meer dan de helft van de docenten als knelpunt beschouwd. In de andere locaties ervaart de meerderheid van de docenten (ongeveer 60%) meer knelpunten, met name de beschikbaarheid van software voor de beroepsspecifieke vakken, de mogelijkheden voor samenwerkend leren, de aansluiting bij de doelgroep en de aanpasbaarheid aan het onderwijs.
46
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
5 Vaardigheden en opvattingen
5.1 Samenvatting Didactische ict-vaardigheden stagneren; vooral tijd, scholingsbeleid en –aanbod probleem Naar schatting van de ict-managers en –coördinatoren beschikt iets meer dan de helft van de docenten (52%) over voldoende ict-basisvaardigheden. Het percentage docenten dat voldoende vaardig is om ict didactisch in te zetten, wordt gemiddeld lager ingeschat (32%). Deze cijfers zijn ongeveer gelijk aan die van vorig jaar. In de aoc’s en de sectoren techniek en economie&handel van de roc’s beschikt circa 60 procent van de docenten over voldoende ict-basisvaardigheden, tegenover (bijna) de helft in de sectoren zorg&welzijn en educatie. De vaardigheden van de docenten op de vakscholen worden het laagst ingeschat, hier is niet meer dan 40 procent volgens de ict-managers voldoende ict-basisvaardig. De verschillen tussen de instellingen en daarbinnen tussen de sectoren/units zijn minder groot dan bij de vorige meting. Doordat de schattingen van het percentage ict-vaardige docenten in de sectoren economie&handel en met name techniek minder positief zijn dan vorig jaar, zijn de percentages dichter bij elkaar komen te liggen. Wat betreft de didactisch vaardigheden met ict zijn de verschillen tussen de instellingen, net als vorig jaar, minder groot. Nagenoeg alle instellingen bieden docenten faciliteiten (tijd, onkostenvergoeding) voor scholing op het gebied van ict, 60 procent doet dit structureel. Ruim driekwart van de bve-instellingen stelt ict-scholing voor docenten verplicht, de helft van hen structureel en de andere incidenteel. Verder zijn ict-vaardigheden niet echt geïntegreerd in het personeelsbeleid: bij de meeste instellingen speelt ict-vaardigheid incidenteel een rol bij de aanname van nieuw personeel en is ict soms een onderwerp bij functioneringsgesprekken. In vrijwel alle instellingen (85%) wordt de beschikbare tijd voor de invoering van ict net als vorig jaar als belangrijkste knelpunt bij de inzet van ict in het onderwijs omschreven. Daarnaast worden ook de didactische vaardigheden van docenten met ict, de ict-basisvaardigheden van docenten en de aansluiting van ict-scholing en –ondersteuning op behoeften op meer dan de helft van de instellingen als aanzienlijk knelpunt ervaren (respectievelijk 76%, 69% en 53%). Uit de cases blijkt dat de beschikbare tijd ook voor docenten het meest voor problemen zorgt. Daarnaast worden ook het scholingsbeleid van de instelling en het kunnen volgen van actuele ontwikkelingen steeds door meer dan de helft van de docenten als knelpunt ervaren.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
47
In de cases is nader ingegaan op de ict-vaardigheden en –opvattingen van zowel docenten als cursisten. Docenten kunnen, naar eigen zeggen, vooral goed overweg met standaardapplicaties en internet en in iets mindere mate met vakspecifieke toepassingen en de inzet van ict bij de lesvoorbereiding. In alle cases geeft een meerderheid van de docenten aan niet of nauwelijks vaardig te zijn in het gebruik van elektronische toetsprogramma’s en ELO’s. De vaardigheden van docenten lopen binnen elk van de cases sterk uiteen: net als bij de vorige meting is bijna overal sprake van voorlopers en achterblijvers. In het ROC van Amsterdam zijn de verschillen tussen de werkmaatschappijen het grootst. In het afgelopen schooljaar zijn vooral de ict-basisvaardigheden toegenomen. Andere ict-vaardigheden, zoals het didactisch inzetten van ict, zijn veel minder toegenomen. Docenten zijn over het algemeen redelijk positief over ict in het onderwijs. Een ruime meerderheid ziet de meerwaarde ervan in en tussen de 30 en 40 procent vindt zichzelf ict-minded. Ook wordt het nut van ict voor de doelstellingen van de WEB door de meeste docenten onderschreven, vooral wat betreft zelfstandig leren. Opvallend is dat de meeste docenten zich niet tot de voorlopers met ict rekenen. Cursisten uit de bezochte instellingen vinden zichzelf behoorlijk vaardig met ict. Vrijwel alle cursisten kunnen, naar eigen inschatting, goed overweg met tekstverwerken, internet en e-mail. Meer specifieke toepassingen, zoals databases, spreadsheets en multimediatoepassingen, worden soms wel, soms niet beheerst. Cursisten zijn zeer positief over het gebruik van computers in het onderwijs. Meer dan driekwart van hen vindt leren met de computer leuk en vooral handig. De meeste cursisten zijn bovendien van mening dat de inzet van computers het onderwijs heeft veranderd. Vooral het gebruik van internet biedt nieuwe mogelijkheden: internet haalt de wereld en de beroepspraktijk in het onderwijs. De meeste cursisten zijn van mening dat de computer nog veel meer kan worden ingezet in de opleiding.
5.2 Ict-vaardigheden docenten Naar schatting van de ict-managers en –coördinatoren beschikt iets meer dan de helft van de docenten (52%) over voldoende ict-basisvaardigheden. Het percentage docenten dat voldoende vaardig is om ict didactisch in te zetten, wordt gemiddeld lager ingeschat (32%). Deze cijfers zijn ongeveer gelijk aan die van vorig jaar.
48
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 5.1 – Gemiddeld percentage docenten dat over voldoende ict-basisvaardigheden beschikt, resp. voldoende vaardig is om ict didactisch in te zetten didactisch ict-vaardig
ict-basisvaardig
aantal (n)
00/01
01/02
00/01
01/02
00/01
01/02
bve totaal
54
52
36
32
32
32
techniek
64
56
42
32
25
26
economie&handel
59
58
37
28
25
26
zorg&welzijn
44
46
26
32
25
26
educatie
49
50
35
33
24
26
aoc’s
59
60
40
38
5
7
vakscholen
43
40
33
27
3
5
De verschillen tussen de instellingen zijn aanzienlijk. In de aoc’s en de sectoren techniek en economie&handel van de roc’s is bijna 60 procent van de docenten (volgens de ict-managers en –coördinatoren) voldoende ict-basisvaardig. Bij de sectoren zorg&welzijn en educatie is dit zo’n 50 procent. De vaardigheden van de docenten op de vakscholen worden het laagst ingeschat, hier is 40 procent volgens de ict-managers voldoende ict-basisvaardig. Bij de didactische vaardigheden met ict zijn de verschillen minder groot. Gemiddeld wordt in alle sectoren van de roc’s en in de vakscholen rond de 30 procent van de docenten voldoende vaardig op dit terrein geacht. Alleen in de aoc’s ligt dit percentage hoger (38 procent). In 2000-2001 waren de verschillen tussen de sectoren en instellingen duidelijk groter. Doordat de schattingen van het percentage ict-vaardige docenten in de sectoren economie&handel en met name techniek minder positief zijn dan vorig jaar, zijn de gemiddelde percentages dichter bij elkaar komen te liggen.
5.3 Ict-scholing Nagenoeg alle instellingen bieden docenten faciliteiten (tijd, onkostenvergoeding) voor scholing op het gebied van ict, 60 procent doet dit structureel. Een kwart van de instellingen verplicht docenten nooit ict-scholing te volgen, bijna 40 procent doet dit soms en evenveel instellingen structureel. Op aoc’s en vakscholen komt het verplicht stellen van ict-scholing minder voor (40% doet dit nooit). Behalve via het faciliteren van ict-professionalisering, zijn de ict-vaardigheden niet echt geïntegreerd in het personeelsbeleid: bij de meeste instellingen speelt ict-vaardigheid soms een rol bij de aanname van nieuw personeel en is ict soms een onderwerp bij functioneringsgesprekken.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
49
Bve 5.2 - Wijze waarop ict-scholing en –vaardigheden van docenten centraal aan de orde worden gesteld, in procenten (01/02 n=42) 01/02 faciliteiten voor ict-scholing van docenten
nooit
soms
structureel
2
38
60
ict-scholing verplicht voor docenten
24
38
38
ict-vaardigheden criterium bij aanname nieuw personeel
12
71
17
ict onderwerp bij functioneringsgesprekken
12
71
17
5.4 Knelpunten bij ict-professionalisering In vrijwel alle instellingen (85%) wordt de beschikbare tijd voor de invoering van ict als behoorlijk tot zeer problematisch omschreven, een kwart noemt het zelfs een groot knelpunt. Ook in 2000-2001 vormde dit het belangrijkste knelpunt bij de invoering van ict. Daarnaast worden ook de didactische vaardigheden van docenten met ict, de ict-basisvaardigheden van docenten en de aansluiting van ict-scholing en – ondersteuning op behoeften op meer dan de helft van de instellingen als een behoorlijk of groot knelpunt ervaren (respectievelijk 76%, 69% en 53%). Bve 5.3 - Knelpunten bij het gebruik van ict in het primaire proces, in procenten (01/02 n=41) groot tijd voor invoering van ict in het onderwijs
54
aansluiting scholing/ondersteuning op behoeften 2
kwaliteit ict-scholing en -ondersteuning
15 24
54
15
10
0%
12
56
2 27
44 59
22
20%
2
44
37 29
5
0
44
34
5
40%
0 0
32
51
nascholingsaanbod ict-basisvaardigheden 0
geen
61
22
ict-basisvaardigheden van docenten
nascholingsaanbod ict en didactiek
enigszins
24
didactische vaardigheden met ict docenten
opvattingen van docenten over ict-gebruik
behoorlijk
60%
15
80%
100%
De verschillen tussen de instellingen zijn gering. Wel valt op dat de ictbasisvaardigheden van docenten op de aoc’s en vakscholen vaker een aanzienlijk knelpunt vormen dan op de roc’s (respectievelijk 88% en 59%).
50
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
5.5 Vaardigheden en opvattingen: de cases Vaardigheden en opvattingen in ROC A12 Docenten Vaardigheden docenten Naar schatting van de afdelingsdirecteuren en opleidingscoördinatoren is een ruime meerderheid van de docenten voldoende vaardig in het gebruik van internet en standaardapplicaties. Andere ict-toepassingen worden door sommige docenten wel en door andere niet beheerst. Het minst vaardig zijn de docenten in de inzet van elektronische toetsprogramma’s en het gebruik van een elektronische leeromgeving. De vaardigheden van de docenten van Educatie en Zorg&Welzijn worden iets lager ingeschat dan in de overige afdelingen het geval is. De deskundigheid op het gebied van ict-basisvaardigheden is het afgelopen jaar in de meeste teams redelijk tot sterk toegenomen (volgens 60% van de directeuren/coördinatoren). De tijd die beschikbaar is voor professionalisering is volgens de meerderheid (86%) van de directeuren/coördinatoren een belangrijk knelpunt. Ook het interne professionaliseringsbeleid, het scholingsaanbod rond ict en didactiek en het kunnen volgen van actuele ontwikkelingen worden door tussen de 50 en 60 procent als knelpunten aangemerkt. Opvattingen docenten Ict leeft redelijk binnen de organisatie, aldus de afdelingsdirecteuren en opleidingscoördinatoren. Meer dan eenderde van hen (35%) beschrijft de eigen afdeling/opleiding als behoorlijk tot zeer ict-minded. De meeste teams zijn overtuigd van de meerwaarde van ict voor de opleiding (volgens 81% van de directeuren/coördinatoren). Desondanks beschouwt men de eigen afdeling/opleiding meestal niet als voorloper met ict (82%) en heeft ict de visie op onderwijs binnen de meeste teams (72%) niet of nauwelijks veranderd. Het gebruik van ict wordt in de meeste teams gezien als tamelijk tot zeer nuttig voor de doelstellingen van de WEB, met name voor zelfstandig leren, de flexibilisering van het onderwijs en het leren van vaardigheden Cursisten Vaardigheden cursisten De cursisten van ROC A12 vinden zichzelf redelijk tot zeer vaardig met de computer. Vrijwel alle cursisten (90%) kunnen goed of zeer goed overweg met tekstverwerkingsprogramma’s en meer dan de helft van de cursisten beheerst programma’s voor gegevensbestanden, programma’s voor rekenbladen en multimediaprogramma’s. Dit laatste geldt vooral voor cursisten van het Ict-lyceum. Ook met e-mail en internet kunnen de meeste cursisten (75% of meer) goed overweg. Grafische programma’s en presentatieprogramma’s worden minder goed beheerst: meer dan de helft van de cursisten kan hier niet of nauwelijks mee omgaan. Opvattingen cursisten De cursisten zijn positief over het gebruik van de computer in het onderwijs. Computers zijn vooral erg handig (85%) en leren met de computer is leuk (76%). Veel cursisten (64%) zijn van mening dat de inzet van de computer het onderwijs heeft verbeterd. Met name het gebruik van internet biedt nieuwe mogelijkheden: internet haalt de wereld en de beroepspraktijk in het onderwijs en biedt de gelegenheid om met andere cursisten samen te werken. Of het gebruik van de computer het onderwijs ook echt anders en flexibeler maakt en cursisten daardoor meer kunnen leren, daarover zijn de meningen verdeeld. Ruim 60 procent van de cursisten ziet mogelijkheden om de computer nog veel meer in te zetten in de opleiding.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
51
Vaardigheden en opvattingen in ROC van Amsterdam Docenten Vaardigheden docenten Docenten van ROCvA zijn, naar eigen inschatting, behoorlijk vaardig met de computer. Dit geldt met name voor het gebruik van standaardapplicaties en internet, waar in alle werkmaatschappijen tussen de 80 en 90 procent van de docenten redelijk tot goed mee overweg kan. Meer dan de helft zegt daarnaast om te kunnen gaan met vakspecifieke toepassingen en met ict voor de lesvoorbereiding. De vaardigheden wat betreft het didactisch toepassen van ict en het gebruik van ict in de begeleiding van cursisten verschillen meer per werkmaatschappij. Het minst vaardig voelen de docenten zich in het gebruik van elektronische leeromgevingen en elektronische toetsprogramma’s (70 tot 90 procent niet of nauwelijks). In het afgelopen schooljaar zijn vooral de ict-basisvaardigheden van docenten toegenomen. Hierin blijken wel grote verschillen te bestaan tussen de werkmaatschappijen. Volgens de meeste docenten zijn de overige ict-vaardigheden, zoals de didactische ictvaardigheden, niet of nauwelijks toegenomen. De beschikbare tijd voor deskundigheidsbevordering, het interne scholingsbeleid en in iets mindere mate ook het volgen van actuele ontwikkelingen rond ict, worden door meer dan de helft van de docenten in alle werkmaatschappijen als belangrijk knelpunt voor de inzet van ict in het onderwijs ervaren. Opvattingen docenten Docenten zijn over het algemeen redelijk positief over ict in het onderwijs. Meer dan de helft van de docenten van ROCvA vindt zichzelf over het algemeen behoorlijk ict-minded. Tussen de 70 en 90 procent van de docenten ziet ict wel zitten en vindt dat ict meerwaarde heeft voor de opleiding. Het gebruik van ict wordt door de meeste docenten gezien als tamelijk tot zeer nuttig voor de doelstellingen van de WEB, met name voor zelfstandig leren, de flexibilisering van het onderwijs en het leveren van maatwerk. Het belang van ict voor het leren van vaardigheden en praktijkgericht leren wordt door minder docenten onderschreven. Cursisten Vaardigheden cursisten De ict-vaardigheden van cursisten van de verschillende werkmaatschappijen lopen sterk uiteen, met name wat betreft de beheersing van specifieke toepassingen (25 tot 60 procent redelijk tot zeer vaardig). Vrijwel overal (op één werkmaatschappij na) zegt meer dan de helft van de cursisten overweg te kunnen met tekstverwerking, internet en e-mail. Ook hierin bestaan wel duidelijke verschillen tussen de werkmaatschappijen. Opvattingen cursisten De meeste cursisten vinden het werken met de computer leuk (tweederde tot bijna 90%) en nuttig (ongeveer de helft tot driekwart). De meerderheid van de cursisten vindt dat er veel meer met ict gewerkt zou kunnen worden in de opleiding. Wel blijken de opvattingen per werkmaatschappij te verschillen. Opvallend is dat cursisten van één werkmaatschappijen met hoofdzakelijk techniekopleidingen het minst positief over ict zijn. Minder dan de helft van deze cursisten is van mening dat computers nuttig zijn in het onderwijs.
52
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Vaardigheden en opvattingen in het CIBAP Docenten Vaardigheden docenten De docenten van het CIBAP voelen zich behoorlijk vaardig in het gebruik van de computer, met name wat betreft internet, standaardapplicaties en vakspecifieke toepassingen alsook in de toepassing van ict in de lesvoorbereiding. Meer dan tweederde van de docenten acht zichzelf hierin redelijk tot zeer vaardig. Over de didactische inzet van ict en het gebruik van ict in de begeleiding van cursisten voelen veel docenten (50%) zich onzeker. De meeste docenten geven aan niet overweg te kunnen met elektronische leeromgevingen en elektronische toetsprogramma’s (respectievelijk 65% en 73%). De deskundigheid op het gebied van ict-basisvaardigheden is in het afgelopen schooljaar volgens bijna de helft van de docenten redelijk tot sterk toegenomen. Verder zijn bij ongeveer eenderde van de docenten de didactische vaardigheden met ict redelijk toegenomen. De vaardigheden digitale lesmaterialen te ontwikkelen of te selecteren zijn in de afgelopen periode niet of nauwelijks vergroot. Het grootste knelpunt ten aanzien van deskundigheidsbevordering rond ict is volgens de docenten de tijd die hiervoor beschikbaar is (61% acht dit een behoorlijk tot groot knelpunt). Daarnaast worden het volgen van actuele ontwikkelingen rond ict en het interne professionaliseringsbeleid door rond de helft als problematisch ervaren. Opvattingen docenten De meeste docenten zien ict wel zien zitten en vinden dat ict meerwaarde heeft voor het eigen onderwijs (respectievelijk 70% en 52%). Veertig procent van de docenten omschrijft zichzelf als ict-minded. Ondanks de over het algemeen positieve houding ten aanzien van ict beschouwen de meeste docenten (84%) zich niet of nauwelijks als voorloper met ict en is de visie op onderwijs bij 80 procent van de docenten hooguit een beetje veranderd door ict. Wel blijken de meeste docenten de inzet van ict als tamelijk tot zeer nuttig te beoordelen voor de realisatie van de doelstellingen van de WEB, met name voor zelfstandig en praktijkgericht leren. Cursisten Vaardigheden cursisten Ook de cursisten van het CIBAP achten zichzelf behoorlijk vaardig in het gebruik van computers. Vrijwel alle cursisten beheersen tekstverwerkingsprogramma’s goed tot zeer goed en het merendeel kan goed overweg met internet en e-mail. Ook multimediaprogramma’s worden veelal beheerst (61% goed tot zeer goed). Voor de overige specifieke toepassingen geldt dit veel minder, vooral als het gaat om het gebruik van rekenbladen en gegevensbestanden. De mate waarin cursisten specifieke toepassingen zeggen te beheersen, hangt samen met de aard van de opleidingen binnen de afdelingen: cursisten van de afdeling Reclame, Presentatie en Communicatie voelen zich vaker bedreven in het gebruik van grafische pakketten en multimediaprogramma’s dan die van Interieur, Verf en Management. Opvattingen cursisten De cursisten zijn zeer positief over het gebruik van computers in het onderwijs. Computers zijn vooral erg handig (95%) en leren met de computer is leuk (72%). Veel cursisten zijn van mening dat de inzet van computers het onderwijs heeft verbeterd (62%). Met name internet is van invloed: het haalt de wereld en de beroepspraktijk in het onderwijs (45-50%). Cursisten verschillen meer van mening over de vraag of door het gebruik van computers ook meer geleerd wordt en het onderwijs flexibeler wordt. Een groot deel van de cursisten (62%) meent wel dat de eigen opleiding zonder de inzet van ict niet mogelijk is en ongeveer de helft ziet mogelijkheden om de computer nog veel meer in te zetten in het onderwijs.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
53
Vaardigheden en opvattingen in het AOC-Limburg Docenten Vaardigheden docenten Docenten van AOC-Limburg zijn, naar eigen inschatting, behoorlijk vaardig met de computer. Dit geldt met name voor het gebruik van standaardapplicaties, internet en vakspecifieke toepassingen, waar in alle locaties tussen de 85 en 96 procent van de docenten redelijk tot goed mee overweg kan. Meer dan de helft van de docenten zegt daarnaast in staat te zijn om ict in te zetten bij de lesvoorbereiding. Het minst vaardig voelen de docenten zich in het gebruik van elektronische leeromgevingen en elektronische toetsprogramma’s (75 tot 90 procent niet of nauwelijks). In het afgelopen schooljaar zijn de ict-basisvaardigheden van veel docenten behoorlijk toegenomen. Volgens de meeste docenten zijn andere ict-vaardigheden niet of nauwelijks toegenomen. In het mbo zijn verhoudingsgewijs meer docenten ict-vaardiger geworden dan in het vmbo. De beschikbare tijd voor deskundigheidsbevordering, het interne scholingsbeleid en het volgen van actuele ontwikkelingen rond ict zijn voor meer dan de helft van de docenten aanzienlijke knelpunten. Opvattingen docenten Tussen de 40 en 50 procent van de docenten noemt zich ict-minded. De meeste van hen zien ict wel zitten en vinden ook dat ict meerwaarde heeft voor de opleiding. Dit geldt met name voor mbo-docenten. Vmbo-docenten zijn minder vaak positief: meer dan de helft van de vmbo-docenten acht zich niet of nauwelijks ict-minded en slechts een enkeling ziet zichzelf als voorloper op dit gebied. Toch ziet ook in het vmbo de meerderheid van de docenten ict wel zitten en is overtuigd van de meerwaarde ervan voor het onderwijs. Het gebruik van ict wordt door de meeste docenten gezien als tamelijk tot zeer nuttig voor de doelstellingen van de WEB, met name voor zelfstandig leren, praktijkgericht leren en flexibilisering van het onderwijs. Mbo-docenten vinden ict vooral nuttig voor het realiseren van zelfstandig leren en de flexibilisering van het onderwijs, terwijl in het vmbo ict naast zelfstandig leren vooral voor praktijkgericht leren en het leren van vaardigheden van belang wordt geacht. Cursisten Vaardigheden cursisten De cursisten (locatie Roermond) vinden zichzelf redelijk vaardig met de computer. Driekwart van de cursisten kan goed tot zeer goed overweg met tekstverwerkingsprogramma’s en meer dan de helft geeft aan vaardigheden op het gebied van internet en e-mail te beheersen. Met specifieke toepassingen zoals spreadsheets, databases en grafische programma’s kunnen veel minder cursisten goed overweg (60 en 68 procent hooguit een beetje). Mbo-cursisten achten zich ict-vaardiger dan vmbo-cursisten. Opvattingen cursisten Cursisten zijn over het algemeen positief over het gebruik van de computer in het onderwijs. Leren met computers is leuk (69%) en nuttig: 65 procent vind computers erg handig. Dit alles betekent echter niet dat de opleiding onmogelijk is zonder ict (54% oneens). Wel is het onderwijs door ict volgens een meerderheid van de cursisten (55%) verbeterd en wezenlijk anders geworden (53%). Met name het gebruik van internet heeft invloed volgens de cursisten: met internet komt de wereld in het onderwijs. Of het gebruik van computers het onderwijs flexibeler maakt en cursisten meer leren door de inzet van ict, daarover zijn de meningen verdeeld. Opvallend is dat in het vmbo meer cursisten leren met de computer leuk vinden en vinden dat het onderwijs flexibeler is ingericht door ict dan in het mbo.
54
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
6 Ict in management
6.1 Samenvatting Standaardisering en koppeling informatiesystemen zet door Net als vorig jaar is het efficiënter inrichten van managementprocessen voor de meeste bve-instellingen een belangrijk motief voor de invoering van ict. Standaardisatie en koppeling van administratieve systemen is hierin een belangrijk aspect. Het percentage instellingen waar de administratieve systemen niet gekoppeld zijn, is in vergelijking met vorig jaar afgenomen van 36 tot 24 procent. De helft van de bve-instellingen heeft elektronische koppelingen tot stand gebracht tussen de informatie uit de verschillende pakketten (tegenover een kwart vorig jaar). Minder instellingen kiezen voor de invoering of ontwikkeling van één integraal systeem dan in 2000-2001. Vooral de aoc’s hebben een inhaalslag gemaakt: waar vorig jaar nog 50 procent de administratieve systemen niet had gekoppeld is dat nu nog maar bij 14 procent het geval. De vakscholen zijn bijna allemaal bezig met de ontwikkeling van één integraal systeem of hebben dat al. Ook in de cases wordt het belang dat wordt gehecht aan adequate managementinformatiesystemen duidelijk. Men wil vooral ook dat de systemen het onderwijsproces en de docenten gaan ondersteunen. Alleen bij ROC A12 zijn de administratieve systemen al gekoppeld, via een datawarehouse. In de overige instellingen is men hier nog volop mee bezig. Door het CIBAP wordt aangegeven dat het vinden van een passend systeem voor deze kleine vakinstelling problematisch is. Dit wordt hier als één van de belangrijkste knelpunten bij de invoering van ict gezien. Net als bij de vorige meting (2000-2001) beschikt tweederde van de instellingen over een interne website. Dit geldt in iets mindere mate voor de roc’s (61%) dan voor de aoc’s (75%) en de vakscholen (100%). De interne websites zijn doorgaans vooral ingericht als informatievoorziening voor medewerkers en zijn over het algemeen alleen toegankelijk voor medewerkers. Wel zijn veel instellingen bezig ook voor deelnemers een interne site in te richten. De ontwikkeling van intranet en het meer toegankelijk maken voor cursisten wordt ook geïllustreerd in de cases. De inzet van ict in de interne en externe communicatie wordt in alle instellingen sterk gestimuleerd, niet in de laatste plaats om zo de drempel voor ict-gebruik door docenten te verlagen.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
55
6.2 Ict in interne informatievoorziening Vrijwel alle instellingen hadden in 2000-2001 een (redelijk) professionele website op internet. In de huidige ICT-onderwijsmonitor is hier daarom niet opnieuw naar gevraagd. Wel is nagegaan of de instellingen over een interne website (intranet of een besloten deel op de internetsite) beschikken en welke functie deze vervult. Net als bij de vorige meting (2000-2001) beschikt tweederde van de instellingen over een interne website. Dit geldt in iets mindere mate voor de roc’s (61%) dan voor de aoc’s (75%) en de vakscholen (100%). De interne websites zijn doorgaans vooral ingericht als informatievoorziening voor medewerkers. De meeste sites omvatten een overzicht van medewerkers (namen en e-mail), informatie over lopende projecten, over arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden, berichten van de MR en veelal verslagen van vergaderingen. De sites zijn over het algemeen alleen toegankelijk voor medewerkers en niet voor deelnemers. Wel zijn veel instellingen bezig ook voor deelnemers een interne site in te richten.
6.3 Koppeling informatiesystemen In 2000-2001 constateerden we dat het efficiënter inrichten van managementprocessen voor de meeste bve-instellingen een belangrijk motief was voor de invoering van ict. Ook dit jaar staat dit op de beleidsagenda van 85 procent van de instellingen, bij de helft met hoge prioriteit. Standaardisatie en koppeling van administratieve systemen is hierin een belangrijk aspect. In vergelijking met vorig jaar is het percentage instellingen waar de administratieve systemen niet gekoppeld zijn, afgenomen van 36 tot 24 procent. De helft van de bveinstellingen heeft een elektronische koppeling tot stand gebracht tussen de informatie uit de verschillende pakketten (tegenover een kwart vorig jaar). Minder instellingen kiezen voor de invoering of ontwikkeling van één integraal systeem dan in 2000-2001. Bve 6.1 – Mate van koppeling van management- en administratieve systemen, in procenten (00/01 n=36; 01/02 n=38) 00/01
01/02
gebruikte systemen zijn niet gekoppeld
36
24
elektronische koppeling van informatie uit verschillende systemen
25
50
bezig met de invoering van een integraal systeem (ERP)
22
18
systemen zijn al vergaand geïntegreerd
17
8
56
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Vooral de aoc’s hebben een inhaalslag gemaakt: waar vorig jaar nog 50 procent de administratieve systemen niet had gekoppeld is dat nu nog maar bij 14 procent het geval. De vakscholen zijn bijna allemaal (vijf van de zes) bezig met de ontwikkeling van één integraal systeem of hebben dat al.
6.4 Houding van managers ten aanzien van ict In 60 procent van de bve-instellingen maken alle managers veelvuldig gebruik van ict in hun werk. In 40 procent van de instellingen geldt dit maar voor een deel van de managers. Vrijwel overal is tenminste een deel van de managers ictminded en spelen (sommige) managers een actieve rol bij de invoering van ict. Hierin bestaan geen verschillen tussen roc’s, aoc’s en vakscholen. Bve 6.2 – Houding managers ten aanzien van ict, in procenten (01/02 n=41) (vrijwel) niemand
een deel
(vrijwel) iedereen
managers maken veelvuldig gebruik van ict in hun werk
0
42
59
managers zijn ict-minded
5
73
22
managers bevorderen invoering van ict in hun team
5
73
22
01/02
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
57
6.5 Ict in management: de cases Ict in management: ROC A12 Administratieve en managementsystemen ROC A12 heeft geen integraal systeem voor administratieve en managementprocessen. Er wordt met verschillende systemen gewerkt die gedeeltelijk centraal worden beheerd en zijn gekoppeld aan een datawarehouse. Het betreft systemen voor leerlingenadministratie, financiële administratie, personeelsadministratie en managementinformatie. Dagelijks worden de gegevens vanuit deze systemen uit de verschillende locaties in het datawarehouse gedownload, zodat op centraal niveau altijd actuele informatie beschikbaar is. Voor zover relevant, zijn gegevens via intranet ook toegankelijk voor docenten. Interne informatievoorziening De inzet van ict in de interne informatievoorziening is één van de speerpunten in het beleid. Aan de ontwikkeling van intranet is veel aandacht besteed. Er is een eigen intranetapplicatie ontwikkeld, die ook in andere roc’s wordt geïmplementeerd. Via het intranet is onder andere nieuws, personeelsinformatie, intramail en informatie over lopende projecten beschikbaar. Het intranet is op alle colleges toegankelijk voor docenten, het gebruik ervan wisselt per locatie. Op één locatie is intranet ook toegankelijk voor cursisten. Hier is intranet voor deelnemers heel vanzelfsprekend en wordt (waar mogelijk) veel gebruikt, vooral voor cijferregistratie, roosters en communicatie met andere deelnemers. Website De website van ROC A12 (http://www.a12.nl) biedt buitenstaanders uitgebreide informatie. Behalve algemene informatie over de instelling bestaat de mogelijkheid om via de opleidingendatabase een passende opleiding te zoeken en vacatures te raadplegen. Ict in management: ROC van Amsterdam Administratieve en managementsystemen Het ROCvAm is bezig met de implementatie van het pakket PeopleSoft SA (Student Administration). Inmiddels verloopt de deelnemersadministratie en de facturering van de onderwijsbijdrage via PeopleSoft SA. Verder is een begin gemaakt met de implementatie van de module resultatenbeheer deelnemers. Voor de overige administratieve zaken worden verschillende toepassingen gebruikt, deels centraal en deels verschillend per werkmaatschappij. De gebruikte systemen zijn onderling niet of nauwelijks gekoppeld. Met Cap Gemini wordt gewerkt aan een datawarehouse. Het standaardiseren van de werkpakketten voor de administratieve organisatie is een belangrijk aandachtspunt. Interne informatievoorziening Ict-gebruik in de interne informatievoorziening is volop in ontwikkeling. Intranet is toegankelijk voor het personeel en dient vooral voor interne communicatie via nieuwsvoorziening, informatiebulletins en discussiefora. Er ligt een nieuw plan voor intranet waarbij vanuit ‘pleinen’ wordt geredeneerd. De bedoeling is dat er ook een cursistenplein komt. Website De website http://www.rocva.nl biedt informatie voor ouders en cursisten, een opleidingendatabase en een online decanennetwerk. Vanuit het programma E-ROCvA wordt gewerkt aan de ontwikkeling van één webportal voor het gehele ROCvA.
58
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict in management: CIBAP Administratieve en managementsystemen Op het CIBAP wordt met verschillende, geautomatiseerde, administratieve systemen gewerkt die wel centraal worden beheerd, maar onderling niet zijn gekoppeld. Daardoor ontbreekt actuele en samenhangende managementinformatie. Dit wordt door het management als één van de grootste knelpunten bij de invoering van ict gezien. Het blijkt voor het CIBAP moeilijk om hiervoor een passend systeem te vinden. Interne informatievoorziening In de interne communicatie wordt door docenten en managers veelvuldig gebruik gemaakt van ict, met name van e-mail en intranet. Op dit moment zijn op intranet onder andere roosters en de zelf ontwikkelde PGO-blokboeken beschikbaar. De verdere ontwikkeling van intranet is een belangrijk aandachtspunt voor de instelling. Men wil informatie meer toegankelijk maken voor docenten en cursisten. Voor de ict-afdeling staat veiligheid hierbij echter voorop: men wil ‘niemand door de poort laten’. Website Ook in de externe informatievoorziening (website) speelt ict een belangrijke rol. De website (http://www.cibap.nl) biedt behalve algemene informatie over de verschillende opleidingen en richtingen ook voorbeelden van leerlingenwerk. Daarnaast kan men zich aanmelden voor cursussen en opleidingen en kan het rooster worden geraadpleegd. Ict in management: AOC-Limburg Administratieve en managementsystemen AOC-Limburg is in toenemende mate overtuigd geraakt van de mogelijkheden van ict in management- en administratieve processen. De meeste processen zijn geautomatiseerd maar de systemen zijn onderling niet of nauwelijks gekoppeld. De systemen voor leerlingenadministratie (nOISe), financiële administratie en personeelsadministratie worden centraal beheerd. Roostering en verzuimregistratie vinden decentraal plaats. Interne informatievoorziening De inzet van ict in de interne informatievoorziening is een centraal aandachtspunt in AOC-Limburg. Het concreet invulling geven aan intranet door middel van Livelink1, (zowel organisatorisch als onderwijsinhoudelijk) is één van de speerpunten in het beleid. Opvallend is dat ict-coördinatoren minder enthousiast zijn over Livelink. Naast Livelink beschikt AOC-Limburg ook over een eigen intranet met informatie van en voor cursisten. Op vrijwel alle locaties wordt volgens de ict-coördinatoren veelvuldig gebruik gemaakt van e-mail voor de interne communicatie, met name door managers. Website De website van het aoc (http://www.aoc-limburg.nl) biedt buitenstaanders onder andere algemene informatie en gegevens over AOC-Limburg en geeft (toekomstige) cursisten de mogelijkheid om via de opleidingendatabase een passende opleiding te zoeken.
1
Livelink is een webbased toepassing voor o.a. samenwerken op afstand. De aoc’s hebben gezamenlijk, in samenwerking met de AOC Raad en het ministerie van LNV met Livelink een portal ingericht.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
59
60
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
7 Ict in onderwijsondersteunende processen
7.1 Samenvatting Leerlingvolgsystemen, ELO’s en elektronisch toetsen staan op de agenda De inzet van ict in de ondersteunende processen is vooral administratief. Ict speelt met name een belangrijke rol bij de registratie van studieloopbanen (vastleggen afgeronde kwalificaties, leerresultaten, uitstroom en leerroute). Ict wordt het minst ingezet bij de aanmelding voor toetsen en voor modules: gemiddeld 80 procent van de instellingen maakt hierbij niet of nauwelijks gebruik van ict. In vergelijking met vorig jaar is hierin niet veel veranderd. Elektronische leeromgevingen (ELO’s) staan net als bij de vorige meting sterk in de belangstelling in de bve-sector: tweederde van de instellingen heeft plannen ermee te gaan werken of experimenteert met één of meer ELO’s. Slechts een kwart van de instellingen is bezig met de implementatie van een ELO of heeft dat al gedaan. Hoewel het elektronisch toetsen in de bve-sector over het algemeen nog in de kinderschoenen staat, zien we ten opzichte van vorig jaar enige ontwikkeling. Verhoudingsgewijs méér instellingen hebben inmiddels een begin gemaakt met (aspecten van) elektronisch toetsen en het percentage dat er structureel mee bezig is, is licht toegenomen. De grootste toename doet zich voor bij de invoering van een elektronisch toetssysteem: 83 procent werkt daaraan, waarvan 32 procent structureel. Dit was respectievelijk 69 procent en 22 procent in 20002001. Dit geldt met name voor de roc’s (toename van 28% naar 44% structureel). Het zijn ook vooral roc’s die verder zijn met de ontwikkeling en/of het gebruik van toets- of itembanken. Slechts enkele bve-instellingen zijn structureel bezig met beeldschermafname en online toetsen. In alle cases staat de ontwikkeling en invoering van een (centraal) leerlingvolgsysteem hoog op de beleidsagenda. Erg ver is men er nog niet mee. Het ROC van Amsterdam ziet dit als volgende belangrijke stap bij de implementatie van PeopleSoft. Het CIBAP is op zoek naar een geschikt systeem en loopt ook hierbij tegen het probleem aan dat bestaande systemen veelal ontwikkeld zijn voor andere onderwijssoorten. Ook de sterke belangstelling voor ELO’s en elektronisch toetsen zien we op beleidsniveau terug in de cases. Alleen het CIBAP geeft aan geen plannen in deze richting te hebben.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
61
7.2 Rol ict in onderwijsondersteunende processen De inzet van ict in de ondersteunende processen is vooral administratief. Ict speelt met name een belangrijke rol bij de registratie van studieloopbanen (vastleggen afgeronde kwalificaties, leerresultaten, uitstroom en leerroute). Voor de roc’s geldt dit iets minder dan voor de aoc’s en de vakscholen. Ict wordt het minst ingezet bij de aanmelding voor toetsen en voor modules: gemiddeld 80 procent van de instellingen maakt hierbij niet of nauwelijks gebruik van ict. In vergelijking met vorig jaar is hierin niet veel veranderd. Bve 7.1 – De rol van ict in onderwijsondersteunende processen, in procenten (01/02 n=41) belangrijke rol registratie afgeronde (deel)kwalificaties
enigszins
niet of nauwelijks
83
registratie resultaten per module
12
68
volgen uitstroom van deelnemers
24
59
registratie leerroute
22
44
verzuimregistratie deelnemers
intake en assessment
20
49
aanleggen deelnemerportfolio's
10 7
collegiale kennisuitwisseling
5
uitwisselen lesmaterialen
5
aanmelding toetsen
5
aanmelding modules
5
individuele trajectplanning 2 0%
32 32
58
10
studieplanning door deelnemers
33
51
15
opslag stageverslagen
17
45
17
stageplaatsen (stagebank)
22
51
23
beroepskeuzeadvisering
20
34
32
stagebegeleiding
5 7
28
39
51
34
56
24
68 50
45
46
49
15
80
13
82 42
20%
56
40%
60%
80%
100%
7.3 Inzet elektronische leeromgeving/teleleerplatform Elektronische leeromgevingen (ELO’s) staan in de belangstelling in de bvesector: tweederde van de instellingen heeft plannen ermee te gaan werken of experimenteert met één of meer ELO’s. Slechts een kwart van de instellingen is bezig met de implementatie van een ELO of heeft dat al gedaan. Deze percentages zijn nagenoeg onveranderd sinds vorig jaar en verschillen nauwelijks tussen de roc’s, aoc’s en vakscholen.
62
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 7.2 – Invoering ELO, in procenten (00/01 n=36; 01/02 n=41) 00/01
01/02
niet ingezet, geen plannen in die richting
6
10
van plan een ELO in te gaan zetten
31
27
wordt geëxperimenteerd met één of meer ELO’s
42
39
bezig met de implementatie van een ELO
14
10
8
15
hebben een ELO geïmplementeerd
7.4 Elektronisch toetsen Hoewel het elektronisch toetsen in de bve-sector over het algemeen nog in de kinderschoenen staat, zien we ten opzichte van vorig jaar enige ontwikkeling. Verhoudingsgewijs méér instellingen hebben inmiddels een begin gemaakt met (aspecten van) elektronisch toetsen en het percentage dat er structureel mee bezig is, is licht toegenomen. De grootste toename doet zich voor bij de invoering van een elektronisch toetssysteem: 83 procent werkt daaraan, waarvan 32 procent structureel. Dit was respectievelijk 69 procent en 22 procent in 20002001. Dit geldt met name voor de roc’s (toename van 28% naar 44% structureel). Het zijn ook vooral roc’s die verder zijn met de ontwikkeling en/of het gebruik van toets- of itembanken. Op bijna alle aoc’s en vakscholen verkeert dit in een beginfase. Slechts enkele bve-instellingen zijn structureel bezig met beeldschermafname en online toetsen. Dit zijn hoofdzakelijk instellingen die ook op de andere gebieden structureel bezig zijn met de invoering van elektronisch toetsen. Bve 7.3 – Invoering elektronisch toetsen, in procenten (00/01 n=36; 01/02 n=41)
ontwikkeling elektr. toets-/ itembanken gebruiken bestaande toets-/ itembanken*
00/01
01/02
niet of in kinder- structunauweschoenen reel lijks
niet of in kinder- structunauweschoenen reel lijks
19
61
19
13
63
25
--
--
--
20
49
32
invoering elekt. toetssysteem
31
47
22
18
50
33
beeldschermafname
42
47
11
42
44
15
online toetsen
44
47
8
32
54
15
*in 2000/2001 niet gevraagd.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
63
7.5 Ict in onderwijsondersteunende processen: de cases Ict in onderwijsondersteunende processen: ROC A12 Ict in onderwijsondersteunende processen De inzet van ict in de onderwijsondersteunende processen is in ROC A12 minder ver gevorderd dan voor de administratieve en managementprocessen het geval is. De onderwijsondersteunende processen zijn minder centraal georganiseerd en de verschillen tussen de locaties zijn groot. Het volgen van leerresultaten is op ROC A12 wel geautomatiseerd, maar wordt niet centraal beheerd. De gebruikte applicaties verschillen per locatie. Het Technisch College is hierin duidelijk voorloper. Dit college heeft een cijferregistratie on-line, gekoppeld aan OER-on-line en het datawarehouse. De planning is om dit ook in de overige locaties door te voeren. Op het gebied van studievoorlichting is op centraal niveau een opleidingendatabase ontwikkeld. Via internet kunnen (toekomstige) deelnemers informatie krijgen over de beschikbare opleidingen en kan in de database gezocht worden naar een passende opleiding. Voor intake en assessment, studieplanning en BPV is de inzet van ict op dit moment nog beperkt. Wel worden op het terrein van intake en assessment en BPV binnenkort pilots gestart. ELO en elektronisch toetsen Elektronische leeromgevingen staan behoorlijk in de belangstelling in ROC A12. Sinds vorig jaar wordt geëxperimenteerd met twee ELO’s (HOLO-E en Koepel). Deze systemen zijn destijds onder begeleiding van Cinop in overleg met docenten en ict-coördinatoren uitgekozen. Inmiddels wordt duidelijk dat uiteindelijk toch niet voor deze systemen zal worden gekozen. Dit betekent echter niet dat docenten en coördinatoren minder gemotiveerd zijn. Uit de opgedane ervaringen met HOLO-E en Koepel is duidelijk geworden wat niet werkt en waarom niet. Op basis hiervan denkt men in de toekomst een betere keuze voor een nieuw platform te kunnen maken. Voor elektronisch toetsen wordt in de hele instelling Question Mark Perception ingezet. Hiervoor is scholing georganiseerd voor docenten. Ook beeldschermafname staat volop in de belangstelling, hiervoor is op centraal niveau recentelijk een project gestart. Dit project verkeert nog in een beginstadium. Wel worden in de Ict-opleidingen al CISCOexamens afgenomen via het scherm.
64
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict in onderwijsondersteunende processen: ROC van Amsterdam Ict in onderwijsondersteunende processen Bij de onderwijsondersteunende processen wordt gestreefd naar standaardisering, met name van een leerlingvolgsysteem. Op dit moment werken de werkmaatschappijen nog veel met eigen systemen, maar de bedoeling is dat uiteindelijk alles via PeopleSoft gaat lopen. Na de deelnemerregistratie wordt op dit moment gewerkt aan de implementatie van de module resultatenbeheer leerlingen (het leerlingvolgsysteem verkeert in een beginstadium). Voor intake en assessment, studieplanning en BPV is de inzet van ict op dit moment nog beperkt. ELO en elektronisch toetsen De invoering van elektronische leeromgevingen is één van de thema’s van de projectgroep e-learning. Uit de inventarisatie bij de werkmaatschappijen bleek dat het (verder) experimenteren met ELO’s door veel werkmaatschappijen wenselijk werd geacht. De meeste werkmaatschappijen hadden een voorkeur voor Blackboard. Hiermee zijn projecten gestart. Eind 2002 zullen de ervaringen worden besproken en zal worden besloten welke stappen verder zullen worden gezet. De implementatie van elektronisch toetsen staat nog in de kinderschoenen. Wel is een deel van het ROCvA gestart met Question Mark Perception. De eerste ervaringen zijn positief en docenten en het managementteam zijn enthousiast om hiermee verder te gaan. Ict in onderwijsondersteunende processen: CIBAP Ict in onderwijsondersteunende processen Voor de onderwijsondersteunende processen wordt gebruik gemaakt van diverse systemen en toepassingen, die onderling niet gekoppeld zijn. De invoering van onderwijsondersteunende pakketten, met name een geschikt leerlingvolgsysteem, is een belangrijk aandachtspunt voor het MT. Het volgen van leerresultaten is momenteel slechts ten dele geautomatiseerd. Probleem daarvan is dat het huidige systeem niet is ontwikkeld voor het beroepsonderwijs maar voor het voortgezet onderwijs. Er wordt gezocht naar een nieuw, beter passend systeem. Op het gebied van studieplanning, studievoorlichting, intake en assessment en BPV is de inzet van ict beperkt. Wel wordt ict in de BPV regelmatig ingezet in de communicatie tussen stagedocenten en cursisten. ELO en elektronisch toetsen Het CIBAP maakt geen gebruik van een ELO en heeft ook geen plannen in deze richting. Ook voor elektronisch toetsen bestaat binnen het CIBAP weinig belangstelling. Dit vloeit grotendeels voort uit de invoering van PGO op de instelling. Daarbinnen wordt namelijk nauwelijks meer getoetst. Tevens speelt een rol dat het CIBAP één van de weinige instellingen is op het vakgebied. Een gezamenlijke itembank op landelijk niveau is daardoor niet haalbaar en/of lonend. Het CIBAP volgt de ontwikkelingen rond elektronisch toetsen wel om in de toekomst mogelijk aan te kunnen sluiten.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
65
Ict in onderwijsondersteunende processen: AOC-Limburg Ict in onderwijsondersteunende processen De inzet van ict in de onderwijsondersteunende processen is in AOC-Limburg minder ver gevorderd dan in de administratieve en managementprocessen het geval is. Wel zijn op dit terrein vanuit centraal niveau diverse ontwikkelingen in gang gezet. Met name ten aanzien van de invoering van centrale cijferregistratie (Puntboek) en de ontwikkeling van een cursistvolgsysteem. Waar mogelijk wordt hierin samengewerkt met andere aoc’s. Voor intake en assessment, studieplanning en BPV is de inzet van ict meer beperkt, maar ook dit is in ontwikkeling. ELO en elektronisch toetsen De invoering van een elektronische leeromgeving en elektronisch toetsen staan op de agenda van de ict-kerngroep. Vorig jaar is door een deel van de docenten deelgenomen aan landelijke pilots met Blackboard en Question Mark Perception. Hiermee zijn toen goede ervaringen opgedaan. Momenteel wordt hiermee alleen in Roermond (mbo) op kleine schaal gewerkt, hoofdzakelijk door docenten die tot de voorlopers mogen worden gerekend. In de overige locaties is dit veel minder het geval.
66
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
8 Ict in het onderwijsleerproces
8.1 Samenvatting Verschillen in de mate van ict-gebruik binnen instellingen groot In vrijwel alle sectoren wordt ict gemiddeld in 30 tot 40 procent van het onderwijsprogramma binnen de BOL ingezet als leermiddel. In de sector zorg&welzijn en op de aoc’s wordt ict minder ingezet als leermiddel, namelijk in zo’n 20 procent van het onderwijsprogramma. Ten opzichte van de vorige meting blijken de verschillen tussen de onderwijstypen te zijn afgenomen. Dit is voornamelijk gelegen in de wat minder positieve inschatting van de ict-inzet in de sector techniek (in 2000-2001 nog duidelijk koploper). De inzet van ict als leermiddel in de BBL blijft achter bij die in de BOL. Alleen in de sector educatie wordt vrij veel gebruik gemaakt van webbased of multimediale leermiddelen. In de andere sectoren is de inzet ervan veelal beperkt. Over het algemeen vormen de aansturing van onderwijsvernieuwing, ictvaardigheden en opvattingen van docenten, de beschikbaarheid van digitale onderwijsinhoud en de tijd voor innovatie, de belangrijkste knelpunten voor de verdere invoering van ict in het onderwijs. Deze knelpunten worden door de meeste bve-instellingen in de topdrie van belangrijkste knelpunten geplaatst. Knelpunten in ict-voorzieningen of in de ict–organisatie worden veel minder belangrijk geacht. Er zijn duidelijke verschillen in door roc’s, aoc’s en vakscholen ervaren belemmeringen voor ict. Met name de vakscholen vallen op door een afwijkend beeld: hier is vooral de financiele ruimte hèt belangrijkste probleem, gevolgd door de beschikbare tijd voor de invoering van ict. Op de aoc’s zijn het vooral ict-vaardigheden en –opvattingen van docenten en de beschikbaarheid van digitale leermiddelen. Op de roc’s wordt de aansturing van onderwijsvernieuwing op de werkvloer het meest als belangrijkste probleem aangemerkt. Maar ook de beschikbaarheid van digitale onderwijsinhoud wordt door meer dan de helft van de roc’s in de topdrie gezet. Uit de casestudies wordt duidelijk dat de mate waarin ict wordt ingezet in het onderwijs sterk verschilt tussen en binnen onderwijsteams. Bijvoorbeeld in ROC van Amsterdam en ROC A12 zijn de verschillen tussen de werkmaatschappijen respectievelijk colleges erg groot. Over het algemeen wordt ict veel meer ingezet bij de beroepsgerichte vakken dan bij de algemeen vormende vakken. Binnen alle onderwijsteams zijn voorlopers en achterblijvers met ict. De meeste docenten laten hun cursisten regelmatig werken met standaardapplicaties (met name tekstverwerken) en informatie zoeken op internet of op cdrom. Zelfs op het CIBAP laat minder dan de helft van de docenten hun cursisten regelmatig werken met beroepsspecifieke software. Andere, wat verdergaande
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
67
(bijvoorbeeld remediërende inzet) of meer communicatieve toepassingen worden door nog veel minder docenten ingezet. Met elektronische toetsen wordt nauwelijks gewerkt. Het beeld is weinig veranderd ten opzichte van vorig jaar. De wijze waarop ict wordt ingezet in het onderwijs staat meestal slechts incidenteel op de agenda van teamoverleg. Ook voelen de meeste docenten zich bij de inzet van ict niet sterk gestuurd door het ict-beleid van de instelling of unit/sector. Wel zijn de verschillen wat dit betreft binnen de instellingen groot en lijkt dit daarmee erg opleidingsafhankelijk. Dit vertaalt zich ook in het feit dat de doelstellingen die docenten nastreven bij de inzet van ict veelal opvallend afwijken van die van de beleidsmakers. Docenten richten zich vooral op de bevordering van zelfstandig leren met ict, de bevordering van ict-vaardigheden van deelnemers en het aantrekkelijker maken van het onderwijs en juist nauwelijks op de invoering van ELO’s, afstandsonderwijs en elektronisch toetsen. Ook de mate waarin cursisten ict gebruiken voor de opleiding loopt sterk uiteen tussen en binnen de bezochte instellingen. De verschillen zijn groter dan die we vorig jaar constateerden. Er zijn overal cursisten die de computer veel gebruiken, maar - met uitzondering van het CIBAP - ook cursisten die de computer niet of nauwelijks gebruiken. De topdrie van ict-toepassingen is onveranderd: e-mail, internetzoekmachines en tekstverwerkings-programma’s worden door meer dan de helft en soms zelfs meer dan driekwart van de cursisten minstens wekelijks gebruikt. Cursisten gebruiken de computer vooral om informatie op te zoeken, werkstukken te maken en oefeningen of opdrachten te maken. Elektronische communicatie en begeleiding komt nog maar weinig voor. Concluderend blijkt net als vorig jaar uit de cases dat ict nog vooral wordt ingezet als hulpmiddel (tekstverwerken en andere standaardapplicaties) en als informatiebron (internet, cd-rom) en veel minder als communicatie- of begeleidingsmiddel of middel om onderwijs op maat te realiseren. Toch zien veel docenten ook al minstens enige verbeteringen in de aansluiting op de beroepspraktijk en in de individualisering van hun onderwijs door ict, maar niet in de communicatie met cursisten.
8.2 Ict als leermiddel Aan de ict-managers en –coördinatoren is gevraagd om een schatting te geven van het percentage van het onderwijsprogramma waarin ict als leermiddel wordt ingezet (dat wil zeggen waarin leerdoelen worden bereikt met behulp van of door middel van ict). In de sector educatie en op de vakscholen (BOL) wordt ict het meest ingezet als leermiddel, namelijk naar schatting in gemiddeld 37 procent van het onderwijsprogramma. Daarna volgen de sectoren economie&handel (35%) en techniek
68
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
(33%). In de sector zorg&welzijn en op de aoc’s wordt ict minder ingezet als leermiddel, namelijk in zo’n 20 procent van het onderwijsprogramma. De mate van ict-inzet in de BBL wordt in alle sectoren aanzienlijk lager ingeschat dan die in de BOL. Bve 8.1 – Percentage van het onderwijsprogramma binnen de beroepsopleidende respectievelijk de beroepsbegeleidende leerweg waarbij ict wordt ingezet als leermiddel BOL
BBL
aantal (n)
00/01
01/02
00/01
01/02
00/01
01/02
bve totaal
29
31
20
24
32
36
techniek
40
33
31
23
24
25
economie&handel
33
35
25
28
24
25
zorg&welzijn
22
21
20
17
24
24
educatie*
35
37
--
--
23
24
aoc’s
18
17
6
16
5
7
vakscholen
15
38
8
28
3
6
* Bij educatie is de vraag alleen beantwoord voor het gehele onderwijsprogramma.
Ten opzichte van de vorige meting blijken de verschillen tussen de onderwijstypen te zijn afgenomen. Dit is voornamelijk gelegen in de wat minder positieve inschatting van de ict-inzet in de sector techniek (in 2000-2001 nog duidelijk koploper) en de juist wat hogere percentages voor de aoc’s. Opgemerkt moet worden dat de ict-managers en –coördinatoren, net als vorig jaar, over het algemeen niet erg zeker zijn van de schattingen. Gemiddeld is eenderde van de respondenten onzeker en ruim 40 procent een beetje onzeker over de geschatte percentages. Dit geldt in nog iets sterkere mate voor de BBLopleidingen dan voor de BOL-opleidingen. De vakscholen zijn iets zekerder van hun zaak dan de roc’s en de aoc’s zijn het meest onzeker.
8.3 Inzet van webbased en/of multimediale leermaterialen Het aandeel van webbased en/of multimediale leermaterialen in het onderwijsprogramma is over het algemeen niet erg groot. De sector educatie loopt hierbij, net als in 2000-2001, voorop: in de helft van de roc’s vormen dergelijke leermiddelen een aanzienlijk tot zelfs groot aandeel van het onderwijsprogramma in deze sector. Binnen de sector economie en handel geldt dit voor eenderde van de roc’s. In de overige sectoren en onderwijstypen ligt het aandeel van webbased en/of multimediale leermiddelen aanzienlijk lager: meer dan 80 procent vindt het aandeel beperkt of zelfs te verwaarlozen. Over het algemeen wordt de
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
69
mate waarin deze leermiddelen worden ingezet lager ingeschat dan vorig jaar, met name voor de sector techniek zijn de schattingen voorzichtiger. Bve 8.2 - Geschat aandeel van webbased en/of multimediale leermaterialen in het onderwijsprogramma, in procenten (01/02 maximale n=40) groot aandeel
aanzienlijk aandeel
educatie
15
economie & handel 0 techniek 0
beperkt aandeel
35
46
33 19
7
74
7
70
17
19
50
aoc's 0 0%
4
59
zorg & welzijn 0 11 vakscholen 0
te verwaarlozen
33
86
20%
40%
14
60%
80%
100%
8.4 Knelpunten bij de verdere invoering van ict in het onderwijs In het voorafgaande is per thema besproken tegen welke knelpunten bveinstellingen aanlopen bij de invoering van ict in het onderwijs. Er werden meer problemen geconstateerd op het terrein van educatieve software en van ictvaardigheden van docenten dan op het terrein van ict-voorzieningen en -beheer. Maar welke zijn het belangrijkste? Om hier meer zicht op te krijgen is ictmanagers en -coordinatoren gevraagd een rangorde aan te brengen in de knelpunten. Ook aspecten die vorig jaar in de casestudies als – soms – problematisch naar voren kwamen, zoals de aansturing van innovatie op de werkvloer en de aanwezigheid van een duidelijke visie op ict, zijn daarbij meegenomen. De rangordening loopt van 1 tot en met 8, waarbij 1 het minst belangrijke knelpunt is. Wanneer een onderdeel helemaal geen knelpunt vormde, kreeg het de score 0. In tabel 8.3 worden de gemiddelde scores per knelpunt weergegeven.
70
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 8.3 - Belangrijkste knelpunten voor de invoering van ict in het onderwijs, gemiddelde score bve totaal
roc’s
aoc’s
vakscholen
aansturing onderwijsvernieuwing op werkvloer
5,3
5,5
5,4
4,2
ict-vaardigheden en opvattingen docenten
5,2
5,0
5,9
5,0
beschikbaarheid digitale onderwijsinhoud
5,1
5,2
5,7
3,8
beschikbare tijd voor invoering ict
5,0
4,9
4,6
5,7
4,7
4,6
3,7
6,2
duidelijk omschreven visie op rol ict
4,2
4,9
3,0
2,5
ict-beheer en –organisatie
2,9
3,2
2,6
2,0
ict-infrastructuur en -voorzieningen
2,1
2,4
1,0
2,2
40
27
7
6
01/02
financiële ruimte
aantal (n)
N.B. rangorde lopend van 1 ‘minst belangrijke knelpunt’ tot en met 8 ‘belangrijkste knelpunt’.
Over het algemeen vormen de aansturing van onderwijsvernieuwing, ictvaardigheden en opvattingen van docenten, de beschikbaarheid van digitale onderwijsinhoud en de tijd voor innovatie, de belangrijkste knelpunten voor de verdere invoering van ict in het onderwijs. Deze knelpunten worden door de meeste bve-instellingen in de topdrie van belangrijkste knelpunten geplaatst. Knelpunten in ict-voorzieningen of in de ict–organisatie worden veel minder belangrijk geacht. Slechts in vijf instellingen (vooral roc’s) komen deze nog in de topdrie voor. Er zijn duidelijke verschillen in door roc’s, aoc’s en vakscholen ervaren belemmeringen voor ict. Met name de vakscholen vallen op door een afwijkend beeld: hier is vooral de financiele ruimte hèt belangrijkste probleem, gevolgd door de beschikbare tijd voor de invoering van ict. Op de aoc’s zijn het vooral ictvaardigheden en –opvattingen van docenten en de beschikbaarheid van digitale leermiddelen. Op de roc’s wordt de aansturing van onderwijsvernieuwing op de werkvloer het meest als belangrijkste probleem aangemerkt. Maar ook de beschikbaarheid van digitale onderwijsinhoud wordt door meer dan de helft van de roc’s in de topdrie gezet.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
71
8.5 Ict in het onderwijsleerproces: de cases Ict in het onderwijsleerproces: ROC A12 Docenten Onderwijsaanpak In de meeste onderwijsafdelingen/opleidingen (51%) wordt vanuit verschillende onderwijsmodellen gewerkt. In de afdelingen/opleidingen waar overwegend vanuit één onderwijsmodel wordt gewerkt, gaat het vooral om probleemgestuurd onderwijs (met name in het Titus College) en het interactief leergroepensysteem (vooral in het Neder-Veluwe College). De diversiteit in onderwijsaanpak in de teams wordt onderstreept doordat meer dan 90 procent van de directeuren/coördinatoren aangeeft dat hun teamleden niet of hooguit gedeeltelijk op één lijn zitten wat betreft zowel de didactische aanpak als de didactische aanpak met ict. Volgens de helft van de directeuren/coördinatoren staat de onderwijsaanpak wel structureel op de agenda van het teamoverleg. Voor het gebruik van ict in het onderwijs geldt dit veel minder. Dit komt doorgaans slechts incidenteel aan bod. Beleidssturing De inzet van ict in de opleidingen/afdelingen wordt in ROC A12 volgens ruim driekwart van de directeuren/coördinatoren minstens enigszins gestuurd door het ict-beleid van de instelling en volgens meer dan de helft zelfs redelijk tot sterk. Doelstellingen met ict De belangrijkste doelstellingen die de afdelingen/opleidingen nastreven met ict zijn het bevorderen van zelfstandig leren en van de ict-vaardigheden van de deelnemers. Beide zijn in meer dan de helft van de opleidingen/afdelingen hoofddoelen met ict. Het invoeren van ELO’s, elektronisch toetsen en afstandsonderwijs worden door de meeste teams niet nagestreefd. Ict voor lesvoorbereiding en -ondersteuning Het gebruik van ict bij lesvoorbereidende en –ondersteunende activiteiten is geen vanzelfsprekendheid. Volgens rond de helft van de directeuren/coördinatoren gebruiken al hun teamleden wel regelmatig ict voor de interne communicatie en voor het volgen en registreren van leerresultaten. Voor zaken als informatie zoeken voor de les, presentaties maken, presentaties van nieuwe leerstof en communicatie met cursisten gebruiken in de meeste teams slechts sommige docenten regelmatig ict. Het maken van digitaal toetsmateriaal komt het minst voor, in bijna de helft van de teams doet niemand dit regelmatig. Mate inzet ict als leermiddel Gemiddeld wordt volgens schatting van de directeuren/coördinatoren in 28 procent van de lessen ict ingezet als leermiddel. De verschillen tussen en binnen de colleges zijn groot. Op collegeniveau valt Educatie op met 41 procent en op opleidingsniveau de Ictlycea met een gemiddelde van maar liefst 70 procent van de lessen. De cursisten werken volgens de directeuren/coördinatoren gemiddeld 20 procent van de studiebelastingsuren zelfstandig met de computer. In het College voor Educatie ligt dit gemiddelde iets hoger (29%). De verschillen tussen afdelingen wat dit betreft zijn klein.
72
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict in het onderwijsleerproces: ROC A12 (vervolg) Toepassingen in de les Volgens 40 procent van de directeuren/coördinatoren laten alle docenten in hun team de cursisten regelmatig of vaak werken met standaardtoepassingen en informatie zoeken op internet of cd-rom. Andere mogelijke manieren om cursisten met ict te laten werken, zoals het oefenen van vaardigheden of het werken met beroepsspecifieke software, worden in de meeste teams door sommige docenten wel regelmatig toegepast en door andere niet. Cursisten elektronische toetsen laten maken komt het minst voor. In de Ictopleidingen komt het het meest voor dat alle docenten cursisten vaak met diverse icttoepassingen laten werken, vooral met standaardapplicaties en specifieke software uit de beroepspraktijk. Ict: vervanging of vernieuwing? Driekwart van de directeuren/coördinatoren is van mening dat het onderwijs in de afdeling of opleiding is veranderd door de inzet van ict: men doet niet langer hetzelfde als vroeger. Dit houdt echter niet in dat ook alles volledig is vernieuwd (75%). Men ziet ict hoofdzakelijk als een aanvullend hulpmiddel in het onderwijs (64%). Rond driekwart van de directeuren/coördinatoren vindt dat de aansluiting van het onderwijs in de opleiding/afdeling op de beroepspraktijk minstens een beetje is verbeterd (met name in het Ict-lyceum). Hetzelfde geldt voor het bieden van onderwijs op maat (vooral in het College voor Educatie). Beide aspecten zijn volgens rond eenderde van de directeuren/coördinatoren zelfs behoorlijk tot sterk verbeterd. Bij de afdelingen Zorg&Welzijn worden minder vaak veranderingen door de inzet van ict waargenomen. Cursisten De topdrie van toepassingen die cursisten gebruiken voor de opleiding bestaat uit e-mail, internetzoekmachines en tekstverwerkingsprogramma’s. Nagenoeg driekwart van de cursisten maakt minstens wekelijks gebruik van deze toepassingen. Deze percentages liggen het hoogst in de Ict-opleidingen. Ruim de helft van alle cursisten werkt meer dan drie uur per week met de computer (een kwart tussen drie en acht uur per week en 30 procent méér dan acht uur per week). Buiten het roc (thuis of elders) wordt nog eens ongeveer evenveel tijd aan computerwerk voor de opleiding besteed. Toch geeft bijna één op de vijf cursisten aan op school niet of nauwelijks achter de computer te zitten voor de opleiding en 16 procent buiten school niet. Bij de beroepsgerichte vakken wordt veel meer met de computer gewerkt dan bij de algemene vakken. In beide gevallen gebruiken veel cursisten de computer vooral om werkstukken te maken (meer dan de helft), informatie op te zoeken en oefeningen en opdrachten te maken (tussen 40 en 50%). De verschillen tussen de colleges zijn gering. Alleen bij Educatie worden minder regelmatig werkstukken met behulp van de computer gemaakt (29% vaak), maar hier worden daarentegen vaker praktische vaardigheden geoefend en toetsen gemaakt (door rond 40 %). De meerderheid van de cursisten gebruikt de computer nooit voor de communicatie met docenten.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
73
Ict in het onderwijsleerproces: ROC van Amsterdam Docenten Onderwijsaanpak De meeste docenten van ROCvA (70% of meer) werken hoofdzakelijk volgens één specifiek onderwijsmodel, vooral projectonderwijs of vaardigheidsonderwijs. Binnen de werkmaatschappijen is de variatie aan gehanteerde onderwijsmodellen groot. Volgens de meerderheid van de docenten komen zowel de onderwijsaanpak als de onderwijsaanpak met ict wel aan de orde in het teamoverleg, maar doorgaans niet structureel. Beleidssturing Docenten van ROCvA voelen zich over het algemeen bij de inzet van ict in hun onderwijs niet sterk gestuurd door het ict-beleid van de werkmaatschappij. Maximaal zo’n 30 procent van de docenten ervaart een redelijke of sterke mate van sturing. Opvallend zijn de grote verschillen wat dit betreft binnen de werkmaatschappijen: waar de helft zich minstens enigszins gestuurd voelt door het beleid, geeft ook 40 tot 50 procent aan dat zij het beleid niet kennen of dat dat er zelfs niet is. Doelstellingen met ict Meer dan de helft van de docenten in de werkmaatschappijen streeft de bevordering van zelfstandig leren als hoofddoel na bij de inzet van ict. Andere veel voorkomende hoofddoelen met ict zijn het aantrekkelijker maken van het onderwijs en het bevorderen van de ict-vaardigheden van deelnemers (beide overal voor minstens eenderde van de docenten). Het minst worden de invoering van ELO’s en van afstandsonderwijs als doelstellingen genoemd. Ict voor lesvoorbereiding en -ondersteuning Meer dan de helft van de docenten maakt regelmatig of vaak gebruik van ict voor de interne communicatie, voor het volgen en registreren van leerresultaten of voor het zoeken van informatie voor de lesvoorbereiding. Voor zaken als presentaties maken, presentaties van nieuwe leerstof en communicatie met cursisten gebruiken minder docenten regelmatig ict. Minder dan een kwart van de docenten maakt regelmatig digitaal toetsmateriaal of gebruikt ict frequent in de begeleiding van cursisten. Dit geldt voor alle werkmaatschappijen. Mate inzet ict als leermiddel De mate waarin ict wordt ingezet als leermiddel verschilt sterk tussen de werkmaatschappijen: het gemiddelde ligt tussen 15 procent en 46 procent van de lessen. Naar inschatting van de docenten werken cursisten gemiddeld zo’n 10 tot 30 procent van de studiebelastingsuren zelfstandig met ict. Toepassingen in de les Tweederde tot driekwart van de docenten laat cursisten regelmatig of vaak informatie zoeken op internet of cd-rom. Daarnaast laat rond de helft van de docenten cursisten ook regelmatig werken met standaardapplicaties. Slechts rond eenderde van de docenten laat cursisten regelmatig vaardigheden oefenen of (nieuwe) leerstof oefenen op de computer, met beroepsspecifieke software werken, digitale presentaties maken of met multimediale software werken. De verschillen tussen de werkmaatschappijen hierbij zijn aanzienlijk. Zo laten docenten van de technische opleidingen cursisten vaker werken met beroepsspecifieke software dan de overige docenten. Het laten maken van elektronische toetsen of werken met remediërende programma’s komt nauwelijks voor.
74
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict in het onderwijsleerproces: ROC van Amsterdam (vervolg) Ict: vervanging of vernieuwing? De meeste docenten stellen ict hun onderwijs heeft veranderd: ruim 70 procent doet niet meer hetzelfde als vroeger. Tegelijkertijd geeft de meerderheid (circa 80%) aan dat dit niet inhoudt dat ook alles volledig is vernieuwd. Ict wordt door de meeste docenten vooral als aanvullend hulpmiddel in het onderwijs gezien. Toch vindt een kwart tot de helft van de docenten in de werkmaat-schappijen dat de aansluiting op de beroepspraktijk behoorlijk of sterk is verbeterd en rond eenderde dat het onderwijs meer op maat is geworden door ict. Het minst effect wordt ervaren op de communicatie met cursisten: minder dan een kwart van de docenten vindt dit verbeterd door ict. Cursisten De topdrie van meest gebruikte toepassingen voor de opleiding bestaat uit tekstverwerken, internet en e-mail. Meer dan de helft van de cursisten maakt hiervan minstens wekelijks gebruik. Op één werkmaatschappij echter gebruikt meer dan de helft van de cursisten vrijwel nooit deze toepassingen. Meer specifieke pakketten als spreadsheets, databases en teken- en presentatieprogramma’s worden overal over het algemeen hooguit een paar keer per maand gebruikt door cursisten. Cursisten gebruiken ict vooral regelmatig voor het opzoeken van informatie, het maken van oefeningen/opdrachten en het maken van werkstukken. Op drie van de vijf werkmaatschappijen doet rond de helft dit vaak. Elektronische communicatie met cursisten en docenten komt weinig voor. De mate van ict-gebruik verschilt sterk tussen de werkmaatschappijen, maar ligt steeds hoger bij de beroepsgerichte vakken dan bij de algemene vakken. Ook de tijd per week dat door cursisten met de computer wordt gewerkt wisselt sterk: bij één werkmaatschappij (waar ook ict-opleidingen worden aangeboden) werkt 45 procent meer dan vijf uur per week op het roc met de computer en 39 procent meer dan vijf uur per week op een andere plek. Bij een andere werkmaatschappij (met techniekopleidingen) werkt de meerderheid (87%) daarentegen minder dan één uur per week op het roc met de computer en doet 60 procent dat minder dan één uur per week thuis.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
75
Ict in het onderwijsleerproces: CIBAP Docenten Onderwijsaanpak Bijna alle docenten van het CIBAP (88%) werken hoofdzakelijk volgens één specifiek onderwijsmodel, meestal probleemgestuurd onderwijs (61%). Volgens nagenoeg alle docenten komt de onderwijsaanpak aan de orde in het teamoverleg, volgens 40 procent zelfs structureel. De wijze waarop ict wordt ingezet in het onderwijs krijgt minder aandacht in het teamoverleg, volgens eenderde nooit en volgens de rest slechts incidenteel. Beleidssturing Docenten van CIBAP voelen zich over het algemeen bij de inzet van ict in hun onderwijs niet gestuurd door het ict-beleid van de school: meer dan de helft van de docenten kent het beleid niet. Niet zo vreemd aangezien er geen ict-beleid is vastgelegd. Toch voelt ook een kwart zich wel redelijk getuurd door het schoolbeleid. Doelstellingen met ict De doelstellingen van docenten van het CIBAP bij de inzet van ict, lopen sterk uiteen. Er zijn geen duidelijke hoofddoelen te onderkennen die de meerderheid nastreeft. Wel zijn voor vrijwel alle docenten de bevordering van zelfstandig leren en het aantrekkelijker maken van het onderwijs minstens nevendoelen. Het minst worden de invoering van ELO’s en elektronisch toetsen als doelstellingen genoemd (door minder dan 15 procent). Ict voor lesvoorbereiding en ondersteuning Rond driekwart van de docenten van het CIBAP gebruikt ict regelmatig of vaak voor de interne communicatie of het zoeken van informatie voor de lesvoorbereiding en 60 procent bij het volgen en registreren van leerresultaten. Minder dan de helft van de docenten zet ict regelmatig in voor zaken als presentaties maken, presentaties van nieuwe leerstof en communicatie met cursisten. De meeste docenten maken nooit digitaal toetsmateriaal (79%) en gebruiken nooit ict in de begeleiding van cursisten (57%). Mate inzet ict als leermiddel Ict wordt in ongeveer eenderde van de lessen ingezet als leermiddel. Bij Reclame, Presentatie en Communicatie ligt dit iets hoger (40%) dan bij Interieur, Verf en management (26%). Volgens de docenten werken cursisten gemiddeld zo’n 25 procent van de studiebelastingsuren zelfstandig met de computer. Dit verschilt nauwelijks tussen de twee afdelingen. Toepassingen in de les Zo’n 70 procent van de docenten laat cursisten regelmatig of vaak informatie zoeken op internet of cd-rom. Meer dan de helft van de docenten laat cursisten regelmatig presentaties maken met behulp van ict. Minder dan de helft van de docenten laat cursisten regelmatig vaardigheden oefenen of (nieuwe) leerstof oefenen op de computer of met multimediale software werken. Gezien de beroepsgerichte insteek van het CIBAP is het opvallend dat maar 38 procent van de docenten de cursisten regelmatig met beroepsspecifieke toepassingen laat werken en eenderde zelfs nooit. Meer dan 90 procent van de docenten laat cursisten nooit elektronische toetsen maken of werken met remediërende programma’s.
76
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict in het onderwijsleerproces: CIBAP (vervolg) Ict: vervanging of vernieuwing? De meeste docenten vinden dat hun onderwijs is veranderd door de inzet van ict (72% doet niet meer hetzelfde als vroeger), maar dat dit niet inhoudt dat ook alles volledig is vernieuwd (81% niet of nauwelijks). Ongeveer tweederde ziet ict vooral als een aanvullend hulpmiddel in het onderwijs. Vrijwel alle docenten constateren minstens enige verbetering in de aansluiting bij de beroepspraktijk door ict en 37 procent zelfs een behoorlijke of grote verbetering. Ook vindt de meerderheid dat ict heeft bijgedragen aan het individualiseren van het onderwijs, al is het doorgaans beperkt. De communicatie met cursisten is volgens de meeste docenten (67%) niet verbeterd door ict. Cursisten De topdrie van meest gebruikte toepassingen voor de opleiding bestaat ook op het CIBAP uit internet, e-mail en tekstverwerken. Meer dan driekwart van de cursisten maakt hiervan minstens wekelijks gebruik. Ook tekenprogramma’s en audiotoepassingen worden door meer dan 60 procent van de cursisten wekelijks of zelfs dagelijks gebruikt. Toepassingen als databases, spreadsheets en webeditors worden over het algemeen hooguit een paar keer per maand gebruikt. De meeste cursisten gebruiken ict vaak voor het opzoeken van informatie (beroepsgerichte vakken: 88%, algemene vakken: 55%) en bij de beroepsgerichte vakken voor het maken van oefeningen/opdrachten of werkstukken (meer dan 60 procent). De meeste cursisten gebruiken de computer niet of nauwelijks voor het maken van toetsen en voor de communicatie met medecursisten of docenten. Alle cursisten van het CIBAP maken wel eens gebruik van ict voor de opleiding. Iets meer dan de helft van de cursisten (53%) werkt op school meer dan 5 uur per week met de computer voor de opleiding. Bijna een kwart doet dit tussen de 3 en 5 uur per week en ruim 20 procent tussen 1 en 3 uur. Vrijwel geen enkele cursist werkt minder dan 1 uur per week met de computer voor de opleiding. Het aantal uren dat cursisten buiten school schoolwerk doen op de computer ligt iets lager: 46 procent meer dan 5 uur per week, 16 procent tussen 3 en 5 uur en 31 procent tussen 1 en 3 uur per week. Ook buiten school blijkt slechts een enkeling minder dan 1 uur per week schoolwerk te doen op de computer. Cursisten werken meer met ict voor de beroepsgerichte vakken dan voor de algemene vakken.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
77
Ict in het onderwijsleerproces: AOC-Limburg Docenten Onderwijsaanpak Rond 60 procent van de docenten van het aoc werkt hoofdzakelijk volgens één specifiek onderwijsmodel. Er worden binnen het aoc veel verschillende modellen gehanteerd, in het vmbo relatief vaak thematisch leren en in het mbo projectonderwijs. De mate waarin de onderwijsaanpak aan de orde komt in het teamoverleg is locatie- en teamgebonden, maar op beide locaties volgens de meerderheid slechts incidenteel. De wijze waarop ict wordt ingezet in het onderwijs krijgt minder aandacht in het teamoverleg, volgens een kwart tot 40 procent nooit en volgens de rest slechts incidenteel. Beleidssturing Docenten van de locatie Roermond voelen zich over het algemeen bij de inzet van ict in hun onderwijs redelijk gestuurd door het ict-beleid van de instelling (40% redelijk tot sterk en eenderde enigszins). In de andere locaties is dit veel minder het geval, hier geeft meer dan de helft aan het beleid niet te kennen of stelt dat dat er niet is. Doelstellingen met ict De doelstellingen van docenten van het aoc bij de inzet van ict, lopen sterk uiteen. Er zijn geen duidelijke hoofddoelen te onderkennen die de meerderheid nastreeft. De meestgenoemde doelstellingen zijn het bevorderen van zelfstandig leren en het aantrekkelijker maken van het onderwijs (voor 40% hoofddoelen en voor meer dan 80% minstens nevendoelen). Het minst worden de invoering van ELO’s en afstandsonderwijs als doelstellingen aangemerkt (door minder dan de helft). Ict voor lesvoorbereiding en ondersteuning Meer dan 60 procent van de docenten zet ict regelmatig of vaak in voor het volgen en registreren van leerresultaten en de helft of meer voor het zoeken van informatie voor de les. In Roermond gebruikt de meerderheid ook vaak ict in de interne communicatie, in de overige locaties geldt dit maar voor een kwart. Voor zaken als presentaties maken, presentaties van nieuwe leerstof en communicatie met cursisten gebruikt slechts tussen 20 en 30 procent van de docenten regelmatig ict. Velen doen dit soms. Het minst wordt gebruik gemaakt van elektronische toetsen en van ict in de individuele begeleiding van of communicatie met cursisten. Mate inzet ict als leermiddel In het mbo wordt ict in gemiddeld 32 procent van de lessen ingezet als leermiddel, in het vmbo ligt dit met 13 procent flink lager. Dit verschilt nauwelijks tussen de locaties van AOC-Limburg. De mbo-cursisten werken naar inschatting van de docenten zo’n 30 procent van de studiebelastingsuren zelfstandig met de computer en vmbo-cursisten 10 procent.
78
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Ict in het onderwijsleerproces: AOC-Limburg (vervolg) Toepassingen in de les Ongeveer de helft van de docenten van het aoc laat cursisten regelmatig of vaak informatie zoeken op internet of cd-rom. In Roermond laat de helft de cursisten ook regelmatig werken met standaardapplicaties, in de andere locaties geldt dat maar voor eenderde van de docenten. Rond eenderde van de docenten van Roermond laat cursisten regelmatig vaardigheden oefenen of (nieuwe) leerstof oefenen op de computer, met beroepsspecifieke software werken, digitale presentaties maken of met multimediale software werken. Op de andere locaties ligt dit percentage veel lager. De meeste docenten laten cursisten nooit elektronische toetsen maken, werken met remediërende programma’s of communiceren met medecursisten via ict. Ict: vervanging of vernieuwing? De meeste docenten (80% of meer) geven aan door de inzet van ict niet meer hetzelfde te doen als vroeger, maar merken tegelijkertijd op dat dit niet inhoudt dat ook alles volledig is vernieuwd. Ict wordt door de meerderheid hoofdzakelijk als een aanvullend hulpmiddel in het onderwijs beschouwd. Volgens de helft tot driekwart van de docenten heeft de inzet van ict ook al enig effect op de aansluiting op de beroepspraktijk of het leveren van maatwerk voor cursisten, meestal een klein effect. De meeste docenten zijn van mening dat de communicatie met cursisten niet is verbeterd door de inzet van ict. Cursisten Vooral internet, e-mail en tekstverwerken worden frequent ingezet door cursisten van het aoc (alleen de locatie Roermond): circa 60 procent maakt hiervan minstens wekelijks gebruik. Meer specifieke pakketten als spreadsheets, databases en presentatieprogramma’s worden veelal hooguit een paar keer per maand gebruikt en door velen nooit. Cursisten maken niet zo heel vaak gebruik van ict voor onderwijsactiviteiten, het meest nog voor het maken van werkstukken en het opzoeken van informatie. Maar ook dit doet minder dan de helft van de cursisten vaak (30-40%). Elektronische communicatie met cursisten en docenten, het oefenen van praktische vaardigheden met behulp van ict en elektronisch toetsen komen weinig voor: bijna de helft of meer van de cursisten doet dit nooit. De meeste cursisten besteden op het aoc weinig tijd aan computerwerk. In het vmbo zit zo’n 60 procent van de cursisten op school gemiddeld minder dan 1 uur per week achter de computer voor de opleiding en doet de rest dit tussen de 1 en 3 uur per week. In het mbo ligt dit iets hoger: de meeste mbo-cursisten werken tussen de 1 en 3 uur per week op school met de computer. Toch is ook hier een grote groep die op het aoc nauwelijks de computer gebruikt (26% minder dan 1 uur per week). Het aantal uren dat cursisten buiten school achter de computer doorbrengen voor schoolwerk, ligt gemiddeld hoger: eenderde van de cursisten doet dit meer dan 5 uur per week, 15 procent tussen 3 en 5 uur en 24 procent tussen 1 en 3 uur per week. Maar er is ook een behoorlijke groep (bijna 30%) die dat niet of nauwelijks doet (minder dan 1 uur per week). Cursisten werken meer met de computer voor de beroepsgerichte vakken dan voor de algemene vakken. Als de computer wordt gebruikt, is dit vooral in de les op het aoc of buiten het aoc, zelfstandig werken met de computer op het aoc doet een groot deel van de cursisten nooit (39% nooit voor de beroepsgerichte vakken en 59% nooit voor de algemene vakken).
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
79
80
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
9 Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en ict
9.1 Samenvatting Versterking rol ict speerpunt, vooral op het terrein van elektronisch toetsen De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) vinden versterking van de rol van ict in de dienstverlening over het algemeen belangrijk. Vaker nog dan vorig jaar is dit een beleidsspeerpunt (voor bijna de helft van de kenniscentra). De motivatie voor ict ligt doorgaans niet of niet meer bij de druk van buitenaf, geeft driekwart van de KBB’s aan (tegenover de helft vorig jaar). Bijna zestig procent schat in door de ontwikkeling van digitale leermiddelen en toetsen een bijdrage te leveren aan de ict-invoering op roc’s en aoc’s. Dat is nagenoeg onveranderd sinds vorig jaar. Opvallend minder kenniscentra dan toen, vinden samenwerking met de roc’s en aoc’s bij de ict-invoering expliciet van belang: was 60 procent, nu nog maar 41 procent. De meeste KBB’s (59%) zien het minstens enigszins als taak de leerbedrijven te stimuleren om ict in het leerproces van cursisten te gebruiken. Bijna de helft (47%) vindt dat het kenniscentrum een (beetje een) voortrekkersfunctie in de branche heeft op ict-gebied. Slechts een kwart van de KBB’s schat in dat de inzet van ict in de eigen dienstverlening bedrijven een impuls geeft op ictgebied. Ook dit is een opvallende verschuiving ten opzichte van 2000-2001, toen vond nog 42 procent dit. Voor de komende periode richten de meeste KBB’s zich op het gebied van ict vooral op het ontwikkelen van elektronisch toetsmateriaal. Maar ook online toetsdistributie, elektronische toetsafname en de ontwikkeling van elektronische leermiddelen staan relatief vaak hoog op de agenda (bij rond eenderde). De inzet van ict in contacten met het bedrijfsleven en het online uitleveren van leermiddelen zijn minder vaak beleidsspeerpunten. Dat de KBB’s ict hoog op de beleidsagenda hebben staan, blijkt ook uit de hoge deelname aan ict-projecten. Alle KBB’s zijn minstens incidenteel, maar vaak ook regelmatig, als partner betrokken bij de uitvoering van dergelijke projecten en de helft is hierbij soms initiatiefnemer, een kwart zelfs regelmatig. Inhoudelijk vinden we de thema’s die hiervoor zijn genoemd terug: bijna alle KBB’s voeren ict-projecten uit op het gebied van elektronische toets- of itembanken en meer dan tweederde op het gebied van de kwalificatiestructuur, elektronisch lesmateriaal en/of elektronische toetsdistributie. In vergelijking met 2000-2001 is hierin weinig veranderd. Als we kijken naar de actuele stand van zaken op het gebied van ict, ontstaat het volgende beeld.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
81
Alle KBB’s hebben inmiddels het register van erkende leerbedrijven online en tweederde van hen zorgt ervoor dat dit voortdurend up-to-date is. Dit is een duidelijk toename ten opzichte van vorig jaar (in 2000-2001 was het register bij 89% van de kenniscentra online beschikbaar en werd dit door 53% continu geactualiseerd). Een groot deel van de kenniscentra (70%) publiceert ook de kwalificatiestructuur op internet en actualiseert de site minstens periodiek. De consulenten zijn over het algemeen ict- en internetvaardig (gemiddeld meer dan 90%, een lichte toename sinds 2000-2001). Minder consulenten zijn vaardig ict toe te passen in de begeleiding van cursisten. Dit verschilt sterk tussen de KBB’s. Bijna driekwart van de KBB’s voorziet alle consulenten van een notebook. Vorig jaar was dit de helft. Op de meeste kenniscentra speelt ict geen rol van betekenis in de communicatie tussen consulenten, praktijkopleiders en leermeesters. In de scholing van praktijkopleiders/leermeesters krijgen ictvaardigheden weinig tot geen aandacht. Ook bij de accreditatie van leerbedrijven tellen de ict-voorzieningen in de bedrijven nauwelijks mee. Met uitzondering van Opleidingscentrum SVS, VaPro en ECABO, worden door de KBB’s nog maar weinig (gedeeltelijk of geheel) multimediale of webbased leermiddelen ontwikkeld. Bijna alle KBB’s verspreiden minstens een deel van de toetsen digitaal. Slechts vier kenniscentra leveren de toetsen hoofdzakelijk op papier aan, ongeveer de helft biedt een keuze tussen papier en digitaal. Vier kenniscentra verspreiden de toetsen hoofdzakelijk digitaal, via gesloten systemen of via internet. Bijna driekwart van de kenniscentra heeft een elektronische toets- of itembank in gebruik.
9.2 Visie op ict De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) vinden versterking van de rol van ict in de dienstverlening over het algemeen belangrijk. Op bijna de helft van de kenniscentra is dit een speerpunt in het beleid, dat is een lichte stijging (met 10%) in vergelijking met 2000-2001. De motivatie voor ict ligt doorgaans niet zozeer (of niet meer) bij de druk van buitenaf, geeft driekwart van de KBB’s aan (tegenover de helft vorig jaar). Bijna zestig procent schat in door de ontwikkeling van digitale leermiddelen en toetsen een bijdrage te leveren aan de ict-invoering op roc’s en aoc’s. Dat is nagenoeg onveranderd sinds vorig jaar. Opvallend minder kenniscentra dan toen, vinden samenwerking met de roc’s en aoc’s bij de ict-invoering expliciet van belang: was 60 procent, nu nog maar 41 procent. De meeste KBB’s (59%) zien het minstens enigszins als taak de leerbedrijven te stimuleren om ict in het leerproces van cursisten te gebruiken. Bijna de helft (47%) vindt dat het kenniscentrum een (beetje een) voortrekkersfunctie in de branche heeft op ict-gebied. Slechts een kwart van de KBB’s schat in dat de inzet van ict in de eigen dienstverlening bedrijven een impuls geeft op ict-
82
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
gebied. Ook dit is een opvallende verschuiving ten opzichte van 2000-2001, toen vond nog 42 procent dit. Bve 9.1 – Meningen over invoering en gebruik van ict, in procenten (n=17)
01/02 verdere inzet van ict in dienstverlening is beleidsspeerpunt
niet beetje oneens beetje oneens eens oneens /niet eens
eens
12
0
12
29
47
samenwerking met roc's/aoc's bij de invoering van ict is belangrijk
12
0
18
29
41
via ontwikkelen digitale materialen bevorderen we ict-gebruik roc's/aoc's
18
12
12
29
29
met ict-inzet beogen we grotere/bredere instroom van cursisten
24
6
24
24
24
ict-inzet in onze dienstverlening geeft bedrijven een impuls op ict-gebied
18
6
53
6
18
leerbedrijven ict laten inzetten in leerproces cursisten hoort bij onze taak
18
12
12
47
12
we vervullen in onze branche een voortrekkersfunctie op ict-gebied
24
6
24
35
12
de markt dwingt ons mee te gaan in ictontwikkelingen
41
35
6
12
6
N.b. In 2000/2001 waren deels andere items in de vragenlijst opgenomen. De gegevens van 00/01 zijn daarom niet in de tabel, maar alleen in de tekst vermeld.
9.3 Ict-ontwikkelingen Aan de KBB’s is gevraagd welke ict-ontwikkelingen men voor het komend jaar op stapel heeft staan. De kenniscentra zijn behoorlijk wat van plan op het gebied van ict: op bijna alle voorgelegde terreinen verwacht minstens driewart van de KBB’s de komende periode voortgang te realiseren. Vooral het ontwikkelen van elektronisch toetsmateriaal heeft daarbij voor veel KBB’s (ruim de helft) hoge prioriteit. Maar ook online toetsdistributie, elektronische toetsafname en de ontwikkeling van elektronische leermiddelen staan relatief vaak hoog op de agenda (bij rond eenderde). De inzet van ict in contacten met het bedrijfsleven en het online uitleveren van leermiddelen zijn minder vaak beleidsspeerpunten.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
83
Bve 9.2 – Verwachte ontwikkelingen m.b.t. ict en prioriteit in beleid (n=16) ontwikkeling met: niet of nauwelijks lage priori- gemiddelde hoge ontwikkeling teit prioriteit prioriteit
01/02
7
7
33
53
online distributie toetsmateriaal
ontwikkelen elektronisch toetsmateriaal
14
7
43
36
ontwikkelen elektronische leermiddelen
13
13
44
31
elektronische afname toetsen
14
7
50
29
online registratie van leerbedrijven
20
13
40
27
0
13
63
25
online communicatie kwalificatiestructuur
25
13
38
25
ict in contacten met leerbedrijven
21
29
43
7
online uitleveren leermiddelen
27
27
40
7
kwalificatiestructuur online
9.4 Ict-projecten De KBB’s nemen vaak deel aan ict-projecten in het kader van Silo (voorheen BVE2000), KeBB en de BVEnet- of ontwikkelprojecten. Bijna de helft is regelmatig als partner betrokken bij de uitvoering van zo’n project en de rest is dat soms. Driekwart is wel eens initiatiefnemer, een kwart zelfs regelmatig. In vergelijking met 2000-2001 komt regelmatige deelname als partner vaker voor (was 33%), terwijl de kenniscentra juist minder regelmatig initiatiefnemer zijn of deelnemen aan de klankbordgroep. Bve 9.3 - Mate van deelname aan ict-projecten, in procenten (00/01 n=18; 01/02 n=17) 00/01
als initiatiefnemer als partner in de klankbordgroep
01/02
nooit
soms
regelmatig
nooit
soms
regelmatig
11
50
39
25
50
25
6
61
33
0
53
47
17
44
39
13
67
20
Bijna alle KBB’s voeren ict-projecten uit op het gebied van elektronische toetsof itembanken (zie tabel 9.4). Verder lopen op meer dan tweederde van de kenniscentra ict-projecten rond de kwalificatiestructuur, elektronisch lesmateriaal en/of elektronische toetsdistributie. Andere thema’s komen minder vaak voor. Vooral begeleiding op afstand komt in projecten weinig aan bod (6%).
84
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
In vergelijking met 2000-2001 is er weinig veranderd, alleen de aandacht voor toets- en itembanken en voor internationalisering is iets toegenomen en die voor afstandsleren en begeleiding op afstand juist afgenomen. Bve 9.4 – Thema’s ict-projecten, in procenten (00/01 n=19; 01/02 n=17) 00/01
01/02
elektronische toets-/itembanken
79
88
kwalificatiestructuur
84
71
elektronisch lesmateriaal
63
71
elektronische toetsdistributie
74
65
marktmonitor
58
53
elektronische kennisuitwisseling
63
53
internationalisering
16
29
afstandsleren
37
24
begeleiding op afstand
26
6
Sommige kenniscentra pakken veel thema’s tegelijk aan: KC Handel, VEV, Intechnium, VaPro en Kenniscentrum GOC hebben op zes of zeven van de genoemde terreinen projecten lopen. Bij de overige KBB’s is de diversiteit aan thema’s minder groot.
9.5 Kwalificatiestructuur en register leerbedrijven online Alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven hebben inmiddels het register van erkende leerbedrijven online en tweederde van hen zorgt ervoor dat dit voortdurend up-to-date is. Dit is een duidelijk toename ten opzichte van vorig jaar. Een groot deel van de kenniscentra (70%) publiceert ook de kwalificatiestructuur op internet en actualiseert de site minstens periodiek. Vier kenniscentra hebben de kwalificatiestructuur nog niet online beschikbaar (SVGB Onderwijscentrum, SH&M, Lift Group en Bouwradius). Kenniscentrum GOC heeft de kwalificatiestructuur wel op internet staan, maar geeft aan deze niet of nauwelijks te onderhouden. In vergelijking met 2000-2001 is het percentage KBB’s dat de website met de kwalificatiestructuur steeds actueel houdt, licht gestegen.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
85
Bve 9.5 – Online beschikbaarheid van de kwalificatiestructuur en het register van leerbedrijven, in procenten (00/01 n=17; 01/02 n=17) kwalificatiestructuur
register leerbedrijven
00/01
01/02
00/01
01/02
16
24
11
0
5
6
5
0
online en periodiek geactualiseerd
47
29
32
35
online en continu geactualiseerd
32
41
53
65
nog niet online online maar niet/nauwelijks bijgehouden
Functionaliteiten van het online register van leerbedrijven Vrijwel alle online registers van leerbedrijven kunnen worden doorzocht op postcode/plaats/regio, bedrijfsnaam en opleidingsrichting. Ook het zoeken op deelkwalificatie, bedrijfstype en leerweg is vaak mogelijk. Op eenderde van de sites worden beschrijvingen van de leerbedrijven gegeven. Dit is minder dan bij de vorige meting, toen nog op meer dan de helft van de sites een beschrijving van de leerbedrijven werd geboden. Zoeken op vacante leerplaatsen is meestal niet mogelijk, slechts twee kenniscentra bieden deze mogelijkheid (KC Handel en Intechnium). Bve 9.6 – Functionaliteiten online register leerbedrijven, in procenten (00/01 n=17; 01/02 n=17)
algemene gegevens leerbedrijven
00/01
01/02
100
100
zoeken op postcode/plaats/regio
94
100
zoeken op bedrijfsnaam
82
76
zoeken op opleidingsrichting
77
71
zoeken op (deel)kwalificatie
59
53
zoeken op bedrijfstype
41
41
zoeken op leerweg (BOL/BBL)
47
41
beschrijvingen van leerbedrijven
53
35
leerbedrijven kunnen vacature toevoegen/verwijderen
29
29
zoeken op vacature
18
24
zoeken op vacante leerplaatsen
24
12
86
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
9.6 Accreditatie leerbedrijven De ict-voorzieningen in een bedrijf spelen bij de meerderheid van de kenniscentra geen rol van betekenis bij de accreditatie van leerbedrijven. Slechts twee kenniscentra (SVGB Onderwijscentrum en SVO) hechten hieraan belang bij de accreditatie van leerbedrijven. Bve 9.7 – Mate waarin ict-voorzieningen in bedrijf een criterium vormen bij accreditatie van leerbedrijven, in procenten (n=17) 01/02
% KBB’s
nee, zeer onbelangrijk
18
nee, onbelangrijk
41
niet belangrijk/niet onbelangrijk
29
ja, belangrijk
6
ja, zeer belangrijk
6
9.7 Kennisuitwisseling met onderwijs en branche Meer dan eenderde van de kenniscentra (35%) neemt deel aan elektronische vaknetten, veelal als initiatiefnemer. Nog eens 23 procent neemt marginaal aan dergelijke online kennisuitwisselingsfora deel. Vier kenniscentra (VOC, SVO, SVGB Onderwijscentrum en Lift Group) geven aan dat er in hun branche geen elektronische vaknetten bestaan. Bve 9.8 – Deelname aan elektronische vaknetten, in procenten (00/01 n=17; 01/02 n=17)
voor onze branche/sector zijn er geen vaknetten nemen we niet aan deel nemen we marginaal aan deel structurele deelname
00/01
01/02
26
23
5
6
32
23
0
12
structurele deelname en (mede-)initiatiefnemer
26
23
ik weet het niet
11
12
Ten opzichte van vorige jaar is het percentage KBB’s dat structureel deelneemt aan elektronische vaknetten licht gestegen en is het percentage dat dat marginaal doet, afgenomen. De overige percentages zijn vrijwel gelijk gebleven.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
87
9.8 Consulenten en ict Ict-vaardigheden consulenten De meeste consulenten zijn, volgens de directies van de kenniscentra, ictvaardig. Gemiddeld beschikken vrijwel alle consulenten (90%) over voldoende ict-basisvaardigheden en kan eenzelfde percentage goed overweg met internet. De verschillen tussen de kenniscentra zijn gering. In vergelijking met 2000-2001 zijn deze percentages iets opgelopen. Over de vaardigheden om ict toe te passen in de begeleiding van cursisten, zijn de directies wat minder positief. Gemiddeld beschikt iets meer dan de helft van de consulenten over deze vaardigheden, maar de schattingen lopen sterk uiteen. Op vijf van de twaalf kenniscentra die de vraag hebben beantwoord is maximaal 30 procent van de consulenten vaardig in het inzetten van ict bij de begeleiding van cursisten. Bij de overige varieert dit van de helft tot (bijna) alle consulenten. Tot de laatstgenoemde groep behoren Opleidingscentrum SVS, KOC Nederland en VEV, waar minimaal 95 procent van de consulenten ict in kan zetten bij de cursistbegeleiding. Bve 9.9 – Gemiddeld percentage consulenten dat over ict-vaardigheden beschikt, schatting (00/01 n=17; 01/02 n=17) 00/01
01/02
ict-basisvaardigheden
83
91
vaardigheden internetgebruik
87
90
ict toepassen in begeleiding cursisten
35
54
Notebooks consulenten Op het merendeel van de kenniscentra (71%) hebben alle consulenten de beschikking over een notebook. Dit is een duidelijke toename ten opzichte van vorig jaar (toen 58%). Op nog eens 18 procent van de kenniscentra werkt een deel van de consulenten met een notebook en op twee kenniscentra zijn geen notebooks voor consulenten beschikbaar. Ict in communicatie met leerbedrijven Slechts een klein deel van de consulenten gebruikt ict in de communicatie met praktijkopleiders en/of leermeesters. Op meer dan 80 procent van de kenniscentra wordt ict hiervoor niet of nauwelijks ingezet, of hooguit door een klein deel van de consulenten en praktijkopleiders. Slechts op twee KBB’s gebruikt de meerderheid van consulenten en praktijkopleiders ict in de communicatie (Lift Group en VaPro) en op één kenniscentrum (KC Handel) wordt ict in (vrijwel) alle communicatie ingezet.
88
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bve 9.10 – Mate waarin ict wordt ingezet in de communicatie tussen consulenten en praktijkopleiders/leermeesters, in procenten (n=17) 01/02
% KBB’s
ict wordt niet of nauwelijks gebruikt
29
een klein deel van de consulenten/praktijkopleiders gebruikt ict
53
de meerderheid van de consulenten/praktijkopleiders gebruikt ict
12
in (vrijwel) alle communicatie wordt gebruik gemaakt van ict
6
Ict in scholing training van praktijkopleiders/leermeesters In de scholing van praktijkopleiders/leermeesters wordt nauwelijks aandacht besteedt aan ict-vaardigheden. Alle kenniscentra geven aan hieraan geen of weinig aandacht te besteden.
9.9 Leermiddelen en toetsen Leermiddelen Vrijwel alle kenniscentra (89%) ontwikkelen leermiddelen, meestal voor zowel theorie als praktijk (71%). De vraag welk percentage van deze leermiddelen ictcomponenten bevat is slechts door 11 KBB’s beantwoord. Gemiddeld bestaat eenderde van de theorieleermiddelen tenminste gedeeltelijk uit multimediaal en/of webbased materiaal. Slechts vier procent is volledig multimediaal/webbased. Van de praktijkleermiddelen bevat slechts 16 procent webbased of multimediale elementen. Uitschieters zijn Opleidingscentrum SVS waar alle theorieleermiddelen tenminste gedeeltelijk multimediaal/webbased zijn en VaPro waar dit voor 80 procent van de theorieleermiddelen geldt. Bij de praktijkleermiddelen vormt ECABO de uitzondering: alle praktijkleermiddelen van ECABO zijn volledig multimediaal/webbased. Toetsontwikkeling en –distributie Het merendeel van de kenniscentra (88%) ontwikkelt zelf toetsen, slechts twee instellingen doen dit niet. Uit de antwoorden op de vraag hoe deze toetsen gedistribueerd worden, blijkt dat over het algemeen minstens een deel van de toetsen digitaal wordt verspreid. Slechts vier kenniscentra leveren de toetsen hoofdzakelijk op papier (SVO, SVGB Onderwijscentrum, SBW en KOC Nederland), terwijl ongeveer de helft hierin een keuze geeft tussen papier en digitaal. Twee KBB’s (ECABO en Bouwradius) verspreiden de toetsen hoofdzakelijk via gesloten systemen (client/serversysteem). Bij KC Handel en Intechnium verloopt de toetsdistributie vrijwel volledig via internet.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
89
Bve 9.11 – Distributiewijze toetsen, in procenten (n=15) 01/02
% KBB’s
hoofdzakelijk op papier
27
hoofdzakelijk op diskette/cd-rom
0
hoofdzakelijk digitaal via een gesloten systeem
13
hoofdzakelijk digitaal via internet
13
naar keuze digitaal of op papier
20
gedeelte digitaal, gedeelte op papier
27
Toets-en itembanken Net als in 2000/2001 heeft het merendeel van de kenniscentra een elektronische toets- of itembank in gebruik (71%). Bij drie kenniscentra (18%) is zo’n databank in ontwikkeling. Slechts twee kenniscentra (OVDB en Aequor) zijn helemaal niet bezig met een elektronische toets- of itembank. In tabel 9.11 is te zien welke functionaliteiten deze toets- of itembanken hebben. In vrijwel alle gevallen kunnen roc’s complete toetsen downloaden. In de helft van de databanken kan bij de toetsen automatisch een eindscore worden berekend. Andere functionaliteiten komen minder vaak voor (telkens maar bij twee kenniscentra mogelijk). Alleen VEV biedt de mogelijkheid om oefentoetsen te downloaden. De toets-/itembank van de VaPro heeft de meeste functionaliteiten: naast het downloaden van complete toetsen en het berekenen van de eindscore bestaat de mogelijkheid om zelf toetsen samen te stellen en krijgt men automatisch feedback op itemniveau. Bve 9.12 - Functionaliteiten toets-/itembanken bij KBB’s, in procenten (00/01 n=11; 01/02 n=10) 00/01
01/02
roc’s kunnen complete toetsen downloaden
91
90
roc’s kunnen items selecteren en zelf toetsen samenstellen
46
20
automatische eindscore bij toetsen
46
50
9
20
18
10
9
20
automatische feedback op itemniveau cursisten kunnen oefentoetsen downloaden cursisten kunnen oefentoetsen online maken
90
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
10 Verantwoording
10.1 Opzet ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002 Bij de uitvoering van de ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002 is zoveel mogelijk aangesloten bij die van 2000-2001. Toen is in nauw overleg met belanghebbenden en veldvertegenwoordigers (o.a. Bve Raad, AOC Raad en roc-i-partners) een nieuwe aanpak ontwikkeld. Kernpunten in de werkwijze zijn: het aansluiten bij de informatiebehoefte van de bve-instellingen zelf, naast die van de landelijke beleidsmakers en politiek, een haalbare/werkbare aanpak en snelle terugkoppeling van resultaten naar de deelnemende instellingen. Sinds 2000-2001 is de monitor niet meer beperkt tot roc’s en aoc’s, maar worden ook vakscholen en overige bve-instellingen meegenomen evenals de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (voorheen landelijke organen beroepsonderwijs). De monitor bestaat uit een online quick scan bij alle bve-instellingen, een beperkt aantal dieptestudies (‘instellingsmonitor ict’) op locatie en een beknopt schriftelijk survey bij de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Hoewel de aanpak in de bve-sector afwijkt van die in de andere onderwijssectoren, is bij de ontwikkeling van de instrumenten zoveel mogelijk hetzelfde inhoudelijke stramien aangehouden (conceptueel model, variabelen en indicatoren). Op basis van de resultaten en ervaringen met de ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002, zal in overleg met de betrokken ministeries (OCenW, LNV), de Onderwijsinspectie, de Bve Raad en de AOC Raad worden bekeken hoe de komende jaren wordt verder gegaan met de periodieke monitoring van ict in de bve. Hierna leest u meer over de opzet van de verschillende deelonderzoeken (quick scan, instellingsmonitor en kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven), de instrumenten en de respons.
10.2 Quick Scan ict Opzet De quick scan ict bestond uit een webvragenlijst en is uitgezet bij de roc’s (43), de aoc’s (12), de vakscholen (13) en een tweetal bve-instellingen met een bijzondere richting (Menso Althing College en Hoornbeeck College). De resterende bve-instellingen (twee IPC’s, BBO De Schalm, SOSA Hogeschool Haarlem, Stichting Onderwijs Effatha) zijn niet meegenomen vanwege de bijzondere aard van de instellingen/het onderwijs.
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
91
De websurvey is overal afgenomen in mei 2002. Er is gewerkt met drie versies van de vragenlijst, steeds aangepast aan het type instelling: één voor de roc’s en de twee bve-instellingen met een bijzondere richting (als onderwijsinstelling vergelijkbaar met de roc’s); één voor de aoc’s en één voor de vakscholen. Voor de roc’s is de webvragenlijst uitgezet bij de contactpersonen van roc-ipartners (meest ict-managers), waarbij alle 43 roc’s zijn aangesloten. Van de twee bve-instellingen met een bijzondere richting zijn de ict-managers rechtstreeks per e-mail benaderd voor deelname aan de quick scan, met een afschrift aan de centrale directie. De vragenlijst voor de aoc’s is in overleg met de AOC Raad uitgezet via het ictcoördinatorenoverleg aoc’s. De centrale directies van de aoc’s zijn schriftelijk op de hoogte gesteld van het onderzoek. De vragenlijst voor de vakscholen is na een verzoek tot medewerking aan de centrale directie, uitgezet via een rechtstreekse e-mail aan de ict-managers van de vakscholen. Respons en representativiteit quick scan De webvragenlijst is, na een herhaalde oproep per mail en per telefoon, ingevuld door in totaal 42 van de 70 benaderde bve-instellingen. De totale respons bedraagt daarmee 62 procent, iets meer dan in 2000-2001 (toen 58%). De respons is voldoende om een goed beeld te kunnen geven van de stand van zaken rond ict in de bve-sector als geheel. Er zijn geen aanwijzingen dat de nonrespons systematisch is op bepaalde aspecten (omvang instelling, regio). De belangrijkste reden voor niet-deelname was in alle typen bve-instellingen tijdgebrek. De respons van de vakscholen is wat lager dan die van de aoc’s en de roc’s, maar met 46 procent een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. De twee bve-instellingen met een bijzondere richting hebben niet aan het onderzoek deelgenomen. Bve 10.1 - Respons quick scan ‘ict in bve’ 2001-2002
roc’s instellingen bijzondere richting aoc’s
benaderd
respons
%
43
28
65
2
0
0
12
8
67
vakscholen
13
6
46
totaal
70
42
62
Terugkoppeling naar de instellingen De deelnemende bve-instellingen hebben in augustus 2002 een digitale rapportage ontvangen waarin de eigen scores werden afgezet tegen die van de totale groep vergelijkbare instellingen (roc’s of aoc’s) alsmede – voor zover mogelijk tegen de scores van 2000-2001.
92
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
10.3 Instellingsmonitor (de cases) Opzet instellingsmonitor Met de instellingsmonitor ict wordt jaarlijks een beperkt aantal bve-instellingen, op vrijwillige basis, ‘doorgelicht’ op het gebied van ict, kwalitatief (gesprekken op verschillende niveaus in de organisatie) maar ook kwantitatief. De instellingsmonitor ict richt zich primair op het in kaart brengen van: - de mate van integratie van ict in het onderwijsleerproces; - de mate van integratie van ict in onderwijsondersteunende processen; - de mate van integratie van ict in managementprocessen. Daarnaast worden factoren die de implementatie van ict in het onderwijs beïnvloeden, onderzocht: - het instellingsbeleid op het gebied van ict en onderwijs; - de kwantiteit en kwaliteit ict-infrastructuur en -voorzieningen; - ict-beheer en -ondersteuning; - beschikbaarheid en kwaliteit software/elektronische leermiddelen; - ict-vaardigheden en opvattingen over ict van docenten; - ict-vaardigheden en opvattingen over ict van cursisten. In principe bestond elke instellingsmonitor uit een combinatie van documentenanalyse, gesprekken met managers en sleutelfiguren en enquêtes voor docenten of vakgroepvoorzitters/teamleiders en cursisten. De ontwikkelde instrumenten (draaiboek, gespreksleidraden, vragenlijsten) zijn steeds op basis van een intakegesprek aangepast aan de specifieke situatie van de instelling. In alle gevallen heeft een eerste gesprek plaatsgevonden met een contactpersoon in de instelling (wisselende functionarissen: ict-manager, CvB-lid). Met deze persoon werd het draaiboek op maat gemaakt. Bekeken werd welke documenten er intern waren, met wie zou moeten worden gesproken, op welke wijze (groepsgesprekken of individueel) en hoe de vragenlijsten voor docenten en cursisten werden uitgezet. De contactpersoon regelde alle afspraken en verzorgde de benodigde interne communicatie. In de meeste gevallen kwamen de onderzoekers één of twee dagen op locatie voor de gesprekken. In elk instellingsrapport staat nader beschreven welke activiteiten zijn uitgevoerd en wie hebben deelgenomen aan de gesprekken en enquêtes. Deelname en respons De instellingsmonitor ict is uitgevoerd bij vier bve-instellingen, namelijk twee roc’s, één aoc en één vakschool. Bij één instelling vond het onderzoek in het voorjaar van 2002 plaats, bij de andere instellingen in de periode septembernovember. De deelname van betrokkenen in de vier instellingen is wisselend. De gesprekken zijn overal volgens plan uitgevoerd. Met andere woorden, de respons van beleidsmakers, ict-managers/-coördinatoren en andere sleutelfiguren is steeds
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
93
uitstekend. De respons van docenten en cursisten echter niet. In bijna alle instellingen bleek het laten invullen van de webenquêtes door docenten en cursisten een probleem. Zelfs na uitgebreide aandacht via het intranet, nieuwsbrieven, posters en overlegorganen, na – soms persoonlijk gerichte - oproepen van managers en herhaaldelijke rappellering (door de onderzoekers en de contactpersoon), is de respons in de meeste scholen lager dan gehoopt. Het blijkt moeilijk –aldus ook de managers uit de instellingen- de ‘werkvloer’ te motiveren tot deelname aan een onderzoek, ook al wordt het belang ervan voor de eigen school intern benadrukt. De eindrapporten zijn dan ook bijna allemaal op het onderdeel inzet in het onderwijsleerproces meer indicatief dan representatief. Daarbij verschilt de deelname steeds per sector/opleiding. In elk van de rapporten wordt nader aangegeven hoe de respons precies is. Terugkoppeling gegevens Alle deelnemende instellingen hebben het integrale instellingsrapport zo snel mogelijk na de dataverzameling in digitale vorm ontvangen. Eerst een concept en vervolgens, na commentaar en soms een bespreking met de onderzoekers, de definitieve versie.
10.4 Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) In de eerste jaren is de ict-monitor in de bve-sector beperkt tot het in kaart brengen van de stand van zaken rond de invoering van ict in roc’s en aoc’s. Sinds vorig jaar (2000-2001) worden ook de KBB’s (voorheen landelijke organen beroepsonderwijs) meegenomen. Dit jaar is dat op uitdrukkelijk verzoek van de directie bve van het ministerie van OCenW herhaald. De vraagstelling is hoofdzakelijk gericht op de rol van ict bij de uitvoering van de wettelijk vastgelegde taken van de KBB’s. Naar de directies van alle 21 KBB’s is begin juni 2002 een schriftelijke vragenlijst verstuurd. De vragenlijst omvatte diverse onderwerpen: visie en beleid rondom invoering en gebruik van ict, ict en de kwalificatiestructuur, ict en leerbedrijven, ict-vaardigheid van medewerkers, ict en toetsen en ict en leermiddelen. De directies van 17 KBB’s hebben de vragenlijst ingevuld. De vier nietdeelnemende kenniscentra gaven aan niet geïnteresseerd te zijn. De respons bedraagt daarmee 81%. Dat is ruim voldoende om een betrouwbaar beeld van de ict-inzet door kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven te schetsen.
94
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Bijlage: Afkortingen en begrippen
Algemeen aoc
agrarisch opleidingencentrum
AOC Raad
brancheorganisatie van de aoc’s
ASP
application service provider
BBL
beroepsbegeleidende leerweg
BOL
beroepsopleidende leerweg
BPV
beroepspraktijkvorming
bve
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Bve Raad
brancheorganisatie van de roc’s
CvB
College van Bestuur
CD
Centrale Directie
deelnemercomputerratio
aantal deelnemers per computer
E-campus
digital schoolplein
ECDL
European Computer Driving Licence
ELO
elektronische leeromgeving
ERP
enterprise resource planning
extranet
intranet met (gedeeltelijke) toegang voor derden
fte
fulltime equivalent
FTP
filetransport
hbo
hoger beroepsonderwijs
hosting
bieden van serverruimte voor derden
ict
informatie- en communicatietechnologie
interfacing
elektronische koppelingen tussen toepassingen
intranet
computernetwerk gebaseerd op internettechnologie
ITIL
Information Technology Infrastructure Library, standaardprocedures it-beheer
ITS
onderzoeksinstituut Katholieke Universiteit Nijmegen
IVA
onderzoeksinstituut Katholieke Universiteit Brabant
KeBB
subsidieregeling Kennisuitwisseling Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
KBB
kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven
LAN
local area network
LNV
Ministerie van landbouw, natuurbeheer en visserij
mbo
middelbaar beroepsonderwijs
MR
medezeggenschapsraad
MT
managementteam
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
95
OCenW
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OCTO
onderzoeksinstituut Universiteit Twente
OLC
open leercentrum
outsorcing
uitbesteden van it-diensten
PGO
probleemgestuurd onderwijs
po
primair onderwijs
roc
regionaal opleidingencentrum
roc-i-partners
samenwerkingsverband roc’s voor innovatie en ict
RSI
repetitive strain injury (bijvoorbeeld muisarm)
Silo
subsidieregeling voor ict-projecten in het onderwijs (voorheen BVE2000)
vaknet
vakgebonden elektronisch kennisuitwisselingsplatform
vakschool
beroepsopleiding voor een specifieke branche, niet ondergebracht bij roc’s
vmbo
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
vo
voortgezet onderwijs
WAN
wide area network
WEB
wet educatie beroepsonderwijs
webbased
gebaseerd op internettechnologie
96
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven Aequor Bouwradius ECABO
Kennis- en communicatiecentrum voor het groene beroepsonderwijs en bedrijfsleven Kenniscentrum voor de burgerlijke en uitiliteitsbouw
Innovam Groep
Kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven voor de economisch-administratieve, ICT- en veiligheidsberoepen Kenniscentrum voor Onderwijs, Arbeidsmarkt en Training&Advies in de grafimediabranche Het opleidings- en examencentrum van de mobiliteitsbranche
Intechnium
Het kennis- en technologiecentrum voor de installatietechniek
Kenniscentrum GOC
KC Handel
Kenniscentrum Handel
KOC NEDERLAND
Het kenniscentrum voor uiterlijke verzorging
LIFT group
Het onderwijscentrum textiel en confectie
LOB HTV
SBW
Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs Horeca, Toerisme en Voeding Opleidingscentrum voor het Schilders- en Stukadoorsbedrijf&Reclame- en Presentatietechnieken Landelijk orgaan van het beroepsonderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport Opleider voor de infrastructuur
SH&M
Stichting Hout en Meubel
Opleidingscentrum SVS OVDB
SOM Opleidingen Metaal
Kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven voor Metaal en Werktuigbouwkunde SVGB Onderwijscentrum Stichting Vakopleiding voor Gezondheidstechnische en Ambachtelijke Beroepen SVO Kennis- en opleidingscentrum voor de foodsector VTenL
Vakopleiding Transport en Logistiek
VaPro-OVP
Stichting Vakopleiding Procesindustrie
VEV
Vereniging Elektrotechnisch vakonderwijs
VOC
Stichting Vakopleiding Carrosseriebedrijf
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002
97
98
ITS Nijmegen – ICT-onderwijsmonitor bve 2001-2002