Cijfers die Spreken 2004 Analyse melkveehouderij
Cijfers die Spreken 2004 Analyse melkveehouderij Alfa Accountants en Adviseurs
Inhoudsopgave Voorwoord
7
Deel I Analyse De resultaten samengevat Ontwikkelingen in de melkveehouderij in 2004 Meer melk met minder grond. Boeren intensieve bedrijven beter?
8 10 11 17
Deel II Artikelen Investeren in melkquotum, wel of niet rendabel? Melkrobot, lust of last? Herinvesteringsreserve, de kunst van het verschuiven Het nieuwe mestbeleid, gevolgen en keuzes op bedrijfsniveau Semigratie, een praktijkvoorbeeld in het oosten van Duitsland
22 22 29 33 39 43
Deel III Overzichten Overzicht 1 Ontwikkeling van de bedrijfsstructuur Overzicht 2 Ontwikkeling van de technische resultaten Overzicht 3 Ontwikkeling van het resultaat Overzicht 4 Ontwikkeling van het saldo Overzicht 5 Ontwikkeling van de liquiditeitspositie Overzicht 6 Bedrijfsstructuur ingedeeld naar intensiteit Overzicht 7 Technische resultaten ingedeeld naar intensiteit Overzicht 8 Resultaat ingedeeld naar intensiteit Overzicht 9 Saldo ingedeeld naar intensiteit Overzicht 10 Ontwikkeling van de liquiditeitspositie ingedeeld naar intensiteit
46 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57
5
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Voorwoord
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
6
Geachte relatie, Kleurloze melk. Daarover las ik onlangs in het Algemeen Dagblad. Schoolmelk ten spijt moet de jeugd weinig hebben van de ‘witte motor’. Melk is ouderwets en oubollig, aldus het artikel. Toch vormt melkproducerend Nederland een motor op het platteland en een groot deel van de agrarische cliëntenportefeuille van Alfa als accountants- en adviesorganisatie. En daar zijn wij trots op. Voor u maken wij dan ook jaarlijks deze, alles behalve kleurloze, uitgave van Cijfers die Spreken. Na het succes van de vorige uitgave hebben wij besloten de opzet voort te zetten. In deel I leest u de analyse van de financiële en technische resultaten over het boekjaar 2004 op basis van een steekproef uit ons bestand van gespecialiseerde melkveehouderijbedrijven. Deel II bevat vijf interessante achtergrondartikelen. Echte cijferliefhebbers kunnen de cijfers nog eens napluizen met behulp van de overzichten in deel III van dit rapport. Moet ik nog investeren in melkquotum? En zo ja, wat mag ik hiervoor betalen? Deze vraag houdt velen van u bezig. In het licht van de (voorlopig nog) gekoppelde melkpremie en de afschaffing van de melkquotering in 2015, hebben wij dit vraagstuk nader bekeken. De uitwerking leest u op pagina 22. Ook de vraag of investeren in een melkrobot zinvol is, komt aan de orde. Een lastige lust, zo blijkt. U leest het op pagina 29. De toekomst van de Nederlandse melkveehouderij wordt voor een groot deel bepaald door de melkprijs en de mate waarin de zuivelfabrieken in staat zijn toegevoegde waarde te creëren met hun producten. Het afketsen van de fusie tussen Campina en Arla stemt in deze niet hoopvol. Hoewel in 2004 de melkprijsdaling volledig werd gecompenseerd door de zuivelpremie, is het nog maar de vraag of dat in de toekomst het geval zal zijn. Schaalvergroting lijkt daarom
voor velen een vanzelfsprekende strategie, maar is het de enige remedie om de dalende opbrengstprijs van melk het hoofd te bieden? Nee. Zeker niet voor iedereen. Veel ondernemers, en met name diegenen van wie de stal vol zit en de arbeid maximaal wordt benut, doen er goed aan om zich eerst te richten op de kosten. Hier valt voor menigeen nog veel te halen. Meer melkquotum leidt vaak tot meer koeien en meer werk en niet per definitie tot minder kosten per geproduceerde kilogram. Denk bijvoorbeeld eens aan de extra kosten voor mestafvoer die het nieuwe mestbeleid per 1 januari 2006 met zich mee gaat brengen. Wanneer men kiest voor schaalvergroting, is het niet voor iedereen vanzelfsprekend om dit in Nederland te doen. Semigratie vindt opgang. Alfa sprak met de familie Beenen, die vorig jaar een melkvee- en akkerbouwbedrijf overnam in het oosten van Duitsland. Op pagina 43 van deze uitgave leest u over hun afwegingen en ervaringen. Al met al kleurrijke artikelen, die u hopelijk helpen de juiste keuzes voor uw bedrijf te maken. Terug naar de kleurloze melk. De industrie lijkt niets te gek en maakt wat zij denkt dat de consument wil hebben. Niets mis mee natuurlijk, zolang het leidt tot meerwaarde. In dat kader kunnen we wellicht een voorbeeld nemen aan de staat Kentucky in de Verenigde Staten. Hier werd onlangs met meerderheid van stemmen een wetsvoorstel aangenomen waarin melk werd uitgeroepen tot officiële ‘staatsdrank’. Een idee voor minister Veerman? Veel leesplezier. Namens de stafgroep bedrijfskunde, Ir. Aswin Endeman ab Coördinator Bedrijfskunde Juni 2005
Meer informatie uit uw jaarcijfers, dat is onze missie!
7
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Deel I
Analyse
De resultaten samengevat De ontwikkeling van bedrijven heeft in 2004 niet stil gestaan. De belangrijkste zaken: • Het melkquotum in eigendom is met 6,6 procent toegenomen; gemiddeld 580.000 kilogram • Oppervlakte grond met twee procent toegenomen; 10,2 procent meer snijmaïs verbouwd • De veestapel is gegroeid met 0,7 melkkoe tot 70,9 • De meetmelkproductie per koe nam toe van 8.250 naar bijna 8.300 kilogram • De beschikbare arbeid is met 0,1 volwaardige arbeidskracht uit vreemde arbeid toegenomen Met betrekking tot het gerealiseerde resultaat zijn de belangrijkste punten: • Absoluut gezien steeg het resultaat uit normale bedrijfsvoering met 1,9 procent • Het resultaat per 100 kilogram meetmelk daalde met 2,5 procent naar 2,71 euro • De niet-toegerekende kosten zijn absoluut gezien gestegen met 5 procent • De kosten voor huur, afschrijving en rente daalden per 100 kilogram meetmelk met 0,9 procent • Ondanks de grotere bedrijfsomvang vond er een stijging van 4,5 procent plaats van de niettoegerekende kosten per 100 kilogram meetmelk Operationeel gezien was 2004, net als 2003, een tegenvallend jaar. Wat het meest opviel: • Het saldo per 100 kilogram meetmelk daalde met 4,4 procent tot 23,56 euro • De melkprijs daalde met 3,5 procent tot 30,54 euro per 100 kilogram meetmelk • Er vond een daling van de voerkosten per 100 kilogram meetmelk plaats van 2,3 procent • De kosten voor gezondheidszorg en medicijnen per 100 kilogram meetmelk stegen met 6,8 procent • De kosten voor grasland en voedergewassen stegen per 100 kilogram meetmelk met 10 procent • Er werd 35 kilogram stikstof per hectare grasland meer aangevoerd
Het continuïteitsperspectief voor de bedrijven kenmerkt zich in 2004 door de volgende punten: • 23 procent van de bedrijven behaalt een negatieve marge • De kritieke melkprijs bevindt zich op het niveau van 27,75 euro per 100 kilogram meetmelk • De marge bedraagt 2,79 euro per 100 kilogram meetmelk Ook hebben we gekeken naar de verschillen tussen extensieve en intensieve bedrijven. Daarbij viel op: • De extensieve bedrijven realiseerden ondanks de kleinere bedrijfsomvang een beter resultaat dan de intensieve bedrijven • Intensieve bedrijven behaalden een voordeel van 0,74 euro per 100 kilogram meetmelk op de niet-toegerekende kosten. Dit werd veroorzaakt door lagere loonwerkkosten en eigendomslasten • De extensieve bedrijven realiseerden 1,42 euro per 100 kilogram meetmelk meer saldo dan de intensieve bedrijven • Intensieve bedrijven realiseerden 0,32 euro per 100 kilogram meetmelk minder opbrengsten dan de extensieve bedrijven, voornamelijk door een lagere omzet en aanwas • De voerkosten van intensieve bedrijven waren 1,20 euro per 100 kilogram meetmelk hoger dan de voerkosten van de extensieve bedrijven • De intensieve bedrijven realiseerden lagere kosten voor grasland en voedergewassen, maar dit woog niet op tegen de extra gemaakte voerkosten.
De resultaten zijn gebaseerd op een groep van 110 zuivere melkveebedrijven. Dit zijn bedrijven waarvan minimaal 95 procent van het totaal aantal NGE (Nederlandse Grootte Eenheid) uit melkvee afkomstig is. De gegevens zijn afkomstig uit het Bedrijfs Analyse Systeem (BAS), waarmee Alfa managementinformatie aan melkveehouders levert.
Ontwikkelingen in de melkveehouderij 2004 was voor melkveehoudend Nederland een roerig jaar. U kreeg te maken met het nieuwe EU-landbouwbeleid en de daarbij horende invoering van de melkpremie en verlaging van de interventieprijzen. Omdat deze zaken van invloed zijn én blijven op de hoogte van de melkprijs, waren wij nieuwsgierig naar de effecten van de nieuwe regelgeving op het bedrijfsrendement. Daartoe analyseerden we het bedrijfsresultaat van 110 zuivere melkveebedrijven. Bovendien hebben we gekeken hoe deze bedrijven zich ontwikkelden qua bedrijfsopzet en technische resultaten, en welke verschillen er zijn tussen intensieve en extensieve bedrijven. De gegevens waarop de analyse is gebaseerd, zijn afkomstig uit het Bedrijfs Analyse Systeem (BAS), waarmee Alfa managementinformatie aan melkveehouders levert. De resultaten vindt u in overzicht één tot en met tien in deel drie van dit rapport.
Groei van bedrijven zet stevig door De schaalvergroting zette in 2004 onverminderd door, zowel in hoeveelheid grond (+2,0 procent) als in melkquotum in eigendom (+6,6 procent). Het gemiddelde areaal snijmaïs steeg met 10,2 procent naar 5,88 hectare (figuur 1). Er werd gemiddeld ruim 36.000 kilogram quotum aangekocht, waarmee het quotum in eigendom steeg naar gemiddeld ruim 580.000 kilogram. Het lijkt erop dat het quotum dat vorig jaar nog werd geleast, nu is aangekocht. Dit is niet vreemd gezien de hoge leaseprijzen, die aan het einde van 2004 soms opliepen tot 7,40 euro per kilogram vet. In 2003 leasden nog 59 van de 110 bedrijven quotum met een gemiddelde portiegrootte van ruim 43.000 kilogram. In 2004 werd er door slechts 23 van de 110 bedrijven quotum geleast, waarbij
de portiegrootte bleef steken op ongeveer 26.300 kilogram. Gemiddeld genomen werd 17.500 kilogram minder geleast, waardoor het gebruiksquotum op ongeveer 579.000 kilogram uitkwam (+2,7 procent), met een vetreferentie van 4,22 procent. Om het grotere quotum vol te kunnen melken, werden iets meer koeien aangehouden. De gemiddelde veestapel nam in 2004 toe tot bijna 71 melkkoeien per bedrijf. Het aantal stuks jongvee daalde wederom licht, van 6,7 naar ruim 6,5 stuks per tien melkkoeien. Het jaar 2004 gaat de boeken in als groeizaam en zonnig, maar ook vrij nat. De voorjaarskuilen waren over het algemeen van goede kwaliteit (BLGG, persbericht 2004). Het gras werd al vroeg gemaaid, wat ertoe leidde dat sommige ‘aprilkuilen’ gevaarlijk snel verteerbaar werden. Vooral in april en augustus was het relatief warm. Het mooie weer had tot gevolg dat, in tegenstelling tot 2003, veel bedrijven voldoende voorraad wintervoer konden opbouwen. Daarnaast had het goede voer een positieve invloed op de resultaten. De totale melkproductie steeg met ongeveer twee procent. Naast de grotere veestapel zien we een productiestijging per koe van ruim 8.250 naar bijna 8.300 kilogram meetmelk. Het krachtvoerverbruik per 100 kilogram meetmelk daalde, zoals is te zien in figuur 2. Omgerekend werd ongeveer 2.120 kilogram krachtvoer per koe gevoerd, tegen 2.210 kilogram in 2003 (940 VEM, inclusief jongvee). Het gebruik van krachtvoervervangers nam absoluut gezien iets toe (+0,7 procent) en de kVEM aankoop van ruwvoer steeg absoluut gezien met ongeveer acht procent. De oorzaak hiervan is dat begin 2004 een aantal bedrijven nogal krap in het voer zat en extra ruwvoer aan moest kopen. Wederom steeg de arbeidsproductiviteit. Op deze 110 bedrijven werd in
2003 gemiddeld 394.500 kilogram per volwaardige arbeidskracht (VAK) gemolken, in 2004 is 400.000 kilogram per VAK geproduceerd. Ondanks de toegenomen bedrijfsomvang, bleef het arbeidsaanbod met 1,6 VAK vrijwel gelijk. Hiervan wordt slechts 0,1 VAK ingevuld door vreemde arbeid. Doordat het grondoppervlak evenredig toenam met de productie, bleef de intensiteit met 15.000 kilogram per hectare nagenoeg gelijk. 2004 eindigt positief voor Nederlandse melkveehouder Het bedrijfsresultaat uit normale bedrijfsvoering bleef in 2004 met gemiddeld 15.480 euro nagenoeg gelijk aan 2003. De in 2004 voor het eerst uitgekeerde melkpremie, vangt de daling van de melkprijs precies op. Doordat de melkproductie toenam, daalde het resultaat uit normale bedrijfsvoering per 100 kilogram meetmelk toch nog met 2,5 procent naar 2,71 euro. Zowel de direct toe te rekenen kosten als de niet-toegerekende kosten laten per 100 kilogram meetmelk een stijging zien. De stelling dat door schaalvergroting de kosten worden verdeeld over meer kilogrammen melk en dat de kosten per kilogram hierdoor lager uitvallen, gaat bij deze bedrijven dus niet op. Het blijft de vraag hoe de melkprijs zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Veel is afhankelijk van de snelheid waarmee de Europese Commissie de daling van de interventie en restitutieprijzen doorvoert. Als de opbrengstprijzen goed blijven, dan is de kans groot dat men de daling harder door laat zetten. De melkpremie is immers bedoeld ter compensatie van de interventie en restitutiebedragen, maar mag de boer geen extra geld opleveren. De melkveehouders zijn er in 2004 in geslaagd het resultaat van 2003 te handhaven. Door de grotere bedrijfsomvang, de extra omzet uit werk voor derden en de verlease van melkquotum, stegen de totale opbrengsten met ongeveer 5.500 euro (inclusief melkpremie). Het bedrijfssaldo nam toe met krap 3.400 euro. Per 100
������������������������������������������������
������������������������������������������������
���������������� ����� ������������������������� ���� � ��������� ������������������������������������������� ��������� �����������������������
�� ����������� ���������� ���������� ����������
����������������������� ������ ����� ������ ������
����
����
���� ���� �
�
��
��
��
��
����������������������������
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
12
����������������������
���������������������������
De niet-toegerekende kosten stegen absoluut gezien met vijf procent. Er werd vooral extra geld uitgegeven aan betaalde arbeid, loonwerk en onderhoud van grond, gebouwen en installaties. De leasekosten voor quotum namen af met 2.350 euro, de kosten voor afschrijving van het melkquotum in eigendom daarentegen namen toe met bijna 12 procent. Het effect van de schaalvergroting van de afgelopen jaren zien we hierin duidelijk terug. Hoewel er behoorlijk is bijgefinancierd, blijven de rentekosten nagenoeg gelijk. De verklaring hiervoor is de lage rentestand en het oversluiten van oude financieringen tegen een lager rentetarief. Hierdoor kon meer geld worden geleend tegen dezelfde rentekosten. De stijging van de niet-toegerekende kosten kan over meer kilogrammen worden uitgesmeerd, maar toch zijn die per 100 kilogram meetmelk gestegen met 4,5 procent. Een specificatie van de niet-toegerekende kosten en de HAR lasten per 100 kilogram meetmelk vindt u in figuur 4 en 5. Lager saldo door dalende melkprijs Het saldo melkvee bepaalt voor een belangrijk deel het bedrijfsresultaat van de onderneming. De opbrengsten, maar vooral de kosten, worden in grote mate beïnvloed door het management van de ondernemer. De verschillen tussen de bedrijven zijn echter zeer groot, er valt voor menig bedrijf nog veel te winnen. Het gemiddelde saldo daalde in 2004 absoluut gezien met krap drie procent tot 138.950 euro. De prijsdaling van de melk bedroeg ongeveer 3,5 procent. De voerkosten bleven absoluut gezien gelijk, terwijl de kosten voor gezondheidszorg stegen. Aan kosten voor grasland en voedergewassen werd absoluut gezien 11,5 procent meer uitgegeven. Het saldo per 100 kilogram meetmelk daalde relatief gezien met 4,4 procent tot 23,56 euro. Op 1 juli 2004 werd de hervorming van het zuivelbeleid in gang gezet. De melkpremie die voor het eerst werd uitbetaald rekenen wij niet mee in het saldo, maar geven we apart weer onder de niet toe te rekenen opbrengsten. Gemiddeld werd er 30,54 euro per 100 kilogram meetmelk uitbetaald. Dit komt overeen met 32,17 euro per 100 kilogram afgeleverde melk, met een gehalte van 4,38 procent vet en 3,48 procent eiwit. De totale melkopbrengst is 3.100 euro lager dan in 2003. De opbrengsten uit omzet en aanwas stegen absoluut gezien met ongeveer 5,5 procent. Het verkooppercentage melkkoeien kwam
���� �����������������������
����������������
kilogram meetmelk steeg het bedrijfssaldo tot 26,29 euro (figuur 3). Het saldo melkvee daalde relatief gezien tot 23,56 euro per 100 kilogram meetmelk, dit is exclusief melkpremie. De melkpremie bedroeg 1,13 euro per 100 kilogram meetmelk.
�����
�������������������
�����
����������
�����
�������������
����� ����� ����� ����� ����� ����� ����� �����
����
����
��������������������������������� ��������������� �������� ������������������������ ��������������������������������
����������������� ��������������� ���� ����
���������������
���
���
���
���
���
���
���
���� �����������������������
������������������������������������������ �����
������������
�����������������������
������������������� ���� ����
�������������� �
�
�
�
�
�
����������������������������
met 25,7 procent iets hoger uit dan in 2003. Slachtkoeien brachten ongeveer dertien procent meer op, de opbrengstprijs voor kalveren nam met bijna veertien procent af (LEI, 2004). De gerealiseerde prijzen van de geanalyseerde groep bedrijven zijn afgebeeld in figuur 6. Tussen de bedrijven zijn de verschillen in het saldo groot. Om het verschil in kosten zichtbaar te maken, zijn in figuur 7 de toegerekende kosten van de 25 procent best en 25 procent slechtst scorende bedrijven op basis van het saldo per 100 kilogram meetmelk weergegeven.
13
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Het saldo van deze groepen verschilt maar liefst 5,64 euro per 100 kilogram meetmelk. Dat er op een aantal bedrijven nog veel te verbeteren valt, staat hiermee vast. De gemiddelde totale voerkosten bleven, ondanks een stijging van de prijzen, nagenoeg gelijk. De prijs van krachtvoer steeg met 2,8 procent. Het totale krachtvoerverbruik uitgedrukt in kVEM daalde ondanks de grotere bedrijfsomvang met ruim drie procent. Er werd ongeveer 2.120 kilogram krachtvoer per koe gevoerd (bij 940 VEM, inclusief jongvee) en 4,61 euro per 100 kilogram meetmelk aan krachtvoer uitgegeven, tegen 4,70 euro in 2003. De verdeling in de voerkosten per 100 kilogram meetmelk voor het jaar 2004 vindt u in figuur 8. De kosten die rechtstreeks aan melkvee toe te rekenen zijn (gezondheidszorg, medicijnen, veeverbetering en strooisel), stegen van 2,37 euro naar 2,48 euro per 100 kilogram meetmelk. De voornaamste oorzaak hiervan zijn de kosten voor diergezondheid en medicijnen, die van 1,03 euro naar 1,10 euro per 100 kilogram meetmelk stegen. Omgerekend komt dit neer op een stijging van bijna 6 euro per koe, waardoor er in totaal ongeveer 90 euro per koe aan werd uitgegeven. Ongeveer 47 procent van dit bedrag gaat naar medicijnen, de resterende 53 procent
��������������������������� ����������� ��� �������������������������������
���
wordt besteed aan behandel- en onderzoekskosten. De kosten voor grasland en voedergewassen (meststoffen, zaaizaad en gewasbescherming) stegen met krap 900 euro tot gemiddeld 8.690 euro. Vooral aan meststoffen werd meer uitgegeven. De prijs van kunstmest steeg volgens het LEI met ongeveer 1,4 procent. Uit de bedrijfsgegevens blijkt dat er nogal wat extra kunstmest is aangevoerd. Werd er in 2003 nog 140 kilogram stikstof op grasland aangevoerd, in 2004 is dat bijna 35 kilogram meer. Hierbij merken we op dat dit de aangevoerde hoeveelheid stikstof betreft, die kan afwijken van de daadwerkelijk aangewende hoeveelheid omdat er bijvoorbeeld een voorraad is aangelegd. De belangrijkste oorzaak voor het dalende saldo is de lagere melkprijs. De melkpremie (niet meegerekend in het saldo) compenseert die daling maar net. Door de betere ruwvoerpositie namen de voerkosten per 100 kilogram meetmelk gemiddeld genomen af, terwijl de overige kosten zowel absoluut als per 100 kilogram meetmelk toenamen. Ondanks de toegenomen bedrijfsomvang lukt het dit jaar niet de kosten per kilogram melk constant te houden. Positieve liquiditeitsontwikkeling dankzij beter resultaat en meer vreemd vermogen De liquiditeitsontwikkeling in 2004 is met 10.000 euro positief te noemen. Het blijkt dat naast een beter resultaat een behoorlijk deel van de liquiditeitsontwikkeling in 2004 is ontstaan doordat er extra vreemd vermogen is aangetrokken. Daarnaast werd er meer privé-geld in de bedrijven gestort, terwijl er in 2003 incidenteel extra geld werd onttrokken aan het bedrijf. Al met al een positieve liquiditeitsontwikkeling, maar mét kanttekeningen.
�������������������������������
��� �������������������� ��� ����������������������� ���
���� ���� ���
���
���
���
���
���
��� ��� �����������
����������������������������������������������������������� �������������������������� ����
���������������� �����������
�
����
���� ����
�
����
�
����
����
����
�
����
���� �����������������������
�
������ � ��� �������������� ������������ �������������
De negatieve ontwikkeling van de liquiditeit was in 2003 een groot punt van zorg. In 2004 lijkt de ontwikkeling op het eerste gezicht een stuk florissanter (figuur 9), maar de schijn bedriegt echter, want van de 12.500 euro positieve liquiditeitsontwikkeling blijkt een behoorlijk deel afkomstig te zijn uit extra aangetrokken vreemd vermogen en incidentele stortingen uit privé. Uit de bedrijfsvoering kwam ongeveer 7.700 euro extra beschikbaar, ongeveer 3.300 euro hiervan is als incidentele opbrengst aan te merken. Gemiddeld werd er door deze bedrijven ruim 50.000 euro extra vreemd vermogen aangetrokken. In totaal was er ruim 122.600 euro beschikbaar uit bedrijfsvoering en financiering. Met dit bedrag moeten de investeringen en overige onttrekkingen, zoals privé-uitgaven, worden betaald. Gedurende 2004 werd door deze bedrijven gemiddeld 93.600 euro geïnvesteerd. Ruim 53.000 euro hiervan werd besteed aan de aankoop van extra melkquotum. In
De gemiddelde kasstroom, liquiditeitsmarge, betalingscapaciteit en kritieke melkopbrengst die door deze bedrijven werden gerealiseerd, zijn weergegeven in tabel 1. Ondanks de toegenomen bedrijfsomvang en de hiermee samenhangende extra geleverde kilogrammen melk, neemt de kasstroom gemiddeld slechts met bijna 3.500 euro toe. Doordat er meer werd afgelost komt de liquiditeitsmarge 1.800 euro hoger uit dan in 2003. Absoluut gezien is de betalingscapaciteit met 5,7 procent toegenomen. De kritieke melkprijs per 100 kilogram meetmelk daalde met 4,3 procent en bevindt zich nu op een niveau van 27,75 euro. Doordat de gerealiseerde melkprijs minder snel daalde, nam de marge (het verschil tussen de gerealiseerde en kritieke melkopbrengst) toe met 4,7 procent. Er resteerde gemiddeld 2,79 euro marge per 100 kilogram meetmelk, tegen 2,67 euro in 2003.
���������������������������� ����������� ���� ��������������������� ���� ���������������� ���� �������������� ���� ������������������� ����
����������������������������������������� ������
������
����� ������
����� �����
����� �����
�����
� �����
�
������
��������������������������������������
Het begrip kasstroom wordt steeds belangrijker in de melkveehouderij. Kasstroom is het bedrag dat resteert nadat uit alle ontvangsten, de normale uitgaven ten behoeve van het bedrijf zijn voldaan. Banken kijken bij de kredietverstrekking steeds vaker naar de kasstroomontwikkeling. Daarnaast worden het ondernemerschap en de visie op de markt en het bedrijf steeds belangrijker. Uit onderzoek dat het LEI in 2005 deed naar de ontwikkelingen rond de financiering van agrarische bedrijven, blijkt dat financieringsaanvragen steeds vaker ook op deze criteria worden beoordeeld. Het verstrekken van een goed ondernemingsplan waarin aan deze punten wordt voldaan, kan leiden tot een lagere risico opslag in het rentetarief. Naast deze beoordeling wordt ook de betalingscapaciteit steeds belangrijker. De nadruk ligt hierbij steeds vaker op de toekomstige rentabiliteit en kasstroommanagement.
����������������������������
���������������������������������
2004 kochten 65 van de 110 bedrijven melkquotum aan tegen 54 in 2003. Er werd aanzienlijk meer quotum aangekocht dan het jaar ervoor. Doordat ook het prijsniveau van quotum opliep, kwam het gemiddeld geïnvesteerde bedrag per investering in melkquotum uit op ongeveer 88.300 euro, tegen 71.400 euro in 2003 (figuur 10).
��� ���������������� � �
�������������
�������������������������� �
������ ����
�����������������������
��� ��������������������
��������
����
��������������������������������������
����������������� ������ ������������������������ ������ �����������������������������
���� ����
������ �
������
������
������
������
�������
����
Volgens LEI-onderzoek kampt een substantieel deel van de agrarische bedrijven met liquiditeitsproblemen. Eén op de vijf bedrijven in het onderzoek heeft structureel gezien te hoge financieringslasten om uit de gerealiseerde kasstroom te kunnen financieren (LEI, 2005). In onze analyse behaalde 23 procent van de bedrijven in 2004 een negatieve marge per 100 kilogram meetmelk. Maar er zijn ook heel
15
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
wat bedrijven die nog steeds een hoge marge behalen. Dit zijn overigens niet per definitie de meest vitale bedrijven. Het kan zijn dat een aantal daarvan nog niet heeft geïnvesteerd in schaalvergroting, dat ze lage aflossingsverplichtingen voor de financiering hebben bedongen of dat de gebouwen en machines grotendeels verouderd en versleten zijn. Het kan overigens ook een bewuste keuze zijn niet meer te investeren, omdat bijvoorbeeld niet in opvolging is voorzien. Indien de keuze op doorgaan valt, zal er in de toekomst alsnog geïnvesteerd moeten worden, bijvoorbeeld in bedrijfsgebouwen. De extra kasstroom die door deze investeringen wordt gegenereerd, zal hoog genoeg moeten zijn om de extra aangetrokken financiering op termijn af te kunnen lossen.
Tabel 1. Continuïteit 2003
2004
Verschil
%
(a)
15.190 51.644 66.834
15.480 54.836 70.316
290 3.192 3.482
1,9% 6,2% 5,2%
Vervangingsinvesteringen* Saldo buitenvennootschappelijk regulier Saldo privé regulier Aflossingen Totaal
(b)
7.702 2.640 21.543 19.619 51.504
8.431 1.878 21.760 21.252 53.321
729 -762 217 1.633 1.818
9,5% -28,9% 1,0% 8,3% 3,5%
Liquiditeitsmarge (a-b)
(c)
15.330
16.995
1.665
10,9%
Rente Aflossingen Totaal financieringslasten (d+e)
(d) (e) (f)
22.108 19.619 41.727
22.071 21.252 43.323
-36 1.633 1.597
-0,2% 8,3% 3,8%
Betalingscapaciteit (c+f)
(g)
57.057
60.318
3.264
5,7%
1,37
1,39
0,02
1,4%
183.589 168.259 15.330
180.466 163.471 16.995
-3.124 -4.791 1.665
-1,7% -2,8% 10,9%
31,65 28,99 2,66
30,54 27,75 2,79
-1,11 -1,24 0,13
-3,5% -4,3% 4,7%
Resultaat gewone bedrijfsvoering Afschrijvingen Kasstroom
Betalingscapaciteit ratio (g / f) Melkopbrengst Kritieke melkopbrengst (h-c) Marge (h-i) Melkopbrengst / 100 kg MM Kritieke melkopbrengst / 100 kg MM Marge / 100 kg MM
(h) (i)
* Wordt gelijk verondersteld aan de bedrijfseconomische afschrijvingen op machines en werktuigen
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
16
Meer melk met minder grond Boeren intensieve bedrijven beter? Wat is de invloed van de verhouding melkquotum en grondoppervlakte op het bedrijfsresultaat? In het artikel hiervoor gaven we een algemene schets van de ontwikkeling van 110 melkveebedrijven in 2004. Het volgende deel gaat in op de sterke en zwakke punten van bedrijven met een verschillende intensiteit. De extensieve bedrijven, tevens de groep met de kleinste omvang, blijken de hoogste resultaten te scoren. Als maatstaf voor de intensiteit van bedrijven hebben we de hoeveelheid meetmelk per hectare genomen. De bedrijven zijn ingedeeld in drie groepen; de extensieve bedrijven (36) met minder dan 13.500 kilogram meetmelk per hectare, een middengroep (39) tussen de 13.500 kilogram en 16.500 kilogram meetmelk
per hectare en de intensieve bedrijven (35) met meer dan 16.500 kilogram meetmelk per hectare. De intensieve bedrijven leveren gemiddeld 170.000 kilogram meetmelk méér af dan de extensieve. Naast het melkquotum en de oppervlakte grond zijn ook bijvoorbeeld de productie per koe en/of het ras van het vee, van invloed op het resultaat. In deze (eenvoudige) groepsindeling is met die invloeden geen rekening gehouden. Uit de analyse blijkt dat de extensieve bedrijven met 3,90 euro per 100 kilogram meetmelk gemiddeld een beter resultaat behalen dan de middengroep (2,54 euro) en intensieve bedrijven (1,70 euro). De extensieve bedrijven hebben
17
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
��������������������������
�������������������������������
������������������
��������������������������������������
����������
��
�������������
�� �� �� ��
�������������������
��
���� �����������������������
���� �����������������������
�������������������� ��
������������������������ ������������������������
��
�����������
��
�
��
��������
��������������
�
�������
��������
������������������������������������� ����������������������
���� �����������������������
��
�
����
�
����
����
����
����
����
�
��������������� ������������������������
�����������
��
��������������������
��
��
�
� �
�������
��
����������������
��
��������������
�������������������������������������������������
����������������
��
����
����
����
��������
��������������
�������
�
170.000 kilogram minder melkquotum dan de intensieve en bijna 70.000 kilogram minder dan de middengroep. Gemiddeld is er bij de extensieve bedrijven 45 hectare grond in gebruik, tegen 37 hectare bij de intensieve bedrijven. De intensiteit ligt hierdoor bij de extensieve bedrijven op ongeveer 11.400 kilogram meetmelk per hectare, tegen 18.800 bij de intensieve bedrijven. De melkproductie per koe ligt bij de extensieve bedrijven met 7.550 kilogram meetmelk, een stuk lager dan bij de middengroep (8.500 kilogram) en de intensieve bedrijven (8.830 kilogram). De extensieve bedrijven melken het quotum vol met ongeveer 1,4 VAK, de intensieve met ongeveer 1,7 VAK. De productie per VAK ligt hierdoor bij de intensieve bedrijven op 451.300 kilogram tegen 371.000 door de extensieve. Ondanks de kleinere bedrijfsomvang, lagere arbeidsproductiviteit en lagere melkproductie per koe realiseren de extensieve bedrijven een resultaat dat ruim 7.500 euro hoger is dan de middengroep en 11.500 euro hoger dan de intensieve bedrijven!
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
18
��������
��������������
��������
Het resultaat van extensieve bedrijven is hoger door het betere saldo melkvee (+1,43 euro), overige opbrengsten uit mestaanvoer en slachtpremie (+0,46 euro) en lagere kosten voor huur, afschrijving en rente (+1,22 euro). De niet-toegerekende kosten per 100 kilogram meetmelk op de extensieve bedrijven zijn in het nadeel (-0,74 euro) ten opzichte van de intensieve bedrijven door de hogere eigendomslasten, loonwerkkosten en algemene kosten. Door de intensieve bedrijven wordt meer geld aan vreemde arbeid uitgegeven, voornamelijk vanwege de grotere bedrijfsomvang. In figuur 11 vindt u de opbouw van het bedrijfssaldo per groep bedrijven. De specificatie van kosten en resultaat per groep is opgenomen in figuur 12. Gaan groei en intensivering van de bedrijven gepaard met een verbetering van het saldo? Nee! uit deze analyse blijkt dat het saldo bij een toenemende intensiteit daalt. Gemiddeld realiseren de extensieve bedrijven hogere opbrengsten per 100 kilogram meetmelk (+0,32 euro),
tegen 1,11 euro minder toegerekende kosten. De zelfvoorziening in het voer is voor de intensieve bedrijven niet meer vanzelfsprekend, waardoor vaak extra voer moet worden aangekocht. Het voordeel dat de intensieve bedrijven halen door besparing op kosten voor grasland en voedergewassen, weegt echter niet op tegen de extra voerkosten. De extensieve bedrijven realiseren ondanks een lagere melkprijs, vanwege lagere gehalten, toch hogere opbrengsten. Het grootste deel hiervan wordt verklaard uit de hogere omzet en aanwas (+0,68 euro). De extensieve bedrijven hebben gemiddeld genomen een lagere melkproductie per koe en extra jongvee, namelijk 7,1 per tien melkkoeien, tegen 6,1 bij de intensieve bedrijven. De extensieve bedrijven verkochten 28 procent van de gemiddeld aanwezige koeien, tegen 23 procent bij de intensieve bedrijven. De extensieve bedrijven ontvingen gemiddeld een hogere prijs voor pinken en vaarzen en een lagere prijs voor melkkoeien. Bij de toegerekende kosten zien we een duidelijk effect van het intensiever worden van de bedrijven (figuur 13). De intensieve bedrijven geven aan voerkosten 1,20 euro per 100 kilo-
gram meetmelk meer uit. Omgerekend scheelt dit voor een bedrijf met 600.000 kilogram quotum maar liefst 7.200 euro! De lagere krachtvoerkosten per 100 kilogram meetmelk bij de intensieve bedrijven (4,56 euro) zijn te verklaren doordat deze bedrijven meer krachtvoervervangers (+0,46 euro) en ruwvoer (+0,77 euro) aankopen dan de extensieve bedrijven (figuur 14). De overige kosten voor melkvee (gezondheidszorg, medicijnen en dergelijke) liggen hoger op de intensieve bedrijven (+0,22 euro), door hogere veeverbetering en strooiselkosten. De koeien staan op intensieve bedrijven vaak langer, soms jaarrond, op stal staan. Intensieve bedrijven hebben minder kosten voor grasland en voedergewassen, wat een besparing van 0,31 euro per 100 kilogram meetmelk oplevert. Toch is deze besparing niet groot genoeg om de extra kosten voor voeraankoop te dekken. Zelfs als we de lagere loonwerkkosten en kosten voor eigendomslasten hierin meenemen, dan wegen de extra voerkosten (+1,20 euro) niet op tegen de vermindering van de kosten voor grasland en voedergewassen (-0,80 euro).
Is de continuïteit van zowel de intensieve als de extensieve bedrijven gewaarborgd in de toekomst? Als we kijken naar de ontwikkelingen in de melkveehouderij, dan zien we dat de melkopbrengsten steeds meer onder druk komen te staan. De melkprijs is in 2004 met ongeveer 3,5 procent gedaald. De melkpremie biedt net voldoende tegenwicht om de melkprijsdaling te compenseren. Op basis van de marktsituatie is de stemming licht positief. Volgens de heer Koopstra, voorzitter van het Productschap Zuivel, blijft de melkprijs in het gunstigste geval gelijk aan die in 2004 (Boerderij, 18 januari 2005). Het percentage toegevoegde waarde waarmee de zuivelondernemingen de prijsdaling willen opvangen, groeit jaarlijks met enkele procenten. Is dat voldoende om de prijsdaling te stabiliseren?
���������������������������������������������������������������������� ���������
��
������������������� �������������������
����
��
�������������������
�
�
�
�
��������
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
��������������
20
�������
De liquiditeitsontwikkeling was in 2004 gemiddeld voor alle bedrijven positief. Met oversluiten van financieringen is tegen dezelfde rentekosten meer vreemd geld aangetrokken. Dit blijkt duidelijk uit de cijfers van het afgelopen jaar. De intensievere bedrijven trokken gemiddeld ongeveer 80.000 euro extra vreemd vermogen aan. Die extra middelen werden vooral aangewend voor aankoop van melkquotum; door de intensieve bedrijven werd gemiddeld voor 74.900 euro melkquotum aangekocht tegen 39.150 euro door de extensievere bedrijven. De liquiditeitspositie steeg gemiddeld met ongeveer 10.500 euro. De stijging was iets minder bij de extensievere bedrijven, door de kleinere omvang van deze bedrijven. In figuur 15 zijn enkele liquiditeitskengetallen per 100 kilogram meetmelk weergegeven. De kasstroom per 100 kilogram meetmelk is bij de extensieve bedrij-
ven het beste. Toch behalen deze bedrijven niet de hoogste marge. Doordat de middengroep minder geld onttrekt aan het bedrijf, is de liquiditeitsmarge hier het hoogst. Dit betekent niet dat deze bedrijven de beste uitgangspositie hebben voor de lange termijn. Het kan zijn dat deze bedrijven minder hebben geïnvesteerd in schaalvergroting, of lagere aflossingsverplichtingen voor de financiering hebben. Met het oog op de aanzienlijke toename van het vreemd vermogen, is het financieringsrisico toegenomen. De kans op een rentestijging is in dit kader een risicofactor. Naar schatting 70 procent van de leningen wordt afgesloten tegen Euribor-tarief, dat is gebaseerd op de geldmarkt voor vermogen met minder dan twee jaar looptijd. De laatste twee jaar was de rente laag en redelijk stabiel. Met het oog op de onzekere liquiditeitsontwikkeling, is het van groot belang alle risico’s in
beeld te brengen en bewust keuzes te maken. Conclusie Schaalvergroting moet leiden tot lagere kosten en derhalve verbetering van het bedrijfsresultaat. Zijn daarmee investeringen in grond en quotum te rechtvaardigen? De vergelijking van intensieve en extensieve bedrijven toont aan dat consequent bedrijfsbeleid het wint. Het bedrijfssaldo, aandacht voor het optimaliseren van niettoegerekende kosten en zorgvuldigheid bij financieringen vormen de beste basis voor een gunstig toekomstperspectief. Daarbij past een afgewogen afstemming tussen grond en quotum.
Investeren in melkquotum
Deel II
Artikelen
In 2007 wordt in Nederland de melkpremie losgekoppeld van de productie en opgenomen in de bedrijfstoeslag. Gezien de stijging van de melkquotumprijs lijkt het er op dat de kopers vooruitlopen op die ontkoppeling. De melkveehouder die zijn melkquotum wil vergroten, staat voor een lastige keuze: nu kopen voor de huidige prijzen en melkpremie ontvangen, of de aankoop uitstellen in de hoop dat de prijzen voor melkquotum na de ontkoppeling sterk zullen dalen.
Wel of niet rendabel?
Binnen de EU is de Nederlandse melkveehouderij koploper als het gaat om de quotumlasten per 100 kilogram melk. Terwijl in april 2005 hier meer dan twee euro per kilogram melk werd betaald, betaalden Duitse melkveehouders gemiddeld nog geen 31 eurocent. In Duitsland is de ontkoppeling al toegepast; in november 2004 konden voor het laatst ‘premiewaardige’ melkquota worden overgedragen. De melkquotumprijs is in de regio’s Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen in de afgelopen twee jaar gedaald (figuur 16). De tijdelijke opleving in 2004 kan volgens de Deutsche Bauern Verband (DBV) voor een deel worden verklaard door de ontkoppeling van de melkpremie. Is dit verloop in Nederland ook te verwachten? De noteringen vertonen hier vanaf begin februari 2005 een stijgende lijn, die begon bij circa 43 euro per kilogram vet voor het quotumjaar 2005/2006. Eind mei zijn de prijzen in Nederland verder opgelopen richting de 50 euro per kilogram vet. Uiteraard is het Nederlandse systeem voor overdracht van melkquotum niet vergelijkbaar met het Duitse quotumbeurssysteem. Gedurende de laatste tien jaar schommelt de Nederlandse prijs voor melkquotum gemiddeld tussen 35 en 47 euro per kilogram
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
24
vet. Januari 2005 vertoonde zelfs uitschieters tot boven de 50 euro. Uit de jaarcijfers van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) blijkt dat in vrijwel alle jaren de gemiddelde prijs in de tweede helft van het jaar hoger is dan in de eerste helft, met uitzondering van de jaren 1996 en 2002. Het gemiddelde van de prijzen in de eerste helft van de jaren 1995 tot en met 2004 ligt met 40,52 euro per kilogram vet ruim 2,80 euro onder het gemiddelde van de tweede helft van deze jaren (figuur 17). Volgens het jaarrapport 2004 van de European Dairy Farmers (EDF) zijn de prijzen voor melkquota in Nederland met gemiddeld 1,80 euro per kilogram melkquotum veruit het hoogst. In andere landen worden fors lagere prijzen genoteerd per kilogram; variërend van rond de 30 eurocent in Ierland en Engeland, 40 eurocent in onder andere België en Duitsland tot 60 eurocent in Spanje. Voor het gemiddelde bedrijf in deze uitgave van Cijfers die Spreken steeg de post afschrijving melkquotum in 2004 van 4,57 naar 4,97 euro per 100 kilogram meetmelk. Uit de bedrijfsgegevens blijkt dat de aankoop van melkquotum in 2004 steeds vaker gefinancierd wordt met lang vreemd vermogen, met aflossingtermijnen die richting vijftien tot twintig jaar gaan.
Investeren in melkquotum? Kan ik nog investeren in melkquotum met het oog op mogelijke afschaffing van de quotering? Een verstandige ondernemer zal zich afvragen bij welke prijs dat nog rendabel is. Voor een toenemend aantal bedrijven geldt bovendien dat ze eerst in beeld moeten hebben of extra melkquotum nog past binnen de bedrijfsopzet. Oftewel: is er nog ruimte binnen de huidige beschikbare arbeid, bedrijfsgebouwen en installaties? Extra melk leidt doorgaans tot het houden van meer koeien en aankoop van ruwvoer. Dat zal dan moeten passen binnen het nieuwe mestbeleid vanaf 2006 (lees ook het artikel op pagina 39). Belangrijk is ook een goede planning van het aanwezige melkquotum en een inschatting van de totale melkproductie. Het afgelopen jaar bleek opnieuw dat er tegen het eind van het quotumjaar kopers op de markt verschijnen, die fors over het quotum molken en tegen elke prijs melkquotum gingen kopen.
Bij aflossen en afschrijven in tien jaar en een gemiddelde rente over de looptijd van twee procent, wordt de maximale aankoopprijs 1,44 euro per kilogram melk. Is het saldo van de extra liter 19 eurocent, dan wordt de maximale aankoopprijs 1,52. Bij een quotumprijs van twee euro moet het extra saldo per kilogram volgens deze berekening op 25 eurocent liggen. Bedenk wel, dan is in tien jaar nog niets extra verdiend met de aankoop van melk! Een beslissing over de aankoop van melk baseert u bij voorkeur niet (alleen) op bovenstaande berekening. Zodra er sprake is van een behoorlijke uitbreiding van een bedrijf, maakt een ondernemer meestal een bedrijfsplan, met een begroting van het resultaat en de liquiditeit. Daarbij zijn de toekomstvisie van de ondernemer en de gewenste ontwikkeling van het
�������������������������������������������� ������������������������������������������ ���������������
����
����
����
���� ��
����� ��
���� ��
����� ��
���� ��
���� ��
�������������������������������������� ����������������������������
����� ��
����������� �������������
��
�������������������
Wat kan een melkveehouder maximaal betalen voor een kilogram melkquotum? Zolang de productie van een kilogram melk binnen de bestaande bedrijfsopzet mogelijk is en het extra saldo per extra kilogram melk (marginale saldo) wordt gesteld op 18 eurocent, dan is de volgende ruwe berekening te maken:
�������������������
����
��������������������������
Aan de opbrengstenkant krijgt de melkveehouder te maken met een lagere melkprijs vanwege het nieuwe EU-zuivelbeleid. Die werd in 2004 gecompenseerd door de melkpremie. Wat uiteindelijk de gevolgen zijn van de verlaging van de interventieprijzen voor boter en melkpoeder op de melkprijs, zal mede afhangen van de meerprijs die de zuivelfabrieken weten te realiseren. Vast staat dat de uitbetaalde melkprijs de komende jaren zal dalen. In hoeverre kun je nog spreken van voldoende rendement op het geïnvesteerde vermogen?
��
��
��
��
�� ����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
‘Een verstandige ondernemer zal zich afvragen bij welke prijs investeren in melkquotum nog rendabel is.’ 25
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
bedrijf, van groot belang. In toenemende mate houdt men hierbij ook rekening met de beschikbare arbeid. In de praktijk zien we echter toch nog vaak dat deze aspecten onvoldoende meegewogen worden. Terwijl ze wel van invloed zijn op het rendement van de investering in melkquotum.
gen en het marginale saldo van de ondernemer. In de figuren 18 en 19 is het verloop weergegeven van de maximale prijs die betaald kan worden voor een kilogram melkquotum, berekend bij een door de ondernemer vereist rendement van vier procent. De resultaten zijn weergegeven voor drie varianten van de melkprijsontwikkeling. De hoogte van de melkprijs is, zoals gezegd, afhankelijk van de mate waarin de zuivelfabrieken in staat zijn om extra toegevoegde waarde te realiseren. Voor het gemiddelde bedrijf in deze Cijfers die Spreken varieert de maximum te betalen prijs per kilogram quotum in 2005 tussen 1,05 en 1,47 euro, indien het quotum in 2015 wordt afgeschaft. Als we uitgaan van handhaving van het melkquotum (tot 2030), dan kan een bedrag van 1,60 tot 2,50 euro worden betaald. Belangrijker dan het absolute prijsniveau is echter het verloop van de maximale prijs. Na ontkoppeling van de melkpremie in 2007 is een licht verval in de maximale aankoopprijs
Waardeontwikkeling melkquotum volgens verschillende scenario’s Alfa heeft onlangs een studie gedaan naar de rentabiliteit van investeren in melkquotum. Op basis van het nieuwe zuivelbeleid is een aantal scenario’s opgesteld, namelijk de afschaffing van de melkquotering in 2015 en voortzetting van de melkquotering, eventueel in de vorm van een fabrieksquotum. Voor verschillende investeringsmomenten hebben wij de maximale aankoopprijs van melkquotum berekend. Hierbij hebben we rekening gehouden met belangrijke randvoorwaarden zoals de verwachte melkprijs, financiering met eigen dan wel vreemd vermo-
����������������������������������������������������������������� ���������������������� �����
�������������������������������
����
���� ������
����
����
����
����
���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����
������������������������������������������������������������������ ���������������������� ����� ���� ���
������
��� ��� ���
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
26
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
����
�
����
���
����
�������������������������������
���
te zien. We kunnen dus stellen dat de te ontvangen melkpremie slechts een iets hogere meerprijs rechtvaardigt in 2005 en 2006. Conclusie De mate van ondernemerschap is en blijft bepalend voor het succes van individuele bedrijven. Dit blijkt ook dit jaar weer uit de cijfers van de verschillende melkveebedrijven, zoals u kunt lezen in dit rapport. Los van de omvang en het type bedrijf zitten er grote verschillen in het uiteindelijke resultaat en daarmee in het inkomen van de ondernemer. Bij een gegeven quotumprijs is investeren in melkquotum voor een bedrijf met bovengemiddelde resultaten financieel haalbaar. Mogelijk levert het zelfs een zeker rendement op. Voor een bedrijf met resultaten die beneden gemiddeld zijn, kan aankoop tegen dezelfde prijs op termijn voor financiële problemen zorgen, laat staan dat de aankoop rendement oplevert. Niemand weet op dit moment exact wat er gaat gebeuren met de melkquotering in 2015. Ook de duur en hoogte van de melkpremie zijn onzeker. Investeren in melkquotum is een ondernemersbeslissing. Persoonlijke doelstellingen en het risicoprofiel van de ondernemer
spelen hierbij een grote rol. Het al dan niet ontvangen van melkpremie voor extra quotum is echter geen doorslaggevende reden om melkquotum aan te kopen in 2005 of 2006.
Invoering zuivelpremie In het jaar 2004 is de zuivelpremie voor het eerst uitbetaald. De melkpremie van 1,18 euro per 100 kilogram melk heeft de daling van de melkprijs totnogtoe gecompenseerd. In 2005 stijgt de melkpremie naar circa 2,36 per 100 kilogram melk. Vanaf 2006 bedraagt de zuivelpremie 3,55 euro per 100 kilogram. Nederland heeft gekozen voor ontkoppeling vanaf 2007. De melkpremie wordt dan toegevoegd aan de op dat moment aanwezige toeslagrechten en gebaseerd op het melkquotum op naam van de melkveehouder per 31 maart 2007. Meegeteld wordt het quotum in eigendom en op basis van lease. Per 1 april 2006 gaat bovendien de hoeveelheid melkquotum met 0,5% omhoog. Dit gebeurt ook op 1 april 2007 en 2008, zodat het totale melkquotum stijgt met ruim 1,5%.
27
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Toekomst melkquotering Op het congres van de EDF in 2004 heeft professor Isermeyer van het Duitse Agrarisch Onderzoekscentrum een studie gepresenteerd over de toekomst van de Europese melkveehouderij. Isermeyer ziet een duidelijk verband tussen de melkpremie, de prijzen van melkquota en het al dan niet afschaffen van melkquota na 2014. Drie factoren leiden volgens hem tot een lagere melkprijs in de komende jaren. In de eerste plaats is dat het huidige overleg in de WTO (wereldhandelsoverleg), ten tweede de geplande verhoging van de melkquota met 1,5 procent vanaf 2006 en als derde het afschaffen van de ondersteuning door interventie binnen de EU. Zolang de daling beperkt blijft tot een melkprijsniveau van boven de 26 euro per 100 kilogram, zal dit vrijwel geen gevolgen hebben voor de totale melkproductie. Isermeyer voorziet als gevolg van de lagere prijzen een waardedaling van de quota. De prijsdaling zal een versnelde afname van het aantal melkveebedrijven veroorzaken. De blijvers zullen het melkquotum tegen lagere marginale kosten overnemen. Zolang er echter nog een melkoverschot is binnen
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
28
de EU als geheel en dit op grond van WTObepalingen niet meer gesubsidieerd op de wereldmarkt afgezet kan worden, kan er tijdelijk een nog lagere basismelkprijs ontstaan op een niveau van 22-24 euro per 100 kilogram. Zodra de zelfvoorzieningsgraad binnen de EU daalt onder de 100 procent is het op basis van de huidige inzet van de EU in de WTO-onderhandelingen weer toegestaan om import te beperken via invoerheffingen. De interne prijs kan dan weer stijgen tot een niveau van boven de 30 euro per 100 kilogram. Als gevolg van de dalende melkprijs en de ontkoppeling van de melkpremie, voorziet Isermeyer een snelle daling van de quotumprijs vanaf 2007 tot vrijwel nihil in de meeste EU-landen. Afschaffing van de melkquotering zal geleidelijk uitgevoerd moeten worden. Een abrupte afschaffing met een gelijktijdige daling van de prijzen zou anders per saldo kunnen leiden tot een uitbreiding van de melkproductie in de EU, aldus Isermeyer. Dit zal leiden tot een versnelde daling van de melkprijzen tot op, of zelfs onder het wereldmarktniveau.
Melkrobot, Lust of last? In de tweede helft van de jaren negentig werd volautomatisch melken mogelijk. In het begin investeerden tientallen bedrijven in een melkrobot, maar daarna viel de verkoop van de volautomatische systemen terug. Tot vorig jaar de verkoop weer opleefde, omdat op veel bedrijven de arbeidsdruk toenam door uitbreiding van het melkquotum. Is het nu wel of niet verstandig om een melkrobot te kopen en wat zijn de economische en technische consequenties? In dit artikel aandacht voor deze afwegingen, op basis van ervaringen uit de praktijk. 29
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Voor dit artikel hebben we gebruik gemaakt van de resultaten van 23 robotbedrijven, die we vergelijken met een referentiegroep van circa 45 bedrijven met een conventioneel melksysteem. Qua omvang en intensiteit komen de bedrijven vrijwel overeen met elkaar. Daarnaast is gebruik gemaakt van de ervaringen van de Denzo-studiegroep (Dag en Nacht en Zondags Ook), bestaande uit zes bedrijven in Friesland, die in 1998 gezamenlijk zijn gestart met volautomatisch melken. Deze studiegroep wordt door Alfa begeleid. Er kunnen veel redenen meespelen bij de beslissing om te investeren in een automatisch melksysteem, zoals werkdruk, arbeidsongeschiktheid, afgeschreven melkwinningsapparatuur of het realiseren van productieverhoging. Maar ook een slechte verkaveling en overgaan naar jaarrond opstallen kunnen een rol spelen, of de uitdaging van de nieuwe techniek. Meestal speelt er een combinatie van factoren mee bij het nemen van deze belangrijke beslissing. Feit is dat de toenemende bedrijfsomvang en daarmee de werkdruk in de melkveehouderij - de opkomst van de melkrobot heeft versneld. Die toename kent twee belangrijke oorzaken. Ten eerste stabiliseert de melkproductie per koe zich na een grote stijging vanaf 1985 tot 1996 door introductie van meer Holstein-bloed. Bedrijven van redelijke omvang waren in de jaren 70-80 na opkomst van de ligboxenstal al in staat om circa vijftig melkkoeien per volwaardige arbeidskracht (VAK) te houden. Bij een melkproductie van 5.000 kilogram melk per koe, produceerde men destijds 250.000 kilogram melk per VAK. Door de stijging van de productie per koe nam, bij hetzelfde aantal melkkoeien per VAK, de productie toe tot circa 400.000 kilogram (figuur 20). Een verdere stijging van de bedrijfsproductie is alleen nog maar mogelijk door het houden
������������������������������������������ ������������������ ����������������������������� ���
������������������������������
�������������
��
��
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
30
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
�������
��
�������
��
van meer koeien. Dit verhoogt zowel de werkdruk als de veebezetting in de stal. De robot is dan een uitkomst, omdat deze niet alleen voor arbeidsverlichting zorgt, maar ook tot een verhoging van de productie per koe kan leiden. Dat niet iedereen massaal overstapt naar volautomatisch melken, heeft vooral te maken met de huidige bedrijfsomvang, de aanschafprijs en natuurlijk de persoonlijke voorkeur. Boven de 750.000 kilogram melkquotum kan men bijvoorbeeld niet meer volstaan met één unit, waardoor het automatisch melken een veel grotere investering vergt. Daarnaast wordt op deze bedrijven al meer gebruik gemaakt van vreemde arbeid. Het vergroten van de capaciteit van de huidige melkstal ligt dan meer voor de hand. De huidige opleving van de verkoop kan verklaard worden uit het doorgroeien van de eenmansbedrijven van 500.000 kilogram melkquotum naar 600.000 kilogram en meer. Technische resultaten De aanschaf van een melkrobot leidt niet altijd tot een hogere melkproductie per koe (zie tabel 2). Bij de Denzo-groep was wel sprake van een productieverhoging. In het tweede jaar na aanschaf was de productie per koe zelfs meer dan 1.000 kilogram (+12%) gestegen. De stijging kon niet direct worden toegerekend aan de robot, omdat op hetzelfde moment ook de krachtvoergift meer dan evenredig toenam. Zes jaar na aanvang blijft de meetmelkproductie van de Denzo-groep echter nog steeds zes procent hoger dan gemiddeld, bij vrijwel dezelfde krachtvoergift per kilogram melk als de referentiegroep. Uit de literatuur blijkt dat frequenter melken gunstig is voor de melkproductie. De resultaten van de Denzo-groep bevestigen dit. Heeft het melken met een melkrobot een gunstige invloed op de diergezondheid? Het celgetal is bij alle robotbedrijven hoger dan bij de vergelijkingsgroep, te weten 242 tegen 220. Op de robotbedrijven is veertien procent van het grondareaal snijmaïsland; de referentiegroep verbouwt zo’n twaalf procent. Bij de Denzo-bedrijven is in de eerste jaren de oppervlakte maïs zelfs verdubbeld, van 3,4 hectare in 97/98 naar 8,7 hectare in 00/01. Daarna is het areaal maïs weer afgebouwd naar het oude niveau. Doordat de bedrijven vrij intensief zijn, wordt vaker gekozen voor aankoop en niet voor zelf verbouwen. Bedrijven met een melkrobot passen vaak een vorm van zomerstalvoeren, volledig winterrantsoen of mengvormen hiervan toe. Als er al beweid wordt, is dat nooit volledig; vaak wordt er kuilgras en maïs bijgevoerd. Het percentage zomerstalvoeren op de robotbedrijven steeg de afgelopen jaren naar 72 procent van de oppervlakte grasland tegen 45 procent door de referentiegroep. Bij de Denzo-bedrij-
Tabel 2
Denzo-bedrijven
Referentiegroep
97/98
03/04
97/98
02/03
03/04
45 3,4 9,5 89 69 1,46 493
57 3,7
57 6,7 4,95 111 68 1,66 524
63 9
108 61 1,38 672
45 4,5 1,79 89 78 1,67 440
118 69 1,6 581
Melk/koe (kg) Percentage vet Percentage eiwit Meetmelk/koe Krachtvoer/koe (kg) Krachtvoer uit bijproducten (kg) Krachtvoer/100 kg meetmelk (kg)
8.080 4,48 3,54 8.630 2.170 600 32
8.674 4,29 3,4 9.006 2.354 571 33
8.390 4,35 3,44 8.780 2.370 450 32
8.075 4,42 3,49 8.542 2.185 578 33
7.893 4,34 3,43 8.253 2.193 490 33
Meetmelk per ha/100 (kg) GVE fosfaat per ha Netto KVEM per ha percentage zomerstalvoeren N-gift kunstmest per ha (kg)
174 2,6 9.280 66 344
172 2,3 8.024 118 149
173 2,6 9.300 58 361
163 2,3 8.610 46 161
161 2,3 8.607 72 149
Resultaat per 100 kg meetmelk (euro) Opbrengsten Toegerekende kosten Melkveesaldo Niet-toegerekende kosten Vaste kosten Arbeid Winst
38,6 8,4 30,2 7,5 11,3 7,2 4,2
35,6 10 25,6 9 15,2 6 -4,7
38,5 9,6 28,9 7,4 11,8 8 1,7
35,7 9,6 26 8,2 14,4 7,9 -4,4
36,7 9,7 27,1 9,4 17 7,1 -6,3
Arbeidsinkomen (loon+winst)
11,4
1,3
9,7
3,4
0,7
Bewerkingskosten Loonwerk Arbeid Werktuigen wv. afschrijving wv. rente wv. onderhoud Totale bewerkingskosten
2,3 7,2 4,4 1,8 0,7 1,9 13,9
2,5 6 8,1 4,1 1,4 2,5 16,5
1,9 8 4,9 2,1 0,8 2 14,8
2,3 7,9 5,6 2,6 0,8 2,2 15,7
2,4 7,1 9,2 4,7 1,5 3 18,6
Ha’s wv. maïs wv. grasland met gebruiksbeperking Melkkoeien Percentage jongvee VAK’s Melk/VAK (1000 kg)
ven is dit percentage hoger, deels vanwege het omschakelen naar volledig opstallen. Financiële resultaten De financiële resultaten zijn gebaseerd op een vergelijking op bedrijfseconomische grondslag. We rekenen met een vergoeding van drie procent rente voor het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De afschrijving berekenen we door uit te gaan van een startpercentage van twaalf procent, aflopend naar drie procent over tien jaar. In de eerste jaren is de afschrijving hoger, de onderhoudskosten zijn dan namelijk beperkt. Tegen het einde van de looptijd nemen de onderhoudskosten toe, maar dankzij de lagere afschrijving blijven de totale lasten constant. Het gemiddeld geïnvesteerde bedrag per robot is circa 125.000 euro. Bij vrijwel alle bedrijven is de oude melkstal verkocht en van de balans
23 robotbedrijven
afgevoerd. Daarnaast zijn diverse aanpassingen in de stal gedaan, zoals roosterschuiven, ligbedden en veeborstels. Soms is er geïnvesteerd in aangepaste voersystemen, zoals een voermengwagen. De vaste kosten worden voor alle bedrijven volgens dezelfde methodiek toegerekend. Voor de landerijen in eigendom wordt een pachtvergoeding berekend. Alle overige kosten zijn direct afkomstig van de kas- en bankmutaties, gecorrigeerd voor vorderingen en voorraden, ook van eigen voer. Op basis van die gegevens kunnen we stellen dat het melkveesaldo vrijwel niet wijzigt door de aanschaf van een robot. In de eerste jaren na aanschaf moet de ondernemer rekening houden met extra (voer)kosten, vooral als hij inzet op de maximale productie per robot. Dit is duidelijk af te leiden uit de resultaten van
31
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
de Denzo-groep. De laatste jaren bewegen de (voer)kosten zich weer naar een gemiddeld niveau. Het HARR-saldo (beschikbaar voor Huur, Afschrijving, Rente en Resultaat) bij de robotbedrijven staat onder druk vanwege extra loonwerk en stijgende kosten voor mechanisatie en nutsvoorzieningen. Dit geldt vooral voor bedrijven die volledig overschakelen op leidingwater, hoewel die hogere kosten niet per definitie het gevolg zijn van volautomatisch melken. Stijgende energiekosten zijn dat wel; deze nemen met 0,15 tot 0,20 euro per 100 kilogram melk toe. Het grootste verschil wordt veroorzaakt door de hogere werktuigkosten als gevolg van de aanschaf van een robot. De afschrijving en rente nemen per 100 kilogram melk met respectievelijk 2,3 en 0,7 euro toe. De onderhoudskosten zijn de eerste jaren vrijwel gelijk gebleven aan de referentiegroep, maar na het vijfde jaar is er een stijging waar te nemen die becijferd kan worden op ongeveer 0,4 cent per kilogram melk. Een belangrijk argument is besparing van arbeid. De besparing van arbeidskosten varieert sterk per bedrijf en bedraagt gemiddeld 20-25 procent, ook bij de Denzobedrijven. Voor de grote groep robotbedrijven geldt echter dat zij nog moeite hebben om die besparing te realiseren. Ze komen vaak niet verder dan één tot 1,5 cent per kilogram melk. De kosten van de robot worden niet volledig gecompenseerd, zodat het netto bedrijfsresultaat 1,8 eurocent inlevert. Bij de Denzo-bedrijven is sprake van vrijwel hetzelfde resultaat. De arbeidsbeloning (loon + netto resultaat) ligt op de robotbedrijven ongeveer twee cent per kilogram melk lager.
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
32
Conclusie Bij voldoende besparing op arbeid blijft het netto resultaat gelijk. Het arbeidsinkomen neemt af door voornamelijk hogere afschrijvings en rentelasten. Voor je een robot aanschaft, moet het huidige inkomen dan ook voldoende zijn, of aangevuld kunnen worden door uren die vrij komen. Op basis van de huidige gegevens is het niet mogelijk om een hoger melkveesaldo te realiseren door extra opbrengsten en lagere directe kosten. Er wordt geen extra inkomen gegenereerd door een betere koe. Men kan echter wel volstaan met vijf procent minder koeien en dus vijf procent minder staloppervlak. Dit voordeel wordt echter weer tenietgedaan door de hogere kosten voor nutsvoozieningen, zodat per saldo de besparing aan arbeid overblijft. De aanschaf van een robot dient daarom, net als bij een nieuwe melkstal, puur daarop beoordeeld te worden. Vooralsnog levert het volautomatisch melken geen extra winst op; het psychische loon en een tevreden gezin niet meegerekend. Een verdere groei van het aantal melkrobots zal sterk afhangen van de ontwikkeling van de lonen en de beschikbaarheid van vreemde arbeid in de omgeving. Daarom kunnen we stellen: de melkrobot, een lastige lust.
Ondernemen gaat gepaard met investeren. Investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen gaat meestal samen met de inruil of verkoop van oude bedrijfsmiddelen. Daarvoor krijgt u vaak meer terug dan de boekwaarde. In fiscale termen maakt u dan een boekwinst. Belasting betalen over de boekwinst komt dan slecht uit, want het geld is beter besteed aan de nieuwe investeringen. Een bijzondere fiscale regeling biedt dan uitkomst: de herinvesteringsreserve.
Herinvesteringsreserve De kunst van het verschuiven
een bedrijfsmiddel is. Wij vinden dat hier veel voor te zeggen is. Dit betekent dat als u dergelijke rechten verkoopt, de winst naar onze mening kan worden opgenomen in een herinvesteringsreserve. 2. Herinvesteringsreserve alleen op verzoek Toepassing van de herinvesteringsreserve is niet verplicht. Belangrijk is dan ook dat u de herinvesteringsreserve alleen gebruikt als dat fiscaal voordelig is. Maakt u bijvoorbeeld een boekwinst in een verliesjaar, dan kunt u een herinvesteringsreserve beter niet vormen. Als een herinvesteringsreserve voor een boekwinst fiscaal voordelig is, dan verzoekt u daarom in de aangifte. Stel dat dat niet is gebeurd, dan kunt alsnog een beroep op de herinvesteringsreserve doen in een bezwaarschrift. Staat de aanslag inkomstenbelasting eenmaal onherroepelijk vast, dan is het te laat.
Geen afstel maar wel uitstel van het betalen van belasting; dat is de belangrijkste verdienste van de herinvesteringsreserve. En dat is gunstig, want het scheelt u extra financiering voor herinvesteringen, en bovendien wordt de winst vaak met een lager tarief belast. Het werkt als volgt. Met de herinvesteringsreserve kunt u winst die u heeft behaald bij de verkoop van een bedrijfsmiddel, doorschuiven naar de bedrijfsmiddelen waarin u herinvesteert. De verkoopwinst vermindert op de balans het bedrag van de aankoopprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Het niet alledaagse voorbeeld 1 maakt het duidelijker. Daarin gaan we ervan uit dat u een deel van uw melkquotum verkoopt en investeert in een melkrobot. Wanneer mag u een herinvesteringsreserve vormen? Om gebruik te maken van de herinvesteringsreserve is een aantal spelregels belangrijk. Als u zich vooraf realiseert waar u aan moet voldoen, kunt u er met uw investeringsplannen rekening mee houden. Zo kunt u het gebruik van de herinvesteringsreserve optimaliseren. 1. Herinvesteringsreserve alleen voor bedrijfsmiddelen U heeft alleen iets aan de herinvesteringsreserve als u winst maakt op bedrijfsmiddelen. Bedrijfsmiddelen zijn goederen die u duurzaam in de onderneming gebruikt en die dus meerdere jaren meegaan. Denk hierbij aan bedrijfsgebouwen, landbouwgronden, machines, vervoermiddelen, gebruiksvee en productierechten zoals melkquotum. De herinvesteringsreserve werkt niet dus niet voor verkoopwinsten op bijvoorbeeld voorraden. Hot item is of de bedrijfstoeslag die u in 2006 krijgt toegekend,
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
34
3. Herinvesteringsreserve alleen voor een boekwinst bij verkoop Alleen als u een bedrijfsmiddel verkoopt, kan de boekwinst worden geparkeerd als reservering voor een herinvestering. De boekwinst is het verschil tussen de verkoopopbrengst (na kosten) en de boekwaarde van het verkochte bedrijfsmiddel. Als een bedrijfsmiddel niet wordt verkocht maar van het ondernemingsvermogen naar het privé-vermogen wordt overgebracht (bijvoorbeeld de auto), is toepassing van de herinvesteringsreserve niet mogelijk. 4. Herinvesteringsreserve alleen afboeken op bepaalde herinvesteringen Stel, u heeft een herinvesteringsreserve gevormd. Een belangrijke vraag is dan op welke herinvesteringen u mag afboeken. De mogelijkheden daarvoor zijn niet onbeperkt. Er bestaan drie groepen herinvesteringen, die verschillen in de afschrijvingsduur die (in het algemeen) wordt gebruikt. Of u de reserve op een herinvestering kunt afboeken, hangt af van de groep waarin de nieuwe investering valt. a. Herinvesteringen in bedrijfsmiddelen die in tien jaar of minder worden afgeschreven Een herinvesteringsreserve kunt u onbeperkt afboeken op herinvesteringen in deze groep. Het maakt niet uit voor welk soort bedrijfsmiddel de herinvesteringsreserve is gevormd. In deze groep vallen machines, vervoermiddelen en melkquotum. Let wel op met de boekwaarde-eis, zie hierna bij 5. b. Herinvesteringen in bedrijfsmiddelen die in meer dan tien jaar worden afgeschreven
Voorbeeld 1 Verkoop (euro)
Herinvestering (euro)
Verkoopopbrengst melkquotum Boekwaarde melkquotum Boekwinst Af: herinvesteringsreserve Belaste boekwinst bij verkoop
102.000 2.000 100.000 100.000 -
Aankoop melkrobot
150.000
Af: herinvesteringsreserve Boekwaarde melkrobot
100.000 50.000
U betaalt geen belasting over 100.000 euro bij verkoop. U schrijft af over 50.000 euro in plaats van 150.000 euro.
Voorbeeld 2 Verkoop (euro)
Herinvestering (euro)
Verkoopopbrengst trekker Boekwaarde trekker Boekwinst Af: herinvesteringsreserve Belaste boekwinst bij verkoop
20.000 10.000 10.000 10.000 -
Herinvesteringsreserve Afboeking op computersysteem
10.000 5.000 -
Beschikbaar voor afboeking op andere herinvesteringen binnen 3 jaar
U kunt een herinvesteringsreserve alleen afboeken op deze bedrijfsmiddelen (bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen) bij identieke vervanging. Dat wil zeggen dat de herinvestering functioneel-economisch dezelfde plaats in de onderneming moet innemen als het verkochte bedrijfsmiddel. Ook hier geldt de boekwaarde-eis, zie hierna bij 5. Concreet betekent dit het volgende: • Op een herinvestering in een nieuw bedrijfsgebouw kunt u alleen een herinvesteringsreserve afboeken die gevormd is voor de verkoopwinst op een oud bedrijfsgebouw. • Een herinvesteringsreserve die is gevormd bij verkoop van kort afschrijfbare bedrijfsmiddelen (melkmachine, melkquotum) mag u niet afboeken op herinvesteringen in een nieuw bedrijfsgebouw. c. Herinvesteringen in bedrijfsmiddelen waarop niet wordt afgeschreven Ook hier geldt dat u een herinvesteringsreserve op niet afschrijfbare bedrijfsmiddelen, zoals landbouwgronden, alleen kunt afboeken bij identieke vervanging. De herinvestering moet functioneel-economisch dezelfde plaats in de onderneming innemen als het verkochte bedrijfsmiddel. Ook hier geldt de boekwaardeeis, zie hierna bij 5.
Aankoop computersysteem
15.000
Af: herinvesteringsreserve Minimum boekwaarde
5.000 10.000
5.000
In de praktijk betekent dit het volgende: • Op een herinvestering in landbouwgronden kunt u alleen de herinvesteringsreserve afboeken als die gevormd is voor een belaste verkoopwinst op dezelfde oppervlakte landbouwgronden. Een herinvesteringsreserve voor winst op landbouwgronden speelt alleen voor boekwinsten die niet onder de landbouwvrijstelling valt, zoals bij de verkoop van warmliggende gronden of verkoop van grond met een (belast) pachtersvoordeel. • Een herinvesteringsreserve die u heeft gevormd bij de verkoop van kort afschrijfbare bedrijfsmiddelen (melkmachine, melkquotum), mag niet worden afgeboekt op herinvesteringen in landbouwgronden. Hetzelfde geldt voor een herinvesteringsreserve bij verkoop van langzaam afschrijfbare bedrijfsmiddelen (bedrijfsgebouwen). 5. Boekwaarde-eis Een lastig punt bij de afboeking van een herinvesteringsreserve is de ‘boekwaarde-eis’. De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel mag na afboeking van de herinvesteringsreserve niet dalen onder de boekwaarde van het verkochte bedrijfsmiddel. Praktisch gezien betekent de boekwaarde-eis dat u tenminste de opbrengst (na kosten) van het verkochte bedrijfsmiddel binnen drie jaar (na het boekjaar van verkoop) moet herinvesteren (zie voorbeeld 2). Het is dus
35
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
niet voldoende wanneer u alleen de boekwinst herinvesteert! Boekwaarde-eis en herinvesteringen in de VOF Het is vooral opletten geblazen als u in een VOF of maatschap zit, en u een buitenvennootschappelijk bedrijfsmiddel verkoopt om vervolgens in de VOF te herinvesteren. Omdat u deze herinvestering deelt met uw medevennoten, krijgt u veel sneller last van de boekwaarde-eis. Het kan in zo’n geval beter zijn om ook weer buitenvennootschappelijk te herinvesteren. In welke volgorde afboeken? Uitgangspunt is dat u afboekt op de eerste herinvestering(en) waarop dat mogelijk is. Omdat de afboekingsplicht heel onvoordelig kan uitpakken, bestaat er een belangrijke uitzondering. Als u eerst een langzaam of niet afschrijfbaar bedrijfsmiddel verkoopt en vervolgens een snel afschrijfbaar bedrijfsmiddel aankoopt, kunt u last hebben van de afboekingsplicht. Daarom is in de wet geregeld dat u de afboeking van een herinvesteringsreserve mag uitstellen (niet verplicht!) tot u een bedrijfsmiddel met dezelfde economische functie heeft gekocht. Meerdere herinvesteringen of herinvesteringsreserves Als er één herinvesteringsreserve is gevormd die op één herinvestering wordt afgeboekt, dan is de uitwerking eenvoudig. Het wordt lastiger als één of meer herinvesteringsreserve(s) op verschillende herinvesteringen worden afgeboekt. De belastingdienst keurt goed dat als er meer-
Voorbeeld Stel: u verkoopt tien hectare warmliggende landbouwgronden aan een projectontwikkelaar, en vormt voor het niet-vrijgestelde deel van de winst een herinvesteringsreserve. U bent van plan in de buurt tien hectare vervangende landbouwgrond te kopen. Kort na de verkoop van de grond koopt u melkquotum. U mag de herinvesteringsreserve van de grond op het melkquotum afboeken. Dat is fiscaal echter zeer onvoordelig, omdat u door de lagere afschrijvingen op het melkquotum de belasting op de (niet-afschrijfbare) grond al snel alsnog heeft betaald. U bent daarom niet verplicht om op het melkquotum af te boeken. U mag de herinvesteringsreserve maximaal drie jaar laten staan om af te boeken op de vervangende grond. dere mogelijkheden zijn, u zelf mag kiezen op welke aankoop u de herinvesteringsreserve het eerst afboekt (voorbeeld 3). Met een goede keuze van de volgorde van afboeking kunt u fiscaal voordeel behalen. Binnen de groep bedrijfsmiddelen die in maximaal tien jaar worden afgeschreven, kan namelijk vrij worden afgeboekt. Hoe langzamer een herinvestering wordt afgeschreven, hoe gunstiger het is om op dit bedrijfsmiddel een herinvesteringsreserve af te boeken. Het voordeligst is dus een herinvesteringsreserve van een in drie jaar afschrijfbaar bedrijfsmiddel (bijvoorbeeld een maaimachine), af te boeken op een rond de tien jaar afschrijfbaar bedrijfsmiddel (bijvoorbeeld een trekker).
Voorbeeld 3: Verkoop trekker, in hetzelfde jaar aankoop maaimachine en melkquotum. Verkoop (euro) Trekker Boekwaarde Boekwinst Af: HIR Belast bij verkoop
25.000 5.000 20.000 20.000 -
Verloop herinvesteringsreserve Herinvesteringsreserve Afboeking op machine Afboeking op melkquotum Saldo
20.000 3.000 17.000 -
Herinvestering (euro) (A) Maaimachine 8.000
(B) Melkquotum
20.000
Af: HIR Boekwaarde
Af: HIR Boekwaarde
17.000 3.000
3.000 5.000
Voorbeeld 4: Herinvesteringstermijn bij verkoop oud bedrijfsmiddel 2005 2006 2007 2008
jaar jaar jaar jaar
0: 1: 2: 3:
verkoop van het bedrijfsmiddel: herinvesteringsreserve op balans herinvesteringsreserve op de balans herinvesteringsreserve op de balans herinvesteringsreserve valt op 31-12-2008 in de winst
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
36
De volgorde waarin u investeert kan uw voordeel fors beïnvloeden. De vrije keuze van de volgorde van afboeking werkt namelijk alleen als u meerdere bedrijfsmiddelen in hetzelfde boekjaar koopt, dus niet over de boekjaargrens heen. Stel: naast de trekker bent u ook van plan om een computersysteem aan te schaffen. Als u eerst het computersysteem koopt en pas in het volgende boekjaar de trekker, dan moet u de herinvesteringsreserve van de maaimachine afboeken op de computers. Als de bedrijfsvoering het toelaat moet u óf beide herinvesteringen in hetzelfde boekjaar doen, óf eerst de trekker kopen. 6. Op de balansdatum moet er een herinvesteringsvoornemen zijn Als u niet in het (boek)jaar zelf herinvesteert, neemt u de herinvesteringsreserve in uw balans op. Voorwaarde is dat er aan het einde van het boekjaar een herinvesteringsvoornemen moet zijn. U moet als ondernemer op de balansdatum reële plannen hebben om binnen de komende drie jaren ten minste het bedrag van de verkoopopbrengst in bedrijfsmiddelen te herinvesteren waarop u kunt afboeken. 7. Herinvesteren binnen de herinvesteringstermijn U moet uw herinvesteringsplannen ook binnen een bepaalde tijd uitvoeren. Herinvesteringen moeten plaatsvinden in het jaar waarin het oude bedrijfsmiddel is verkocht of in de drie jaar die daarop volgen (de herinvesteringstermijn). De herinvesteringstermijn is dus in praktijk langer dan drie jaar! Als de herinvesteringstermijn is verstreken en u heeft geen of te weinig herinvesteringen gedaan, valt de herinvesteringsreserve vrij in uw winst. De boekwinst op het verkochte bedrijfsmiddel wordt dan alsnog belast. Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn waardoor uw plannen voor herinvesteringen zijn vertraagd. Bijvoorbeeld als u door
omstandigheden de financiering niet op tijd rond kunt krijgen. In dat geval is het belangrijk tijdig bij de belastingdienst een verlenging van de herinvesteringstermijn aan te vragen. Hiermee voorkomt u vervelende verrassingen. Herinvesteren voordat er is verkocht Het kan voorkomen dat u eerst een nieuw bedrijfsmiddel aankoopt en pas daarna (in een later boekjaar) het oude bedrijfsmiddel verkoopt. Bijvoorbeeld: u koopt in 2005 alvast één hectare landbouwgrond, om in 2006 de andere hectare met (belaste) winst te verkopen. In dat geval mag de (belaste) boekwinst bij verkoop alsnog worden afgeboekt op de eerdere herinvestering. Let op: deze mogelijkheid bestaat alleen voor bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien jaar wordt afgeschreven (bedrijfsgebouwen), of waarop niet wordt afgeschreven (landbouwgronden).
‘De volgorde waarin u investeert kan uw voordeel fors beïnvloeden.’
37
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
8. Geen herinvesteringsreserve bij staking U mag geen herinvesteringsreserve toepassen over de grenzen van uw onderneming heen. U komt dus in de problemen als u twee ondernemingen heeft, en een herinvesteringsreserve bij verkoop van een bedrijfsmiddel in onderneming A wilt afboeken op herinvesteringen in onderneming B. Alleen als u meerdere takken in één onderneming heeft (bijvoorbeeld: melkveetak en varkenstak) en in de ene tak verkoopt en de andere herinvesteert, keurt de belastingdienst toepassing van de herinvesteringsreserve goed. Ook bij een bedrijfsverplaatsing met grote veranderingen in aard en omvang van uw bedrijf optreden, ontstaan problemen, omdat dit fiscaal als een staking wordt gezien. In het laatste geval kan de herinvesteringsreserve alleen worden toegepast
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
38
bij overheidsingrijpen (onteigening e.d.). In dat geval worden de afboekingsmogelijkheden van de herinvesteringsreserve zelfs verruimd. Conclusie De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in de melkveehouderij. Met de herinvesteringsreserve maakt de fiscus het u gemakkelijker te innoveren. U kunt met de herinvesteringsreserve de belastingheffing over boekwinsten van verkochte bedrijfsmiddelen, uitstellen. Als u de spelregels goed in de gaten houdt, kunt u met een optimale investeringsplanning ook op fiscaal terrein geld verdienen.
Het nieuwe mestbeleid Gevolgen en keuzes op bedrijfsniveau Vanaf 1 januari 2006 is MINAS passé en krijgt u te maken met ‘het nieuwe mestbeleid’. De verwachting is dat veel bedrijven (meer) dierlijke mest moeten afvoeren. Immers, de restricties van MINAS zijn voor verliezen aan stikstof en fosfaat, het nieuwe beleid is gericht op beperkte aanwending van dierlijke mest. In dit artikel geven wij een toelichting op de gevolgen voor uw bedrijf. En hoe u op de nieuwe ontwikkelingen kunt inspelen.
39
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Het nieuwe mestbeleid is onderdeel van de Nederlandse uitwerking van de Nitraatrichtlijn. U krijgt te maken met drie afzonderlijke gebruiksnormen per hectare. Dat zijn: 1. een gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest 2. een gebruiksnorm voor de totale stikstofbemesting 3. een gebruiksnorm voor de totale fosfaatbemesting Deze gebruiksnormen zien erop toe dat er geen overschrijding plaatsvindt van de totale maximale bemesting. Bij de gebruiksnormen is rekening gehouden met de gewassen en de grondsoort.
beeld een kleine drie hectare landbouwgrond verworven moeten worden. Dat kan door aankoop of (éénmalige) pacht van grond. Bijkomend voordeel, maar in enkele gevallen wellicht een nadeel, is de extra ruwvoerproductie.
Gevolgen op bedrijfsniveau In het nieuwe mestbeleid moet elk melkveebedrijf met een bezetting van meer dan 2,1 melkkoeien (zonder jongvee) per hectare, verplicht mest afzetten. Hierbij is rekening gehouden met derogatie. In het voorbeeld op pagina 41 hebben we enkele effecten voor een melkveebedrijf uitgewerkt. Bij een ongewijzigde bedrijfssituatie zal in het voorbeeld mestafvoer moeten plaatsvinden. De kosten van deze mestafvoer bedragen 1.650 euro per jaar. De ruimte voor stikstofkunstmest bedraagt bijna 8.900 kilogram stikstof (217 kilogram N per hectare), oftewel bijna 33 ton KAS.
c. Uitbesteden jongvee-opfok Bij het afstoten van het jongvee zal ruimte ontstaan om mest aan te voeren. Het uitbesteden van de jongvee-opfok is een grote ingreep in de bedrijfsvoering, waarbij het nieuwe mestbeleid eigenlijk niet leidend mag zijn.
Aanpassing bedrijfsvoering U kunt als ondernemer op verschillende manieren de verplichte mestafvoer beperken. Een mogelijkheid is het verzoek tot derogatie, waarover later meer. Hieronder eerst een aantal andere mogelijkheden om de mestafvoer te beperken. Voor het voorbeeldbedrijf zijn deze doorgerekend.
Derogatie Zoals eerder al gezegd kunt u bij de vaststelling van de gebruiksnorm voor stikstof verzoeken om derogatie. Hier is in ons voorbeeld vanuit gegaan. De maximale gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest is standaard 170 kilogram stikstof per hectare. Wanneer meer dan zeventig procent van de oppervlakte uit grasland bestaat, wordt de maximale gift 250 kilogram stikstof. Deze afwijking wordt derogatie genoemd. In ons voorbeeld zouden de mestafzetkosten, zonder
a. Uitbreiding van het landbouwareaal Om mestafzet te voorkomen, zal in ons voor-
b. Verhoging van de melkproductie Door de verhoging van de melkproductie zijn er minder koeien nodig en zal er minder mest worden geproduceerd. In ons voorbeeld zal de melkproductie per koe moeten stijgen tot bijna 10.000 kilogram om mestafzet te voorkomen, een forse productiestijging die rigoureuze maatregelen vergt.
Het is goed denkbaar dat u kiest voor een combinatie van maatregelen om uw mestafzet te beperken. Wanneer u de maatregelen alleen neemt om te voldoen aan het nieuwe mestbeleid, dan moeten de kosten daarvan worden afgezet tegen de extra mestafvoerkosten. In dit voorbeeld ongeveer 1.650 euro.
‘Het uitbesteden van de jongvee-opfok is een grote ingreep in de bedrijfsvoering waarbij het nieuwe mestbeleid eigenlijk niet leidend mag zijn.’
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
40
het verzoek om derogatie, ongeveer 5.650 euro (7.300 -/- 1.650) hoger uitvallen. Bij het niet voldoen aan de zeventig procent norm voor grasland, is het van belang een goede afweging te maken bij de invulling van het grondgebruik. Op basis van ons voorbeeld moeten de akkerbouwgewassen tenminste 5.650 euro meerwaarde opleveren. U kunt ervoor kiezen minder maïs te verbouwen en deze aan te kopen. Door het systeem van toeslagrechten wordt de productie losgekoppeld van de premie, waardoor het niet meer noodzakelijk is maïs te verbouwen om in aanmerking te komen voor die premie. Door middel van grondruil met een akkerbouwer (of maïsteler) is het areaal grasland te verhogen, met levering van mest en het kopen van gewas (maïs). Hierbij geldt altijd de afweging tussen de teeltopbrengst en de mestafzetkosten.
Koeien in de wei? Over de gevolgen van het nieuwe mestbeleid voor het weiden van koeien is veel gezegd en geschreven. De één voorziet dat alle koeien op stal gehouden gaan worden, een ander acht dit uitgesloten. In deze discussie spelen de verschillende werkingscoëfficiënten van dierlijke mest een rol en de verschillende gebruiksnormen voor maaien en beweiden waarmee gerekend mag worden. Het effect van maaien of beweiden is hierdoor vrijwel verwaarloosbaar. Bij de keuze voor weiden of maaien speelt ook de maatschappelijke discussie over dit onderwerp. Op de uitkomst hiervan heeft u als individuele ondernemer nauwelijks invloed. Als ondernemer heeft u wel invloed op bijvoorbeeld de ligging van het huiskavel, de mechanisatiegraad van het bedrijf, de beschikbare arbeid en de bemestingsbehoefte van de grond; factoren
Tabel 3 Gevolgen Mestbeleid Voorbeeldbedrijf Uitgangspunten: Grond Grasland Maïsland Dieren Diercategorie Melk- en kalfkoeien Jongvee < 1 jaar Jongvee > 1 jaar fokstier > 1 jaar
klei 23,00 4,00 27,00
zand en löss 12,00 2,00 14,00
Totaal 35,00 6,00 41,00
aantal 71 23 24 2 120
N-totaal 8.414 759 1.680 140 10.993
P2O5-totaal 2.947 207 576 48 3.778
Overig Melkproductie per koe Prijs per m3 mest
7.800 kilogram Euro 10.00
Uitwerkingen: Verplichte afvoer dierlijke mest Gebruiksnorm stikstof uit dierlijke mest Dierlijke mestproductie Verplichte mestafvoer
kg N 10.250 10.993 743
kg N/ha 250 268 18
Kosten mestafzet Euro /m3 10.00
Euro 1.650
kg N 12.485
kg N/ha 305
3.588 8.897
88 217
Kosten mestafzet Mestsoort Rundveemest (4,5 kg N/m3)
Afvoer (m3) 165
Ruimte kunstmestgebruik Gebruiksnorm totale stikstofbemesting Gebruik dierlijke mest (incl. afvoer dierlijke mest) Ruimte kunstmestgebruik
41
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
die van invloed zijn op de keuze om (volledig) te maaien of de koeien te laten weiden. Maaien stelt extra eisen aan de beschikbare mechanisatie en de beschikbare arbeid. Het uitbesteden van deze werkzaamheden betekent extra kosten voor loonwerk. Met de dieren op stal is er beter te bemesten en zullen de gewasopbrengsten bij de huidige normen hoger zijn. Hierdoor hoeft u wellicht minder ruwvoer aan te kopen. Bij weidegang is de verdeling van de meststoffen minder, daalt de productie en zullen de ruwvoeraankopen hoger zijn. Wat gaat u doen? Hoe gaat u inspelen op het nieuwe mestbeleid? Waar MINAS de gelegenheid bood om mineralen te ‘managen’ naar beperking van de onvermijdbare verliezen, is het nieuwe mestbeleid gericht op beperkte aanwending van stikstof en fosfaat. Dit vereist van u als ondernemer de bedrijfsopzet nog eens goed te bekijken. De te nemen maatregelen zijn sterk afhankelijk van de bedrijfssituatie. Het is raadzaam exact de
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
42
gevolgen van het nieuwe mestbeleid voor uw bedrijf in beeld te brengen en, wanneer nodig, de bedrijfsopzet aan te passen. De baten van de aanpassing moeten opwegen tegen de (extra) mestafzetkosten.
Semigratie Een praktijkvoorbeeld in het oosten van Duitsland Emigratie is uit, semigratie is in. De boel verkopen en in een ver oord opnieuw beginnen lijkt steeds minder in trek bij boeren. Een groeiend aantal ondernemers ziet uitstekende kansen om in Europa, vaak net over de grens in Duitsland, Tsjechië of Polen een tweede locatie op te starten. Met name voormalige Oostbloklanden bieden goede perspectieven. Maar wat beweegt iemand om zowel in Nederland als in het buitenland te ondernemen? Alfa sprak met de familie Beenen, melkveehouders uit Zeewolde, die in augustus 2004 een akkerbouw- en melkveebedrijf in het oosten van Duitsland overnam. Zij vertellen over hun afwegingen en ervaringen.
In de vroege lentezon ligt het melkveebedrijf van de familie Beenen er in de uitgestrekte Flevopolder mooi bij. We zitten aan de keukentafel bij Roelof (54 jaar) en Jannette (52 jaar) Beenen, die in 1990 in Zeewolde neerstreken vanuit Nijeveen (Drenthe). Verkassen is de familie wel gewend. De overgrootouders verhuisden rond 1900 van Staphorst naar Fluitenberg. In 1961 vertrok de familie Beenen naar een ruilverkavelingsboerderij in Nijeveen. Roelof Beenen was toen elf jaar oud. Van 1974 tot 1981 boerde hij er in maatschap met zijn vader. Omdat de verkaveling er niet optimaal was, probeerden zij een kavelruil tot stand te brengen. Dat mislukte echter. In 1989 dienden zij daarom een aanvraag in voor een kavel in de Flevopolder, waar ze een nieuw bedrijf wilden bouwen. Het bedrijf in Nijeveen was toen al uitgegroeid tot 460.000 kilogram melkquotum en zo’n 45 hectare grond. De aanvraag werd gehonoreerd en de familie Beenen kreeg een kavel van 54 hectare toegewezen. Ook kon het melkquotum worden uitgebreid tot 710.000 kilogram. De gunstige vetreferentie droeg hieraan bij. Vrij uniek was dat de familie de grond in eigendom verkreeg in plaats van in pacht, wat normaal gesproken overeengekomen wordt. De zeer gunstige financieringsregeling die de familie met de Nederlandse Staat overeenkwam, leidde ertoe dat direct een forse schaalvergroting kon worden doorgevoerd.
Alwin, Elina en Harwin op het bedrijf in Vettin
Eigen koers Kenmerkend voor de familie Beenen is de eigen koers die zij vaart. In Zeewolde bouwden zij direct op de groei, waarbij zij als één van de weinigen kozen voor een aannemer uit Friesland in plaats van uit de polder. De volledig onderkelderde stal met vrije overkapping biedt plaats aan 140 melkkoeien plus bijbehorend jongvee. Een groot deel van de grond verhuren ze aan naburige akkerbouwers, die er bollen, spruiten en plantuien telen. Daarnaast huren ze 27 hectare reserveringsgrond, stroken waarop
in de toekomst een snelweg wordt aangelegd. Hoewel ze redelijk moeilijk te bewerken zijn vanwege de vele bomen die er staan, zijn de reserveringsstroken met name uit oogpunt van mineralenmanagement aantrekkelijk. De grasbalen die er vanaf komen zijn geschikt voor het jongvee. De huiskavel omvat zeventien hectare waar op akkerbouwmatige wijze gras wordt geteeld. Daarnaast verbouwt de familie Beenen maïs op veertien hectare. Het hakselen van het gras en de maïs besteden ze uit. Het overige voer wordt aangekocht en de koeien blijven jaarrond op stal. Al met al is sprake van een efficiËnte en doelmatige bedrijfsopzet. Gecombineerd met vakmanschap en hard werken heeft dit geresulteerd in een groei naar 1.145.000 kilogram melkquotum. Toch is het bedrijf te klein. Roelof en Jannette Beenen hebben namelijk drie zonen, Harwin (27), Alwin (24) en Rowin (17), bij wie het boeren in het bloed zit. Pioniers Tijdens en na hun studie aan de HAS in Dronten hebben zowel Harwin als Alwin ervaringen opgedaan in het buitenland. Harwin werkte een half jaar mee op een melkveebedrijf in Portugal en keek rond in Frankrijk. Alwin vertrok naar Amerika en verdiepte zich in investeringsprojecten in Tsjechië. Lange tijd dacht de familie Beenen dat Tsjechië de beste perspectieven bood voor het overnemen van een melkveebedrijf. Harwin en zijn vriendin Elina Maliepaard (24 jaar), die hij op de HAS in Dronten leerde kennen, leerden zelfs de taal. In 2002 en 2003 bezochten zij diverse bedrijven, wat resulteerde in vergevorderde onderhandelingen. Uiteindelijk bleek het niet mogelijk om als buitenlander het volledige eigendom van de bedrijven te krijgen, iets wat de familie Beenen als voorwaarde stelde. Maar waarom wilden zij nu juist investeren in het voormalige Oostblok? Allereerst voelde Harwin om persoonlijke redenen weinig voor een stap over de oceaan naar Amerika, Canada of Nieuw-Zeeland. Temeer omdat er ook in Europa ruimte voor en behoefte aan grootschalige landbouw is. De factorkosten voor grond en quotum, die in Nederland erg hoog zijn, liggen in het voormalige Oostblok veel lager. Ook de nieuwe mestwetgeving maakt het boeren in Nederland lastig. ‘We mogen maar anderhalve koe op één heel dure hectare grond houden’, aldus Roelof Beenen. Daarom kwam in 2003 het vizier op Oost-Duitsland te liggen. Samen met een makelaar van Interfarms bezochten zij drie bedrijven in de deelstaat Brandenburg. Dat zaken doen in het buitenland verschilt van Nederland, daar kwamen de Beenens al snel achter. In november 2003 was er een mondeling
akkoord over de aankoop van een bedrijf. Toch ging de koop niet door. ‘Je hebt in die landen pas een bedrijf gekocht als de inkt is opgedroogd bij de notaris’, aldus Roelof Beenen. Lindenberger Agrar GmbH Op 15 augustus 2004 lukte het de familie Beenen wel om de noodzakelijke handtekeningen op papier te krijgen. Vanaf dat moment waren ze eigenaar van de Lindenberger Agrar GmbH, een gemengd akkerbouw- en melkveebedrijf met 420 hectare in eigendom, 1.430 hectare langlopende pacht, 425 melkkoeien en 3,4 miljoen kilogram melkquotum. Ook namen zij de twintig personeelsleden over. De Lindenberger Agrar GmbH heeft drie locaties: een graanopslag en mechanisatieloods, een kantoor in Lindenberg en een melkveebedrijf in Vettin. Hoewel het bedrijf in eerste instantie te groot leek, sprak de staat waarin de gebouwen de grond en het machinepark verkeerden de familie Beenen aan. Het melkveebedrijf was van oorsprong een jongveeopfokcentrum voor 1.200 vaarzen. In 1993 werd deze locatie verbouwd tot een melkveebedrijf met een 36stands draaimelkstal en 500 ligplaatsen. Omdat de Oost-Duitsers nogal argwanend waren ten tijde van de onderhandelingen, besloot Harwin om zijn goede wil te tonen. Vanaf juni werkte hij daarom al regelmatig mee op het bedrijf. De argwaan werd veroorzaakt doordat in de omgeving enkele bedrijven door Nederlanders waren gekocht en ‘leeg’getrokken. Gevolg was dat enkele dorpen langzaam leegbloedden. De eigendomsgrond werd uiteindelijk tussen de 1.500 en 3.000 euro per hectare gewaardeerd. Alle aandelen van de vier voormalige eigenaren werden overgenomen. Deze worden in termijnen overgeschreven, om de langlopende pachtovereenkomsten met de Duitse staat aan te kunnen houden. De pachtprijs voor deze gronden, 570 hectare groot, ligt zeer laag dankzij de steun die de Duitse staat gaf aan de landbouw na de Wende in 1989. De MacSharry-premies die op deze grond rusten, overtreffen zelfs de pachtprijs. De totale omzet van het bedrijf komt voor ongeveer tweederde uit de akkerbouwtak en voor eenderde uit de melkveetak. Vakmanschap en ondernemerschap Voor de overname draaide met name het melkveebedrijf technisch erg slecht. Dat veranderde snel dankzij het vakmanschap van familie Beenen. Ze wisten al na ongeveer negen maanden de melkproductie te verdubbelen, door in te grijpen in het voedermanagement en de tochtigheidscontrole. De permanente aanwezigheid van Harwin, Elina en Alwin is natuurlijk een groot voordeel, erkent Jannette Beenen. Financieel gezien was 2004 was een uitstekend
jaar voor de Beenens. De gewasopbrengsten waren goed en de prijzen redelijk. Dit maakte het mogelijk een groot deel van de hoge kortlopende schulden af te lossen. Daarnaast is er behoorlijk veel voer gewonnen voor het melkveebedrijf. De onderhandelingen bij de bank ten tijde van de overname verliepen moeizaam. In tegenstelling tot Nederlandse banken zijn Duitse niet bereid om te financieren op liquiditeit en ondernemerschap; ze willen zekerheid. Uiteindelijk moest een forse hypotheek worden opgenomen met als onderpand het bedrijf in Nederland. Ondanks de hulp van Interfarms en een uitstekende plaatselijke notaris is Roelof Beenen van mening dat je zelf overal de regie in moet houden. Dat raadt hij semigranten dan ook sterk aan. Toekomst Op onze vraag wat de strategie is voor de komende jaren, antwoorden de Beenens: ‘hard werken en reserves opbouwen’. ‘Hoewel het afgelopen jaar prima is verlopen moeten we ook rekening houden met slechte oogsten en slechte opbrengstprijzen,’ aldus Jannette Beenen. Ook voelen ze een verplichting jegens het personeel in Lindenberg. ‘We kunnen hen natuurlijk vervangen door goedkope arbeidskrachten uit bijvoorbeeld Polen, maar dat zou niet fair zijn. Sommige personeelsleden hebben al een heel lange staat van dienst binnen het bedrijf’. Ook voor de vertrouwensrelatie met de kleine leefgemeenschap in Lindenberg zou dit uitermate slecht zijn. ‘Het bedrijf bloeit weer en dat geeft de mensen energie. Samen zullen we proberen er een florerend bedrijf van te maken,’ aldus Roelof Beenen. Na het vertrek van Harwin, Elina en Alwin naar Lindenberg is besloten om thuis in Zeewolde een arbeidskracht aan te trekken voor 37,5 uur per week. Samen met hun jongste zoon, die in het eindexamenjaar van de HAVO zit, kunnen ze zodoende het werk ook hier rondzetten.
Roelof, Janette en Rowin Beenen op het bedrijf in Zeewolde.
‘Je hebt in die landen pas een bedrijf gekocht als de inkt is opgedroogd bij de notaris’, aldus Roelof Beenen.
45
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Deel III
Overzichten
Overzicht 1 Ontwikkeling van de bedrijfsstructuur 2003
2004
Verschil
%
33,43 0,67 5,34 0,09 39,53
33,48 0,85 5,88 0,09 40,31
0,05 0,18 0,54 0,00 0,78
0,2% 27,3% 10,2% -0,1% 2,0%
543.958 23.199 -3.568 563.590
580.105 5.504 -6.806 578.802
36.146 -17.696 -3.238 15.213
6,6% -76,3% 90,7% 2,7%
4,22
4,22
Omvang veestapel Melk- en kalfkoeien Jongvee > 2 jaar Jongvee 1-2 jaar Jongvee < 1 jaar Fokstieren
70,22 2,41 22,05 22,68 1,69
70,91 2,12 22,23 22,43 1,56
0,68 -0,29 0,19 -0,24 -0,13
1,0% -12,1% 0,8% -1,1% -7,7%
Bedrijfsomvang in NGE Melkvee
102,9
102,7
-0,1
-0,1%
1,4 0,1 0,0 1,5
1,4 0,1 0,1 1,6
0,1
6,0%
Grondgebruik melkveehouderij in ha Grasland Grasland met gebruiksbeperking (effectief) Snijmaïs Overige voedergewassen Totaal Melkquotum in kg Eigendom Lease Verlease Gebruiksquotum Referentie vet % gebruiksquotum
Arbeidsbezetting in VAK voor melkvee Ondernemers Gezin Vreemd VAK
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
48
Overzicht 2 Ontwikkeling van de technische resultaten 2003
2004
Verschil
%
Productiegegevens Totale melkproductie (kg) % vet % eiwit Totale meetmelkproductie (kg) Meetmelk per koe
550.512 4,37 3,47 579.030 8.251
559.637 4,38 3,48 589.527 8.296
9.125 0,01 0,01 10.497 45
1,7% 0,1% 0,2% 1,8% 0,5%
% geboorten % kalversterfte % gestorven andere runderen % verkoop melkkoeien Jongvee per 10 melkkoeien
103,4 10,3 1,6 25,0 6,68
104,1 9,1 1,9 25,7 6,57
0,7 -1,2 0,3 0,7 -0,11
0,7% -11,9% 18,7% 2,8% -1,7%
Prijzen -Verkoop Melkvee Vrouwelijk jongvee > 2 jaar Vrouwelijk jongvee 1-2 jaar Jongvee < 1 jaar Fokstieren > 1 jaar
345 580 474 189 737
374 613 514 179 725
29 32 39 -10 -12
8,5% 5,6% 8,3% -5,3% -1,6%
-Aankoop Melkvee en jongvee > 1 jaar
828
868
39
4,8%
KVEM Krachtvoer / 100 kg MM 24,10 KVEM Krachtvoervervanger / 100 kg MM 3,82 KVEM Aankoop ruwvoer / 100 kg MM 4,13
23,00 3,66 4,23
-1,09 -0,15 0,09
-4,5% -4,0% 2,3%
Melk in euro / 100 kg geleverde melk Melk in euro / 100 kg MM Krachtvoer in euro / 100 KVEM Krachtvoervervanger in euro / 100 KVEM Aangekocht ruwvoer in euro / 100 KVEM Verkocht ruwvoer in euro / 100 KVEM
33,31 31,65 19,51 15,88 15,88 10,52
32,17 30,54 20,05 16,11 14,98 11,62
-1,14 -1,11 0,54 0,22 -0,90 1,10
-3,4% -3,5% 2,8% 1,4% -5,7% 10,4%
Per VAK NGE Melkkoeien Meetmelk (kg)
71,8 48,0 394.702
70,1 48,4 401.183
-1,7 0,4 6.481
-2,4% 0,9% 1,6%
Per ha Melkkoeien GDE Meetmelk (kg)
1,82 2,72 15.048
1,80 2,68 14.996
-0,02 -0,03 -52
-1,0% -1,2% -0,3%
KVEM benutting per ha Behoefte: Melkkoeien Jongvee en fokstieren Overig vee Totaal
(a)
10.929 2.425 67 13.421
10.864 2.340 56 13.260
-65 -85 -11 -161
-0,6% -3,5% -16,1% -1,2%
(b)
3.622 591 713 4.926
3.439 584 758 4.781
-183 -7 45 -145
-5,0% -1,1% 6,2% -2,9%
8.495
8.479
-16
-0,2%
Verbruik: Krachtvoer Krachtvoervervangers Ruwvoer Totaal Netto productie (a - b)
49
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Overzicht 3 Ontwikkeling van het resultaat absoluut 2003 Saldi Saldo melkvee Verlease melkquotum Werk voor derden Melkpremie Overige bedrijfsopbrengsten Bedrijfssaldo (a) Niet toegerekende kosten Betaalde arbeid Loonwerk Onderhoud verzekeringen machines en werktuigen Onderhoud verzekeringen grond, gebouwen en installaties Nutsvoorzieningen Eigendomslasten Mestafzetkosten Minasheffingen Algemene kosten Correctie BTW Totaal (b) Beschikbaar voor HARR (huur, afschrijving, rente en resultaat) (a-b) (c) Huur, afschrijving en rente (HAR) Pacht Lease melkquotum Afschrijving melkquotum Afschrijving grond, gebouwen en installaties Afschrijving machines en werktuigen Afschrijving overig Betaalde rente Totaal HAR Resultaat gewone bedrijfsvoering (c-d) Saldo incidentele baten en lasten Resultaat
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
50
per 100 kilogram meetmelk
2004
Verschil
%
2003
2004
Verschil
%
142.838 138.946 596 1.579 1.264 1666 0 6.625 6.238 5.917 150.936 154.733
-3.892 983 403 6.625 -321 3.797
-2,7% 165,0% 31,9%
23,56 0,28 0,31 1,13 1,01 26,29
-1,09 0,17 0,07 1,13 -0,09 0,19
-4,4% 139,0% 31,1%
-5,2% 2,5%
24,65 0,12 0,23 0,00 1,10 26,10
-8,1% 0,7%
1.965 12.036
2.328 13.137
363 1.101
18,5% 9,1%
0,29 2,04
0,34 2,23
0,05 0,19
17,9% 9,2%
15.186
15.932
746
4,9%
2,64
2,74
0,10
3,9%
2.613 5.695 3.351 274 67 8.254 385 49.826
2.504 6.030 3.328 155 30 8.471 419 52.334
-109 335 -23 -119 -37 217 34 2.508
-4,1% 5,9% -0,7% -43,6% -55,0% 2,6% 8,8% 5,0%
0,44 1,04 0,59 0,04 0,01 1,47 0,09 8,65
0,43 1,09 0,59 0,02 0,01 1,51 0,08 9,04
-0,01 0,05 -0,01 -0,02 0,00 0,04 -0,01 0,39
-1,3% 5,1% -1,3% -44,1% -25,0% 2,4% -13,3% 4,5%
101.110 102.399
1.289
1,3%
17,45
17,25
-0,20
-1,1%
6.854 5.314 27.252
7.052 2.957 30.443
197 -2.357 3.190
2,9% -44,4% 11,7%
1,23 0,93 4,57
1,23 0,49 4,97
0,00 -0,45 0,39
-0,1% -47,8% 8,6%
13.381
13.021
-360
-2,7%
2,35
2,26
-0,09
-3,6%
(d)
10.966 45 22.108 85.920
11.349 23 22071 86916
383 -22 -36 996
3,5% -48,8% -0,2% 1,2%
1,85 0,01 3,73 14,67
1,90 0,00 3,69 14,54
0,05 0,00 -0,04 -0,13
2,9% 0,00 -1,0% -0,9%
(e)
15.190
15.483
293
1,9%
2,78
2,71
-0,07
-2,5%
1.165 16.355
3.320 18.803
2.155 2.448
185,1% 15,0%
0,20 2,98
0,55 3,26
0,35 0,29
175,0% 9,9%
Overzicht 4 Ontwikkeling van het saldo absoluut 2003 Opbrengsten Melkopbrengsten Superheffing Kwaliteitsregeling Omzet en aanwas Overige opbrengsten Totaal Voerkosten Krachtvoer Krachtvoervervangers Aankoop ruwvoer Melkproducten Overige voerkosten Totaal
(a)
(b)
Opbrengsten – voerkosten (a-b) Kosten melkvee Gezondheidszorg Medicijnen Veeverbetering Strooisel Overige kosten melkvee Totaal
per 100 kilogram meetmelk
2004
Verschil
%
2003
2004
Verschil
%
183.905 180.823 -343 -415 27 58 14.735 15.533 2.082 2.242 200.406 198.241
-3.082 -72 31 798 160 -2.165
-1,7% 21,1% 114,3% 5,4% 7,7% -1,1%
31,71 -0,06 0,00 2,55 0,38 34,58
30,61 -0,08 0,01 2,65 0,39 33,58
-1,10 -0,02 0,01 0,10 0,01 -1,00
-3,5% 33,3% 0,0% 3,8% 2,6% -2,9%
27.247 3.571 3.115 650 1.341 35.924
-65 307 -386 -120 229 -36
-0,2% 9,4% -11,0% -15,6% 20,6% -0,1%
4,70 0,56 0,64 0,13 0,18 6,21
4,61 0,57 0,55 0,11 0,22 6,06
-0,09 0,01 -0,08 -0,02 0,04 -0,14
-1,9% 2,1% -13,2% -14,7% 20,3% -2,3%
164.447 162.317
-2.130
-1,3%
28,37
27,52
-0,85
-3,0%
27.312 3.265 3.500 770 1.112 35.959
(c)
4.243 1.668 4.801 2.010 1.099 13.821
3.950 2.426 4.974 1.980 1.358 14.688
-293 758 172 -30 260 867
-6,9% 45,5% 3,6% -1,5% 23,6% 6,3%
0,72 0,31 0,83 0,33 0,18 2,37
0,68 0,42 0,85 0,32 0,21 2,48
-0,04 0,11 0,02 -0,01 0,02 0,11
-5,1% 34,9% 2,2% -1,6% 13,0% 4,6%
Kosten grasland en voedergewassen Meststoffen Zaaizaad Gewasbescherming Overige Totaal
(d)
4.624 1.625 1.079 460 7.788
5.498 1.488 1.279 418 8.683
874 -137 200 -42 895
18,9% -8,4% 18,5% -9,1% 11,5%
0,82 0,27 0,18 0,10 1,35
0,96 0,24 0,21 0,07 1,48
0,14 -0,02 0,03 -0,03 0,14
16,9% -9,1% 19,1% -30,0% 10,0%
Totaal toegerekende kosten (b+c+d)
(e)
57.568
59.295
1.727
3,0%
9,93
10,02
0,10
1,0%
142.838 138.946
-3.892
-2,7%
24,65
23,56
-1,09
-4,4%
Saldo melkvee (a-e)
51
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Overzicht 5 Ontwikkeling van de liquiditeitspositie 2003
2004
Verschil
%
Resultaat
(a)
16.355
18.803
2.448
15,0%
Afschrijvingen Mutaties voorraden Mutaties kortlopende vorderingen en schulden Mutatie reserves Mutatie voorzieningen Beschikbaar uit bedrijf (a+b-c+d+e+f)
(b) (c)
51.644 1.583
54.836 1.505
3.194 -78
6,2% -4,9%
(d) (e) (f) (g)
-335 -1.194 -110 64.777
76 383 -93 72.500
410 1577 17 7.726
-122,3% -132,4% -15,8% 11,9%
Financiering Opgenomen lening Aflossing Saldo (h-i)
(h) (i) (j)
55.133 19.619 35.514
71.356 21.252 50.104
16.223 1.633 14.589
29,4% 8,3% 41,1%
(k)
-2.297 35.735 24.789 15.246 398 13 73.884
292 53.299 24.440 14.630 414 586 93.661
2.589 17.564 -348 -617 16 573 19.777
-112,7% 49,2% -1,4% -4,0% 3,9% 4.407,7% 26,8%
(l)
-358 2.997 -523 21.543 5.399 29.058
-915 2.794 -1.863 21.760 -2.835 18.940
-559 -203 -1.339 217 -8.234 -10.118
157,0% -6,8% 255,9% 1,0% -152,5% -34,8%
-2.651
10.003
12.655
477,0%
Investeringen Financiële vaste activa Melkquotum Grond en gebouwen Machines en werktuigen Vee Overig Saldo Stortingen/onttrekkingen Buitenvennootschappelijke stortingen Buitenvennootschappelijke onttrekkingen Incidenteel buitenvennootschappelijk Saldo privé Incidenteel privé Totaal Ontwikkeling liquide middelen (g+j-k-l)
Overzicht 6 Bedrijfsstructuur ingedeeld naar intensiteit 2004 meetmelkproductie / hectare
Grondgebruik melkveehouderij in ha Grasland Grasland met gebruiksbeperking (effectief) Snijmaïs Overige voedergewassen Totaal Melkquotum in kg Eigendom Lease Verlease Gebruiksquotum Referentie vet % gebruiksquotum Omvang veestapel Melk- en kalfkoeien Jongvee > 2 jaar Jongvee 1-2 jaar Jongvee < 1 jaar Fokstieren Bedrijfsomvang in NGE Melkvee Arbeidsbezetting in VAK voor melkvee Ondernemers Gezin Vreemd VAK
<13.500
13.500 - 16.500
>16.500
37,76 1,33 5,95 0,00 45,04
32,55 0,65 5,62 0,15 38,95
30,13 0,58 6,13 0,11 36,93
499.711 4.995 -4.097 500.609
568.290 4.682 -5.000 567.972
675.960 6.943 -11.605 671.298
4,16
4,23
4,26
67,74 2,89 23,88 22,26 1,64
67,72 1,47 21,42 21,86 1,68
77,72 2,06 21,45 23,25 1,35
99,3
98,5
110,9
1,4 0,0 0,0 1,4
1,4 0,1 0,0 1,5
1,5 0,1 0,1 1,7
53
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Overzicht 7 Technische resultaten ingedeeld naar intensiteit 2004 meetmelkproductie / hectare <13.500
13.500 - 16.500
>16.500
Productiegegevens Totale melkproductie (kg) % vet % eiwit Totale meetmelkproductie (kg) Meetmelk per koe
487.997 4,31 3,45 508.733 7.550
546.248 4,41 3,48 577.494 8.499
648.243 4,41 3,50 686.039 8.837
% geboorten % kalversterfte % gestorven andere runderen % verkoop melkkoeien Jongvee per 10 melkkoeien
101,1 10,0 1,5 27,9 7,13
107,2 8,2 1,9 25,8 6,50
103,6 9,1 2,2 23,2 6,06
Prijzen vee en voer -Verkoop Melkvee Vrouwelijk jongvee > 2 jaar Vrouwelijk jongvee 1-2 jaar Jongvee < 1jaar Fokstieren > 1 jaar
367 696 517 168 522
375 539 547 183 913
379 594 479 188 845
-Aankoop Melkvee en jongvee > 1 jaar
736
790
977
KVEM Krachtvoer / 100 kg MM KVEM Krachtvoervervanger / 100kg MM KVEM Aankoop ruwvoer / 100kg MM
23,61 2,26 1,69
22,68 3,63 3,85
22,73 5,14 7,26
Melk in euro / 100 kg geleverde melk Melk in euro / 100 kg MM Krachtvoer in euro / 100 KVEM Krachtvoervervanger in euro / 100 KVEM Aangekocht ruwvoer in euro / 100 KVEM Verkocht ruwvoer in euro / 100 KVEM
31,56 30,24 19,95 15,44 15,46 13,67
32,42 30,64 20,08 15,76 15,29 9,57
32,52 30,73 20,12 16,83 14,31 -
Per VAK NGE Melkkoeien Meetmelk (kg)
72,5 49,4 371.096
65,2 44,9 383.676
73,0 51,3 451.638
Per ha Melkkoeien GDE Meetmelk (kg)
1,52 2,19 11.413
1,77 2,66 14.893
2,14 3,21 18.796
KVEM benutting per ha Behoefte: Melkkoeien Jongvee en fokstieren Overig vee Totaal
(a)
8.587 2.194 53 10.834
10.735 2.308 96 13.139
13.348 2.527 16 15.891
(b)
2.709 251 247 3.207
3.375 541 578 4.494
4.262 975 1.484 6.721
7.627
8.645
9.170
Verbruik: Krachtvoer Krachtvoervervangers Ruwvoer Totaal Netto productie (a - b)
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
54
Overzicht 8 Resultaat ingedeeld naar intensiteit 2004 meetmelkproductie / hectare
<13.500
absoluut 13.500 -16.500 >16.500
124.033 1.292 1.427 5.769 6.741 139.262
136.758 1.212 1.777 6.542 5.536 151.825
156.723 2.283 1.789 7.598 5.494 173.887
24,25 0,29 0,23 1,15 1,24 27,16
23,58 0,25 0,30 1,14 1,00 26,27
22,82 0,32 0,39 1,11 0,79 25,43
1.870 11.858 13.959
2.075 12.230 15.529
3.082 15.463 18.412
0,29 2,38 2,78
0,31 2,11 2,76
0,42 2,19 2,69
1.464 5.501 3.454 0 46 7.749 524 46.425
3.512 6.007 3.490 5 30 8.235 467 51.580
2.451 6.601 3.019 481 14 9.478 258 59.259
0,34 1,16 0,71 0,00 0,01 1,63 0,10 9,40
0,58 1,09 0,60 0,00 0,00 1,50 0,08 9,03
0,36 1,01 0,45 0,07 0,01 1,40 0,06 8,66
Beschikbaar voor HARR (huur, afschrijving, rente en resultaat) (a-b) (c)
92.837
100.245
114.628
17,76
17,24
16,77
Huur, afschrijving, en rente (HAR) Pacht Lease melkquotum Afschrijving melkquotum Afschrijving grond, gebouwen en installaties Afschrijving machines en werktuigen Afschrijving overig Betaalde rente Totaal HAR
(d)
7.663 2.159 19.695 12.548 10.273 0 18.664 71.002
6.055 2.156 31.445 13.578 10.994 5 21.714 85.947
7.534 4.671 40.381 12.888 12.852 67 25.975 104.368
1,50 0,39 3,77 2,52 1,98 0,00 3,70 13,86
1,16 0,38 5,27 2,35 1,92 0,00 3,62 14,70
1,04 0,71 5,85 1,89 1,80 0,00 3,78 15,07
Resultaat (c-d)
(e)
21.835
14.298
10.260
3,90
2,54
1,70
6.351 28.186
2.844 17.142
733 10.993
0,92 4,82
0,61 3,15
0,10 1,80
Saldi Saldo melkvee Verlease melkquotum Werk voor derden Melkpremie Overige bedrijfsopbrengsten Bedrijfssaldo
(a)
Niet toegerekende kosten Betaalde arbeid Loonwerk Onderhoud verzekeringen machines en werktuigen Onderhoud verzekeringen grond, gebouwen en installaties Nutsvoorzieningen Eigendomslasten Mestafzetkosten Minasheffingen Algemene kosten Correctie BTW Totaal (b)
Saldo incidentele baten en lasten Resultaat
per 100 kilogram meetmelk 13.500 <13.500 -16.500 >16.500
Overzicht 9 Saldo ingedeeld naar intensiteit 2004 meetmelkproductie / hectare
<13.500
absoluut 13.500 -16.500 >16.500
(a)
155.218 -733 95 15.201 2.196 171.977
177.099 -70 -20 15.317 2.564 194.890
211.309 -472 105 16.115 1.932 228.989
30,40 -0,18 0,02 3,01 0,42 33,67
30,65 -0,01 0,00 2,60 0,46 33,70
30,79 -0,07 0,02 2,33 0,28 33,35
(b)
24.241 1.582 767 579 828 27.998
260.98 3.789 2.889 665 1.176 34.616
31.619 5.375 5.780 707 2.052 45.534
4,72 0,33 0,16 0,10 0,17 5,48
4,54 0,59 0,58 0,11 0,22 6,04
4,56 0,79 0,93 0,10 0,30 6,68
143.979
160.274
183.455
28,19
27,66
26,67
(c)
3.345 1.662 4.190 1.577 944 11.717
44.86 2.534 4.816 1.843 1.150 14.830
3.976 3.091 5.955 2.549 2.015 17.586
0,66 0,36 0,83 0,30 0,17 2,32
0,79 0,44 0,84 0,31 0,19 2,57
0,58 0,46 0,88 0,36 0,26 2,54
Kosten grasland en voedergewassen Meststoffen Zaaizaad Gewasbescherming Overige Totaal
(d)
5.259 1.438 1.248 285 8.229
5.700 1.335 1.245 406 8.686
5.520 1.709 1.350 567 9.146
1,08 0,26 0,23 0,05 1,62
0,99 0,23 0,21 0,08 1,51
0,80 0,24 0,19 0,08 1,31
Totaal toegerekende kosten (b+c+d)
(e)
47.944
58.132
72.266
9,42
10,12
10,53
124.033
136.758
156.723
24,25
23,58
22,82
Opbrengsten Melkopbrengsten Superheffing Kwaliteitsregeling Omzet en aanwas Overige opbrengsten Totaal Voerkosten Krachtvoer Krachtvoervervangers Aankoop ruwvoer Melkproducten Overige voerkosten Totaal Opbrengsten – voerkosten (a-b) Kosten melkvee Gezondheidszorg Medicijnen Veeverbetering Strooisel Overige kosten melkvee Totaal
Saldo melkvee (a-e)
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
56
per 100 kilogram meetmelk 13.500 <13.500 -16.500 >16.500
Overzicht 10 Ontwikkeling van de liquiditeitspositie ingedeeld naar intensiteit 2004 meetmelkproductie / hectare <13.500
13.500 - 16.500
>16.500
Resultaat
(a)
28.186
17.142
10.993
Afschrijvingen Mutaties voorraden Mutaties kortlopende vorderingen en schulden Mutatie reserves Mutatie voorzieningen Beschikbaar uit bedrijf (a+b-c+d+e+f)
(b) (c) (d) (e) (f) (g)
42.516 1.580 1.410 30 -194 70.368
56.022 1.501 3.009 158 -84 74.748
66.188 1.432 -4.569 1.007 0 72.187
Financiering Opgenomen lening Aflossing Saldo (h-i)
(h) (i) (j)
54.679 16.932 37.747
55.667 20.181 35.486
105.990 26.888 79.102
(k)
118 39.149 28.312 15.027 -637 0 81.969
-21 46.938 21.196 11.650 264 1.508 81.535
820 74.941 24.074 17.542 1.661 160 119.198
(l)
0 3.074 -3.983 21.539 -2.861 17.769
-2.345 3.237 -2.346 21.055 -2.248 17.353
-264 2.012 857 22.773 -3.464 21.914
8.377
11.346
10.177
Investeringen Financiële vaste activa Melkquotum Grond en gebouwen Machines en werktuigen Vee Overig Saldo Stortingen/onttrekkingen Buitenvennootschappelijke stortingen Buitenvennootschappelijke onttrekkingen Incidenteel buitenvennootschappelijk Saldo privé Incidenteel privé Totaal Ontwikkeling liquide middelen (g+j-k-l)
57
Alfa - Cijfers die Spreken 2004
Aan deze uitgave hebben meegewerkt Artikelen Drs. Arne de Beer Ir. Aswin Endeman ab Ir. Wim Esselink ab Ir. Henk Overbeek ab Ing. Jappie Rijpma ab Analyse en overzichten Ir. Sake Roelof Kooistra Interview Familie Beenen, melkveehouders te Zeewolde Redactie en tekstcorrectie Ir. Jeroen van den Hengel Drs. Francine Smink, Nieuwe Zinnen tekst + advies, Ede Opmaak en drukwerk drukkers die meedenken.nl Alhoewel bij het samenstellen van deze uitgave de uiterste zorgvuldigheid is betracht, stelt Alfa Accountants en Adviseurs zich niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden. Overnemen en vermenigvuldigen (van gedeelten) van de inhoud van deze brochure is toegestaan met bronvermelding.
Alfa Accountants en Adviseurs B.V. Aalsmeer Aalten Assen Barneveld Bennekom Bleiswijk Boskoop Dodewaard Gerkesklooster Gorinchem Groningen Hardenberg Heerhugowaard Heythuysen Hoogeveen Klazienaveen Leeuwarden Meppel Naaldwijk Nijkerk Oldebroek Ommen Raamsdonksveer Veenendaal Wageningen Wierden IJsselmuiden IJsselstein Zelhem Zwolle
Alfa Accountants en Adviseurs is een adviesorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf en de agrarische sector. Alfa is voor haar klanten een partner in het ondernemerschap en met ruim 30 vestigingen thuis in iedere regio. Ruim 750 medewerkers beschikken over deskundigheid, kennis en inzicht om in te spelen op de behoeftes van de ondernemer.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ons hoofdkantoor. Alfa Accountants en Adviseurs Agro Business Park 85-87 6708 PV Wageningen T: 0317 423865 F: 0317 420069 www.alfa-accountants.nl
De ondernemende mens
centraal
www.alfa-accountants.nl