Bve monitor 2003 / 2004 Bve in cijfers .
Bve monitor 2003 / 2004 Bve in cijfers
Utrecht, 11-03-05 drs. Peter Wouters MCM drs. Peter Holen drs. Nanny Schoenmakers drs. Corine Tiebosch
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Doelstelling Opzet rapportage Leeswijzer
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Onderzoeksaanpak en verantwoording Deelname Communicatie en draagvlak Onderzoeksaanpak Bestaande informatiebronnen Onderzoeksverantwoording
7 7 7 8 9 10
3 3.1 3.2
Onderwijsinrichting Kwantitatief Kwalitatief
12 12 23
4 4.1 4.2
Personeel Kwantitatief Kwalitatief
25 25 33
5 5.1 5.2
Bedrijfsvoering Kwantitatief Kwalitatief
35 35 39
6 6.1 6.2
ICT Kwantitatief Kwalitatief
42 42 47
7 7.1 7.2
Huisvesting Kwantitatief Kwalitatief
49 49 53
8 8.1 8.2
Facilitair Kwantitatief Kwalitatief
55 55 62
Capgemini Nederland B.V.
4 4 5 6 6
3
9
Educatie
64
10 10.1 10.2
Conclusies en bevindingen Conclusies en bevindingen ROC Medius Samenvattende conclusies kwantitatief
67 67 69
Capgemini Nederland B.V.
4
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Binnen de Bve sector is sprake van ontwikkelingen die een groeiende behoefte met zich meebrengen aan informatie en sturing op basis van relevante indicatoren en kengetallen binnen instellingen, maar ook op basis van vergelijkingsmateriaal tussen instellingen. Deze ontwikkelingen zijn onder meer: een toenemende vraag vanuit bedrijfsleven, gemeenten, ouders, deelnemers tot publieke verantwoording over ‘kwaliteit en prestaties’ van het onderwijs; vanuit de overheid komt een toenemende focus en controle op administratie en bedrijfsvoering van Bve, HBO en WO-instellingen, mede als gevolg van de landelijke Rekenschaps-discussie over “gebruiksruimte” (binnen OCW en vanuit De Rekenkamer); er is, flankerend aan de toegenomen focus op prestaties en rendement, een toenemende eis/wens om de competenties van het management van scholen verder te professionaliseren, inclusief het daarbij horende instrumentarium van planning en control (contracten, informatievoorziening); er wordt een groter accent gelegd op afstemming van programmering in de verticale beroepskolom: VMBO-MBO-HBO. Kortom: de subsidiegever en de maatschappelijke omgeving van Bve-instellingen verwachten prestaties, die in een redelijke verhouding staan tot de beschikbare middelen; slechts indien de prestaties gemiddeld positief worden beoordeeld in verhouding tot de betreffende beschikbare middelen, zal er draagvlak zijn voor deze investeringen. Om op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen is in opdracht van de Bve Raad door Capgemini een monitor van de bedrijfsvoering over de jaren 2001 en 2002 uitgevoerd voor de gehele Bve sector. De monitor stelt ROC’s en vakinstellingen in staat onderling te kunnen benchmarken op niet alleen de financiële positie, maar ook op de kernvariabelen van de bedrijfsvoering van ROC’s en vakinstellingen. Het voortzetten van de monitor heeft waarde omdat trends zo beter zichtbaar kunnen worden gemaakt en verfijningen stap voor stap kunnen worden doorgevoerd. De monitor – als instrument – wordt op deze wijze specifieker afgestemd op de informatiebehoefte van de sector.
Capgemini Nederland B.V.
5
Voor u ligt de monitor over 2003 / 2004. Deze monitor sluiten nauw aan op voorgaande jaren en dient te worden gezien als een update van de benchmarkgegevens. Bij de totstandkoming van deze monitor is in de communicatie en samenwerking tussen de onderzoekers en het Bve veld wel rekening gehouden met relevante actuele ontwikkelingen, zoals: Commissie Schutte, waardoor er op een nieuwe manier naar accountability, rekenschap en verantwoording wordt gekeken; Koers BVE-2 waarin nieuwe strategische accenten zijn gelegd voor de toekomst van de Bve sector; Ontwikkelingen op het gebied van Educatie. In 2001 had de Bve monitor een dubbele rol. Enerzijds verschafte de monitor een sectorbrede rapportage en anderzijds een benchmark tussen de instellingen. De monitor over 2002 was gericht op een onderlinge vergelijking tussen de instellingen van bedrijfsvoeringgegevens. De Bve monitor 2003 / 2004 heeft dezelfde doelstelling als in 2002, namelijk een instrument voor benchmarking en ‘good practices’ tussen Bve-instellingen. Echter met het verschil dat de monitor zich niet alleen richt op het gebied van bedrijfsvoeringsgegevens, maar - conform de wens van de sector - ook op een verdiepingsslag op het gebied financiën (in aanvulling op de gegevens van Cfi). Over de financiële situatie van de sector en de ROC’s en Vakinstellingen wordt separaat gerapporteerd in de sectorrapportage financiën. In de instellingsrapportage wordt integraal aan de instellingen over financiën en bedrijfsvoering gerapporteerd. De Bve monitor 2003 / 2004 heeft dezelfde opzet als voorgaande jaren, namelijk een sectorbrede rapportage (bestaande uit een financieel deel en een bedrijfsvoering deel) en een instrument voor benchmarking tussen Bve-instellingen. In eerste instantie richt deze monitor zich op 2003. Omdat de monitor in het najaar van 2004 is gehouden is informatie met als peildatum 1 oktober 2004, die al beschikbaar was in november 2004, óók meegenomen in de Bve monitor. Dit vergroot de actualiteit van de vergelijking. Omdat redelijk veel gegevens voor 2004 beschikbaar zijn, spreken we van de Bve monitor 2003 / 2004. 1.2
Doelstelling De Bve monitor is gericht op de volgende doelstellingen: • Invulling van het principe ‘accountability’ op cruciale prestatie-indicatoren naar externe stakeholders. • Instrument voor benchmarking en ’good practices’ tussen instellingen van de Bve sector. • Instrument om ontwikkelingen in de tijd te volgen.
Capgemini Nederland B.V.
6
• 1.3
Ondersteuning van Colleges van Bestuur / Centrale Directies van ROC’s en vakinstellingen bij het nemen van managementbeslissingen.
Opzet rapportage Deze rapportage betreft de sectorrapportage inzake de bedrijfsvoeringmonitor. De resultaten van de financiële monitor zijn opgenomen in een separate sectorrapportage financiën. In deze rapportage zijn de uitkomsten van de monitor gestructureerd naar de zes percelen van bedrijfsvoering: onderwijs, personeel, bedrijfsvoering, ICT, huisvesting en facilitair. Bij elk perceel worden achtereenvolgens de resultaten van de kwantitatieve analyse en de kwalitatieve analyse (beleidsthermometer) besproken. Daar het een update betreft zijn in het bijzonder die gegevens opgenomen die of nieuw zijn ten opzichte van vorig jaar, of duidelijk inzicht geven in de sectorale ontwikkelingen. Daarbij wordt ingegaan op: • de trend die zich aftekent; • de mate waarin zich verschillen voordoen in de beleidsontwikkeling naar de verschillende type instellingen (grote ROC’s, middelgrote ROC’s, kleine ROC’s en vakinstellingen); • de aard en inhoud van de ontwikkeling (type activiteiten die ondernomen zijn).
1.4
Leeswijzer Het rapport vangt aan met een beknopte onderzoeksverantwoording over de kwaliteit en validiteit va de gegevens en het proces van verzamelen en verwerken van informatie. In de navolgende hoofdstukken worden per perceel de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en resultaten gepresenteerd, te weten: • • • • • • •
Onderwijsinrichting (hoofdstuk 3); Personeel (hoofdstuk 4); Bedrijfsvoering (hoofdstuk 5); ICT (hoofdstuk 6); Huisvesting (hoofdstuk 7); Facilitair (hoofdstuk 8); Educatie (hoofdstuk 9).
Afgesloten wordt met conclusies en bevindingen (hoofdstuk 10). In bijlagen zijn opgenomen de lijst met deelnemende instellingen, de lijst met indicatoren en de lijst met functietoedeling per afdeling.
Capgemini Nederland B.V.
7
2
Onderzoeksaanpak en verantwoording In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aanpak zoals gehanteerd in de Bve monitor 2003 / 2004 en op de onderzoeksverantwoording. De aanpak en verantwoording geven onderbouwing voor de kwaliteit en validiteit van gebruikte en gepresenteerde gegevens.
2.1
Deelname Aan de monitor hebben 43 ROC’s en vakinstellingen deelgenomen. Daarmee komt het deelnemerspercentage op 79 procent ten opzichte van 76 procent vorig jaar. Enkele ROC’s en vakinstellingen die vorig jaar niet hebben deelgenomen doen nu wel mee en andersom blijkt dat enkele ROC’s en vakinstellingen die vorig jaar meededen nu niet meedoen. Ook moet worden verdisconteerd dat enkele ROC’s van vorig jaar nu zijn gefuseerd en nu dus als één instelling meedoen. Dit heeft effect op de uitkomsten vooral in de vergelijking van de gegevens van 2003/2004 met eerdere jaren. Daarbij is de vergelijking zoveel als mogelijk gebaseerd op de zelfde instellingen over 2002 en 2003 / 2004. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de instellingen die hebben deelgenomen.
2.2
Communicatie en draagvlak Ten behoeve van een transparante communicatie en het creëren voor draagvlak voor de monitor is regelmatig een klankbordgroep geraadpleegd met leden uit het Netwerk Bekostiging. Deze klankbordgroep is bijeen geweest om mede de lijst met indicatoren en de daarvan afgeleide vragenlijsten vorm te geven. De leden hebben geadviseerd over de haalbaarheid en realiteit van te meten indicatoren. Tevens hebben zij toevoegingen voorgesteld daar waar zij dat relevant en noodzakelijk achtten. De leden hebben zich ook kunnen uitspreken over de eigen ervaringen met de Bve monitor over 2001 en 2002 en deze opmerkingen zijn daar waar passend binnen de doelstellingen meegenomen in de verbeteringen aan deze monitor. Tevens zijn deze opmerkingen voorzien met een advies aan het bestuur van de Bve Raad aangeboden. De klankbordgroep heeft ook een advies kunnen uitbrengen over de concept sectorrapportage en daar waar nodig aanvullingen gegeven of meegewerkt in het analyseren van verklaringen voor trends en afwijkingen. In bijlage 3 zijn de namen van de leden van de klankbordgroep opgenomen. Regelmatig is door het onderzoeksteam een nieuwsbrief verspreid onder de leden van de Bve Raad en de leden van de Klankbordgroep van het Netwerk Bekostiging. Met deze nieuwsbrief zijn zij op de hoogte gehouden van de voortgang van het onderzoek en de te verwachten resultaten. Daarnaast is op reguliere basis voortgangsoverleg gehouden met voor de monitor verantwoordelijke medewerkers van het bureau van de Bve Raad.
Capgemini Nederland B.V.
8
2.3
Onderzoeksaanpak De aanpak van de Bve monitor 2003 / 2004 is vergelijkbaar met de aanpak van eerdere monitors en omvatte de fasen (1) actualisatie en ontwerp, (2) kick off, (3) meten en verwerken, (4) completeren en toetsen van gegevens, (5) opstellen concept eindrapportage, (6) toetsing concept in workshops en actualiseren groeimodel, (7) analyse en eindrapportage en (8) overdracht en nazorg. Achtereenvolgens wordt kort op de fasen afzonderlijk ingegaan. Fase 1: actualisatie en ontwerp Het doel van deze fase was het actualiseren van de set variabelen voor bedrijfsvoering en financiën en heeft geleid tot: • een set van indicatoren met uniforme definities voor 2003 / 2004; • een invulinstructie; • een vragenlijst. Fase 2: kick off en toetsingsbijeenkomst Ten behoeve van draagvlak en toetsing is een kick off bijeenkomst georganiseerd met de klankbordgroep Netwerk Bekostiging van de Bve Raad, bestaande uit CvB-leden en stafdirecteuren/controllers uit de sector. In deze kick off bijenkomst is de set van indicatoren besproken en zijn afspraken gemaakt over de tijdsplanning en samenwerking. Fase 3: meten en verwerken In deze fase zijn de gegevens verzameld en verwerkt. Daartoe zijn zo veel als mogelijk gegevens uit bestaande bronnen gedestilleerd. Data onder andere over personeel, bedrijfsvoering en ICT zijn rechtstreeks bij de instellingen opgevraagd. Fase 4: completeren en toetsen van gegevens: valideren In deze fase is de aangeleverde informatie gecompleteerd en getoetst. De kwaliteit van de gegevens is in sterke mate afhankelijk van de kwaliteit van de door de instelling aangeleverde informatie. Deze fase van het project had tot doel de betrouwbaarheid te toetsen en de kwaliteit en validiteit te vergroten. Daartoe zijn de volgende activiteiten verricht: • •
completeren ontbrekende informatie door de instellingen; een toets op de betrouwbaarheid, toereikendheid en interne consistentie van de verschafte kwantitatieve informatie;
Capgemini Nederland B.V.
9
• •
het inwinnen van nadere informatie naar aanleiding van de analyse van de verstrekte informatie; verwerken informatie.
Fase 5: opstellen concept eindrapportage Op basis van de volledige resultaten is een sectorrapportage in concept opgesteld. Deze concept sectorrapportage is aangeboden aan de klankbordgroep en het bureau van de Bve Raad. Fase 6: toetsing concept in werkbijeenkomst Tijdens een bijeenkomst met de leden van de klankbordgroep op 27 januari 2005 is de conceptrapportage gepresenteerd en besproken, waarbij is stilgestaan bij de beoordeling en interpretatie ervan. Daarbij zijn onder andere de volgende vragen behandeld worden: • Is de gepresenteerde informatie logisch opgebouwd en herkenbaar? • Krijgt de informatie een plek in het rapport? • Wat valt op in vergelijking onder andere met voorgaande jaren? • Welke verklaringen zijn mogelijk voor gesignaleerde trends of juist trendbreuken? • Wat zeggen de gegevens in samenhang met elkaar over de prestaties van de sector en de ambities voor de komende jaren? De resultaten van deze bijeenkomst zijn verwerkt in het definitieve sectorrapport. Fase 7: analyse en eindrapportage In deze fase is de definitieve rapportage opgesteld. 2.4
Bestaande informatiebronnen Voor zover mogelijk is informatie ontsloten uit bestaande bronnen. Net als in voorgaande jaren is ervoor gekozen om de instellingen niet te zwaar te belasten met het opleveren van gegevens. Er is nadrukkelijk rekening gehouden met wat redelijkerwijs uit de huidige registratie van de instellingen te leveren is. Bronnen waaraan ROC’s in een eerder stadium al informatie hebben verstrekt zijn daarom ook geraadpleegd. Zo wordt voorkomen dat ROC’s en vakinstellingen meer dan één keer dezelfde informatie moeten opleveren, wat de kans op fouten of misinterpretatie vergroot. De volgende bronnen zijn geraadpleegd voor deze bedrijfsvoeringmonitor: • ICT-onderwijsmonitor (uitgevoerd door het ITS in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)
Capgemini Nederland B.V.
10
• • • • 2.5
Onderzoek ‘schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt’ (ROA)1 Gegevens uit de bekostigingstelling Gegevens uit CASO voor wat betreft personeel Cfi gegevens (financiële gegevens instellingen)
Onderzoeksverantwoording Ter vaststelling van de kwaliteit en validiteit van de gegevens volgt onderstaand een korte verantwoording van de gebruikte informatiebronnen en werkwijze. Gegevens uit uitgevoerde onderzoeken De officieel gepubliceerde onderzoeken van ITS en ROA bevatten reeds gevalideerde onderzoeksgegevens en zijn derhalve voor deze monitor bruikbaar. Kwalitatieve gegevens: de beleidsthermometer De kwalitatieve gegevens zijn wederom verzameld met de vragenlijst beleidsthermometer. Om “vreemde” afwijkingen van voorgaande jaren te voorkomen zijn de ingevulde vragenlijsten van voorgaande jaren meegezonden met de in te vullen vragenlijst voor 20042. Daar waar verklaringen of onderbouwingen niet helder waren of in overeenstemming bleken met de scores, is contact opgenomen met de instelling voor verdere toelichting. Er zijn instellingen die ‘lagere’ scores hebben ingevuld dan in voorgaande jaren. Dit kan duiden op hernieuwde aandacht voor het beleidsitem of de start van een nieuwe beleidscyclus. Een lagere score is daarmee niet per definitie minder dan een hogere score. Helpdesk In het geval van problemen bij het verzamelen en ontsluiten van informatie konden instellingen contact opnemen met de helpdesk – bestaande uit teamleden van Capgemini. Deze helpdesk is frequent geraadpleegd. De meeste vragen hadden betrekking op het invullen van personeelsoverzichten, ICT en definities. Alle vragen zijn in goed overleg opgelost. Van alle vragen en opmerkingen is een log gemaakt welke na afloop van het onderzoek is ingezet voor de evaluatie van de aanpak en het uiteindelijke resultaat.
1
De sector plaatst vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de gegevens van dit onderzoek. Omdat het ministerie deze gegevens hanteert, en ook in voorgaande monitoren gebruik is gemaakt van de ROA gegevens, is toch dit jaar wederom gebruik gemaakt van deze gegevens. 2 Voor het invullen van de beleidsthermometer is 2004 gekozen als moment van meting. In de tabellen waar de resultaten van de beleidsthermometer worden gepresenteerd is daarom een vergelijking tussen 2002 en 2004 weergegeven.
Capgemini Nederland B.V.
11
Vergelijkbaarheid gegevens Van belang voor een goede vergelijkbaarheid van gegevens is dat de instellingen correcte informatie opleveren afgeleid van een uniforme definitie. Met de instellingen is bij aanvang van het onderzoek gesproken over de te hanteren definities. Deze zijn vervolgens vastgesteld. Daar waar uit de ingevulde vragenlijst bleek dat informatie is afgeweken van de definitie, is contact opgenomen met de instelling om vergelijkbaarheid mogelijk te maken. Soms is bij het invullen niet gebruik gemaakt van de voorgestelde invuldefinitie (bijvoorbeeld bij bedragen uitgedrukt in duizendtallen). Fouten zijn daar waar evident door de onderzoekers zelf gecorrigeerd en vervolgens op logische uitkomst getoetst. Daar waar dit niet mogelijk bleek, zijn instellingen verzocht om de gegevens aan te passen en opnieuw aan te leveren, danwel een verklaring te geven voor de afwijking van de gegevens. Voor de benchmark en trendanalyse van de beleidsthermometer zijn alleen die instellingen met elkaar vergeleken die dit jaar en vorig jaar de vragenlijst hebben ingevuld. Zonder deze koppeling is vergelijking niet te onderbouwen.
Capgemini Nederland B.V.
12
3
Onderwijsinrichting
3.1
Kwantitatief Ontwikkeling aantallen deelnemers In onderstaande grafiek is het gemiddelde aantal deelnemers en diploma’s (per instelling) weergegeven voor 2003. 20000 18000 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
gemiddeld aantal deelnemers 2003
gemiddeld aantal diploma's 2003
Sector
7540
2113
Grote ROC's
18790
5383
Middelgrote ROC's
10236
2915
Kleine ROC's
3917
1012
Vakinstellingen
1358
332
Figuur 3.1 – Aantal deelnemers en diploma’s Bve sector in 2003 naar type instelling (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
De aantallen deelnemers en diploma’s zijn vergeleken met 2002 iets hoger, wat laat zien dat de instellingen gemiddeld genomen groeien. Zoals uit figuur 3.2 echter blijkt, is de toename in aantallen deelnemers in de periode 2002/2003 iets afgenomen ten opzichte van de voorgaande jaren. Vooral de grote ROC’s en de vakinstellingen laten een afname in groei zien (er is dus nog wel sprake van groei). Bij grote ROC’s is sprake van een afnemende groei van deelnemers en in 2002/2003 is er zelfs sprake van lichte afname van deelnemeraantallen. Waar bij kleine ROC’s in 2001/2002 nog een negatieve ontwikkeling waarneembaar was, is deze nu omgebogen tot een lichte groei.
Capgemini Nederland B.V.
13
7.0%
6.0%
5.0%
4.0%
3.0%
2.0%
1.0%
0.0%
-1.0%
-2.0%
Sector
Grote ROC's
Middelgrote ROC's
Kleine ROC's
ontw. deelnemers 2000/2001
3.4%
3.0%
3.3%
5.6%
Vakinstellingen 4.7%
ontw. deelnemers 2001/2002
3.3%
4.1%
3.6%
-1.2%
6.5%
ontw. deelnemers 2002/2003
1.5%
-0.3%
2.2%
2.7%
0.7%
Figuur 3.2 – Ontwikkeling deelnemersaantallen 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003 naar type instelling (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
Als verder wordt ingezoomd op de ontwikkeling, zie daarvoor figuur 3.3 en verder, waarbij onderscheid wordt gemaakt in leerwegen en niveau, dan valt op dat er in 2002 / 2003 een sterke afname is in deeltijd BOL en niveau 1 opleidingen3. Voor beide categorieën geldt dat de ontwikkeling in de periode van 2000 tot 2003 de ontwikkeling van sterk positief is omgeslagen in sterk negatief. Tevens valt op dat over de gehele linie sprake is van een afnemende groei in deelnemersaantallen, waarbij het leerlingaantal bij de opleidingen Techniek sterker afneemt dan bij de opleidingen DGO en Economie. Voor de voltijds BOL opleidingen geldt dat er een groei is in aantal leerlingen (van 6,2%). De ontwikkeling in deelnemersaantallen per type ROC laten vergelijkbare waarden zien. Zie hiervoor tabel 3.4.
3
Hierbij zij vermeld dat de leerlingaantallen voor niveau 1 en deeltijd BOL in verhouding tot leerlingaantallen in BOL tienmaal kleiner. Een kleine verandering in absolute aantallen in niveau 1 en deeltijd BOL heeft percentueel een groter effect dan diezelfde verandering in absolute aantallen bij de BOL opleidingen.
Capgemini Nederland B.V.
14
50.0%
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0%
-10.0%
-20.0%
-30.0% BBL
DT
niveau niveau niveau niveau 1 2 3 4
-0.1%
8.1%
14.8%
38.9% 6.5% -10.1% 6.2%
4.0%
3.9%
-6.4%
1.8%
6.2%
-3.1% -19.7%
Totaal
BOL
ontw. deelnemers 2000/2001
3.4%
ontw. deelnemers 2001/2002
3.3%
ontw. deelnemers 2002/2003
1.5%
DGO
Econo- Techmie niek
4.5%
6.8%
-0.2%
4.3%
8.0%
0.0%
11.3%
3.1%
-3.2%
-21.2% 6.0%
2.1%
2.3%
6.0%
1.6%
-3.1%
Figuur 3.3 – Ontwikkeling deelnemersaantallen 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003 naar soort opleiding (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0%
-10.0%
-20.0%
-30.0%
-40.0% Totaal
BOL
BBL
DT
niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4
Sector
1.5%
6.2%
-3.1%
-19.7%
-21.2%
6.0%
2.1%
2.3%
Grote ROC's
-0.3%
6.5%
-4.6%
-28.4%
-25.7%
7.4%
0.2%
1.0%
Middelgrote ROC's
2.2%
5.5%
-1.7%
-12.6%
-20.8%
6.6%
2.0%
3.4%
Economie
Techniek
6.0%
1.6%
-3.1%
4.7%
-1.7%
-3.7%
6.5%
3.4%
-3.8%
DGO
Kleine ROC's
2.7%
9.5%
-5.5%
-26.2%
-4.5%
0.5%
1.9%
5.8%
8.1%
2.2%
-2.6%
Vakinstellingen
0.7%
3.5%
-5.0%
-6.0%
-20.8%
3.3%
31.5%
-5.2%
-2.3%
-1.2%
1.3%
Figuur 3.4 – Ontwikkeling deelnemersaantallen 2002/2003 per type onderwijsinstelling naar soort opleiding (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
Capgemini Nederland B.V.
15
Ontwikkeling diploma aantallen In de monitor 2002 kwam bij de ontwikkeling van aantal deelnemers en diploma’s in de vergelijking tussen 2001 en 2002 een wat schommelend beeld naar voren. Een verklaring voor deze schommelingen werd gevonden in het besluit om naar aanleiding van de Rekenschapsdiscussie de stapeling in diploma’s tegen te gaan. Voor de bekostiging wordt het afgeven van meerdere diploma’s aan dezelfde leerling nog gerekend als één diploma. In de vergelijking tussen 2001, 2002 en 2003 zijn vergelijkbare sprongen te zien. Gelet op de kwaliteitscontroles en de accountantscontrole op de telgegevens ten behoeve van de bekostiging, werd vooralsnog uitgegaan van een soepelere overgang naar 2002 /2003. Uit de meetgegevens alleen zijn deze verschillen niet te verklaren. Meting op langere termijn kan hierin uitsluitsel geven. De verwachting is dan dat de ontwikkeling in diploma’s gelijke tred zal gaan houden met de ontwikkeling in met het aantal ingeschreven deelnemers. 10.0%
8.0%
6.0%
4.0%
2.0%
0.0%
-2.0%
-4.0%
Sector
Grote ROC's
Middelgrote ROC's
Kleine ROC's
Vakinstellingen
ontw. diploma's 2000/2001
4.1%
-0.4%
6.4%
7.5%
5.0%
ontw. diploma's 2001/2002
0.3%
4.9%
-2.8%
2.0%
6.6%
ontw. diploma's 2002/2003
5.1%
5.7%
5.2%
4.8%
0.0%
Figuur 3.5 – Ontwikkeling diploma-aantallen 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003 naar type onderwijsinstelling (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
Capgemini Nederland B.V.
16
25.0% 20.0% 15.0% 10.0% 5.0% 0.0% -5.0% -10.0% -15.0% -20.0% Totaal
BOL
BBL
DT
ontw. diploma's 2000/2001
4.1%
-2.1% 17.6% -7.4%
ontw. diploma's 2001/2002
0.3%
-10.2% 17.2% -12.4%
ontw. diploma's 2002/2003
5.1%
6.1%
4.7%
-6.1%
niveau niveau niveau niveau 1 2 3 4
DGO
Econo- Techmie niek
-2.2%
5.6%
20.0%
7.7%
9.5% -13.8%
0.1%
0.0%
0.8%
8.2%
4.1%
3.7%
15.3%
1.3%
0.9%
6.0%
10.7%
Figuur 3.6 – Ontwikkeling diploma-aantallen 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003 naar soort opleiding (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
Uit figuur 3.6 blijkt dat diploma’s in BOL opleidingen in 2002/2003 een positieve ontwikkeling laten zien. De groei van diploma’s in BBL opleidingen is afgenomen en ontwikkeling van diploma’s in deeltijd BOL laat voor het derde jaar op rij een afname zien. De ontwikkelingen liggen in lijn ligt met de afname in aantallen leerlingen in de voorgaande jaren. Opvallend is tevens de sterke groei in diploma’s bij DGO en de zeer beperkte groei in diploma’s bij Economie en Techniek. In feite is dit mede een gevolg van de instroom van deelnemers in de voorgaande jaren. Bij DGO zijn in de voorgaande jaren meer deelnemers ingestroomd dan bij Economie en Techniek.
Capgemini Nederland B.V.
17
Inzoomend op ontwikkeling in aantallen diploma’s per instelling in figuur 3.7 vallen de ontwikkelingen bij kleine ROC’s ten opzichte van de grotere instellingen sterk op. Bij kleine ROC’s is een sterke afname in diplomering in deeltijd BOL en een sterke toename in DGO, Techniek en Economie. Van belang om hierbij op te merken is dat de grote fluctuaties in ontwikkeling voor een deel zijn te verklaren door de kleine absolute aantallen deelnemers en diploma’s in de deeltijd BOL. Een wijziging heeft dan al snel percentueel gezien een groot effect.
30.0%
20.0%
10.0%
0.0%
-10.0%
-20.0%
-30.0%
-40.0%
-50.0% DT
DGO
Economie
6.0%
15.3%
1.3%
0.9%
6.0%
9.7%
0.0%
-1.6%
4.2%
8.5%
17.5%
0.3%
0.5%
-0.7%
1.3%
20.6%
12.7%
6.1%
-5.7%
-5.5%
-14.5%
4.0%
Totaal
BOL
BBL
niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4
Sector
5.1%
6.1%
4.7%
-6.1%
8.2%
4.1%
3.7%
Grote ROC's
5.7%
5.8%
7.0%
-11.3%
4.8%
7.7%
3.5%
Middelgrote ROC's
5.2%
6.9%
3.2%
6.5%
7.6%
1.5%
Kleine ROC's
4.8%
2.6%
9.5%
-45.7%
25.1%
8.1%
Vakinstellingen
0.0%
7.1%
-10.0%
-7.2%
21.8%
3.5%
12.3%
Techniek
Figuur 3.7 – Ontwikkeling diploma-aantallen 2002/2003 per type onderwijsinstelling naar soort opleiding (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
Capgemini Nederland B.V.
18
Ontwikkeling deelnemers en diploma aantallen per sector In onderstaande grafieken (3.8 – 3.11) is de ontwikkeling in deelnemers en diploma aantallen weergegeven voor de periode 2000 tot 2003. Ook hier is het schommelende beeld opvallend. 18.0% 16.0% 14.0% 12.0% 10.0% 8.0% 6.0% 4.0% 2.0% 0.0% -2.0%
Totaal DGO
KOC Nederland
OVDB
deelnemers 01/02
11.3%
4.5%
12.2%
deelnemers 02/03
6.0%
-0.6%
6.8%
diploma's 01/02
0.1%
5.5%
-0.6%
diploma's 02/03
15.3%
3.0%
16.8%
Figuur 3.8 – Ontwikkeling deelnemers en diploma-aantallen in de sector DGO 2001/2002 en 2002/2003 naar KBB (bron: Bekostigingstelling Bve sector) 30.0% 25.0% 20.0% 15.0% 10.0% 5.0% 0.0% -5.0% -10.0% -15.0% -20.0%
Totaal Economie
ECABO
KC Handel
LOB HICT
SVO
3.1%
3.3%
3.0%
2.6%
4.6%
deelnemers 02/03
1.6%
-0.1%
4.2%
3.5%
-9.5%
diploma's 01/02
0.0%
0.8%
-1.0%
-1.4%
24.2%
diploma's 02/03
1.3%
5.9%
-5.0%
1.2%
-16.2%
deelnemers 01/02
Figuur 3.9 – Ontwikkeling deelnemers en diploma-aantallen in de sector Economie 2001/2002 en 2002/2003 naar KBB (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
Capgemini Nederland B.V.
19
20.0%
15.0%
10.0%
5.0%
0.0%
-5.0%
-10.0%
-15.0% Totaal BouwTechniek radius
VBGI
Innovam IntechLIFT-Gr. &VOC nium
SVS
SBW
SH&M
SOM
SVGB
T&L
VAPRO
VEV
deelnemers 01/02
-3.2%
-4.1%
7.3%
1.3%
-1.9%
0.8%
0.1%
-2.6%
-8.0%
-5.1%
-5.8%
2.3%
-5.7%
-8.1%
deelnemers 02/03
-3.1%
-4.4%
6.4%
1.8%
-5.1%
4.4%
0.7%
-4.5%
-9.8%
-3.0%
-0.5%
0.2%
-4.6%
-8.8%
diploma's 01/02
0.8%
1.6%
-1.8%
3.0%
-2.7%
6.2%
14.6%
-12.1%
-3.5%
-8.3%
-3.2%
8.9%
-0.1%
5.7%
diploma's 02/03
0.9%
-0.1%
9.6%
5.4%
-2.9%
-6.8%
-3.4%
0.4%
-3.5%
5.5%
-4.1%
2.4%
-5.4%
0.9%
Figuur 3.10 – Ontwikkeling deelnemers en diploma-aantallen in de sector Techniek 2001/2002 en 2002/2003 naar KBB (bron: Bekostigingstelling Bve sector)
Capgemini Nederland B.V.
20
Intredewerkloosheid 2
1.5
in mndn.
1
0.5
0
sector
BOL niveau 1/2
BOL niveau 3/4
BBL niveau 1/2
intredewerkloosheid 2000
0.3
0.8
0.3
0.2
0.2
intredewerkloosheid 2001
0.5
1
0.5
0.4
0.3
intredewerkloosheid 2002
0.3
intredewerkloosheid 2003
BBL niveau 3/4
0.5
0.4
0.3
0.1
1.5
0.6
0.7
0.3
Figuur 3.11 – Intredewerkloosheid in maanden Bve sector naar soort opleiding (bron: ROA, schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt). NB. Het sectorgemiddelde wordt door berekening nog nader vastgesteld.
Intredewerkloosheid laat na een aantal jaren van daling nu een stijging zien, en isvooral zichtbaar bij de BOL en BBL opleidingen op niveau 1 en 2. De slechtere economische ontwikkelingen en de afname van de kansen op de arbeidsmarkt lijken zich vooral toe te spitsen op aspirant werknemers met een niveau 1 of 2 diploma. Volgens het CBS waren er in het tweede kwartaal van 2004 119 duizend banen van werknemers minder dan in het tweede kwartaal van 2003. Het banenverlies is hiermee verder opgelopen (CBS, Persbericht 1 oktober 2004, uit ECABO/COLO rapportage 2004). De afname in banen is sterk in de metaalindustrie, bij banken, in de papier- en grafische industrie en in de productie van transportmiddelen. Vooral in de industrie, de contractcatering, de banken en de IT-sector werd in 2002 en 2003 fors gesaneerd. In 2005 neemt het aantal banen in de marktsector als geheel weer toe, zo is de verwachting van CWI. De handel en de zakelijke dienstverlening herstellen zich reeds in 2004 en deze sectoren kennen dan ook een sterke groei van het aantal vacatures. Daar staat tegenover dat de industrie in 2004-2005 banen blijft verliezen. In het tweede kwartaal 2004 waren de gezondheids- en welzijnszorg en het onderwijs de enige tak-
Capgemini Nederland B.V.
21
ken met banengroei. (CBS, Persbericht oktober 2004). De verwachting is dat de intredewerkloosheid in de periode vanaf 2005 weer zal afnemen. Wellicht dat de groei in DGO opleidingen en de afname in Techniek en Economie voor een deel te verklaren zijn door de veranderende situatie op de arbeidsmarkt. Met deze stelling zou de komende jaren een daling in intredewerkloosheid op deze gebieden gepaard kunnen gaan met een stijging in de groei van aantallen leerlingen die nu ook in deze markt weer perspectief zien. Andersom zou ook kunnen worden geredeneerd dat een verminderde kans op de arbeidsmarkt leidt tot meer leerlingen die langer op school blijven in afwachting van betere tijden. De afname in leerlingaantallen en diploma’s lijkt dit echter niet te onderbouwen. Doorstroom HBO 50.0%
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0%
sector
BOL niveau 1/2
BOL niveau 3/4
BBL niveau 1/2
BBL niveau 3/4
doorstroom naar HBO 2000
23.1%
0.9%
42.1%
0.4%
6.5%
doorstroom naar HBO 2001
18.9%
1.0%
39.6%
0.4%
6.8%
doorstroom naar HBO 2002
20.8%
1.7%
40.8%
0.6%
2.6%
1.4%
39.5%
0.0%
8.9%
doorstroom naar HBO 2003
Figuur 3.12 – Doorstroom naar het HBO vanuit soort opleiding (bron: ROA, schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt). NB. Het sectorgemiddelde wordt door berekening nog nader vastgesteld.
De doorstroom van MBO naar HBO is voor de periode van 2000 tot 2003 vrij constant. De BBL opleidingen niveau 3 en 4 laten na een daling in 2002 nu weer een stijging zien in doorstroom naar het HBO. De BOL opleidingen op niveau 3 en 4 blijven de grootste leveranciers voor doorstroom naar HBO. De doorstroom ligt consequent rond de veertig procent.
Capgemini Nederland B.V.
22
Allochtonen Grafiek 3.12 laat een toename zien in het aantal allochtonen deelnemers in de Bve sector. De definitie die hierbij is gehanteerd luidt: Een allochtoon is een persoon die zélf, én van wie één van de ouders in een doelgroepland geboren zijn, of van wie beide ouders in een doelgroepland geboren zijn. De groei – en vooral de sprong in 2002/2003 valt mede te verklaren door de verbeterde kwaliteit van meetgegevens. Na invoering van de wettelijke verplichting verbijzonderen meer scholen het aantal allochtonen in onderwijs, dan in voorgaande jaren. Van een trend mag nog niet worden gesproken. Metingen over 2003/2004 en verder zullen – bij gelijkblijvende kwaliteit van meting – inzicht gaan geven in trends in ontwikkeling. 70000 60000 50000 1998/1999 40000
1999/2000 2000/2001 2001/2002
30000
2002/2003 20000 10000 0 BBL
BOL
Educ. (Alg.)
Figuur 3.13 – Ontwikkeling aantallen allochtone deelnemers in onderwijs (bron: Beleidstelling)
Capgemini Nederland B.V.
23
3.2
Kwalitatief Onderstaande grafiek brengt de resultaten op het beleidsterrein onderwijs in beeld:
Realisatie
Uitwerking
Verkenning
Niets gedaan Innovatie & individualisering onderwijsprogrammering
Versterkte aansluiting op eisen en wensen arbeidsmarkt
Doorontwikkeling kwalificatie-structuur
Aansluiting verticale beroepskolom
Optimaliseren apparatuursituatie
Internationalisering
thermometer 2002
2,0
2,0
1,7
2,2
2,3
2,4
thermometer 2003
2,1
2,1
1,8
2,4
2,4
2,3
thermometer 2004
2,4
2,3
2,1
2,5
2,6
2,3
Figuur 3.14 – Beleidsontwikkelingen onderwijs Bve sector (bron: beleidsmonitor Capgemini 2004)
Trendanalyse Met uitzondering van internationalisering, hebben de instellingen op alle beleidsdomeinen van onderwijs de afgelopen jaren voortgang geboekt. De sterkste stijging doet zich voor op het gebied van: innovatie en individualisering van de onderwijsprogrammering en de doorontwikkeling van de kwalificatiestructuur. Het optimaliseren van de apparatuursituatie en de aansluiting op de verticale beroepskolom zijn (gemiddeld genomen) het verst gevorderd in ontwikkelingsfase. Verder is er sprake van een gestage ontwikkeling betreffende de aansluiting op eisen en wensen van bedrijfsleven en arbeidsmarkt. Internationalisering lijkt gemiddeld genomen geen kwestie voor de instellingen. Echter juist op het gebied van internationalisering geldt dat sprake is van een grote spreiding tussen de instellingen: bij sommigen bevindt dit beleidsitem zich in de verkennende fase en bij andere instellingen in de uitwerkings- of realisatiefase. Aangegeven
Capgemini Nederland B.V.
24
wordt dat internationalisering drukt op de financiën en de meerwaarde ervan wordt niet altijd duidelijk.
internationalisering in 2002 internationalisering in 2003 internationalisering in 2004
sector gem. s.d. 2,4 0,7 2,3 0,9 2,3 1,0
grote ROC' s gem. s.d. 2,1 0,7 2,5 0,4 2,2 1,1
middelgrote ROC' s kleine ROC' s gem. s.d. gem. s.d. 2,7 0,4 2,3 0,9 2,4 0,9 2,3 1,0 2,4 0,9 2,4 1,1
vakinstellingen gem. s.d. 1,8 1,1 1,0 1,4 1,4 1,3
Figuur 3.15 – Spreidingstabel internationalisering (bron: beleidsmonitor Capgemini 2004)
Differentiatie naar type instellingen Er zijn verschillen te constateren in de ontwikkeling op de beleidsitems tussen de instellingen. Zo geldt dat de vakinstellingen verhoudingsgewijs de sterkste vooruitgang hebben geboekt in mate van realisatie van de innovatie en individualisering van de onderwijsprogrammering en tevens met de aansluiting op bedrijfsleven en arbeidsmarkt. Zowel de grote ROC’s als de kleine ROC’s hebben met name beleidsmatig geïnvesteerd in de aansluiting op de verticale beroepskolom. Daarnaast hebben de kleine ROC’s voorts extra aandacht voor het optimaliseren van de apparatuursituatie. De middelgrote ROC’s zijn het verst – evenals in voorgaande jaren – in de beleidsmatige realisering van internationalisering. Ondernomen activiteiten De belangrijkste vernieuwingen en ontwikkelingen op het terrein van onderwijs zijn het invoeren van competentiegericht leren, de implementatie van de nieuwe examinering en proeftuinen in het kader van de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur. Verschillende onderwijsinstellingen maken gebruik van de regeling Proeftuinen. Deze regeling maakt het voor onderwijsinstellingen mogelijk te experimenteren met een aantal kwalificatieprofielen uit de nieuwe competentiegericht kwalificatiestructuur. De aansluiting verticale beroepskolom krijgt vooral vorm in samenwerkingsverbanden met VMBO- en HBO-instellingen. Voor de apparatuursituatie is in de techniek voortgang geboekt door samenwerking met CVV, AXIS-projecten, technocentra en dergelijke. Daarnaast is door ROC’s en vakinstellingen geïnvesteerd in (ICT) apparatuur voor de economische, administratieve en ICT opleidingen. Wat betreft internationalisering worden Europees taalpaspoort, buitenlandse BPB en uitwisselingsprogramma’s (voor docenten) als voorbeeldactiviteiten genoemd.
Capgemini Nederland B.V.
25
4
Personeel
4.1
Kwantitatief Personeelopbouw naar schaal en type instelling 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Sector
Grote ROC's
Middelgrote ROC's
Kleine ROC's
Vakinstellingen
schaal 15+
0,5%
0,5%
0,4%
0,6%
1,3%
schaal 12-14
11,2%
14,0%
9,1%
12,3%
5,3%
schaal 7-11
69,2%
65,8%
71,5%
68,9%
77,5%
schaal 1-6
19,2%
19,7%
19,1%
18,2%
16,0%
Figuur 4.1 – Personeelsopbouw Bve sector naar schaal en type instelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Net als in voorgaande monitor laat de personeelsopbouw een vergelijkbaar beeld zien. Het grootste aandeel aan personeel treft men in de schalen 7 tot en met 11. In deze groep valt vooral de docentenpopulatie van schalen 9 tot en met 11 (soms uitloop naar 12). Het middenkader en hoger management wordt ingeschaald in de schalen 12 tot en met 14. Inschaling in schaal 15 of hoger vindt beperkt plaats. De vakinstellingen hebben relatief meer hoge inschalingen (schaal 15+) dan de ROC’s.
Capgemini Nederland B.V.
26
Personeelopbouw naar afdeling en type instelling 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Sector
Grote ROC's
Middelgrote ROC's
Kleine ROC's
Vakinstellingen
Overig
14,8%
19,1%
12,4%
11,4%
12,0%
Deelnemers administratie
3,9%
2,6%
4,6%
5,2%
3,8%
Huisvesting & facilitaire zaken
7,8%
6,6%
8,8%
7,6%
7,2%
Lijnmanagement prim. Proces
5,5%
5,4%
5,5%
5,9%
4,7%
Primair proces
68,0%
66,3%
68,7%
69,9%
72,3%
Figuur 4.2 – Personeelsopbouw Bve sector naar afdeling en type instelling (bron: bedrijfsvoeringsvragenlijst Capgemini 2004)
Bij de ROC’s en vakinstellingen is 67,2 procent werkzaam in het primaire proces. Bij de grote ROC’s is het aandeel primair proces iets lager dan bij de overige ROC’s en de vakinstellingen. De grote ROC’s hebben naar verhouding meer ondersteunende functies, die in het hoofdstuk bedrijfsvoering nader zullen worden behandeld.
Capgemini Nederland B.V.
27
Gemiddelde personeelslasten € 70,0
€ 60,0
€ 50,0
€ 40,0 (x 1.000) € 30,0
€ 20,0
€ 10,0
€ 0,0
Figuur 4.3 – Verdeling van de gemiddelde personeelslasten 2003 per fte (bron: bedrijfsvoeringsvragenlijst Capgemini 2004)
De gemiddelde p-lasten per fte voor alle instellingen is 52,8 duizend euro. De grotere instelllingen hebben een gemiddelde p-lasten per fte van 50,6 duizend euro, middelgrote ROC’s 54,3 duizend euro, kleine ROC’s 50,5 duizend euro en vakinstellingen 51,3 duizend euro. In 2002 bedroeg de GPL voor de sector 49,6 duizend euro De spreiding tussen ROC’s en vakinstellingen beweegt zich tussen 48 duizend euro en 59 duizend euro, met een flinke uitschieter naar beneden; 38 duizend euro. Als we de GPL verbijzonderen voor de verschillende functiecategorieën, dan geeft figuur 4.4 op de volgende pagina het volgende beeld.
Capgemini Nederland B.V.
28
€ 80,0
€ 70,0
€ 60,0
€ 50,0
€ 40,0
€ 30,0
€ 20,0
€ 10,0
€ 0,0
sector
totaal
primair primair primair onderw. proces - proces - proces & lijnman. b.o. educatie contract innovati
€ 52,6
€ 54,1
€ 56,6
€ 35,2
€ 53,9
€ 57,8
p&o
ict
huisvesting
deeln.adm.
fez
planning en control
kwal. man.
pr & marketing
overig
€ 44,3
€ 42,4
€ 35,6
€ 33,9
€ 43,2
€ 59,9
€ 69,1
€ 46,8
€ 36,1
Figuur 4.4 – Verdeling van de gemiddelde personeelslasten 2003 per fte naar de afdelingen (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Opvallend zijn de relatief hoge gemiddelde lasten voor kwaliteitsmanagement en planning en control. Ook lijnmanagement, onderwijs en innovatie, primair proces voor beroepsonderwijs en educatie liggen iets hoger dan het gemiddelde. Contractonderwijs, huisvesting en deelnemersadministratie laten relatief lage waarden zien ten opzichte van het gemiddelde. De hoge kosten voor ondersteuning vallen mede te verklaren door 1) de toename in verantwoordingslast intern en naar politiek en stakeholders, 2) de toename van de verwerking van regels en aanwijzingen in de dagelijkse bedrijfsvoering van de onderwijsinstellingen en 3) de toename in complexiteit van management en control instrumenten, ICT ondersteunende systemen, meer coördinatie en voortgangsoverleg, meer marktgericht werken en denken. Daardoor is meer professionele en deskundige ondersteuning nodig dat zich veelal laat vertalen in hogere salarissen. Personeelslasten per deelnemer De personeelslasten per deelnemer laten een gespreid beeld zien. Gemiddeld zijn ROC’s en vakinstellingen 5000 euro per deelnemer aan personeelslasten kwijt. De spreiding varieert tussen de 3000 en 8000 euro per deelnemer.
Capgemini Nederland B.V.
29
Personeelslasten per deelnemer 9.000 8.000
P-lasten per deelnemer
7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 Instellingen
Figuur 4.5 – Verdeling van de personeelslasten 2003 per deelnemer (bron: Cfi 2003)
Grote ROC’s betalen gemiddeld ongeveer 5500 euro per deelnemer aan p-lasten, middelgrote en kleine ROC’s 5000 euro per deelnemer en vakinstellingen 4800 euro per deelnemer. Bij middelgrote ROC’s en vakinstellingen is de spreiding rond het gemiddelde het grootst. Er zijn middelgrote ROC’s en vakinstellingen die aanzienlijk hogere bedragen per deelnemer kwijt zijn, maar er zijn dus ook middelgrote ROC’s en vakinstellingen met aanzienlijk lagere bedragen. Inhuur externen Het percentage inhuur op de totale p-lasten bedraagt iets minder dan voorgaand jaar; 5,2 procent in 2003 tegen 5,3 procent in 2002. De vakinstellingen geven iets meer uit dan voorgaand jaar. De grote ROC’s hebben relatief veel minder ingehuurd dan voorgaand jaar. Gemiddeld geven de ROC’s en vakinstellingen iets minder dan 3 miljoen euro uit aan inhuur van externen. De meeste externen worden ingehuurd voor het primair proces, ICT, huisvesting en lijnmanagement. Er is een relatief hoge post ‘overig’. Daaronder vallen vooral de grote organisatieveranderingen, fusies en strategische heroriëntaties, aangestuurd vanuit Colleges van Bestuur.
Capgemini Nederland B.V.
30
% inhuur op totale p-lasten 9,0% 8,0% 7,0%
% inhuur
6,0% 5,0%
2002/3
4,0%
2003/4
3,0% 2,0% 1,0% 0,0% sector
VAK
klROC
mgROC
grROC
Figuur 4.6 – Percentage van de lasten van inhuur personeel op de totale lasten in 2003 voor personeel naar type instelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004). € 3.500
€ 3.000
(x 1.000)
€ 2.500
€ 2.000
€ 1.500
€ 1.000
€ 500
€0 totaal inhuur € 2.923
primair primair huisproces - proces vesting b.o. educati € 1.246
€ 240
€ 100
ict € 42
primair lijnman. proces contract € 139
€ 57
fez
p&o
p&c
€ 160
€ 197
€ 29
onderw deeln. & adm. innovati € 77
€ 49
pr/ marketing
kwal. man.
overig
€4
€ 12
€ 569
Figuur 4.7 – Gemiddelde inhuurkosten per onderwijsinstelling naar de verschillende afdelingen waarvoor personeel is ingehuurd (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Capgemini Nederland B.V.
31
Deelnemer docentratio Deelnemer / docentratio 35,0
30,0
Deelnemers per docent
25,0
20,0
15,0
10,0
5,0
0,0
deelnemer/docent ratio
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
vakinstellingen
17,6
13,2
19,2
22,2
31,0
Figuur 4.8 – Deelnemer docent ratio per type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Op sectorniveau is een lichte daling te zien in het aantal deelnemers per docent. Was de ratio in 2002 nog 20,9 deelnemers per docent, anno 2003 is dat 17,6 deelnemers per docent. Bij de grote ROC’s is een daling te zien van 14,8 deelnemers per docent in 2002 naar 13,2 deelnemers per docent in 2004. Dat zou kunnen betekenen dat de grote ROC’s verhoudingsgewijs meer in staat zijn om deelnemers intensiever te begeleiden en kleinere klassen te vormen. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat grote ROC’s meer verschillende opleidingen aanbieden ook als daar een kleinere doelgroep voor aanwezig is. De andere ROC’s hebben verhoudingsgewijs in 2003 en 2004 relatief meer deelnemers per docent dan in 2002. Bij vakinstelling is de stijging het grootst. Deze grote stijging is voor een deel te verklaren uit de grotere deelname bij vakinstellingen in 2003.
Capgemini Nederland B.V.
32
Leeftijdsopbouw Personeel 50.0% 45.0% 40.0% 35.0% 30.0% 25.0% 20.0% 15.0% 10.0% 5.0% 0.0%
<18 jaar
18-24
25-34
35-44
45-54
>=55 jaar
2000
0.0%
1.7%
10.2%
28.6%
45.4%
14.1%
2001
0.1%
2.1%
10.5%
26.6%
44.9%
15.9%
2002
0.1%
3.4%
12.9%
25.6%
40.3%
17.7%
2003
0.0%
2.4%
11.6%
23.4%
41.3%
21.3%
2004
0.0%
1.7%
11.2%
22.3%
41.5%
23.2%
Figuur 4.9 – Leeftijdsopbouw personeel Bve sector (bron: Caso gegevens, bewerkt door Bve raad)
Opvallend is dat het personeel “vergrijst”, de groep 55+ neemt gestaag toe, de groep 35 tot 55 neemt gestaag af terwijl de overige categorieën na een stijging weer dalen. Dat betekent dat ROC’s en vakinstellingen steeds meer oudere medewerkers in dienst hebben, met relatief hogere personeelslasten. Een mogelijk aandachtspunt voor ROC’s zou verjonging van het personeelsbestand kunnen zijn – dit mede in het licht van verbeterde aansluiting op de belevingswereld van jonge leerlingen en vernieuwingen in het onderwijs. Daarbij geven de ROC’s aan dat het op de arbeidsmarkt beschikbaar zijnde onderwijzende personeel over het algemeen steeds ouder wordt (anciënniteitvergrijzing). De vervangingsleeftijd van personeel gaat daardoor omhoog en werkt de verdere veroudering van het personeelsbestand in de hand.
Capgemini Nederland B.V.
33
4.2
Kwalitatief De onderstaande grafiek brengt de resultaten op het beleidsterrein personeel in beeld: Realisatie
Uitwerking
Verkenning
Niets gedaan Integraal personeelsbeleid
Management development programma’s
thermometer 2002
1,8
2,2
thermometer 2003
2,3
2,4
thermometer 2004
2,5
2,4
Figuur 4.10 – Beleidsontwikkelingen personeel Bve-sector (bron: beleidsmonitor Capgemini 2004)
Trendanalyse De instellingen hebben een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt op het gebied van personeel, in het bijzonder op het gebied van integraal personeelsbeleid. De voortgang heeft vooral plaatsgehad van 2002 naar 2003. In het afgelopen jaar (van 2003 naar 2004) is de ontwikkeling van integraal personeelsbeleid en management developmentprogramma’s minder sterk geweest. Differentiatie naar type instellingen De onderlinge verschillen tussen instellingen zijn afgenomen (gegeven de afnemende standaarddeviatie). De grote ROC’s scoren nog steeds het verst in ontwikkeling, zowel inzake integraal personeelsbeleid maar vooral waar het gaat om management developmentprogramma’s.
Capgemini Nederland B.V.
34
Ondernomen activiteiten Door instellingen zijn diverse activiteiten ondernomen in het kader van IPB zoals: invoering gedifferentieerd functiebouwwerk, interne en externe scholingstrajecten, invoering kernteams, invoering vrije model taakbeleid, werktijden en vakantieregeling, werken met POP’s, werken naar competentiemodel (vaststellen nieuwe functie/competentieprofielen). Ook uit de IPB-monitor 2 komt naar voren dat de Bve-instellingen hard op weg zijn om een integraal personeelsbeleid (IPB) te ontwikkelen en er zijn veel activiteiten gaande om het personeelsbeleid binnen de sector verder te moderniseren. Op brancheniveau is hier een belangrijke impuls aan gegeven; zo is er een aparte website IPB ingericht met instrumentarium, best practices et cetera. Ook zijn casestudies uitgevoerd om een beeld te geven van de manier waarop IPB wordt vormgegeven door instellingen die relatief ver zijn met de ontwikkeling van integraal personeelsbeleid.
Capgemini Nederland B.V.
35
5
Bedrijfsvoering
5.1
Kwantitatief Afdelingen in bedrijfsvoering 7,0%
6,0%
5,0%
4,0%
3,0%
2,0%
1,0%
0,0%
Sector
Grote ROC's
Middelgrote ROC's
Kleine ROC's
Vakinstellingen
Onderwijs en innovatie
1,2%
1,2%
1,1%
1,2%
2,5%
Lijnmanagement primair proces
5,5%
5,4%
5,5%
5,9%
4,7%
Deelnemersadministratie
3,9%
2,6%
4,6%
5,2%
3,8%
Fez/control
2,4%
2,3%
2,6%
2,1%
2,4%
Kwaliteitsmanagement
0,2%
0,1%
0,2%
0,5%
0,5%
Pr/marketing/voorlichting
0,7%
0,5%
0,8%
0,8%
1,0%
Figuur 5.1 – Aandeel personeel (in fte’s) binnen de bedrijfsvoeringafdelingen gerelateerd aan totaal fte’s naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
In bovenstaand overzicht is het aandeel personeel in de bedrijfsvoeringafdelingen opgenomen. De aandelen zijn gerelateerd aan het totale personeelsbestand van de instellingen. Dat is ook de reden dat het overzicht niet optelt tot 100 procent. Lijnmanagement heeft relatief gezien het grootste aandeel ten opzichte van de bedrijfsvoeringfuncties. Op het personeelsbestand per instelling totaal varieert het aandeel lijnmanagement tussen de 4,7 en 5,9 procent. Opvallend in het overzicht is het relatief grote aandeel deelnemersadministratie bij de middelgrote en kleine ROC’s. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de administratieve lasten van de deelnemersadministratie geen gelijke tred houdt met het aantal deelnemers. Een andere verklaring zou gelegen kunnen zijn in de schaalvergroting van grote ROC’s en de daarmee te behalen efficiencyvoordelen.
Capgemini Nederland B.V.
36
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
stafdienst onderwijs en innovatie
lijnmanagement
deelnemersadministratie
fez
planning & control
kwaliteitsmanagement
p.r. & marketing
schaal 15+
2.3%
5.7%
0.1%
0.3%
4.3%
0.0%
0.0%
schaal 12-14
26.1%
64.2%
1.1%
7.8%
37.6%
47.8%
10.2%
schaal 7-11
62.1%
11.1%
15.2%
49.9%
49.8%
46.4%
71.6%
schaal 1-6
9.4%
19.0%
83.6%
42.0%
8.3%
5.8%
18.1%
Figuur 5.2 – Procentuele verdeling inschaling fte’s naar de verschillende bedrijfsvoeringafdelingen (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Bij de procentuele verdeling in inschaling fte’s naar de verschillende bedrijfsvoeringafdelingen zijn onderling sterke verschillen zichtbaar. Deelnemersadministratie heeft procentueel het grootste aandeel van de medewerkers in schalen 1 tot en met 6. Lijnmanagement en in mindere mate planning en control en kwaliteitsmanagement hebben een groot aandeel in schalen 12 tot en met 14 en wat minder in schaal 15 of hoger. De combinatie van deze figuur met figuur 4.3 geeft een inzicht in de verdeling van de gemiddelde personeelslasten 2003. De inschaling voor de verschillende functies uitgesplitst in figuur 5.2 komen overeen met de personeelslasten zoals deze zijn uitgesplitst in figuur 4.3.
Capgemini Nederland B.V.
37
Inrichtingscriterium 60,0%
50,0%
40,0%
30,0%
20,0%
10,0%
0,0%
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
vakinstellingen
PMC
12,2%
16,7%
15,8%
0,0%
14,3%
sectoren
36,6%
50,0%
31,6%
57,1%
14,3%
scholen
9,8%
16,7%
15,8%
0,0%
0,0%
units
41,5%
33,3%
52,6%
28,6%
42,9%
locaties
26,8%
33,3%
26,3%
14,3%
42,9%
anders
12,2%
33,3%
0,0%
14,3%
14,3%
Figuur 5.3 – Procentuele verdeling organisatorische inrichtingscriterium ROC’s naar type onderwijsinstelling (meerdere antwoorden mogelijk, waardoor totaal > 100%; bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Voor de organisatorische inrichting van de ROC’s en vakinstellingen worden net als in 2002 verschillende varianten gebruikt. Opvallend is de hoge mate van diversiteit in benamingen en type inrichtingsvarianten. Veel benoemde inrichtingsvarianten zijn: • PMC’s • Sectoren • Scholen • Units • Locaties Er doen zich wel verschillen voor ten opzichte van 2002. Spraken grote ROC’s vorig jaar nog overwegend over Product Markt Combinaties, nu geven zij aan meer te spreken over Sectoren. Vakinstellingen noemen dit jaar ook locaties als inrichtingscriterium. Middelgrote ROC’s spreken net als vorig jaar vooral over Units, en kleine ROC’s vooral over Sectoren. NB de scores tellen op tot hoger dan 100%, omdat er instellingen zijn die combinaties van benamingen hanteren.
Capgemini Nederland B.V.
38
Juridische entiteit contractactiviteiten 60,0%
50,0%
40,0%
30,0%
20,0%
10,0%
0,0%
ALLE ROC's
grROC's
mgROC's
klROC's
VAK
geen contractactiviteiten
7,3%
0,0%
5,3%
0,0%
28,6%
aparte BV
29,3%
16,7%
42,1%
28,6%
0,0%
binnen de holding
31,7%
33,3%
36,8%
28,6%
14,3%
stichting
24,4%
16,7%
15,8%
28,6%
57,1%
vereniging
2,4%
0,0%
0,0%
14,3%
0,0%
anders, namelijk
4,9%
33,3%
0,0%
0,0%
0,0%
Figuur 5.4 – Procentuele verdeling juridische entiteit contractactiviteiten naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
In de vraagstelling richting de instellingen is wederom een onderscheid gemaakt in zes varianten waarin de contractactiviteiten gegoten kunnen worden, te weten: • Geen aparte entiteit • Aparte BV (contractactiviteiten ondergebracht in een BV constructie) • In holding (contractactiviteiten als zelfstandige tak onder het CvB) • Stichting (contractactiviteiten ondergebracht in stichting) • Vereniging (contractactiviteiten ondergebracht in vereniging) • Anders Vanuit de inventarisaties blijkt een duidelijke voorkeur om de contractactiviteiten separaat te positioneren (BV, Stichting, in holding). Opvallend daarbij is dat ROC’s verhoudingsgewijs meer dan vorig jaar kiezen voor een BV of in de Holding en minder voor een Stichtingsconstructie.
Capgemini Nederland B.V.
39
5.2
Kwalitatief Onderstaande grafiek brengt de resultaten op het beleidsterrein bedrijfsvoering in beeld: Realisatie
Uitwerking
Verkenning
Niets gedaan Optimalisering planning & control, kwaliteitszorg
Professionalisering functie PR, communicatie, marketing
Optimaliseren deelnemersadministratie
Regionalisering
Bevordering rendementssturing
thermometer 2002
2,2
2,1
2,3
2,3
1,8
thermometer 2003
2,5
2,2
2,3
2,2
1,9
thermometer 2004
2,5
2,5
2,5
2,3
2,2
Figuur 5.5 – Beleidsontwikkelingen bedrijfsvoering Bve-sector (bron: beleidsmonitor Capgemini 2004). NB. In de grafiek lijken de waarden in de legenda niet te corresponderen met de grafische weergave. Dit heeft te maken met de afrondingkeuzes. In een eindversie zal dit worden aangepast.
Trendanalyse Met uitzondering van regionalisering, hebben de instellingen op alle domeinen van bedrijfsvoering voortgang in realisatie geboekt de afgelopen jaren (2002, 2003 en 2004). Hoog op de ‘realisatie’ agenda staan daarbij de functionele gebieden planning en control en kwaliteitszorg, PR en marketing en de deelnemersadministratie. Overigens lijkt in het afgelopen jaar de ontwikkeling op het gebied van planning en control en kwaliteitszorg minder sterk te zijn (2004 t.o.v. 2003). Differentiatie naar type instellingen Er zijn duidelijke verschillen tussen instellingen te constateren. Vooral de grote ROC’s hebben sterke progressie geboekt en scoren op vrijwel alle onderdelen van de bedrijfsvoering het hoogst (in de zin van ‘verst gevorderd’). Een uitzondering hierop
Capgemini Nederland B.V.
40
betreft de optimalisering van de deelnemersadministratie; dit beleidsitem is binnen de grote ROC‘s het minst ver gerealiseerd. Een interessant gegeven gezien het relatief lagere aandeel administratief personeel in de grotere organisaties (zie figuur 5.1). Dit zou mogelijkerwijs kunnen betekenen dat systeemoptimalisatie beperkt effect heeft op de inzet van personeel. Deze uitspraak is echter met de huidige informatie onvoldoende te onderbouwen, maar zou in het kader van verdere efficiencymaatregelen wel separaat kunnen worden onderzocht. Qua voortgang volgen na de grote ROC’s de kleine ROC’s. Zij hebben (eveneens) vooral voortgang hebben geboekt met planning en control en kwaliteitszorg, PR en marketing en rendementssturing. De vakinstellingen hebben vooral voortgang geboekt op het gebied van planning en control en kwaliteitszorg. Daarnaast hebben de vakinstellingen vordering in realisatie laten zien op domeinen van bedrijfsvoering, waarvoor in 2003 nog gold dat er verminderde aandacht voor was. De voortgang doet zich vooral voor bij de deelnemersadministratie, regionalisering en rendementssturing. Voor de middelgrote ROC’s is sprake van een meer geleidelijke ontwikkeling. Ondernomen activiteiten • Inzake de optimalisering van planning en control en kwaliteitszorg zijn door ROC’s activiteiten ondernomen als: structurele inzet van audits en zelfevaluaties, instelling van een dienst Audit en Control, versterking van de AO, kwaliteitszorgpilot toetsing en examinering, versterking van de begrotingscyclus, meer integratie tussen de kwaliteitszorgcyclus en de planning en control cyclus en de uitbreiding van het management instrumentarium. • De professionalisering van de functie PR, Communicatie en Marketing krijgt vorm door het aantrekken van professionele krachten en door de professionalisering/herpositionering van de afdeling Marketing en Communicatie. Verschillende instellingen hebben een aparte dienst ingericht. Ook heeft een instelling een speciale Taskforce Corporate Communication ingesteld. Samenvattend kan worden geconstateerd dat veel instellingen de een verschuiving laten zien in PRactiviteiten: van voorlichting/PR naar marketing (marktgerichter maken van de organisatie). • Bij de deelnemersadministratie zijn activiteiten uitgevoerd zoals: AO-procedures, versterken centrale regie/aansturing en verdergaande automatisering (studievoortgang, cijfers on-line beschikbaar maken en dergelijke). • Regionalisering heeft vorm gekregen door participatie in regionale branche adviesgroepen, technocentra en overleg beroepenveld. Voor veel instellingen is samenwerking met gemeenten en bedrijfsleven een continu aandachtspunt (continue activiteit), mede in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van Educatie, inburgering, marktwerking en contractonderwijs. • Rendementssturing kent onder meer de volgende activiteiten: definitie van begrip ‘rendement’, verdere ontwikkeling van meetinstrumenten en normen, ontwikkeling MIS in relatie tot managementcontracten. Voorts is meer zicht ontstaan op be-
Capgemini Nederland B.V.
41
leidsinterventies die nodig zijn in het kader van rendementsverbetering. Dit maakt het mogelijk verder toe te groeien naar rendements(verbeter)afspraken, die dan ook in de monitor kunnen worden opgenomen.
Capgemini Nederland B.V.
42
6
ICT
6.1
Kwantitatief Afdeling ICT 90,0%
80,0% 70,0%
60,0% 50,0%
40,0%
30,0% 20,0%
10,0% 0,0%
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
schaal 1-6
22,5%
17,1%
22,7%
37,2%
vakinstellingen 19,7%
schaal 7-11
72,2%
79,8%
70,7%
56,4%
75,2%
schaal 12-14
5,3%
2,7%
6,6%
6,4%
5,1%
schaal 15+
0,1%
0,3%
0,0%
0,0%
0,0%
Figuur 6.1 – Procentuele verdeling inschaling fte’s werkzaam binnen de afdeling ICT naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Voor wat betreft de inschaling van medewerkers in de ICT afdeling laten alle instellingen een vergelijkbaar beeld zien. De meeste medewerkers zijn ingeschaald in de schalen 7 tot en met 11. Grote ROC’s en vakinstellingen laten een relatief grotere verhouding aan deze categorie medewerkers zien. Kleine ROC’s hebben een relatief groter aandeel ICT medewerkers in de schalen 1 tot en met 6.
Capgemini Nederland B.V.
43
Deelnemers computerratio 10 9
8.7
8 7.2 7
6.7
6.4
6 deelnemers/p.c. 5 4 3 2 1 0 2000/2001
2001/2002
2002/2003
2003/2004
Figuur 6.2 – Trend in deelnemers computerratio Bve sector (bron: ICT-onderwijsmonitor ITS, 2003/2004)
Uit de grafiek deelnemers computerratio blijkt de trend van 2000 tot 2003 zich in 2004 door te zetten. Weliswaar in een verminderd tempo neemt het aantal computers in verhouding tot het aantal leerlingen in ROC’s en vakinstellingen toe. Momenteel maken 6,4 leerlingen gebruik van een computer tegen 8,7 leerlingen in 2000/2001. Deze ratio is mede te verklaren door de groei in persoonlijk aan leerlingen uitgereikte ICT (lap tops) en toename van ICT in het onderwijs en de gespecialiseerde ICT opleidingen die door ROC’s worden verzorgd.
Capgemini Nederland B.V.
44
Beheer: centraal of decentraal 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2000/2001
2001/2002
2002/2003
(vrijwel) geheel vanuit centrale dienst
56
58
53
2003/2004 62
centrale afstemming en standaardisering, decentraal beheer
42
37
47
38
helemaal decentraal
3
5
0
0
Figuur 6.3 – Wijze waarop het ICT beheer is georganiseerd in de jaren 2000/2001 tot 2003/2004 (bron: ICT-onderwijsmonitor ITS, 2003/2004)
Bij ICT-beheer valt op te merken dat decentraal beheer van ICT bij alle respondenten in de ICT-onderwijsmonitor niet meer voorkomt. Centraal beheer maakt het grootste deel uit met ongeveer 62 procent. 38 procent draagt zorg voor centrale afstemming en standaardisatie maar hanteert wel een decentraal beheersmodel. Interessant is om in de toekomst de kosten voor ICT te koppelen aan het type beheer, mede gelet op het vraagstuk van (de)centraal beheer en efficiency. Daarvoor zou in onderling overleg een nieuwe indicator kunnen worden ontwikkeld. Opvallende afwezige is de mogelijkheid tot uitbesteding van ICT beheer. Er wordt wel over gesproken – zowel op sectorniveau – als binnen individuele ROC’s en vakinstelling. Realisatie in de praktijk vindt (nog) niet plaats. Inzet ICT onderwijs per leerweg In onderstaande figuur valt op dat de inzet van ICT in de vakgebieden Economie en Handel, Techniek en Educatie meer ICT in het onderwijs wordt ingezet dan het sectorgemiddelde. Economie en Handel en Techniek zijn van oudsher vakgebieden waar ICT een grote rol speelt in het beroepenveld en daardoor ook in de opleidingscontext een grote rol kan spelen. Binnen Educatie wordt ICT veel ingezet bij taalonderwijs en zelfstudie voor volwassenen.
Capgemini Nederland B.V.
45
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% totaal bve
roc's:
Economie & Handel
Zorg & Welzijn
Techniek
Educatie *
vakscholen
BOL
36%
44%
28%
39%
41%
32%
BBL
30%
38%
28%
37%
0%
24%
Figuur 6.4 – Percentage dat ICT wordt ingezet in het onderwijs naar leerweg in 2003/2004 (bron: ICTonderwijsmonitor ITS, 2003/2004)
Total Cost of Ownership De indicator Total Cost of Ownership is opgebouwd uit directe en indirecte kosten gerelateerd aan ICT. Concreet houdt TCO in: Directe kosten: de directe kosten ofwel de zichtbare kosten zijn een cumulatie van de hardware, software en netwerk kosten en alle beheervoorzieningen zoals systeembeheer, helpdesk en ICT management. Dit zijn alle kosten die direct en voor iedereen zichtbaar te herleiden zijn tot de aanschaf en het beheer van de ICT voorzieningen van een organisatie. Deze directe kosten zouden relatief eenvoudig terug te vinden moeten zijn op de begroting van de instelling. Indirecte kosten (ofwel verborgen kosten): de verborgen kosten zijn op het eerste gezicht minder gemakkelijk te herleiden. Voorbeelden zijn kosten die gemaakt worden doordat PC’s niet bruikbaar zijn en alternatieven gezocht moeten worden of dat lessen hierdoor uitvallen, maar ook medewerkers die experimenteren met Internet, extra databases of toepassingen ontwikkelen naast de bestaande of zoeken naar verschillende bestanden die op diverse plaatsen worden bewaard. Maar eveneens de kosten die gemaakt worden door ongeoefende medewerkers die mogelijkheden van programmatuur en apparatuur binnen werktijd moeten uitvinden of collega’s die elkaar helpen bij het gebruik van ICT voorzieningen. In deze monitor worden alleen de directe kosten weergegeven.
Capgemini Nederland B.V.
46
€ 5.000 € 4.500 € 4.000 € 3.500 € 3.000 (x 1.000)
€ 2.500 € 2.000 € 1.500 € 1.000 € 500 €0 sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
Totale directe kosten middelen
€ 2.105
€ 4.554
€ 2.136
€ 1.139
€ 619
Hardware
€ 1.025
€ 2.248
€ 967
€ 547
€ 494
vakinstelling
Software
€ 379
€ 672
€ 469
€ 185
€ 66
Netwerk
€ 172
€ 489
€ 139
€ 102
€2
ICT ruimten
€ 41
€ 29
€ 74
€ 10
€4
Internet
€ 387
€ 891
€ 432
€ 138
€ 48
Ovg hardware
€ 59
€ 122
€ 50
€ 64
€2
Ovg software
€ 43
€ 103
€6
€ 93
€2
Figuur 6.5 – Gemiddelde directe kosten voor ICT middelen (TCO) per instelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004) € 2.500
€ 2.000
€ 1.500 (x 1.000) € 1.000
€ 500
€0 sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
vakinstelling
€ 1.012
€ 1.964
€ 1.238
€ 406
€ 165
Systeembeheer
€ 544
€ 1.364
€ 571
€ 163
€ 88
Softwarebeheer
€ 109
€ 108
€ 147
€ 96
€ 15
Helpdesk
€ 130
€ 239
€ 155
€ 71
€ 22
ICT management
€ 126
€ 177
€ 175
€ 55
€ 32
Opleiding
€ 63
€ 76
€ 103
€ 13
€8
Overig
€ 41
€0
€ 88
€9
€0
Totale directe kosten personeel
Figuur 6.6 – Gemiddelde directe kosten voor ICT personeel (TCO) per instelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Capgemini Nederland B.V.
47
Met name hardware en software zijn de grootste kostenposten van ICT. Opvallend zijn de hoge kosten voor internet – met name bij de grote en middelgrote ROC’s. Systeembeheer is bij grote ROC’s naar verhouding duurder dan bij de andere ROC’s. Efficiencyvoordelen op ICT gebied lijken met deze gegevens niet te worden gerealiseerd. 6.2
Kwalitatief Onderstaande grafiek brengt de resultaten op het beleidsterrein ICT in beeld: Realisatie
Uitwerking
Verkenning
Niets gedaan Technische infrastructuur
Contentontwikkeling
Deskundigheidsbevordering
Integratie administratieve systemen
thermometer 2002
2,6
1,7
2,3
1,8
thermometer 2003
2,6
1,6
2,4
1,9
thermometer 2004
2,8
1,9
2,4
2,0
Figuur 6.7 – Beleidsontwikkelingen ICT Bve sector (bron: beleidsmonitor Capgemini 2004)
Trendanalyse Ten aanzien van de mate van realisatie van ICT beleidsontwikkelingen is lichte voortgang geboekt. De technische infrastructuur is nagenoeg gerealiseerd en ook voor deskundigheidsbevordering zit men in de fase van uitwerking naar realisatie. Voor contentontwikkeling en systeemintegratie verkeert men in de fase om de slag te maken van verkenning naar uitwerking. Contentontwikkeling blijft daarbij opvallend achter net als vorig jaar.
Capgemini Nederland B.V.
48
Differentiatie naar type instellingen Op het gebied van ICT zijn een aantal opvallende ontwikkelingen te constateren bij de verschillende type instellingen. Voor de grote ROC’s valt op dat er een verminderde mate van realisatie is op het onderdeel integratie van administratieve systemen (2004 ten opzichte van 2003 en 2002); zij scoren hierop ook beduidend lager dan gemiddeld. Mogelijkerwijs is hier sprake van een herijking van beleid en/of activiteiten om tot integratie van systemen te komen. Voor de vakinstellingen valt op dat wel sterke voortgang is geboekt inzake contentontwikkeling. Mogelijkerwijs kunnen ROC’s en vakinstellingen binnen de kaders van ROC-I partners hun ervaringen uitwisselen (indien dit niet reeds gebeurt). Ondernomen activiteiten Contentontwikkeling – het ontwikkelen van inhoudelijke applicaties, opleidingen en toetsen voor leeromgevingen – lijkt voor ROC’s en vakinstellingen nog steeds een zoektocht te zijn. ROC-I partners is als content-uitwisselingsbedrijf opgezet vanuit de Bve Raad om samen met de Stichting Kennisnet en grote uitgevers de ontwikkeling van content mede te bevorderen. Verschillende ROC’s kiezen voor het uitgangspunt om, gegeven de omvang, geen eigen content te ontwikkelen en hebben contentontwikkeling gedelegeerd bij voorbeeld aan ROC-I partners. Andere instellingen voeren een verkenning uit naar een rol als contentmanager. Verdere activiteiten in het kader van contentontwikkeling zijn het uitvoeren van een contentinventarisatie en scholing van docenten in het bouwen van eigen content met Toolbook. Overige ICT-activiteiten, die worden genoemd zijn: ICT-expertisecentrum; vernieuwde website, invoeren intranet en blackboard, electronisch toetsen, Portaal, plan van inzet systemen, open source productie en pilots met onderwijs toepassing.
Capgemini Nederland B.V.
49
7
Huisvesting
7.1
Kwantitatief Gebouwen in aantallen en m2 Figuur 7.1 laat een lichte daling zien in het aantal gebouwen in eigendom zowel per sector als naar type onderwijsinstellingen, met uitzondering van de kleiner ROC’s die een kleine stijging laten zien. Qua huur neemt het aantal gebouwen toe. Een mogelijke verklaring is dat ROC’s en vakinstellingen kiezen voor meer flexibiliteit in uitbreiding of inkrimping van gebouwen. Een andere verklaring zou gelegen kunnen zijn in het tijdelijk huren van gebouwen in afwachting van nieuwbouw. gemiddeld aantal gebouwen eigendom 2001 2002 2003 10,1 11,4 10,6
sector grote ROC' s middelgrote ROC' s kleine ROC' s vakinstellingen
23,3 12,5 4,2 2,7
26,1 12,2 4,7 2,3
gemiddeld aantal gebouwen huur 2001 2002 2003 9,5 9,8 10,7
22,7 11,7 5,1 1,9
25,0 11,2 4,4 0,0
21,3 9,3 4,5 0,3
26,7 10,6 5,3 1,9
Figuur 7.1 – Gemiddeld aantal gebouwen in eigendom en huur per instelling naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Wat betreft het aantal vierkante meters in eigendom en huur zijn de veranderingen nog duidelijker zichtbaar. Bij de grote ROC’s is de afname in eigendom sterk zichtbaar. Er is sprake van bijna een halvering in vloeroppervlak.
sector
bvo m2 eigendom 2002 2003 79.639 59.505
bvo m2 huur 2002 2003 15.918 13.524
grote ROC' s middelgrote ROC' s kleine ROC' s vakinstellingen
246.053 63.610 29.589 14.706
43.461 14.574 7.143 425
130.193 65.937 31.368 8.937
38.519 12.706 6.449 1.411
bruto/netto beroepsonderwijs 2002 2003 63% 67% 66% 67% 65% 49%
71% 67% 65% 67%
bruto/netto educatie 2002 2003 49% 52% 56% 61% 47% 0%
76% 59% 57% 0%
Figuur 7.2 – Gemiddeld aantal m2 bvo uitgesplitst naar huur en eigendom, bruto/netto verhouding gebruik vloeroppervlakte naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Capgemini Nederland B.V.
50
Onderhoudslasten per aantal locaties 80
70
60
aantal gebouwen
50
40
30
20
10
0 €0
€ 10
€ 20
€ 30
€ 40
€ 50
€ 60
onderhoudslasten per m2
Figuur 7.3 – Relatie tussen onderhoudslasten per m2 en het aantal locaties in gebruik van de onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Uit figuur 7.3 blijkt dat de onderhoudslasten per vierkante meter iets afnemen bij een afname in aantal gebouwen, maar ook hier geldt dat de spreiding tussen de instellingen groot is. Huisvestinglasten Qua lasten maakt financiering wederom het grootste deel uit van huisvestingslasten. Vakinstellingen hebben verhoudingsgewijs minder financieringslasten dan de ROC’s. De verhouding financieringslasten ten opzichte van de totale huisvestingslasten is voor alle ROC’s ongeveer gelijk op iets meer dan 50 procent. In de financiële rapportage over 2004 zijn de huisvestingslasten ook in verhouding met de totale lasten opgevoerd. Gemiddeld over de sector besteden de ROC’s 5 miljoen euro aan huisvestingslasten. Grote ROC’s besteden ongeveer 10 miljoen euro en kleine ROC’s 2,5 miljoen euro.
Capgemini Nederland B.V.
51
12.000
10.000
8.000
(x 1000)
6.000
4.000
2.000
0
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
vakinstellingen
financiering
2.958
5.553
3.447
1.597
296
onderhoud
1.569
3.266
1.719
726
309
684
1.354
811
255
116
5.212
10.174
5.978
2.578
721
energie totaal huisvestingslasten
Figuur 7.4 – Huisvestingscomponenten uitgesplitst naar financiering, onderhoud en energiekosten naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Verhoudingsgewijs hebben de ROC’s en vakinstellingen in 2004 iets hogere energielasten dan in 2003 (zie figuur 7.5). Verhouding huisvestingscomponenten Bve sector 2003 en 2004 70% 60% 50% 40%
2003 2004
30% 20% 10% 0% Financiering
Huisvesting
Energie
Figuur 7.5 – Huisvestingscomponenten in verhouding naar financiering, onderhoud en energiekosten
Capgemini Nederland B.V.
52
Als we kijken naar de verhouding van huisvestingslasten per component van de instellingen afzonderlijk dan valt op dat de toename van energielasten in de totale huisvestingslasten met name valt te verklaren door de stijging van energielasten bij de grote ROC’s. De financieringscomponent is bij de grote ROC’s naar verhouding minder geworden. Opvallend is ook de relatieve afname van de componenten huisvesting en energie bij de kleine ROC’s. Zie hiervoor onderstaande tabel. sector Financiering Huisvesting Energie
2003
2004
vakinstelling 2003 2004
klein ROC 2003 2004
58% 31% 11%
57% 30% 13%
39% 45% 16%
50% 36% 14%
41% 43% 16%
62% 28% 10%
middelgroot ROC 2003 2004
59% 28% 13%
58% 27% 13%
groot ROC 2003 2004
60% 32% 8%
55% 32% 13%
Figuur 7.6 – Huisvestingscomponenten in verhouding naar financiering, onderhoud en energiekosten per type ROC.
Capgemini Nederland B.V.
53
7.2
Kwalitatief Onderstaande grafiek brengt de resultaten op het beleidsterrein huisvesting in beeld: Realisatie
Uitwerking
Verkenning
Niets gedaan Investeren in beleidsmatige capaciteit tav huisvesting
Optimaliseren functionaliteiten gebouwen
Clusteren van locaties
Uitvoeren Optimaliseren verhuur meerjarenonderhoudspla en medegebruik n
Adequate reservering nieuwbouw in samenhang met
thermometer 2002
2,4
2,2
2,5
2,1
1,9
2,4
thermometer 2003
2,4
2,3
2,5
2,3
2,1
2,5
thermometer 2004
2,3
2,4
2,4
2,3
2,2
2,5
Figuur 7.7 – Beleidsontwikkelingen huisvesting BVE-sector (bron: beleidsmonitor Capgemini 2004)
Trendanalyse Op huisvestingsgebied verkeren instellingen in de fase van uitwerking naar realisatie. Uit de grafiek kan worden opgemaakt dat instellingen in het afgelopen jaar minder voortgang registreren en op sommige beleidsitems een lagere score laten zien. Gezien de hoeveelheid initiatieven op het gebied van huisvesting kan een lagere score hier betekenen dat ROC’s en Vakinstellingen kiezen voor nieuw beleid. Differentiatie naar type instellingen Op huisvestingsgebied is sprake van een grote spreiding tussen de instellingen. Verschillen doen zich vooral voor bij de grote ROC’s en de vakinstellingen. Voor de grote ROC’s geldt dat men verhoudingsgewijs ‘het verst gevorderd’ is en (evenals vorig jaar) dicht tegen realisatie aanzit. De vakinstellingen zijn juist ‘het minst ver gevorderd’ en lopen relatief achter in het uitvoeren van het meerjarenonderhoudsplan, investeren in beleidsmatige capaciteit en adequate reservering nieuwbouw.
Capgemini Nederland B.V.
54
De kleine en middelgrote ROC’s lopen in ontwikkeling meer gelijk op met het gemiddelde van de sector. Ondernomen activiteiten De functionaliteit van gebouwen heeft zich verder aangepast aan de onderwijskundige ontwikkelingen. Veel instellingen hebben in hun gebouwen lokalen omgezet naar digilabs, skillslabs, open leercentra en projectruimtes. Ook nemen verschillende instellingen grootschalige renovaties of gehele/gedeeltelijke nieuwbouw ter hand om gebouwen geschikt te maken voor (aan te laten sluiten bij) de visie op onderwijs en organisatie. Op het beleidsitem ‘clusteren van locaties’ worden nieuwe keuzes gemaakt; zo kiezen bepaalde instellingen juist niet voor een campus, maar voor herkenbare scholen, waar mogelijk in combinatie met het bedrijfsleven. Dit verklaart wellicht mede de geringe daling in het aantal locaties c.q. gebouwen (zie figuur 7.1). Ten aanzien van het optimaliseren van verhuur en medegebruik, worden door instellingen kanttekeningen geplaatst. Dit blijkt lastig te realiseren, vooral in gebieden waar sprake is van leegstand in de omgeving.
Capgemini Nederland B.V.
55
8
Facilitair
8.1
Kwantitatief 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
vakinstellingen
(nog) niet
8,3%
0,0%
11,8%
14,3%
0,0%
op sommige lokaties
5,6%
0,0%
11,8%
0,0%
0,0%
op de meeste lokaties
16,7%
80,0%
11,8%
0,0%
0,0%
op alle lokaties
69,4%
20,0%
64,7%
85,7%
100,0%
Figuur 8.1 – Mate van elektronische toegangsbeveiliging naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Ten opzichte van 2002/2003 is het aantal locaties met toegangsbeveiliging drastisch gestegen. Tijdens de vorige meting gaf bijna 70 procent van alle onderwijsinstellingen aan dat er geen toegangsbeveiliging was op de locaties, in 2003/2004 heeft net 70 procent van de instellingen op alle locaties toegangsbeveiliging. Alle vakinstellingen hebben op alle locaties toegangsbeveiliging gerealiseerd. Ook de kleine en middelgrote ROC’s hebben in geruime meerderheid op alle locaties toegangsbeveiliging. De grote ROC’s hebben ook fors geïnvesteerd in toegangsbeveiliging en hebben toegangsbeveiliging voor 80 procent op de meeste locaties gerealiseerd.
Capgemini Nederland B.V.
56
€ 350,0
€ 300,0
€ 250,0
€ 200,0 (x 1.000) € 150,0
€ 100,0
€ 50,0
€ 0,0
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
extern
€ 84,4
€ 205,1
€ 106,3
€ 16,8
vakinstellingen € 9,8
eigen
€ 28,7
€ 96,0
€ 16,4
€ 22,3
€ 23,0
Figuur 8.2 – Gemiddelde personele beveiligingskosten per onderwijsinstelling naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
De personeelskosten voor beveiliging stijgen exponentieel naarmate de onderwijsinstelling groter is van omvang. Een groot ROC geeft jaarlijks ongeveer 300 duizend euro uit aan beveiligingspersoneel, waarvan tweederde door externe inhuur wordt veroorzaakt. Kleine ROC’s en vakinstellingen geven op jaarbasis tussen de 30 en 40 duizend euro uit aan beveiligingspersoneel, waarvan het grootste deel in eigen dienst. Ten opzichte van 2002/2003 vallen enkele zaken op. De middelgrote ROC’s gaven in 2002/2003 aan voor meer dan 300 duizend euro inhuur te hebben op het gebied van beveiliging, dat is nu met 100 duizend euro significant lager. De grote ROC’s hadden in 2002/2003 alleen beveiligingspersoneel ingehuurd. Dit jaar is boven op de inhuur van beveiligingspersoneel (waarvoor de kosten nagenoeg gelijk zijn gebleven) nog eens bijna 100 duizend euro op jaarbasis aan eigen beveiligingspersoneel uitgegeven.
Capgemini Nederland B.V.
57
40
35
aantal gebouwen
30
25
20
15
10
5
0 €0
€ 100
€ 200
€ 300
€ 400
€ 500
€ 600
€ 700
€ 800
personele beveiligingskosten (x 1.000)
Figuur 8.3 – Totale (eigen en inhuur) personele beveiligingskosten per onderwijsinstelling in relatie tot het aantal gebouwen van de onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Uit figuur 8.3 is ongeveer hetzelfde beeld op te maken als het jaar daarvoor, ondanks de verschillen die zijn beschreven aan de hand van figuur 8.2. Er is geen duidelijke relatie tussen personele beveiligingskosten en aantal gebouwen.
Capgemini Nederland B.V.
58
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
gecombineerd
45,5%
80,0%
40,0%
42,9%
vakinstellingen 33,3%
uitbesteed
41,2%
20,0%
46,7%
28,6%
57,1%
in eigen beheer
14,7%
0,0%
13,3%
28,6%
14,3%
Figuur 8.4 – Mate waarin beveiliging is uitbesteed of in eigen beheer (of deels uitbesteed en deels in eigen beheer) is naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
ROC’s maken steeds meer gebruik van externe beveiliging. In 2002/2003 gaf nog een meerderheid de beveiliging in eigen beheer te hebben, in 2003/2004 is dit teruggelopen tot 14,7 procent. De helft van de grote ROC’s was in 2002/2003 zelf verantwoordelijk voor de beveiliging, nu heeft geen enkel (in het onderzoek participerend) groot ROC de beveiliging volledig in eigen beheer. Ook bij de kleinere ROC’s is een verschuiving te zien naar het meer uitbesteden van beveiligingstaken.
Capgemini Nederland B.V.
59
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
gecombineerd
42,5%
50,0%
57,9%
28,6%
vakinstellingen 0,0%
uitbesteed
40,0%
33,3%
26,3%
42,9%
85,7%
in eigen beheer
17,5%
16,7%
15,8%
28,6%
14,3%
Figuur 8.5 – Mate waarin de cateringfunctie is uitbesteed of in eigen beheer (of deels uitbesteed en deels in eigen beheer) is naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
ROC’s maken ten aanzien van de catering veelal de keuze dit (deels) uit te besteden aan een externe partij. De beweging om catering uit te besteden is het afgelopen jaar toegenomen. In 2002/2003 gaf nog bijna de helft aan catering in eigen beheer te hebben, in 2003/2004 is dit teruggelopen naar 18 procent van alle ROC’s en vakinstellingen. Kleine ROC’s hebben relatief iets vaker dan de middelgrote en grote ROC’s de cateringfunctie nog in eigen handen, maar ook binnen de kleinere ROC’s is de beweging om catering meer uit te besteden.
Capgemini Nederland B.V.
60
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
gecombineerd
37,5%
33,3%
52,6%
42,9%
vakinstellingen 0,0%
uitbesteed
62,5%
66,7%
47,4%
57,1%
100,0%
in eigen beheer
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Figuur 8.6 – Mate waarin de schoonmaakfunctie is uitbesteed of in eigen beheer (of deels uitbesteed en deels in eigen beheer) naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Ook ten aanzien van schoonmaak is de trend waarneembaar dat steeds meer ROC’s dit werk uitbesteden aan een externe partij. Ruim 60 procent heeft schoonmaakactiviteiten volledig uitbesteed, de anderen verzorgen de schoonmaak deels zelf en deels uitbesteed. Geen enkel ROC geeft aan de schoonmaak volledig in eigen beheer te hebben. In 2002/2003 waren er nog veel ROC’s (ruim 40%) die schoonmaak volledig in eigen beheer hadden. Uitbesteding wint terrein. Kinderopvang Ten opzichte van de vorige monitor is kinderopvang meer geregeld. Was in 2002 voor bijna 60 procent van de instellingen kinderopvang geregeld, nu geldt dat voor ruim 80 procent . Alle grote ROC’s hebben kinderopvang uitbesteed aan een externe partij. Enkele middelgrote ROC’s regelen opvang zelf. Vakinstellingen lopen achter ten opzichte van het gemiddelde wat betreft een regeling kinderopvang.
Capgemini Nederland B.V.
61
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
vakinstellingen
extern
74,4%
100,0%
66,7%
85,7%
57,1%
in eigen beheer
10,3%
0,0%
22,2%
0,0%
0,0%
niet
15,4%
0,0%
11,1%
14,3%
42,9%
Figuur 8.7 – Wijze waarop kinderopvang voor eigen personeel is geregeld naar type onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Capgemini Nederland B.V.
62
8.2
Kwalitatief Onderstaande grafiek brengt de resultaten op het beleidsterrein facilitair in beeld: Realisatie
Uitwerking
Verkenning
Niets gedaan Investeren in beleidsmatige capaciteit tav facilitair management
Bevorderen deskundigheidsprofiel ondersteunend personeel
Optimaliseren inkoop
Investeren in veiligheid
thermometer 2002
2,3
1,8
2,2
2,0
thermometer 2003
2,3
2,1
2,2
2,3
thermometer 2004
2,3
2,2
2,1
2,3
Figuur 8.8 – Beleidsontwikkelingen facilitaire dienstverlening BVE-sector (bron: beleidsmonitor Capgemini 2004)
Trendanalyse Op facilitair gebied is een lichte trend van voortgang waar te nemen in deskundigheidsbevordering en investeren in veiligheid. Voor de andere onderdelen lijkt sprake van een stabilisatie. Overigens geldt dat er een behoorlijke spreiding is tussen de instellingen onderling. Differentiatie naar type instellingen Er is een duidelijk verschil tussen type instellingen. Zo geldt dat zowel de grote ROC’s als de kleine ROC’s het hoogst scoren (verst gevorderd zijn) in ontwikkeling. Daarbij geldt dat grote ROC’s vooral hebben geïnvesteerd in veiligheid en het bevorderen van deskundigheid van ondersteunend personeel. De kleine ROC’s hebben vooral voortgang geboekt inzake beleidsmatige capaciteit en optimaliseren inkoop.
Capgemini Nederland B.V.
63
De vakinstellingen zijn juist ‘het minst ver gevorderd’ en lopen ten opzichte van het gemiddelde wat achter inzake investeren in beleidsmatige capaciteit en optimaliseren van de inkoop. De middelgrote ROC’s lopen in ontwikkeling meer gelijk op met het gemiddelde. Ondernomen activiteiten Investeren in beleidsmatige capaciteit uit zich onder meer in het aantrekken van professionals voor Facility Management en de instelling van al dan niet een aparte stafdienst Facility Management. Optimaliseren inkoop betreft activiteiten zoals: digitalisering van de inkoop, centralisatie van inkoop om schaalvoordelen te realiseren, Europees aanbesteden en het werken met mantelcontracten. Investeren in veiligheid heeft betrekking op onder meer toegangscontrole, ARBOaanpassingen en beveiligingspersoneel/-bedrijf.
Capgemini Nederland B.V.
64
9
Educatie € 30.000
€ 25.000
€ 20.000
(x 1.000)
€ 15.000
€ 10.000
€ 5.000
€0
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
total inkomsten educatie
€ 8.655
€ 24.093
€ 7.256
€ 3.821
reguliere inkomsten
€ 5.514
€ 14.989
€ 4.707
€ 2.741
inkomsten uit inburgering
€ 2.527
€ 7.460
€ 2.028
€ 1.024
inkomsten uit oudkomers
€ 614
€ 1.644
€ 521
€ 55
Figuur 9.1 – Gemiddelde inkomsten per onderwijsinstelling uit educatie (regulier, inburgering en oudkomers) naar grootte van de onderwijsinstelling (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Gemiddeld ontvangen ROC’s in 2003/ 2004 8,6 miljoen euro uit Educatie, deze inkomsten zijn voor meer dan de helft afkomstig uit het reguliere deel. Daarnaast maken de inkomsten uit inburgering substantieel deel uit van de educatie-inkomsten (gemiddeld 2,5 mln per ROC, ofwel 30 procent van de totale educatie-inkomsten). De inkomsten van oudkomers zijn het geringst in omvang. De grote ROC’s hebben meer inkomsten uit educatie dan middelgrote en kleine ROC’s. Niet alleen absoluut maar ook relatief. Jaarlijks halen grote ROC’s 24 miljoen uit educatie, waarvan 15 miljoen afkomstig is uit reguliere educatie activiteiten. De kleinere ROC’s kleiner halen relatief de grootste inkomsten educatie uit het reguliere deel, en dus relatief minder uit inburgering. In onderstaande grafiek is de verhouding van inburgering op totale educatieinkomsten weergegeven.
Capgemini Nederland B.V.
65
% - van inkomsten uit inburgering / totale inkomsten educatie 40,0%
35,0%
30,0%
25,0%
20,0%
15,0%
10,0%
5,0%
0,0%
Figuur 9.2 – Spreiding van verhouding inburgering op educatie-inkomsten (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Net als in 2002 maakt inburgering bij de meeste ROC’s ongeveer 25 tot 35 procent van de totale inkomsten Educatie. Dit blijft een aanzienlijk deel van de totale inkomsten van een ROC. Bezien we de inkomsten per deelnemer dan ontstaat onderstaande grafiek. € 8.000
€ 7.000
€ 6.000
€ 5.000
€ 4.000
€ 3.000
€ 2.000
€ 1.000
€0
Figuur 9.3 – Spreiding van inkomsten per deelnemer per onderwijsinstelling uit educatie: regulier, inburgering en oudkomers (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Capgemini Nederland B.V.
66
De inkomsten per deelnemer vertonen net als in 2002 een sterke spreiding. Het gemiddelde ligt met 4000 euro per deelnemer ongeveer 700 euro hoger dan in 2002. De spreiding varieert van een instelling met een maximum van meer dan 7500 euro per deelnemer tot de laagste genoemde waarde van 2200 euro per deelnemer. ROC’s ontvangen gemiddeld genomen dus hogere inkomsten per deelnemer in vergelijking tot vorig jaar. Tot slot bezien we nog de grafiek met gemiddeld aantal deelnemers per ROC. Grote ROC’s hebben meer deelnemers dan gemiddeld per instelling. Grote ROC’s zitten met name in en rond de grote steden en hebben te maken met een grote populatie die in aanmerking komt voor educatie activiteiten (inburgering, taalachterstand, avondonderwijs). Het zijn ook de grote ROC’s die verhoudingsgewijs een groter aandeel aan educatie-inkomsten hebben ten opzichte van rijksbijdragen. gemiddeld aantal deelnemers educatie in 2003 7.000,0
6.000,0
5.000,0
4.000,0
3.000,0
2.000,0
1.000,0
0,0 deelnemers educatie
sector
grote ROC's
middelgrote ROC's
kleine ROC's
vakinstellingen
2.068,6
5.943,2
1.799,8
1.111,4
0,0
Figuur 9.4 – Gemiddeld aantal deelnemers per ROC uit educatie (bron: bedrijfsvoeringvragenlijst Capgemini 2004)
Capgemini Nederland B.V.
67
10
Conclusies en bevindingen
10.1
Conclusies en bevindingen ROC Medius Algemene trend van vooruitgang ROC Medius Wanneer we een trendanalyse maken van de beleidsthermometer over de jaren 2002, 2003 en 2004 zien we dat de ROC’s op vrijwel alle beleidsterreinen een ontwikkeling hebben doorgemaakt. Wel zijn er verschillen in de mate waarin ROC’s zich hebben ontwikkeld. De meeste vooruitgang is geboekt op de beleidspercelen onderwijs en bedrijfsvoering. Opvallend hierbij zijn de verschillen tussen type instellingen. Beleidsprioriteiten het verst in ontwikkeling De volgende beleidsitems bevinden zich anno 2004 (gemiddeld genomen) in de fase van uitwerking naar realisatie: • • • • • • • • • • • • •
Technische infrastructuur Optimaliseren apparatuursituatie Aansluiting verticale beroepskolom Optimalisering planning en control en kwaliteitszorg Professionalisering functie PR, communicatie en marketing Optimalisering deelnemersadministratie Adequate reservering nieuwbouw in samenhang met het onderhoudsplan Integraal personeelsbeleid Innovatie en individualisering onderwijsprogrammering Management developmentprogramma’s Deskundigheidsbevordering ICT Optimaliseren functionaliteiten gebouwen door onderwijsontwikkelingen Clusteren van locaties
Instellingen hebben sterk ingezet op zaken die te maken hebben met de professionalisering van de bedrijfsvoering (op de functionele gebieden: planning en control, PR en marketing, deelnemersadministratie en facility management). Ook is geïnvesteerd in (randvoorwaardelijke zaken voor) onderwijsvernieuwing, in personeel (IPB), in huisvesting (functionaliteiten gebouwen) en in het bevorderen van ICT in het onderwijsproces (technische infrastructuur en deskundigheidsbevordering). Tot slot hebben de instellingen een impuls gegeven aan de aansluiting verticale beroepskolom (doorlopende leerwegen), onder meer door de realisatie van samenwerkingsarrangementen met vmbo-scholen.
Capgemini Nederland B.V.
68
Grootste sprong vooruit in het afgelopen jaar In de afgelopen periode is de ‘grootste sprong vooruit’ gemaakt bij: • • • • • •
Innovatie en individualisering onderwijsprogrammering Doorontwikkeling kwalificatiestructuur Integraal personeelsbeleid Professionalisering functie PR, communicatie en marketing Bevordering rendementssturing Contentontwikkeling
Uit de opsomming blijkt dat de instellingen het afgelopen jaar vooral hebben geïnvesteerd in zaken die te maken hebben met onderwijsvernieuwing en de externe positionering. De invoering van competentiegericht leren staat hoog op de agenda van de instellingen. De activiteiten in het kader van zowel de beleidsprioriteit ‘innovatie en individualisering van de onderwijsvernieuwing’ als de beleidsprioriteit ‘doorontwikkeling kwalificatiestructuur’ hebben daarop betrekking. Daarnaast is geïnvesteerd in integraal personeelsbeleid. Op het gebied van de bedrijfsvoering is de bevordering van rendementssturing verder opgepakt. Ook zijn vorderingen gemaakt op het gebied van contentontwikkeling, hoewel de realisatie hiervan achterloopt ten opzichte van alle andere beleidsitems. Contentontwikkeling wordt als een moeilijk realiseerbaar beleidsitem ervaren. Beleidsprioriteiten die zich de afgelopen jaren in dezelfde realisatiefase bevinden Op een aantal beleidsitems is de ontwikkelingsfase de afgelopen periode onveranderd, dit geldt vooral voor de percelen huisvesting en facilitair. • • • • • • • • • •
Internationalisering Management developmentprogramma’s Regionalisering Deskundigheidsbevordering ICT Investeren in beleidsmatige capaciteit op het gebied van huisvesting Clusteren van locaties Uitvoeren meerjarenonderhoudsplan Adequate reservering nieuwbouw in samenhang met onderhoudsplan Investeren in beleidsmatige capaciteit op het facilitair gebied Optimaliseren inkoop
NB. Overigens kan een stilstand of zelfs achteruitgang in ontwikkelingsfase niet absoluut genomen worden. Een ‘stilstand’ of ‘achteruitgang’ (afname) kan worden verklaard door een kritischer wordend oordeel van de scholen met betrekking tot de voortgang van beleid. Het kan zijn dat scholen meer beleidsaspecten meewegen in hun oordeel ten opzichte van vorig jaar. Mogelijkerwijs loopt de invoering achter op
Capgemini Nederland B.V.
69
schema, waardoor de voortgang kritischer wordt beoordeeld. Een laatste verklaring zou kunnen zijn dat instellingen hun ambitie hebben verhoogd op het gebied van te behalen doelstellingen of dat ze nieuwe beleidsvoornemens hebben geformuleerd. 10.2
Samenvattende conclusies kwantitatief Onderwijs De toename in aantallen deelnemers is in de periode 2002 – 2003 iets afgenomen ten opzichte van de voorgaande jaren. Vooral bij de grote ROC’s is er sprake van een afname in deelnemers. Kleine ROC’s hebben afname in leerlingen omgebogen tot een kleine groei. Als verder wordt ingezoomd op de ontwikkeling, dan valt op dat er in 2002 / 2003 een sterke afname is in Deeltijd BOL en niveau 1 opleidingen met name bij de opleidingen Techniek en minder bij DGO en Economie. De voltijds BOL opleidingen groeien wel. Zowel in de monitor over 2002 als over 2003 – 2004 komt wat betreft diploma’s een wat “schommelend” beeld naar voren. Een verklaring voor deze schommelingen betreft het besluit om naar aanleiding van de Rekenschapsdiscussie de stapeling in diploma’s tegen te gaan. Bij meting op langere termijn is de verwachting dat de ontwikkeling in diploma’s gelijke tred zal gaan houden met de ontwikkeling in instroom van deelnemers. Diploma’s in BOL opleidingen laten een positieve ontwikkeling en BBL en deeltijd BOL laten een negatieve, wat in lijn ligt met de afname in aantallen leerlingen in de voorgaande jaren. Opvallend is tevens de sterkere groei in diploma’s bij DGO en de vermindering in diploma’s bij Economie en Techniek. In feite is dit mede een gevolg van de veranderingen in instroom van deelnemers in de voorgaande jaren. Bij DGO zijn in de voorgaande jaren meer deelnemers ingestroomd dan bij Economie en Techniek. Intredewerkloosheid laat na een aantal jaren van daling nu een stijging zien, die vooral sterk is in de BOL niveau 1 / 2 en BBL niveau 1 / 2. De slechtere economische ontwikkelingen en de afname van de kansen op de arbeidsmarkt lijken zich vooral toe te spitsen op aspirant werknemers met een niveau 1 / 2 diploma. Wellicht dat de groei in DGO opleidingen en de relatieve afname in Techniek en Economie voor een deel te verklaren zijn door de veranderende situatie op de arbeidsmarkt. Met deze stelling zou de komende jaren een daling in intredewerkloosheid op deze gebieden gepaard kunnen gaan met een stijging in de groei van aantallen leerlingen die nu ook in deze markt weer perspectief zien. Andersom zou ook kunnen worden geredeneerd dat een verminderde kans op de arbeidsmarkt leidt tot meer leerlingen die langer op school blijven in afwachting van betere tijden. De doorstroom van MBO naar HBO is voor de periode van 2000 – 2003 vrij constant. De BBL opleidingen niveau 3 / 4 laten na een daling in 2002 nu weer een stijging zien in doorstroom naar het HBO. De BOL opleidingen 3 / 4 blijven de grootste leve-
Capgemini Nederland B.V.
70
ranciers voor doorstroom naar HBO. Het aantal blijft consequent rond veertig procent. Personeel Net als in voorgaande monitor laat de personeelsopbouw een vergelijkbaar beeld zien. Het grootste aandeel aan personeel treft men in de schalen 7-11. In deze groep valt vooral de docentenpopulatie van schalen 9-11 (soms uitloop naar 12). Het middenkader en hoger management wordt ingeschaald in de schalen 12-14. Inschaling in schaal 15 of hoger vindt beperkt plaats. De vakinstellingen hebben relatief meer hoge inschalingen (schaal 15+) dan de ROC’s. De gemiddelde p-lasten per fte voor alle instellingen is 50,5 duizend euro. De grotere instellingen hebben een gemiddelde van 47,1 duizend euro per fte, middelgrote ROC’s 54,3 duizend euro, kleine ROC’s 50,5 duizend euro en vakinstellingen 53,2 duizend euro. In 2002 bedroeg de GPL voor de sector 49.6 duizend euro De spreiding tussen ROC’s en vakinstellingen beweegt zich tussen 48 duizend euro en 59 duizend euro, met een flinke uitschieter naar beneden; 38 duizend euro. Opvallend zijn de relatief hoge gemiddelde lasten voor kwaliteitsmanagement en planning en control. Ook lijnmanagement, onderwijs & innovatie, primair proces voor beroepsonderwijs en educatie liggen iets hoger dan het gemiddelde. Contractonderwijs, huisvesting en deelnemersadministratie laten relatief lage waarden zien ten opzichte van het gemiddelde. De hoge kosten voor ondersteuning vallen mede te verklaren door de toename in verantwoordingslast, de toename van de complexiteit van de dagelijkse bedrijfsvoering en ondersteunende ICT. Daardoor is meer professionele en deskundige ondersteuning nodig die zich veelal vertaalt in minder fte’s met hogere salarissen. Gemiddeld zijn ROC’s en vakinstellingen 5000 euro per deelnemer aan Personeelslasten kwijt. De spreiding varieert van iets meer dan 8000 euro tot iets meer dan 3000 euro per deelnemer voor de laagste score. De spreiding wordt met name verzoorzaakt door de middelgrote ROC’s. Er zijn middelgrote ROC’s en vakinstellingen die aanzienlijk hogere bedragen per deelnemer kwijt zijn of juist aanzienlijk lagere bedragen. Het percentage inhuur op de totale p-lasten bedraagt iets hoger dan voorgaand jaar. 7,2 procent in 2003 op 6,2 procent in 2002. De middelgrote ROC’s hebben dit jaar relatief meer ingehuurd dan voorgaand jaar. Gemiddeld geven de ROC’s en vakinstellingen iets minder dan 3 miljoen euro per jaar uit aan inhuur van externen. De meeste externen worden ingehuurd voor het primaire proces, ICT, huisvesting en lijnmanagement. Op sectorniveau is een lichte daling te zien in het aantal deelnemers per docent. Was de ratio in 2002 nog 20,9 deelnemers op een docent, nu is dat 17,6 deelnemers op een
Capgemini Nederland B.V.
71
docent. Vooral de grote ROC’s geven lage scores van 14,8 deelnemers in 2002 naar 13,2 deelnemers per docent in 2004. Dat zou kunnen betekenen dat de grote ROC’s verhoudingsgewijs meer in staat zijn om deelnemers intensiever te begeleiden en kleinere klassen te vormen. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat grote ROC’s meer verschillende opleidingen aanbieden ook als daar een kleinere doelgroep voor aanwezig is. De andere ROC’s hebben in 2003 – 2004 relatief meer deelnemers per docent gekregen dan in 2002. Bij vakinstellingen is de stijging het grootst. Deze grote stijging is voor een deel te verklaren uit de grotere deelname van vakinstellingen in deze monitor ten opzichte van vorig jaar. Ook hier zou een vervolgmeting uitsluitsel kunnen geven. Opvallend is dat het personeel “vergrijst”, de groep 55+ neemt gestaag toe, de groep 35-55 neemt gestaag af terwijl de overige categorieën na een stijging weer dalen. Dat betekent dat ROC’s en vakinstellingen steeds meer oudere medewerkers hebben, die relatief duurder zullen zijn in personeelslasten. Een mogelijk aandachtspunt voor ROC’s zou verjonging van het personeelsbestand kunnen zijn – dit mede in het licht van verbeterde aansluiting op leefwereld van jonge leerlingen en vernieuwingen in het onderwijs. Daarbij geven de ROC’s aan dat beschikbaar onderwijzend personeel in het algemeen steeds ouder worden (anciënniteitvergrijzing). De vervangingsleeftijd van personeel gaat daarom omhoog en werkt de verdere veroudering van het personeelsbestand in de hand. Bedrijfsvoering Op het personeelsbestand per instelling totaal varieert het aandeel lijnmanagement tussen de 4,5 en 6 procent. Het totale bestand aan personeel voor management, ondersteuning en bedrijfsvoering omvat 31 procent van de instellingen. Opvallend is het relatief grote aandeel deelnemersadministratie bij de middelgrote en kleine ROC’s. Een verklaring hiervoor zou gelegen kunnen zijn in het gegeven werkbelasting in administratie niet evenredig opgaat met de toename in aantal leerlingen en medewerkers. Een andere verklaring zou gelegen kunnen zijn in de schaalvergroting van grote ROC’s en de daarmee te behalen efficiencyvoordelen Voor de organisatorische inrichting van de ROC’s en vakinstellingen worden net als in 2002 verschillende varianten gebruikt. Opvallend is de hoge mate van diversiteit in benamingen en type inrichtingsvarianten. Veel benoemde inrichtingsvarianten zijn: PMC’s, Sectoren, Scholen en Units. Er zijn wel verschillen ten opzichte van vorige monitor. Spraken grote ROC’s vorig jaar nog overwegend over Product Markt Combinaties, nu geven zij aan meer te spreken over Sectoren.
Capgemini Nederland B.V.
72
ICT Uit de grafiek deelnemers computerratio blijkt de trend van 2000 – 2003 zich in 2004 door te zetten. Momenteel maken 6,4 leerlingen gebruik van een computer tegen 8,7 leerlingen in 2000/2001. Deze ratio is mede te verklaren door de groei in persoonlijk aan leerlingen uitgereikte ICT (lap tops), de toename van ICT in het onderwijs en de gespecialiseerde ICT opleidingen die door ROC’s worden verzorgd. Bij ICT-beheer valt op te merken dat decentraal beheer van ICT niet meer voorkomt. Centraal beheer maakt het grootste deel uit en de tweede genoemde variant betreft centrale afstemming en decentraal beheer. Interessant is om in de volgende monitor de kosten voor ICT te koppelen aan het type beheer, mede gelet op het vraagstuk van (de)centraal beheer en efficiency. Daarvoor zou in onderling overleg een nieuwe indicator kunnen worden ontwikkeld. Opvallende afwezige is de mogelijkheid tot uitbesteding van ICT beheer. Er wordt wel over gesproken – zowel op sectorniveau als binnen individuele ROC’s en vakinstellingen. Realisatie ervan in de praktijk is niet bekend. ICT wordt in de vakgebieden Economie en Handel, Techniek en Educatie meer in het onderwijs ingezet dan het sectorgemiddelde. Economie en Handel en Techniek zijn van oudsher vakgebieden waar ICT een grote rol speelt in het beroepenveld en daardoor ook in de opleidingscontext een grote rol spelen. Bij Educatie wordt ICT veel ingezet bij Taalonderwijs en zelfstudie voor volwassenen. Met name hardware en software zijn de grootste kostenposten in ICT. Een opvallende kostenpost is Internet – vooral bij de grote en middelgrote ROC’s. Systeembeheer is bij grote ROC’s naar verhouding duurder dan bij de andere ROC’s. Huisvesting In de sector is sprake van een lichte daling in het aantal gebouwen in eigendom zowel per sector als bij de afzonderlijke ROC’s en Vakinstellingen, met uitzondering van de kleine ROC’s. Qua huur neemt het aantal gebouwen toe. Een mogelijke verklaring is dat ROC’s en vakinstellingen kiezen voor meer flexibiliteit in uitbreiding of inkrimping van gebouwen. Een andere verklaring zou gelegen kunnen zijn in het tijdelijk huren van gebouwen in afwachting van nieuwbouw. Qua lasten maakt financiering wederom het grootste deel uit van huisvestingslasten ten opzichte van voorgaande jaren. Vakinstellingen hebben verhoudingsgewijs minder financieringslasten dan de ROC’s. De verhouding financieringslasten ten opzichte van de totale huisvestingslasten is voor alle ROC’s ongeveer gelijk op iets meer dan 50 procent. Er is sprake van een stijging van energielasten bij de grote ROC’s. Opvallend is ook de relatieve afname van de componenten huisvesting en energie bij de kleine ROC’s.
Capgemini Nederland B.V.
73
De huisvestingslasten zijn absoluut gezien toegenomen de afgelopen jaren, maar verhoudingsgewijs blijven huisvestingslasten op 7,1 tot 7,3 procent van de totale lasten (zie hiervoor ook de financiële rapportage). Gemiddeld over de sector besteden de ROC’s 5 miljoen euro aan huisvestingslasten. Grote ROC’s besteden ongeveer 10 miljoen euro en kleine ROC’s 2,5 miljoen euro. Facilitair Toegangsbeveiliging is flink toegenomen in de sector. Tijdens de vorige meting gaf bijna 70 procent van alle onderwijsinstellingen aan dat er geen toegangsbeveiliging was op de locaties, in 2003/2004 heeft ruim 70 procent van de instellingen op alle locaties toegangsbeveiliging. Alle vakinstellingen hebben op alle locaties toegangsbeveiliging gerealiseerd. Ook de kleine en middelgrote ROC’s hebben in geruime meerderheid op alle locaties toegangsbeveiliging. De personeelskosten voor beveiliging stijgen exponentieel naarmate de onderwijsinstelling groter is van omvang. Een groot ROC geeft jaarlijks ongeveer 300 duizend euro uit aan beveiligingspersoneel, waarvan tweederde door externe inhuur wordt veroorzaakt. Kleine ROC’s en vakinstellingen geven op jaarbasis tussen de 30 en 40 duizend euro uit aan beveiligingspersoneel, waarvan het grootste deel in eigen dienst. ROC’s maken steeds meer gebruik van externe beveiliging. De helft van de grote ROC’s was in 2002/2003 zelf verantwoordelijk voor de beveiliging, nu heeft geen enkel (in het onderzoek participerend) groot ROC de beveiliging volledig in eigen beheer. Ook bij de kleinere ROC’s is een verschuiving te zien naar het meer uitbesteden van beveiligingstaken. ROC’s maken ten aanzien van de catering veelal de keuze dit (deels) uit te besteden aan een externe partij. Kleine ROC’s hebben relatief iets vaker dan de middelgrote en grote ROC’s de cateringfunctie nog in eigen handen, maar ook binnen de kleinere ROC’s is de beweging om catering meer uit te besteden. Ook ten aanzien van schoonmaak is de trend waarneembaar dat steeds meer ROC’s dit werk uitbesteden aan een externe partij. Ten opzichte van de vorige monitor is kinderopvang meer geregeld. Was in 2002 voor bijna 60 procent van de instellingen kinderopvang geregeld, nu is dat 82 procent. Alle grote ROC’s hebben kinderopvang verzorgd door een externe partij. Enkele middelgrote ROC’s hebben opvang zelf geregeld. Vakinstellingen lopen achter ten opzichte van het gemiddelde wat betreft regeling kinderopvang.
Capgemini Nederland B.V.
74
Educatie Gemiddeld ontvangen ROC’s per instelling in 2003 – 2004 8,6 miljoen euro uit Educatie. Deze inkomsten zijn voor meer dan de helft afkomstig uit het reguliere deel. De grote ROC’s hebben meer inkomsten uit educatie dan middelgrote en kleine ROC’s. Niet alleen absoluut maar ook relatief. Jaarlijks halen grote ROC’s gemiddeld 26,4 miljoen uit educatie, waarvan 16,2 afkomstig is uit reguliere educatie activiteiten. Net als in 2002 maakt inburgering bij de meeste ROC’s ongeveer 25 tot 35 procent van de totale inkomsten Educatie. Dit blijft een aanzienlijk deel van de totale inkomsten van een ROC. Ook hier geldt dat de grote ROC’s relatief gezien meer inkomsten uit inburgering hebben dan andere ROC’s, mede omdat zij zich bevinden in en om grote steden. De inkomsten per deelnemer vertonen net als in 2002 een sterke spreiding. Het gemiddelde ligt met 4000 euro per deelnemer ongeveer 700 euro hoger dan in 2002. De spreiding varieert van een instelling met een maximum op meer dan 7500 euro per deelnemer tot de laagste genoemde waarde van 2200 euro per deelnemer. ROC’s ontvangen gemiddeld genomen dus meer inkomen per deelnemer dan vorig jaar.
Capgemini Nederland B.V.
75
Bijlage 1 – Definitielijst kwantitatieve indicatoren BVE Monitor 2003 – 2004 Bedrijfvoering Deze definitielijst bestaat uit de volgende hoofdgroepen: 1. Onderwijsinrichting 2. Personeel 3. Bedrijfsvoering 4. ICT 5. Huisvesting 6. Facilitair. 7. Educatie Onderwijsinrichting
Groei/krimp aantal deelnemers
Groei/krimp aantal diploma’s
Aandeel doorstroom 1 Aandeel instroom
Aandeel uitstroom Aandeel doorstroom 2 Afstroom Gelijkstroom
Capgemini Nederland B.V.
Het percentage waarmee het aantal ingeschreven deelnemers in het beroepsonderwijs op 1 oktober is gestegen of gedaald ten opzichte van het aantal op 1 oktober het jaar daarvoor uitgesplitst naar kwalificatieniveau (niveau 1/2 of niveau 3/4), leerweg (dtBOL/vtBOL//BBL) en clusters van CREBO codes (landelijke organen) Het percentage waarmee het aantal diploma’s in het beroepsonderwijs is gestegen of gedaald ten opzichte van het aantal in het jaar daarvoor uitgesplitst naar kwalificatieniveau (niveau 1/2 of niveau 3/4), leerweg (dtBOL/vtBOL/BBL) en clusters van CREBO codes (landelijke organen) Het percentage ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2004 dat ook ingeschreven stond bij dezelfde instelling op 1 oktober 2003 Het percentage ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2004 dat bij een instelling stond ingeschreven en nog niet stond ingeschreven op 1 oktober 2003 Het percentage ingeschreven deelnemers per 1 oktober dat niet meer ingeschreven staat bij dezelfde instelling op 1 oktober het jaar daarna Het percentage ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2004 dat ook ingeschreven staat bij dezelfde instelling op 1 oktober 2003 Doorstroom vanuit huidig niveau naar lager niveau Doorstroom vanuit huidig niveau naar gelijk niveau (dit kan dezelfde opleiding zijn, maar ook een andere van hetzelfde niveau)
Bekostigingstelling
Bekostigingstelling
STOAS: onderzoek onderwijsrendement STOAS: onderzoek onderwijsrendement STOAS: onderzoek onderwijsrendement STOAS: onderzoek onderwijsrendement STOAS: onderzoek onderwijsrendement STOAS: onderzoek onderwijsrendement
76
Opstroom
Doorstroom vanuit huidig niveau naar hoger niveau Intredewerkloosheid Het totaal aantal maanden sinds het verlaten van de opleiding waarvan de schoolverlaters hebben aangegeven dat hun maatschappelijke positie in de betreffende maand werkloos was Aandeel allochtone Het aantal allochtone deelnemers gedeeld door deelnemers het totaal aantal deelnemers Aandeel uitstroom
HBO
Personeel
Functiebouwwerk afdelingen
Gecorrigeerde beleidstelling en bekostigingstelling bij Het aandeel schoolverlaters dat bij vervolgon- Researchcentrum derwijs voor het HBO kiest voor Onderwijs en Arbeidsmarkt4
alle De verdeling van het totale eigen personeel dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten. Het gaat hierbij om de daadwerkelijke personeelslasten. Aandeel externe kosten in De kosten voor inhuur van externen gedeeld door de totale lasten de totale lasten van de instelling volgens de exploitatierekening met onderscheid naar primair en ondersteunend Verdeling fte’s over de De verdeling van het totale eigen personeel dat afdelingen op 1 oktober in dienst was over de 11 (clusters van) afdelingen in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die binnen de afdeling zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven Functiebouwwerk P&O De verdeling van het eigen personeel binnen de afdeling P&O, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die binnen de afdeling zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven Deelnemer/docent-ratio Het aantal gewogen deelnemers beroepsonderwijs op 1 oktober staat ingeschreven, gedeeld door het aantal fte’s direct gericht op het primaire proces Functiebouwwerk Primair De verdeling van het eigen personeel dat op 1 proces oktober in dienst was en zich direct richt op het Primair proces over de vier salarisschaalgroepen: 4
STOAS: onderzoek onderwijsrendement Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Bekostigingstelling en vragenlijst Vragenlijst
Naast de gegevens van het ROA wordt dit ook onderzocht door het bureau Toppen. De BVE monitor maakt echter gebruik van de ROA gegevens.
Capgemini Nederland B.V.
77
schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven met onderscheid naar beroepsonderwijs, educatie en contractactiviteiten Personeelsverloop: Het aantal nieuwe medewerkers (in fte) tussen 1 instroom oktober in jaar t en jaar t+1 gedeeld door het totaal aantal fte Personeelsverloop: Het aantal vertrokken medewerkers (in fte) tussen uitstroom 1 oktober jaar t en jaar t+1 gedeeld door het totaal aantal fte Leeftijdsopbouw perso- De verdeling van het personeelsbestand (in fte) neelsbestand over de leeftijdscategorieën jonger dan 18 jaar, 18-24 jaar, 25-34 jaar, 35-44 jaar, 45-54 jaar en 55 jaar en ouder Kinderopvang Of, hoe en voor wie kinderopvang geregeld is
Bedrijfsvoering
Juridische entiteit waaronder de contractactiviteiten plaatsvinden (BV / holding) Inrichtingscriterium bij indeling ROC Functiebouwwerk Onderwijs & Innovatie
Functiebouwwerk Lijnmanagement
Functiebouwwerk Deelnemersadministratie
Functiebouwwerk FEZ
Capgemini Nederland B.V.
Caso Caso Caso
Vragenlijst
In jaar t-1, in jaar t en in jaar t+1
Vragenlijst
PMC’s / sectoren / scholen / units / locaties
Vragenlijst
De verdeling van het eigen personeel dat zich bezig houdt met Onderwijs & Innovatie, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven De verdeling van het eigen personeel dat zich bezig houdt met het Lijnmanagement, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven De verdeling van het eigen personeel dat zich bezig houdt met de Deelnemersadministratie, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen in fte en personeelslasten: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven De verdeling van het eigen personeel dat zich bezig houdt met de FEZ dat op 1 oktober in
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
78
dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn na deze tabel weergegeven Functiebouwwerk Control De verdeling van het eigen personeel dat zich bezig houdt met control-werkzaamheden dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven Functiebouwwerk De verdeling van het eigen personeel dat zich Kwaliteitsmanagement bezig houdt met de Kwaliteitsmanagement dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven Functiebouwwerk PR, De verdeling van het eigen personeel dat zich Marketing, Voorlichting en bezig houdt met de PR, Marketing, Voorlichting Communicatie en Communicatie, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven Functiebouwwerk overige De verdeling van het eigen personeel dat niet binnen één van de andere clusters ingedeeld kon worden, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen in fte en personeelslasten: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger naar aangegeven functienamen
ICT
Functiebouwwerk ICT
De verdeling van het eigen personeel dat zich bezig houdt met ICT, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen zijn verondersteld, zijn na deze tabel weergegeven Deelnemer/computer-ratio Het ongewogen / gewogen aantal deelnemers per computer, waarbij alleen computers voor onderwijsdoeleinden zijn meegeteld Aansluiting op kennisnet Of en in welke mate de instelling is aangesloten op kennisnet Organisatie van ICT- Centraal en/of decentraal ICT-beheer en ICTbeheer en ICT-coördinatie coördinatie
Capgemini Nederland B.V.
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
ICT-monitor, ITS ICT-monitor, ITS ICT-monitor, ITS
79
Mate van koppeling management- en administratieve systemen Inzet ICT als leermiddel bij onderwijsprogramma Directe kosten:
Huisvesting
m2 per deelnemer
Aantal gebouwen Functiebouwwerk Huisvesting & Facilitair
huisvestingslasten
Facilitair
Mate van koppeling tussen managementsystemen ICT-monitor, ITS en administratieve systemen Een schatting van het percentage van het ICT-monitor, ITS onderwijsprogramma waarin ICT als leermiddel wordt ingezet in het onderwijs De directe kosten ofwel de zichtbare kosten zijn Vragenlijst een cumulatie van de hardware, software en netwerk kosten en alle beheervoorzieningen zoals systeembeheer, helpdesk en ICT management. Dit zijn alle kosten die direct en voor iedereen zichtbaar te herleiden zijn tot de aanschaf en het beheer van de ICT voorzieningen van een organisatie. Deze directe kosten zouden relatief eenvoudig terug te vinden moeten zijn op de begroting van de instelling.
Het aantal bruto en netto m2 vloeroppervlakte gedeeld door het ongewogen / gewogen aantal deelnemers met onderscheid naar beroepsonderwijs en educatie Het aantal gebouwen met onderscheid naar eigendom/huur en beroepsonderwijs en/of educatie De verdeling van het eigen personeel dat zich bezig houdt met Huisvesting en Facilitaire zaken, dat op 1 oktober in dienst was over de vier salarisschaalgroepen: schaal 1 t/m 6, schaal 7 t/m 11, schaal 12 t/m 14 en schaal 15 en hoger in fte en personeelslasten; de functies/werkzaamheden die hierbinnen verondersteld zijn, zijn na deze tabel weergegeven Naar financieringscomponent, onderhoudscomponent en energiecomponent
Mate van elektronische De mate waarin elektronische toegangsbeveilitoegangsbeveiliging ging van de instelling is toegepast; het gaat hier dan niet om inbraakbeveiliging, maar bijvoorbeeld om elektronische toegangspoortjes of tourniquets Beveiligingskosten De personeelskosten die zijn besteed aan zowel personeel eigen als ingehuurde beveiligingsmedewerkers Mate van uitbesteding De mate waarin catering van de instelling is Catering uitbesteed aan externen Mate van uitbesteding De mate waarin schoonmaak van de instelling is schoonmaak uitbesteed aan externen Mate van uitbesteding De mate waarin beveiliging van de instelling is beveiliging uitbesteed aan externen
Capgemini Nederland B.V.
bekostigingsteling, vragenlijst Vragenlijst Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst Vragenlijst Vragenlijst Vragenlijst
80
Diversen
Het aantal educatiedeelnemers op jaarbasis en op de peilmomenten 1 oktober t-1, 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober Educatie Indicator Definitie Bron In de monitor over 2002 zijn gegevens uit het traject van het project Startpositie en Toekomstbepaling Educatie opgenomen. Deze zullen wederom worden opgenomen in de monitor over 2003. % personele lasten Aandeel personele lasten ten opzichte van totaal Vragenlijst Educatie baten Educatie (baten betreft hier rijksbijdrage en overige bijdrage educactie cfm jaarrekening) % deelnemers per fte Aantal deelnemers per voltijds medewerker Vragenlijst (docent en ondersteuning) voor educatie % inkomsten per deelneTotaal baten (rijksbijdrage en overige bijdrage) Vragenlijst mer gedeeld door deelnemers educatie % inkomsten per fte Totaal baten (rijksbijdrage en overige bijdrage) Vragenlijst gedeeld totaal personeelsbestand in fte educatie Inburgeringgelden % inburgeringgelden (overige rijksbijdrage) ten Vragenlijst opzichte van totale baten educatie % Educatiebijdrage % educatiebijdrage ten opzichte van totale Vragenlijst rijksbijdrage
Capgemini Nederland B.V.
81
Overzicht van functietoedeling Primair proces
docent
onderwijsassistent
leergroepbegeleider
openleercentrum begeleider stagebegeleider decaan opleidingscoördinator
praktijkbegeleider
instructeur
BPV-begeleider bedrijfscontactfunct.
deelnemersbegeleider mentor mediatheekbegeleider assessoren
Onderwijs en Innovatie
hoofd / manager
beleidsadviseur onderwijs
Lijnmanagement
leden CvB afdelingsmanager
sector manager secretaresse
unit manager
Personeel & Organisatie hoofd / manager
personeelsbeleid en - organisatiebeleid en beheermedewerker -beheersmedewerker
ICT
systeem-, netwerken applicatiebeheerder
hoofd / manager multimediaontwikkelaar hoofd / manager schoonmaker
conciërge receptioniste medewerker catering medewerker beveiliging
FEZ
hoofd / manager
financieel beleidsfin. administratief medewerker medewerker belastingmedewerker
Controller
hoofd / manager
Kwaliteitsmanagement
Hoofd / manager
Hoofd / manager PR, Marketing, Communicatie Voorlichting Marketing medewerker Deelnemersadministratie Hoofd / manager
Capgemini Nederland B.V.
controller interne controller Medewerker kwaliteit PR medewerkers
medewerker personeels- en salarisadministratie
telefoniste
Kwaliteit auditor
Medewerker procesmanagement
Voorlichter
Communicatie specialist
Marktonderzoeker Front office Back office
locatie manager
medewerker helpdesk webmaster openleercentrum
Huisvesting & Facilitair
treasurer
techn. assistent onderwijs intaker
uitvoerend
82
Bijlage 2 – Deelnemende instellingen Albeda College Alfa-college ROC Arcus College ROC Baronie College CIBAP Da Vinci College St.De Eindhovense School Mondriaan onderwijsgroep Stichting Deltion College Drenthe College Friesland College ROC Gilde Opleidingen Graafschap College Grafisch Lyceum Amsterdam Grafisch Lyceum Utrecht Hoornbeeck College Koning Willem I Landstede Leeuwenborgh Opleidingen Nimeto Nova College ROC A12 ROC Aventus ROC de Leijgraaf ROC Eindhoven ROC Flevoland ROC Friese Poort ROC Kop van Noord-Holland ROC Midden Nederland ROC Midden-Brabant ROC Nijmegen Noorderpoort College Horizon College ROC Rijn IJssel ROC Rivor ROC Ter AA ROC van Twente (ROC Oost-Nederland) ROC van Twente (ROC Twente Plus) Het ROC van Amsterdam ROC Zeeland SintLucas Vereniging SVO opleidingen voor de vleessector Zadkine
Capgemini Nederland B.V.
83
Bijlage 3 – Leden klankbordgroep Voorzitters: H. Schutte – Vz CvB ROC Nijmegen J.A. Verschoor – Vz CvB Nimeto Utrecht Leden: J.H.G. van de Langenberg – Vz CvB Horizon College H.A.J. Kuppens – ROC Zadkine B.H.T. Roodink – Vz CvB ROC A 12 K. van Kralingen – Bve Raad H. Kempers – Bve Raad
Capgemini Nederland B.V.
84
Bijlage 4: Scores beleidsthermometer Onderstaand zijn de gemiddelde waarden van de sector weergegeven per beleidsterrein voor de jaren 2002, 2003 en 2004 (de meest recente onderzoeksresultaten). Perceel
Beleidsmaatregel
Onderwijsinrichting
1. Innovatie en individualisering onderwijsprogrammering 2. Versterkte aansluiting op eisen en wensen bedrijfsleven en arbeidsmarkt 3. Doorontwikkeling kwalificatiestructuur 4. Aansluiting verticale beroepskolom 5. Optimaliseren apparatuursituatie 6. Internationalisering
Personeel
7. Integraal personeelsbeleid 8. Management development programma’s
Bedrijfsvoering
9. Optimalisering planning en control en kwaliteitszorg 10. Professionalisering functie PR, communicatie en marketing 11. Optimaliseren deelnemersadministratie 12. Regionalisering 13. Bevordering rendementssturing
ICT
14. Technische infrastructuur 15. Contentontwikkeling 16. Deskundigheidsbevordering 17. Integratie administratieve systemen
Huisvesting
18. Investeren in beleidsmatige capaciteit op het gebied van huisvesting 19. Optimaliseren functionaliteiten gebouwen a.h.v. onderwijskundige ontwikkelingen 20. Clusteren van locaties 21. Uitvoeren meerjarenonderhoudsplan 22. Optimaliseren verhuur en medegebruik 23. Adequate reservering nieuwbouw in samenhang met onderhoudsplan
2002
2003
2004
2,0
2,1
2,4
2,0
2,1
2,3
1,7
1,8
2,1
2,2
2,4
2,5
2,3
2,4
2,6
2,4
2,3
2,3
1,8
2,3
2,5
2,2
2,4
2,4
2,2
2,5
2,5
2,1
2,2
2,5
2,3
2,3
2,5
2,3
2,2
2,3
1,8
1,9
2,2
2,6
2,6
2,8
1,7
1,6
1,9
2,3
2,4
2,4
1,8
1,9
2,0
2,4
2,4
2,3
2,2
2,3
2,4
2,5
2,5
2,4
2,1
2,3
2,3
1,9
2,1
2,2
2,4
2,5
2,5
(Toelichting scores: 1 = verkenningsfase; 2 = uitwerkingsfase; 3 = realisatiefase)
Capgemini Nederland B.V.
85
Facilitair
24. Investeren in beleidsmatige capaciteit op het gebied van facilitair management 25. Bevorderen deskundigheidsprofiel ondersteu-nend personeel (met name conciërges en receptie) 26. Optimaliseren inkoop 27. Investeren in veiligheid
2,3
2,3
2,3
1,8
2,1
2,2
2,2
2,2
2,1
2,0
2,3
2,3
(Toelichting scores: 1 = verkenningsfase; 2 = uitwerkingsfase; 3 = realisatiefase)
Capgemini Nederland B.V.